AnD
T i j d s c h r i f t v a n d e Ve r e n i g i n g v o o r A l c o h o l - e n a n d e r e D r u g p r o b l e m e n v z w Verschijnt vijf maal per jaar – Afgiftekantoor: 9099 Gent X
APR 2009
N2
VAD IN ACTIE 1
COLOFON
INHOUD
AnD is het tijdschrift van VAD, de Vereniging voor Alcohol- en andere Drugproblemen vzw. VAD overkoepelt het merendeel van de Vlaamse organisaties die werken rond alcohol, illegale drugs, psychoactieve geneesmiddelen en gokken. De DrugLijn, een initiatief van VAD, is dé informatielijn waar iedereen terechtkan met vragen over deze thema’s.
REDACTIONEEL VAD IN ACTIE
AnD verschijnt vijf maal per jaar, in februari, april, juni, september en december.
FOCUS
Een infoboekje voor kinderen van ouders met een alcoholprobleem De Fantmobiel in 2008. Wat brengt 2009? Partypeers gezocht Digitale Dopamine
EEN DAG UIT HET LEVEN VAN... Redactie dr. Frieda Matthys (hoofdredacteur) Mieke Autrique, Inge Baeten, Hadewijch Heyvaert, Hilde Kinable, Kathleen Raskin, Jochen Schrooten Vo r m g e v i n g , d r u k e n c a r t o o n s fe-online.be (vormgeving), epo.be (druk), pokke.be (cartoons) Abonnementen T 02 423 03 33 Contactgegevens Vereniging voor Alcohol- en andere Drugproblemen vzw Vanderlindenstraat 15, 1030 Brussel T 02 423 03 33 I F 02 423 03 34 I www.vad.be I
[email protected] Ve r a n t w o o r d e l i j ke u i t g e v e r Frieda Matthys, Vanderlindenstraat 15, 1030 Brussel
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag overgenomen en/of verveelvoudigd worden, in enige vorm of op enige wijze, zonder voorafgaande toestemming van VAD.
Dr. Frieda Matthys, voorzitter VAD
UITGESPROKEN Harm reduction geeft tegenovergesteld resultaat
BRUSSEL CENTRAAL Hoorzitting alcoholbeleid Vlaams actieplan tabak, alcohol en drugs PARLEMENTAIRE VRAGEN
BIJBLIJVEN Landelijk symposium verslavingszorg: evoluties in de zorg Bruggen slaan tussen klinische praktijk en onderzoek Van zorg naar gezondheid
GEWIKT & GEWOGEN Langetermijntrends in de drughulpverlening Dossier cannabis ABSTRACT VERPAKT De behandeling van verslavingen: richtlijnen en andere actuele ontwikkelingen
UITGELEZEN Boeken voor kinderen van ouders met alcohol- en andere drugproblemen GEBOEKSTAAFD
UIT DE KUNST Arto: psychiatrische patiënten worden kunstenaars
ETALAGE
3 4 4 6 9 10 10 11 11 12 12 14 14 15 15 16 16 17 18 19 19 21 22 23 24 24 25 26 26 27
AD VALVAS We r k w i j z e ®, VA D -vo r m i n g s aa n b o d ove r a l c o h o l e n d r u g s Basisvorming voor hulpverleners in de alcohol- en drughulpverlening 5, 14 en 19 mei — Detoxificatie van cocaïne (andere stimulantia) en cannabis. Avondseminarie 5 mei — Evalueren in de regionale en lokale preventiepraktijk 15 en 27 mei — Van gedwongen naar vrijwillige hulpverlening 20 mei — Europ-Asi 29 mei, 5 en 12 juni — Hoe omgaan met problematisch middelengebruik bij ouderen? 2 en 9 juni — Crisisinterventies en spoedopvang bij problematisch middelengebruik 18 juni
Congressen 14th National Conference Working with Drug and Alcohol Users in Primary Care Family medicine: from cradle to grave 7 en 8 mei, Liverpool (Verenigd Koninkrijk) www.healthcare-events.co.uk — 6th UK/European Symposium on Addictive Disorders (UKESAD) 14-16 mei, London (Verenigd Koninkrijk) www.ukesad.org — Motivational Interviewing: Training new trainers (MINT, MI Network of trainers) 1-3 juni, Barcelona (Spanje) www.motivationalinterview.org — 35th Annual Alcohol Epidemiology Symposium Kettil Bruun Society 1-5 juni, Kopenhagen (Denemarken) www.kbs2009.dk — 12th European Conference Rehabilitation and Drug Policy EFTC (European Federation of Therapeutic Communities) 2-5 juni, Den Haag (Nederland) www.eftc-europe.com
RE DAC TIO NEEL Het thema alcohol en drugs is niet weg te slaan uit de media. Vaak is de berichtgeving niet zo genuanceerd als we zouden willen. Vervelender nog is dat de berichten dikwijls uit hun context gerukt zijn, daardoor tegenstrijdig worden en soms ronduit onjuist. Hoe spectaculairder de kop, hoe groter de verleiding voor journalisten om hun bronnen niet te checken. Integere en zorgvuldige journalisten blijven kritisch, maar verdrinken in het opbod van kranten om het snelste en het meest spectaculaire nieuwsaanbod te bieden. Is het cannabisgebruik bij jongeren nu zo erg gestegen of juist licht gedaald? Is het nu het gebruik van cannabis dat gestegen is, of het aantal jongeren dat problemen heeft door gebruik? Gaat het om 12-jarigen of om 16-jarigen? Worden de spoeddiensten inderdaad overspoeld door kinderen in dronken toestand? Is dat een nieuw fenomeen of hebben we het vroeger niet geregistreerd of kwamen die jongeren vroeger niet op spoed terecht? Zijn jongeren de grootste probleemgebruikers van alcohol en drugs of is de rapportering over volwassenen minder interessant? Op veel vragen is niet zomaar een simpel antwoord te geven. Organisaties die baat hebben bij meer onrust en angst, vinden tendentieuze, verwarrende en vooral alarmerende informatie oké. Omdat ze bijdraagt aan een klimaat waarin de roep om een strenger beleid luider klinkt, evenals de vraag naar meer geld voor preventie en hulpverlening. Alhoewel dat laatste een edel doel kan zijn, lijkt onjuiste informatie niet de goede weg daar naartoe. Veel thema’s komen aan bod in AnD. VAD probeert op de actualiteit in te spelen. Wanneer wij vinden dat de media feiten en cijfers verkeerd voorstellen, kan u het standpunt van VAD, met de nodige achtergrondinformatie en nuancering, vinden op onze website.
Frieda Matthys
De foto op de cover is een kunstwerk van Andy Vanderstukken: zie ook p. 26.
VAD IN ACTIE 3
VAD IN ACTIE
Een infoboekje voor kinderen van ouders met een alcoholprobleem Kinderen van ouders met een alcoholprobleem zijn kwetsbaar. Ze groeien op in een gezin met veel stress, in een onvoorspelbare omgeving. Ze voelen zich machteloos, beschaamd, schuldig of angstig. De laatste jaren gaat er terecht meer aandacht naar deze kwetsbare kinderen. Via allerhande initiatieven worden kinderen geïnformeerd en ondersteund met als doel hun weerbaarheid te versterken. In navolging van de campagne ‘Als je ouders drinken…’ willen VAD en de DrugLijn kinderen tussen veertien en achttien jaar van ouders met een alcoholprobleem verder ondersteunen met een infoboekje. Dit najaar volgt een infoboekje voor kinderen van ouders die problemen hebben met illegale drugs. De laatste jaren schenkt zowel de geestelijke gezondheidszorg als de verslavingszorg meer en meer aandacht aan kinderen van ouders met psychiatrische problemen (KOPP) en kinderen van ouders met afhankelijkheidsproblemen (KOAP). Hoewel die aandacht niet gestructureerd is, zijn er verschillende initiatieven, gaande van een vernieuwde website tot individuele begeleiding
4
VAD IN ACTIE
en het opzetten van praatgroepen in centra voor geestelijke gezondheidszorg en psychiatrische ziekenhuizen. Initiatieven voor deze kwetsbare kinderen situeren zich best zowel op het vlak van preventie, vroeginterventie als hulpverlening. Daarbij dient de focus niet alleen te liggen op ondersteuning van kinderen van ouders die reeds in behandeling zijn, maar op alle ‘kinderen van’. Om zoveel mogelijk kinderen te bereiken, is het belangrijk om de mantelzorg, preventiewerkers, eerstelijnswerkers en hulpverleners te sensibiliseren. Zij spelen een belangrijke rol in het ondersteunen van deze kinderen met als doel hun weerstand of veerkracht te vergroten. De campagne ‘Als je ouders drinken…’ in 2005 vormde een eerste aanzet. Ve e r k r a c h t o f ‘ r e s i l i e n c e’ De literatuur spreekt over veerkracht om het geheel van beschermende factoren en processen aan te duiden. Kinderen ontwikkelen minder problemen door hun veerkracht te versterken. De combinatie van een aantal individuele kenmerken zoals persoonlijkheid, kwaliteiten en omgevingsdeterminanten (positief gezinsklimaat, steun vanuit omgeving, uitgebreide sociale kring) maakt dat kinderen weerbaarder zijn. Er zijn dus elementen die bescherming bieden of waardoor de weerstand tegen problemen kan worden vergroot: inzicht in de problematiek, autonomie, relatievaardigheid, zin voor initiatief, creativiteit, humor. Meisjes lijken van nature meer over deze copingvaardigheden te beschikken dan jongens. Cruciaal is ook om het gezin draaiende te houden door waarde te blijven hechten aan familierituelen en dagelijkse routine, bijvoorbeeld samen eten, op vakantie gaan, kerstmis vieren. Ten slotte kan ook de niet-drinkende ouder voor steun, stabiliteit en bescherming zorgen.
Infoboekje voor kinderen van ouders met een alcoholprobleem De bedoeling van dit boekje is om jongeren van veertien tot achttien jaar te informeren en te ondersteunen. Jongeren die de alcoholproblematiek beter begrijpen en dus snappen wat er aan de hand is met hun ouder, hebben minder last van schaamte- en schuldgevoelens. Ze kunnen het onvoorspelbare gedrag van hun drinkende ouder beter plaatsen als zij dit kunnen kaderen. Deze kennis kan bescherming bieden tegen het ontstaan van problemen. Het boekje probeert antwoorden te formuleren op vragen als: alcohol, wat is dat? Wanneer is alcohol een probleem? Wat is de oorzaak van een alcoholprobleem? Krijg ik later ook problemen met alcohol? Hoe komt het dat mijn papa of mama niet stopt met drinken? Het boekje bevat ook doe-opdrachten en er worden tips gegeven over wat je als jongere kan doen: hoe goed voor jezelf zorgen, hoe omgaan met moeilijke gevoelens, hoe anders leren denken, hoe hulp zoeken? Dit boekje kan zowel gebruikt worden als een soort zelfhulpboekje voor de jongere maar ook als rode draad in een individuele begeleiding of ondersteuning door eerstelijnswerkers en hulpverleners. Gilles Geeraerts
Bestelinfo vindt u in het volgend nummer. Op p. 24 vindt u een beknopte bespreking van een aantal kinderen jeugdboeken over ouders met een afhankelijkheidsprobleem. Ook interessant: www.koppvlaanderen.be.
w w w. a l s j e o u d e r s d r i n ke n . b e
V OORAANKONDIGING S t u d i e d a g e n o v e r h e t b e g e l e i d e n va n k i n d e r e n va n o u d e r s m e t e e n a f h a n ke l i j k h e i d s p r o b l e e m Wanneer en waar? Donderdag 28 mei in het Huis van de Sport te Antwerpen Meer informatie: Cynthia Deman – T 03 235 21 74 E
[email protected] Donderdag 17 september in het Provinciehuis te Gent Meer informatie: Helga Berghman – T 09 233 58 58 E
[email protected]
10 tips voor kinderen van ouders met een alcoholprobleem 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
Zoek informatie over alcohol en alcoholafhankelijkheid. Praat over de problemen thuis. Praten doet deugd en helpt je. Je gevoelens delen met je broer, zus of met vrienden lucht op. Leg je vrienden uit wat er thuis aan de hand is. Het helpt de mensen om anders te gaan denken, anders naar je mama of papa te kijken. Krop je boosheid, je schaamte en je verdriet niet op. Zoek jouw manier om met die nare gevoelens om te gaan. Zorg goed voor jezelf. Zoek een plekje waar je je goed voelt. Spreek af met je vrienden en doe wat je graag doet zoals sporten, muziek luisteren, lezen,... Je kunt je ouders niet redden en het is niet jouw schuld dat je papa of mama problematisch drinkt. Jij bent niet alleen. Er zijn nog kinderen met een papa of mama met een alcoholprobleem. Jij bent de moeite waard. Doe je best op school. Zoek hulp. Je kan naar de DrugLijn (078 15 10 20 ) bellen. Zij gaan naast een ondersteunde babbel ook vertellen waar je terecht kan voor verdere hulp.
VAD IN ACTIE 5
De Fantmobiel in 2008. Wat brengt 2009? De Fantmobiel, hét uithangbord van ‘Alcohol. Bekijk het eens nuchter: Feest!’, is voor velen geen onbekende meer. De Fantmobiel was het voorbije jaar te zien op evenementen en feesten in gans Vlaanderen. En als we de reservatielijst van 2009 bekijken, is er ook dit jaar geen ontsnappen aan! Voor diegenen die nog niet vertrouwd zijn met onze sympathieke infocaravan: een korte kennismaking. Voor de anderen: wat zijn de reacties van de ontleners na een klein jaar op het terrein?
6
VAD IN ACTIE
Wa t , w a a r e n h o e? De Fantmobiel is een kleine caravan met een grote afbeelding van een Roze Olifant op. Vanuit en rondom de Fantmobiel kan materiaal ter beschikking gesteld worden of kunnen aantrekkelijke educatieve acties georganiseerd worden. De caravan is uitgerust met vier dronkenmansbrillen en een laptop waarop bezoekers de website ‘Feest! Voor feestvierders’ offline kunnen bekijken. Steden, gemeenten en preventiewerkers kunnen deze Fantmobiel gratis ontlenen en de caravan wordt gebracht en weer opgehaald. Dankzij deze Fantmobiel kunnen steden en gemeenten zichtbaar op een evenement aanwezig zijn. De Fantmobiel is 35 keer uitgereden in 2008. Hij was te zien op festivals, braderijen, fuiven, student-welcoms, gezondheids- of preventieweken, fuifcongressen, markten. De grootte van de eve-
kan er verbeterd worden en eventuele suggesties voor extra materiaal. Iedereen is enthousiast over hoe de Fantmobiel eruit ziet: fleurig met een aantrekkelijk en opvallend kleurtje. De Fantmobiel trekt het publiek aan, mensen zijn nieuwsgierig. Hij lokt positieve reacties uit en is herkenbaar. Ook binnenin oogt het sfeervol (roze kussentjes & gordijnen), maar groepen kan de Fantmobiel niet ontvangen. Eén of twee personen kunnen binnenin de promille-test doen op de laptop of de website ‘Feest! Voor feestvierders’ raadplegen. Er kunnen ook folders in de caravan gelegd worden, zodat wie dit wenst, deze discreet kan meenemen. Het feit dat de Fantmobiel gratis is en dat hij wordt geleverd en opgehaald, kan op veel bijval rekenen. Ontleners zijn heel tevreden over de praktische organisatie: op tijd, vlot en behulpzaam. Ook de dronkenmansbrillen lokken veel positieve reacties uit. Hiermee kunnen ontleners actief het publiek bereiken. Het is plezant en de ervaringen van bezoekers met de brillen bieden gespreksstof om het over overmatig alcoholgebruik te hebben. De laptop (met website ‘Feest! Voor feestvierders’ met hierop de promille-test) is handig. Sommige ontleners kozen er bewust voor de laptop niet te gebruiken: op fuiven is dit bijvoorbeeld minder evident. Andere ontleners oordeelden met te weinig mensen te zijn om op alle materiaal tegelijk te kunnen letten.
nementen varieerde van 35 tot 80 000 bezoekers. Hoe ontleners de Fantmobiel hebben ingezet, kan u lezen in de praktijkfiches op www.bekijkheteensnuchter.be/feestpartners. Zestien keer zijn we niet kunnen ingaan op de vraag, omdat de Fantmobiel al uitgeleend was. We hadden 25 ontleningen per jaar vooropgesteld. Het resultaat overtreft dus ruimschoots de verwachtingen. Dat de Fantmobiel aanslaat, blijkt ook uit de reservaties voor 2009. Eind maart hadden we al ruim 50 reservaties binnen. Een reservatieformulier en andere praktische informatie vindt u op www.bekijkheteensnuchter.be/feestpartners/credits.asp. De sterktes We deden eind december 2008 een korte bevraging bij de ontleners van de Fantmobiel met als vragen: wat is positief, wat
Ve r b e t e r i n g e n De preventieve acties gebeuren dus vooral buiten de Fantmobiel. Een (roze) tentje of luifel, zodat men ook als het regent buiten kan zitten, zou handig zijn. Het roze tafeltje met de twee stoelen is voor sommigen te klein om al het informatiemateriaal op te leggen. Voor anderen is het dan weer groot genoeg. Wat kan er verder aan de Fantmobiel worden verbeterd? De verlichting binnenin kan beter en verlichting buiten (bijvoorbeeld kerstverlichting) zou leuk zijn. De Fantmobiel mag – onder bepaalde omstandigheden – best nog meer opvallen: roze (olifanten)ballonnen in de lucht of een flikkerende Fantmobiel. Fluo-roze vestjes met olifantbedrukking of sandwichborden voor de bemanners van de Fantmobiel kunnen ook de aandacht trekken. Een handleiding bij de dronkenmansbrillen is welkom; met uitleg over de brillen zelf (wat doen ze, info over promille,...) en met tips voor gebruik. Een preventiewerker stelde de vraag welke boodschap de brillen geven: dronken zijn is plezant? Misschien kan meer duiding hier helpen. Sommige ontleners vonden een aantal attributen (bijvoorbeeld kegels of puzzels) in de Fantmobiel handig omdat je daarmee een parcours kan uitstippelen of een wedstrijd kan houden. Anderen vinden dit dan weer niet nodig: deze ontleners kunnen makkelijk in de gemeente zelf aan dit materiaal geraken of het lenen van collega-preventiewerkers. Extra materiaal betekent natuurlijk ook extra zorg. Bovendien is de Fantmobiel niet groot: wat als je dit extra materiaal niet gebruikt?
VAD IN ACTIE 7
‘Doe-dingen’ vallen in de smaak. Het aanbod van de Fantmobiel mag op dit vlak uitgebreid worden. Een preventiewerker geeft aan dat iets uitdelen helpt om volk te lokken. Ook voor het uitvoeren van de test met de dronkenmansbrillen wordt een beloning voorzien. Nu zorgen steden en gemeenten hiervoor met het eigen budget. Misschien kan VAD een aantal gadgets (stempels, badges, tatoeages,…) voorzien. We kregen van sommigen de opmerking dat de caravan verouderd is. We hebben voor een ouder model gekozen omwille van het sympathieke ontwerp en de redelijke prijs. Dit zorgt wel voor
een aantal mankementen: een slot (dat ondertussen vervangen is) en vensters die moeilijk opengaan. Verdere suggesties waren: een rek om folders in te plaatsen, iets om affiches aan op te hangen, een extra laptop voorzien voor grote groepen en meer informatie op de laptop zetten.
De Fantmobiel werd gerealiseerd met de steun van Cera. Dankzij Cera kon VAD de Fantmobiel aankopen, inrichten en hem gratis brengen en ophalen. De financiële steun van Cera maakte het ook mogelijk de promille-test downloadbaar te maken op de gsm. Maar wie of wat is Cera? Denkt u dat Cera nog altijd een bank is? U bent niet de enige. Toch is dat al tien jaar niet meer zo. Hoog tijd dus voor een kennismaking! AnD trok met enkele vragen naar Cera en sprak er met Stéphanie De Smet, programmacoördinator.
A n D: H o e k a n i e m a n d e e n p r o j e c t i n d i e n e n? Stéphanie De Smet: Op www.cera.be vind je de aanvraagformulieren voor maatschappelijke projecten. Dit formulier is het basisdocument waarmee een organisatie financiële steun aanvraagt en waarmee de adviseurs en coördinatoren van Cera de financiering van een project onderzoeken. Het bevat de evaluatiecriteria voor een project: identiteit van de aanvragende organisatie, doel en activiteiten van de organisatie en omschrijving van het project. De aanvragers geven ook een kostenraming van het project en ze tonen aan hoe ze het willen financieren. Samen met deze gegevens vraagt Cera ook de statuten, balans en resultatenrekening, evenals andere beschikbare documentatie op.
A n D: Wa t i s C e r a? Stéphanie De Smet: Cera is een coöperatie van zo’n half miljoen vennoten. Samen investeren ze op financieel en maatschappelijk vlak. Cera controleert ruim 30% van de aandelen van KBC Groep NV. Deze investering zorgt voor de stabiliteit en de verdere ontwikkeling van deze groep. Cera investeert ook in maatschappelijke projecten, op regionaal, nationaal en internationaal vlak. Deze projecten sluiten aan bij de waarden van de coöperatie: samenwerking, solidariteit en respect voor het individu. AnD: Cera investeer t in de samenleving via de ondersteuning van maatschappelijke projecten. We lke p r o j e c t e n ko m e n i n aa n m e r k i n g ? Stéphanie De Smet: De keuze valt op maatschappelijke projecten die voldoen aan reële behoeften en die duurzame effecten bereiken, voor de samenleving in haar geheel en voor de vennoten in het bijzonder. Bovendien moeten ze de coöperatieve waarden van Cera: samenwerking, solidariteit, inspraak en het respect voor het individu, weerspiegelen. Cera is met haar maatschappelijke projectwerking actief op zeven domeinen: armoede en sociale uitsluiting, Cera expertisecentrum ondernemen, kunst en cultuur, land- en tuinbouw en platteland, medisch-sociaal, lokale onderwijsinitiatieven en solidair bankieren en verzekeren in derdewereldlanden via de Belgische Raffeisenstichting. De maatschappelijke projectwerking van Cera steunt op een actieve betrokkenheid van de vennoten die vertegenwoordigd zijn in adviserende of beslissingsorganen. Dit draagt bij tot maximale transparantie.
8
VAD IN ACTIE
VAD bekijkt in hoeverre op de suggesties kan worden ingegaan. Els Vandenberghe
A n D: Waa r o m v i n d t C e r a d e F a n t m o b i e l h e t i nve s teren waard? Stéphanie De Smet: Uit gesprekken met lokale preventiewerkers bleek dat het niet evident is om zichtbaar met alcoholpreventie op een feest aanwezig te zijn. Affiches en gadgets vormen een mogelijkheid, maar zijn niet voldoende. Als VAD steden en gemeenten over de streep wil halen om preventief rond alcohol op feesten te werken, dan is ‘iets aantrekkelijks’ waardoor de campagne voldoende visibiliteit en aandacht krijgt, meer dan welkom. Dit werden de Fantmobiel en een promille-test op de gsm: twee niet-alledaagse, aantrekkelijke actiemiddelen die een ruim publiek aanspreken. Het komt erop aan om feestvierders te verrassen, om alternatieven te zoeken voor traditionele campagnemiddelen en mensen te laten praten en nadenken over alcohol. En dat wou Cera graag mee ondersteunen!
Partypeers gezocht Recent sloegen Breakline, Vitalsounds en Partywise de handen in elkaar om een grootschalige peer wervingscampagne op te zetten. Gedurende twee maanden worden uitgaande jongeren aangesproken om zich te engageren als vrijwilliger bij een van de bestaande Vlaamse peersupportorganisaties die actief zijn in het uitgaansleven. Het gezamenlijke initiatief kreeg de naam: Partypeers. Wa t i s p e e r s u p p o r t p r e c i e s? Peer support is een werkwijze waarbij leefstijlgenoten (peers) worden ingezet bij preventie-initiatieven. Zij communiceren de preventieboodschappen naar anderen uit dezelfde doelgroep. Een peer of leefstijlgenoot is iemand van dezelfde leeftijdsgroep, met dezelfde levensstijlkeuzes, dezelfde idealen,… Het wordt gebruikt als benaming voor mensen die zich tot dezelfde groep rekenen, de zogenaamde peer group. Peer support vertrekt vanuit de vaststelling dat jongeren met hun vragen en problemen in de eerste plaats bij kameraden en vrienden terechtkunnen. Ze spreken immers dezelfde taal en delen vaak dezelfde ervaringen. Peer suppor t in het Vlaamse uitgaansleven Momenteel zijn er twee peersupportprojecten actief in Vlaanderen. Breakline is een Antwerps project dat is ingebed in het CGG Vagga-Altox. Vitalsounds is een project van CAW Stimulans dat actief is in West-Vlaanderen. In beide projecten is er naast de vrijwillige peers één professionele kracht actief. We r k i n g Zowel Breakline als Vitalsounds trekken met een (info)stand en een peer crew naar clubs, festivals en party’s. De peers kunnen tijdens het evenement aan de stand worden aangesproken, door iedereen die daar zin in heeft, voor informatie en reflectie over (party-)drugs. Ze kunnen ook een kennistest of enquête afnemen waardoor een goed beeld ontstaat van het huidige kennisniveau van de doelgroep. Via opleiding(en) worden de vrijwillige peers getraind in het verschaffen van objectieve, wetenschappelijke en correcte informatie over drugs en alcohol, zodat ze deze info correct kunnen doorgeven aan andere peers. De peergeleide interventies kunnen worden gezien als een schadebeperkende aanpak die inspeelt op de individuele noden en behoeften van de (potentiële) partydruggebruiker. Beide projecten hanteren een neutrale houding tegenover drugs en gebruik. Dit maakt dat jongeren niet worden ver- of beoordeeld en het maakt het mogelijk
om persoonlijke en vertrouwelijke contacten te leggen met (gebruikende) uitgaande jongeren. Doel & doelgroep Via peer support komen de peers in contact met verschillende groepen partydruggebruikers die anders zeer moeilijk bereikbaar zijn. Zowel potentiële gebruikers, experimentele gebruikers, sociaal geïntegreerde gebruikers als probleemgebruikers vormen de doelgroep van de peer crews. Door het contact verhoogt de kennis van de (potentiële) druggebruiker over de effecten en de risico’s van de producten die hij gebruikt (of wil gebruiken) en kan hij een verstandige keuze maken op basis van objectieve feiten. Op die manier worden bepaalde gezondheidsrisico’s voorkomen en schade door gebruik beperkt. Er wordt namelijk te vaak vergeten dat de meerderheid van de uitgaanders gebruikt omwille van de positieve kwaliteiten die drugs te bieden hebben tijdens het uitgaan, zoals meer energie, langer dansen, intensere sociale contacten,… Na de party wordt het gebruik stopgezet en de jongeren voelen daardoor weinig of geen nadelige gevolgen. Hierdoor zijn ze zich niet of onvoldoende bewust van de schade die hun gebruik met zich kan meebrengen. Recreatieve druggebruikers komen zelden of nooit in aanraking met gespecialiseerde diensten en hebben geen nood aan de boodschap dat ze moeten stoppen met hun gebruik. Het is wel noodzakelijk dat ze zich ervan bewustworden dat ook enkel weekendgebruik risico’s en schade met zich mee kan brengen. Uit evaluatieonderzoek is gebleken dat peer support hiervoor een effectieve methode is. Jochen Schrooten
Vitalsounds-Breakline-Partywise zkt peers (18+, open mndd en krtsch, hdt vn elektronische dansmzk en uitgn, o/d hgte van de drugactualiteit) om infostand op feest te bemannen, materiaal te creëren of websites te voeden – in ruil voor gratis feestentree, verplaatsingsonkosten, vorming en kleine financiële vergoeding. Meer info: www.breakline.be of www.vitalsounds.be
VAD IN ACTIE 9
FOCUS
Digitale Dopamine Ooit was ik een fervent speler van Donkey Kong, het videogame waarin Jumpman, springend over tonnen, zijn vriendin uit de armen van het beest moest bevrijden. Terugkijkend naar die tijd herinner ik mij nog de enorme concentratie die het spel vergde en hoe de wereld om mij heen leek op te houden te bestaan. Ook het gevoel bij een steeds hogere ‘high score’ en de overstap van ‘game A’ naar ‘game B’ staan mij, meer dan twintig jaar later, nog helder voor de geest. Jumpman heet ondertussen Mario en is geëvolueerd van vier goedgemikte kleurvlekken tot een gedetailleerde animatiefiguur. Hij verandert in de zwevende Princess Peach of in Bowser de draak om zijn vijanden te verbranden met zijn vuuradem. Wanneer een vijand niet te verslaan is in de tweede dimensie schakelt hij over op 3D en gebruikt hij hiervoor de bijkomende mogelijkheden van de parallelle wereld! In 2008 stellen leerlingbegeleiders aan CGG Eclips, afdeling CAT Preventiehuis de vraag hoe ze met leerlingen kunnen omgaan die oververmoeid in de klas zitten als gevolg van nachtenlang gamen. Met Donkey Kong als referentie kwam mij deze vraag in eerste instantie nogal bizar over. Enige literatuurstudie en een aantal gesprekken met gamers verder wordt me al snel duidelijk dat de plakkerigheid van hedendaagse games in verhouding staat tot mijn referentiepunt zoals Superglue tot Pritt. Solotrips en clans Games concurreren met de filmindustrie. Spelers zijn geen passieve consumenten meer van een verhaal of spel, maar worden medeauteur van een magisch-realistisch script. De grafische vormgeving en de soundtrack faciliteren de onderdompeling in de fictieve wereld. Het internet en draadloze netwerkverbindingen tussen spelconsoles veranderen de game van een solotrip in een avontuur dat je samen met je vrienden beleeft. Spelers verbroederen in internationale clans en nemen het samen op tegen monsters en rivaliserende clans. Ieder ontwikkelt zijn
10 FOCUS
vaardigheden en breidt zijn wapenarsenaal uit en wordt zo onmisbaar voor de gezamenlijke queeste van de clan. Games zijn veel meer geworden dan een spelletje. Ze laten ons de zorgen van alledag vergeten en bieden een ontsnapping uit de saaiheid van het alledaagse. We beleven er intense emoties, gaan er dood en worden er herboren. Er gaat een aantrekkingskracht van uit die voor velen moeilijk te vatten is. Ouders, hulpverleners en leerkrachten worden geconfronteerd met een fictieve wereld die voor heel wat mensen enorm belonend is. Zo sterk zelfs dat ze er de worstjes en rode kool van mama, de proeftoets van chemie, een partijtje voetballen met vrienden en soms zelfs hun nachtrust of hun diploma voor over hebben. Net zoals bij alcohol en drugs is begrenzen, monitoren en begeleiden door de omgeving noodzakelijk om het ‘lekker lekker’–gevoel van het gamen een plaats te geven in het dagelijks leven. Door de razendsnelle evolutie van het nieuwe medium is het echter niet evident om de noodzakelijke voeling met de leefwereld van de speler te behouden die hiervoor nodig is. Om aan de stijgende vraag naar vorming hierover tegemoet te komen, heeft CGG Eclips, afdeling CAT Preventiehuis voor intermediairen de vorming Digitale Dopamine ontwikkeld. Afhankelijk van de aanvrager maakt het CAT Preventiehuis een keuze uit de volgende onderdelen: de soorten games, begeleiden, begrenzen, games en cultuur, beloningsmechanismen en verslaving. Omdat games zeker ook ouders confronteren met nieuwe uitdagingen in de opvoeding van hun kinderen, heeft het CAT in samenwerking met Bond Moyson het project: ‘Games, meer dan een spel’ uitgewerkt. Ouders krijgen in folders en interactieve informatiesessies handvatten aangereikt over het omgaan met games en gamers. Etienne Janssen Preventiewerker, CGG Eclips, CAT Preventiehuis Voor meer informatie kan u terecht bij Etienne Janssen – CGG Eclips, afdeling CAT preventiehuis – 09 233 58 58 –
[email protected].
EEN DAG UIT HET LEVEN VAN ... Dr. Frieda Matthys, voorzitter VAD
Maandagmorgen, miezerig weer en druk verkeer. Gelukkig niet zo’n monsterfiles als vorige week, waardoor gans mijn dag in de war was. Het belooft een overzichtelijke week te worden met drie vergaderingen buiten het gewone patiëntenwerk. Het hectische schema van vorige week, met zeven vergaderingen en twee presentaties, hoop ik niet meer mee te maken. Toch alert blijven deze week. Woensdag is de eerste rondetafel van de Sectie Verslavingspsychiatrie over de verzekerbaarheid van de verslaafde patiënt. Ik moet nog overleggen met Hendrik Peuskens en Remi Spiers over het aantal deelnemers (voor de broodjes), over de taakverdeling en over de planning voor de volgende rondetafels. De accreditering zal ik best door het secretariaat van de VVP laten regelen. Ik mag niet vergeten de aanwezigheidslijst te maken. Vermits ik toch handenvrij bel, kan ik nu best ook even Annemie Vermassen en Geert Verstuyf contacteren in verband met het symposium van het Forum Verslavingsgeneeskunde over de behandeling van opiaatverslaving. Zouden alle gegevens voor de folder er nu zijn? Wim Van den Brink wou nog preciezere instructies voor de inhoud van zijn bijdrage. David Möbius heeft feedback gevraagd op zijn voorbereiding van de focusgroepen over ADHD en verslaving. Dat moet ik straks lezen, dan kan ik hem vanmiddag bellen als ik terug naar Antwerpen rijd.
Leuk vooruitzicht dat we ADHD-patiënten gaan bevragen over hun ervaring met de hulpverlening.
Om kwart voor elf heb ik nog vergadering met het Medisch Managements Team en om half een patiëntenbespreking.
Marijs Geirnaert zal ik ook best nog contacteren in verband met de Raad van Bestuur van VAD eind deze week. Het is altijd nuttig de heikele punten te overlopen en de laatste ontwikkelingen te kennen om de vergadering effticiënt te laten verlopen. Maar misschien wacht ik daarom best nog een paar dagen. Alhoewel, ik wil wel horen hoe de VAD-staf vindt dat we met de hernieuwde aandacht voor het ‘comazuipen van minderjarigen’ moeten omgaan. En de speekseltest die door de politie gaat gebruikt worden, is toch ook een actueel thema waarover we ons goed moeten informeren. Ik zal straks maar een mailtje sturen.
Dat wordt weer hollen om tijdig in Free Clinic te geraken. Daar zijn gelukkig vandaag geen vergaderingen. Wel een volle agenda met cliënten van wie ik niet weet hoeveel er uiteindelijk zullen opdagen. Het lukt hen vaak niet om er te geraken en soms zien ze er erg tegen op. Het blijft wel afschrikken, het woord ‘psychiater’. Een verslag vragen voor ziekenfonds of invaliditeit, dat is oké. Maar praten over je angsten en vreemde gewaarwordingen is minder vanzelfsprekend.
Oef, uitrit Mechelen-Noord. Ik ben bijna in het ziekenhuis. De verpleging wacht mij op met heel wat vragen. Sommige patiënten willen mij dringend spreken. Iemand is gisteren dronken uit weekend gekomen. Van een andere vermoeden ze cocaïnegebruik. Even overleggen met het team voor ik met de patiënten zelf spreek. Tussendoor krijg ik telefoon. Het onderzoek naar craving bij alcoholisten zou deze week kunnen starten. Daarvoor moet ik met de psycholoog en de secretaresse samenkomen, liefst nog vandaag. Van de spoed komt er ook een telefoon: vannacht heeft zich daar een patiënt aangemeld die bij mij in behandeling is. Zij sturen hem naar mijn consultatie, kan dat? Ja, maar niet voor tien uur.
Ik heb uiteindelijk nog een uur over om de nieuwbouwplannen van Free Clinic te bekijken. Morgen worden die op de personeelsvergadering besproken en ik vind het toch wel belangrijk om mee het evenwicht te bewaken tussen het therapeutische klimaat en het beheersen van agressie en andere overlast. Straks thuis de documenten over het spraakherkenningsprogramma dat men in het ziekenhuis wil installeren, afprinten, zodat ik voorbereid ben voor de vergadering van morgennamiddag en dan zit mijn dag erop. Dr. Frieda Matthijs Voorzitter VAD
FOCUS 11
UITGESPROKEN
Harm reduction geeft tegenovergesteld resultaat In Nederland heeft een aantal ex-verslaafden het Landelijk Platform Ex-verslaafden (LPEX) opgericht. LPEX wil een einde maken aan de verstrekking van methadon en drugs en wil dat het beleid van drughulpverleningsinstellingen meer gericht wordt op abstinentie in plaats van bijvoorbeeld te investeren in methadononderhoudsprogramma’s. Volgens het LPEX is het verstrekken van heroïne en methadon aan verslaafden en het gedogen van de verkoop en het gebruik van drugs een slechte oplossing om overlast voor de verslaafden én de samenleving te beperken. LPEX vindt dat harm reduction juist een tegenovergesteld effect veroorzaakt en heeft dit standpunt in een persbericht bekend gemaakt. LPEX: “Het is onze ervaring als ex-verslaafden dat zowel bij de overheid als in de verslavingszorg in Nederland nog al eens de overtuiging heeft postgevat dat verslaafden geholpen zijn wanneer ze hun gebruik ‘onder controle hebben’ en geen criminele activiteiten meer uitvoeren om hun verslaving te bekostigen. Diverse maatregelen, zoals heroïneverstrekking, methadonverstrekking (methadon is volgens velen van ons meer verslavend dan heroïne) en het gedogen van de verkoop en het gebruik van
12 UITGESPROKEN
drugs, moeten de overlast voor de verslaafde én de samenleving beperken: harm reduction. Maar wat volgens ons deze maatregelen feitelijk bewerkstelligen, is dat een verslavingsvrij leven alleen maar moeilijker te realiseren wordt. Ook de verslavingszorg in Nederland is grotendeels gericht op het ‘leren leven met een verslaving’. Het idee dat verslaving een chronische ziekte zou zijn, draagt daar uiteraard aan bij. Als ex-drugsverslaafden maken wij ons ernstige zorgen om deze zaken. Zelf zijn wij het levende bewijs dat een leven zonder drugs mogelijk is. En we willen dat iedere verslaafde die optie krijgt. Verder verbazen we ons erover dat in besluitvorming over verslavende middelen de politiek niet te rade gaat bij ervaringsdeskundigen: ex-verslaafden, aldus het Landelijk Platform.” Daarom roept het LPEX het kabinet op om: » Zich sterk te maken om het politieke beleid en de verslavingszorg in Nederland veel uitdrukkelijker gericht te laten zijn op de enige échte oplossing voor iedere verslaafde: een volledig verslavingsvrij leven. » Ex-verslaafden als serieuze gesprekspartner te horen en te betrekken in politieke besluitvorming en discussie over overheidsbeleid met betrekking tot verslavende middelen. Ervaringen en aanbevelingen heeft het platform gepresenteerd aan Kamerlid Esmé Wiegman-van Meppelen Scheppink van de ChristenUnie. Wiegman ondersteunt de lijn van LPEX: “In het debat over de VWS-begroting heb ik de minister gevraagd zijn aandacht te richten op al die ‘hopeloze gevallen’, die zijn weggeorganiseerd in gebruiksruimten, heroïne- en methadonprojecten en waarbij de
samenleving allang blij is dat het gevoel van veiligheid op straat is vergroot en de levens van deze verslaafde medemensen enigszins zijn gestabiliseerd. De ChristenUnie wil graag dat er meer werk wordt gemaakt van arbeidsrehabilitatie en reïntegratie, evenals experimenten met meer verplichtende vormen van afkicken.” LPEX hoopt dat ex-verslaafden zich zullen aansluiten bij het landelijk platform en dat zorginstellingen en sympathisanten willen meedenken en -werken. Eddy Boevink Voorzitter Landelijk Platform Ex-verslaafden
Meer informatie: www.lpex.nl. Indien u wenst te reageren:
[email protected].
Deze rubriek biedt een discussieforum over actuele onderwerpen die verband houden met alcohol- of ander druggebruik in ruime zin. De redactie beslist over het al dan niet opnemen van inzendingen. De auteur is verantwoordelijk voor zijn bijdrage.
Knipoog Langdurig videogamen veroorzaakt blaren ‘PlayStation palmar hidradenitis’: dat is de indrukwekkende naam van een nieuwe huidkwaal. Het gaat om blaren op de handpalmen die je krijgt na het langdurig spelen van videogames. De kwaal dook voor het eerst op in het universitair ziekenhuis van Genève. Een twaalfjarig meisje had kleine blaasjes op de handpalmen, hoewel ze de voorafgaande weken geen enkele sport beoefend had waarbij ze haar handen moest gebruiken. De oorzaak werd uiteindelijk gevonden bij de controller waarmee je de spelconsole bedient: als je die lang in je handen houdt, beginnen die te zweten. Terwijl je op de knopjes duwt en de joysticks bedient, laat je de controller constant door de handen schuiven, wat voor de nodige wrijvingen zorgt. Eerst krijg je wat pijn en stop je vervolgens niét, dan krijg je blaren. Artsen raden gamers die last hebben van zweethanden aan het gamen binnen de perken te houden. De twaalfjarige kreeg uiteindelijk als ‘kuur’ een PlayStation-verbod van tien dagen. Het is niet de eerste keer dat er kwaaltjes gekoppeld worden aan gamen. Eerder had je ook al de ‘PlayStation-duim’ (of ‘Nintendonitis’) en recent nog de ‘Wii-elleboog’. Bron: Het Laatste Nieuws, 26/02/2009
XTC niet gevaarlijker dan paardrijden Britse antidrugsgroepen hebben het ontslag geëist van hoogleraar David Nutt omwille van zijn vergelijking tussen XTC-gebruik en paardrijden. Nutt, hoogleraar én expert bij het ministerie van Binnenlandse Zaken, is tot de conclusie gekomen dat gebruikers van XTC niet méér gevaar lopen dan mensen met een passie voor paardrijden. Een verslaving aan paardrijden zorgt volgens hem jaarlijks immers voor tien dodelijke slachtoffers en een honderdtal verkeersongevallen. Bron: Het Laatste Nieuws, 09/09/2008
UITGESPROKEN 13
BRUSSEL-CENTRAAL
Hoorzitting alcoholbeleid Op 27 januari waren de producenten (federatie wijn en gedistilleerde dranken en de Belgische bierfederatie) en de gezondheidssector (preventie en hulpverlening) uitgenodigd op de Commissie voor de Volksgezondheid, het leefmilieu en de maatschappelijke hernieuwing, naast de federale minister van Volksgezondheid, Laurette Onkelinx. Er werd een ganse dag gedebatteerd over het toekomstige alcoholbeleid. Enkele thema’s uit het debat: In de gemeenschappelijke verklaring van 17 juni 2008 van de ministers die volksgezondheid onder hun bevoegdheden hebben, wordt een reeks van concrete maatregelen voorgesteld om alcoholproblemen te voorkomen. De gezondheidssector dringt aan op een globaal beleid. Een aantal van de voorgestelde maatregelen heeft zijn effectiviteit bewezen indien ze zijn ingebed in een globaal en evenwichtig beleid. Maar de voorgestelde maatregelen zijn versnipperd, ze staan los van een ondersteunend preventief en curatief beleid, missen een maatschappelijk draagvlak en zijn hierdoor weinig geloofwaardig. Het blijft dus wachten op het centrale luik van het alcoholactieplan, die de beleidsmaatregelen voor preventie en hulpverlening concretiseren. Deze moeten immers de ruggengraat vormen van het nationale alcoholactieplan. De minister bevestigt dat de bevoegdheden voor alcohol zeer versnipperd zijn. Het voorgestelde beleid werd uitgetekend met alle gezondheidsministers. Voor preventie zijn de gemeenschappen bevoegd. Binnen haar eigen bevoegdheden (hulpverlening) zag ze wel iets in het ondersteunen van de eerstelijnsgezondheidszorg (vooral de huisartsen) op het vlak van vroeginterventie. Daarnaast deelde ze mee dat zij de concrete maatregelen uit de verklaring reeds met haar bevoegde federale ministers heeft besproken. De verklaring wordt bovendien systematisch opgevolgd door de Interministeriële conferentie Volksgezondheid en wordt besproken op de Algemene Cel Drugs. De alcoholproducenten pleiten er sterk voor om bij het beleid betrokken te worden. Ook voor hun doelstellingen is verant-
14 BRUSSEL-CENTRAAL
woord gebruik belangrijk en ze participeren nu al aan nationale bewustmakingscampagnes (bijvoorbeeld Bob, Respect 16). De gezondheidssector stelt kritische vragen bij de doelstellingen van de Bob-campagne, omdat deze campagne weliswaar verkeersveiligheid promoot, maar tegelijk ook (veel) drinken aanmoedigt, zolang er maar één persoon nuchter blijft. Verder zijn de producenten niet geloofwaardig als partner in preventiecampagnes en het preventiebeleid. De voorgestelde maatregelen over reclame werden uitvoerig besproken. De producenten willen het convenant tussen overheid en sector verderzetten en institutionaliseren en de werking van de Jury voor Eerlijke Praktijken inzake Reclame (JEP) ondersteunen, die sinds haar nieuwe samenstelling niet meer bestaat uit producenten, maar uit vertegenwoordigers van de reclamesector en van de burgermaatschappij. De gezondheidssector stelt zich vragen bij de werking van de JEP. De strategie berust op klachten van burgers na publicatie van ongeoorloofde reclame. Het zou beter zijn indien voorstellen voor publicatie minimaal verplicht worden gescreend. Ook wordt ervoor gepleit om de screening uit te breiden naar alle media, waaronder internet en andere promotiewijzen (bijvoorbeeld gratis sampling). Vrijwel alle aanwezigen waren het eens over de noodzaak van een duidelijke en uniforme wetgeving die de beginleeftijd voor aankoop en consumptie van alcohol regelt. Bij de producenten onderling heerst onenigheid over de leeftijdsgrenzen; de producenten van gedistilleerde dranken pleiten voor een uniforme leeftijd voor alle dranken, de andere partners wensen vooral eenduidige leeftijdsgrenzen: +16 (voor aankoop en gebruik van bier en wijn) en +18 (voor aankoop en gebruik van sterkedrank). Ten slotte werd het wetsvoorstel over etikettering (verplichte opname van waarschuwingslogo voor zwangere vrouwen) en het wetsvoorstel voor het plaatsen van alcolocks voor beroepschauffeurs besproken. Beide voorstellen moeten als kleine deelaspecten van een globaal beleid worden gezien en stellen als geïsoleerde maatregel weinig voor. De gezondheidssector blijft pleiten voor een globaal nationaal beleid voor alcoholproblemen. Marijs Geirnaert
Vlaams actieplan tabak, alcohol en drugs De Vlaamse regering keurde vandaag (6 maart, nvdr) het actieplan tabak, alcohol en drugs 2009-2015 goed. Hiermee geeft ze voor het eerst invulling aan een geïntegreerd preventief beleid inzake middelengebruik. De oorsprong van het plan dateert van november 2006. Toen organiseerde de minister van Volksgezondheid Inge Vervotte een gezondheidsconferentie waar een aantal gezondheidsdoelstellingen werd geformuleerd. Het actieplan dat daar vandaag uit voortvloeit is het resultaat van een intensieve samenwerking tussen de verschillende stakeholders op het gebied van tabaks-, alcohol- en drugpreventie. De voorgestelde acties bestrijken de periode 2009-2015. Het actieplan wil de impact van de bestaande preventieve acties verbeteren om zo de gezondheidsschade van tabak, alcohol en drugs zo veel mogelijk te beperken. Het plan vertrekt van een duidelijke boodschap aan de Vlaming dat tabak, alcohol en drugs gezondheidsschade kunnen veroorzaken. Preventie is het meest efficiënt als goede methodieken aan de basis liggen, die hun werkzaamheid bewezen hebben en bij
sterke structuren, die een goed omschreven opdracht uitvoeren. Het actieplan gaat uit van preventiemethodes die maximaal een geïntegreerde aanpak van tabak, alcohol en drugs realiseren. De capaciteit van uitvoering van preventie en hulpverlening op het terrein dient optimaal aan te sluiten en wordt stelselmatig uitgebreid. Vroeginterventie krijgt extra aandacht voor regelmatige gebruikers van tabak, alcohol en drugs. Zo wordt de rookstopbegeleiding verder uitgebouwd. Het plan voorziet in extra aandacht voor specifieke sectoren en doelgroepen: school, werkplek, vrijetijdssfeer, gezinnen, gezondheidswerkers, jongeren in voorzieningen van bijzondere jeugdzorg, gevangenissen. Het plan voorziet in partnership met de lokale besturen voor de uitvoering van gecoördineerd beleid en gezamenlijke inbreng van middelen. Daartoe wordt overleg voorzien. Budgettair voorziet het actieplan een uitbreiding aan middelen van 2,25 miljoen €, over de duurtijd van het actieplan. De eerste opstap daartoe voor 2009, namelijk 419.000 €, is vandaag eveneens door de Vlaamse Regering beslist. De gezondheidsdoelstelling en het actieplan worden nu ingediend voor goedkeuring door het Vlaams parlement. Persmededeling van Veerle Heeren Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Parlementaire vragen Vraag om uitleg van mevrouw Laurence Libert (Open VLD) tot de heer Frank Vandenbroucke (SP.a), viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Werk, Onderwijs en Vorming, over de communicatie aan scholen over softdrugs (4 december 2008) w w w.v l a a m s p a r l e m e n t . b e / P r o t e u s 5 /s h o w V I . a c t i o n? i d = 5 3 8 0 18 &t a b I d = - 3 9 6 6 2 116 0 Schriftelijke vraag van mevrouw Else De Wachter (Sp.a) aan de heer Steven Vanackere (CD&V), Vlaams minister van Welzijn,
Volksgezondheid en Gezin over drankmisbruik bij jongeren en preventiemaatregelen (23 december 2008) w w w.v l aa m s p a r l e m e n t . b e / P r o t e u s 5 /s h o w S c h r i ft e l i j keV r a a g . a c t i o n? i d = 5 4 6 7 0 1 Schriftelijke vraag van mevrouw Els Robeyns (Sp.a) aan mevrouw Veerle Heeren (CD&V), Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin over drugpreventie en budget (29 januari 2009) w w w.v l aa m s p a r l e m e n t . b e / P r o t e u s 5 /s h o w S c h r i ft e l i j keV r a a g . a c t i o n? i d = 5 4 8 4 0 0
EEN DAG UIT HET LEVEN VAN 15
BIJBLIJVEN Landelijk symposium verslavingszorg: evoluties in de zorg Op 22 januari was het in Amsterdam verzamelen geblazen voor de Nederlandse verslavingszorg. Het programma beloofde alvast nieuwe initiatieven toe te lichten. Ook het feit dat een relatief nieuwe speler op het vlak van congresorganisatie voor de verslavingssector, het Leids Congres Bureau, het symposium inrichtte, wekte nieuwsgierigheid. Dit Bureau gaf hiermee gehoor aan een veelgestelde vraag bij de evaluatie van andere vormingen in de geestelijke gezondheidszorg. De dagvoorzitter, Dr. van de Wetering (Bouman GGZ), zette meteen de teneur voor de rest van de dag. Hij deed een paar vaststellingen over de richting waarin de Nederlandse verslavingszorg evolueert. Zo verkoos hij de term ‘verslaving’ als pathologische hersenreactie, met blijvende craving en terugvalrisico, boven de term ‘afhankelijkheid’, als een normale homeostasereactie van het lichaam. Ondanks de veranderde zorgsystematiek en de bijhorende concurrentiestrijd tussen de verschillende gefusioneerde zorgmastodonten pleitte hij voor samenwerking. Dr. van de Wetering merkte ook op dat in de verslavingszorg en de forensische psychiatrie de justitiële en de hulpverlenende invalshoek meer en meer gaan samenvallen. Tot slot stelde hij vast dat waar het kwaliteitszorgdenken aanvankelijk focuste op efficiëntie en effectiviteit van het hulpaanbod, nu meer en meer de cliëntsatisfactie centraal staat. Logica en liefde Dr. Anne Goossensen van het Instituut Beleid en Management Gezondheidszorg, Erasmus Universiteit Rotterdam, beet de spits af als plenaire spreker. Kwaliteit van zorg herdefinieerde zij als een menselijke verworvenheid die ontstaat in de dagelijkse interactie tussen cliënt en zorgverstrekker. Bij gestandaardiseerd contact gaat volgens haar dit relationele aspect verloren. Ze onderzoekt momenteel de behandelrelatie als ingangspoort voor kwaliteitsvolle zorg via een tweetal factoren. Enerzijds is er de ‘shared decision making’, de mate waarin cliënten betrokken worden in het keuze- en beslissingsproces over de eigen behandeling. Bij acuut gevaar of crisis geeft een cliënt dit graag uit handen. Hoe groter de cliënt zijn keuzemogelijkheid inschat, hoe meer hij echter zelf wil meebeslissen. Anderzijds speelt de warmte van de communicatie een belangrijke rol in de preventie van drop-out tijdens de
16 BIJBLIJVEN
behandeling. Warm contact staat tegenover meer instrumenteel contact. Cliënten mee laten beslissen en hen motiveren om de behandeling te blijven volgen, zijn geen nieuwe elementen, maar het is hoopgevend dat deze tot nu toe als niet-meetbaar, moeilijk beïnvloedbaar gedefinieerde behandelrelatie onderwerp vormt van onderzoek. Niet-specifieke factoren, zoals de kwaliteit van de behandelrelatie, bepalen voor dertig procent de effectiviteit van een gebruikte methodiek. Het loont dus de moeite om er rekening mee te houden in een begeleidingsproces. Va a r d i g e n Ve i l i g In de namiddag brachten workshops een aantal initiatieven in de verslavingszorg onder de aandacht. Onder grote belangstelling van zowel de gehandicaptenzorg als de verslavingszorg vertelde Maria Trentelman over het behandelprogramma voor verslaafde mensen met een licht verstandelijke beperking en risicovol gedrag dat Hoeve Boschoord aanbiedt. De doelgroep voor dit programma valt zeker onder de noemer multiple problematiek: een intelligentiequotiënt lager dan tachtig, ernstige gedragsstoornissen, leerproblemen en soms ‘ter beschikking gesteld’ (TBS, een gedwongen behandeling). De standaardbehandelelementen bij een middelenafhankelijkheid werden aangepast voor deze doelgroep. De behandeling duurt gemiddeld vier jaar. Qua aanpak is er sprake van veel herhaling, minder confrontatie, meer structuur en doelstellingen op maat van de cognitieve beperking. Al bij al een geslaagd symposium dat interessante vragen opriep bij de deelnemers. Kathleen Raskin
Bruggen slaan tussen klinische praktijk en onderzoek Monitoring als therapeutisch instrument Op 6 februari organiseerden de afdeling psychotherapie van de KU Leuven, het Erasmus Medisch Centrum Rotterdam en de Vlaamse Vereniging Geestelijke Gezondheidszorg een studiedag waarop werd getracht een brug te bouwen tussen klinische praktijk en onderzoek. Hiertoe werd een aanzet gegeven door te tonen hoe onderzoek in de lopende therapiepraktijk geïntegreerd kan worden op een praktische, klinisch relevante en wetenschappelijk verantwoorde manier. P r a k t i j kg e o r i ë n t e e r d o n d e r z o e k Met deze studiedag werd gepoogd een brug te slaan tussen klinische praktijk en onderzoek. Waar dit in het verleden moeilijk ging door onder andere de top-downgeoriënteerde onderzoeksfilosofie en door de marginale plaats van onderzoek in het takenpakket van de praktijkwerkers en therapeuten, is hier nu meer ruimte voor. Er is een proces in gang gezet dat resulteert in een veranderde houding bij zowel onderzoekers als praktijkwerkers. Hierdoor dient zich een nieuwe onderzoekscultuur aan, namelijk het praktijkgeoriënteerd onderzoek. Praktijkgeoriënteerd onderzoek sluit nauw aan bij de dagelijkse therapierealiteit, is eenvoudig inpasbaar in de lopende therapiepraktijk en houdt rekening met de complexiteit ervan. Hierbij worden meerdere proces- en uitkomstenmetingen gecombineerd en wordt gebruik gemaakt van zowel kwantitatieve als kwalitatieve meetinstrumenten. Dergelijke onderzoeksmethodologie wil beter tegemoet komen aan de interesses en vragen van de praktijkwerkers. Het Leuvens Systematisch Case-study Protocol Prof. Dr. Nele Stinckens stelde het Leuvens Systematisch Casestudy Protocol (LSCP) voor. Dit is in sterke mate geïnspireerd op de filosofie van praktijkgeoriënteerd onderzoek. In het kader van het project ‘Uitkomstenmanagement’ bij VAD is deze materie erg interessant. Dit project werd onlangs opgestart en kadert in een trend van kwaliteitsbevordering in de verslavingszorg. Het LSCP biedt een kader om op systematische wijze aan praktijkgeoriënteerd onderzoek te doen. Met behulp van een gevarieerde set van kwantitatieve en kwalitatieve instrumenten worden drie verschillende onderzoeksdomeinen onderzocht: therapie-uitkomst, therapieproces en de achtergrondkenmerken van
cliënt en therapeut. Per domein wordt telkens gebruikgemaakt van een kwantitatief en een kwalitatief instrument. Dit onderzoekskader kan ingeperkt of uitgebreid worden naargelang de mogelijkheden en middelen van therapeut en cliënt. Bovendien is er rekening mee gehouden dat de geselecteerde instrumenten in het LSCP goedkoop, gebruiksvriendelijk en eenvoudig te implementeren zijn in de praktijk. De methode van het LSCP biedt voordelen voor alle betrokkenen, zowel voor onderzoeker, therapeut als cliënt. Zo kan de onderzoeker een uitgebreide en gevarieerde waaier van onderzoeksgegevens verzamelen die een grote externe validiteit hebben en kan hij daarenboven meer voeling krijgen met de therapierealiteit. Maar ook therapeut en cliënt kunnen er hun voordeel uit halen. De therapeut krijgt meer rechtstreekse feedback over zijn manier van werken, verwerft meer inzicht in het perspectief van de cliënt, wordt gestimuleerd tot reflectie en bijsturing,... De cliënt ervaart op zijn beurt meer betrokkenheid van de therapeut, wordt aangemoedigd om de therapie actief mee vorm te geven, wordt gestimuleerd om therapie-ervaringen te identificeren en te verankeren,... Dit zijn niet onbelangrijke voordelen en argumenten om mee te stappen in praktijkgeoriënteerd onderzoek. Dave Smits, psychotherapeut bij CAD Limburg, bevestigde deze voordelen, maar nuanceerde dat het LSCP kan zorgen voor een gevoel van onveiligheid bij de praktijkwerker omdat aan het kernproces van de hulpverlening geraakt wordt en de therapie daarenboven ook negatief geëvalueerd kan worden. Wanneer dit gebeurt, kan dit grote gevolgen hebben, zowel voor de therapeut zelf, als voor de instelling waar de therapie plaatsvindt. Monitoring Monitoring maakt deel uit van praktijkgeoriënteerd onderzoek, maar voegt er tegelijkertijd nog een dimensie aan toe. Bij monitoring worden therapie-effecten en -processen systematisch gemeten en bevraagd. In tegenstelling tot het gangbare uitkomsten- en procesonderzoek waarbij er voor- en nametingen plaatsvinden, wordt de cliënt sessie per sessie gevolgd. De bekomen informatie wordt daarbij teruggekoppeld naar de cliënt en de therapeut. Door het gebruiken van deze methodiek wordt onder andere de efficiëntie en effectiviteit van de behandeling verbeterd, verbetert de werkrelatie en vermindert de drop-out. In Nederland ontwikkelde het Erasmus Medisch Centrum hiervoor een online-monitoringprogramma. De vrij grote opkomst op deze studiedag toonde aan dat onderzoek niet voor alle praktijkwerkers een ver-van-mijn-bed-show is en toont een interesse en mogelijke bereidheid om onderzoek te implementeren in de dagelijkse praktijk om deze efficiënter en effectiever te maken. Nina De Paepe
BIJBLIJVEN 17
Van zorg naar gezondheid 20 jaar Vereniging Vlaamse Geestelijke Gezondheid Op 12 februari 2009 vond in het Vlaams parlement de viering plaats van het twintigjarige bestaan van de Vereniging Vlaamse Geestelijke Gezondheid (VVGG). Tijdens deze studiemiddag werden de aanwezigen meegenomen in de geschiedenis van de VVGG, werd stilgestaan bij de huidige werking en werd een blik geworpen op de toekomst. D e V VG G v r o e g e r, n u e n i n d e t o e ko m s t In 1988 verschenen de statuten van de Vlaamse Vereniging Geestelijke Gezondheidszorg in het Belgisch Staatsblad. De VVGG ontstond uit opeenvolgende pioniersverenigingen, te beginnen met de Belgische Bond voor Geesteshygiëne in 1923. In de loop van de tijd groeide de VVGG uit tot een organisatie voor alle betrokkenen bij de geestelijke gezondheidszorg, zowel patiënten, familieleden als hulpverleners. De VVGG legde op een groot aantal terreinen zijn taken vast: informatie en documentatie, patiëntenrechten, rehabilitatie, positieve beeldvorming en kwaliteitsbevordering behoren tot het takenpakket van de VVGG. Als eerste sprak Jos Lievens, hij nam het takenpakket van de VVGG onder de loep en analyseerde dit kritisch. Hij stelde de vraag of de VVGG in zijn opdracht slaagt en de vooropgestelde doelen waarmaakt. Als voormalig beheerder is Jos Lievens een oudgediende en maakte hij de groei van de VVGG van dichtbij mee. Hij schetste deze groei en gaf een overzicht op de evoluties die de VVGG doormaakte. Een belangrijke evolutie is de naamsverandering die de VVGG onderging. De Vlaamse Vereniging voor Geestelijke Gezondheidszorg veranderde in de Vlaamse Vereniging voor Geestelijke Gezondheid. Het zorgaspect werd weggelaten uit de naam omdat men zich wil focussen op gezondheid. Men wil deze bevorderen, in plaats van zich te richten op wat misloopt. Daarnaast wil de huidige VVGG een onafhankelijke en representatieve vereniging zijn die zorgt voor een betere gezondheidszorg door het verspreiden van een innoverende visie, te zorgen voor positieve beeldvorming, informatieverstrekking, het opkomen voor de rechten van de patiënt en zijn omgeving en door middel van (inter)nationale contacten. Terwijl Jos Lievens stil stond bij het verleden en het heden, werd door Prof. Dr. C. Jannes een blik geworpen op de toekomst. Aan de hand van de drie kernbegrippen ‘kennis, attitude en actie’ evalueerde hij de huidige werking van de VVGG. Daarnaast wierp
18 BIJBLIJVEN
hij ook een blik op de noden waarop de VVGG in de toekomst een antwoord zal moeten bieden. De nood aan kwaliteitsbevordering werd hierbij genoemd. Prof. Dr. Nele Stinckens speelt hier reeds op in met de ontwikkeling van het Leuvens Systematisch Casestudy Protocol. K a n d e V VG G z i j n m a n n e t j e s t a a n? Ook externen gaven hun visie op de werking van de VVGG. Guy Tegenbos, politiek redacteur van De Standaard, stelde de vraag of de VVGG zijn mannetje kan staan. Hij stelde een aantal hefbomen voor waarmee de VVGG zich sterker kan profileren. Als eerste noemde hij het verwerven van bekendheid bij het grote publiek. Dit kan onder meer door het naar buiten komen met de effectiviteit van bestaande interventies. Hij noemde hierbij de evolutie naar kwaliteitsbevordering en uitkomstenmanagement een positieve trend. Een volgende hefboom is het vormen van één front, met één woorvoerder. Hierdoor krijgt de VVGG een gezicht, wordt het verpersoonlijkt en kan het een grotere invloed hebben op de besluitvorming. Een derde hefboom is het zelf aankaarten van problemen en het kiezen van één gemeenschappelijk strijdpunt waar de volledige sector zich achter kan scharen, dit heeft op zijn beurt een positieve weerslag op de frontvorming. Tot slot kan het vormen van coalities een laatste hefboom zijn. Samenwerkingsverbanden met belangrijke partners zoals huisartsen, patiëntenorganisaties, ... kunnen de werking op positieve wijze beïnvloeden. Aandacht voor patiënten Tijdens deze viering liet ook een patiëntenorganisatie als volwaardige partner zijn stem horen. Rafaël Daem, vertegenwoordiger van Uilenspiegel, gaf zijn visie op de werking van de VVGG. Als ervaringsdeskundige heeft hij een goede kijk op de plaats die patiënten binnen de VVGG krijgen. Hij vertelde dat het, ook binnen de VVGG moeilijk is om als patiënt een plaats te vinden. Patiënten zouden centraal moeten staan, maar dit is niet altijd het geval. Veel wordt boven hun hoofden beslist, zonder dat ze hun zegje kunnen doen of zonder dat er met hun rechten rekening wordt gehouden. Hij concludeerde dat de VVGG meer aandacht moet hebben voor de verbetering van hun lot, om brandmerking te voorkomen en destigmatisering te verwezenlijken. Doordat de hoofdsprekers aandacht besteedden aan zowel het verleden, heden als de toekomst van de VVGG werd een beeld geschetst van de initiatieven die in de voorbije twintig jaar genomen werden, met positieve evoluties als gevolg, maar werd er tegelijkertijd ook stilgestaan bij wat nog gerealiseerd moet worden. De VVGG kent zijn uitdagingen en is klaar om ze aan te gaan. Nina De Paepe
GEWIKT & GEWOGEN Langetermijntrends in de drughulpverlening Sinds 1988 registreren alle RIZIV-geconventioneerde centra in Vlaanderen, gespecialiseerd in de behandeling van drugverslaafden, gezamenlijk de kenmerken van hun nieuwe cliënten. Welke trends laten zich in die periode van twintig jaar optekenen? Evoluties Dat er evolutie zou zijn bij de belangrijkste producten waarvoor mensen een behandeling vragen, was te verwachten. 1992 was met 68.7% een topjaar voor het aantal behandelingen van heroineverslaafden. Vanaf 2000 is hun relatieve aantal verder gezakt van 60% naar 40%. We tekenen toch nog altijd per jaar ongeveer 1 500 nieuwe behandelingen op voor opiaatverslaafden. Het aantal problematische cannabisgebruikers is het felst toegenomen. In 1990 waren het er 11 (2%) tegenover 855 in 2007 (22%) van alle nieuwe behandelingen.
Niet onverwacht is ook de stijging bij de amfetamineverslaafden en zeker bij de cocaïnomanen. Deze stijging zette zich in vanaf 1992, toen de stimulantiagebruikers niet boven de 15% uitkwamen. In 2007 vertegenwoordigde deze groep 31%: 17% cocaïneverslaving en 14% amfetamineverslaving. Op een totaal van 3 900 nieuwe behandelingen in dat jaar gaat het over respectievelijk 662 en 540 cliënten. Het betreft hier kenmerken en aantallen van nieuwe behandelingen. Daarnaast zijn er ongeveer evenveel doorlopende behandelingen, behandelingen die het jaar voordien of eerder zijn gestart. Dus het totale aantal mensen dat vandaag in behandeling is, is het dubbele van het aantal nieuwe behandelingen. Er dient een correctie te worden toegepast omwille van het ‘shopping’ fenomeen: iemand kan in hetzelfde jaar achtereenvolgens een behandeling gestart zijn in twee of meerdere centra. Deze dubbeltellingen kunnen we er momenteel nog niet uithalen omdat we werken met anonieme gegevens. Daar tegenover staat dat het aandeel van elk product in het totale aantal verslavingen hoger is dan hier geschetst, want we rapporteren enkel het ‘eerste’ of ‘voornaamste’ product. In 80% van de gevallen is men afhankelijk van meer dan één product.
GEWIKT EN GEWOGEN 19
Ve r k l a r i n g e n v o o r d e c i j f e r s De waargenomen trends hebben zeker ook te maken met het veranderde behandelaanbod. In 1988 werden er 620 nieuwe behandelingen opgetekend bij 8 programma’s, behorend tot 6 voorzieningen. Aanvankelijk waren het uitsluitend residentiële centra: crisisopvang en therapeutische gemeenschappen of kortdurende behandelingsprogramma’s (ADIC, De Spiegel, De Sleutel, De Kiem, Kompas en Katarsis). Vanaf 1998 is er vooral ambulant aanbod bijgekomen in de vorm van sessies of dagcentra bij de bestaande programma’s en in elke provincie kwamen er medisch-sociale opvangcentra bij (MSOC-Gent, -Oostende, -Limburg, -VlaamsBrabant, en -Free-Clinic Antwerpen). Nu zijn er 21 programma’s bij 11 RIZIV-conventies en bijgevolg 3 900 nieuwe behandelingen per jaar. Wat opvalt is dat er sinds 2004 geen substantieel behandelaanbod is bijgekomen in deze sector, buiten enkele beperkte uitbreidingen. Er zijn opvallende regionale leemtes. To e n a m e i n d e g e m i d d e l d e l e e f t i j d Minder voor de hand liggend lijkt de stijging te zijn van de leeftijd bij de aanvang van de behandeling. In 1988 was men gemiddeld 25 jaar oud, 20 jaar later is dat met 2.5 jaar toegenomen. Deze stijging zien we bij alle behandelprogramma’s en ook bij alle productcategorieën. Misschien betekent het dat er in verhouding minder jonge individuen een behandeling starten of mogelijk dat er een instroom is op iets hogere leeftijd? Of moeten we besluiten dat er veel cliënten in het behandelcircuit blijven? Meer verfijnde registratietechnieken zouden uitsluitsel kunnen geven over de vraag hoe de verslavingsproblematiek evolueert, of het aanbod voldoet en wat de te verwachten evoluties zijn. De centra die deze gegevens verzamelden, hebben dit echter moeten doen zonder extra middelen of professionele ondersteuning van de overheden, noch van de Vlaamse, waar deze centra gevestigd zijn, noch van de federale, waartoe het RIZIV behoort. Een derde opmerkelijke evolutie vinden we terug in de gender-
verdeling. Er zijn in de samenleving duidelijk minder vrouwen die illegale drugs gebruiken. Maar dat hun aantal in de gespecialiseerde drughulpverlening afneemt – In 1988 was 21% van de behandelpopulatie vrouw terwijl dit gestaag afnam tot 18% in 2007! – komt niet overeen met de maatschappelijke trend. Misschien is de toegankelijkheid van de drughulpverlening voor vrouwen achteruit gegaan? Conclusie Een volgehouden registratie, met alle betrokken centra, volgens een vast codeboek, kan duidelijke trends blootleggen. Deze evoluties, opgetekend bij de hulpverlening, verraden met enkele jaren vertraging wat er in de samenleving heeft plaatsgevonden. De belangrijkste trend is de differentiëring in de productvoorkeur en dus ook in het gedrag en de leefwereld van de gebruikers. Nog slechts 40% is opiaatverslaafde, 22% is verslaafd aan cannabis, 17% aan cocaïne en 14% aan amfetamines. In de drughulpverlening heeft men begrepen dat nieuwe benaderingen nodig zijn. De meeste behandelprogramma’s dateren uit een periode waarin bijna 70% opiaatverslaafde was. Getuige daarvan is de nadruk op het werken met substitutieproducten (methadon,…) en behandelingen die een langdurige inzet vragen. De leeftijd stijgt en vrouwelijke patiënten vinden minder de weg naar de hulpverlening. Ook op dat vlak zal men met een grotere verscheidenheid onder het cliënteel rekening moeten houden. Paul Van Deun Directeur De Spiegel
De recentste jaarrapporten zijn te downloaden op de website van de koepel van de RIZIV-centra (VVBV of Vlaamse Vereniging van Behandelingscentra Verslaafdenzorg): www.verslaafdenzorg.be. Het boekje ‘20 jaar Registratie Drugshulpverlening’ is te bestellen via www.wwaow.com.
20 GEWIKT EN GEWOGEN
Dossier cannabis Onze trouwe lezers herinneren zich misschien nog wel het eerste dossier over cannabis van VAD. Het was in november 2000. Het dossier speelde in op de hevige polemiek rond cannabis die destijds in de samenleving woedde en die onder meer te maken had met de plannen van de toenmalige regering om het statuut van cannabis aan te passen. Door de vele ontwikkelingen in het wetenschappelijk onderzoek was het dossier al in 2004 toe aan een grondige her werking. Opnieuw vier jaar later drong zich weer de noodzaak op om de bulk aan nieuwe wetenschappelijke inzichten, zoals bijvoorbeeld over het verband tussen cannabisgebruik en psychosen, te verwerken in een derde update. Een greep uit het lijvige dossier. Door alle politieke en maatschappelijke debatten vergeten we soms dat cannabis een middel is dat een invloed uitoefent op het welbevinden en de gezondheid van de gebruiker. Om te voorkomen dat mensen in de problemen komen door het gebruik van cannabis, is het noodzakelijk dat we alle beschikbare wetenschappelijke informatie zo objectief mogelijk bekijken en problemen als gevolg van cannabismisbruik en -afhankelijkheid niet bagatelliseren, maar evenmin opblazen. VAD heeft getracht om de huidige stand van de wetenschappelijke bevindingen zo genuanceerd mogelijk weer te geven in het dossier. We hopen dat de lezers zich niet focussen op de gegevens die hun eigen visie bevestigen, maar met een open geest kennis nemen van de vele interessante wetenschappelijke bevindingen. Een stijging in gebruik? Uit epidemiologisch onderzoek blijkt dat – na een exuberante stijging tijdens de laatste decennia van de vorige eeuw – het aantal cannabisgebruikers op veel plaatsen is gestabiliseerd en op sommige plaatsen, waaronder ook Vlaanderen, zelfs is gedaald. Cannabisgebruik komt het meest voor bij 18- tot 24-jarigen en daalt erg snel na de leeftijd van 34. Meer dan 90% van de mensen die ooit cannabis hebben gebruikt, stopt lang voor of rond hun dertigste met cannabisgebruik. Parallel aan de stijging in gebruik eind vorige eeuw is ook de betekenis van het middel gewijzigd. Cannabisgebruik is grotendeels ontdaan van de ideologische connotatie die het in de jaren ‘60 en ‘70 bezat. Jongeren groeien op in een wereld waar cannabis niets nieuws meer is. Cannabisgebruik doet zich voor in alle lagen van de bevolking. Gebruikers nemen actief deel aan de samenleving door te studeren of te werken. Het roken van een joint is uitgegroeid tot een vorm van consumptiegedrag. Ve r s l av e n d o f n i e t ? Dat de meeste mensen die ooit experimenteerden met cannabis er geen problemen mee krijgen, betekent niet dat het product
volkomen onschadelijk is. Voor sommige mensen en/of in bepaalde situaties kan cannabisgebruik ernstige gevolgen hebben. De ontstaansfactoren van experimenteel versus problematisch gebruik, misbruik en afhankelijkheid zijn verschillend. Experimenteel gebruik heeft meestal te maken met sociale invloeden, terwijl problematisch gebruik, misbruik en afhankelijkheid vaak het gevolg zijn van interne processen, zoals bijvoorbeeld emotionele factoren. Niet zo lang geleden nam men aan dat cannabis niet verslavend was. Ondertussen is wel gebleken dat dit niet klopt. Maar het risico om afhankelijk te worden van cannabis is niet voor iedereen hetzelfde. Een belangrijke factor vormt daarbij de beginleeftijd. Cannabisgebruik vóór de leeftijd van zestien verhoogt de kans op cannabisafhankelijkheid op latere leeftijd. Hoe vaker het gebruik plaatsvindt, hoe groter dit risico. De drempel lijkt te liggen op wekelijks gebruik. Een recent Nederlands onderzoek toont aan dat het THC1-gehalte van cannabis een invloed uitoefent op de gebruikspatronen. Uit het onderzoek komen drie typen gebruikers naar voren, die van elkaar verschillen in hun voorkeur voor sterkere of mildere cannabis, maar ook in hun levensstijl en manier van gebruiken. Elk type vertoont een verschillend risico op afhankelijkheid. Meer en meer wordt ook duidelijk dat cannabisgebruik, onder meer door de typische wijze van gebruik (roken in een joint, samen met tabak), een serieus risico op tabaksverslaving inhoudt, iets waarvan de meeste jongeren zich wellicht niet bewust zijn. Wa t m e t d e s p e c t a c u l a i r e s t i j g i n g i n T H C - c o n c e n t r a t i e s? Het is zeer moeilijk om nauwkeurige uitspraken te doen over evoluties in THC-concentraties of over verschillen tussen landen door methodologische problemen. Wat wel duidelijk is, is dat ne1 THC (tetrahydrocannabinol) is het werkzame bestanddeel van cannabis, de stof die de gebruiker een high gevoel bezorgt.
GEWIKT EN GEWOGEN 21
derwiet, te vinden in Nederlandse coffeeshops en populair bij Vlaamse cannabisgebruikers, sinds het begin van dit decennium inderdaad sterker is geworden, maar minder dramatisch dan vaak in de media wordt voorgesteld.
porteerde wiet, maar omdat de THC-concentratie in nederwiet is toegenomen, is deze verhouding in nederwiet veel lager en daarom ook schadelijker dan cannabisproducten die een hogere CBD/THC-verhouding hebben.
Het is nog niet duidelijk wat de gevolgen zijn van deze sterkere cannabis voor de lichamelijke en psychische gezondheid. Uit onderzoek blijkt dat de risico’s mee worden bepaald door het gebruikspatroon en door de verhouding CBD2/THC. Het gemiddelde CBD-gehalte, dat antipsychotische en angstverminderende eigenschappen heeft, is hetzelfde voor nederwiet en geïm-
Ve r d e r… Het dossier is veel te uitgebreid om hier exhaustief aan bod te komen. We hopen dat de lezer genoeg geprikkeld is om het dossier ter hand te nemen en bijvoorbeeld meer te lezen over het verband tussen cannabisgebruik en psychosen. Of over de kenmerken waaraan een goede preventiecampagne over cannabis moet voldoen. Of… Veel leesplezier!
2 CBD = cannabidiol, één van de talrijke cannabinoïden in cannabis, een licht psychoactieve stof die licht rustgevend werkt en het effect van THC vermindert.
Abstract verpakt Gestoorde impulscontrole bij jongeren met familiaal alcoholisme De orbitofrontale cortex (OFC) is gekend als belangrijk voor de regulatie van emotionele processen en speelt een belangrijke rol in impulsief gedrag. Via MRI-onderzoek en een gevalideerde vragenlijst over impulsiviteit werden 107 jongeren (een groep met veel alcoholisten in de familie en een groep zonder) vergeleken. Bij de jongeren uit de families met veel alcoholisten, wat een aanduiding is voor een genetische predispositie, bleek de rechter OFC een kleiner volume te hebben. Specifiek genetisch onderzoek toonde varianten die geleid hebben tot de afname van het volume van de substantia alba in de OFC. Dit wordt geassocieerd met hogere impulsiviteit. (Hill S.Y., Wang S., Kostelnik B., Carter H., Holmes B., McDermott M., Zezza N., Stiffler S., Keshavan M.S. Disruption of orbitofrontal cortex laterality in offspring from multiplex alcohol dependence families, Biol Psychiatry. 2009 Jan 15; 65(2): 129-36). Ook matig alcoholgebruik verhoogt kans o p s o m m i g e k a n ke r s b i j v r o u w e n In Oxford analyseerden Naomi Allen en haar team (Allen N.E., Beral V., Casabonne D., Kan S.W., Reeves G.K., Brown A., Green J. Million Women Study Collaborators. Moderate alcohol intake
22 GEWIKT EN GEWOGEN
Hilde Kinable
and cancer incidence in women. J Natl Cancer Inst. 2009 Mar 4; 101(5): 282-3) de gegevens van 1 280 296 vrouwen van middelbare leeftijd die hadden deelgenomen aan de Million Women Study. 24% van hen gebruikte geen alcohol. Wie wel dronk, deed dat in de overgrote meerderheid aan een gemiddelde van één glas per dag. Weinig vrouwen dronken meer (drie of meer glazen) per dag. Het verschil tussen wel of geen alcohol gebruiken resulteerde in een toename van het aantal kankergevallen: vooral borstkanker en in mindere mate ook kanker in het spijsverteringsstelsel. Daarnaast ging het alcoholgebruik gepaard met een verlaagd risico op andere vormen van kanker (schildklier, Non-Hodgkin lymfoom en niercelcarcinoom). O p i a a t a f h a n ke l i j k h e i d e n t r a u m a’s in de voorgeschiedenis In deze studie onderzochten de auteurs (Sansone R., Whitecar P., Wiederman M. The Prevalence of Childhood Trauma Among Those Seeking Buprenorphine Treatment, Journal of Addictive Diseases 28(1): 64-67) vijf soorten trauma’s in de kinderjaren bij cliënten in een substitutieprogramma met buprenorfine. Van de 113 deelnemers waren 20.4% seksueel misbruikt, 39.8% fysiek mishandeld, 60.2% emotioneel mishandeld, 23% verwaarloosd en 60.2% rapporteerden getuige geweest te zijn van geweld. Slechts 19.5% had geen van de vijf vormen van trauma meegemaakt. De meesten (60.2%) hadden één, twee of drie verschillende vormen meegemaakt.
De behandeling van verslavingen: richtlijnen en andere actuele ontwikkelingen Het jaarlijkse Nederlands symposium rond verslaving dat op 17 december 2008 doorging in Amsterdam, stond in het teken van de nieuwe richtlijnen die binnenkort zullen verschijnen voor de behandeling van patiënten met alcohol- en drugproblematiek. Het initiatief voor deze richtlijnen kwam van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie. Het Kwaliteitsinstituut voor Gezondheidszorg (CBO) en het Trimbos-instituut organiseerden de totstandkoming. De organisatoren hadden als sprekers onderzoekers en hulpverleners uitgenodigd die aan de wieg van deze richtlijnen stonden. Ze lichtten de belangrijkste conclusies toe en gingen in op belangrijke klinische vragen en de allernieuwste ontwikkelingen die nog niet in de richtlijnen zijn opgenomen. Zelfs al zijn de richtlijnen zo goed als klaar, toch blijven er nog genoeg vragen te beantwoorden. Voor sommige interventies bij bepaalde doelgroepen zijn er zelfs nog geen goede richtlijnen mogelijk. Richtlijnen bij gebruik van alcohol en drugs Dagvoorzitter Prof. Dr. W. Van den Brink stelde de nieuwe multidisciplinaire richtlijn ‘Stoornissen in het gebruik van alcohol’ voor die in conceptvorm al klaar is. We kregen een heldere samenvatting van een lijvig document dat de rol van zowel farmacotherapeutische als psychosociale interventies belicht. We kunnen concluderen dat er heel wat goed onderzoek beschikbaar is over effectieve interventies, maar dat de effecten van die interventies beperkt in omvang zijn. Verder onthouden we dat de situatie zou kunnen verbeteren als we nieuwe manieren vinden om bestaande geneesmiddelen efficiënter in te zetten, zoals een betere indicatiestelling of meer effectieve combinaties met psychosociale interventies. We maakten ook kennis met grensverleggend nieuw onderzoek rond neuromodulatie en farmacogenetica. Voor de multidisciplinaire ‘Richtlijn bij problematisch gebruik van drugs’ bleven we wat op onze honger zitten. De richtlijn zal vooral algemene uitgangspunten voor onderzoek en behandeling bevatten met daarnaast aandacht voor specifieke doelgroepen. Het proces verloopt ook niet zo vlot als de ontwikkeling van de richtlijn alcohol; er zijn knelpunten rond de keuze van onderwerpen, de werkwijze en de samenstelling van de commissie.
R i c h t l i j n b i j c o c a ï n e a f h a n k e l i j k h e i d e n g o k ke n Een ander onderwerp dat aan bod kwam, was de ‘Richtlijn bij de behandeling van cocaïneafhankelijkheid’. We stelden vast dat er in de literatuur weinig evidentie te vinden is. Het is nog wachten op effectieve medicatie. Het veelvuldig preklinisch onderzoek en de getuigenissen van potentieel effectieve medicatie bij zowel abstinentie als substitutie getuigen van de drukke zoektocht hiernaar. Toch concentreert het onderzoek zich vooral rond effectieve psychosociale interventies en daarin lijkt contingency management meer en meer geaccepteerd te worden in de Nederlandse praktijkvoering. Voor gokken bestaan er geen richtlijnen, maar er bleek consensus dat pathologisch gokken in die mate overeenkomt met andere vormen van verslaving wat betreft diagnostische criteria en neurobiologie dat de behandeling van gokken best aansluit bij de nieuwe behandelontwikkelingen voor andere vormen van afhankelijkheid. Naast het huidige aanbod, dat bestaat uit cognitieve gedragstherapie, medicatie en schuldbemiddeling, bieden nieuwe psychofarmaca, contingency management en vormen van neurofeedback (‘Train je brein’) met psycho-educatie interessante denkpistes. Internettherapie lijkt ook veelbelovend omdat het medium veel mensen bereikt die anders nooit in de hulpverlening terechtkomen: slechts 3 à 5% van de problematische gokkers zoekt professionele hulp. Besluit Al bij al was het een interessant en leerrijk symposium waarvan we vooral onthouden dat de richtlijn voor de behandeling van stoornissen in het gebruik van alcohol een echte aanrader is voor wie graag in ons taalgebied blijft. Als lezer krijg je met het volledige document een dikke kluif in handen (233 pagina’s!) die ondersteuning biedt in de dagelijkse praktijkvoering en is gebaseerd op gedegen wetenschappelijk onderzoek. Voor wie het wat korter en vlugger wil, is er ook een samenvatting met de verzamelde aanbevelingen. In het kader van dit symposium willen we nog meegeven dat we ook in Vlaanderen niet stilzitten rond dit thema. Onder de noemer ‘Kwaliteitsbevordering in de verslavingszorg’ zijn op VAD twee werkgroepen gestart: ‘Werken met richtlijnen’ en ‘Uitkomstenmanagement’. Met de werkgroep Richtlijnen willen we op korte termijn komen tot informatie-uitwisseling, visie-ontwikkeling en een update van het reeds bestaande overzicht van evidencebased richtlijnen. Daarnaast gaan we van start met het verkennen van de mogelijkheden tot aanpassing en/of ontwikkeling van richtlijnen voor de Belgische context. Geert Verstuyf De richtlijn ‘Stoornissen in gebruik van alcohol’ vindt u op www.cbo.nl/richtlijnen.
GEWIKT EN GEWOGEN 23
UITGELEZEN Boeken voor kinderen van ouders met alcohol- en andere drugproblemen Het is belangrijk om de veerkracht van kinderen van ouders met alcohol- en/of drugproblemen te ver sterken (zie ook p. 4). Hoe kunnen we inzicht in de problematiek, autonomie en zin voor initiatief bij deze kinderen naar boven halen of verder aanscherpen? Praatgroepen en individuele begeleiding zijn soms te hoogdrempelig. Via websites en boeken kunnen we meer kinderen bereiken. We zetten hieronder een aantal boeken voor verschillende leeftijdsgroepen op een rijtje die kennis en ondersteuning kunnen bieden aan kinderen van ouders met alcohol- en andere drugproblemen. Het blijven toch je ouders: er varingsverhalen van kinderen van verslaafde ouders Engelbertink, M., Den Ouder, R. & Engelbertink, I. (2004). Lisse: Harcourt Assessment BV. ‘Het blijven toch je ouders’ heeft als doelgroep kinderen van verslaafde ouders tussen twaalf en vierentwintig jaar. Twaalf jongeren vertellen over hoe het is wanneer je vader of moeder verslaafd is aan alcohol, drugs of gokken. De verhalen zijn herkenbaar en makkelijk te lezen voor een jongere. De jongeren spreken over hun gevoelens en gedachten, over hoe de omgeving reageert en hoe ze omgaan met hun gebruikende ouders. Het boekje is vrij uitgebreid en bevat misschien iets te veel verhalen. Het overzicht wordt wel bewaard door de opdeling in verschillende hoofdstukken of thema’s, namelijk ‘jij en drugs’, ‘jij en je emoties’, ‘jij en je gezin’ en ‘jij en je omgeving’. Elk thema begint met een test waardoor de lezer betrokken wordt. Het boekje eindigt met een aantal concrete tips opgesplitst naar verschillende doelgroepen: vrienden en vriendinnen, ouders, docenten, jeugdhulpverleners en andere jongeren die met dezelfde problemen te maken hebben. Deze tips worden aangevuld met aanbevolen literatuur. Dit boekje is in de eerste plaats geschreven voor kinderen van verslaafde ouders, maar door de tips en de testjes is dit ook een handig instrument bij de begeleiding en ondersteuning van deze jongeren.
24 UITGELEZEN
Bobbie, een voorleesboekje voor de jongste kinderen Dit boekje is een vertaling door Peer van der Kreeft van een uitgave van het ‘Institut Suisse de prévention de l’acoolisme et autres toxicomanies’ (2008). Dit voorleesboekje is bedoeld voor zeer jonge kinderen en kan voorgelezen worden door een oudere broer, een zus, een nonkel of een tante,... Ook professionelen kunnen dit boekje gebruiken. Het verhaal gaat over Bobbie, een speelse hond waarvan het bazinnetje problemen heeft met medicatie en alcohol. In het begin van het verhaal doen Bobbie en haar bazinnetje leuke dingen samen, maar door haar verslavingsprobleem staat Bobbie na verloop van tijd alleen. Bobbie zoekt contact met zijn buurhond Felix. De twee honden praten met elkaar en Bobbie besluit dat hij ook zonder zijn bazinnetje kan spelen, plezier maken en blijven lachen. Daarna volgt een aantal vragen als ‘Voel jij je soms ook somber zoals Bobbie’ en wordt een aantal adviezen gegeven. Dit boekje geeft jonge kinderen die leven in een omgeving met alcohol- of andere drugproblemen uitleg over wat er gebeurt en geeft een aanzet tot weerbaarheid in moeilijke omstandigheden. Drankjewel, een zelfhulpgids voor volwassen k i n d e r e n v a n p r o b l e e m d r i n ke r s Cuijpers, P. en Bolier, L. (2001). Trimbos-instituut. Dit zelfhulpboekje is bedoeld voor volwassenen die opgegroeid zijn in een gezin waar vader of moeder op een problematische manier met alcohol omgingen. Het boekje geeft, aan de hand van wetenschappelijke kennis, informatie over kinderen van probleemdrinkers: wat zijn de gevolgen van het opgroeien in zo’n gezin voor de volwassene van nu. Het boekje benadrukt dat veel kinderen van ouders met een alcoholprobleem het goed doen en geen problemen hebben of krijgen. Beschermende factoren zorgen ervoor dat het kind min of meer ongeschonden opgroeit. Mogelijke beschermende factoren zijn: positieve zelfwaardering van het kind, familierituelen en een stabiele relatie met de niet-alcoholafhankelijke ouder. De kracht van dit boekje zijn de praktische adviezen over hoe omgaan met de eigen kinderen, hoe contacten onderhouden met je ouder, het omgaan met emoties, hoe hulp inroepen en eigen alcoholgebruik. Het boekje probeert ook herkenning te bieden door de opgenomen getuigenissen. Ook dit zelfhulpboekje kan gebruikt worden als een leiddraad tijdens een begeleiding. Gilles Geeraerts
Geboekstaafd Va n C a u w e n b e r g h e , K . ( 2 0 0 8 ) . H a n d h a v i n g s za k b o e k j e D ru g s 2 0 0 9 . M e c h e l e n : K l u w e r. Met deze bondige handleiding, waarin de complexe drugwetgeving wordt verduidelijkt, is het de bedoeling mensen die in Vlaanderen professioneel met drugs en handhaving bezig zijn op de hoogte te stellen van wat van hen wordt verwacht. Hoe verloopt de vaststelling? Wat houdt de beteugeling in? Wat is strafbaar in geval van cannabis? Welke nieuwe wijzigingen heeft de wetgever sinds de vorige editie doorgevoerd en wat zijn de gevolgen hiervan voor de praktijk? Dit alles wordt uitgelegd met praktijkvoorbeelden. Het boekje biedt ook een overzicht van adressen die men kan gebruiken bij het zoeken naar nuttige contacten in de dagelijkse praktijk. M i l e h a m , R . ( 2 0 0 8 ) . Po w e r i n g u p . A r e c o m p u t e r g a m e s c h a n g i n g o u r l iv e s? C h i c h e s t e r : J o h n Wiley and Sons. In dit boek komt het meest recente onderzoek aan bod over het effect van gamen op gamers en op de samenleving. Leiden computerspelletjes echt tot overgewicht, antisociaal en gewelddadig gedrag en verslaving? Of bieden ze ons eigenlijk nieuwe manieren om verstandiger en vaardiger te worden? Dit boek biedt een overzicht van de evidence afkomstig van experts en gamers en durft controversiële vragen te stellen. E k l e b e r r y, S .C. ( 2 0 0 9). I n t e g rat e d t re at m e n t fo r c o - o c c u r r i n g d i s o r d e r s . Pe r s o n a l i t y d i s o r d e r s a n d a d d i c t i o n . N e w Yo r k : R o u t l e d g e . Dit boek focust binnen het veld van de dubbele diagnose specifiek op persoonlijkheidsstoornissen en verslaving. Het bespreekt persoonlijkheidsstoornissen volgens de DSM-IV-TR, de complexe interactie tussen persoonlijkheidsstoornissen en verslaving en biedt richtlijnen voor hulpverleners die werken met dubbelediagnosecliënten wat betreft diagnostiek, behandelplanning en effectieve interventies. H o e n c a m p, E . & H a f f m a n s , P. M . J. ( 2 0 0 8). Psyc h o e d u c at i e i n d e GGZ e n d e ve rs lavi ng sz o rg. Th e o ri e e n p ra kt i j k . A s s e n : K o n i n k l i j k e Va n G o r c u m . ‘Psycho-educatie in de GGZ en de verslavingszorg’ is bedoeld als leidraad voor professionals. In het eerste, meer theoreti-
sche deel van de uitgave wordt een referentiekader gegeven voor begrippen binnen de psycho-educatie en worden maatschappelijke en theoretische uitgangspunten besproken. In de daaropvolgende hoofdstukken wordt dit per ziektebeeld of doelgroep in de GGZ en verslavingszorg nader uitgewerkt. De nadruk ligt daarbij op de praktijk. Speciale aandacht is er voor psycho-educatie bij patiënten van allochtone afkomst en voor de juridische en maatschappelijke aspecten van psychoeducatie. D e S m e t , J . J . & C a l l u , M . ( 2 0 0 8 ) . Ka n s s p e l w e tg evi ng. D e wet va n 7 m e i 19 9 9 o p d e ka n s s p e l e n , d e ka n s s p e l i n ri c h t i n g e n e n d e b e s c h e r m i n g va n d e s p e l e rs e n h a a r u i t vo e r i n g s b e s l u i t e n . G e n t : Story Publishers. Met de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers en haar uitvoeringsbesluiten kwam er een wetgevend kader voor iets wat voor de meeste mensen ontspanning en tijdverdrijf is, maar voor sommigen ook een nachtmerrie kan worden. Deze wetgeving is nu op kruissnelheid. Wie de materie van de kansspelen nauwlettend volgt, merkt dat dit een zeer evolutieve materie is. Zodoende werden in de loop van de jaren hier en daar wijzigingen aangebracht, zowel op wetgevend gebied als naar praktische uitvoering hiervan. Dit boek geeft de huidige stand van zaken weer en omvat ook kritische besprekingen. K o r f , D. J . ( E d .) ( 2 0 0 8 ) . C a n n a b i s i n E u r o p e : d y n a m i c s i n p e r c e p t i o n , p o l i c y a n d m a r ke t s . Lengerich: Pabst Science Publishers. ‘Cannabis in Europe’ gaat over trends in wetenschappelijk onderzoek over cannabis, nationaal beleid en de cannabismarkt. Wie zijn de cannabistelers? Hoe spelen beleidsmakers in op deze tendens? Waarom is het beleid in sommige landen liberaler en in andere repressiever? Wetenschappers uit verschillende Europese landen geven een overzicht van gelijkenissen en verschillen tussen de cannabismarkten in verschillende landen en bespreken kritisch beleid, repressie, behandeling en preventie.
UIT DE KUNST Arto: psychiatrische patiënten worden kunstenaars Arto is een initiatief van Fred Boffin, kunstenaar uit Boutersem en Els Van De Sompel, verantwoordelijke van het activiteitencentrum ‘Het Werkhuis’ van de vzw Hestia, een project Beschut Wonen te Tienen. Arto is een artistieke werkgroep met een tiental mensen met een psychiatrische problematiek, zowel mannen als vrouwen. Onze deelnemers hebben diverse psychische problemen, onder andere depressie, psychose en verslavingsproblematiek. Met Arto willen we kunst in een ander daglicht plaatsen, op een andere manier bekijken, zoals het vizier in het logo verduidelijkt. We hebben de ambitie om creatief en kunstzinnig te werken, weg van therapeutische settings. Arto bestaat nu ruim drie jaar, het atelier is gevestigd in een lokaal van het plaatselijke parochiecentrum, midden in het sociale weefsel van de stad. Hierdoor kunnen de deelnemers in het atelier ook echt kunstenaars zijn. Wa t w i l A r t o r e a l i s e r e n? We willen met dit project in de eerste plaats de integratie en inclusie van mensen met psychiatrische problemen in de maatschappij nastreven. Via het medium ‘kunst’ willen we ontmoeting creëren tussen de psychiatrie en de bevolking met het oog op de vergroting van wederzijds begrip. Tijdens het werk trachten we een agogisch proces te realiseren dat uiteindelijk bij voorkeur leidt naar een concreet eindproduct, namelijk exposeerbare werken. De dialoog tussen maatschappij en psychiatrie willen we aan de hand van verschillende exposities stimuleren. Werken aan een positieve beeldvorming rond psychisch kwetsbare personen is eveneens een belangrijke doelstelling. Op langere termijn trachten we eveneens duurzaam samen te werken met andere sectoren, voornamelijk educatieve, culturele en artistieke organisaties. Bij voorkeur exposeren we in niet psychiatrie-gelieerde locaties. H o e w o r d t e r g e w e r k t b i j A r t o? Fred Boffin is zelf kunstenaar en was in een vorig leven leraar plastische kunsten in het Gemeenschapsonderwijs. Hij is de ate-
26 UIT DE KUNST
lierbegeleider van ARTO en werkt twee halve dagen per week met de groep. Hij beschrijft zijn rol als die van een coach, een artistieke animator. Fred loopt rond, geeft tips, brengt een nieuw idee aan, helpt één of ander picturaal probleem oplossen. Door zijn aanpak behoudt ieder van de kunstenaars zijn creatieve eigenheid en dat is fundamenteel. De deelnemers aan het atelier zijn niet alleen qua leeftijd, maar vooral ook qua ingesteldheid en mogelijkheden zeer verschillend. Het is de taak van Fred ieder van hen zich op de best mogelijke manier te laten ontplooien. Vrijwel niemand van de kunstenaars heeft enige academische opleiding gehad en dat maakt het atelier zo boeiend. Ze komen naar het atelier omdat ze altijd al graag getekend hebben. Die interesse is de basis voor onze atelierwerking. Werken bij Arto is een creatieve ontdekkingsreis voor elk van de deelnemers. Zij ervaren dat Arto voor hen een nieuw middel tot communicatie betekent. Sommigen van hen verwoorden letterlijk dat zij een nieuwe uitlaatklep vonden voor onverwerkte gevoelens en problemen. Andy Vanderstukken, één van de kunstenaars en ex-druggebruiker, verwoordt het zo: ”Vroeger was er alleen maar mijn ziekte, ik was mijn ziekte. Door Arto heb ik een nieuwe identiteit gevonden. Ik voel me kunstenaar.” In slechts drie jaar hebben wij enorm veel bereikt en dit met weinig middelen. Om goeie kunst te maken zijn geen superdure materialen vereist, geen ingewikkelde procédés, maar in dit geval enkele kunstenaars die er samen met ons in geloven, die telkens weer het beste uit zichzelf halen. Els Van De Sompel Verantwoordelijke Activiteitencentrum ‘Het Werkhuis’, vzw Hestia Verantwoordelijke Arto
Meer info: www.hestiatienen.be, klik op ‘projecten’ De foto op de cover van AnD is een kunstwerk van Andy Vanderstukken
ETALAGE
Draaiboek Drugbeleid voor Centra DBSO| Handleiding voor de coach Draaiboek Drugbeleid in de leertijd | Handleiding voor de coach Heel wat jongeren in het deeltijds onderwijs zijn maatschappelijk kwetsbaar en worden belast door situaties als moeilijke familiale omstandigheden, armoede en uitsluiting. Deze jongeren hebben nood aan gedifferentieerd onderwijs en doorlopen een sterk op het individu afgestemd traject van alternerend leren en werken in centra voor DBSO of in de vorm van de leertijd. Voor het coachen van een drugbeleid is het belangrijk om op de hoogte te zijn van de specifieke situatie en eigenheid van de organisatie waarmee men aan de slag gaat. Een hertaling van het concept ‘Drugbeleid Op School (DOS)’ naar een drugbeleid op maat van het deeltijds onderwijs bleek dan ook aangewezen. Gezien de verschillen in de structuur, organisatie, rollen en functies in de leertijd en in de centra DBSO werd ervoor geopteerd om twee draaiboeken te ontwikkelen. Het ‘Draaiboek Drugbeleid voor centra DBSO’ biedt de coach een handleiding om met een centrum Deeltijds Beroepssecundair Onderwijs een drugbeleid uit te werken. Het ‘Draaiboek Drugbeleid in de leertijd’ biedt ondersteuning om dit proces met een Syntra-lesplaats te doorlopen. Draaiboek Drugbeleid voor Centra DBSO © 2008, bestelcode PUB53, € 10,00 Draaiboek Drugbeleid in de Leertijd © 2008, bestelcode PUB54, € 10,00
Cannabis | dossier Zie artikel p. 21 © 2008 (herziene versie), bestelcode ADD03, € 7,50
ETALAGE 27
Bestelbon Naam publicatie
Bestelcode
Stukprijs (€)
© Draaiboek Drugbeleid voor Centra DBSO | Handleiding voor de coach
PUB53
€ 10,00
© Draaiboek Drugbeleid in de leertijd | Handleiding voor de coach
PUB54
€ 10,00
© Dossier cannabis
ADD03
€ 7,50
Aantal
Totaal
Totaal
Naam organisatie: (indien u in functie van uw organisatie bestelt) Naam en voornaam: Leveringsadres: Facturatieadres: (indien verschillend van leveringsadres) Telefoon: E-mail: Datum bestelling: Handtekening:
De prijzen zijn exclusief verzendingskosten en eventuele verpakkingskosten. De leveringstermijn is ongeveer twee weken. Betaling na ontvangst van factuur. TERUGSTUREN NAAR: VAD, Vanderlindenstraat 15, 1030 Brussel | F 02 423 03 34 |
[email protected]
✁ Voor alle informatie- en hulpvragen over drank, drugs, pillen en gokken.
Via 078 15 10 20: voor een anoniem, objectief en vertrouwelijk gesprek. De beantwoorders zitten klaar om naar je verhaal te luisteren, concrete informatie en/of een eerste advies te geven. Ze weten ook waar je bij jou in de buurt terechtkan voor drughulp of -preventie. Ma-vr 10u tot 20u | Vanaf een vast toestel bel je aan voordeeltarief. Via www.druglijn.be: meer dan tweehonderd pagina’s informatie over drank, drugs, pillen en gokken. En over De DrugLijn zelf. Je kan ook anoniem je vraag mailen via www.druglijn.be/contact. Je mail wordt binnen de vijf werkdagen beantwoord.