AnD
T i j d s c h r i f t v a n d e Ve r e n i g i n g v o o r A l c o h o l - e n a n d e r e D r u g p r o b l e m e n v z w Verschijnt driemaal per jaar – Afgiftekantoor: 9099 Gent X
JUNI 2013
N2
VAD IN ACTIE 1
COLOFON
INHOUD
AnD is het tijdschrift van VAD, de Vereniging voor Alcohol- en andere Drugproblemen vzw. VAD overkoepelt het merendeel van de Vlaamse organisaties die werken rond alcohol, illegale drugs, psychoactieve geneesmiddelen en gokken. De DrugLijn, een initiatief van VAD, is dé informatielijn waar iedereen terechtkan met vragen over deze thema’s.
REDACTIONEEL
3
VAD IN ACTIE
4
Vroeginterventie op spoeddiensten. Patiënten evalueren eigen risicogedrag
EEN DAG UIT HET LEVEN VAN AnD verschijnt driemaal per jaar.
Een DrugLijnmedewerker
Redactie dr. Frieda Matthys (hoofdredacteur) Inge Baeten, David Möbius, Kathleen Raskin, Johan Rosiers, Jochen Schrooten
BRUSSEL-CENTRAAL
Vo r m g e v i n g , d r u k , c a r t o o n s e n f o t o’s fe-online.be (vormgeving), epo.be (druk), pokke.be (cartoons) shutterstock.com (p. 1, 4, 6, 7, 8, 10, 14, 16, 20), CAD Limburg (p. 9), BIVV (p. 18, 19)
GEWIKT & GEWOGEN
Abonnementen T 02 423 03 33 Contactgegevens Vereniging voor Alcohol- en andere Drugproblemen vzw Vanderlindenstraat 15, 1030 Brussel T 02 423 03 33 I F 02 423 03 34 I www.vad.be I
[email protected] Ve r a n t w o o r d e l i j ke u i t g e v e r Frieda Matthys, Vanderlindenstraat 15, 1030 Brussel
Groenboek
UITGESPROKEN www.gokhulp.be. Voor spelers en hun omgeving
Cultuur- en migratiesensitieve drempels in de drughulpverlening De norm bepaalt
BIJBLIJVEN Willen, werken, werken State of the art GHB-monitor
FOCUS Go For Zero driver schuimt het Vlaamse uitgaansleven af
UITGELEZEN Iedereen gebruikt toch? Geboekstaafd
UIT DE KUNST Love is the devil
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag overgenomen en/of verveelvoudigd worden, in enige vorm of op enige wijze, zonder voorafgaande toestemming van VAD.
ETALAGE Bestelbon
4 6 6 7 7 8 8 10 10 12 14 14 16 18 18 20 20 21 22 22 23 24
RE DAC TIO NEEL Afgelopen weken kwam, na veertien jaar voorbereiding, de vijfde editie uit van de DSM-5, de Diagnostical and Statistical Manual van de American Psychiatric Association. Het is een handboek waarin alle (?) psychiatrische aandoeningen geclassificeerd staan. Stoornissen door het gebruik van middelen vormt daar meer dan ongeveer een derde van. De eerste editie verscheen in 1952. Door de evolutie van de wetenschap, maar ook door maatschappelijke en culturele veranderingen, kijkt men anders, of benoemt men de stoornissen anders. Reeds maanden is er ook heel wat kritiek op deze nieuwe editie van de DSM. Op ons eigen terrein is al zeker niet iedereen het erover eens dat het schrappen van het onderscheid tussen middelenmisbruik en middelenafhankelijkheid een goede zaak is. De consequentie voor het advies dat we aan de patiënt geven, is immers groot. Bij alcoholmisbruik is er vermoedelijk een weg te vinden om gecontroleerd te drinken. Zijn er tekenen van afhankelijkheid, dan moeten we de patiënt eerlijkheidshalve adviseren om geen risico’s te nemen, omdat afhankelijkheid controle juist in de weg staat. Er is trouwens wel meer kritiek op de DSM-5, kritiek vol emotie, die we bij een toename van lichamelijke diagnoses nooit zien. En die zijn er ook. Elk jaar worden nieuwe lichamelijke ziektes benoemd. Bij psychiatrische diagnoses voelt iedereen zich meer bedreigd. Het lijkt wel alsof we bang zijn om ‘gestoord’ genoemd te worden. Natuurlijk moeten we voorzichtig zijn met vage, zwevende diagnoses die misbruikt kunnen worden, hetzij in een verdrukkend politiek klimaat, hetzij door de farma-industrie of door de zorgverzekeraars. Maar het zo goed mogelijk benoemen en indelen wat er allemaal mis kan lopen, is op zich toch niet bedreigend. Misbruik kan er inderdaad van elk systeem gemaakt worden. Dat kan nu ook met de DSM-IV. De kritiek lijkt ook wat te gaan over het feit dat de wetenschap niet heeft kunnen waarmaken wat ze vijftien jaar geleden had aangekondigd: aan de basis van elke aandoening ligt een organische oorzaak. Als we die vinden, kunnen we psychiatrische stoornissen adequaat behandelen door de oorzaak weg te nemen. We weten eigenlijk nog steeds heel weinig van ons brein. En veel meer onderzoek op dat vlak is nodig. Maar de psychische en sociale factoren zullen altijd een belangrijke rol blijven spelen en met geen medicijn of magnetische stroom te beïnvloeden zijn. Misschien hoeven we ons niet zo druk te maken. Misschien biedt de DSM-5 wel nieuwe handvatten om ons werk, preventie, diagnose en zorg, beter te doen. Frieda Matthys
VAD IN ACTIE 3
VAD IN ACTIE
Vroeginterventie op spoeddiensten Patiënten evalueren eigen risicogedrag In 2011 ging het innovatieve Europese project eSBIRTes (electronic Screening, Brief Intervention and Referral to Treatment at emergency services) van start. Het project ontwikkelde en testte een online interventie uit. De webapplicatie werd op tablets in spoeddiensten ingezet om vroegtijdig te interveniëren bij alcohol- en druggebruikers met een verhoogd risico op probleemgebruik.
4
R e c r e a t i e v e d r u g g e b r u i k e r s z i e n r i s i c o’s n i e t Van 1 juli 2012 tot en met 31 augustus 2012 werd dit instrument getest in vier ziekenhuizen, twee in Vlaanderen en twee in Hongarije. In diezelfde periode en dezelfde landen werd het instrument ook uitgetest op vier grote muziekfestivals. Tabel 1: Ziekenhuisbezoekers en geselecteerde cliënten voor de eSBIRTes-interventie % geAantal Ziekenhuis/ Geschikte Evenement ziekenhuis- gescreen- screend bezoekers* de bezoekers Duffel
Wetenschappelijke studies toonden eerder al aan dat de spoeddienst van een ziekenhuis een veelbelovende plek is om vroegtijdig te werken rond alcohol- en drugproblemen. Een aanzienlijk deel van de patiënten komt daar voor een probleem dat rechtstreeks of onrechtstreeks met alcohol of andere drugs te maken heeft (een valpartij, een vechtpartij, een auto-ongeluk, een overdosis,…). Bovendien worden deze patiënten er geconfronteerd met de gevolgen van hun gebruik.
Kortrijk
Daarom ontwikkelden de partners in dit project een elektronisch instrument, eSBIRTes, dat gebruikt kan worden op een iPad of laptop. Het verplegend personeel op de spoeddienst kan dit online programma zonder veel uitleg aan een patiënt doorgeven, die de module dan zelf doorloopt. Het instrument screent eerst hoe risicovol het gebruik van de patiënt is, geeft dan een kort en eenvoudig advies op maat en verwijst de patiënt, wanneer dat nodig is, door naar een online zelfhulpmodule of naar gespecialiseerde zorg.
Totaal
VAD IN ACTIE
979
39
4,0
Aantal uitgereikte polsbandjes 7
1.085
174
16,0
30
Boedapest
535
12
2,2
32
Kaposvar
51
8
15,7
1
Subtotaal
2.650
233
8,8
70
Belgische festivals
-
-
-
140
Hongaars festival
-
3
-
3
236
213
* Voorspeld aantal geschikte ziekenhuisbezoekers, gebaseerd
op het geraamde aantal dagelijkse aanmeldingen (ziekenhuisgegevens), vermenigvuldigd met een interventieperiode van 92 dagen in België. Ziekenhuisgegevens voor het effectieve aantal aanmeldingen meegedeeld door de Hongaarse ziekenhuizen (gedurende een interventieperiode van 62 dagen).
Tijdens de pilootfase van het project werden 449 cliënten geselecteerd voor de screening. Bij 236 personen werd de screening onmiddellijk uitgevoerd op de spoeddienst. Aan 213 patiënten werd een polsbandje meegegeven met een unieke code om thuis in te loggen en op die manier deel te nemen. Dit gebeurde bijvoorbeeld omdat het spoedpersoneel hen niet in staat achtte of te agressief vond om de screening ter plaatse in te vullen. Op de festivals in België werd enkel gewerkt met polsbandjes. De jongeren bleken het screeningsinstrument acceptabel te vinden. 85% van de mensen die begonnen aan de vragenlijst over hun druggebruik, beantwoordden uiteindelijk alle vragen. Er was een iets hogere uitval bij oudere groepen. Dit zou kunnen liggen aan een minder vertrouwd zijn met instrumenten als de iPad en een hogere drempel om te praten over privacygevoelige onderwerpen zoals druggebruik. 28% van de patiënten die deelnamen aan de online screening, kregen een ‘matige’ risicoscore voor alcohol, cannabis, cocaïne of GHB. Zij werden doorverwezen naar de online zelfhulpmodule. Slechts weinigen activeerden dit programma. Deze patiënten beschouwden hun gebruik dus niet als problematisch, of voelden op zijn minst de noodzaak niet om een online zelfhulpprogramma te starten. Gezien het kleine aantal mensen dat bereikt werd tijdens de pilootfase is het moeilijk om de eSBIRTes-interventie naar waarde te schatten. Verder onderzoek is nodig om te achterhalen hoe de doelgroep beter gemotiveerd kan worden om vroegtijdig in te grijpen bij risicovol gebruik van roesmiddelen. Sterk instrument, uitdagende omgeving De online interventie die tijdens het eSBIRTes-project ontwikkeld werd, is een zeer innovatief instrument. Nooit eerder werd zoveel kennis over dit soort korte interventies, over elektronische zelfhulp en over de leermomenten van druggebruikende patiënten op spoeddiensten op een dergelijke manier samengebracht. Tijdens de testfase heeft het instrument ook bewezen goed te functioneren. Toch bleek tijdens de pilot in de spoeddiensten dat onvoldoende tijd en ruimte een volledige implementatie van het instrument in de weg staan. Ook al werd eSBIRTes bewust zo ontwikkeld dat het verplegend personeel er zo weinig mogelijk werk mee zou hebben, dan nog bleek het uitvoeren van de interventie niet steeds haalbaar. Een spoedafdeling is hectisch en gericht op het snel behandelen van symptomen. Hierdoor krijgt een vroeginterventie-initiatief niet
altijd voldoende aandacht. Het aanstellen van een vast persoon voor eSBIRTes leek de implementatie wel te bevorderen. Op zoek naar een ruimere toepassing Met eSBIRTes werd een waardevol instrument ontwikkeld voor het screenen en eventueel doorverwijzen van recreatieve druggebruikers. Wellicht kunnen ook andere omgevingen, zoals het kabinet van de huisarts, in de toekomst hun voordeel doen met deze webapplicatie. Verder onderzoek is nodig om te weten welke settings geschikt zijn om dit soort interventies uit te voeren. De online ASSIST en DASH staan open voor onderzoekers die deze instrumenten in de toekomst willen toepassen in gelijkaardige settings. Meer informatie over alle aspecten van dit project en over de e-SBIRT die werd ontwikkeld, vindt u op de website www.esbirtes.eu. Jochen Schrooten
eSBIRTes werd gefinancierd door de Europese Commissie, DG Justitie, vrijheid en veiligheid. Het project werd gecoördineerd door de Vereniging voor Alcohol- en andere Drugproblemen vzw (VAD, België), in samenwerking met het Centre for Public Health, Liverpool John Moores University (UK), de Eötvös Lorand Universiteit (ELTE) (Hongarije), IREFREA (Spanje) en het TrimbosInstituut (Nederland).
VAD IN ACTIE 5
EEN DAG UIT HET LEVEN VAN ... een DrugLijnmedewerker
12 u Een nieuwe werkdag. Ik kom aan bij De DrugLijn en zet meteen de status van de Skypetelefoon op online. Onze Skypelijn is immers open van 12 tot 20u. Ik check de binnengelopen mails en merk dat er weer heel wat nieuwe vragen zijn. Behalve bezorgde ouders zie ik dat er vooral gebruikers gemaild hebben. De onderwerpen zijn erg divers: van iemand die aangehouden werd door de politie met xtc op zak tot iemand die graag zijn lsd had laten testen voor eigen gebruik. Ik zie een reactie staan op een door mij verzonden mail. Nieuwsgierig als ik ben, besluit ik ze meteen even te lezen. De persoon had reeds een online zelfhulpprogramma geprobeerd voor haar alcoholverslaving, maar dat was blijkbaar toch niets voor haar. Ze vraagt expliciet naar afkickcentra in haar omgeving. Ik geef haar een paar opties mee, hopelijk kan ze er snel met een behandeling starten. Ik geef haar nog even mee dat het alvast positief is dat ze zelf naar hulp zoekt en gemotiveerd is om te veranderen. 12 u 15 Tijd om mijn persoonlijke mailbox met vooral interne mails te bekijken bij een lekkere kop koffie. Ondertussen hoor ik de telefoon rinkelen, maar besef net op tijd dat er momenteel een vrijwilliger aanwezig is die maar al te graag zou opnemen.
6 EEN DAG UIT HET LEVEN VAN
12 u 3 0 Middagpauze. Doordat ik deeltijds werk is dit dé kans om wat bij te praten met de collega’s. 13 u Ik beantwoord nog enkele mails en telefoons. Het is een gezonde afwisseling tussen schriftelijk en mondeling advies. Deze keer gaat het over cannabis en truffels. Ook een facebookverslaving komt aan bod. Het antwoord op de vraag of Flügel aan jongeren ouder dan zestien mag aangeboden worden moet ik even opzoeken. Zo blijft elke nieuwe vraag een uitdaging. 14 u 3 0 Het leven is meer dan beantwoorden alleen. Ik moet dringend het cijfermateriaal op www.druglijn.be updaten. De VAD-collega’s hebben intussen alweer heel wat nieuwe cijfers gepubliceerd terwijl deze nog niet op onze website staan. 15 u Onze chat is nu geopend. Na vijf minuten is er een eerste chatter. Een zestienjarige jongen klaagt over “het gezaag van zijn ouders”. Hij rookt regelmatig cannabis maar liegt hierover. Daarom wordt hij vaak gestraft. Na een half uur chatten lijkt het ons een goed idee dat hij een rustig, eerlijk en volwassen gesprek met
zijn ouders probeert te hebben. “Ze gaan verbaasd zijn”, laat de jongen weten. Ik wens hem erg veel succes toe. 17u De DrugLijn kan alle hulp gebruiken en we zijn weer volop vrijwilligers aan het werven die ons team willen versterken. Er komen twee kandidaten langs om kennis te maken met wat we precies doen. Ik leid ze kort rond en we doen enkele basisoefeningen in communicatie. Aangename mensen. Al onze vrijwilligers trouwens! Het valt me wel op dat we steeds meer jongere kandidaten hebben terwijl de huidige beantwoorders eerder wat ouder zijn. Een gezonde mix kan enkel maar positief zijn. Hopelijk raken we snel aan voldoende kandidaten om met de vrijwilligersopleiding te kunnen starten. 18 u 3 0 Alle collega’s zijn inmiddels huiswaarts en een oase van rust maakt plaats. Al rinkelt weer de telefoon: de dochter van een drinkende vader. Soms heb je de indruk dat je nu eenmaal niet veel kán helpen in sommige situaties. Maar door te luisteren en ruimte te creëren voor iemands verhaal kan je toch veel betekenen. 20u De DrugLijn sluit. Na een drukke en gevulde dag keer ik weer naar huis.
BRUSSEL-CENTRAAL
Groenboek In het kader van de zesde staatshervorming werkt Vlaanderen groenboeken uit met scenario’s voor toekomstige beleidsvoering. Zo ook voor de problematiek van middelengebruik en verslavingsproblemen. VAD verleende haar medewerking aan dit groenboek. Voor de zogenaamde ‘nuloptie’ (de situatie zoals ze nu is) brachten we de volledige sector in kaart: wie doet wat, met welke middelen, vanuit welke overheden, in welke samenwerking. Hieraan koppelden we de knelpunten die we de voorbije jaren reeds in diverse adviezen en nota’s formuleerden. In tweede instantie werd met de VAD-leden een nieuw voorstel voor een Vlaams beleid met betrekking tot middelengebruik en verslavingsproblemen uitgeschreven. Onder ‘middelengebruik en verslavingsproblemen’ verstaan we niet alleen alcohol, illegale drugs en psychoactieve medicatie, maar ook gedragsproblematieken als gevolg van gokken, gamen en internetverslaving. Alle aspecten van de problematiek worden in één model gebundeld, van preventie over vroeginterventie naar hulpverlening, harm reduction en maatschappelijke integratie. Het voorstel staat voor een categoriaal én geïntegreerd samenwerkingsmodel, waarin een flexibel en langdurig traject kan worden uitgetekend, zowel voor preventie als voor hulpverlening. Samenwerking en afstemming zijn sleutelbegrippen, binnen het categoriale netwerk zelf, met de geestelijke gezondheidzorg en met belendende sectoren. Naast samenwerking staat de categoriale sector ook garant voor ondersteuning en deskundigheidsbevordering in deze belendende sectoren. Klemtoon van het organisatiemodel ligt op de provincie als territoriale entiteit (eventueel verder op te splitsen in meerdere regio’s). Naast een basisaanbod (op basis van criteria als zorg-
behoeften, omvang van de problematiek, specifieke kenmerken van de regio, sociaal-economische status, enz.) kunnen eigen accenten worden gelegd en initiatieven worden genomen op basis van regionale noden en prioriteiten. Er worden ‘Netwerken middelengebruik en verslavingsproblemen’ opgericht. Elk Netwerk beschikt over een coördinator en kan werkgroepen (o.a. preventie) en afstemmingsinitiatieven (o.a. cliëntenoverleg, casemanagement) opzetten. In dit scenario gaan we uit van een apart decreet voor alle aspecten die te maken hebben met middelengebruik en verslaving (erkenning voorzieningen, financiering en werking). Door Zorgnet Vlaanderen werd een alternatief voorstel uitgetekend waarin de integratie van de verslavingszorg in de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) in Vlaanderen wordt uitgewerkt. Het gaat om een inhoudelijke integratie waarbij de huidige verslavingszorg instapt in het ruimere integratieproces dat momenteel in de GGZ bezig is. De verslavingszorg wordt hier onderdeel van een nieuw decreet op de GGZ. De drie scenario’s voor middelengebruik en verslavingsproblemen werden in een fiche gebundeld en door het kabinet welzijn en gezondheid geïntegreerd in een ruimer Groenboek voor de gezondheidssector. Tegen de zomer plant Vlaanderen een volledig Groenboek dat de zesde staatshervorming in kaart brengt en is een consultatie van het ruime werkveld voorzien. Uiteindelijk zullen politieke beslissingen de toekomst van de aanpak van middelengebruik en verslavingsproblemen in Vlaanderen bepalen. Marijs Geirnaert De tekst ‘Voorstel organisatiestructuur voor de aanpak van middelengebruik en verslavingsproblemen in Vlaanderen’ die samen met de VAD-leden werd uitgewerkt, vindt u op www.vad. be/actueel.aspx.
BRUSSEL-CENTRAAL 7
UITGESPROKEN
www.gokhulp.be Voor spelers en hun omgeving Voor velen is het internet de eerste bron geworden om gezondheidsinformatie in te winnen. Zo ervaren artsen vaak dat hun patiënten te rade gaan bij ‘dokter Google’. De keerzijde is wel dat online informatie niet altijd accuraat is en kritisch moet bekeken worden. Er kan een kwaliteitsgarantie geboden worden door professionele hulpverleners die zelf investeren om correcte informatie via het internet te verspreiden en dit niet aan het toeval of aan commerciële belangen over te laten. Hulpinstanties ontwikkelen dan ook allerlei online tools om via het web cliënten te bereiken en verder te helpen. Sinds kort is ook www.gokhulp.be online, een website voor (problematische) spelers en mensen uit hun omgeving. E e n m i s ke n d p r o b l e e m De gevolgen van een gokverslaving zijn op financieel, relationeel, sociaal en vooral op psychisch vlak vaak dramatisch. Problematische gokkers vormen een verborgen groep. Ze doen weinig beroep op face-to-face hulpverlening. Ook voor familie, vrienden, huisarts of anderen houdt de gokker het probleem, soms jarenlang, verborgen. Vooral vanuit schaamtegevoel, angst voor onbegrip en vanuit de aanhoudende hoop (financiële) problemen alsnog te kunnen oplossen door opnieuw in te zetten op kansspelen. Het is niet precies geweten hoeveel mensen in België gokproblemen hebben omdat er nog geen diepgaand onderzoek plaatsvond. Uit een beperkt onderzoek bij al wie een gokje waagde in 2004 bleek wel dat 42% risicogokker was en 14% zelfs voldeed aan de kenmerken van problematisch gokken. De meeste problematische gokkers waren bezoekers van speelautomatenhallen, gevolgd door de spelers op bingotoestellen
8
UITGESPROKEN
in cafés. Hulpverleners rapporteren recent een groeiend aantal hulpvragers die via sportweddenschappen en/of online gokken in de problemen kwamen. To e n a m e o n l i n e g o k ke n Het is niet onwaarschijnlijk dat heel wat problematische gokkers online gokken. Gokwebsites zijn immers zeer gemakkelijk bereikbaar, zijn 24u/24u toegankelijk en je kan er ongelimiteerd spelen zonder enige vorm van sociale controle. Op het internet verliezen spelers nog sneller elk tijdsbesef uit het oog, ook door de mogelijkheid om thuis te roken en alcohol te drinken tijdens het gokken. Bovendien is ingezet geld niet fysiek aanwezig en gaat het voornamelijk om snelle spelletjes die onmiddellijk resultaat - verlies of winst - genereren. De kans is dus nog groter dat je als speler in een roes terechtkomt en de realiteit zo vergeet. Of een gokwebsite al dan niet legaal is, maakt in dit verband weinig uit. Info en zelfhulp online Een online informatie- en hulpaanbod voor mensen met een gokprobleem is dus een goed idee. Zeker omdat te verwachten valt dat steeds meer gokkers online te vinden zullen zijn wegens het groeiende aanbod van legale online kansspelen. Zo kan ook de drempel naar hulpverlening verlaagd worden waardoor meer problematische gokkers, liefst tijdig, een uitweg kunnen vinden. In dit kader werd recent de tweetalige website ‘gokhulp. be/aide-aux-joueurs.be’ gelanceerd. Het aanbod is gratis voor bezoekers en volledig anoniem. De site bestaat uit twee delen. Het informatieve gedeelte gaat in op de riskante factoren van kansspelen, de ingesteldheid van de speler, de invloed van de context waarin gespeeld wordt, wettelijke bepalingen, de soorten kansspelen, kenmerken van problematisch spelen en correcties van mogelijke denkfouten bij gokkers in verband met winstverwachting. Er is een FAQ-rubriek, informatie over hulpverlening en bezoekers kunnen berichten
plaatsen op een publiek forum. Ook mensen uit de omgeving van problematische spelers en professionelen kunnen in het informatiegedeelte heel wat tips en info vinden. Daarnaast zijn er drie soorten zelftests beschikbaar voor de bezoeker die zich vragen stelt over zijn gokgedrag. Het tweede deel van de site is er voor iedereen die gokproblemen ervaart en iets aan zijn gedrag wil veranderen. Deze doelgroep kan zich anoniem aanmelden bij het kosteloze online zelfhulpprogramma. Tijdens het programma, dat naar keuze drie tot twaalf weken duurt, kunnen deelnemers gebruikmaken van een reeks opdrachten om hen te helpen bij het bereiken van hun doel. De opdrachten bestaan onder andere uit een registratiedagboek, afwegen van voor- en nadelen, het concretiseren van doelstellingen, het bepalen van risicosituaties, enzoverder. Er wordt hierbij aandacht besteed aan het aanpakken van eventuele schulden, hoe de omgeving betrokken kan worden bij het zoeken naar oplossingen en hervalpreventie. Naast de opdrachten wordt nog bijkomende informatie geboden rond de illusie van controle bij kansspelen, herverdelingspercentages en gemiddeld uurverlies, verdere hulpverlening en zelfhulpgroepen. Wie zich aanmeldt voor het zelfhulpprogramma kan via een beveiligd forum in contact komen
met andere hulpzoekers. Uitwisselen van ervaringen, delen van herstelsuccessen en onderlinge steun kunnen zeer helpend zijn. Drempel hulpverlening verlagen via chatgesprek? Of er ook een online begeleiding zal toegevoegd worden aan deze website, waarbij deelnemers online kunnen begeleid worden door een professionele hulpverlener (zoals bij www.alcoholhulp.be, www.cannabishulp.be en www.drughulp.be) valt nog af te wachten. Ronny Willemen Hulpverlener CAD Limburg
Gokhulp.be is een gezamenlijk initiatief van de Kansspelcommissie, die voor de financiering instaat, Le Pélican asbl (Brussel) en CAD Limburg. www.gokhulp.be/www.aide-aux-joueurs.be
Upgrade infostanden ‘Alcohol. Bekijk het eens nuchter’ Sinds juli 2012 beschikt elke provincie over een infostand met preventiebox. De infostanden werden in 2012 gebruikt tijdens 46 events en gedurende 171 dagen. Uit de evaluatie leren we dat de infostand in de smaak valt: de kleur valt op en is aantrekkelijk. De stand wordt ook als degelijk en duurzaam ervaren. De keerzijde hiervan is dat de stand zwaar is en dat je met twee moet zijn om deze op te stellen. De infostanden kaderen in het project ‘Begin niet te vroeg: -16 geen alcohol, -18 geen sterkedrank’, gesubsidieerd door het Fonds ter Bestrijding van Verslavingen. Dit jaar worden de in-
fostanden, op maat van de provinciale noden, aangepast. Een greep uit de verbeteringen: een achterwand, een extra toog, verlichting, rekje voor folders, draagtassen voor vervoer en extra promillebrillen. U kan voor ontleningen terecht bij de contactpunten (zie voor een overzicht: www.vad.be, sector lokaal beleid). Praktische afspraken worden in overleg gemaakt. Els Vandenberghe
UITGESPROKEN 9
GEWIKT & GEWOGEN
Cultuur- en migratiesensitieve drempels in de drughulpverlening Als gevolg van een groeiende diversiteit in het cliënteel, worstelen allerhande dienst- en hulpverleningsorganisaties met nieuwe vragen. Dit is ook zo bij de drughulpverlening. In samenwerking met het Stedelijk Overleg Drugs Antwerpen bracht het Antwerps integratiecentrum de8, drempels voor en noden van cliënteel uit etnisch-culturele minderheden (ECM) in kaart. De resultaten van het onderzoek leest u in dit artikel. Expertiseopbouw Antwerps integratiecentrum de8 is innovator en expert in het positief omgaan met etnisch-culturele diversiteit. De8 bouwde haar expertise op door het begeleiden van interculturaliseringstrajecten in diverse drughulpverleningsorganisaties en een kwalitatiefparticipatief onderzoek met betrokkenheid van hulpverleners, gebruikers en sleutelfiguren van verschillende nationaliteiten. D e E C M - g e b r u i ke r Er is geen sluitend profiel voor de ECM-(ex-)gebruiker. Zijzelf en hun omgeving ervaren de algemeen gekende drempels. Elk individu bestaat namelijk uit een som van deelidentiteiten en verschillen binnen een gemeenschap zijn even groot als tussen gemeenschappen. Dé Marokkaan, Turk, Ghanees of Chinees bestaat niet. Voor sommige gebruikers vormen de cultuur, religie,
10 GEWIKT EN GEWOGEN
migratiegeschiedenis, taal en de gemeenschap waartoe de gebruiker behoort, extra drempels. Deze drempels situeren zich op het niveau van gebruik, het vinden van de weg naar de hulpverlening en de aansluiting van het aanbod bij de hulpvraag. C u l t u u r- e n m i g r a t i e s e n s i t i e v e o n d e r w e r p e n De migratiegeschiedenis kan leiden tot identiteitsproblemen en negatieve gevoelens. Bij de tweede en derde generatie is een gevoel van falen erg aanwezig. Nieuwkomers van de eerste generatie moeten soms een extreme desillusie doorstaan. Jongeren op hun beurt worstelen met het verzoenen van verschillende deelidentiteiten. Opvattingen en kennis rond drugs en druggebruik belemmeren het herkennen en het erkennen van het drugprobleem. Soms wordt drugverslaving gezien als een lichamelijke of psychologische ziekte. Verslaving wordt ook verbonden met criminaliteit of een aantasting van de familiale eer. Vaak heerst een gevoel van schaamte bij de gebruiker en zijn familie. Het onderwerp is daarom vaak taboe en wordt lang verzwegen of genegeerd door gebruikers en de omgeving. Naast deze opvattingen is er een tekort aan kennis over drugs. Moeders, vaders of gebruikers gaan vaak pas op zoek naar informatie over drugs en hulpverlening als de verslaving vergevorderd is. Soms ontbreekt kennis over de hulpverlening waardoor men de weg niet vindt. De kennis hangt af van het netwerk dat men heeft en de gemeenschap waartoe men behoort. Kennis van het bestaan van de hulpverlening sluit echter niet uit dat verslaafden verstoten worden uit de gemeenschap of dat families het probleem op een alternatieve wijze oplossen. Soms zorgen opvattingen over de hulpverlening ervoor dat men de weg niet inslaat. Sommige ECM zeggen dat ze wel weten dat er een aanbod is. Tegelijk beseffen ze niet dat die hulpverlening er ook voor hen is. Ook een tekort aan kennis over de werking van de hulpverlening beïnvloedt de stappen
in de richting naar de hulpverlening. Vooral het beroepsgeheim en het bestaan van wachttijden zijn niet voldoende gekend. De geheimhouding is erg belangrijk in het kader van de eer van de familie. Voor mensen zonder papieren is het belangrijk te weten dat ze niet aangegeven worden bij de politie. De wachttijden zijn voor alle gebruikers een probleem. Bij ECM-gebruikers wegen ze extra zwaar omdat ze soms aangevoeld worden als een teken van discriminatie. En als men de stap naar de hulpverlening zet, voldoet deze dan aan de verwachtingen? Sommige (ex-)gebruikers geven aan dat het al voldoende is dat ze met hun probleem ergens terecht kunnen. Het maakt niet uit of de hulpverlener een man of vrouw is. De gebruiker wil liefst iemand die niet uit de eigen gemeenschap komt. De familie vaak wel. Dit hangt samen met de kennis over het beroepsgeheim. En wat met het type hulpverlening? Soms is er geen praatcultuur bij ECM. Soms botst de emancipatorische, participatieve aanpak van de hulpverlening met de strenge en hiërarchische aanpak waarin familieleden geloven. Dan is er ook nog de taal. Een andere moedertaal, letterlijke vertalingen en het gebruik van metaforen bij het omschrijven van het probleem of de diagnoses aan de ene kant. Taalvereisten voor opname en bij het vervullen van papierwerk aan de andere kant. Ten slotte is er een behoefte aan meer nazorg en begeleiding bij re-integratie. Familie en omgeving zijn erg belangrijk voor nazorg. Hoe kunnen zij dit opnemen of begeleid worden met respect voor hun opvattingen, zonder dat deze opvattingen te beperkend werken? En wat met re-integratie? Hier is een duidelijke vraag naar meer praktische begeleiding. Conclusie Er zijn cultuursensitieve drempels in de drughulpverlening. De hulpverlener kan met een open basishouding en goede sociale, communicatieve vaardigheden respect en interesse tonen in de
achtergrond en migratiegeschiedenis van de ECM-gebruiker. Er kunnen communicatieve middelen ingezet worden om de taalkloof te verkleinen, betere informatie over wachttijden en het beroepsgeheim. Alternatieve vormen van hulpverlening kunnen het ontbreken van een praatcultuur opvangen. Maar of de drughulpverlening een optie wordt voor de ECM-gebruiker hangt ook af van een mentaliteitsverandering en verhoogde kennis aan de kant van de doelgroep. Dit vraagt om een laagdrempelige, niet belerende en zeer participatieve aanpak waarbij samenwerking met sleutelfiguren en familie cruciaal is. Els Haüser Mariam El Osri Educatief medewerkers/diversiteitsconsulenten Antwerps integratiecentrum de8
Meer lezen? Antwerpse Drughulpverlening. Een optie voor de ECMdruggebruiker (2012), Integratiecentrum de8 Bezoek onze website: www.de8.be of www.diversiteitswijzer.be Vragen? Aan de slag rond bovenstaande drempels? Een vorming organiseren? Zelf een interculturaliseringstraject opzetten? Integratiecentrum de8 Saloua Berdaï, coördinator welzijn Van Daelstraat 35 2140 Borgerhout Tel: 32 (0) 3 270 33 33
[email protected]
GEWIKT EN GEWOGEN 11
De norm bepaalt Vaak wordt gesteld dat bijna alle jongeren softdruggebruik zeer normaal vinden. Hasj en wiet zijn namelijk nadrukkelijk aanwezig in de leefwereld van jongeren. Als zij zelf nog nooit hasj of wiet hebben gebruikt, dan kennen zij vaak wel leeftijdsgenoten die blowen. Vinden alle jongeren blowen dan normaal? Wie bepaalt nu deze sociale normen van jongeren ten aanzien van het gebruik van softdrugs? En in welke mate hangen deze normen samen met het daadwerkelijke consumptiegedrag? Antwoorden op deze vragen zijn vooral interessant voor beleidsmakers. Sociale normen zijn namelijk belangrijke voorspellers van gedrag. Uit verschillende studies is bekend dat mensen, en vooral jongeren, sterk worden beïnvloed door de geldende normen in groepen waarmee ze zich identificeren. Sociale normen bieden een standaard waarvan ze niet graag willen afwijken. Als meer inzicht ontstaat waarop deze sociale normen zijn gebaseerd dan hebben beleidsmakers meer aanknopingspunten om het softdruggebruik onder jongeren terug te dringen. Onderzoeksopzet In 2012 is in het noorden van Nederland onderzoek verricht naar deze sociale normen van jongeren ten aanzien van softdruggebruik. Op basis van een literatuuronderzoek is een vragenlijst ontwikkeld. De vragenlijst is vervolgens afgenomen bij jongeren van 12 tot en met 18 jaar op een middelbare school en bij een aantal jeugdcentra in het noorden van Nederland. In totaal hebben 147 jongeren de vragenlijst ingevuld. Afkeuring hangt samen met mate van softdruggebruik Ruim een derde van de jongeren zegt softdruggebruik in het algemeen af te keuren, terwijl ongeveer twee derde hier neutraal of positief tegenover staat. Uit nadere analyses blijkt dat jongeren cannabisgebruik niet altijd normaal vinden, maar dat dit mede afhangt van de mate van het gebruik. Als iemand ooit enkele keren heeft geblowd wordt dit namelijk door de meerderheid van de jongeren goedgekeurd of als neutraal beoordeeld, terwijl een groot deel zijn of haar afkeuring uitspreekt over personen die regelmatig of zelfs elke dag blowen. Ook lijkt sociale afkeuring samen te hangen met het eigen gebruik van hasj of wiet. Geen enkele blower zegt softdruggebruik in het algemeen af te keuren, wat ook wel te verwachten was. Onder de groep blowers blijkt echter ook een samenhang te bestaan tussen de mate van het gebruik en sociale afkeuring. Een derde van de blowers keurt het namelijk (sterk) af als iemand elke dag een joint opsteekt.
12 GEWIKT EN GEWOGEN
De invloed van de houding van ouders Ook is aan de jongeren gevraagd in hoeverre zij verwachten dat het gebruik van softdrugs wordt afgekeurd door hun omgeving, waarbij onderscheid is gemaakt tussen drie referentiegroepen: vrienden, leeftijdsgenoten en ouders. Ruim twee derde van de jongeren verwacht dat hun ouders het afkeuren als iemand softdrugs gebruikt. Verder denken meer jongeren dat hun vrienden softdrugsgebruik afkeuren (28%) dan dat leeftijdsgenoten dit doen (22%). Oftewel hoe verder de referentiegroep van de jongeren afstaat, hoe minder zij verwachten dat het softdruggebruik wordt afgekeurd. Bovengenoemde veronderstelde afkeuringen van anderen worden ook wel prescriptieve normen genoemd. Deze prescriptieve normen blijken geen direct effect te hebben op het eigen gebruik van hasj en wiet, terwijl er wel een significant verband bestaat tussen de veronderstelde afkeuring door de omgeving en de mate waarin jongeren zelf softdruggebruik afkeuren. Dit geldt overigens alleen voor de veronderstelde sociale afkeuring van vrienden en ouders, terwijl dit verband bij leeftijdsgenoten niet is aangetroffen. Met andere woorden: als jongeren denken dat hun ouders of vrienden softdruggebruik niet afkeuren (maar hier neutraal of positief tegenover staan) dan is de kans groter dat zij dit zelf ook goedkeuren. De houding van ouders lijkt dus wel degelijk relevant te zijn voor de beeldvorming van jongeren. Uit nadere analyses blijkt verder dat blowers minder vaak verwachten dat hun omgeving softdruggebruik afkeurt in vergelijking met jongeren die niet blowen. Zo denkt ruim een derde tot de helft van de niet-blowers dat hun leeftijdsgenoten of vrienden het gebruik van softdrugs afkeuren, terwijl er vrijwel geen blowers zijn die dit denken. Daarnaast denkt vier vijfde van de niet-blowers dat hun ouders het gebruik van softdrugs afkeuren, terwijl ongeveer de helft van de blowers dit verwacht. Overschat ting van sof tdruggebruik van leeftijdgenoten Ook hebben jongeren vaak een verkeerd beeld van het softdruggebruik in hun omgeving. Uit landelijk onderzoek is bekend dat ongeveer 20% van de scholieren in Nederland van 12 tot en met 18 jaar ooit heeft geblowd, terwijl ongeveer 10% dit in de afgelopen maand nog heeft gedaan (Verdurmen e.a. 2011). Ruim driekwart van de jongeren in ons onderzoek schat dit echter vele malen hoger in. Gemiddeld schatten jongeren in dat iets minder dan de helft van hun leeftijdsgenoten blowt. De percepties van de mate waarin andere mensen bepaald gedrag vertonen, worden ook wel descriptieve normen genoemd. Uit ons onderzoek blijkt dat deze descriptieve normen, oftewel de overschatting van het softdruggebruik van leeftijdgenoten,
invloed hebben op de mate waarin jongeren softdruggebruik afkeuren. Ook blijken de descriptieve normen samen te hangen met het eigen gebruik van hasj en wiet. Met andere woorden: de kans is groter dat jongeren blowen als (zij denken dat) hun omgeving ook blowt. Ve r s c h i l t u s s e n g e n e r a t i e s De resultaten van dit onderzoek verfijnen de vaak gehoorde opmerking dat alle jongeren softdruggebruik normaal vinden. Goedkeuring hangt namelijk sterk samen met de mate van het gebruik. Dagelijks blowen wordt vaak afgekeurd, terwijl een groot deel van de jongeren het wel normaal vindt als iemand ooit in zijn leven heeft geëxperimenteerd met softdrugs. Het is de vraag of de meerderheid van de jongeren van 20 à 30 jaar geleden hetzelfde dacht over het experimenteren met softdrugs. Jongeren van tegenwoordig lijken dit normaler te vinden dan voorgaande generaties. Dit komt mede omdat zij een ander voorbeeld krijgen van hun omgeving dan hun ouders dat kregen. De ouders van vandaag de dag kennen cannabis namelijk uit hun jeugd. Hierdoor hebben zij andere associaties met softdrugs en geven zij waarschijnlijk ook (onbewust) een andere boodschap aan hun kinderen over het gebruik van hasj en wiet dan dat hun ouders (de grootouders van de hedendaagse jongeren) aan hen gaven. Uit dit onderzoek blijkt nu dat de rol van ouders van groter belang is bij de totstandkoming van sociale normen van jongeren dan dat deze ouders wellicht zelf inschatten. Tevens blijkt dat het niet wenselijk is dat jongeren het gebruik en de goedkeuring van leeftijdsgenoten sterk overschatten, omdat dit kan leiden tot een toename van het eigen gebruik van softdrugs. Deze onderzoeks-
bevindingen geven hiermee aanknopingspunten om het beeld aan te passen dat jongeren de afgelopen jaren van cannabis hebben opgebouwd, waarmee mogelijk ook het softdruggebruik onder jongeren kan worden teruggebracht. Rick Nijkamp Onderzoeker Onderzoeks- en adviesbureau INTRAVAL Eline Veenstra Studente psychologie Rijksuniversiteit Groningen
Knipoog Nieuw: friet met wiet Frietje waterfiets, frietje oorlog, frietje kapsalon, ... alsof er nog niet genoeg keuze is, is er een heel nieuw zakje frites te koop in het Nederlandse Utrecht en Amsterdam: het frietje wietsaus. Een portie frites met een “lichtgroene saus met stukjes blad erin met een sterke nasmaak van wiet”, aldus bedenker Albert van Beek dinsdag. Van Beek heeft drie frituren in Utrecht en één op het Damrak in Amsterdam. “Daar lopen elke dag veel mensen voorbij die een joint roken, dus in mijn zaak hangt vaak de lucht van wiet. Toen bedacht ik dat we daarmee iets zouden moeten doen. Tot mijn verrassing bestond er in Nederland nog geen product met de smaak van wiet.” Volgens Van Beek vond iedereen die hij heeft laten voorproeven de wietsaus heerlijk. “Sommigen dachten dat ze na een paar happen licht in hun hoofd werden, maar dat is onmogelijk. Ik heb namelijk een extract van industriële hennep gebruikt, die wordt geteeld voor de fabricage van touw en kleding. Daaraan ontbreekt de werkzame stof THC. De saus heeft dus alleen de smaak, maar niet het effect van wiet.” 09/04/13 – de Standaard
GEWIKT EN GEWOGEN 13
BIJBLIJVEN
Willen, werken, werken Op 24 april ging in Utrecht het congres ‘Willen, werken, werken’ door van Victas, Centrum voor verslavingszorg Utrecht en Flevoland. Een in het oog springende bijdrage was deze van dr. Jeffrey Turnbull (Founder & Medical Director, Ottawa Inner City Health Inc.) over zelfverstrekking van alcohol. Hij belichtte Ottawa’s gecontroleerde alcoholprogramma dat deel uitmaakt van een overkoepelende strategie voor dak- en thuislozen. E n ke l e f e i t e n o p e e n r i j Feit: In Canada zijn 300.000 tot 450.000 mensen dakloos. 1,3 miljoen mensen bevindt zich in een onleefbare woonsituatie. 868.000 mensen doen een beroep op de voedselbank en 12% van de kinderen leeft in armoede. Feit: 24-38% van de mensen met een alcoholverslaving in Canada is dakloos. 53-73% van de daklozen heeft een geschiedenis van alcoholverslaving. Zware alcoholverslaafden drinken meer dan 20 glazen per dag. Het gebruik van mondwater of ontsmettingssprays als goedkope en makkelijk beschikbare alternatieven voor alcohol gebeurt frequent. Feit: Chronische alcoholverslaafden zijn grote gebruikers van eerstehulp- en spoeddiensten. Bij 81% van de daklozen die op spoed terechtkomt, stelt men alcoholintoxicatie, ontwennings-
14 BIJBLIJVEN
verschijnselen, trauma, onderkoeling, psychiatrische problematiek of infecties vast. Feit: In vergelijking met mensen die een huis hebben is het aantal chronische ziekten bij daklozen hoger. Daklozen verblijven gemiddeld vier dagen langer in het ziekenhuis. De gemiddelde leeftijd bij sterfte is tussen 34 en 47 jaar. Feit: De politie moet vaak optreden voor publieke dronkenschap en 70% van de dakloze alcoholverslaafden heeft ooit in de gevangenis gezeten. Feit: Dakloze alcoholverslaafden hebben vaak geen toegang tot opvang. Conclusie: Dakloze alcoholverslaafden maken meer gebruik van publieke zorg, spoed- en ambulancediensten en justitiële diensten, en zorgen voor een hoge kost. A b s t i n e n t i e n i e t n o o d z a ke l i j k Hoewel vanuit gezondheidsoogpunt detoxificatie en abstinentie de beste keuze is, is die voor deze doelgroep weinig haalbaar, stelt dr. Jeffrey Turnbull. Factoren die een gewoon behandelingsprogramma ernstig belemmeren zijn: een beperkt sociaal netwerk, comorbiditeit, een laag cognitief en sociaal functioneren, een lange verslavingsgeschiedenis, een onstabiele woonst en vaak een weigering van behandeling. Omdat er in Canada in 2001 nog weinig ervaring en evidence beschikbaar was voor het werken met dakloze verslaafden werd in Ottawa een schadebeperkend proefproject ‘Ottawa In-
ner City Health Project‘ gestart. Met dit project wou men naast gezondheidsschade, ook de sociaal-economische gevolgen van middelenmisbruik beperken, waarbij onthouding evenwel niet noodzakelijk is. We t P r o g r a m e n T h e O a k s In 2001 startte een programma voor chronisch dakloze alcoholverslaafden voor wie op abstinentie gebaseerde programma’s faalden of waar ze geweigerd werden. Cliënten voor dit programma worden doorverwezen door opvangcentra, politie en buurtwerkers. Dit alcoholverstrekkingsprogramma (nu ‘Wet Program’) voorziet in de eerste opvang van cliënten. Hier wordt een zeer laagdrempelig programma aangeboden met nadruk op verbeteren van mentale en fysieke gezondheid, verminderen van drinken, verbeteren van voeding en hygiëne en sociale integratie. Er wordt een zo stabiel mogelijke omgeving aangeboden aan cliënten die vaak een psychiatrische stoornis, hersenschade of een mentale beperking hebben. Cliënten krijgen tot 150 ml wijn of 90 ml sherry per uur/per dag en dit zeven dagen op zeven tussen 7u30 en 21u30. Het programma voorziet in begeleiding die hen helpt bij alle activiteiten in het dagelijks leven, ondersteunt bij de toegang tot maatschappelijke diensten, meegaat naar medische afspraken en toezicht houdt op medicatie. Er is 24u per dag medische zorg ter beschikking. De behandelresultaten tussen 2001 en 2006 zijn positief: 85% van de cliënten heeft een verbeterde algemene conditie, 64% heeft een verlaagd risicovol gebruik (inclusief lager gebruik), 91% maakt normaal gebruik van ziekenhuizen of spoed en 95%
van de cliënten stemde in met behandeling en medische zorgen. In 2010 startte, naast dit eerste alcoholverstrekkingsinitiatief, een huisvestingsprogramma ‘The Oaks’ (voormalig hotel), met de bedoeling gestabiliseerde cliënten uit het ‘Wet Program’ een meer stabiele leefomgeving aan te bieden. Dit programma kan 45 mensen huisvesten, is voor mannen en vrouwen en voorziet ook alcoholverstrekking. Ook de huidige resultaten blijven positief en geven aanleiding tot betere zelfzorg en gezondheid en tot een daling van het aantal ziekenhuisbezoeken en het aantal contacten met politie en justitie. Het programma is kosteneffectief en wordt door het departement Volksgezondheid gefinancierd. Ook in Nederland is inmiddels een vergelijkbaar programma opgestart: ‘De Kleine Haag’ in Amersfoort. Zij werken op een gelijkaardige wijze en voor eenzelfde doelpubliek van dak- of thuislozen met een dominante verslavingsproblematiek. Daarnaast heeft het cliënteel vaak ook een psychiatrische en/of andere problematiek. Ilse De Maeseneire
Meer informatie over het Canadese en het Nederlandse project is te vinden op http://ottawainnercityhealth.ca/Home en http://www.youtube.com/watch?v=UApcRPnwGYk .
BIJBLIJVEN 15
State of the art GHB-monitor Zeven klinieken voor verslavingszorg en de Radboud Universiteit Nijmegen hebben in opdracht van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport GHB-verslaafden tijdens hun detoxificatie en behandeling opgevolgd. Op basis hiervan is een nieuw behandelprotocol opgesteld. De nieuwste inzichten in de behandeling van GHB-verslaving werden op dinsdag 19 maart voorgesteld op een congres aan de Radboud Universiteit Nijmegen in Nederland. Tijdens de inleidende presentatie over neurobiologie kwam een belangrijke vraag aan bod: waarom raken GHB-gebruikers zo snel verslaafd? Het antwoord luidde: lichamelijke afhankelijkheid kan vrij snel optreden, waarschijnlijk vanwege de snelle werking en de korte werkingsduur van GHB. Onthoudingsverschijnselen (o.a. delirium, agitatie, agressie, angst, hallucinaties, hypertensie) die vrij heftig kunnen zijn, treden meestal pas op als er vaker gebruikt wordt dan éénmaal per acht uur. Vervolgens presenteerde het Trimbos-instituut de voorlopige resultaten van een websurvey en interviews met GHB-gebruikers in Nederland. Ongeveer 600 GHB-gebruikers vulden vragen in als: hoeveel dagen gebruik je GHB? wanneer gebruik je? hoeveel doses gebruik je per dag? hoeveel is je gebruikelijke dosis? gebruik je GHB om in slaap te vallen? Dit resulteerde in een typologie van
16 BIJBLIJVEN
GHB-gebruikers. Op basis van de antwoorden worden drie subtypes van gebruikers onderscheiden: uitgaanders, thuisgebruikers - met een onderscheid tussen sociaal en geïsoleerd gebruik en meer gemarginaliseerde gebruikers zoals straatjongeren. In het algemeen geeft GHB minder problemen als de gebruiker lage doseringen en weinig frequent gebruikt. Deze gebruikers zijn meestal niet afhankelijk van de drug. Daarentegen scoren intensieve gebruikers wel hoog op afhankelijkheid en ze verliezen relatief vaak het bewustzijn. Uit de presentatie van het onderzoek ‘Aard en omvang GHB-problematiek bij politie en justitie’ bleek dat de heftige ontwenningsverschijnselen en het verliezen van het bewustzijn voor de politie een lastig probleem is. Men kan plegers van een strafbaar feit, die door hun GHB-gebruik medische opvolging nodig hebben, niet zomaar in de cel opsluiten. Er werden, als mogelijke oplossing, een aantal projecten voorgesteld waar politie en verslavingszorg samenwerken. Practice based aanbevelingen Er werden tevens drie protocollen voor detoxificatie van GHB voorgesteld: twee detoxificatieprotocollen voor de intramurale en de ambulante setting en een behandelingsprotocol GHB-onthouding voor het ziekenhuis. Aan de hand van een stappenplan kregen we zicht op hoe detoxificatie in zijn werk gaat: is er sprake van GHBintoxicatie of van GHB-onthouding? hoe ziet het gebruikspatroon eruit? is een opname noodzakelijk of kan het ook ambulant? Na het instellen van de farmaceutische GHB (gemiddeld twee dagen) volgt de eigenlijke detoxificatie- of afbouwfase die gemiddeld tien
dagen duurt. Het detoxificatieproces verloopt meestal succesvol, maar de terugval is enorm. Twee derde gebruikt binnen de twaalf weken weer GHB, een deel zelfs direct de dag na ontslag. Rama Kamal, een verslavingsarts, had het in haar presentatie over deze hoge terugval. Ze deed een onderzoek bij een klein aantal cliënten naar de invloed van Baclofen op de afname van craving. De resultaten zijn positief maar er werd benadrukt dat meer onderzoek nodig is. Om deze practice based aanbevelingen te realiseren, werden 229 patiënten tijdens hun behandeling gevolgd. Opvallend was dat deze groep veel last had van andere (psychische) problemen
zoals angststoornissen, slaapproblemen en stress. GHB nam deze problemen (tijdelijk) weg, wat een belangrijke reden lijkt te zijn voor de hoge terugval. Behandelaars konden ook goed inschatten welke patiënten zouden terugvallen. Gilles Geeraerts
De hand-outs van de presentaties en de GHB–protocollen vindt u op www.nispa.nl .
VAD-studiedag 22 november 2013 / Vlaams Parlement - Brussel Ve r w e l ko m i n g Marijs Geirnaert, directeur VAD, Brussel Nederlandse cannabis dependence (CanDep) studie: verloop van frequent cannabisgebruik en -afhankelijkheid Peggy van der Pol, wetenschappelijk medewerker, afdeling Drug Monitoring, Trimbos-instituut, Utrecht Verminder t multidimensionele familietherapie (MDF T ) cannabisafhankelijkheid bij adolescenten? Dr. Henk Rigter, hoofdonderzoeker, Leiden University Medical Center (LUMC)/Curium, afdeling Kinder- en Jeugdpsychiatrie, Leiden, Nederland Kris Van Gerwen, hoofdverpleegkundige/MDFT-therapeute, UVC Brugmann-cannabiskliniek, Brussel Drugsbehandelingskamer Gent: Een k walitatieve outcome evaluatie (QUALECT ) Prof. Dr. Freya Vander Laenen, docent, IRCP/Universiteit Gent, Gent
Trends in nieuwe drugs Jochen Schrooten, stafmedewerker, VAD, Brussel Tom Evenepoel, coördinator, De Druglijn/VAD, Brussel E-mental health bij problematisch alcoholgebruik Dr. Blankers Mathijs, senior wetenschappelijk onderzoeker, Arkin, Amsterdam, Nederland CLICK-onderzoek: problematisch internetgebruik in Vlaanderen Jolien Vangeel, wetenschappelijk medewerker, Faculteit Sociale Wetenschappen, KU Leuven, Leuven Impact van het ont wikkelen en inzet ten van een educatieve game ter preventie van alcohol- en drugsmisbruik: a t wo-way street Jasmine Buntinx, onderzoeker/lector, Onderzoeksgroep [ED+ict], Katholieke Hogeschool Limburg Ruben Jans, onderzoeker/lector, Onderzoeksgroep [ED+ict], Katholieke Hogeschool Limburg
Het gedetailleerde programma met de mogelijkheid om in te schrijven wordt in de zomer verstuurd en online geplaatst op www.vad.be.
BIJBLIJVEN 17
FOCUS
Go For Zero driver schuimt het Vlaamse uitgaansleven af Op 4 april, de 22e verjaardag van Carré, stelde het BIVV zijn nieuwe terreinactie ‘Go For Zero driver’ in primeur voor. Het BIVV slaat bovendien de handen in elkaar met het Quality Nights Charter van VAD en bundelt de krachten voor een daling van het aantal ongevallen met jonge bestuurders. Onthutsende cijfers Zoals in alle westerse landen zijn jongeren ook in België oververtegenwoordigd in verkeersongevallen. Jonge automobilisten van 18 tot en met 24 jaar waren in 2011 betrokken in 25% van alle ernstige auto-ongevallen (ongevallen met zwaargewonden en/of doden). In totaal waren er in 2011 4.623 ernstige autoongevallen. Het (letsel)ongevalsrisico (het aantal letselongevallen per gereden kilometer) is zes keer hoger voor 19-jarige mannen dan voor 32-64-jarige mannen. Bij vrouwen is het generatie-
18 FOCUS
verschil kleiner, maar toch is het ongevalsrisico van 19-jarige autobestuursters nog driemaal hoger dan het ongevalsrisico van 32-64-jarige vrouwen. 21% van de autokilometers tijdens weekendnachten worden afgelegd door 18-25-jarige autobestuurders, maar zij vertegenwoordigen wel 39% van alle autobestuurders betrokken in ernstige auto-ongevallen tijdens weekendnachten. Go For Zero driver Vanaf 4 april zal de nieuwe terreinactie van het BIVV ieder weekend aanwezig zijn aan de ingang van een discotheek, in een evenementenhal of op een festival om het kennisniveau en de risicoperceptie van jongeren bij te stellen. Zo hopen we het aantal weekendongevallen met jonge bestuurders terug te dringen. In 2013 zijn er alvast 50 acties gepland, verspreid over gans België. Via www.goforzero.be kunnen uitbaters of eventpromotoren een aanvraag indienen om de Go For Zero driver langs te laten komen op hun feest. Samen op de foto Groepjes jongeren worden aan de ingang aangesproken door onze medewerkers. De chauffeur wordt gevraagd om zich te engageren om zijn vrienden veilig thuis te brengen. Als beloning
krijgt de groep vrienden een unieke groepsfoto aangeboden waarbij de passagiers de chauffeur in de bloemetjes kunnen zetten. Alvorens de foto genomen wordt, zal de chauffeur van het gezelschap zich aanmelden op Facebook en deelnemen aan een korte verkeersveiligheidsquiz waarbij hij kan kiezen tussen vier thema’s: alcohol, snelheid, vermoeidheid en drugs. In de ongevallenstatistieken van het BIVV zien we dat jongeren oververtegenwoordigd zijn en daarbij spelen deze bekende ‘killers’ een belangrijke rol. Iedereen van de vriendengroep krijgt de foto in een hoesje met daarop informatie over het gekozen thema. Het hoesje geeft extra uitleg over het gekozen thema en verwijst naar www.goforzero.be. Jongeren kunnen op deze site gans het jaar door quizzen rond de verschillende thema’s. Zo kan er continu gewerkt worden aan het bijstellen van de risicoperceptie en het opkrikken van kennis. Iedere maand zijn er mooie prijzen te winnen. Zo lokken we de jongeren iedere maand opnieuw naar de site om deel te nemen aan de quizzen. De jongerensite wordt dit jaar uitgebreid zodat hij kan uitgroeien tot een interactief platform waar jongeren info kunnen vinden en delen.
Verschillende bedrijven zorgen ervoor dat we maandelijks mooie en nuttige prijzen kunnen aanbieden. Zo geven we ondermeer eco-driving opleidingen en slipcursussen weg. De Nationale Loterij is de structurele partner van de terreinacties. Samenwerking met het Qualit y Nights Char ter Sinds 2012 is het BIVV officiële ondersteuningspartner van het Quality Nights Charter van VAD. Dit houdt in dat zij uitbaters en promotoren actief ondersteunen bij het implementeren van de Quality Nights service ‘veilig verkeer’. Naast het uitwerken van een sjabloon voor alternatief vervoer en het aanbieden van alcoholtesters speelt de nieuwe terreinactie van het BIVV hierin een belangrijke rol. Zo kunnen alle Quality Nights clubs en vrijwel alle evenementen een bezoek verwachten van de Go For Zero driver. Sofie Van Damme Woordvoerster BIVV
FOCUS 19
UITGELEZEN Iedereen gebruikt toch? “Iedereen gebruikt toch?” is een uitspraak van een Nederlandse cliënt met een verstandelijke beperking. Deze geeft goed weer hoe mensen met een verstandelijke beperking kijken naar alcohol- en ander druggebruik. De uitspraak is meteen ook de titel van het boek ‘Iedereen gebruikt toch?’, waarin specifieke problemen van deze doelgroep besproken worden. Het boek wil een theoretisch, maar ook praktisch handvat bieden in het omgaan met hen. Intersectorale samenwerking ‘Iedereen gebruikt toch?’ is het resultaat van een intersectorale samenwerking tussen verslavingszorg (Joanneke van der Nagel-Tactus), gehandicaptenzorg (Marion Kiewik-Aveleijn) en geestelijke gezondheidszorg (Robert Didden-Trajectum). In de praktijk bundelen de drie organisaties hun krachten en stemmen ze hun behandelingen op elkaar af. Vanuit hun ervaringen schreven zij dit boek. De auteurs willen een stevig theoretisch fundament en een praktische handleiding bieden voor professionals die werkzaam zijn in de gehandicaptenzorg, verslavingszorg en geestelijke gezondheidszorg. Bedoeling is om de lezer zo breed mogelijk te informeren. Achtergrondinformatie In het eerste deel wordt uitgebreide achtergrondinformatie gegeven over licht verstandelijke beperking (LVB) en verslaving. Er wordt uitgebreid ingegaan op wat een verstandelijke beperking is, wat mogelijke bijkomende problemen zijn en hoe LVB herkend kan worden. De link met verslaving wordt al snel gelegd, waarbij er gefocust wordt op de gevolgen van gebruik bij LVB. Wat maakt deze mensen zo kwetsbaar? Signaleren – bespreken – begeleiden en analyseren van gebruik Juist bij cliënten met een beperking is het belangrijk dat anderen het gebruik tijdig signaleren en dat het op een constructieve manier bespreekbaar gemaakt wordt. Dit blijkt in de praktijk vaak lastig: signalen zijn moeilijk te herkennen of worden aan een andere oorzaak toegeschreven. Gebruik wordt ontkend, gebagatelliseerd, verzwegen of net overdreven. Deel 2 van het boek schetst de randvoorwaarden (attitude- en organisatieaspecten) waarmee een klimaat gecreëerd kan worden waarin gebruik makkelijker bespreekbaar wordt. Deze randvoorwaarden sluiten aan bij technieken voor motiverende gespreksvoering. Vervolgens wordt 20 UITGELEZEN
stapsgewijs aangegeven hoe het concrete bespreekbaar maken en het verder begeleiden van de cliënt kan gebeuren. Om uit te zoeken waar er mogelijkheden voor verandering liggen, is het belangrijk om zicht te krijgen op gebruik, bijkomende problemen en de sterke en gezonde kanten van de cliënt. Als men alles in verband brengt met elkaar, krijgen de begeleider en de voorziening een totaalbeeld. De concrete voorbeeldvragen en suggesties voor instrumenten uit het boek kunnen hierbij helpen. Behandeling Stellen van doelen binnen een behandeling is niet altijd eenvoudig. Met tips over hoe je doelen kan formuleren en met suggesties voor het opstellen van een plan van aanpak tracht men in het derde deel dit proces te ondersteunen. Vervolgens wordt stilgestaan bij geijkte methoden uit de verslavingszorg en hoe deze afgestemd kunnen worden op de behoeften van cliënten met LVB. Er wordt ook aandacht besteed aan triple problematiek waarbij LVB, verslaving en psychiatrische stoornis in combinatie voorkomen. Verschillende soorten behandelingen worden ook weergegeven: ambulante en residentiële behandeling in de verslavingszorg, gedwongen behandeling en bemoeizorg. In een apart hoofdstuk wordt er aandacht besteed aan het bestendigen van de resultaten van behandeling en terugvalpreventie. Preventie In deel 4 wordt stilgestaan bij het Nederlandse beleid en bij preventie. De beschreven methodieken en interventies worden idealiter gekaderd in een integraal alcohol- en drugbeleid binnen de organisatie in de verslavings- of gehandicaptenzorg. Hiervoor worden concrete handreikingen gegeven. N e e r s l a g v a n ke n n i s e n e r v a r i n g e n ‘Iedereen gebruikt toch?’ is een neerslag van de ervaring en kennis van de auteurs. Waar mogelijk beriepen ze zich op wetenschappelijk onderzoek, maar gezien dit nog in de kinderschoenen staat, is de theorie voornamelijk opgesteld vanuit praktijkervaringen en wordt deze vaak geïllustreerd met casussen en voorbeelden. Het boek biedt een overzichtelijk antwoord op vragen die kunnen rijzen bij contacten met LVB-cliënten. Nina De Paepe
van der Nagel, J., Kiewik, M. & Didden, R. (2012). Iedereen gebruikt toch? Verslaving bij mensen met een lichte verstandelijke beperking. Uitgeverij Boom: Amsterdam. Een interview met Marion Kiewik van Aveleijn op Radio 1 kan u beluisteren op http://www.youtube.com/watch?v=DnKKfSd-Slg .
Geboekstaafd H o r n s y, I . S . ( 2 0 12 ) . A l c o h o l a n d i t s r o l e i n t h e e v o l u t i o n o f h u m a n s o c i e t y. C a m b r i d g e : R S C Publishing. Hoewel ethanol (of alcohol) een relatief simpele chemische substantie is, is het verbazingwekkend om te zien op hoeveel verschillende manieren mensen ermee omgaan en erop reageren. Tegenwoordig manifesteert de productie van alcoholhoudende dranken zich als een enorme, geglobaliseerde industrie, gebaseerd op onze kennis van biochemie, fysiologie en moleculaire biologie van gisten. Daarnaast bestaat er een overvloed aan kleinere, meer artisanale industrieën die eigenlijk hetzelfde doen maar dan met minder kennis van de wetenschappelijke bijzonderheden ervan. Dit boek, bedoeld voor wetenschappers, professionals en leken, brengt archeologie samen met antropologie en geeft op deze manier een unieke kijk op de invloed van alcohol op de ontwikkeling van onze hedendaagse samenleving. We e r m a n , A . (e t al .) ( 2 0 12). D e s ku n d i g d o o r d e v e r s l av i n g . Pra kt i j ke n e n d i l e m m a’s b i j d e i n z e t va n e rva ri n g s d e s ku n d i g h e i d . A m s t e r d a m : S W P. Steeds duidelijker wordt dat effectieve zorg niet alleen afhangt van de methodiek die wordt toegepast, maar ook van de specifieke persoon van de zorgverlener en de manier waarop deze kan aansluiten bij de beleving van de cliënt. Hersteld zijn van een verslaving is een waardevolle vorm van levenservaring die gebruikt kan worden om anderen te ondersteunen in een vergelijkbaar proces. Ex-verslaafden kunnen als ervaringsdeskundige een bijdrage leveren aan de zorg en dienstverlening. Niet alleen in specifieke rollen, en vanuit cliëntenorganisaties, maar ook binnen reguliere functies. Wat is de betekenis van het inzetten van ervaringsdeskundigheid in de zorg aan verslaafden? Wat weten we hierover? Is er sprake van meerwaarde? Welke valkuilen zijn er? Wat moet veranderen in opleidingen en beroepsopvattingen? Dit boek gaat op deze (en andere) vragen in, met vele concrete voorbeelden.
C a m p b e l l , N . D. & E t t o r r e , E . ( 2 0 11). G e n d e r i n g a d d i c t i o n . Th e p o l i t i c s o f d r u g t r e a t m e n t i n a neurochemical world . Hampshire: Palgrave MacMillan. Dit boek vertrekt van het gegeven dat, ondanks vele pogingen, de meeste vrouwen met een verslavingsproblematiek in de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk nog steeds niet de gepaste behandeling voor hun verslaving krijgen. Dit heeft volgens de auteurs alles te maken met de manier waarop de hulpverlening er is georganiseerd. Het boek schetst een kritisch historisch en sociologisch kader waarin de auteurs aantonen hoe feministische kennisontwikkeling een beloftevolle manier kan zijn om wat zij de wijdverspreide ‘epistemologie van onwetendheid’ (epistemology of ignorance) noemen, te overwinnen. L e w i s , M . ( 2 0 12 ) . M e m o i re s va n e e n v e r s l a a f d b re i n . E e n h e rs e n w et e n s c h a p p e r o n d e rz o e kt z i j n ve rl e d e n a l s d ru g sve rs l aafd e . A m s t e r d a m : M ave n Publishing. Marc Lewis stond op het punt zijn studie psychologie af te ronden, toen hij werd betrapt op het stelen van drugs uit een apotheek. Hij bleek al vijftien jaar verslaafd te zijn. De arrestatie markeerde het begin van een opmerkelijke ommekeer: hij overwon niet alleen zijn verslaving, maar slaagde er ook in een succesvol hersenwetenschapper te worden. In Memoires van een verslaafd brein beschrijft Lewis op eerlijke en meeslepende wijze zijn ervaringen met drugs. Aan de hand van de wisselwerking tussen zijn persoonlijke verhaal en zijn inzichten als wetenschapper geeft hij een onthullende analyse van het psychologische en neurologische verloop van zijn verslaving. Hij vertelt over zijn jeugd, zijn carrière, zijn liefdesleven, maar ook hoe hij elke soort drugs ervoer - van wiet tot heroïne. En hij beschrijft helder en begrijpelijk de werking van verschillende verslavingen, van hoestsiroop tot lsd, van alcohol tot liefde.
UIT DE KUNST Love is the devil Een film over het leven van de Engelse schilder Francis Bacon, wat moet ik me daar bij voorstellen? Biografieën, net als biografische films, verzanden al te vaak in een uitvergroten van de life events in het leven van de beschreven persoon zonder dat de auteur of regisseur daar zelf iets aan toevoegt. Niet bij deze film… John Maybury heeft letterlijk moeten vechten om deze film te maken en uit te brengen. De Engelse kunstwereld vreesde dat de kwaliteiten van hun held Bacon overschaduwd zouden worden door het portretteren van zijn expliciete homoseksualiteit. En het zag er naar uit dat Maybury zijn subsidiëring om die reden zou mislopen. Toegegeven, Maybury schuwt de sadomasochistische trek van Bacon niet, maar de schilder zelf kwam daar op zijn eigen flamboyante wijze ook volmondig voor uit, zowel in interviews als in zijn schilderijen. De film vertelt de liefdesgeschiedenis van Bacon met George Dyer. Bacon had inmiddels zijn eigen artistieke identiteit gevon-
den: schilderijen kregen meerwaarde als ze de realiteit portretteerden, vertekend door de gevoelswereld van de personages en/of de schilder. Hij oogstte voldoende succes om genoeg geld binnen te krijgen. Dyer valt door het dakraam van Bacon terwijl hij die probeert te bestelen en Bacon weet niet beter dan hem uit te nodigen in zijn bed. Wat volgt is een intense worsteling (één van Bacons favoriete onderwerpen) tussen twee persoonlijkheden om de macht binnen de relatie: beiden zowel geweldenaar als slachtoffer. Drank en drugs versterken de neerwaartse spiraal waar ze zich in bevinden. Dwangneurotische Dyer pleegt uiteindelijk na zeven jaar samenzijn zelfmoord in een hotelkamer in Parijs. Hij is daar met Bacon voor diens tentoonstelling in het Grand Palais, a ‘very big deal’ in die tijd. Wat de film interessant maakt is niet dit liefdesverhaal. Maybury vertelt visueel zijn verhaal in de stijl van Bacon: snel, dynamisch, expressionistisch en met de nodige agressiviteit. Er zitten veel verwijzingen in naar het werk van Bacon: de gloeilamp met koordje, de fascinatie met kruisiging, dood en aftakeling, het ‘lelijke’ van mensen. En dit brengt me bij het tweede interessante portret dat de film schetst: ‘the artist and his inner circle’. De film toont hoe Bacon omgeven wordt door andere kunstenaars (zijn beste vriend was Lucian Freud) en kunsthandelaren die samen met hem de tijd verdoen met gokken, drinken en intellectueel mekaar en de rest van de wereld verbaal afmaken. Zowel hijzelf als George Dyer krijgen te maken met vrienden die enkel uit zijn op de gratis champagne. Eén van Bacons bekendste uitspraken ‘champagne for my real friends en real pain for my sham friends’ doelt op die valse vriendschappen. Maar Bacon heeft ze ook nodig, hij is een kunstenaar die nood heeft aan een publiek dat luistert naar zijn monologen. Hij geeft ook toe in zijn werk composities te maken met voor hem belangrijke personen om zo vat te krijgen op zijn realiteit. Maybury kent de artistieke inner circle al te goed en het lijkt of hij door kunstenaars uit de jaren negentig te laten figureren ook een kenschets wil maken van de arty circle uit zijn tijd. De hoofdrollen worden vertolkt door rasacteurs en vooral Derek Jacobi zet een erg realistische Bacon neer. De visuele stijl en antropologische schets van de kunstwereld versterken het beeld dat Maybury wil neerzetten van Bacon: een complexe gekwetste man die zich door niemand werkelijk laat kennen en hunkert naar oprecht contact. Kathleen Raskin Love is the devil, John Maybury, 1999, verdeler Homescreen Nederland.
22 UIT DE KUNST
ETALAGE
VAD-leerlingenbevraging in het kader van een drugbeleid op school (schooljaar 2010 - 2011) | rapport Sinds het schooljaar 2000-2001 organiseert VAD jaarlijks een leerlingenbevraging over alcohol en andere drugs bij jongeren in het secundair onderwijs. Het syntheserapport bevat de gegevens van de leerlingenbevragingen tijdens het schooljaar 2010-2011. © 2013, bestelcode ONV01, € 7,50
Factsheet gokken Deze factsheet presenteert de belangrijkste cijfergegevens van het voorbije decennium (2001-2012) over de omvang van gokken in Vlaanderen en België. We bespreken achtereenvolgens: » gokken door verschillende groepen; » problematisch gokken; » de samenhang tussen gokken en middelengebruik; » gezondheidsproblemen; » sociale problemen; » de hulpvraag bij gokkers; » gegevens van politie en justitie; » hoeveel geld aan gokken wordt besteed; » de omzet van de gokindustrie. Deze factsheet maakt deel uit van een reeks factsheets over verschillende producten. Het document ‘achtergrond bij de factsheets’ geeft meer uitleg bij de herkomst van de gebruikte cijfers. Alle bronnen zijn opgenomen in de ‘literatuurlijst bij de factsheets’. © 2013, gratis te downloaden op www.vad.be
Factsheet bewakingsagenten In deze factsheet vindt u informatie over hoe u als bewakingsagent kan omgaan met alcohol- en andere drugs(problemen) in het uitgaansleven. De volgende onderdelen komen daarbij aan bod: » inleiding; » bewakingswetgeving; » wetgeving tabak, alcohol en andere drugs; » een verklaring voor uitgaansgeweld; » herkennen van alcohol- en ander druggebruik; » eerste hulp bij drugsincidenten in het uitgaansleven (EHBDu). © 2013, gratis te downloaden op www.vad.be
ETALAGE 23
Bestelbon Naam publicatie © 2013 VAD-leerlingenbevraging in het kader van een drugbeleid op school (schooljaar 2010 - 2011) | rapport
Bestelcode
Stukprijs (€)
ONV01
7,50 euro, of gratis downloaden op www.vad.be
© 2013 Factsheet bewakingsagenten
Aantal
gratis downloaden op www.vad.be
© 2013 Factsheet gokken
gratis downloaden op www.vad.be
© 2013 (herziene versie) Factsheet xtc en amfetamines
gratis downloaden op www.vad.be
© 2013 (herziene versie) Factsheet cocaïne
gratis downloaden op www.vad.be
© 2013 (herziene versie) Factsheet cannabis
gratis downloaden op www.vad.be
© 2013 Factsheet eSBIRTes (zie artikel p.4)
gratis downloaden op www.esbirtes.eu
© 2013 eSBIRTes ebook (zie artikel p.4)
gratis downloaden op www.esbirtes.eu Totaal
Naam organisatie: (indien u in functie van uw organisatie bestelt) Naam en voornaam: Leveringsadres: Facturatieadres: (indien verschillend van leveringsadres) Telefoon: E-mail: Datum bestelling: Handtekening:
✁
De prijzen zijn exclusief verzendingskosten en eventuele verpakkingskosten. De leveringstermijn is ongeveer twee weken. Betaling na ontvangst van factuur. TERUGSTUREN NAAR: VAD, Vanderlindenstraat 15, 1030 Brussel | F 02 423 03 34 |
[email protected]
Contacteer De DrugLijn
Voor alle vragen over drank, drugs, pillen en gokken. Voor informatie, een eerste advies of voor adressen voor hulp en preventie. Anoniem, objectief en zonder te oordelen of veroordelen. Bel 078 15 10 20 - ma-vr: 10-20 u. (niet op feestdagen) - vanaf een vast toestel bel je aan voordeeltarief
Neem contact via www.druglijn.be - stel je vraag via mail, Skype of chat - je krijgt steeds een persoonlijk antwoord
Totaal