Antwoorden 5 vwo – 4 Stedelijke gebieden 1 Free runners run free 1 a b c d
Zo'n wijk met lage portiekflats dateert uit 1960-1965. Recreatie (basketbal en 'hangen'). Het is bedoeld om jongeren bij de buurt te betrekken, hen te wijzen op hun verantwoordelijkheid voor de leefbaarheid en sfeer in de buurt. Overlast door jongeren.
2 a b c d e f
CE Eigen antwoord. Buurt, lokaal, regionaal, nationaal. Hoogst: paragraaf 2 over de Randstad en de rest (van Nederland): het nationale schaalniveau. Vanaf paragraaf 8 gaat het over het buurtniveau. Eigen antwoord. Eigen antwoord.
3 a
b
c
0-12: kinderen op bron 2, 13-19: jongeren op alle bronnen en in het verhaal, 20-65: volwassenen, zoals de dude van de gemeente, 65+: ouderen zoals de oude man met de hond. Wonen in de flat van bron 2, werken in de winkels van bron 3, als gemeenteambtenaar of filmer, recreatie op de wipkippen in bron 2 of de behoefte eraan van de freerunners. Verkeer blijkt uit alle infrastructuur op de kaart. Hoogbouw in het groen. Toelichting: de flat is typisch voor de naoorlogse periode met woningnood. Er werden snel veel portiekflats gebouwd, met voldoende groen voor kinderen en huisvrouwen. Tegenwoordig zijn deze wijken goedkoop en wat vervallen en worden ze overal opgeknapt.
4 a b c d
Freerunning is een soort sport waarbij je zo soepel mogelijk allerlei hindernissen in de stad overwint. Je gebruikt alleen je eigen lichaam. Eigen antwoord. Bijvoorbeeld: er is een halfpipe voor skateboarders, er is een 'parcours' voor crossfietsen (BMX). Antwoorden verschillen. Bijvoorbeeld: om te winkelen, uit te gaan, om te werken, naar school te gaan enz. Antwoorden verschillen. Bijvoorbeeld: veel verschillende winkel- en uitgaansmogelijkheden, veiligheid, veel aanbod van werk, school.
© NOORDHOFF UITGEVERS BV 2012 ANTWOORDEN 5 VWO – 4 STEDELIJKE GEBIEDEN
1
5 Eigen antwoord.
6 1 2
Wel, want hoe beter de infrastructuur is ontwikkeld, des te groter is de bereikbaarheid. Wel, want in de compacte stad wordt de drempelwaarde van voorzieningen eerder gehaald, omdat de bevolkingsdichtheid hoger is. Niet, want in de meeste gemeenten is geen CBD. In steden zie je wel dat wonen in de binnenstad heeft plaatsgemaakt voor werken en recreatie. Wel, want de ruimtelijke ordening houdt rekening met de verzorgingsgebieden van steden en voorzieningen. Wel, want ook al heeft een stad meerdere centra, dan nog is het één gemeente.
3 4 5
7 a Heerlen Amsterdam Den Haag Utrecht Rotterdam Assen Eindhoven Hengelo Arnhem b c d e
Maastricht Zaandam Delft Amersfoort Zoetermeer Groningen ’s-Hertogenbosch Enschede Nijmegen
Rotterdam, Amsterdam, Utrecht, Den Haag. 21 Omdat de problemen zich over de grenzen van de stad uitstrekken, om te kunnen samenwerken met andere gemeenten. Over infrastructuur, woningbouw, jeugdbeleid, criminaliteit, detailhandel, bedrijventerreinen, groenvoorzieningen.
8 a b
c
Antwoorden verschillen, bijvoorbeeld: asociale bewoners, rommel op straat, overlast, vervallen huizen. 2 bewoners zelf 5 wijkorganisatie 3 stadsbestuur 4 provinciaal bestuur 1 landelijke overheid Ruimtegebrek, vervuiling, verkeersopstoppingen.
© NOORDHOFF UITGEVERS BV 2012 ANTWOORDEN 5 VWO – 4 STEDELIJKE GEBIEDEN
2
2 De Randstad en de rest 1 a b c
Stedelijk gebied. Netwerkstad.
d
De Randstad bestaat uit meerdere steden.
2 a
b c
Nee, de vier grote steden hebben een groter aantal inkomende forensen dan uitgaande forensen, de meeste kleinere steden andersom. Dat komt omdat er een scheiding tussen wonen en werken is: in de grote steden werkt men, in de gemeenten eromheen woont men (oorzaak). Mensen reizen dus elke dag op en neer naar hun werk (gevolg). Haarlemmermeer, doordat Schiphol veel werkgelegenheid biedt. Stadsbewoners recreëren in het Groene Hart, bewoners van het Groene Hart gaan uit in de steden, winkelen er, studeren er, werken er, boerenbedrijven leveren melk en andere producten voor de stedelingen. Maar er zijn nog veel andere functionele relaties te noemen, zoals sportcompetities, familiebezoek, distributie, goederen en dienstenleveranties, telefoon en dataverkeer enz.
3 a b c
d
Noord-Holland, Zuid-Holland, Utrecht, Flevoland. Stedenring Centraal Nederland. Bedrijven en bewoners verplaatsen zich uit de Randstad naar de halfwegzone. Het ruimtegebrek in de Randstad leidt tot hoge grondprijzen en een verstopt wegennet. Plaatsen in de halfwegzone worden daardoor aantrekkelijker voor bedrijven en huisvesting. Voor: de economie vereist verdere groei en daar is steeds meer ruimte voor nodig. Tegen: het beleid zorgt ervoor dat de gebieden gescheiden blijven door natuur; het landschap blijft behouden.
© NOORDHOFF UITGEVERS BV 2012 ANTWOORDEN 5 VWO – 4 STEDELIJKE GEBIEDEN
3
4 a b
Urbanisatie, uitbreiding van de stad. In de Noord- of Zuidvleugel, niet in het Groene Hart, want dit gebied verstedelijkt maar in een heel laag tempo.
5 a
b c d
e
Onze economie is sterk gericht op handel met het buitenland. Door importen is Rotterdam gegroeid, door exporten de route naar het Ruhrgebied en het economisch kerngebied van de EU: ten zuidoosten van Nederland. Daarom zijn de vervoersassen in die richting ontwikkeld. Bedrijven vestigen zich langs de vervoersassen, daardoor groeien ook de steden langs de assen. Woerden en Gouda zijn beide historische steden. Gouda ligt bij de splitsing van Gouwe en Hollandse IJssel en Woerden aan de Oude Rijn. Dit waren belangrijke vervoersaders in die tijd. In de negentiende en twintigste eeuw werden de spoorwegen en de A12 aangelegd. Langs infrastructuur ontstaat (door handel, industrie, wonen en dienstverlening) altijd een hogere bebouwingsgraad dan op het platteland. Het beleid is altijd gericht geweest op het beperken van de verstedelijking van het Groene Hart.
6 a b c
d e
Voorzieningen waarvan de wijde omgeving van een stad gebruik kan maken. Wel: conservatorium, internationaal hotel- & congrescentrum, internationale ondernemingen TomTom en Vodafone; niet: woningen, winkels, horecagelegenheden. Voor: Amsterdam heeft de meeste winkeltrips binnen de gemeente, trekt ook iets meer klanten uit iets meer gemeenten van iets verder weg. Tegen: de verschillen met de andere grote steden zijn niet groot, bovendien is niet duidelijk wat de richting is van de winkeltrips. Nabijheid hoogopgeleid personeel, goede bereikbaarheid via station. Mooi uitzicht over het IJ, luxe uitstraling, nabijheid historische binnenstad, nabijheid culturele voorzieningen in de binnenstad.
7 a b c d
Noordvleugel, brp/inwoner is het hoogst. In de kernsteden van de Noordvleugel is het brp/inwoner hoger en groeide het brp sneller dan in de kernsteden van de Zuidvleugel. Verklaring: daar is een hogere bevolkingsgroei en een groter aandeel hoogopgeleide beroepsbevolking. Hoe hoger het opleidingsniveau, hoe hoger het inkomen.
8 1 de Randstad, 2 de Noordvleugel, 3 de Zuidvleugel, 4 het Groene Hart, 5 functionele relaties, 6 een urban field, 7 het stedelijk netwerk, 8 de Deltametropool, 9 de grootstedelijke functies, 10 de halfwegzone.
© NOORDHOFF UITGEVERS BV 2012 ANTWOORDEN 5 VWO – 4 STEDELIJKE GEBIEDEN
4
3 De Randstad en de ruimte 1 a b c d
Het geheel van regels en wetten over het gebruik van de ruimte. Omdat de ruimte in Nederland schaars is, treden vaak belangenconflicten op in het gebruik van ruimte. Dit moet gereguleerd worden, anders ontstaan grote problemen of conflicten. Bijvoorbeeld bij de uitbreiding van een fabriek of boerenbedrijf – er mag niet teveel overlast ontstaan voor woningen, natuur, recreatie enz. Om te voorkomen dat de open ruimte in Nederland vol gebouwd wordt en de wegen dichtslibben met woon-werkverkeer.
2 2, 3, 5, 6, 7, 8, 10
3 a b c
Het gaat steeds om beleid dat voor één onderwerp of sector van de samenleving gaat. 1 natuur, 2 landbouw, 3 verkeer, 4 waterbeheer, 5 wonen. 1C, 2D, 3E, 4A, 5B Economische dimensie: vaak is sectoraal beleid goedkoper. (Dit is echter vaak duurkoop: naderhand moeten vaak aanpassingen gedaan worden.) Politieke dimensie: sectoraal beleid is sneller klaar omdat je minder hoeft te overleggen (maar later blijkt dat er veel bezwaren rijzen en zaken alsnog moeten worden aangepast).
4 a
b
c
Groeikernen werden dertig jaar eerder dan de Vinex-wijken gebouwd. Groeikernen vind je vooral in en aan de buitenrand van de Randstad. Vinex-wijken vind je vooral direct aan de rand van steden. Vinex-wijken zijn dicht bij centra van werkgelegenheid gebouwd omdat men omvangrijke forensenstromen wilde voorkomen. Bovendien zorgen de bewoners voor meer draagvlak van stedelijke voorzieningen: er zijn dus nu meer klanten voor de voorzieningen. In Noord-Brabant is een groter gebied, met meer steden, economisch kerngebied, dan in Gelderland. De bevolkingsgroei in Noord-Brabant is ook hoger dan in Gelderland (oorzaak). Daarom is er ook meer vraag naar woningen en zullen er meer Vinex-wijken nodig zijn (gevolg).
5 a b
In Nederland is sprake van een steeds grotere vraag naar woningen. Dat komt doordat het aantal huishoudens toeneemt. Van de economische ontwikkelingen: als het economisch goed gaat is er meer vraag naar duurdere woningen; als het economisch slechter gaat is er meer vraag naar goedkopere woningen. De woningbehoefte is ook afhankelijk van de woonwensen: mensen willen steeds meer ruimte voor zichzelf; er wonen minder mensen per woning (dat noem je woningverdunning).
© NOORDHOFF UITGEVERS BV 2012 ANTWOORDEN 5 VWO – 4 STEDELIJKE GEBIEDEN
5
6 a
b c
d e
Woningbehoefte: ruim wonen in eengezinswoningen, in een groene omgeving. Bevolkingsgroep: jonge gezinnen met kinderen met gemiddeld of iets boven gemiddeld inkomen. Het volbouwen van het landelijk gebied / de open ruimte. De oplossing van de Raad voor het Landelijk gebied is: hoogbouw. Maar de meeste mensen willen niet in een flat maar in een eengezinswoning wonen. De oplossing is dus niet passend. Het vervoer binnen de stad vermindert, omdat mensen dicht bij hun werk wonen. Liften in plaats van files, leidt tot minder vervuiling. Eigen antwoord.
7 a
b c d e
De overheid bevorderde suburbanisatie door het aanwijzen van nieuwbouwlocaties buiten de stad (oorzaak). Dat leidde tot grote verkeersstromen naar het werk en dat verkeer stoot veel milieuvervuilende stoffen uit (gevolg). Vinex-wijken. De Noordvleugel. Bijvoorbeeld: de milieubelasting verminderen, de verkeersdrukte verminderen, de veiligheid vergroten. De Zuidtangent verbindt alleen plaatsen binnen de metropoolregio Amsterdam met elkaar, de Deltametropool vereist een stedelijk netwerk, dus verbindingen tussen alle gebieden in de Randstad (Noord- en Zuidvleugel en het Groene Hart).
8 a b c
Wonen, werken, recreatie, infrastructuur. Sectoraal en regionaal beleid. Zorgen dat Nederland niet dichtslibt. De open ruimte bewaken.
© NOORDHOFF UITGEVERS BV 2012 ANTWOORDEN 5 VWO – 4 STEDELIJKE GEBIEDEN
6
4 De Randstad en Almere 1 De stad is nieuw ontworpen (in tegenstelling tot historische steden en steden ontstaan uit een dorpskern). Ontstaan na droogmaking van de Flevopolder in 1968. (De eerste woningen werden in 1975 betrokken.) Oppervlak: 130,5 km2, dat is niet erg klein of groot. 178 466 inwoners in 2006 (afhankelijk van de editie), dat is aardig groot. Bevolkingsdichtheid: 1068 per km2, het is niet erg dichtbevolkt, al vallen sommige wijken in de hoogste bevolkingsdichtheidklasse van GB 54B. De stad is sterk stedelijk met een adressendichtheid van 1574.
2 a b c d e
1. Toename van de bevolking in de Randstad; 2. Toename van het aantal huishoudens. Omdat er allerlei andere belangen dan huisvesting meespelen in de inrichting van de ruimte. Spreidingsvariant: hier wordt verspreid bijgebouwd. Toename van verkeer zal voor meer files zorgen. Voor kleine uitbreidingswijkjes wordt de infrastructuur niet aangepast. Instralingsvariant: het Groene Hart wordt volgebouwd. De 5e Nota Variant, bron 15: Almere gaat sterk groeien.
3 a b c
Ja, kantoorruimte is iets goedkoper (in bv. Den Bosch, Breda, Arnhem-Nijmegen) dan in de vier grote steden in de Randstad. Bijvoorbeeld: Twentse stedenband is kerngebied, maar erg goedkoop. Friesland, Zwolle/Apeldoorn/Deventer zijn iets duurder, maar geen economisch kerngebied. Nabijheid andere kantoren, concurrenten, grote afzetmarkt, goede bereikbaarheid, centrale ligging, nabijheid hoogopgeleide werknemers, de status die een 020- telefoonnummer geeft enz.
4 a b
1 Verschil in prestige door de ligging van locaties; 2 verschil in bereikbaarheid van locaties. De make-over van de A1.
© NOORDHOFF UITGEVERS BV 2012 ANTWOORDEN 5 VWO – 4 STEDELIJKE GEBIEDEN
7
5 a
b
c d
Een groei in inwoneraantal van 178 466 (2006) tot 350 000 is bijna een verdubbeling. Men moet daarvoor grote aanpassingen doen, in voorzieningen zoals winkels, ziekenhuizen, scholen, infrastructuur en dergelijke. Alles moet worden opgeschaald, groter gemaakt. Verzorgende werkgelegenheid komt automatisch als er meer inwoners komen. Bijvoorbeeld de pizzabakker en de supermarkten. Maar er moet echt veel stuwende werkgelegenheid (50 000 banen) naar Almere komen om de economie van de stad te versterken en voor voldoende werkgelegenheid te zorgen. Almere is tamelijk duur met zijn kantoren. Ze bedienen vooral de markt rond Amsterdam en Utrecht, maar de bereikbaarheid van beide steden is slecht: veel files op de A1 bij Diemen. Ja, er komt een hogeschool.
6 a b
De richting waarin de forens ´s morgens vertrekt. Daaraan kun je de verkeersstromen (files) aflezen. Er is nog te weinig werk in Almere. Er zijn vooral mensen komen wonen die in Amsterdam en andere omliggende plaatsen werkten en zij zijn daar blijven werken.
7 a b
De concurrentie van het nabijgelegen Amsterdam, dat meer uitstraling en gezelligheid heeft. Almere heeft veel ruimte. Grote evenementen zijn daar makkelijker en goedkoper te organiseren dan op dichterbebouwde plaatsen in de Randstad.
8 a b c
Het Almeerder strand. Bijvoorbeeld: bij een verdubbeling van het aantal inwoners, is er meer publiek voor de cultuurtempel. Bijvoorbeeld: bij een verdubbeling van het aantal inwoners zal de drukte op deze locatie toenemen.
9 a
b c
d
Rijksoverheid (aanleg infrastructuur), gemeente (plannen woningbouw). (In paragraaf 5 wordt de rol van provincie en stadsregio (taak: afstemming woningbouw) verder behandeld.) Regionaal beleid: er is sprake van infrastructuur, woningbouw, werkgelegenheid, natuurbehoud enz,, dus veel ministeries zijn betrokken. Tunnel (minder verstoring van ecosysteem / landschap / uitzicht), dubbellaags zoab / geluidsschermen (minder geluidsoverlast), ecoaquaduct (minder verbrokkeling van het ecosysteem, met name voor waterleven). Lokaal: gebruiken van duurzame bouwmaterialen, ontwerpen van duurzame / energiezuinige woningen / kantoren. Ook voorbeelden daarvan zijn goed. Regionaal: werkplekken op een aantrekkelijke locatie: daar kunnen Almeerse forensen eventueel een werkplek vinden, waardoor er minder verkeer zal zijn.
© NOORDHOFF UITGEVERS BV 2012 ANTWOORDEN 5 VWO – 4 STEDELIJKE GEBIEDEN
8
10 a b
c
d
Waar woont u? En: waar werkt u? Voorbeelden van een goede hypothese zijn: De groei van de pendel naar Amsterdam wordt veroorzaakt door de economische groei in Amsterdam. De groei van de pendel is volledig te danken aan de groei van de beroepsbevolking van Almere. Er is complementariteit: de werkgelegenheid in Amsterdam is groot en in Almere niet. Er zijn vrijwel geen tussenliggende mogelijkheden tussen Almere en Amsterdam. Er is goede transporteerbaarheid in de vorm van wegen en spoor. A is Purmerend, B is Amsterdam.
© NOORDHOFF UITGEVERS BV 2012 ANTWOORDEN 5 VWO – 4 STEDELIJKE GEBIEDEN
9
5 Steden: ruimte en bestuur 1 a b c
d
e
Omdat het distributieverkeer door de straten stroomt en dat zonder oponthoud moet kunnen doen. Transportondernemingen, winkeliers, het winkelend publiek, het uitgaanspubliek, de direct omwonenden, het gemeentebestuur. De functies zijn: werken, wonen, recreatie, verkeer. Het bevoorraden van de winkels met grote vrachtwagens in smalle straten hindert de andere winkels, het winkelend publiek en de bewoners. De functies zijn dan respectievelijk: verkeer en werken, verkeer en recreatie, verkeer en wonen. 1 Door ruimtegebrek is de binnenstad te duur (dit zijn bedrijven met een groot oppervlak, er is geen ruimte voor uitbreiding, te weinig ruimte voor parkeren). 2 De bereikbaarheid met de auto aan de rand is veel groter. Omdat een verkeersknooppunt een economische motor is. Voor bedrijven: er kan hier geld verdiend worden. Voor de overheid: goedlopende bedrijvigheid levert inkomsten en werkgelegenheid op.
2 a
b
c
1
Kleiner, want hoe meer bevolking, hoe eerder de drempelwaarde voor de voorzieningen wordt bereikt. 2 Kleiner, want hoe meer koopkracht, hoe eerder de drempelwaarde voor de voorzieningen wordt bereikt. Als meerdere, soortgelijke, voorzieningen bij elkaar gevestigd zijn, ontstaat er een hoogwaardiger voorzieningenniveau, want de bekendheid wordt groter, klanten kunnen het aanbod vergelijken, de reis ernaar loont meer de moeite. De reikwijdte wordt vergroot, want mensen willen hiervoor verder reizen. Ook het verzorgingsgebied wordt dan groter. Het gevolg is dat de drempelwaarde voor de bedrijven eerder wordt gehaald. Amsterdam heeft veel hoogwaardige voorzieningen en Oss niet (oorzaak). Mensen uit een groter gebied maken gebruik van de voorzieningen in Amsterdam (gevolg).
3 a b
c
d
Rijk, provincie, gemeente. Ze bestaan omdat de aanspraken van bewoners en bedrijven op de ruimte en voorzieningen vaak de gemeentegrens overstijgen. Daarom kan de stad niet alleen beslissen over het beleid en is bredere samenwerking met gemeenten en de provincie noodzakelijk. Bijvoorbeeld: open gebied werd volgebouwd / landschap aangetast. Of: bedrijventerrein huisvest milieuvervuilende/(geluids- of stankoverlastgevende) bedrijvigheid. Of: bedrijven trekken veel verkeer aan dat overlast / congestie veroorzaakt. Of: bedrijventerrein beconcurreert andere terreinen waardoor leegstand kan ontstaan. Omdat het moeilijk of onmogelijk is dat gemeenten beslissingen nemen die tegen hun eigen belang ingaan.
© NOORDHOFF UITGEVERS BV 2012 ANTWOORDEN 5 VWO – 4 STEDELIJKE GEBIEDEN
10
4 a b
De aantallen nieuw te bouwen woningen zijn veel groter in de Randstad en in de halfwegzone. In de periferie van Nederland zijn veel minder nieuwbouwwoningen gepland. Economisch: investeringen blijven achter omdat projectontwikkelaars onvoldoende winstmogelijkheden zien. Politiek-ruimtelijk: investeringen blijven achter omdat er te weinig ruimte aangewezen is door de overheid.
5 a b c d
Weinig blik op straat (dat ziet er aantrekkelijker uit), minder vervuiling / geluidsoverlast van auto's die zoeken naar een plek; er is meer ruimte dichtbij de voorzieningen. Publiek-private samenwerking. Het parkeerbedrijf en de gemeente. De kosten van aanleg zijn hoog. En als je de prijzen verhoogt, komen er minder klanten. Bijvoorbeeld streng boetebeleid voor foutparkeren, routeborden plaatsen die naar de parkeergarages leiden, prijzen van parkeren buiten de parkeergarages verhogen.
6 a b c d
De bewoners van de gemeenten op de Veluwe maken wel gebruik van de voorzieningen in Utrecht, maar liggen buiten de invloedssfeer van het bestuur van Utrecht. BRU en ROA. De winkels in de stadsregio´s zuigen klanten weg van de voorzieningen in Hilversum. Er ontstaat bestuurlijke spaghetti: teveel samenwerking, belangen lopen door elkaar, bijvoorbeeld van de stad Utrecht, het wordt te complex en onoverzichtelijk.
7 a b c d e
Ze zullen inkomsten missen als mensen rond het ziekenhuisbezoek niet meer de stad in lopen. Betere bereikbaarheid (snellere aanrijdtijd), betere parkeerruimte, meer ruimte voor de uitbreiding. Nee, Heerhugowaard is weliswaar ontstaan uit een dorp, maar flink gegroeid tot zo'n 50 000 inwoners. Het is een prachtige locatie voor dure appartementen en aan de verkoop van deze grond zou de gemeente flink verdienen. Wethouder uit Alkmaar. De oplossing is kort door de bocht. Regionale samenwerking zou in dit geval noodzakelijk zijn omdat het ziekenhuis een bovengemeentelijke voorziening is. Maar er bestaat een sterke eigen identiteit in Alkmaar, wat samenvoeging ontzettend lastig maakt.
8 a
b
De stedelijke distributie, de stedelijke knooppunten en het voorzieningenniveau. Bij deze locatievraagstukken is steeds de vraag hoe je de belangen van de verschillende functies (de belangen van werken, wonen, verkeer en recreatie) tegen elkaar afweegt. Door regionale samenwerking (stadsregio's), bestuurlijke netwerken (vrijwillig) en door publiek-private samenwerking (bestuur en bedrijven).
© NOORDHOFF UITGEVERS BV 2012 ANTWOORDEN 5 VWO – 4 STEDELIJKE GEBIEDEN
11
6 Steden: verandering en vernieuwing 1 Omdat in de kenniseconomie kennis (en dus opleidingsniveau) de belangrijkste productiefactor is. In een agrarische economie is dat land en arbeid en in een industriële economie kapitaal.
2 a
b c d
e
f
1: bedrijven moesten groter worden, maar er was niet voldoende plaats in de stad voor uitbreiding. 2: overlastgevende bedrijven moesten uit de woonomgeving verdwijnen. Zakelijke dienstverlening is aan bedrijven en overheid. De tertiaire sector bevat alle dienstverlening, ook die aan burgers. Aan zakelijke dienstverlening valt meer te verdienen (oorzaak), daardoor krijgt de economie van de stad een oppepper (gevolg). 1: de creatieven wonen graag in steden en geven relatief veel geld uit aan stedelijke voorzieningen; 2: de creatieven creëren een sfeer van succes, scoren en geld verdienen, dat geeft andere bedrijven gelegenheid daarvan te profiteren. In Binnenstad, Oost en West stijgt het aantal arbeidsplaatsen tussen 1992 en 2001 en dan daalt het weer in 2005. In Leidsche Rijn zijn er eerst weinig arbeidsplaatsen, maar dan stijgt het tussen 2001 en 2005 sterk. Verklaring: Leidsche Rijn is een grote nieuwbouwwijk, waar ook veel bedrijven naartoe verhuisden in verband met uitbreidingsmogelijkheden en vermindering overlast in de binnenstad.
3 a b c
Architect is een creatief beroep, architecten verzinnen iets. Het ziet er apart uit, prikkelt en stimuleert de verbeelding. Voordelen: 1. In een oude kerk heb je veel ruimte en het heeft iets bijzonders; 2. kerken zijn vaak in het centrum van de stad gebouwd en dan zijn ze goed te vinden. Ze trekken klanten, ze inspireren tot nieuwe ideeën, ze bieden werkgelegenheid en betalen belasting.
4 a
b
In de creatieve steden is het aandeel hoogopgeleiden hoog en het aantal laagopgeleiden laag. In de steden met weinig creatieve beroepen is het precies andersom: een groot aandeel laagopgeleiden en een laag aandeel hoogopgeleiden. Let op: niet aantal maar aandeel in je antwoord zetten. Verklaring: voor creatieve beroepen en beroepen in de ICT heb je vaak een hoge opleiding nodig / in de creatieve steden zijn universiteiten, dat leidt tot een hoger opgeleide beroepsbevolking. Voor dure én goedkope kantoorlocaties zorgen, waar je ook in de buurt kunt recreëren: sportzalen, restaurants, cafés, tentoonstellingsruimten. Ook is het belangrijk dat die hoogopgeleiden, goedbetaalde mensen, in een aantrekkelijke woonomgeving kunnen wonen.
© NOORDHOFF UITGEVERS BV 2012 ANTWOORDEN 5 VWO – 4 STEDELIJKE GEBIEDEN
12
5 a b
c
d e
De armste wijken liggen meer rond het centrum, de rijkste wijken liggen meer aan de buitenrand. De nieuwste wijken liggen meestal het verst van het centrum af. In nieuwbouwwijken zijn woningen gemiddeld iets duurder, dus wonen daar mensen met gemiddeld een hoger inkomen. Rondom het oude stadscentrum liggen negentiende-eeuwse (of vroeg twintigsteeeuwse) arbeiderswijken. Wanneer herstructurering van oude, nabij het centrum gelegen wijken, leidt tot een groter aantal duurdere koopwoningen, zal in die wijken het gemiddeld inkomen ook stijgen. Dan wordt het patroon van arme wijken rond het centrum en rijke wijken daarbuiten minder duidelijk. Zie bron 24. Bijvoorbeeld: goedkope, slechte woningen, verloederde woonomgeving, overlast door asociaal gedrag, hoog aandeel sociaal-economisch zwakkeren. Gentrification. In figuur 8 zie je dat het aandeel duurdere woningen toeneemt. Het gemiddeld inkomen zal daardoor ook toenemen, daarmee de koopkracht, en daardoor wordt de drempelwaarde van voorzieningen eerder gehaald waardoor je meer voorzieningen krijgt.
6 a b c
d
e
Omdat je bij een hoge segregatie-index een concentratie van problemen in bepaalde wijken krijgt. Segregatie naar etniciteit. Allochtonen zijn vaak laag opgeleid, hebben gemiddeld een laag inkomen en kunnen daardoor niet in duurdere wijken wonen. Men kiest soms ook om dicht bij elkaar in de buurt te wonen voor sociale contacten of om te profiteren van specifieke voorzieningen gericht op allochtonen, zoals winkels, horeca of sportcentra. Eigen antwoord. Dimensies: economisch (inkomen), maatschappelijk (prettig wonen, familie, vrienden), politiek (woningtoewijzingsbeleid), demografisch (groot gezin, andere gezinnen in de buurt), fysiek (afstand tot werk). Een verklaring daarvoor kan zijn dat in 2005 meer allochtonen in rijkere wijken zijn gaan wonen. Toelichting: redenen daarvoor kunnen zijn dat het inkomen van een deel van de allochtonen in die tijd gestegen is. Het kan ook zijn dat het gaat om allochtonen die inmiddels meer geïntegreerd zijn en het minder noodzakelijk vinden om bij hun etnische groep te wonen. Daardoor hebben zij ook minder verplichtingen naar hun familie in het herkomstland en hebben dus meer te besteden. Misschien hebben deze allochtonen inmiddels een betere opleiding en dus meer te besteden. Allemaal mogelijke redenen om in rijkere wijken te gaan wonen.
7 a b c d
Voor zowel creatieve als technische innovatieve bedrijven. Goed opgeleide werknemers, soortgelijke bedrijven (klanten) om ideeën, goederen en diensten met elkaar uit te wisselen. Werkgelegenheid, ze betalen belasting, ze geven de stad uitstraling / sfeer en leveren nieuwe ideeën, goederen. I: C, F, G II: A III: A, H
© NOORDHOFF UITGEVERS BV 2012 ANTWOORDEN 5 VWO – 4 STEDELIJKE GEBIEDEN
13
7 Amsterdam en Almere 1 a b c
Op GB 34 is de afstand 1,7 cm, schaal is 1:1,2 miljoen, werkelijke afstand is dan 1,7 cm x 1,2 miljoen / 10 000 = 20,4 km. Amsterdam heeft zeer veel banen binnen een redelijke reistijd. Daarom scoort ze hoog. Almere scoort lager, er zijn minder banen beschikbaar binnen een redelijke reistijd. De relatieve afstand van Amsterdam naar Almere is kleiner dan de relatieve afstand van Almere naar Amsterdam. Dat komt omdat je van Amsterdam naar Almere ’s ochtends en, vice versa, ’s avonds niet in de file staat. Naar Amsterdam ’s ochtends en vanuit Amsterdam ’s avonds sta je wel in de file. Meer mensen wonen in Almere en werken in Amsterdam dan andersom.
2 a
b
In Noordwest (rond de Haarlemmerdijk), want daar komt ook gewoon verkeer naast het distributieverkeer, dat leidt tot opstoppingen. Daarnaast zijn er ook nog meer bevoorradingsritten / meer leveranciers / meer leveringen. Niet in de Kalverstraat, dat is een voetgangersgebied, waar de bevoorrading plaatsheeft voordat de winkels opengaan. De overlast is voor de omwonenden, de bezoekers en de bedrijven.
3 a b
c d
e
Potentiële yuppenwijken. Situatiebeschrijving: nestelaarswijken bevinden zich vooral aan de buitenrand van de stad. Verklaring: dit zijn nieuwbouwwijken, ruim opgezet aan de buitenrand van de stad, om aan gezinnen de ruimte te geven die zij in de oudere wijken dichter bij het stadscentrum niet vonden. Segregatie naar inkomen: er worden geen wijken voor allochtonen onderscheiden, maar wel voor gearriveerden en yuppen. Een ander criterium kan zijn gezinsfase, dus in welke fase van gezinsvorming de bewoners zitten. Te zien aan de categorieën: (kansarme) gezinswijk, starterswijk, studenten- of jongerenwijk, (potentiële) yuppenwijk. In de (potentiële) yuppenwijken. Deze bewoners gaan relatief veel uit, willen dicht bij uitgaansgelegenheden wonen en hebben veel geld te besteden. Als een oude wijk geherstructureerd wordt, zullen zij daar graag wonen.
4 a
b c
Zo'n grote concentratie van creatievelingen / kenniswerkers, draagt bij aan de economische ontwikkeling van de stad omdat ze werken in de zakelijke dienstverlening / ze brengen veel sfeer / geven veel geld uit in de stad / trekken andere bedrijven aan. Uit de uitleg moet blijken dat het gaat om werk waarbij het menselijk brein/kennis de belangrijkste productiefactor is. Op die manier kan iedereen makkelijk met elkaar in contact komen en ideeën uitwisselen.
© NOORDHOFF UITGEVERS BV 2012 ANTWOORDEN 5 VWO – 4 STEDELIJKE GEBIEDEN
14
5 a b c
d
Pps, publiek-private samenwerking Het combineren van de financiën en technische kennis van ondernemers met het behartigen van het algemeen belang door de overheid. Uit de beschrijving van het plan blijkt niets over de ontsluiting (functie: verkeer). Het grote aantal woningen, kantoren en toeristen zal leiden tot veel meer verkeer. Dit kan tot problemen als filevorming, parkeer- of geluidsoverlast en milieuvervuiling leiden. De stad ligt aan het water (en er is veel ruimte), dat wordt door velen gewaardeerd en zal een hogere prijs voor de woningen opleveren.
6 a b
c
In grootschalige detailhandel koop je grote spullen, zoals meubels, keukens, witgoed enz. De winkelhuur is veel hoger in Amsterdam dan in Almere, omdat de reikwijdte van de voorzieningen in Amsterdam veel groter is, waardoor er meer klanten komen en er meer omzet is, en er dus hogere huren betaald kunnen worden. Verzorgingsgebied. Aan de hand van het aantal inwoners van een gebied kun je berekenen welke en hoeveel voorzieningen er in het gebied nodig zijn.
7 a b c
d e
Almere heeft in de meeste wijken meer allochtonen dan gemiddeld in Nederland. Waarschijnlijk dalen, maar dat is niet vanzelfsprekend. Het gemeentebestuur zal dit gegeven belangrijk vinden omdat men de etnische segregatie niet wil laten toenemen, want men denkt dat dit integratie bemoeilijkt / dit beperkt de kansen van allochtonen in de maatschappij. Duurdere huizen. Omdat het percentage allochtonen met hoge inkomens laag is, zullen er niet zoveel allochtonen komen wonen. Omdat er nogal wat bewoners van buiten Almere naartoe zullen verhuizen in verband met de Schaalsprong. Het is dan nodig te overleggen welke soort woningen gebouwd gaat worden, zodat niet alle rijken of juist alle kansarmen naar Almere trekken. Het gaat hier om regionale samenwerking (op vrijwillige basis).
8 a b
c d
Laagbouw, eengezinswoningen. Almere is een totaal nieuwe stad. De grondprijzen waren laag, dus de bebouwingsdichtheid kon laag zijn / mensen met gemiddelde inkomens zijn verhuisd naar Almere, er was veel vraag naar woningen in die prijsklasse. De bewoners waren vooral jonge gezinnen uit Amsterdam. Zij hadden veel behoefte aan ruim wonen met veel groen. Het is een nieuwe stad in de polder waar veel ruimte is. Amsterdam had die ruimte niet.
© NOORDHOFF UITGEVERS BV 2012 ANTWOORDEN 5 VWO – 4 STEDELIJKE GEBIEDEN
15
9 a
b
c
d
Nieuwbouw in wijken aan de rand van de stad zal leiden tot een uittocht van rijkere, autochtone gezinnen. Dan blijven in de oudere wijken de armeren, allochtonen en alleenstaanden achter. Dus een grotere segregatie. Nieuwbouw binnen de bestaande stadswijken zal leiden tot minder segregatie. Bestaande kantoorruimte is te ouderwets (voldoet niet aan moderne eisen). Om de stuwende werkgelegenheid aan te trekken die noodzakelijk is voor de schaalsprong moet Almere wel iets moois aan te bieden hebben en Kustzone Almere Poort is bedoeld als een hoogwaardig (spectaculair) gebied. Almere heeft een veel groter bevolkingsaantal dan Lelystad, daardoor zijn er meer voorzieningen en ook van een hoger niveau. De drempelwaarde wordt daardoor immers eerder gehaald. Het verzorgingsgebied is echter niet veel groter dan Lelystad omdat er concurrentie is van gemeenten als Hilversum, Utrecht, Amsterdam. Bovendien zijn het vooral mensen uit Almere zelf die van die voorzieningen gebruik maken. Jaren 60-70: Suburbanisatie (ook in deze periode: internationale arbeidsmigratie). Eventueel ook mogelijk te noemen: periode 1890-1920: urbanisatie.
10 a b
c
Sterke bevolkingsgroei: sinds 1975 van 0 tot 188 209 inwoners. Sterkste groei in stuwende werkgelegenheid van Nederland. Hoe meer banen in de horeca hoe aantrekkelijker de stad wordt gevonden. Maar het is een wisselwerking: horeca trekt mensen met creatieve beroepen aan. Die mensen zorgen zelf ook weer voor levendigheid, zoals theater, film, exposities. Dus zijn er weer meer leuke dingen te zien en te beleven. Dat maakt een stad aantrekkelijk om in te wonen. Omdat jeugd minder gebonden is aan de stad (nog geen gezin, nog geen huis gekocht) en dus makkelijk wegtrekt op zoek naar werk. Daardoor kan een stad vergrijzen en kan de bevolking zelfs krimpen.
11 a b c d
Situatiebeschrijving: kleine winkeliers kunnen geen hoge huurprijzen betalen. Algemene regel: hoe hoger de huurprijzen, hoe minder zelfstandige winkeliers. Nee. Er is geen goede autosnelweg die daar bij het station loopt. Bovendien is dit een historisch stadsgebied, waar geen ruimte is voor ontwikkeling van grote kantoorgebouwen. Vervoerders, winkeliers / horecaondernemers en omwonenden. Voorbeelden van doelstellingen: verbetering van de luchtkwaliteit, verkeersveiligheid, verkeersdoorstroming, vermindering geluidsoverlast. Voorbeelden van maatregelen: spreiden vervoersbewegingen gedurende de dag (venstertijden laden en lossen), combineren van bevoorradingsritten (efficiëntere logistieke afwikkeling) en gebruik van schone/geluidsarme vracht- of bestelauto’s of met milieuvriendelijke, alternatieve vervoersmiddelen: over water, per vrachtfiets, tram, metro en dergelijke.
© NOORDHOFF UITGEVERS BV 2012 ANTWOORDEN 5 VWO – 4 STEDELIJKE GEBIEDEN
16
8 Het buurtprofiel 1 a b
Bewonerskenmerken en woningkenmerken. Ze werden gebouwd door particulieren voor arbeiders. Er was nog geen wet die kwaliteitseisen stelde. Er moest snel gebouwd worden om aan de grote vraag te voldoen. Om de stad weer aantrekkelijk te maken voor hogere inkomensgroepen.
c d
2 a
Met behulp van de vier woningkenmerken: ouderdom, eigendom, woningtype en staat van onderhoud. 4, 6
b
3 a b c
Lokaal niveau, wijkniveau, buurtniveau. Wijkniveau. 1: D, J, K, N; 2: E, G, I; 3: B, H, L; 4: F; 5: C; 6: A; 7: M.
4 a
b c
woningkenmerken bron 34, 35 of 36? bouwjaar ± eigendom van
arbeiderswoningen 34 1910-20 corporatie
woningtype
portiekwoning
staat van onderhoud
gerenoveerd (goed)
Vinex-wijk 35 2005 particulier / corporatie Appartement / rijtjeshuis nieuw (goed)
galerijflat 36 1960-70 corporatie galerijflat redelijk
34, het zijn kleine, goedkope woningen. Eenpersoonshuishoudens zijn meestal starters of ouderen, zij hebben vaak niet veel geld. 35, in een nieuwbouwwijk wonen vaak jonge (welvarende) gezinnen met kinderen / 36, dit zijn ruime flats, hier wonen gezinnen die het niet zo breed hebben.
© NOORDHOFF UITGEVERS BV 2012 ANTWOORDEN 5 VWO – 4 STEDELIJKE GEBIEDEN
17
5 a b c
d
e
Bij bron 36, de galerijflats zijn ook uit de jaren 60-70. 1, 2 In overeenstemming: (kies drie uit) aantal allochtonen, werklozen, laag inkomen, laag opgeleid is relatief hoog ten opzichte van Maastricht. Ook juist: bijna de helft vindt de wijk onveilig, bijna ¾ heeft onvoldoende contacten in de wijk en men vindt de sociale samenhang maar net voldoende. Niet in overeenstemming: aantal voorzieningen krijgt een 6,9, dat is best goed. Omdat er zoveel opgeknapt, gesloopt en nieuw gebouwd is, verwachten de mensen dat het beter zal gaan in de buurt. Zeker ook omdat het winkelcentrum is opgeknapt en er meer bedrijvigheid is. Armere bevolkingsgroepen (en allochtonen) zullen minder makkelijk een woning kunnen vinden. Situatiebeschrijving: Het aandeel huurwoningen daalt door sloop en verkoop. Het aandeel (duurdere) koopwoningen stijgt door nieuwbouw. Algemene regel: wijken waar de bevolkingssamenstelling nu eenzijdig is (veel lage inkomens), moeten worden geherstructureerd. Het duurder maken van de woningvoorraad leidt tot een gevarieerdere bevolkingssamenstelling (het gemiddeld inkomen wordt hoger).
6 a b c d
Vechtlanden. Te zien aan: woningen eigendom, gemiddeld inkomen en verloedering. Aan de verloedering en aan het lage gemiddelde inkomen. 15 procent woningen van na 1990. Eigen antwoord. Argument tegen: iedereen moet zelf kunnen kiezen waar hij woont. Argument voor: je moet streven naar een lage segregatie-index, want als er witte, dure eilanden zijn, zullen er ook zwarte, goedkope eilanden zijn, waar zich problemen kunnen ophopen.
7 a b c
Verschillende combinaties mogelijk, bijvoorbeeld: A4, B2, C5, D1, E7, F6, G3 Verschillende volgordes mogelijk: als eerste waarschijnlijk D1, G3 en C6, als laatste: C5, E7, B2 en A4 Een buurt met kleine, oude, slechte woningen met kansarme inwoners gaat vaak samen met verloedering op straat en een lage leefbaarheid; een buurt met mensen met een goed inkomen in leuke en mooie woningen leidt vaak tot een betere leefbaarheid.
© NOORDHOFF UITGEVERS BV 2012 ANTWOORDEN 5 VWO – 4 STEDELIJKE GEBIEDEN
18
9 De woonomgeving 1 a b c
2, 4, 6, 7 3, 6 4, 5
2 De openbare ruimte wordt verschillend beleefd door mensen van verschillende leeftijd, sekse en etniciteit. Bijvoorbeeld: een oudere vrouw voelt zich sneller onveilig als ze hangjongeren ziet dan een man van dertig. Maar objectief gezien is deze beleving afhankelijk van de toegankelijkheid, de mate van onderhoud, de overzichtelijkheid en de mate van toezicht. Dat wil zeggen dat iedereen zich veiliger voelt in een nette, schone, makkelijk bereikbare, overzichtelijke plek waar mensen rondlopen, en dat iedereen zich onveiliger voelt op een rommelige, vervuilde, onoverzichtelijke, uitgestorven plek.
3 a
b c d
Subjectief, het gaat hier om de uitslag van een enquête gehouden onder de bevolking van een wijk of buurt, het is niet gemeten door de politie. De politie registreert wel gevallen van overlast en verloedering, bijvoorbeeld vijf gevallen van overlast in 2010 in buurt A. Overlast door groepen jongeren en rommel op straat. Door onderhoud en toezicht, dit is kostbaar. Ouderen, ze brengen meer tijd door in de buurt en zien dan meer.
4 a b c d e
Bijvoorbeeld: het is een tunnel (je voelt je opgesloten), er zijn weinig mensen, er is geen toezicht, de graffiti is eng. Bijvoorbeeld: gehandicapten, vrouwen, kinderen; ze zijn vaak minder sterk, minder mobiel, minder zelfstandig. Bijvoorbeeld: zorg dat je niet alleen bent, kijk van tevoren of je iets verdachts ziet, zorg dat je een mobieltje bij de hand hebt. Burgerschap: je zorgt voor je vrienden door samen te rijden. Bijvoorbeeld: goede verlichting, vrolijke graffiti, cameratoezicht.
5 a b c d
B Hoge criminaliteit, weinig openlijk racisme, veel bewonersactiviteiten en talloze zelforganisaties. Het is een grote wijk, met 16 000 inwoners. Het is bijna onmogelijk om voor die hele wijk de sociale veiligheid met een paar maatregelen te bevorderen. Een camera is overheidsingrijpen, het wordt van bovenaf opgelegd en kan er juist voor zorgen dat je je onveilig voelt of dat je je ertegen verzet (zoals vandalisme tegen camera's). Vrijwillige burgerwachten is een burgerschapsinitiatief: het komt uit de buurtbewoners zelf voort en wordt daarom eerder geaccepteerd.
© NOORDHOFF UITGEVERS BV 2012 ANTWOORDEN 5 VWO – 4 STEDELIJKE GEBIEDEN
19
6 a b c
Sociale cohesie Hoe groter de stad, hoe lager de score. Blijkbaar is het beleid van aandacht voor de aandachtswijken succesvol. In de kleinere steden kan het zijn dat men negatiever is vanwege de economische crisis vanaf 2008.
7 a b
c
Wonen, een 7,2. Jonge mensen hebben nog niet veel geld, dus weinig alternatief. Jongeren zijn niet veeleisend, omdat ze nog geen gezin hebben, meestal gezond zijn en de hele dag werken of studeren. De gemeente kijkt objectiever naar de woningen en ziet dat ze klein zijn of te kleine kamers hebben, slecht onderhouden zijn, de trap te steil is enz. Woningkenmerken: er wordt geen onderhoud meer gepleegd dus de boel kan gaan verloederen. Bewonerskenmerken: er komen jongere mensen te wonen, met lage inkomens. Omgevingskenmerken: de sociale veiligheid kan verminderen door de andere, lossere sfeer die de nieuwe bewoners meebrengen. Doordat er steeds tijdelijk mensen wonen is de sociale cohesie gering. Dit kan leiden tot overlast en verloedering in de buurt.
8 herstructurering fysieke maatregelen
onderhoud openbare ruimte
maatregelen
overzichtelijkheid
van het
openbare ruimte
stadsbestuur
sociale cohesie toezicht openbare sociale
burgerschap
leefbaarheid en sociale veiligheid
ruimte
maatregelen buurt/wijkvoorzieningen
sociale en economische projecten
© NOORDHOFF UITGEVERS BV 2012 ANTWOORDEN 5 VWO – 4 STEDELIJKE GEBIEDEN
20
10 Amsterdam en Almere 1 a b
c d
Woningkenmerken: ouderdom, woningtype, staat van onderhoud. Bewonerskenmerken: grootte van de huishoudens, gezinsfase. Positief gevolg: er komen rijkere mensen in de wijk wonen, waardoor de drempelwaarde van hoogwaardiger voorzieningen snel wordt gehaald en er meer van dit soort voorzieningen komen. Negatief gevolg: de sociale cohesie kan afnemen, omdat het contact tussen (nieuwe) rijken en (oude) armen over het algemeen niet zo gemakkelijk is. Er is weinig sociale huur. Gemiddeld hebben allochtonen een laag inkomen en zijn afhankelijk van sociale huurwoningen. Gentrificatie: de wijken zijn populair bij welgestelden. De grote vraag naar koopwoningen drijft de prijs op.
2 a b
c
Nee, het inkomen is tamelijk hoog vergeleken met Amsterdam als geheel. In de Kolenkit is het percentage allochtone kinderen heel hoog, wat betekent dat er veel allochtone gezinnen wonen. Deze hebben vaker een lage opleiding en daardoor zijn ze in de kenniseconomie vaker werkloos. De persoonlijke kenmerken die er hier toe doen zijn leeftijd en geslacht. Ouderen, vrouwen en kleine kinderen zijn kwetsbaarder en voelen zich eerder onveilig. Voor hen kunnen samenscholende jongeren (luidruchtig, met sigaretten, drank en brommers) bedreigend overkomen.
3 a b c
d
Sinds 2003 zijn in bijna alle wijken de scores op bijna alle indicatoren afgenomen, behalve diefstal in de Pijp en de overlast (in alle wijken). Komt overeen: ook daar zie je een daling in alle wijken. In de Kolenkit het minst. Het ziet er fleurig uit: het lijkt alsof de bewoners zorgzaam zijn voor de omgeving. Bijna iedereen heeft eraan meegedaan. Hierdoor lijkt het een leuke, veilige buurt, (subjectieve veiligheid) waar iedereen elkaar kent: een grote sociale cohesie. Toch blijkt uit bron 42 dat de subjectieve veiligheid minder goed wordt beoordeeld dan gemiddeld in Amsterdam, zoveel invloed heeft het uiterlijk van een wijk dus ook weer niet. Objectieve veiligheid wordt door de fleurige antennes niet beïnvloed. Dit kun je niet zeggen, het gaat hier om indexcijfers die een ontwikkeling aangeven vanaf 2003 en niet om de absolute, gemeten, objectieve veiligheid.
© NOORDHOFF UITGEVERS BV 2012 ANTWOORDEN 5 VWO – 4 STEDELIJKE GEBIEDEN
21
4 a
b
c
Woningtype. Toelichting: het gaat hier vooral over eengezinswoningen. Daarnaast wordt bij appartementenbouw tegenwoordig de benedenverdieping ook bewoond, in tegenstelling tot galerijflats of portiekflats waar de onderste woonlaag bestaat uit garages of berging. Woningkenmerken: het zijn nieuwe woningen, herenhuizen, dus waarschijnlijk duurdere koopwoningen. In de flat: onbekend. Bewonerskenmerken: het zijn ruime woningen, waarschijnlijk gezinnen/tweeverdieners: inkomens midden tot hoog. Omgevingskenmerken: je ziet geen voorzieningen, sociale cohesie: er staan bijna geen auto's dus iedereen is naar het werk, er zullen dus niet veel sociale contacten zijn. Er is geen sprake van overlast of verloedering. De openbare ruimte is goed toegankelijk. Er is onkruid op de stoep bij het water, de stenen zijn beschadigd: weinig onderhoud. Er zijn geen voortuinen en er is geen kip op straat: dus weinig toezicht. In Amsterdam is de bebouwingsdichtheid hoog. Daarom is er niet veel ruimte voor tuinen. Wel is de noodzaak groot om iets te doen aan de leefbaarheid, dus misschien zullen het kleine tuinen worden.
5 a b
Het aandeel woningen van voor 1980 is, vergeleken met Almere, hoog in de Staatsliedenwijk; het is dus een van de eerste wijken. Het hoge aantal minima (en het lage gemiddelde inkomen), het hoge percentage eenoudergezinnen en het hoge aandeel allochtonen.
6 a b c d
Dat je uit het soort woningen al vaak kunt afleiden wat voor mensen er wonen. Je vergelijkt woningkenmerken met bewonerskenmerken. Bijvoorbeeld: in dure, nieuwe appartementen wonen rijkere mensen zonder kinderen. Het vergroten van de sociale cohesie, sociale veiligheid en het minder eenzijdig maken van de bevolkingssamenstelling. De Staatsliedenwijk ligt dichtbij het CS. Bewoners van de wijk hangen rond in het CS (omdat ze werkloos zijn en niets te doen hebben). Dat is onprettig voor reizigers.
7 Omdat de bewonerskenmerken gezinsfase en etniciteit overeenkomen (het zijn allemaal oudere mensen). Daardoor is het makkelijk om je bij elkaar op je gemak te voelen. Dat leidt ertoe dat je al snel iets voor elkaar over hebt als het nodig is.
8 a
b
De woningen in de Staatsliedenwijk zijn ouder, vaak betekent dat ook: kleiner of minder goed van kwaliteit. Het zijn ook vaker huurwoningen, waarbij je afhankelijk bent van de verhuurder voor de staat van onderhoud. Eigenaren hebben het onderhoud zelf in de hand en zullen dat dan ook positiever waarderen. Het onderhoud van fysieke voorzieningen is beter dan gemiddeld. Er is minder overlast dan gemiddeld.
© NOORDHOFF UITGEVERS BV 2012 ANTWOORDEN 5 VWO – 4 STEDELIJKE GEBIEDEN
22
9 a
b
c d
Het aantal particuliere huurwoningen is met 47 procent heel hoog en het gemiddeld inkomen is veel lager dan bijvoorbeeld in de Grachtengordel. Daarom verwacht je in de Pijp meer mensen die geen alternatief hebben om elders te wonen en dus genoegen moeten nemen met wat de huisjesmelker biedt. In de Pijp en de Jordaan. Gentrificatie is het proces dat oude wijken een bevolking uit de hogere- en middenklasse krijgen. Er ontstaat daarbij een grotere vraag naar woningen (oorzaak), waardoor de prijs van die woningen zal stijgen en er zich rijkere mensen zullen vestigen (gevolg). Toelichting: de huurmarkt in de steden bestaat uit twee delen. Ten eerste zijn er sociale huurwoningen, die alleen gehuurd kunnen worden door mensen met een beperkt inkomen. Er is meer vraag dan aanbod in deze sector, dus is er een systeem van wachtlijsten. Ten tweede is er een deel particuliere verhuur, ook wel vrije sector genoemd. Hier zijn de huren hoger en deze woningen zijn dan ook bestemd voor mensen met een hoger inkomen. Gentrificatie kan alleen plaatsvinden als er een voldoende groot aanbod woningen (particuliere verhuur (vrije sector) en koopwoningen) is. Dus niet in een wijk als de Kolenkit, waar vrijwel uitsluitend sociale huurwoningen zijn. Aan de andere kant is er de wijk Grachten. Ook al is de stijging van de prijs van de koopwoningen hier veel sterker dan in de Jordaan en de Pijp, het aandeel sociale huurwoningen is hier zo gering, dat je niet kunt spreken van een toegenomen rijkere bevolking: de inwoners horen al bij de rijkeren. Bijvoorbeeld: bij sollicitaties, op school, bij het uitgaan, bij rijlessen, sportclubs enz. wordt iemand uit de Kolenkitbuurt scheef aangekeken of gediscrimineerd. Bijvoorbeeld: doordat in een slechte buurt de prijzen van koopwoningen dalen. In de Kolenkit buurt stegen de huizenprijzen minder snel dan gemiddeld.
10 a
b
c d
1
De Staatsliedenwijk is gebouwd vanaf 1975 om de suburbanisatie uit Amsterdam op te vangen. In die tijd vestigden zich vooral jonge gezinnen in de stad. Na 35 jaar (2010) is deze generatie toe aan ouderenhuisvesting. 2 De Staatsliedenwijk ligt dicht bij het centrum met allerlei voorzieningen. Ouderen zijn minder mobiel en willen graag dicht bij het centrum wonen. In deze wijk zijn weinig koopwoningen en dus veel (sociale) huurwoningen. Dat zorgt voor een eenzijdige bevolkingssamenstelling, met kwetsbare mensen (lager opgeleid, lager inkomen, eenoudergezinnen, minima en allochtonen). Binnen de wijk zijn er buurten met zeer lage inkomens. Daardoor is er een risico dat daar de problemen zich concentreren. Doordat mensen snel verhuizen, is er een lage sociale cohesie. Dat leidt tot geringe leefbaarheid. Bijvoorbeeld negatief: doordat er zoveel nieuwe woningen gebouwd zullen worden, zal deze wijk minder populair worden, waardoor zich hier nog meer concentratie van zwakke groepen zal voordoen. Bijvoorbeeld positief: de wijk ligt dicht bij het centrum. Het centrum zal belangrijker worden bij toename van het aantal bewoners en dat kan uitstralen op deze wijk.
© NOORDHOFF UITGEVERS BV 2012 ANTWOORDEN 5 VWO – 4 STEDELIJKE GEBIEDEN
23
SAMENVATTING
1 a 1 bereikbaarheid en congestie 2 stedelijke economie 3 Randstad 4 Stedelijke vernieuwing 5 Samenwerking 6 Leefbaarheid b 1 Locatievraagstukken in en rond steden vergen complexe afwegingsprocessen van belangen. 2 Steden zijn de motor van de kenniseconomie. 3 De creatieve economie wordt steeds belangrijker in de stad 4 Het nationale ruimtelijk beleid ten aanzien van de Randstad weerspiegelt het economische belang van de regio. 5 De invloedssfeer van de Randstad bestrijkt een groot deel van Nederland. 6 Herstructurering verandert de woningvoorraad én de bewonerssamenstelling. 7 Steden kennen een grotere segregatie naar inkomen dan naar etniciteit. 8 Stedelijke ontwikkeling vereist bestuurlijke samenwerking over de grenzen van de stad heen. 9 Leefbaarheid hangt samen met kenmerken van de woningen, de woonomgeving en de bewoners. 10 Wijken rond het stadscentrum hebben vaak een slechtere objectieve veiligheid. 11 De leefbaarheid van een wijk/buurt hangt samen met de sociale cohesie. 12 De beleving van de openbare ruimte hangt samen met leeftijd en sekse. 13 Vinex-wijken hebben vaak minder voorzieningen dan oudere wijken.
© NOORDHOFF UITGEVERS BV 2012 ANTWOORDEN 5 VWO – 4 STEDELIJKE GEBIEDEN
24