AnD
T i j d s c h r i f t v a n d e Ve r e n i g i n g v o o r A l c o h o l - e n a n d e r e D r u g p r o b l e m e n v z w Verschijnt driemaal per jaar – Afgiftekantoor: 9099 Gent X
MRT 2014
N1
VAD IN ACTIE 1
COLOFON
INHOUD
AnD is het tijdschrift van VAD, de Vereniging voor Alcohol- en andere Drugproblemen vzw. VAD overkoepelt het merendeel van de Vlaamse organisaties die werken rond alcohol, illegale drugs, psychoactieve geneesmiddelen en gokken. De DrugLijn, een initiatief van VAD, is dé informatielijn waar iedereen terechtkan met vragen over deze thema’s.
REDACTIONEEL
AnD verschijnt driemaal per jaar. Redactie dr. Frieda Matthys (hoofdredacteur) Inge Baeten, Jonathan Deleener, Gilles Geeraerts, David Möbius, Johan Rosiers, Jochen Schrooten, Els Vandenberghe
3
VAD IN ACTIE 4
To game or not to game? 4 Quality Nights, een succesverhaal 6 Crush 7 De me-ASSIST voor huisartsen 8 SEM-J in cijfers 9 Nieuwe chatservice is een succes 10
FOCUS 11 Vitalsounds & Spiritek 11
UITGESPROKEN 13 Pill testing? 13
Vo r m g e v i n g , d r u k , c a r t o o n s e n f o t o’s fe-online.be (vormgeving), epo.be (druk), pokke.be (cartoons) shutterstock.com (p. 1, 4, 5, 10, 13, 14, 16, 17, 19, 23, 26-27), Studio Monk/Wim Vandersleyen (p. 7), Vitalsounds/Spiritek (p. 11) Allard De Witte (p. 28-30) Abonnementen T 02 423 03 33 Contactgegevens Vereniging voor Alcohol- en andere Drugproblemen vzw Vanderlindenstraat 15, 1030 Brussel T 02 423 03 33 I F 02 423 03 34 I www.vad.be I
[email protected] Ve r a n t w o o r d e l i j ke u i t g e v e r Frieda Matthys, Vanderlindenstraat 15, 1030 Brussel
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag overgenomen en/of verveelvoudigd worden, in enige vorm of op enige wijze, zonder voorafgaande toestemming van VAD.
EEN DAG UIT HET LEVEN VAN 16 Een psychologe van het project ‘Kinderen & Drugverslaafde Ouders’ 16
BRUSSEL-CENTRAAL 17 De aanpak van middelengebruik en verslavingsproblemen 17
GEWIKT & GEWOGEN 19 Middelengebruik bij studenten 19 Nieuwe Psychoactieve Stoffen 21 11e onderzoeksplatform middelengebruik 22
BIJBLIJVEN 23 Slotconferentie European Workplace and Alcohol 23 7e Jaarsymposium Verslaving 24
UITGELEZEN 26 Problematisch gokgedrag vanuit historisch perspectief 26 Geboekstaafd 27
UIT DE KUNST 28 FAS-kinderen 28 ETALAGE 31 Bestelbon 32
RE DAC TIO NEEL Pre-electorale tijden brengen een speciale sfeer met zich mee. Stoere uitspraken worden over ons heen gerold. Spindoctors bedenken beeldmateriaal en slogans die al die grote beloftes geloofwaardiger moeten maken? Liefst moet men met de formuleringen een paar kanten op kunnen om geen groepen kiezers voor het hoofd stoten. Het resultaat is dat klare besluitvorming een tijdje achter slot gaat, vooral wanneer er economische belangen aan vast hangen. Dat heeft de afgelopen maanden met zich meegebracht dat alle inspanningen om een coherent alcoholplan uit te tekenen doodgelopen zijn op stemmingmakerij en populistische uitspraken. Vanuit “Volksgezondheid” waren er mooie voorstellen. De grond van de zaak, waar het allemaal om begonnen was, de veiligheid en gezondheid van de bevolking, verdronk echter in de tendentieuze, soms schampere one-liners. Nochtans waren alle ministers het aanvankelijk eens over de grote lijnen van het nationaal alcoholplan. Maar gaandeweg bleven alleen nog kleine lijntjes en stipjes over, die de industrie geen pijn zouden doen. Want daar ging het uiteindelijk over, en niet meer over de volksgezondheid. Is dat erg? Eigenlijk wel. Het is een gemiste kans om, zoals onze buurlanden, een coherent beleid te voeren dat de morbiditeit en mortaliteit door alcohol vermindert. Maar vermits aanvankelijk, toen de verkiezingen nog niet in zicht waren, alle partijen het eens waren over de uitgangspunten, mogen we hopen dat er na 25 mei een klimaat komt waarin rustig kan nagedacht worden over de strategieën om de risico’s door het gebruik van alcohol te verminderen. Een aantal zijn bewezen effectief en wachten enkel op beleidsmakers die hun verantwoordelijkheid nemen. VAD staat klaar om informatie te leveren en voorstellen te doen.
Frieda Matthys
VAD IN ACTIE 3
VAD IN ACTIE
To game or not to game? Dit is niet langer de vraag. Games zijn het laatste decennium steeds populairder geworden en worden door steeds meer mensen gespeeld. Ze zijn geëvolueerd van het simpele ‘Pong’-spelletje uit de jaren zeventig van de vorige eeuw tot complexe games met realistische graphics en uitdagende opdrachten. Games richten zich op verschillende leeftijds- en bevolkingsgroepen: voor elk type speler is er wel een spel op de markt, variërend van de kleine woord- of puzzelspelletjes tot de online spellen die door miljoenen mensen samen worden gespeeld. Er is een heel divers aanbod met één gemeenschappelijk kenmerk: ze zijn zo ontworpen dat ze spelenderwijs gamers motiveren om steeds verder en meer te spelen. Na de aanvankelijke euforie over de ontspanningsmogelijkheden en de technische evoluties heeft de toenemende populariteit van gamen de laatste jaren ook geleid tot bezorgdheden. Opvoeders en begeleiders stellen zich vragen over mogelijke negatieve gevolgen voor gamers. I n t e r n e t g a m i n g d i s o r d e r a l s ‘ n i e u w e’ s t o o r n i s? We weten (nog) niet of we ons al dan niet grote zorgen moeten maken over het toenemend gebruik en aanbod van games. Over de veel gestelde vraag ‘hoe lang mag mijn kind gamen?’ zijn we nog lang niet uit.
4
VAD IN ACTIE
Internet gaming disorder is ondertussen opgenomen bij de ‘te onderzoeken thema’s’ van de DSM-V. De hoogste prevalentie van problematische gamers is te vinden in Aziatische landen, vooral in China en Zuid-Korea. De criteria die in de DSM-V zijn opgenomen, zijn dan ook gebaseerd op onderzoek uit China. Ze vertonen grote overeenkomsten met de criteria voor een gokstoornis. De negen criteria die momenteel worden weerhouden zijn: (1) onthoudingsverschijnselen als men niet kan gamen, (2) tolerantie (behoefte om meer tijd te besteden aan internet games), (3) preoccupatie met internet games, (4) mislukte pogingen om het internetgamegedrag onder controle te houden, (5) verlies van interesse in vroegere hobby’s of andere ontspanningsmogelijkheden, (6) continueren van overmatig internetgamegedrag ondanks kennis over de psycho-sociale problemen, (7) misleiding van familie, therapeuten en anderen over de hoeveelheid tijd die aan gamen gespendeerd wordt; (8) games gebruiken als middel om aan negatieve gevoelens te ontsnappen en (9) verlies van belangrijke relaties, werk of opleidingsmogelijkheden als gevolg van het gamen (vrije vertaling uit DSM-V). Hierbij moet wel de kanttekening geplaatst worden dat er nog onvoldoende wetenschappelijk onderzoek voorhanden is om aan te geven aan hoeveel criteria een gamer moet beantwoorden alvorens er van een milde, matige of ernstige internetgamestoornis kan gesproken worden. Een nieuwe populatie in de hulpverlening? Uit bovenstaande wordt nogmaals duidelijk dat wetenschappers en behandelaars tot op heden nog niet echt zicht hebben op de
omvang, definitie en diagnosestelling van gameverslaving. Toch krijgen instellingen met een hulpverleningsaanbod voor deze problematiek steeds meer aanmeldingen. In Vlaanderen hebben we op dit ogenblik geen cijfers over het aantal omwille van de onduidelijkheid op het vlak van registratie. In Nederland bestaan deze cijfers wel. Daar werden in 2011 245 personen geregistreerd met internetgameproblemen. Dat is minder dan 1% van de hele populatie in de verslavingszorg. Men voegt hieraan toe dat het werkelijke aantal vanwege onduidelijkheid in diagnosestelling en registratie waarschijnlijk hoger ligt. Wa t z e g t B e l g i s c h o n d e r z o e k ? Ondertussen hebben we door het Belspo-onderzoek CLICK (2013) een beter zicht op het aantal jongeren in België met een gameprobleem. Als meetinstrument gebruikten de onderzoekers de Video Game Addiction Test (IVO, Van Rooij 2011), een gevalideerde vragenlijst die een indicatie geeft over het al dan niet problematisch karakter van het gamen. Bij de leeftijdsgroep van 12 tot 17 jaar blijkt dat 11% een probleem heeft met gamen (cut off waarde 2). Als we de cut off waarde 3 tot 4 nemen (dat zijn de gamers die hogere scores hebben en dus problematischer gamegedrag stellen) komen we aan 1,4%. Of al deze jongeren een klinische behandeling nodig hebben, is onduidelijk. Van andere verslavingen is bekend dat de ontwikkeling van normaal tot problematisch gebruik enige jaren in beslag kan nemen. Van gamen weten we dit niet. De onderzoekscijfers van Belspo zijn op dit vlak wel alarmerend: de gemiddelde leeftijd van de meest problematisch gamers (cut off waarde 3 tot 4) ligt op 14,3 jaar. Dit zou er op kunnen wijzen dat bij sommige jonge gamers het gamegebruik een snelle evolutie kent naar zeer problematisch of zelfs verslavend gebruik.
ringen op, geen mogelijkheid om andere talenten te ontdekken en te ontwikkelen. Hun identiteitsontwikkeling verloopt eenzijdig in de fantasiewereld van games. In de praktijk blijkt dat echt problematische gamers die in hun puberteit vastlopen op dit gedrag, helemaal opnieuw moeten leren om leuke en bevredigende ervaringen op te doen in het gewone leven. Voor peuters en kleuters worden wel tijdslimieten gesteld. Algemeen wordt geadviseerd om een driejarige niet langer dan 5 minuten per keer te laten spelen, 10 minuutjes voor een kleuter van 4 tot 6 jaar en dit binnen een vaste structuur (wel of niet ’s morgens of na het eten bijvoorbeeld). De hersenontwikkeling van baby’s en kleuters wordt gestimuleerd door alle zintuigen te gebruiken en hen zelf dingen te laten ervaren (bijvoorbeeld botsen, klimmen, vallen). Bij beeldschermen worden niet alle zintuigen geprikkeld. Beeld en geluid zijn zeer krachtig aanwezig waardoor de andere zintuigen en eigen ervaringen minder gestimuleerd worden. Aan de slag Als antwoord op de toenemende vragen van zowel preventiewerkers als hulpverleners, heeft VAD in eerste instantie het thema ‘gamen’ opgenomen in zijn vormingsaanbod. Daarnaast worden materialen ontwikkeld die hulpverleners en preventiewerkers kunnen ondersteunen. De bedoeling is om de volgende jaren het ondersteuningsaanbod verder uit te bouwen. Mia De Bock
Preventie als antwoord? Bovenstaande cijfers zijn een belangrijk signaal om preventief naar een jonge leeftijdsgroep te werken. Dit is zowel een taak voor ouders als voor andere opvoeders. Opvoeden is immers de beste preventie. Het is belangrijk om van jongs af aan een goede balans te bewaren tussen tijd besteed aan gamen en aan andere manieren van ontspanning. Dit begint best zo vroeg mogelijk, al vanaf de peutertijd (er zijn al heel veel spellen ontwikkeld voor peuters en kleuters). Opvoedingsdeskundigen geven weinig of geen richtlijnen over het aantal uren dat tieners of adolescenten mogen gamen. De tijd die men aan gamen besteedt, blijkt immers geen voldoende criterium te zijn om vast te stellen of iemand verslaafd is aan gamen. Enerzijds gamen sommige jongeren wat meer in sommige perioden of als ze een nieuwe game hebben. Anderzijds zijn er ook die zich verliezen in het gamen als ze zich minder goed in hun vel voelen of als ze zich vervelen. Dat een jongere gek is op gamen, is beslist niet ongezond. Maar er moet een balans zijn tussen gamen en andere activiteiten: school, sociale contacten buiten games, sport, hobby’s,… Zonder andere activiteiten doet de jongere zich immers tekort: hij/zij doet geen andere erva-
U kan de folder ‘Mijn kind en gamen. De meest gestelde vragen’ en de infofiche Drugs ABC Gamen bestellen via de bestelbon op p. 32 of bestellen of gratis downloaden via www.vad.be. De zelftests gamen vindt u op http://www.druglijn.be/aan-de-slag/ gamen
VAD IN ACTIE 5
QUALITY NIGHTS
Quality Nights, een succesverhaal In oktober 2012 werd Quality Nights gelanceerd. Het gezondheidscharter streeft naar een vermindering van gezondheidsrisico’s zoals gehoorschade, verkeersongevallen, overmatig middelengebruik,... in het uitgaansleven. Bij de lancering hadden negen clubs uit Antwerpen het gezondheidscharter ondertekend. Door het Quality Nights Charter te ondertekenen, engageren clubs en events zich om minimum zes gezondheidsservices aan te bieden aan hun uitgaanspubliek. Tijd voor een eerste terugblik. Na de start in Antwerpen nam het aantal Quality Nights locaties in Vlaanderen een hoge vlucht. Tegen eind 2013 noteerden we in Vlaanderen 15 Quality Nights clubs. Na een try-out op I Love Techno werd het concept vertaald naar dance events en geïmplementeerd op 10 events. Momenteel zijn er 61 Quality Nights locaties in en rond België, waarvan 25 in Vlaanderen, 13 in Brussel, 19 in Wallonië en 4 in Noord-Frankrijk. De Vlaamse Quality Nights locaties bereikten in 2013 maar liefst 750.000 (niet-unieke) feestvierders. De Quality Nights services Quality Nights locaties bieden diverse services aan zoals gratis water, oordopjes, condooms, info over veilig verkeer, info over veilig en gezond uitgaan, enzovoort. In totaal zijn er twaalf services die men kan aanbieden. In de praktijk bieden zowel clubs als events gemiddeld iets meer dan tien van de twaalf services effectief aan. De aanwezigheid van een EHBO-post, veilig vervoer, gratis water, vestiaire, klimaatregeling en eten zijn voor feestvierders de belangrijkste services.
De bekendheid bij de feestvierders van Quality Nights en de diverse services kan nog verbeteren. Momenteel kent 12% van de feestvierders Quality Nights. Ongeveer de helft van de uitgaanders geeft aan dat ze diverse services graag willen gebruiken, maar voorlopig doet slechts een kwart dat ook effectief. Het aanbod en het in de kijker zetten van de verschillende services op de Quality Nights locaties kan dus nog beter. Clubuitbaters, promotoren én feestvierders tevreden De tevredenheid van clubuitbaters en promotoren over de samenwerking met VAD en lokale partners is hoog. Sommige uitbaters dringen wel aan op het opstarten van rondetafels in Gent en Oostende. Dat is gepland voor 2014. Ook de feestvierders die we bevroegen zijn zeer tevreden over Quality Nights en de services die aangeboden worden. 83% van hen zegt uit te kijken naar meer Quality Nights locaties in Vlaanderen. Het geheim van het succes Tot voor enkele jaren was het bijzonder moeilijk om op een integrale manier aan preventie te doen in clubs. Bovendien was de uitgaanssector in het algemeen geen vragende partij voor preventie-initiatieven. Quality Nights heeft daar verandering in gebracht. Momenteel zijn het de uitgaanslocaties zelf die ons benaderen met de vraag om deel te nemen. Bovendien zijn ze bereid om heel wat inspanningen te doen. Waarom? Quality Nights legt de focus op gezondheid in het algemeen en niet op drugs. Bovendien creëert het charter een positief imago voor de clubs en events in de media. Feestvierders vinden het handig en leuk dat ze gebruik kunnen maken van gratis water, oordopjes, enzovoort. Daarnaast verbetert het charter de contacten tussen de clubs/ events en het lokale beleid. In 2014 mikken we op een tiental nieuwe locaties en starten we de ontwikkeling van een ‘Quality Nights light’ concept voor fuiven, kleine festivals en jeugdhuizen. Jochen Schrooten
Meer info over Quality Nights en de twaalf services vindt u op www.qualitynights.be
NEWip project 2011-2013
6
In het kader van Quality Nights participeerde VAD de afgelopen drie jaar aan het Europese Nightlife Empowerment and Wellbeing implementation project (NEWip). Naast uitwisseling en afstemming tussen de vier quality labels en charters in Europa werden ook een aantal interessante tools en guidelines ontwikkeld zoals ‘standards’ voor het ontwikkelen van een peer support project, een drugtestproject, een quality label enzovoort. De VAD IN ACTIE
Trans European Drug Information (TEDI)-groep ontwikkelde een database om analyseresultaten van diverse drugtestprojecten te verzamelen. In de ‘emerging media’ groep werd een serious game ontwikkeld dat opgebouwd is als een multiplayer quiz met vragen over alcohol en andere drugs en uitgaansrisico’s. Meer info op www.safernightlife.org
Crush Met 16-18-jarigen in groep werken over alcohol en cannabis kan nu met Crush. Crush leert jongeren op een verantwoordelijke manier omgaan met alcohol en cannabis en daarbij zorg te dragen voor zichzelf en anderen. Het vertrekt vanuit een levensdomein waar elke jongere voeling mee heeft: vrienden en relaties. Ongeacht of jongeren zelf wel of niet gebruiken, alcohol en cannabis maken deel uit van hun leefwereld. 42,9% van de 17-18-jarigen heeft een vriendenkring waarvan de helft tot alle vrienden minstens één keer per maand dronken is. En 66,8% heeft minstens één vriend die cannabis gebruikt. Ook de motieven om zelf te drinken of te blowen situeren zich vaak in de sociale context: voor de gezelligheid met vrienden, om erbij te horen,… Reden genoeg om de sociale leefwereld van jongeren als vertrekpunt te nemen voor dit materiaal. F a c e b o o k & Yo uTu b e d o e n n a d e n ke n Wat doe je als je online iemand leert kennen die je leuk vindt? Spreek je die persoon aan of niet? Heb je vooroordelen? Heb je ooit al eens een volledig verkeerde indruk gehad van iemand? Aan de hand van een fictief Facebookprofiel denken jongeren hierover na en wisselen ze ervaringen uit. Ook fail-filmpjes met dronken jongeren op YouTube doen reflecteren over het eigen gedrag. Bovendien wordt op een luchtige manier kennis aangereikt over alcohol en de gevolgen van te veel alcohol drinken.
ren dilemma’s voorgeschoteld. Ze trachten in te schatten hoe de personen in de situatie zouden reageren en wat de gevolgen kunnen zijn. Hierdoor denken ze na over negatieve gevolgen van alcohol- en cannabisgebruik, maar ook over gepaste manieren van reageren. Zowel tegenover vrienden als tegenover onbekenden. Mijn lief zegt… Heel wat in het leven van jongeren draait om relaties. Experimenteren hoort er bij op deze leeftijd. Maar hoe ver ga je in een relatie, wat is (niet) aanvaardbaar, hoe bewaak je je eigen grenzen? Twee verhalen en uitspraken doen jongeren hierover nadenken en leren hen sociaal weerbaar te reageren in gelijkaardige situaties. Crush concreet Crush bevat vijf methodieken waarmee leerkrachten en begeleiders met hun groep aan de slag kunnen. Het pakket bevat werkbladen, filmpjes, powerpointpresentaties, achtergrondinformatie en sectorspecifieke fiches voor onderwijs en bijzondere jeugdzorg. Nina De Paepe
U kan Crush bestellen via de bestelbon op p. 32 of bestellen of gratis downloaden via www.vad.be.
Kan dit of kan dit niet? “Onlangs heb ik geflirt op een feestje om gratis te kunnen drinken.” of “Vrijdagavond ben ik met iemand die dronken was meegereden naar huis.” In een zelftest worden jongeren geconfronteerd met deze uitspraken. Vinden ze dit gedrag oké of niet? En waarom? Met de derde methodiek wordt niet enkel op het kennisniveau gefocust, maar wordt ook gewerkt aan normen en waarden van jongeren. Uitspraken die discussie op gang brengen staan centraal. Doet ie het of doet ie het niet? Dat is de hamvraag in de vierde methodiek. “Stel: je bent alleen thuis en nodigt vrienden uit. Enkelen willen binnen een joint opsteken, terwijl dit volledig uit den boze is en je weet dat je ouders razend zullen zijn... Wat doe je?” In vier filmpjes krijgen de jonge-
VAD IN ACTIE 7
en een internationaal team van onderzoekers gespecialiseerd in middelengebruik. In het kader van een Vlaams-Nederlands project vertaalde VAD samen met Domus Medica, het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk en de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten dit instrument eerder al naar het Nederlands. Maar deze papieren versie bleek te omslachtig om in de praktijk te gebruiken. Daarom werd al snel een elektronische versie ter beschikking gesteld. De online versie was echter niet meer dan een eenvoudige omzetting van het papieren formulier en stuitte op dezelfde drempels. Met de nieuwe me-ASSIST wordt de gebruiksvriendelijkheid voor huisartsen sterk verhoogd.
De me-ASSIST voor huisartsen Online screenen op middelengebruik De me-ASSIST – www.me-assist.com – is een elektronisch screeningsinstrument dat het risico van alcohol-, tabak- en ander middelengebruik bij volwassenen meet. Met deze applicatie, die vanop elke computer of tablet met internetconnectie geopend kan worden, kunnen huisartsen op een eenvoudige manier inschatten hoe problematisch het gebruik van hun patiënten is. Het instrument begeleidt de huisarts bij het stellen van de juiste vragen over middelengebruik en bij het interpreteren van en reageren op de antwoorden van de patiënt. Het programma bevraagt eerst het gebruik van tabak, alcohol, cannabis, cocaïne, amfetaminen, slaap- en kalmeringsmiddelen, hallucinogenen, vluchtige snuifmiddelen, opiaten en andere legale en illegale drugs. Daarna gaat het enkel dieper in op die middelen die voor de patiënt in kwestie relevant zijn. Zo komen er geen overbodige vragen aan bod. D e A S S I S T, e e n W G O - p r o d u c t De me-ASSIST is een aangepaste elektronische versie van de ASSIST. De afkorting staat voor ‘modified electronic Alcohol, Smoking and Substance Involvement Screening Test’. De ASSIST werd ontwikkeld door de Wereldgezondheidsorganisatie (WGO)
8
VAD IN ACTIE
Tijdswinst Dat de vragenlijst, tijdens de consultatie, op pc of tablet afgenomen kan worden, betekent een enorme tijdswinst. De scores worden automatisch gegenereerd en de huisarts kan de resultaten opslaan in het Electronisch Medisch Dossier (EMD) van de patiënt. Maar de me-ASSIST biedt meer dan de vragenlijst. De tool begeleidt de huisarts in een door de WGO ontwikkelde kortdurende interventie, die helpt bij het interveniëren bij riskant middelengebruik. De me-ASSIST ondersteunt de arts na de risico-inschatting, zodat hij gepast kan reageren en de patiënt verder kan behandelen of doorverwijzen. Daarnaast zijn in het pakket patiëntenfolders, richtlijnen en wetenschappelijke informatie opgenomen. De toolbox wil het de eerstelijnswerker zo makkelijk mogelijk maken door alle informatie over middelengebruik op één plaats samen te brengen en dat tijdens het consult en aangepast aan de patiënt. De screenings die werden afgenomen, worden geanonimiseerd opgeslagen in de persoonlijke webbased database van de arts. Zo kan hij, bij een volgende consultatie, de antwoorden van de patiënt en de bijhorende kortdurende interventie steeds terugvinden. To e ko m s t p l a n n e n Net als vorig jaar biedt Domus Medica LOK-vormingen (Lokale KwaliteitsKring) aan. Deze worden begeleid door een huisarts en een CGG-preventiewerker. Geïnteresseerde artsen kunnen zich wenden tot Domus Medica. Daarnaast zal de toolbox in 2014 aangepast en ontsloten worden voor de CAW en OCMW. Samen met het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk en de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten werkt VAD dit verder uit. Tom Defillet VAD Dr. Rita Verrando Dr. Rik Baeten Domus Medica
SEM-J in cijfers In 2009 werd het individueel Screeningsinstrument Ervaringen met Middelengebruik voor Jongeren, kortweg SEM-J, ontwikkeld. De SEM-J kan gebruikt worden tijdens individuele begeleidingen in de bijzondere jeugdzorg, CLB of in andere settings. Met de SEM-J wordt een ernstinschatting van het middelengebruik van een jongere gemaakt en van de nood aan verdere alcoholof drugspecifieke begeleiding. Na vier jaar werden van de online versie de geanonimiseerde gebruiksgegevens geanalyseerd. In totaal vulden 1.776 respondenten de SEM-J in, 69,5% vulden de SEM-J volledig in, 30,5% gedeeltelijk. Na het verwijderen van onvolledig en onbetrouwbaar ingevulde vragenlijsten bleven er nog 761 over. Facts & figures Meer jongens (64,5%) dan meisjes (35,5%) vulden de SEM-J in. De meeste respondenten (76,6%) komen uit de leeftijdscategorie 16-18 jaar. Het merendeel van de respondenten is afkomstig uit de bijzondere jeugdzorg (41%), gevolgd door CLB (18,7%) en JAC (2,8%). De restcategorie ‘andere’ neemt een groot aandeel (37,5%) van de respondenten voor zijn rekening, dit zijn onder meer verslavingsinstellingen, voorzieningen in de schoolomgeving,… Problematisch gebruik Twee schalen geven samen een indicatie van problematisch gebruik: probleemernst en gebruiksgeschiedenis. Wanneer een respondent een rode vlag scoort op probleemernst en/of op gebruiksgeschiedenis, dan krijgt de respondent een rode vlag als eindresultaat op problematisch gebruik. 83,4% van de respondenten scoort een rode vlag op problematisch gebruik, waarvan 87,5% jongens en 75,8% meisjes.
Als we kijken naar het verband tussen de vlagscores op probleemernst, gebruiksgeschiedenis en de leeftijdsgroep, dan kan er gezegd worden dat de oudere leeftijdsgroep (16-18 jaar) procentueel meer dubbele rode vlaggen scoort dan de jongere leeftijdsgroep (12-15 jaar). Dit is waarschijnlijk omwille van hun gebruiksgeschiedenis: de oudere leeftijdsgroep gebruikt frequenter diverse middelen. Als we enkel kijken naar de schaal probleemernst, dan is dit net omgekeerd: op deze schaal scoren de 12-15-jarigen relatief meer rode vlaggen. Profilering van de SEM-J Uit de analyses blijkt dat de SEM-J een betrouwbaar meetinstrument is en kan gebruikt worden om de probleemernst van middelengebruik in te schatten en om problemen in kaart te brengen. De vragenlijst wordt voor alle leeftijden gebruikt, in diverse sectoren en zowel bij jongens als meisjes. Het valt wel op dat de SEM-J vooral gebruikt wordt bij de oudste leeftijdsgroepen. De grote meerderheid van de respondenten scoort bovendien een rode vlag op problematisch gebruik, en dit in alle sectoren. Dit wijst erop dat de SEM-J vaak pas afgenomen wordt wanneer men al quasi zeker is van problematisch gebruik. Deze gegevens pleiten voor een betere profilering van de SEM-J als screeningsinstrument, met een specifieke focus op intermediairen die werken met jongere doelgroepen en duidelijk gekaderd in het brede aanbod van preventie- en vroeginterventiemateriaal. Nina De Paepe
U vindt de online versie van de SEM-J op www.vad.be/sectoren/ onderwijs/secundair-onderwijs/sem-j.aspx
Opvoedingsvragen over gezonde leefstijl VIGeZ lanceert website voor ouders Hoe leer ik mijn kind groenten eten? Hoe stel ik grenzen rond tv-kijken of gamen? Wat als mijn zoon of dochter over cannabis begint? Ouders van kinderen en jongeren tussen 2 en 18 jaar kunnen met deze vragen terecht op www.gezondopvoeden.be. Het Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie en Ziektepreventie (VIGeZ) sloeg de handen in elkaar met de Vereniging voor Alcohol- en andere Drugproblemen (VAD) en UGent om de eerste website in Vlaanderen te maken waar opvoedingsvragen
over verschillende gezondheidsthema’s (gezonde voeding, beweging en zitgedrag, tabak, alcohol en cannabis) samen aan bod komen. Met behulp van artikels, filmpjes waarin herkenbare discussies tussen ouders en kinderen worden nagespeeld, interactieve tests en doe-opdrachten geeft de website ouders de kans om over concrete situaties na te denken of zelf hun opvoedingsvaardigheden aan te scherpen.
VAD IN ACTIE 9
Nieuwe chatservice is een succes De DrugLijn zet in op werving nieuwe vrijwilligers De DrugLijn maakte al langer de switch van louter telefoonlijn naar een multichannel werking. Dat bleek al meermaals uit de duizenden e-mailvragen die De DrugLijn jaarlijks beantwoordt, maar wordt nu ook gestaafd door de eerste jaarresultaten van de nog jonge chatservice die de lijn aanbiedt. In 2013 werden in totaal 472 anonieme chatgesprekken gevoerd. De cijfers tonen dat de DrugLijn via de chat de aansluiting bij jongeren herwonnen heeft. Online vragen beantwoorden is echter een pak tijdsintensiever dan telefoneren. Om meer ademruimte te creëren voor haar chatservice heeft De DrugLijn extra ingezet op het werven van vrijwilligers. M e e r j o n g e n s e n m e e r g e b r u i ke r s De DrugLijn beantwoordde de voorbije 10 jaar al meer dan 20.000 e-mailvragen, maar startte pas in oktober 2012 met
een chatservice. Sindsdien kan chatten met De DrugLijn op maandag, woensdag en vrijdag. Zo is de lijn elke week 9 uur bereikbaar via chat. In 2013 maakten daar 472 mensen gebruik van. Deze nieuwe dienst werd opgestart in de hoop meer jongeren en vooral ook jonge gebruikers van alcohol en andere drugs te bereiken. De cijfers tonen aan dat die doelstellingen gehaald worden: 49% van alle chatters in 2013 was 20 jaar of jonger. Ter vergelijking: deze leeftijdsgroep vormde het jaar voordien slechts 29% van alle mailers en amper 8% van de bellers. Met de DrugLijncijfers wordt nog maar eens bewezen dat online contact nemen voor velen een stuk haalbaarder is dan bellen. Zo is het bijvoorbeeld voor jongens en jonge mannen moeilijk om over persoonlijke problemen en gevoelens te praten. Online overwinnen ze die drempel een stuk beter: 48% van de chatters waren mannen. Bij e-mails en telefoongesprekken schommelt dat aantal traditioneel rond de 40%. Bemoedigend is ook het aantal gebruikers dat via chat contact neemt: zij waren in 2013 goed voor 43% van alle chats. Ter vergelijking: via e-mail bedroeg hun percentage het jaar voordien 33%, via de telefoonlijn 28%. De drugs die in de chatgesprekken aan bod komen, verschillen weinig van de telefoongesprekken of e-mails: telkens voeren cannabis, alcohol, cocaïne, speed en medicijnen het lijstje aan. V r i j w i l l i g e r s m a ke n h e t v e r s c h i l De vrijwilligers zijn een onmisbare schakel in dat verhaal. Bijna de helft van alle vragen aan de lijn wordt inmiddels online gesteld. De keerzijde van dat succes is dat online vragen beantwoorden veel tijdsintensiever is. Zo duurt een chat gemiddeld een derde langer dan een telefoongesprek. Tegelijkertijd neemt de omvang van de vrijwilligersgroep amper toe. Had De DrugLijn meer vrijwilligers kunnen vrijmaken voor chatbeantwoording, dan hadden er dus best meer chatgesprekken kunnen zijn. Daarom heeft De DrugLijn dit jaar extra ingezet op het werven van nieuwe vrijwilligers, met radiospots en artikels in tijdschriften. Momenteel wordt er ook gewerkt aan een nieuwe affiche voor bibliotheken, universiteiten, hogescholen,… Wie zich als vrijwilliger mee wil inzetten, kan gewoon zelf contact opnemen met De DrugLijn. Bel ma-vr van 10 tot 20 uur naar 078-15 10 20 of chat, mail en Skype via www.druglijn.be. Tom Evenepoel
10 VAD IN ACTIE
FOCUS
Vitalsounds & Spiritek Vier jaar grensoverschrijdende samenwerking in het uitgaansleven Van januari 2010 tot eind 2013 hebben Vitalsounds uit Menen (project onder CAW Zuid-West-Vlaanderen) en Spiritek uit Rijsel actief samengewerkt in het kader van het ‘Grensoverschrijdende Programma Interreg IV, Europese territoriale samenwerking, Frankrijk-Vlaanderen. Hun actieterrein, de Interreg zone, strekt zich uit langs weerszijden van de Frans-Vlaamse grens. Van de Franse departementen Nord en Pas-de-Calais over de volledige provincie West-Vlaanderen tot in de Oost-Vlaamse arrondissementen Gent en Oudenaarde. Dankzij dit project is het mogelijk om de moeilijk bereikbare doelgroep van experimenterende, recreatieve partydruggebruikers te bereiken, in hun eigen taal en op eigen terrein. De algemene doelstelling is gezondheidspromotie in het uitgaansleven, selectieve en geïndiceerde preventie, risicobeperking en peer support. Concreet: het voorkomen en beperken van risico’s en schade verbonden aan het uitgaansleven. Het tweetalige team deed tijdens het project minimaal tweemaal per maand interventies in het uitgaansleven - in totaal 102 inter-
venties. 44% in de provincie Oost-Vlaanderen (vooral het arrondissement Gent), 38% in de provincie West-Vlaanderen (vooral arrondissementen Kortrijk, Brugge, Oostende), 16% in Wallonië (Dour Festival) en 2% in Frankrijk. Het partytoerisme over de Frans-Vlaamse grens heen is hoofdzakelijk éénrichtingsverkeer van Franse uitgaanders die naar Vlaanderen & Wallonië afzakken in het weekend. In totaal werden er 29.000 informatiebrochures en 13.000 oordoppen verdeeld en honderden kennistesten en gebruikersenquêtes ingevuld. Het aantal contacten aan de infostand wordt op meer dan 16.000 geschat. Het Vitalsoundsteam bezoekt zowel party’s, evenementen en clubs als festivals, met verschillende subgenres in de elektronische dansmuziek, met minimum 500 bezoekers. Vitalsounds/ Spiritek richt zijn interventies voornamelijk op de hardere stijlen zoals Hardcore en subgenres (30%), Jump/Hardtek (21%) en party’s met gemengde stijlen (24%). In de genres House/Techno (9%), Dubstep/Drum & Bass (9%) en Goa (8%) werden in verhouding minder interventies gedaan. Outreach, partypeers en online Outreachend werken wordt mee mogelijk gemaakt door een veertigtal Vlaams-Franse vrijwilligers, waarvan 90% studeert of werkt. Samen werkten ze meer dan 400 uur per jaar mee in het project. De peers worden maximaal betrokken met vergaderingen, vormingen, focusgroepen, masterclasses, audiovisuele mediaontwikkeling,…
FOCUS 11
Verder wordt ook gebruikgemaakt van diverse online kanalen zoals de website, sociale media zoals Facebook en Twitter, een smartphone-applicatie, party- en drugfora. Het aantal websitebezoekers blijft jaarlijks stijgen. Van 6.500 unieke bezoekers in 2011 tot 27.200 in 2013. P r o f i e l i n f o s t a n d b e z o e ke r s Naast de persoonlijke contacten trachten we een vinger aan de pols te houden via anonieme gebruikersenquêtes waarin we ondermeer peilen naar middelengebruik, risicobeperkende gedragingen en nieuwe tendensen. De volgende resultaten werden verzameld met de enquêtes afgenomen in 2011 en 2012. De man-vrouw verhouding aan de infostand bedraagt ongeveer 75% versus 25%. De Vlaamse respondent is gemiddeld 21 jaar, de Waalse 23 en de Franse 25. Van de bevraagde infostandbezoekers woont 59% in Vlaanderen, 16% in Wallonië en 10% in Frankrijk. Alcohol is overduidelijk de meest gebruikte partydrug bij alle drie de regiogroepen, gevolgd door cannabis. De derde populairste partydrug is bij Vlaamse (70%) en Franse (50%) respondenten MDMA/ xtc, bij de Waalse/Brusselse respondenten cocaïne en speed (65%). Opmerkelijk is het hoge ooit-gebruik van ketamine (47%), 2C-B (27%) en lachgas (42%) bij de Vlaamse respondenten. Belangrijk is echter dat deze cijfers enige nuance vragen en vooral niet veralgemeend mogen worden naar ‘de Vlaamse uitgaanswereld van de elektronische dansmuziek’, aangezien het om een specifieke niche gaat in het uitgaansmilieu en enkel geïnteresseerde infostandbezoekers de enquête hebben ingevuld. De meeste infostandbezoekers vinden onze werking en acties nuttig. Vooral onze niet-veroordelende houding, taboedoorbrekende bespreekbaarheid van het onderwerp en engagement worden geapprecieerd. Regelmatig vragen gebruikers ook of ze hun drugs kunnen laten testen. Om aan deze vraag tegemoet te komen, verwijzen we momenteel door naar onze Brusselse collega’s van Modus Fiesta.
12 FOCUS
Preventie over de grenzen heen Onze nomadische werking maakt het effectief mogelijk de voordien moeilijk bereikbare doelgroep van recreatieve partydruggebruikers te bereiken, in vertrouwen contacten op te bouwen en een bijdrage te leveren aan het voorkomen en beperken van diverse risico’s verbonden aan het uitgaansleven. Een grensoverschrijdende werking is noodzakelijk om doelpubliek en organisatoren te kunnen volgen over lands-, provincieen stadsgrenzen heen. Het uitgaansleven is nog meer dan vroeger een dynamisch gegeven. Uitgaanders en organisatoren verplaatsen zich regelmatig, afhankelijk van allerlei veranderingen zoals lokaal beleid en beschikbare fuiflocaties. Wij pleiten daarom voor een meer gebalanceerd, geïntegreerd uitgaansbeleid. De werking van Vitalsounds/Spiritek is enkel mogelijk door samenwerking en financiële bijdrage van meerdere partners en beleidsniveaus. De voorbije vier jaar werden we ondersteund door de provincies West- en Oost-Vlaanderen, de steden Gent, Oostende, Kortrijk en Menen, het Franse Conseil General du Nord, het Franse ministerie van Gezondheid en het Europese Fonds voor Regionale Ontwikkeling. We hopen en bepleiten dat we na zeven jaar projectwerking in de nabije toekomst een structurele verankering kunnen krijgen met provinciale spreiding over Vlaanderen en dat we onze grensoverschrijdende samenwerking met onze Franse partner binnen Interreg-V kunnen verderzetten. Bart Vande Kerckhove Coördinator Vitalsounds Projectleider Interreg-IV project Menen
Meer info op www.vitalsounds.be
UITGESPROKEN
Pill testing? Op donderdag 23 januari 2014 berichtte Gazet Van Antwerpen in een artikel dat er ‘Dodelijke xtc’ in omloop was. Bij de pill testing service van Modus Fiësta werden pillen binnengebracht waarin meer dan 200 mg MDMA werd gevonden. Verschillende collega’s uit het Vlaamse drugwerkveld onderstreepten in diverse media het belang van de mogelijkheid om drugs te kunnen testen en betreurden tegelijk dat het in Vlaanderen voorlopig niet wordt toegelaten. Politici van verschillende partijen waren even snel om te verdedigen waarom Vlaanderen geen drugs test. Ik ben zelf preventiewerker in Antwerpen en ondersteun in die functie al zo’n twaalf jaar Breakline, een harm reduction project in de sector ‘uitgaan’. Breakline komt in clubs en op evenementen en festivals. Met een ploeg vrijwilligers informeren we bezoekers over ‘veilig en gezond uitgaan’. Ik heb geen idee met hoeveel gebruikers ik al gepraat heb over drugs, maar het zijn er veel. Wat ik wel weet, is dat een van de meest gestelde vragen aan onze stand is: “Testen jullie ook?” Ons antwoord: “Nee, dat mag niet in Vlaanderen.” Vlaanderen wil geen pillen testen Antwoord van de politici eind januari: “een aanbod van kwaliteitscontrole, georganiseerd door de overheid, geeft impliciet de boodschap dat de overheid druggebruik tolereert” - of toch iets van die strekking… Als je die redenering volgt zou Nederland of Zwitserland, waar wel op grote schaal en gesubsidieerd door de overheid aan drugtesten gedaan wordt, vol pillenpakkers lopen. En dat is niet het geval. Gebruikers van xtc en andere drugs worden in die landen wel beter voorzien van info over het voorkomen van risico’s door het gebruik van drugs, onder andere via de testservices en de preventiediensten die ermee samenwerken.
Laat mij ineens uit de kast komen: ik ben voor een door de overheid gecontroleerd systeem dat gebruikers in staat stelt de samenstelling van hun drugs te testen. Systemen voor pill testing Uit de recente mediareacties bleek dat niet iedereen hetzelfde verstaat onder ‘pill testing’. Laat ons het niet te ver gaan zoeken en vertrekken van wat VAD in 2007 al in het dossier ‘Pill testing’ schreef. Ruim genomen zijn er twee soorten tests: kwalitatieve en kwantitatieve. Met een kwalitatieve test kan je een aantal psychoactieve stoffen in drugmonsters detecteren. Kwantitatieve technieken halen een staal bij wijze van spreken helemaal uit elkaar en detecteren elke aanwezige stof en de hoeveelheid waarin ze aanwezig is. Kwalitatieve tests hebben een aantal belangrijke voordelen: ze zijn goedkoop, mobiel en snel. Ze vallen dan ook vaak onder de noemer ‘sneltest’. Zeer algemeen gaat het over een ‘kit’ met één of verschillende reagentia (= vloeistof met daarin verschillende chemicaliën). Deze worden in contact gebracht met een beetje van de drug. De verkleuring van de vloeistof duidt dan op de aanwezigheid van een bepaald product. De nadelen verbonden aan deze methode zijn echter te groot om het vanuit een overheid te gaan organiseren. Er zijn verschillende ‘reagentia’, maar ook allemaal samen detecteren ze slechts een beperkt deel van de drugs die in omloop zijn. Dat probleem wordt alleen maar groter met de huidige toevloed van Nieuwe Psychoactieve Stoffen (NPS). De kleurschakering van de proef kan variëren door temperatuursverschillen in de testomgeving en de concentratie van de aanwezige stof. Wat ons misschien bij het meest fundamentele
UITGESPROKEN 13
België: ondermeer in universiteiten, bij gerechtelijke labo’s, het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid, het NICC en talloze privébedrijven die zich bezighouden met biofarmaceutische en toxicologische analyses. Klinkt duur, hoor ik u denken. Wel dat klopt, je hebt een labo nodig, gekwalificeerd personeel en dure apparatuur. Toch denk ik dat het belangrijk is om na te denken over een systeem van kwantitatieve testpunten. De initiële investering is aanzienlijk en de prijs van een enkele test met de meest betrouwbare methode zal dicht bij de honderd euro liggen. Maar de kosten blijven niet even hoog, naarmate een betrouwbare identificatielijst groeit, kunnen steeds meer tests visueel gebeuren. Er is trouwens niemand die beweert dat de dienst gratis moet zijn.
nadeel brengt: een kit vertelt wel of er actief bestanddeel in een pil of poeder zit, maar het is onmogelijk te zien hoeveel én of het eventueel een riskante dosis is. Er is nog een andere kwalitatieve testmethode: de visuele pilidentificatie. Bij deze methode gaat men pillen vergelijken met in een databank gekende tabletten. Zoals we weten zegt het ‘logo’ op een pil weinig, maar als gewicht, dikte, diameter, kleur, vorm en al of niet een breeklijn goed gedocumenteerd worden, kan men vrij betrouwbaar een pil identificeren. “Klinkt goedkoop en haalbaar”, hoor ik u denken, maar ook hier is een probleem: om de ‘pilidentificiatielijst’ betrouwbaar samen te stellen heb je natuurlijk een kwantitatieve testmethode nodig. Visuele pilidentificatie kan hoogstens een aanvullende methode zijn. Bovendien is de betrouwbaarheid regiogebonden. Een samenwerking waarbij Nederland en Duitsland pilidentificatielijsten deelden is ooit stopgezet omdat de lijsten onderling te sterk verschilden. Het is dus geen optie om ergens in Europa massaal de drugmarkt kwantitatief te screenen en in de regio’s aan visuele pilidentificatie doen. Dit brengt ons bij de kwantitatieve methoden. Er zijn er verschillende en ik ga u de technische uitleg besparen, maar het komt er in het kort op neer dat alleen de meest complexe en de duurste technieken een zeer precies beeld van de samenstelling van drugmonsters geven. Die toestellen hebben we uiteraard in
14 UITGESPROKEN
De voordelen van pill testing Het meest evidente voordeel is dat een vervuiling van de markt met gevaarlijke stoffen snel gedetecteerd wordt en men afhankelijk van de urgentie en het type product het meest geschikte waarschuwingskanaal kan aanwenden. Zo is het frappant dat in Nederland - waar ze met de DIMS (Drug Informatie en Monitoring Systeem) waarschijnlijk het best georganiseerde pill testing systeem ter wereld hebben – nauwelijks waarschuwingen in de media worden gebracht. De testservice en de organisaties die ze uitbaten hebben ondertussen een dermate betrouwbaar netwerk van intermediairen en sleutelfiguren dat waarschuwingen snel hun weg in de scene vinden. Wat me bij een volgend voordeel brengt, de mogelijkheid tot kwaliteitscontrole beantwoordt aan een vraag die bij gebruikers leeft. Zo goed als alle gebruikers willen graag weten wat ze innemen. Als je dit aanbod kan organiseren, win je gigantisch aan geloofwaardigheid bij de doelgroep en zal een deel van de doelgroep ook bereid zijn mee te doen aan wetenschappelijk onderzoek dat je organiseert, rondetafels van sleutelfiguren, expertmeetings, enzovoort. Het potentieel aan informatie over een weinig gekende doelgroep is fenomenaal. Deze informatie zal het werkveld in staat stellen om preventiecampagnes en hulpverleningsinitiatieven maximaal af te stemmen op gebruikers. Want de communicatie gaat in twee richtingen, testfaciliteiten zorgen voor een platform dat gebruikers als betrouwbaar beschouwen en waardoor je zeer gericht schadebeperkende informatie kan aanbieden. A r g u m e n t e n t e g e n p i l l t e s t i n g i n i t i a t i e v e n? Het echte probleem is het polygebruik en overdosering. De meeste accidenten gebeuren dus niet omdat drugs een te hoge concentratie actieve stof hebben of versneden zijn met iets gevaarlijks, maar omdat mensen er te veel alcohol bij drinken en stommiteiten doen. Klopt, maar dat gedrag gaan we, via het geloofwaardige preventieplatform dat net gecreëerd is, aanpakken.
Vals gevoel van veiligheid: “mijn staal is getest, bevat enkel MDMA, dus er kan me niks overkomen” gaan gebruikers denken. Met de resultaten van de analyse wordt informatie meegegeven over belang van drug, set en setting. Het netwerk van stakeholders die je via de testservice creëert, zal je op termijn ook in staat stellen organisatoren en uitbaters te stimuleren om een zo gezond mogelijke context te creëren waarin veel druggebruik zich afspeelt.
worden dan ook steeds beoordeeld op het criterium: “We geven toch op geen enkele manier het signaal dat illegaledruggebruik aanvaard wordt?” Jammer genoeg is dit beleid niet naar elke doelgroep even succesvol. Uit mijn ervaring als veldwerker weet ik dat deze aanpak niet werkt in het uitgaansleven. Recreatieve gebruikers laten zich moeilijk afschrikken door ontradende boodschappen of strafrechtelijke sancties. Misschien moeten we dus eens iets anders proberen?
Misbruik door dealers. Nee, we gaan geen kwaliteitscertificaten uitdelen waarmee de testresultaten kunnen gekoppeld worden aan een product. Pill testing is er voor de gebruikers, niet voor de dealers. Laat een dealer zijn handelswaren toch analyseren en informeert hij op basis van de analyseresultaten kopers over de exacte samenstelling van zijn product, dan is dat mooi meegenomen. Informatie over de samenstelling van wat je slikt of snuift heeft nu eenmaal een belangrijke preventieve werking. Ik weet dat een aanbod van pill testing niet evident is. Het is duur en er valt politiek weinig mee te winnen. De huidige acties
Jan De Smet Preventiewerker Tabak, Alcohol en Drugs CGG VAGGA Antwerpen
Deze rubriek biedt een discussieforum over actuele onderwerpen die verband houden met alcohol- of andere druggebruik in ruime zin. De redactie beslist over het al dan niet opnemen van inzendingen. De auteur is verantwoordelijk voor zijn bijdrage
UITGESPROKEN 15
EEN DAG UIT HET LEVEN VAN ... een psychologe van het project ‘Kinderen & Drugverslaafde Ouders’ 9u30 Ik kom aan in het MSOC Gent, de thuisbasis van het KDO-project (Kinderen en Drugverslaafde Ouders). Eerste werk is uiteraard een tasje koffie. Ik heb een half uurtje om mijn mails te checken en de agenda voor de dag te bekijken. We hechten groot belang aan samenwerkingsverbanden met andere instanties, dus het merendeel van de mails zijn van externe partners die bezorgdheden uiten over de gezinnen die we samen begeleiden of me op de hoogte stellen van diverse vorderingen. De agenda voor vandaag zegt twee huisbezoeken en een overleg. 10 u Een kort briefingmoment met de collega’s van het MSOC. De dag wordt overlopen, iedereen weet wat zijn taken zijn. Mijn collega’s zijn ervan op de hoogte dat ze mij niet veel gaan zien in het centrum vandaag. Ze kunnen me altijd telefonisch bereiken. 10 u 3 0 Eerste huisbezoek van de dag. Een Tsjechisch gezin met een dochtertje van vijf jaar. Het dochtertje is na een lange pleegplaatsing sinds vier maanden terug thuis. Mama en papa hebben hiervoor grote inspanningen geleverd. Samen met hen heb ik gezocht naar een degelijke woonst, een dagbesteding voor mama en werk voor
16 EEN DAG UIT HET LEVEN VAN
papa. Het druggebruik hebben ze achter zich kunnen laten, maar nu is het toch terug moeilijk. Opvoeden is een hele klus. Ik werk samen met mama een straf- en beloningssysteem uit voor hun dochter. Mama is gedreven om het uit te proberen. Volgende week kom ik terug langs. 12 u Snel een broodje gaan halen en terug naar het MSOC. Als ik in de broodjeszaak sta, krijg ik telefoon van een cliënte die enkele maanden zwanger is. Het gaat niet zo goed. Ze is helemaal over haar toeren omdat ze ruzie heeft gemaakt met haar partner. Ze vraagt of ze eventjes kan langskomen in het MSOC. Ik zeg haar dat ik er binnen een kwartiertje zal zijn. 12 u 15 Aankomst in het MSOC. Mijn cliënte zit in de wachtzaal. Ze is al wat gekalmeerd. Ze zegt dat ze sinds de zwangerschap veel ruzie maakt met haar partner. Hij heeft nooit gebruikt en begrijpt niet waarom ze nu op methadon staat. Ik stel voor om een huisbezoek te plannen zodat ik, samen met haar, aan haar partner informatie kan geven over methadongebruik en zwangerschap. 13 u Tijd om mijn broodje in alle rust op te eten en wat bij te praten met de collega’s.
14 u Overleg in UZ Gent. Een cliënte is juist bevallen van een zoontje. De baby ligt nog even op neonatologie ter observatie. Samen met mama, de mensen van het UZ, Kind en Gezin en het OCMW stippelen we een plan uit voor als de baby naar huis mag komen. De indicaties zijn gunstig. Mama staat open voor extra hulp. Ze wil vooral een goede mama zijn en het goed doen voor haar zoontje. 16 u Laatste huisbezoek van de dag. Een mama met een zoontje van drie jaar. Morgen gaat ze samen met haar zoontje in opname. Ze heeft lang gevochten tegen het druggebruik, maar het lukt moeilijk om op eigen houtje te stoppen. Een opname lijkt de beste optie. Alles staat al gepakt en gezakt. Ik overloop met haar de belangrijkste dingen, wens haar enorm veel succes en zeg dat ik binnen een tweetal weken zeker op bezoek zal komen. 17u 3 0 Einde van de werkdag. Nog even langs het MSOC om de dienstwagen terug te brengen en dan naar huis. Fabienne Vandensteen Psychologe project KDO MSOC Gent
BRUSSEL-CENTRAAL
De aanpak van middelengebruik en verslavingsproblemen memorandum Met de verkiezingen in aantocht werkte VAD, samen met haar leden, aan een memorandum om de toekomstige beleidsvoerders op Vlaams, federaal en Europees niveau te informeren en te sensibiliseren om de middelenproblematiek in de regeerakkoorden op te nemen. Als gezondheidssector formuleren we vijf beleidsprioriteiten. Een categoriale én geïntegreerde aanpak Hiermee hernemen we ons voorstel dat we in het kader van het Groenboek Verslaving, in voorbereiding op de zesde staatshervorming, met de leden hebben uitgetekend. Een organisatiestructuur waarin enerzijds de specificiteit van de problematiek van middelengebruik en verslaving wordt gebundeld en op elkaar afgestemd (categoriale organisatie) en anderzijds de aanpak wordt geïntegreerd in andere organisatiemodellen zoals de algemene geestelijke gezondheidszorg (en specifiek artikel 107), de integrale jeugdhulp, de gezondheidssector, de welzijnssector, het veiligheidsbeleid, de gezondheidspromotie,…
Een actieplan met voldoende middelen In het kader van de overdracht van bevoegdheden van het federale niveau naar Vlaanderen staat de continuering van het huidige aanbod als minimaal streefdoel voorop. Zelfs zonder uitbreiding van middelen is het belangrijk om structurele financiering te voorzien voor de bestaande (piloot)projecten in functie van continuïteit en om verlies van expertise te vermijden. Wil Vlaanderen actief inzetten op de aanpak van de problematiek van middelengebruik en verslaving, dan zijn er veel meer middelen nodig. Actieplannen, waaronder een Nationaal Actieplan en een nieuw Vlaams actieplan over middelengebruik en verslavingsproblemen, zijn nodig om te komen tot een consistent alcohol- en drugbeleid waarin voldoende middelen worden voorzien om alle aspecten van de problematiek op te nemen. Een facettenbeleid De middelenproblematiek is in de eerste plaats een gezondheidsprobleem, maar zowel de oorzaken als de gevolgen dienen in een ruimer perspectief te worden aangepakt. De complexiteit van de problematiek vereist een duidelijk engagement van verschillende sectoren die al dan niet zijdelings met de problematiek worden geconfronteerd. Investeren in afstemming en coördinatie Er is een uitgesproken politiek engagement nodig om effectie-
BRUSSEL-CENTRAAL 17
ve afstemming tussen de verschillende beleidsniveaus te concretiseren. Actieve betrokkenheid van het werkveld in adviserende werkgroepen is hierbij essentieel. Ook op het niveau van het werkveld moet blijvend geïnvesteerd worden in coördinatie. Vo o r w a a r d e n s c h e p p e n d e b e l e i d s v o e r i n g Investeren in onderzoek, registratie, kwaliteitsbevordering, vorming en ondersteuning is een belangrijk onderdeel van voor-
waardenscheppende beleidsvoering. Hiervoor zijn recurrente middelen nodig. Marijs Geirnaert
Het volledige memorandum kunt u lezen op www.vad.be onder ‘Actueel’
Exit Nationaal Alcohol Plan (NAP) Op de Interministeriële Conferentie Drugs van 17 december 2013 kon geen akkoord worden bereikt over een Nationaal Alcohol Plan (NAP). Wat voorlag was een reeds zeer afgezwakte versie van een voorstel dat grondig werd voorbereid door de Algemene Cel Drugs en waarop alle stakeholders in de zomer van 2013 de kans kregen om opmerkingen en aanvullingen te formuleren. Dit leidde tot heel wat lobbywerk, vooral van de alcoholsector, en finaal tot een afgezwakt plan, waaruit vrijwel alle initiatieven die gericht waren op de aanbodszijde, waren verdwenen. Een gemiste kans dus, na maandenlang onderhandelen. Toch ziet VAD liever geen NAP dan een light versie die niet effectief is
18 BRUSSEL-CENTRAAL
en nieuwe initiatieven in de toekomst hypothekeert. We hopen dat de nieuwe regeringen op federaal en gemeenschapsniveau na de verkiezingen wel de politieke moed hebben om met een onderbouwd NAP naar buiten te komen. Marijs Geirnaert
Het standpunt van VAD over het NAP kunt u lezen op www.vad.be onder ‘Actueel’
GEWIKT & GEWOGEN
Middelengebruik bij studenten Meer dan een studie waard De cannabisgebruikende student, de student die ‘leerpillen’ gebruikt om beter te blokken, de bierkappende student op een studentikoze of uitgaansavond… het zijn drie clichés die steevast op het studentenleven geplakt worden. Maar kloppen deze dooddoeners wel? De derde studentenbevraging nam een aantal aspecten van middelengebruik onder de loep en probeert een antwoord te geven. Nadat in 2005 en 2009 al grootschalige studentenbevragingen doorgingen, werd in 2013 een derde golf opgezet. Naast de ‘ouwe getrouwen’ Associatie Universiteit en Hogescholen Antwerpen en Universiteit Gent, werkte VAD in 2013 ook samen met de Associatie KU Leuven en met de Katholieke Hogescholen Limburg (KHLim). Gedurende 4 tot 6 weken werd de enquête opengesteld. In die periode vulden in totaal 19.822 studenten de online vragenlijst in. Uit deze groep werd een representatieve steekproef getrokken van 2.375 studenten. Wat leren de resultaten ons? C a n n a b i s g e b r u i k n i e t z o n d e r r i s i c o’s Iets meer dan 1 op 5 studenten gebruikte cannabis in het jaar
dat aan de bevraging vooraf ging. Ongeveer een vijfde van deze groep is tijdens het academiejaar en in vakantieperiodes een regelmatige gebruiker van cannabis1. Dat betekent dat van alle studenten ongeveer 5% gedurende het grootste deel van het jaar regelmatig cannabis gebruikt. Of dit meer is dan in andere bevolkingsgroepen is moeilijk te zeggen. Momenteel is het wachten op de resultaten van de Gezondheidsenquête 2013 van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid (WIV) om te kunnen vergelijken met 18-25-jarigen op bevolkingsniveau. Vergelijken we de resultaten van de studentenbevraging met die van de groep 17-18-jarigen in de leerlingenbevraging, dan zien we dat het laatstejaarsgebruik daar 21,1% bedroeg en 5,4% regelmatig cannabis gebruikte. We kunnen dus niet stellen dat studenten meer gebruiken dan de oudste leerlingen in het secundair onderwijs. Naast het feit dat 5% van de studenten regelmatig cannabis gebruikt, blijkt dat een even groot aandeel te kampen heeft met problemen als gevolg van hun cannabisgebruik. Er is wel een duidelijk verband tussen beide2. Algemeen genomen geldt dat frequenter cannabisgebruik leidt tot meer problemen door dat gebruik. 5% mag weinig lijken, maar als we dat aandeel zouden extrapoleren naar de hele Vlaamse studentenpopulatie in het hoger onderwijs, dan spreken we over meer dan 10.000 studenten.
1 Regelmatig gebruik betekent dat het middel minstens 1 keer per week wordt gebruikt, gaande van eens per week tot dagelijks. 2 Academiejaar: rs=0,44; p<0,001. Vakantieperiodes: rs=0,45; p<0,001.
GEWIKT EN GEWOGEN 19
M e d i c a t i e g e b r u i k i n d e ex a m e n p e r i o d e s : s t o f t o t n a d e n ke n Zowel stimulerende medicatie als slaap- en kalmeermedicatie werd door om en bij de 5% van de studenten gebruikt tijdens de voorgaande 12 maanden. Stimulerende medicatie zie je meer bij mannelijke studenten, slaap- en kalmeermedicatie meer bij vrouwelijke studenten. Bij de studenten die deze middelen in het afgelopen jaar gebruikten, is er voor beide groepen van medicatie een specifiek gebruiksprofiel: in examenperiodes ligt het gebruik en het frequent gebruik een veelvoud hoger dan tijdens het academiejaar en in vakantieperiodes. Het is dus duidelijk dat zowel stimulerende medicatie als slaap- en kalmeermedicatie vaker gebruikt worden bij hoge prestatiedruk en stress. Dit wordt in het onderzoek ook bevestigd: studenten met sterkere gevoelens van angst en depressie en met een geringer zelfvertrouwen lopen een groter risico op frequenter gebruik van slaap- en kalmeermiddelen. Bij stimulerende medicatie is een deel van het frequente gebruik terug te brengen op het therapeutisch gebruik van Rilatine®. Maar zelfs als we daar rekening mee houden, zien we dat, over de totale studentenpopulatie heen berekend, het aantal studenten dat in examenperiodes stimulantia als ‘leerpil’ gebruikt in de honderden loopt. De lage prevalentiegraad voor stimulerende medicatie en slaap- en kalmeermedicatie mag de risico’s bij de kleine groep regelmatige medicatiegebruikers niet verdoezelen. Alcohol: riskant gebruik Het grootste cliché over studenten in de westerse wereld betreft hun alcoholgebruik. De studentenbevraging 2013 toont aan dat regelmatig alcoholgebruik geen uitzondering is. Zo drinken tijdens het academiejaar en in vakantieperiodes 4 op 10 studenten meerdere malen per week tot dagelijks bier. Dat het bij het drinken niet altijd bij 1 of 2 glazen blijft, is duidelijk: bijna 1 op 10 studenten doet wekelijks tot dagelijks aan bingedrinken en een kwart van de studenten geeft aan in de laatste 6 maanden minstens 4 keer dronken te zijn geweest. Zowel regelmatig drinken, als bingedrinken, als dronkenschap komt merkelijk meer voor bij mannelijke studenten. Het is dan ook niet vreemd dat mannen meer te kampen hebben met risico’s op gezondheidsproblemen
20 GEWIKT EN GEWOGEN
als gevolg van hun alcoholgebruik. Toch is dat fenomeen ook bij veel vrouwen aanwezig. Op basis van het screeningsinstrument AUDIT-C, dat een indicatie geeft over de risico’s op gezondheidsproblemen door alcoholgebruik, blijkt dat er bij bijna twee derde van de mannen en bij bijna de helft van de vrouwen indicaties voor riskant alcoholgebruik zijn. Wa t m e t d e c l i c h é s? Blijven de clichés overeind? Wat alcohol betreft, geven de onderzoeksresultaten aan dat een opvallend groot deel veel alcohol drinkt en niet zonder risico’s drinkt. Dat cliché gaat dus grotendeels op. Het wordt dan ook hoog tijd dat er iets gedaan wordt aan de vanzelfsprekendheid van alcoholgebruik in het studentenleven. Het nastreven van een mentaliteitswijziging in studentenmiddens (bij de student zelf, bij studentenkringen,…) maar ook in horecazaken die de student als voornaamste doelgroep hebben, zijn zeker niet de makkelijkste pistes om te bewandelen, maar er moet werk van gemaakt worden. Voor zowel medicatie als cannabis geldt dat de overgrote meerderheid er af blijft of er niet al te risicovol mee omgaat. Het cliché wordt daardoor grotendeels onderuit gehaald. Maar we mogen er niet blind voor zijn dat in die kleine groep van gebruikers er vrij veel zijn die deze middelen al dan niet tijdelijk op regelmatige basis en dus niet zonder risico gebruiken. De onderzoeksresultaten van de derde studentenbevraging tonen aan dat heel wat studenten op een verantwoorde manier omgaan met alcohol, medicatie en cannabis of er zelf helemaal afblijven. Dus het cliché student zijn = middelengebruik zou misplaatst zijn. Maar er is zeker nood aan het informeren, sensibiliseren, ondersteunen en helpen van duizenden studenten (en hun omgeving) die in probleemgebruik dreigen te verzeilen. Johan Rosiers
U kan ‘In hogere sferen? Een onderzoek naar het middelengebruik bij studenten’ bestellen via de bestelbon op p. 32 of bestellen of gratis downloaden via www.vad.be.
Nieuwe Psychoactieve Stoffen ‘Niet bestemd voor menselijke consumptie’ In 2012 werden in Europa 73 Nieuwe Psychoactieve Stoffen (NPS) gevonden. Ook in België halen berichten over opgedoekte synthetische cannabislabo’s en overdosissen door nieuwe onbekende stoffen het nieuws. De toenemende problematiek van de ‘legal highs’ zorgde internationaal voor nieuwe regelgeving en ook in ons land treedt in 2014 een nieuwe wet in werking voor het reguleren van NPS. VAD bracht de belangrijkste info over deze nieuwe drugs samen in het dossier Nieuwe Psychoactieve Stoffen. NPS zijn scheikundige variaties op klassieke illegale drugs. Ze proberen de effecten van die gekende drugs te imiteren. De nieuwe stoffen zijn meestal niet opgenomen in drugwetgevingen en staan niet onder controle van de Drug Control Conventions van de Verenigde Naties. NPS bestaan uit een breed assortiment van stoffen en zijn meestal synthetisch, maar kunnen ook plantaardig zijn. Ze staan bekend onder verschillende benamingen, zoals legal highs, research chemicals, designer drugs, smart drugs,… Vaak worden NPS verkocht op de illegaledrugmarkt, maar de zogenaamde legal highs zijn meer openlijk te koop, bijvoorbeeld via online webshops. We t g e v i n g Tot op heden wordt de Belgische drugmarkt gereguleerd door het KB van 1998 tot reglementering van psychotrope stoffen. Het KB bevat een nominatieve lijst van stoffen die aan controle zijn onderworpen. Stoffen die buiten deze lijst vallen, maar wél psychoactief zijn, worden niet gecontroleerd door deze wetgeving. Wanneer een NPS in België verschijnt, moet de wetgeving dus aangepast worden. Eens opgenomen in de wet, zijn producenten echter zo vernuftig om de scheikundige samenstelling van de stof minimaal te wijzigen, waardoor deze opnieuw buiten de wet valt. In de praktijk hinkt de wetgeving daardoor constant achterop, waardoor NPS vaak (nog) niet onder controle staan. De Europese Commissie lanceerde in 2013 een voorstel om efficiënter op te treden tegen NPS. Ook in België zal dit jaar een nieuwe regelgeving in werking treden. In plaats van een nominatieve lijst, wordt een generieke classificatie voor NPS ingevoerd. Er worden groepen van stoffen opgenomen met een gedeeltelijk gemeenschappelijke chemische structuur. Daardoor zullen alle nieuwe psychoactieve varianten op deze structuur bij voorbaat illegaal zijn. Cijfers Om een zicht te krijgen op de omvang en de ernst van de nieuwe problematiek, worden NPS op Europees niveau gemonitord door
het Early Warning System (EWS) van het European Monitoring Centre for Drugs and Drug Addiction (EMCDDA). Ondanks dit Europees netwerk is het erg moeilijk om het gebruik van NPS in Europa op te volgen en in cijfers te gieten. Het fenomeen is moeilijk te bevragen, gezien nieuwe stoffen en de benamingen ervan elkaar erg snel afwisselen en de ingrediënten niet correct worden vermeld. Toch lijkt het erop dat NPS in toenemende mate voorkomen. Zo werden tot januari 2012 693 online NPS-winkels opgespoord (in 2011 waren dat er 314 en in 2010 170) en werden alleen al in 2012 73 nieuwe NPS gedetecteerd (in 2011 waren het er 49, in 2010 41 en in 2009 24). Distributie en handel Het internet is een ideaal communicatiekanaal voor producenten om kennis te delen, reclame te maken en NPS te verkopen. Ook voor gebruikers is het internet gemakkelijk om ervaringen uit te wisselen. Naast de mogelijkheden van het internet heeft ook de geglobaliseerde markt bijgedragen tot de toename van het aantal verschillende types en de beschikbaarheid van NPS in Europa. Vandaag worden de meeste NPS in China geproduceerd en geëxporteerd als onafgewerkte producten. In Europa worden ze vervolgens verder verwerkt, verpakt en verkocht. NPS worden met inventieve marketingstrategieën aan de man gebracht. Vaak worden ze onder misleidende namen verhandeld, zoals ‘bath salts’, ‘plant food’, ‘luchtverfrissers’, ‘pot pourri’,… Ze worden kleurrijk verpakt en vergezeld van het opschrift ‘niet bestemd voor menselijke consumptie’. G e b r u i ke r s e n r i s i c o’s De laatste jaren lijkt er een groter wordende groep NPS-gebruikers te zijn. Hun doel is meestal om effecten gelijkaardig aan die van ‘klassieke’ drugs te ervaren. Anderen gebruiken NPS om ‘legaal’ te kunnen experimenteren. Nog andere gebruikers zijn op zoek naar een roes en nieuwe kicks en proberen dus allerlei nieuwe drugs uit. Er zijn verschillende redenen om NPS te gebruiken in plaats van klassieke drugs. Ze zijn redelijk goedkoop. Hun status van ‘nog legaal’ maakt hen aantrekkelijk. Vaak zijn NPS zuiverder en makkelijker verkrijgbaar dan klassieke drugs. Tot slot wekt het ruime aanbod een hoop nieuwsgierigen. Door het ontbreken van wetenschappelijk onderzoek en door het wisselende aanbod van NPS, is het heel moeilijk om een inschatting te maken van de risico’s van nieuwe drugs. De impact van het gebruik van NPS op de gezondheid is vrijwel volledig onbekend. Daardoor zijn de gebruikers in feite letterlijk proefkonijnen. Hanna Peeters
U kan het dossier Nieuwe Psychoactieve Stoffen bestellen via de bestelbon op p. 32 of bestellen of gratis downloaden via www. vad.be.
GEWIKT EN GEWOGEN 21
11e onderzoeksplatform middelengebruik Terug op de rails. Van onderzoek naar praktijk In maart 2013 konden de leden van het onderzoeksplatform middelengebruik doorgeven welke thema’s of sprekers ze graag aan bod zagen komen op de jaarlijkse studienamiddag. Uit de talrijke suggesties koos VAD drie thema’s met een duidelijke link tussen onderzoek en praktijk. De elfde studienamiddag van het onderzoeksplatform middelengebruik ging door op 5 november 2013. Druggebruik en criminaliteit Charlotte Colman van de Universiteit Gent beet de spits af met de resultaten uit het kwalitatieve onderzoeksdeel van haar doctoraatsstudie. Dat ging over het proces van stoppen met een druggebruikende en criminele carrière. Uit gesprekken met veertig voormalig druggebruikende delinquenten bleek dat zowel bij probleemgebruikers als pleziergebruikers het stoppen met criminaliteit (desistanceproces) ondergeschikt was aan stoppen met druggebruik (recoveryproces). Een daadwerkelijke verandering werd teweeggebracht door keerpunten in de vorm van levensloopgebeurtenissen. Externe factoren die bijvoorbeeld te maken hadden met een (nieuwe) relatie, ouderschap, familie, hulpverlening of justitie waren op zich onvoldoende om tot een keerpunt te komen. Het kantelmoment zat veeleer in de interne motivatie: probleemgebruikers wilden af van hun ‘junk’-identiteit en pleziergebruikers wilden de ‘maatschappelijke achterstand’ met hun niet-gebruikende omgeving inhalen.
Klinisch zorgpad middelenmisbruik in een forensische afdeling Kevin Pesout, die bij het Openbaar Psychiatrisch Zorgcentrum (OPZC) van Rekem clustermanager forensische zorg en ouderenzorg is, bracht een presentatie over het zorgpad verslaving voor forensische patiënten. In de cluster forensische zorg verblijven patiënten die geplaatst worden door de Commissie ter Bescherming van de Maatschappij (de zogenaamde geïnterneerden). Met het zorgpad verslaving wil men de middelenproblematiek, die in deze afdeling vaak voorkomt, het hoofd bieden. Een zorgpad is een complexe interventie om de gemeenschappelijke besluitvorming en organisatie van zorgprocessen te verwezenlijken voor een specifieke groep van patiënten gedurende een gedefinieerd tijdskader. Pesout legde in detail uit hoe het uittekenen van het zorgpad verslaving binnen het OPZC Rekem in zijn werk ging. Er werd daarbij uitgegaan van het 7-fasenmodel, ontwikkeld aan de KU Leuven. Meer details daarover leest u in de powerpointpresentatie. Vanaf januari 2015 start de eigenlijke implementatie van het zorgpad. Later volgt nog een uitgebreide evaluatie en continue opvolging. Mighties, tool voor psycho-educatie De studienamiddag werd afgesloten door Christophe Kino, preventiewerker bij het CGG Eclips in Gent, die verslag deed van de totstandkoming en de achterliggende theorieën van Mighties. Mighties is een psycho-educatieve iPad-applicatie die in 2012-2013 in samenwerking met VAD werd ontwikkeld in een project ondersteund door het Fonds ter Bestrijding van de Verslavingen. Mighties vloeit voort uit de belevingsgerichte competentietraining Machtig!. Het is bedoeld voor jongeren die beginnend of problematisch middelen gebruiken en die omwille van motivatie, taalmoeilijkheden of mentale beperkingen moeilijk of niet worden aangesproken door traditionele gespreksmethodieken. De applicatie visualiseert hoe gedrag voortkomt uit een voortdurende competitie tussen interagerende interne processen, in reactie op contextprikkels. Inzicht hierin helpt jongeren om de eigen gedragsmotieven beter te evalueren, rationalisering van en identificatie met probleemgedrag te vermijden en gedrag beter in te schatten. Met de iPad-applicatie kunnen begeleiders jongeren helpen deze inzichten te linken aan concrete ervaringen. Else De Donder
Een verslag en alle presentaties zijn te downloaden op http://www.vad.be/alcohol-en-andere-drugs/onderzoek/ onderzoeksplatform.aspx Om op de hoogte te blijven van onderzoeksnieuws kan u inschrijven op de nieuwsbrief onderzoek via http://www.vad.be/ nieuwsbrieven-archief/archief-nieuwsbrieven.aspx
22 GEWIKT EN GEWOGEN
Slotconferentie European Workplace and Alcohol
BIJBLIJVEN
met behulp van EWA. De inbreng van EWA rendeerde vooral op het intermediair niveau. Anderzijds werd een geïntegreerd beleid
De slotconferentie European Workplace and Alcohol (EWAproject) vond plaats op 22 november 2013 in het European Economic and Social Committee in Brussel. Het European Workplace and Alcohol project maakte een analyse van 55 pilootprojecten in 11 Europese landen. EWA stelde verder een toolkit voor en formuleerde een aantal aanbevelingen voor een efficiënte aanpak. Het EWA-project werd gecofinancierd door het EU Public Health Programme 2009-2011. Het project werd uitgevoerd in de periode maart 2011-december 2013. EWA is een partnership waarin beleidsinstanties en niet-gouvernementele organisaties betrokken zijn. Ook werkgevers- en werknemersorganisaties participeerden. Securex, een Externe Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk, was voor België de geassocieerde partner. EWA vertrekt vanuit de sociale kost die alcohol teweegbrengt. Bijna de helft van die kost wordt veroorzaakt door alleen al het verlies aan productiviteit in bedrijven, in de Europese Unie jaarlijks ‘goed’ voor 74 miljard euro. Een goede reden dus om volop de kaart te trekken van preventie op de werkplek. Om zowel werknemers als werkgevers hiervoor te sensibiliseren, organiseerde EWA innovatieve en evidence based pilootprojecten in 55 bedrijven in 11 Europese landen, waaronder België. Projecten werden, met of zonder hulp van een EWA-partner, geïntroduceerd. De analyse van deze piloot projecten leidde tot een toolkit en een reeks aanbevelingen voor beleidsvoering. De toolkit maakt een onderscheid tussen drie niveaus van interventies op de werkvloer: »» ‘basic’, waarin een alcoholbeleid geïntroduceerd wordt of een bestaand beleid verbeterd wordt; »» ‘intermediate’, met de bijkomende organisatie van training en kortdurende interventies en advies; »» ’comprehensive’, waarin bedrijven ook investeren in gestructureerde programma’s, doorverwijzing, testing en monitoring. Bedrijven blijken erg te verschillen in beleidsvoering, en dit zowel naar inhoud als naar niveau van alcoholinterventies. Niet verwonderlijk leidden interventies op een basisniveau vooral tot het verhogen van kennis, terwijl een geïntegreerde benadering het meest gedragsverandering mogelijk maakte. In de meeste pilootprojecten werd enkel het ‘basic’ niveau behaald, ongeacht of de onderneming alleen aan de slag ging of
vooral gerealiseerd in bedrijven zonder EWA-ondersteuning. Vaak waren dit bedrijven met meer dan 500 werknemers. Kleine ondernemingen (tot 50 werknemers) slaagden er enkel in om het basisniveau te behalen. Meer nog dan specifieke wetgeving blijken vooral richtlijnen, gericht op alcoholpreventie op het werk, het ontwikkelen van een alcoholbeleid positief te beïnvloeden. Deze bevindingen zijn niet nieuw. Ook VAD promoot de introductie van een beleidsmatige aanpak, evenwel meer uitdrukkelijk gefocust op functioneringsproblemen door problematisch alcohol- en ander druggebruik. De resultaten van de online bevraging Q-ADO (Questionnaire Alcohol- en Drugbeleid in de Organisatie) tonen aan dat slechts een beperkt aantal bedrijven een uitgewerkt beleid heeft op vlak van regelgeving, procedures bij problematisch gebruik, hulpverlening en voorlichting en vorming. Nochtans blijkt dergelijk multicomponentenbeleid het meest effectief, en dit voor alle betrokken partijen. Grote bedrijven scoren op dit vlak het best. Doorgaans hebben deze bedrijven meer middelen en mankracht ter beschikking. Door specifieke wetgeving zoals de collectieve arbeidsovereenkomst CAO 100, werd het alcohol- (en drug-)thema een meer vanzelfsprekend onderdeel van een preventief welzijns- en functioneringsbeleid in de onderneming. Maar enkel een preventieve visie is niet voldoende. Werk aan de winkel dus. Marie-Claire Lambrechts
Meer info over EWA: http://www.eurocare.org/eu_projects/ewa Uitvoerige informatie over een preventief alcohol- en drugbeleid op het werk: www.qado.be.
BIJBLIJVEN 23
7e Jaarsymposium Verslaving Reeds voor de zevende keer vond in december vorig jaar het Jaarsymposium Verslaving plaats onder voorzitterschap van Prof. dr. Wim vanden Brink. Het symposium stond in het teken van ‘Nieuwe middelen en nieuwe behandelingen’. Naar jaarlijkse gewoonte trokken we samen met een delegatie Vlaamse verslavingsartsen de Moerdijk over, richting Amsterdam. A f h a n ke l i j k v a n G H B : s a m e n w e r k i n g v e r e i s t In de openingsuiteenzetting ‘GHB een oud middel met nieuwe uitdagingen’ maakte Drs. Rama Kamal ons duidelijk dat GHB als product een complexe neurobiologische pathway heeft en dat een GHB-onthoudingssyndroom een gevaarlijk en gecompliceerd verloop kan hebben. De ondersteunende medicatie tijdens de detoxificatie wordt bepaald door de intensiteit van de GHBafhankelijkheid. Detoxificatie is uiteraard maar een klein onderdeel van een bio-psychosociaal behandelingsaanbod dat oog heeft voor terugvalpreventie. Samenwerking tussen disciplines en voorzieningen is een belangrijke sleutel voor succes. Ketamine bij de behandeling van depressie In ‘Ketamine: nieuw middel of nieuwe behandeling?’ werd, naast de bespreking van de korte- en langetermijnrisico’s van ketaminegebruik, dieper ingegaan op de therapeutische mogelijkheden van het product. Reeds jaren duiken er af en toe onderzoeken op die de therapeutische kansen van psychedelica bij psychiatrische en verslavingsproblemen evalueren. Zo wordt ketamine nu geprezen als een belangrijke vooruitgang in de behandeling van depressie (Fibiger, 2012). Ketamine is werkzaam als NMDAantagonist (NMDA-receptor is een glutamaat-receptor) en zou snelle positieve behandelingseffecten opleveren bij behandelresistente depressies. Het verslavingsrisico van ketamine zou bij gebruik in een klinische setting veel kleiner zijn. De drugsmarkt in evolutie Vervolgens overliep Tibor Brunt van het Trimbos-instituut hoe de drugmarkt de laatste jaren revolutionair is veranderd. Mephedrone blijkt één van de voorlopers te zijn van een veel grotere mondiale beweging die zich op de drugmarkt heeft voorgedaan. Wetenschappelijk onderzoek naar mephedrone over drie jaar toont globale eigenschappen van de stof die overlappen met die van klassieke fenylethylamines zoals amfetamine en MDMA. Na de ban op mephedrone is er een ware tsunami aan Nieuwe Psychoactieve Stoffen of ‘legal highs’ aangeboden via het internet. Van de meeste van deze stoffen zijn de effecten en risico’s volstrekt onbekend en onderzoek zal nog vele jaren op zich laten wachten of is simpelweg praktisch onuitvoerbaar. Ook het juridisch bannen van al die nieuwe stoffen zal een enorm probleem vormen. Momenteel krijgen de nieuwe experimentele drugs
24 BIJBLIJVEN
amper voet aan de grond in Nederland, waarschijnlijk omdat de traditionele drugs bijzonder zuiver zijn en de gebruikers bij hun favoriete drug blijven. De traditionele drugs zijn momenteel zelfs zo zuiver dat het Trimbos-instituut moet waarschuwen voor te hoge doseringen MDMA in pillen en voor het risico op acute intoxicaties. I b o g a ï n e o m c r av i n g t e g e n t e g a a n? Op verschillende plaatsen in de wereld wordt momenteel onderzoek gevoerd naar de therapeutische mogelijkheden van Ibogaïne, een stof uit de wortel van de Ibogaplant uit West-Afrika. Ibogaïne kan mogelijk craving bij opiaat-, cocaïne- en alcoholafhankelijkheid verminderen, maar wetenschappelijk bewijs ontbreekt nog. Behandelkloof bij alcoholmisbruik e n - a f h a n ke l i j k h e i d Prof. dr. vanden Brink stelde dat de behandelkloof bij stoornissen in het gebruik van alcohol het grootst is van alle psychiatrische stoornissen: meer dan 90% krijgt geen behandeling. De belangrijkste oorzaken zijn: geringe herkenning door patiënt en professionals, negatief imago van de verslavingszorg, ervaren stigmatisering, ervaren geringe effectiviteit van behandeling en negeren van de wens van de patiënt. Meer rekening houden met de wens van de patiënt en gecontroleerd drinken breed inzetten als een mogelijke behandelstrategie kan de behandelkloof verkleinen. Er is een geneesmiddel (Nalmefeen®) dat daarbij kan helpen en binnen een geïndividualiseerde behandeling kan de behandeldoelstelling na verloop van tijd toch nog veranderen.
B e h a n d e l i n g v a n c o c a ï n e a f h a n ke l i j k h e i d Peter Blanken stelde een update voor van zijn review over de effectiviteit van farmacologische interventies bij cocaïneafhankelijkheid, die hij vijf jaar geleden op dit symposium naar voor bracht. Het overzicht werd een treurig verhaal want er is nog altijd geen bewezen effectieve farmacotherapie voor cocaïneafhankelijkheid. Er zijn nieuwe ontwikkelingen die onderzocht worden zoals farmacogenetica, vaccinatie, deep brain stimulation, virtual reality training en hertraining van impliciete, automatische (re)-acties. Wat psychosociale interventies betreft
steekt contingency management er met kop en schouders bovenuit op vlak van effectiviteit, en deze methodiek zou volgens de spreker veel meer moeten toegepast worden in de verslavingszorg. Al bij al was het een zeer interessant en leerrijk symposium waar je een wetenschappelijk onderbouwd overzicht krijgt van actuele topics in de alcohol- en drugsector. Geert Verstuyf
Knipoog Bob-blunder: agent laat passagier blazen Een serieuze blunder bij een BOB-controle in het Antwerpse Edegem. De politie liet er een passagier blazen. De bestuurder, die naar eigen zeggen twee Duvels en een pintje gedronken had, mocht doorrijden zonder te blazen. De reden? De man rijdt met een wagen waar het stuur aan de rechterkant staat en dat was de agente niet opgevallen. De bestuurder dacht dat hij er gloeiend bij was toen hij in de nacht van zaterdag op zondag langs de kant gezet werd om te blazen. De man besefte dat hij te veel gedronken had om nog met de wagen te mogen rijden. Maar tot zijn grote verbazing liet de agente niet hem, maar wel zijn vrouw blazen. Die had niet gedronken. “Ik rijd in een Renault Espace die ik gekocht heb van een Zuid-Afrikaan. Het stuur staat dus rechts. Toen ze mijn vrouw vroeg of ze gedronken had, dacht ik dit gebeurt niet echt. Toen ze daarna ‘safe’ blies en ook nog een BOB-sleutelhanger kreeg deed ik het bijna in mijn broek. Zijn vrouw bevestigt zijn verhaal. “Ik kon nauwelijks in dat apparaat blazen omdat ik mijn lach zo moest inhouden.” De politie geeft toe dat er een alcoholcontrole was op dat moment: “Toen ik het verhaal hoorde heb ik ook smakelijk moeten lachen”, reageren ze in de krant. “Ik sluit niet uit dat het gebeurd is, het is daar een donker gat.” 20/01/14 – Het Laatste Nieuws
BIJBLIJVEN 25
UITGELEZEN Problematisch gokgedrag vanuit historisch perspectief Hoewel er geen tekort is aan boeken die de geschiedenis van gokken bespreken, vormt het boek ‘The History of Problem Gambling - Temperance, Substance Abuse, Medicine, and Metaphors’ een originele aanvulling van de bestaande literatuur. Vanuit de keuze voor een literatuurstudie aangevuld met een conceptuele en een linguïstische analyse wordt de geschiedenis van ideeën over problematisch gokken gedocumenteerd. Het brengt de auteurs bij onderzoeksgebieden zoals religie, cultuur en verwante stoornissen. Wa a r g o k ke n , t e c h n o l o g i e , g e n e e s k u n d e e n r e l i g i e s a m e n ko m e n Na een inleidend deel, vat het boek in hoofdstuk twee aan met een korte geschiedenis van gokken en de belangrijke veranderingen binnen de goktechnologie. De lezer maakt een reis door de tijd van toen dobbelstenen nog gemaakt werden van beenderen, over tijden waarin kansberekening hoge toppen scheerde, tot aan de periode waarin gokmachines dominant werden. Deze evolutie legt de turbulente relatie tussen religie en gokken bloot en stelt het onderscheid tussen de metaforische en de letterlijke juistheid van de begrippen in kwestie scherp. Op weg naar het concept ‘problematisch o f p a t h o l o g i s c h g o k ke n’ Vervolgens wordt in hoofdstuk drie de basis gelegd voor het bestaan van de idee ‘problematisch of pathologisch gokken’. Vanuit de controverses over mentale stoornissen en gedragsverslaving, zoeken onderzoekers bestaansrecht voor de aandoening in de mogelijke aanwezigheid van schade. Nadien leggen de auteurs de link naar middelenverslaving en bekijken ze hoe deskundigen dit thema doorheen de tijd inpassen in verschillende theoretische verklaringsmodellen. Zo blijken de conceptuele discussies (problematisch gokken als mythe, verslaving of impulscontrolestoornis) – die de wetenschap nu nog gedeeltelijk bezighouden – hun grondslag te hebben aan het begin van de psychiatrie.
26 UITGELEZEN
G o k ke n i n d e 19 e e n 2 0 e e e u w In het vierde hoofdstuk duiken we opnieuw in de geschiedenis op zoek naar de evolutie van de opvattingen over pathologisch gokken. De auteurs gaan uitgebreid te rade bij de historiek van alcoholisme. Uiteindelijk worden eind 19e eeuw de eerste inspanningen tot medicalisering geleverd. In hoofdstuk vijf leren we dat deze inzet vooral een verdienste van de psychoanalyse was. Toch werd dit discours verlaten ten voordele van de verslavingswetenschap die op dat moment opiaatafhankelijkheid als referentiemodel verkoos boven alcoholisme. Zo brak een tijd van negatieve beeldvorming over verslaving aan met de nadrukkelijke klemtoon op bestraffing. Ten slotte belanden we aan het eind van de 20e eeuw wanneer er een slingerbeweging in de andere richting ontstaat: een meer humane benadering van het verslavingsconcept komt centraal te staan. Hierbij waren de opkomst van zelfhulpgroepen en de leertheorie belangrijk en werd de DSM-inclusie van problematisch gokken een feit. Daarop volgden grootschalige inspanningen tot medicalisering. Uiteindelijk wint dit onderwerp momenteel meer legitimiteit als zelfstandig studiebegrip, maar middelenafhankelijkheid handhaaft zich als prototype. M e e r d a n e n ke l e e n g e s c h i e d e n i s v a n h e t g o k ke n Dit boek is niet alleen een aanrader voor mensen met interesse voor gokproblemen, maar voor iedereen die geboeid is door verslaving. Door zijn uitvoerige benadering helpt dit boek om grip te krijgen op het fenomeen problematisch gokken. De bijgevoegde historische tijdslijn is daarvoor een dankbaar instrument. Gokverslaving heeft immers recht op een eigen uitgewerkte geschiedenis, omdat zulke bijdrage onmisbaar is voor de verdere wetenschappelijke uitbouw ervan. Maar het boek is meer dan een loutere weergave van de geschiedenis. Ook de huidige pijnpunten van dit onderwerp en aanzetten voor de toekomst worden geformuleerd. Jammer dat het boek de uitgave van de DSM-V niet heeft afgewacht. Dit zou het beeld nog completer hebben gemaakt. Femke Wijgaerts
Ferentzy, P & N.E. Turner, NE (2013). The History of Problem Gambling - Temperance, Substance Abuse, Medicine, and Metaphors. New York: Springer.
Geboekstaafd V a n T h i e n e n , B . ( 2 0 13 ) . Ve r k e e r o p p u n t : d ru g s p ro c e d u re. K o r t r i j k- H e u l e : U G A . Dit handboek licht de procedure toe voor het vaststellen van drugsintoxicatie in het verkeer. Aan bod komen ondermeer de verschillende stappen in het opsporingsonderzoek, wie er aan een controle onderworpen kan worden en door wie deze controle dient uitgevoerd te worden. Ook de procedures voor de speekseltest, de speekselanalyse en de bloedproef worden duidelijk besproken. Dit alles wordt uitgelegd aan de hand van de wettelijke procedures ter zake, verrijkt met verwijzingen naar rechtspraak. Het boek zal periodiek heruitgegeven worden met aanpassingen aan nieuwe wetgeving, rechtspraak en rechtsleer. Va n D e r N a g e l , J & D e n O u d e n , R . ( 2 0 11) . D e k l e i n e g i d s j o n g e r e n e n v e r s l av i n g . M o e i l i j ke z a k e n m a k k e l i j k u i t g e l e g d . A l p h e n a /d R i j n : K l u w e r. Deze kleine gids gaat over verlaafde jongeren, maar ook over jongeren die op een andere manier met verslaving in aanraking komen: als experimenterende tiener, maar ook als vriend van een verslaafde of als kind van een verslaafde ouder. De gids beschrijft wat verslaving is, hoe het ontstaat en hoe het kan worden tegengegaan. Zowel verslaving aan alcohol, tabak, illegale drugs als verslavende gedragingen zoals gokken, gamen en overmatig eten worden besproken. De gids is geschreven voor iedereen die professioneel met jongeren werkt, maar is ook geschikt voor iedereen die beroepsmatig of privé te maken krijgt met jongeren en verslaving.
B e r g i n , T. ( 2 0 13 ) . R e g u l a t i n g a l c o h o l a r o u n d t h e Wo r l d . Po l i cy c o c kt a i l s . F a r n h a m , S u r r e y : Ashgate Publishing Limited. Dit boek onderzoekt een aantal vroegere en hedendaagse case studies in verschillende landen en probeert de lezer op die manier een beter inzicht te verschaffen in de politieke, economische en andere krachten die een invloed uitoefenen op het beleidsvormingsproces rond alcohol. Allerlei beleidsmaatregelen gaande van prohibitie over schadebeperking tot meer gerichte interventies komen aan bod. Het boek bekijkt de problematiek vanuit een globaal perspectief. Zo biedt het een overzicht van belangrijke lessen die geleerd kunnen worden uit maatregelen die in het verleden genomen werden. Zowel studenten, onderzoekers, beleidsmakers als mensen uit de praktijk kunnen in dit boek interessante aanknopingpunten vinden. H a g e n b a c h , D. & We r t h m ü l l e r, L . ( 2 0 13 ). Mys t i c c h e m i s t . Th e l i f e o f A l b e rt H o f m a n n a n d h i s d i sc ov e ry o f LS D. S a n t a F e : S y n e r g e t i c P r e s s . Dit boek begint in het Basel (Zwitserland) van het begin van de twintigste eeuw en vertelt het unieke verhaal van Albert Hofmann, een vooraanstaand wetenschapper en in 1943 ontdekker van de hallucinogene drug Lysergic Acid Diethylamide (LSD). LSD werd nadien het onderwerp van verschillende klinische onderzoeken die de baan vrijmaakten voor allerlei innovatieve therapievormen. De drug was daarenboven belangrijk voor de jeugdcultuur in de jaren ’60 en beïnvloedde belangrijke ontwikkelingen in de wereld van IT en wetenschap. Albert Hofmann werd in 2007 door de Daily Telegraph uitgeroepen tot ‘greatest living genius’. Hij stierf in 2008 op 102-jarige leeftijd. Het boek telt maar liefst 408 pagina’s en bevat meer dan 500 foto’s, illustraties en tekeningen.
UIT DE KUNST
FAS-kinderen Geboren met alcoholschade De moeders van Mila, Alex en Isiah dronken alcohol toen ze zwanger waren. Daardoor zijn hun kinderen voor de rest van hun leven beschadigd. Het FAS-project vertelt voor het eerst het verhaal van deze en vele andere kinderen zoals zij. En brengt daarmee een onbekend, maar groot maatschappelijk probleem in kaart. Ongeveer vier jaar geleden maakte fotograaf Allard de Witte een portret van een pleegmoeder die honderd kinderen onder haar hoede had gehad. Van al die kinderen waren degenen met het foetaal alcoholsyndroom (FAS) haar het meest bijgebleven. Ze vroegen eindeloos veel aandacht en zorg en hadden weinig tot geen perspectief op een toekomst waarin het beter met ze zou gaan. Het alcoholgebruik van hun moeder tijdens de zwangerschap had ze zo beschadigd dat ze niet mee kunnen in de maatschappij. Bovendien is de schade ook daadwerkelijk zichtbaar in
28 UIT DE KUNST
hun gelaat: ze hebben een smalle oogspleet, een rechte bovenlip en het gootje tussen neus en bovenlip ontbreekt. Wat begon als een fotoserie over Isiah, Alex en Mila, is sindsdien uitgegroeid tot het FAS-project waarin De Witte samen met journalist Joost Bos meer dan dertig kinderen met FAS in beeld brengt. Het resultaat is onder meer het boek ‘FAS-kinderen’, een uitgebreide expositie en een website waarop de gefilmde getuigenissen van kinderen met FAS, hun ouders en wetenschappers worden getoond. Bij elk nieuw kind dat ze ontmoetten, ontdekten de initiatiefnemers meer over de verregaande problematiek waar de kinderen tegenaanlopen. Dat ze klein en tenger zijn, is niet hun grootste zorg. Waar deze kinderen en hun omgeving dagelijks mee te kampen hebben, is dat ze dingen snel vergeten, zich moeilijk kunnen concentreren en geen vat hebben op hun emoties. Hun rem is kapot en impulsen worden daardoor slecht of niet onderdrukt. Het zijn kinderen die makkelijk op het verkeerde spoor kunnen belanden en vatbaar zijn voor criminaliteit en prostitutie. In Nederland worden elk jaar naar schatting meer dan vijfhon-
derd kinderen geboren met het foetaal alcoholsyndroom. Tussen de 35 en 50 procent van de zwangeren drinkt alcohol. Een belangrijk feit is dat het lang niet alleen verslaafde moeders zijn die een kind met alcoholschade op de wereld zetten. Juist hoogopgeleide vrouwen blijken vaker door te drinken tijdens de zwangerschap. Ook kleine hoeveelheden alcohol kunnen schade veroorzaken. De Gezondheidsraad adviseerde al in 2005 dat er geen veilige ondergrens bestaat voor alcohol tijdens de zwangerschap. Met dat advies is niets gedaan. Op dit moment zijn De Witte en Bos bezig om de problematiek op de agenda’s te krijgen van een brede groep zorgprofessionals. Op deze manier hopen ze te bewerkstelligen dat FAS in de toekomst meer zal worden erkend en herkend. En dat
de nulnorm het uitgangspunt zal zijn in de communicatie met zwangeren. Tekst: Joost Bos Foto’s: Allard de Witte
Het FAS-project zou deze problematiek ook graag in België willen aankaarten. Heeft u interesse of ziet u mogelijkheden? Neem dan contact op via
[email protected] Meer informatie over FAS en het project op www.fasproject.nl
UIT DE KUNST 29
‘FAS-kinderen’ is een uitgebreid en luxueus uitgevoerd bladerboek met veel foto’s en verhalen over kinderen met FAS en hun ouders. Het biedt een persoonlijk kijkje in de levens van Mila, Alex, Isiah en kinderen zoals zij. Hersenonderzoeker Dick Swaab schreef de inleiding. Korte persoonlijke verhalen schetsen door het boek heen situaties die sprekend zijn voor deze kinderen en hun omgeving. Daarnaast beantwoorden drie deskundigen uitgebreid de meest gestelde vragen over het onderwerp. Het boek werd mede mogelijk gemaakt door tien instellingen voor verslavingszorg en is ook in België te bestellen via internet en boekhandels.
FAS is na de vakantie vergeten zijn hoe je moet fietsen. FAS is nooit leren klokkijken. FAS is het verschil tussen goed en slecht niet begrijpen. FAS is grenzeloos spontaan zijn. FAS is niet weten hoe je samen moet spelen. FAS is alles doen voor aandacht. FAS is storm in je hoofd. FAS is geen grip hebben op het leven. FAS is anders zijn. FAS duurt een leven lang.
ISBN: 9789082144703 / Uitgeverij Reuring november 2013 / €29.95
30 UIT DE KUNST
ETALAGE
Dossier Cocaïne Cocaïne is niet langer een exclusief product dat gebruikt wordt door intellectuelen en de rijke jetset. Coke wordt meer en meer gesignaleerd als nieuwe partydrug. Het dossier schetst deze evolutie, geeft duiding bij allerhande cocaïnegerelateerde begrippen en gaat dieper in op de farmacologische aspecten van cocaïne, de effecten en risico’s van het product en de context van cocaïnegebruik. Verder komen ook de prijs en de kwaliteit van cocaïne aan bod evenals epidemiologische gegevens. Ten slotte wordt er aandacht besteed aan de behandeling van cocaïneafhankelijke gebruikers en aan harm reduction. © 2013 (herziene versie), bestelcode PUB34, € 7,50 of gratis te downloaden op www.vad.be
Kwaliteitsbevordering in de verslavingszorg De leidraad ‘Kwaliteitsbevordering in de verslavingszorg’ is het resultaat van een project van het Fonds ter Bestrijding van Verslavingen. Het project focust op de implementatie van evidence-based richtlijnen en meetinstrumenten. Deze leidraad brengt de verschillende fasen van dit implementatieproces in kaart, met bij elke fase een toelichting van de theoretische achtergrond, een concreet stappenplan en praktijkvoorbeelden. Ze is bedoeld voor praktijkwerkers, therapeutisch coördinatoren, kwaliteitscoördinatoren en beleidsmedewerkers in de verslavingszorg. © 2013 (herziene versie), bestelcode HVR10, € 5,00 of gratis te downloaden op www.vad.be
VAD-leerlingenbevraging, Syntheserapport schooljaar 2011-2012 Sinds het schooljaar 2000-2001 organiseert VAD jaarlijks een leerlingenbevraging over alcohol en andere drugs bij jongeren in het secundair onderwijs. Het syntheserapport bevat de gegevens van de leerlingenbevragingen tijdens het schooljaar 2011-2012. © 2013 (herziene versie), bestelcode ONV01, € 7,50 of gratis te downloaden op www.vad.be
ETALAGE 31
Bestelbon Naam publicatie © 2013 ‘Mijn kind en gamen. De meest gestelde vragen’ | brochure (zie artikel p. 4)
Bestelcode
Stukprijs (€)
DLF27
€ 0,50, of gratis downloaden op www.vad.be
© 2013 Drugs ABC Gamen | infofiche (zie artikel p. 4)
Aantal
gratis downloaden op www.vad.be
© 2013 CRUSH - Werken met jongeren rond relaties, alcohol en cannabis | lespakket (zie artikel p. 7)
CRS01
€ 5,00, of gratis downloaden op www.vad.be
© 2014 In hogere sferen? Volume 3 - Een onderzoek naar het middelengebruik bij studenten | dossier – rapport (zie artikel p. 19)
PUB73
€ 5,00, of gratis downloaden op www.vad.be
© 2013 Nieuwe Psychoactieve Stoffen | dossier – rapport (zie artikel p. 21)
ADD04
€ 5,00, of gratis downloaden op www.vad.be
© 2013 Dossier Cocaïne | dossier – rapport
PUB34
€ 7,50, of gratis downloaden op www.vad.be
© 2013 Kwaliteitsbevordering in de verslavingszorg | draaiboek
HVR10
€ 5,00, of gratis downloaden op www.vad.be
© 2013 VAD-leerlingenbevraging, Syntheserapport schooljaar 2011-2012 | dossier – rapport
ONV01
€ 7,50, of gratis downloaden op www.vad.be Totaal
Naam organisatie: (indien u in functie van uw organisatie bestelt) Naam en voornaam: Leveringsadres: Facturatieadres: (indien verschillend van leveringsadres) Telefoon: E-mail: Datum bestelling: Handtekening:
De prijzen zijn exclusief verzendingskosten en eventuele verpakkingskosten. De leveringstermijn is ongeveer twee weken. Betaling na ontvangst van factuur. TERUGSTUREN NAAR: VAD, Vanderlindenstraat 15, 1030 Brussel | F 02 423 03 34 |
[email protected]
✁ Contacteer De DrugLijn Voor alle vragen over drank, drugs, pillen en gokken. Voor informatie, een eerste advies of voor adressen voor hulp en preventie. Anoniem, objectief en zonder te oordelen of veroordelen. Bel 078 15 10 20 - ma-vr: 10-20 u. (niet op feestdagen) - vanaf een vast toestel bel je aan voordeeltarief
Neem contact via www.druglijn.be - stel je vraag via mail, Skype of chat - je krijgt steeds een persoonlijk antwoord
Totaal