Amateurkunstverenigingen, gemeenten en Centra voor de Kunsten Deelrapport Weert
Cultuurnetwerk Nederland, Utrecht 2006
Inhoud Inleiding 5 Aanleiding 5 Doel 5 Opzet van het project 8 1.
Resultaten schriftelijke enquête onder amateurkunstverenigingen 9 Algemeen 9 Leden 10 Oefenen en optreden 13 Financiën 14 Samenwerking 15 Wensen en behoeften 16
2.
Analyse gemeenten en amateurkunst 19 Achtergrondinformatie 19 Huidige beleid met betrekking tot amateurkunstverenigingen 19 Samenwerking met andere organisaties 20 Gewenste rol met betrekking tot amateurkunstverenigingen 20
3.
Analyse centra voor de kunsten en amateurkunst 23 Achtergrondinformatie 23 Huidige rol met betrekking tot amateurkunstverenigingen 26 Samenwerking met andere organisaties 26 Gewenste rol met betrekking tot amateurkunstverenigingen 27
4.
Discussiepunten uit bijeenkomst in Weert 29
5.
Om over na te denken 33
Bijlage 1: tabellen en grafieken 35
Inleiding Aanleiding Op uitnodiging van de directeur van de Academie voor Muziek en Dans in Weert, Boyke Brand, voerden Paul Vogelezang en Marlies Tal een gesprek over de veranderende rol die de Academie voor zichzelf wenst ten opzichte van de amateurmuziekverenigingen (hafabra) in haar werkgebied. De Academie voor Muziek en Dans wil haar afwachtende houding ten opzichte van de amateurmuziek inruilen voor een meer actieve houding. Eén van de redenen hiervoor is dat Boyke Brand in zijn werkgebied ziet dat amateurmuziekverenigingen een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de sociale cohesie in de betreffende gemeenten. De amateurmuziek en vooral de harmonie-, fanfare- en brassbandgezelschappen (Hafabra) hebben – naar zijn mening – aantoonbaar een belangrijke functie in het gemeentelijke sociaal-culturele leven. De amateurkunst kan – volgens de Academie - een bindende factor zijn bij het behoud en de versterking van de lokale identiteit van iedere gemeente en bevordert de cultuurparticipatie van haar inwoners. Op dit moment hebben de amateurkunstverenigingen het moeilijk. Amateurkunstverenigingen missen soms aansluiting met de samenleving. Maatschappelijke veranderingen (interesse van leerlingen, grotere diversiteit, legitimatie van overheidssteun, etc.) leiden voor amateurkunstverenigingen tot een tekort aan aanwas van nieuwe leerlingen. De aanwas is onvoldoende om op termijn een volledige bezetting van de gezelschappen te garanderen en ook de financiering is te beperkt om op termijn oefenruimte, optredens, materiaal en professionele begeleiding te kunnen bekostigen. De Academie voor Muziek en Dans heeft Cultuurnetwerk Nederland gevraagd haar te adviseren in het voorgestane veranderingstraject. Gezien de maatschappelijke relevantie van de vraag van de Academie voor Muziek en Dans verbreedt Cultuurnetwerk Nederland de adviesvraag. Naast de inventarisatie van de amateurmuziekpraktijk in het werkgebied van de Academie voor Muziek en Dans is voorgesteld ook nog andere praktijksituaties in kaart te brengen. Mogelijke aanbevelingen zijn dan niet alleen voor de Weertse Academie voor Muziek en Dans van belang, maar voor alle bij amateurkunstbeoefening betrokken partijen in Nederlandse gemeenten. Het advies resulteert in een praktische handreiking voor amateurkunstverenigingen, Centra voor de Kunsten en gemeenten.
Doel Doel van de inventarisatie is voor amateurkunstverenigingen, Centra voor de Kunsten en gemeenten in kaart te brengen wat de huidige rollen van de verschillende actoren zijn en welke toekomstige rollen – op korte of langere termijn - mogelijk zijn. Het inventariseren van deze rollen kan leiden tot meer bewustwording van het belang van de amateurkunstbeoefening en tot mogelijke gedragsveranderingen bij de genoemde actoren. De gevonden gegevens worden gebruikt om op grond van aanbevelingen een praktische handreiking op te stellen waarmee amateurkunstverenigingen, Centra voor de Kunsten en gemeenten hun gewenste rol kunnen kiezen en vormgeven.
5
AMATEURKUNSTVERENIGINGEN, GEMEENTEN EN CENTRA VOOR DE KUNSTEN
Centrale vraagstelling Welke rollen kiezen het Centrum voor de Kunsten en de gemeente nu ten aanzien van de amateurkunstverenigingen? Welke rollen zouden amateurkunstverenigingen, gemeenten en Centra voor de Kunsten in de toekomst ten opzichte van elkaar kunnen vervullen? En welke samenwerkingsvormen vloeien daaruit voort? ?
Drie actoren De georganiseerde amateurkunstbeoefening heeft in lokaal verband - naast de amateurkunstverenigingen - nog te maken met twee andere spelers: het Centrum voor de Kunsten en de gemeente. Verenigingen geven hun leden een podium om hun amateurkunst te beoefenen. De gemeente en het Centrum voor de Kunsten faciliteren dergelijke activiteiten in gradaties door advies, ondersteuning, scholing, professionele begeleiding en het bieden van repetitie- en uitvoeringsruimte. Amateurkunstverenigingen In deze inventarisatie staat de georganiseerde amateurkunstbeoefening op het gebied van de podiumkunsten muziek (hafabra, orkest, zang), toneel en dans centraal. Er is nadrukkelijk gekozen voor het verenigingsleven en niet voor de individuele amateur-kunstenaar. Dit op grond van de gemeenschappelijkheid, duurzaamheid en sociale binding die een vereniging als grondslag heeft. Kenmerkend voor amateur-kunstenaars op het gebied van de podiumkunsten is dat zij samenwerken aan een gezamenlijk product en dat zij voor het eindresultaat van elkaar afhankelijk zijn. Teamwork en samenspel behoeven, volgens de Academie voor Muziek en Dans, advisering, ondersteuning en facilitering in onder andere repetitie- en uitvoeringsruimten en in bedrijfsvoering. Uit SCP gegevens blijkt dat in 2003 44% van de bevolking ouder dan 6 jaar actief deelnam aan kunstzinnige activiteiten waarvan 21% aan muziek en 5% aan theater. Uit de cijfers blijkt verder dat amateurkunst vooral een activiteit is van de jeugd tot 18 jaar. Ouders en het onderwijs dragen hier aan bij. Maar ook de deelname onder de bevolking van 35 jaar en ouder groeit sinds de jaren negentig. Verder zijn er meer vrouwen dan mannen die kunstzinnig bezig zijn en zijn zij ook vaak hoger opgeleid. Voorts is het aandeel van de bevolking dat lid is van een vereniging voor amateurkunst redelijk constant, ongeveer 12%. Voor het aantal amateurkunstbeoefenaars (beeldende kunst, muziek en theater) betekent dit dat drie op de tien amateurs lid is van een vereniging. 37% van de amateur-musici (zingen en bespelen van een instrument) zijn lid van een vereniging. Voor de disciplines toneel, mime, volksdans en ballet is dit percentage 59%.1 Middelgrote gemeenten De inventarisatie heeft betrekking op middelgrote gemeenten omdat daar de rol van amateurkunstverenigingen voor cultuurparticipatie en sociale cohesie op dit moment het meest onder druk lijkt te staan door maatschappelijke veranderingen. De gemeente kan de amateurkunstbeoefening faciliteren. De waarde van de amateurkunst voor een gemeente is volgens Blom-Laschek en Dorrestein (2005) gelegen in de volgende drie factoren: –
De intrinsieke waarde van de (amateur)kunst; kunst als voeding voor de ziel van de bevolking.
–
De waarde van de kunst voor de uitstraling van de gemeente; de positieve zichtbaarheid van de gemeente in de regio en daarbuiten.
1
6
Broek, A. van den, Huysmans, F. en Haan, J. de (2005). Cultuurminnaars en cultuurmijders. SCP, Den Haag, Hoofdstuk 5, p. 72-90.
AMATEURKUNSTVERENIGINGEN, GEMEENTEN EN CENTRA VOOR DE KUNSTEN
–
De sociaal-culturele waarde van kunst; kunst als bindmiddel in de samenleving door middel van actieve en passieve participatie van burgers.2
Cultuurnetwerk voegt daar een vierde factor aan toe namelijk: –
De economische waarde van amateurkunst. Het feit dat burgers hun talenten ontwikkelen bevordert de creativiteit van een gemeenschap en deze creatieve krachten leveren een steeds belangrijkere bijdrage aan de (lokale) economie.3
In sommige gevallen is er, naast de reeds genoemde betrokkenen, ook sprake van provinciale ondersteuning op het terrein van de amateurkunst, zoals met een huis voor de amateurkunst. Centrum voor de Kunsten Centra voor de Kunsten worden, mede als gevolg van het huidige subsidieklimaat, gedwongen zich meer en meer als een ondernemende culturele instelling te gedragen. Volgens sommige critici hebben de Centra hun beste tijd gehad en is herpositionering nodig om te kunnen overleven. Bij deze herpositionering gaat het niet alleen om een verandering van het aanbod, maar ook om het positioneren van het Centrum voor de Kunsten als een vraaggestuurde, werkgelegenheid biedende, onderneming die sterke samenwerkingsverbanden en partners in de lokale en of regionale gemeenschap heeft. Een sterke band met de amateurkunstensector is één van de manieren om dit te bewerkstelligen. In Nederland zijn 230 Centra voor de Kunsten met in totaal circa 425.000 cursisten. Daarnaast bereiken Centra voor de Kunsten ongeveer 878.000 leerlingen via het onderwijs. De Centra vervullen één of meerdere van de volgende taken: makelaar (voor het onderwijs), cursusaanbod (voor de vrije tijd sector) en/of bevordering sociale cohesie (voor wijk en buurt). Dienstverlening van de Centra voor de Kunsten aan amateurkunstverenigingen kan onderdeel uitmaken van alle drie genoemde taken. Aanbevelingen die uit de voorliggende inventarisatie voortkomen, kunnen Centra voor de Kunsten helpen zich ten opzichte van de amateurkunstensector te (her)positioneren, waardoor nieuwe taken en diensten kunnen worden gegenereerd.
2
Blom-Laschek, M. en Dorrestein, A. (2005). Eenvoudig subsidiëren. Onderzoek naar het gemeentelijk subsidiebeleid voor amateurkunstbeoefening. PON-rapportage. Tilburg. p. 11.
3
De Kunstconnectie (2004). Wat zijn we waard? Een citatenbrochure. Argumenten voor een publieke verantwoordelijkheid voor kunst, cultuur, het bevorderen van cultuurdeelname en kunsteducatie. Utrecht: De Kunstconnectie. In samenwerking met Cultuurnetwerk Nederland.
7
AMATEURKUNSTVERENIGINGEN, GEMEENTEN EN CENTRA VOOR DE KUNSTEN
Opzet van het project De inventarisatie per praktijksituatie wordt beperkt door het verzorgingsgebied van de Centra voor de Kunsten. Het verzorgingsgebied kan uit één of meerdere gemeenten bestaan en uit weinig tot zeer veel amateurkunstverenigingen. Om de inventarisatie overzichtelijk te houden is voor een inventarisatie van vier praktijksituaties gekozen. In iedere praktijksituatie worden alle drie de amateurkunstdisciplines op het gebied van podiumkunsten betrokken Deze inventarisatie is gebaseerd op casuïstiek: op basis van een aantal praktijkvoorbeelden worden conclusies getrokken en aanbevelingen gedaan waarvan redelijkerwijs mag worden aangenomen dat deze nuttig/waardevol kunnen zijn voor het hele veld. De praktijksituaties worden geïnventariseerd door middel van bevraging. De drie actoren – de amateurkunstverenigingen, het Centrum voor de Kunsten en de gemeenten - zijn op verschillende wijze bevraagd. Vanwege het grote aantal amateurkunstverenigingen worden van hen gegevens verzameld met behulp van een schriftelijke vragenlijst. De vragenlijsten leveren een algemeen beeld van de amateurkunstverenigingen. Op basis hiervan worden aanbevelingen geformuleerd voor de korte en lange termijn. Betrokken gemeenten, Centra voor de Kunsten en – indien aanwezig - de provinciale instellingen voor de amateurkunst ondervragen we door middel van face to face interviews. Gezien hun kleinere aantal is dit in tijd uitvoerbaar en door gebruik te maken van deze methode is het mogelijk meer diepgaand op onderwerpen in te gaan. De studie voor het uit te brengen advies bestaat uit drie delen. In het eerste deel wordt de inventarisatie voorbereid door middel van literatuuronderzoek. Naar aanleiding daarvan – en op grond van eerder opgedane kennis en expertise - worden de vragenlijst en de interviewleidraad opgesteld. Voor advies over de conceptvragenlijst wordt een begeleidingscommissie geconsulteerd bestaande uit vertegenwoordigers van de landelijke ondersteuningsinstituten amateurkunst, de centra voor de kunsten en de Vereniging Nederlandse Gemeenten. In het tweede deel worden vier praktijksituaties onderzocht, te beginnen met een pilot in het verzorgingsgebied van de Academie voor Muziek en Dans in Weert. De pilot in Weert leidt mogelijk tot veranderingen in de onderzoeksopzet waarna de inventarisatie in andere situaties wordt gedaan. Per onderzochte praktijksituatie wordt een bijeenkomst georganiseerd met alle respondenten om kwesties uit de enquêtes en interviews te bespreken. Als laatste worden de resultaten uit de enquêtes, interviews en bijeenkomst per praktijksituatie samengevoegd en worden algemeen geldende - korte en lange termijn ontwikkelingen geformuleerd. De uitkomsten van alle praktijksituaties worden in een expertmeeting met belangrijke spelers uit het veld bediscussieerd en tot toekomstmodellen voor amateurkunstverenigingen geformuleerd.
8
AMATEURKUNSTVERENIGINGEN, GEMEENTEN EN CENTRA VOOR DE KUNSTEN
1.
Resultaten schriftelijke enquête onder amateurkunstverenigingen Voor de inventarisatie van het werkgebied van de Academie voor Muziek en Dans in Weert (gemeenten Asten, Cranendonck, Deurne, Heeze-Leende, Nederweert, Someren en Weert) hebben 190 harmonieorkesten, drumbands, fanfare- en kamerorkesten, koren, volksdansgroepen, toneel- en cabaretverenigingen een vragenlijst ontvangen. 68 verenigingen hebben de vragenlijst geretourneerd. De respons is daarmee bijna 36%. In dit hoofdstuk worden de resultaten van de schriftelijke enquête onder amateurkunstverenigingen besproken. Bij de grafieken en tabellen staat altijd vermeld hoeveel respondenten de vraag beantwoorden (N= ..), dit is niet altijd gelijk aan 68 omdat niet alle respondenten alle vragen beantwoorden.
Algemeen Het merendeel van de verenigingen beoefent één van de muziekdisciplines: 26 zijn een zangkoor en 15 een hafabra orkest. Grafiek 1 Verengingen uitgesplitst naar discipline
Aantal verenigingen per discipline
Toneeltheater/cabaret/mime; 6 Dans- modern; 4 Dans- klassiek; 1 Dans- volksdans; 5 Muziek- zangkoor; 26
Muziek- strijk orkest; 0
Muziek- hafabra orkest; 15
N=57
Tien verenigingen vulden de categorie anders in met: accordeonorkest, blaasmuziek, djembé, hafabra en zangkoor, joekskapel, muziek en carnavalsseizoen, schutterij, symfonieorkest, theaterkoor en Volk/Stimmungsmuziek. De vragenlijsten zijn over het algemeen ingevuld door de secretarissen (35). Ook voorzitters (9) en penningmeesters (6) vulden de vragenlijsten in. Zestien mensen vulden een andere functie in variërend van dirigent tot PR medewerker of een combinatie van een van deze.
9
AMATEURKUNSTVERENIGINGEN, GEMEENTEN EN CENTRA VOOR DE KUNSTEN
Leden De meeste verenigingen hebben maximaal 50 leden. Zo hebben 19 verenigingen minder dan 20 leden en 29 verenigingen hebben tussen de 20 en 50 leden, samen goed voor ruim 70% van de verenigingen. Verder hebben 13 verenigingen 50 tot 100 leden en 6 verenigingen hebben meer dan 100 leden. Eén vereniging heeft zelfs meer dan 200 leden. Grafiek 2 Aantal leden
Aantal leden Meer dan 200 leden; 1 100-200 leden; 5 0-20 leden; 17 50-100 leden; 13
20-50 leden; 29
1.1 N= 66
Bij 24 verenigingen zijn de leden overwegend vrouwen. Bij 11 verenigingen zijn de leden overwegend mannen en bij de overige twintig verenigingen is sekse gelijk verdeeld.
10
AMATEURKUNSTVERENIGINGEN, GEMEENTEN EN CENTRA VOOR DE KUNSTEN
De verenigingen is gevraagd naar de leeftijd van hun leden. Het was mogelijk meerdere categorieën aan te kruisen. Tabel 1 laat zien dat 39 verenigingen (67%) leden hebben van 50 jaar of ouder. 31 verenigingen hebben leden in de leeftijd van 35 tot 50 (53%). 25 verenigingen hebben leden jonger dan 20 jaar (45%). Om een goed beeld te krijgen van de leeftijd van de leden is gekeken naar de combinaties van de categorieën. Dit is weergegeven in grafiek 3. Combinaties van categorieën die niet voorkwamen zijn niet weergegeven in de grafiek. Tabel 1 Categorieën leeftijd leden
Grafiek 3 Leeftijdscategorieën ledenbestand
Categorie 1: tot 20 jaar
25
Categorie 2: 20 tot 35 jaar
26
Categorie 3: 35 tot 50 jaar
31
Categorie 4: 50 jaar of ouder
39
Leeftijdsverdeling over de categorieën
A lleen catego rie 4
13
N=58 Catego rie 1, 2, 3 en 4
11
A lleen catego rie 1
8
Catego rie 2, 3 en 4
7
Catego rie 3 en 4
7
Catego rie 1en 2
4
Catego rie 2 en 3
3
A lleen catego rie 3
2
Catego rie 1, 2 en 3
2
A lleen catego rie 2
0 0
2
4
6
8
10
12
14
N=57
In de grafiek is te zien dat onder de respondenten elf verenigingen leden hebben in alle vier de leeftijdscategorieën (van 0 tot 80 jaar). Zeven verenigingen hebben leden van 20 jaar en ouder (categorie 2, 3 en 4). Dertien verenigingen hebben alleen leden van 50 jaar of ouder (categorie 4). Daarnaast zijn er ook zeven verenigingen met leden van 35 jaar en ouder (categorie 3 en 4). Daar staat tegenover dat er acht verenigingen zijn met leden jonger dan twintig jaar (categorie 1) en vier met leden jonger dat 35 jaar (categorie 1 en 2). Als we de groep respondenten verdelen in verenigingen met leden in de categorie 1 en/of 2 (van 0 tot 35 jaar) en verenigingen met leden in de categorie 3 en/of 4 (van 35 tot 80 jaar) dan is de verdeling 36 tegenover 45. Men zou dus voorzichtig kunnen concluderen dat de verenigingen te maken hebben met oudere leden.
11
AMATEURKUNSTVERENIGINGEN, GEMEENTEN EN CENTRA VOOR DE KUNSTEN
De verenigingen zijn gevraagd waar hun leden vandaan komen. Ze konden hierbij kiezen uit de gemeenten die behoren tot het werkgebied van de Academie voor Muziek en Dans. Te zien is dat de meeste verenigingen (32) de categorie ‘anders’ hebben aangekruist. Vaak is dan een combinatie van plaatsen in de omgeving van Weert ingevuld. Maar er zijn ook verenigingen die leden hebben in Eindhoven, België, Veldhoven of zelfs Nijmegen. In de bijlage tabellen en grafieken is een compleet overzicht opgenomen van de antwoorden in de categorie ‘Anders’. Dat sommige leden niet echt om de hoek wonen, kan verklaard worden doordat een amateurkunstvereniging gespecialiseerd is in een discipline of dat mensen op zoek zijn naar een bepaald niveau die zij bij amateurkunstverenigingen in hun buurt niet vinden. Grafiek 4 Woonplaats leden
Woonplaats leden
A nders
32
Weert
29
Nederweert
17
So meren
16
Deurne
16
Heeze-Leende
10
A sten
9
Cranendo nck
7
0
5
10
15
20
25
30
35
N=66
12
AMATEURKUNSTVERENIGINGEN, GEMEENTEN EN CENTRA VOOR DE KUNSTEN
Oefenen en optreden Gemiddeld oefenen verenigingen 1 keer per week dan wel drie keer per maand. De meeste verenigingen (52) huren hiervoor een ruimte, negen verenigingen hebben een ruimte in eigen beheer en vijf beschikken op geen enkele manier over een specifieke ruimte hiervoor. De leden oefenen gemiddeld voor 10 optredens per jaar. Toch loopt dit sterk uiteen. De ene vereniging zegt één keer per jaar op te treden, wat overigens bij veel gemeenten een subsidievoorwaarde is, terwijl de andere 40 keer in een jaar optreedt. De helft van de verenigingen (34) vindt dat de leden geen opleiding nodig hebben om deel te kunnen nemen aan de activiteiten. Twintig verenigingen leiden hun leden zelf op en 12 besteden het opleiden van leden uit aan Centra voor de Kunsten/muziekscholen. Eén vereniging doet dit bij de Limburgse Federatie van Amateurkunstverenigingen en één huurt hiervoor ‘professionals’ in. Of deze professionals particuliere docenten verbonden zijn aan bijvoorbeeld een Centrum voor de Kunsten vermeldt de respondent echter niet. Twee respondenten hebben de vraag niet beantwoord. In tabel 2 is het opleiden van leden uitgesplitst naar discipline. Tabel 2 Opleiding leden naar discipline Ja, zelf
Ja, andere instelling
Nee
Theater (6)
33%
17%
50%
Dans- modern (4)
25%
0%
75%
Dans- klassiek (1)
0%
0%
100%
Dans- Volksdans (5)
40%
0%
60%
Muziek - Hafabra (14)
14%
64%
21%
Muziek - zangkoor (26)
35%
0%
65%
Anders (10)
40%
20%
40%
N= 66
Wanneer we een onderscheid maken naar de discipline die de amateurkunstvereniging beoefenen valt op dat voor de meeste kunstdisciplines van amateurkunstbeoefening geldt dat de amateurkunstverenigingen vinden dat de leden geen opleiding nodig hebben. Het zijn vooral de Hafabra-orkesten die vinden dat hun leden wél een opleiding nodig hebben. De meesten van de Hafabra-orkesten laten dit overigens door een andere instelling doen. Ook de leden van de verenigingen in de categorie ‘anders’ krijgen over het algemeen een opleiding. Bij de discipline ‘theater’ is dit fifty-fifty. Maar wanneer ze een opleiding krijgen doet de amateurkunstvereniging dit vaak zelf.
13
AMATEURKUNSTVERENIGINGEN, GEMEENTEN EN CENTRA VOOR DE KUNSTEN
Financiën Verenigingen kunnen op verschillende manier inkomsten verwerven, bijvoorbeeld via subsidies of sponsoring. 47 verenigingen ontvangen subsidie van een gemeente: in vijf gevallen gaat het om een incidentele subsidie en in 36 gevallen om een structurele. Zes verenigingen hebben niet ingevuld of het om een structurele dan wel incidentele subsidie gaat. In onderstaande tabel is te zien van welke gemeenten zij subsidie ontvangen. Tabel 3 Gemeentelijke subsidies Weert
15
Deurne
12
Someren
9
Heeze-Leende
3
Nederweert
3
Asten
1
Missing
4
N= 47
Een andere mogelijkheid om inkomsten te werven voor verenigingen is via fondsen of andere organisaties. Zeven verenigingen ontvangen incidenteel subsidie van een fonds: vier van het Prins Bernhard Cultuurfonds en drie van het Anjerfonds. Acht verenigingen noemen ook nog andere organisaties waarvan zij financiële steun ontvingen. Zeven van de acht zeggen dat het om een incidentele subsidie gaat. Eén vereniging vermeldt niet of het om een incidentele of structurele subsidie gaat. De resultaten zijn weergegeven in onderstaande tabel. Tabel 4 Andere inkomstenbronnen Provincie Limburg
3
ONA Kringloopwinkel
1
Overkoepelende organisatie “Katholiek jeugdbelangen Heeze”
1
Plaatselijke fondsen en/of sponsors
1
Rabo Weerterland en Cranendonck
1
Stichting Riwo
1
N= 8
Verenigingen kunnen ook contributie vragen aan de leden. 63 verenigingen doen dit ook. 17 verenigingen ontvangen gemiddeld € 17,- per maand, variërend van € 3,50 tot € 70,-. De overige verenigingen vulden een bedrag per jaar in. Het gemiddelde is in die groep € 58,- per jaar. Maar ook hier lopen de genoemde bedragen sterk uiteen: van € 12,50 tot € 120,De vier verenigingen die geen contributie vragen van hun leden zijn allen muziekverenigingen: een zangkoor, een hafabra orkest, een combinatie van die twee en een vereniging voor ‘volkstimmungsmuziek’. Deze vier verenigingen zeggen ook geen subsidie te ontvangen van een gemeente of een fonds. Op de vraag of de subsidies en gevraagde contributie aan de leden voldoende financiële middelen oplevert om diensten, faciliteiten of ondersteuning te kunnen kopen antwoord 49% bevestigend. Een kleine meerderheid beschikt dus over onvoldoende financiën hiervoor.
14
AMATEURKUNSTVERENIGINGEN, GEMEENTEN EN CENTRA VOOR DE KUNSTEN
Samenwerking In onderstaande tabel is te zien met welke instellingen en organisaties de amateurkunstverenigingen samenwerken.
Andere verenigingen
Gemeente
Onderwijs
Anders
Centra voor de Kunsten
Landelijke koepel
Huis voor de Kunsten
Tabel 5 Samenwerking tussen amateurkunstverenigingen en andere organisaties of instellingen
51%
40%
15%
15%
13%
12%
7%
Ja, deskundigheidsbevordering van bestuur en/of leden
2
1
1
3
2
2
2
Ja, organisatie van activiteiten
Percentage verenigingen dat samen werkt met …
20
6
2
5
1
2
0
Ja, ontwikkeling van de eigen vereniging
3
1
2
4
2
1
0
Ja, beleid vereniging
0
0
0
1
1
2
2
Ja, opleiding van bestuur, kader, leden en aanwas
1
1
4
1
4
0
0
Ja, financiële zaken
7
20
0
2
1
0
0
Ja, materiële zaken
7
5
0
1
1
2
0
Ja, publiciteit en communicatie Ja, podia en andere mogelijkheden om op te treden Ja, anders
7
2
2
4
0
3
3
17
3
2
4
1
4
1
5
2
3
2
0
2
1
N= 67
Het meest wordt samengewerkt met andere amateurkunstverenigingen en met de gemeente. Het gaat bij samenwerking met andere amateurkunstverenigingen voornamelijk om het organiseren van gezamenlijke activiteiten en het gebruik maken van podia dan wel andere mogelijkheden om op te treden. De ‘samenwerking’ met de gemeente is meestal financieel van aard. Dit duidt op de rol van de gemeente als subsidieverstrekker. Men kan zich afvragen of de relatie subsidiegever – subsidie ontvanger getypeerd kan worden als samenwerking. Bij een aantal verenigingen blijft de ‘samenwerking’ met de gemeente niet hiertoe beperkt. Soms richt de samenwerking zich op het organiseren van activiteiten. De antwoorden in de categorie ‘anders’ zijn volledig te bekijken in de bijlage tabellen en grafieken (zie bijlage 1). Interessant is dat zeven verenigingen samenwerken op het gebied van financiële/materiële zaken, publiciteit en communicatie. Na een nadere analyse bleek dat de vragenlijst voor drie van hen is ingevuld door één en dezelfde persoon die bestuurslid is bij alle drie de verenigingen. Wat verder opvalt, is dat de verenigingen bijna niet samenwerken met de instellingen en organisaties die er zijn ter ondersteuning van de amateurkunstverenigingen. Het gaat dan om centra voor de kunsten, het Huis voor de Kunsten Limburg en landelijke koepel organisaties. De vraag is, en deze is met de uitkomsten van de enquête niet te beantwoorden, hoe dit te verklaren is. Het kan zijn dat amateurkunstverenigingen te weinig bekend zijn met deze instellingen en hun mogelijkheden, dat ze te duur zijn of dat ze niet die ondersteuning bieden waar amateurkunstverenigingen behoefte aan hebben. Ook met het onderwijs wordt weinig samengewerkt, terwijl dit toch een kweekvijver kan zijn van nieuwe leden. Waarschijnlijk heeft dit te maken met het verschillende karakter van beide
15
AMATEURKUNSTVERENIGINGEN, GEMEENTEN EN CENTRA VOOR DE KUNSTEN
organisaties. Amateurkunstverenigingen worden overwegend gerund door vrijwilligers en geschiedt dus vaak buiten schooltijden, omdat de vrijwilligers dan gewoon moeten werken.
Wensen en behoeften De verenigingen is gevraagd aan welke ondersteuning, informatie of advies zij behoefte hebben. De resultaten staan in onderstaande tabel. Tabel 6 Behoeften verenigingen Financiële ondersteuning/bemiddeling
43
Materiële ondersteuning/bemiddeling
32
Informatie over publiciteit, communicatie, ledenwerving, juridische aspecten en verzekeringen
31
Advies over ontwikkeling van de eigen vereniging
20
Informatie over podia en andere mogelijkheden om gezamenlijk op te treden
20
Professionalisering/deskundigheidsbevordering van bestuur en/of leden van de eigen vereniging
11
Advies over organisatie van activiteiten
9
Opleiden van bestuur/leden
9
Advies over verenigingsbestuur
7
Anders
2
N= 67
De belangrijkste wensen en behoeften richten zich op de randvoorwaardelijke sfeer: financiële en materiële ondersteuning of bemiddeling worden het meest genoemd. Daarnaast heeft een groot deel van de verenigingen behoefte aan informatie over publiciteit, communicatie, ledenwerving, juridische aspecten en verzekeringen. Opvallend is dat de categorieën die gaan over deskundigheidsbevordering op bestuurlijk dan wel inhoudelijk niveau het minst worden aangekruist. Dat kan twee redenen hebben. Ofwel de verenigingen hebben daar geen hulp en ondersteuning bij nodig omdat ze het zelf wel kunnen. Ofwel de verenigingen zijn zo bezig de randvoorwaarden voor het bestaan van een amateurkunstvereniging, zoals financiën, materieel en ledenwerving, te realiseren, dat ze geen tijd hebben om na te denken over deskundigheidsbevordering. In de categorie ‘anders’ wordt nog genoemd: ‘meer ondersteuning landelijke koepel’ en ‘door nadere kennismaking’. Wat met dit laatste precies bedoeld wordt is onduidelijk, wellicht duidt het op informatie-uitwisseling. De amateurkunstverenigingen is ook gevraagd hoe deze wensen gerealiseerd kunnen worden. In totaal werden 29 suggesties gedaan. Negen verenigingen zijn van mening dat ondersteunende instellingen meer informatie moeten geven of hebben de wens uitgesproken dat ze graag begeleid zouden worden in bepaalde aspecten, bijvoorbeeld bij het maken van een beleidsplan. Daarnaast richten acht suggesties zich op het uitwisselen van informatie en ervaringen met andere verenigingen. De manier waarop deze uitwisseling plaats moet vinden zijn wel verschillend: databank, ontmoetingen, samenwerking en websites. Vier suggesties betreffen randvoorwaarden: twee willen meer subsidie en twee anderen zijn op zoek naar geschikte locaties voor repetities en optredens. Dan zijn er nog twee suggesties die zich richten op deskundigheidsbevordering: ‘opleidingsmogelijkheden voor volksdansleiding’ en ‘workshops/informatiefolders’. De overige suggesties zijn zeer divers en te vinden in de bijlage.
16
AMATEURKUNSTVERENIGINGEN, GEMEENTEN EN CENTRA VOOR DE KUNSTEN
Vervolgens is de verenigingen gevraagd welke actoren een rol spelen bij het realiseren van de aangegeven behoeftes. De belangrijkste actoren voor de verenigingen zijn de gemeente en de fondsen. Dit lijkt te suggereren dat amateurkunstverenigingen de realisatie van hun wensen vooral zoeken in de financiering ervan. Maar het kan ook betekenen dat de amateurkunstverenigingen willen dat de gemeente meer doet dan alleen financieren. In de categorie ‘anders’ worden genoemd: sponsoring, Stichting Welzijn Deurne, dienstverlenende instanties, Korenkring Weert en andere amateurkunstverenigingen. Grafiek 5 Actoren realisatie wensen
Actoren realisatie wensen
47
Gemeente
24
Fo ndsen
18
P ro vinciale ko epels
16
Landelijke ko epels
A mateurkunstverenigingen
13
Centrum vo o r de kunsten
13
7
A nders
0
10
20
30
40
N= 68
17
AMATEURKUNSTVERENIGINGEN, GEMEENTEN EN CENTRA VOOR DE KUNSTEN
50
18
AMATEURKUNSTVERENIGINGEN, GEMEENTEN EN CENTRA VOOR DE KUNSTEN
2.
Analyse gemeenten en amateurkunst Achtergrondinformatie Voor de inventarisatie zijn vijf gemeenten geïnterviewd over hun huidige en toekomstige rol met betrekking tot de ondersteuning van amateurkunstverenigingen. Dit zijn de gemeenten Asten, Cranendonck, Deurne, Nederweert en Someren. De gemeenten Heeze-Leende en Weert konden helaas in het tijdsbestek van onze inventarisatie niet bereikt worden voor een interview.
Huidige beleid met betrekking tot amateurkunstverenigingen De ondervraagde gemeenten voeren geen van allen op dit moment inhoudelijk beleid voor de amateurkunstverenigingen. Wel hebben ze een budget voor amateurkunst. Dit budget wordt verdeeld door middel van een subsidieverordening die veelal gebaseerd is op doelgroepenbeleid. Het budget wordt verdeeld over muziek-, zang- en soms toneelverenigingen. Verenigingen moeten aan enige voorwaarden voldoen willen zij geld krijgen. Bij doelgroepenbeleid is dit bijvoorbeeld de (gemiddelde) leeftijd van de leden van de vereniging. Verenigingen ontvangen van de gemeente geld per lid, voor lesgelden en/of voor instrumenten. Naast waarderingssubsidies (subsidieverordening) kunnen verenigingen in sommige gevallen ook een projectsubsidie aanvragen, voor bijvoorbeeld een kennismakingsproject, de ontwikkeling van het kader, verenigingsmanagement of evenementen. Het moet dan eenmalige activiteiten betreffen. Eén gemeente verstrekt ook subsidies voor kadercursussen. Een kadercursus is een door het college erkende cursus die ten minste 10 klokuren (theorie en praktijk samen) duurt en gericht is op deskundigheidsbevordering van het (vrijwillig) toekomstig bestuurskader of technische kader. Verder financieren alle gemeenten lessen bij de Academie voor Muziek en Dans (AMD). Verenigingsleden kunnen bij de AMD een opleiding volgen. Eén gemeente koopt ook lesuren in bij Kreato. Sommige gemeenten stellen goedkoop oefenruimte beschikbaar. Gemeenten organiseren daarnaast themabijeenkomsten voor alle verenigingsleden. Deze bijeenkomsten gaan over specifieke onderwerpen zoals milieu, wet- en regelgeving, 'hoe ontwikkel je een eigen vereniging' etc. De bijeenkosten zijn bedoeld als deskundigheidsbevordering van de verenigingen en leden kunnen deze bijeenkomsten vrijwillig bezoeken. De gemeenten omschrijven hun eigen rol als randvoorwaarden scheppend en financieel ondersteunend. Het is een substantiële maar afzijdige rol. De gemeenten zijn voorwaardenscheppend voor het bestaan van verenigingen en maken het mogelijk om een bepaald kwaliteitsniveau van de verenigingen te waarborgen. Inhoudelijk bemoeit de gemeente zich niet met de verenigingen. De meeste gemeenten zien de subsidieverordening niet als beleid. Over het algemeen zijn de gemeenten tevreden over de huidige rol. Wel spreekt men over de ontwikkelingen rondom de marktplaatsen waarbij men aan wil sluiten. Eén gemeente heeft het geld dat betaald moest worden voor de ontwikkeling van de marktplaatsen weg moeten halen bij de subsidie voor volwassenenkoren. In de toekomst willen enkele gemeenten meer aandacht gaan besteden aan inhoudelijk beleid en afstemming. Cultuurbeleid bij deze gemeenten is nog niet ontwikkeld. Eén gemeente wil vanaf volgend jaar het cultuurbeleid – en dan vooral popmuziek – meer aandacht geven.
19
AMATEURKUNSTVERENIGINGEN, GEMEENTEN EN CENTRA VOOR DE KUNSTEN
Samenwerking met andere organisaties Alle gemeenten werken samen met de Academie voor Muziek en Dans in Weert. Hier worden lesuren ingekocht om de verenigingsleden op te leiden. De samenwerking bestaat uit een subsidierelatie; de partijen hebben overleg over de lessen die de AMD aanbiedt en de gemeenten financieren deze lessen. Eén gemeente ziet dit overigens niet als samenwerking maar omschrijft dit als een zakelijke overeenkomst. Alle gemeenten zijn tevreden over de samenwerking met de AMD. Ze noemen geen hiaten of knelpunten in deze samenwerking. Wel noemt een gemeente een punt van aandacht, namelijk de op handen zijnde fusie van de Academie voor Muziek en Dans met het Kunstcollege waarmee de organisatie een Centrum voor de Kunsten wordt. Een zodanig grote organisatie heeft ook een hoge overhead en deze gemeente wil ervoor waken bij te dragen aan activiteiten waarvan zij geen gebruik maakt. Een ander, organisatorisch knelpunt is het ontstaan van de wachtlijsten bij de AMD. Bij de AMD is er veel meer vraag dan aanbod. Er is zoveel vraag naar de lessen, door zowel verenigingen als individuen, dat er steeds lange wachtlijsten ontstaan. Gemeenten breiden deze uren eens per jaar uit maar dit blijkt toch niet genoeg te zijn. Eén gemeente werkt samen met Kreato. Hier worden eveneens lesuren ingekocht waarvan verenigingsleden gebruik kunnen maken. Een knelpunt dat hierbij genoemd wordt is het ondoorzichtige beleid van Kreato. Verder werken enkele gemeenten (Deurne, Asten, Someren) samen bij de ontwikkeling van een marktplaats, maar dit is op dit moment vooral nog overleg. Bij de marktplaats worden verschillende instellingen betrokken zoals de bibliotheek, musea, professionele kunstinstellingen en amateurkunstverenigingen om projecten te ontwikkelen ten behoeve van de schoolgaande jeugd. Enkele gemeenten werken samen met de bibliotheek. Deze samenwerking is gericht op de toekomstige rol van de bibliotheek als informatieverstrekker op het terrein van kunst en cultuur.
Gewenste rol met betrekking tot amateurkunstverenigingen Alle gemeenten willen hun huidige beleid continueren. Sommige gemeenten willen daarnaast hun rol uitbreiden. Twee gemeenten wensen geen andere rol dan de huidige. Deze gemeenten willen de huidige rol van afstandelijke voorwaardenschepper behouden en zich niet inhoudelijk mengen in het werk van de amateurkunstverenigingen. 'Mogelijk moet die rol in de toekomst zelfs meer beperkt worden gezien de gedwongen bezuinigingen. De amateurkunst is wel een belangrijke sector voor deze gemeente, mede gezien de grote aantallen inwoners die hieraan deelnemen. Maar door bezuinigingen en nieuwe ontwikkelen is men gedwongen de subsidie voor amateurkunstverenigingen te herijken,' aldus een beleidsmedewerker. Eén gemeente kan nog niet veel zeggen over de toekomstige rol die zij wenst te vervullen. Er is na de gemeenteraadsverkiezingen net een nieuwe gemeenteraad geformeerd die met een nieuw coalitieprogramma gaat komen waarin wellicht nieuwe plannen staan voor de amateurkunst. Men schat in dat meer de nadruk komt te liggen op het zelf faciliteren van de verenigingen via de muziekscholen. En in ieder geval zal er meer aandacht komen voor popbeleid.
20
AMATEURKUNSTVERENIGINGEN, GEMEENTEN EN CENTRA VOOR DE KUNSTEN
Eén gemeente vindt het beleid zoals het nu is incidenteel en niet overkoepelend, waardoor er kansen blijven liggen. Hierbij wordt gerefereerd aan de marktplaatsontwikkeling waar kansen voor amateurkunstverenigingen mogelijk benut kunnen worden. Eén gemeente wil de verenigingen in stand houden en steeds meer zoeken naar samenwerkingsverbanden en netwerken. Wat men leert op school, past men toe in de vrije tijd wat leidt tot een zinvolle tijdsbesteding die van nut is voor de maatschappij. Belangrijk hierbij is samenhang, een gewogen keuze en waar nodig prioriteiten. De gemeente wenst een link tussen binnensschoolse en buitenschoolse kunst, een relatie tussen onderwijs en verenigingen en een link met de lokale verenigingen; zodat kennis maken met kunst in de eigen omgeving geschiedt. Eén gemeente merkt op dat de amateurkunstverenigingen tegenwoordig tegen allerlei problemen aanlopen; hoe houd de vereniging de juiste uitdaging voor haar leden, wat te doen met consumptieve leden, hoe werken zij aan opbouw van de interne opleiding, hoe gaan zij om met kritische leden etc. Deze problematiek vraagt om specifieke ondersteuning. Verder is er volgens deze gemeente een tendens waar te nemen waarbij verenigingen steeds meer projectmatig gaan werken. Eén gemeente wil de sterke verenigingsstructuur behouden. In de toekomst heeft het behouden van een sterke verenigingsstructuur mogelijk meer impulsen nodig dan de gemeente op dit moment doet. Daarnaast streeft de beleidsmedewerker naar deregulering en meer eigen verantwoordelijkheid van de verenigingen. In de huidige subsidieverordening is subsidie voor verenigingen afhankelijk van het aantal leden. Dit is voor de verenigingen veel administratief werk. In de toekomst wil de gemeente naar een subsidie toe waaruit de waardering voor het bestaan van een vereniging spreekt ongeacht het aantal leden. De subsidieverordening van de gemeente betreft regelgeving op basis waarvan het subsidiebudget verdeeld wordt. Welke resultaten de gemeente de subsidie verwacht zijn niet uitgesproken. De beleidsmedewerker acht dit wel wenselijk. Het is moeilijk voor verenigingen om vrijwilligers te vinden en te behouden die de verenigingen goed kunnen besturen. De gemeente wil dit verbeteren en heeft hiertoe vrijwilligersbeleid geformuleerd.
21
AMATEURKUNSTVERENIGINGEN, GEMEENTEN EN CENTRA VOOR DE KUNSTEN
22
AMATEURKUNSTVERENIGINGEN, GEMEENTEN EN CENTRA VOOR DE KUNSTEN
3.
Analyse centra voor de kunsten en amateurkunst Er zijn vier ondersteunende centra in Weert en omgeving geïnterviewd. Allereerst de Academie voor Muziek en Dans in Weert, daarnaast Kreato in Thorn, de Vrije Akademie in Deurne en tot slot het Huis voor de Kunsten Limburg te Roermond.
Achtergrondinformatie Academie voor Muziek en Dans De academie verzorgt op dit moment kunsteducatie in de disciplines muziek en dans. Vanaf 1 september gaat de academie ook kunsteducatie verzorgen voor beeldend en drama en wordt het een centrum voor de kunsten. De Academie voor Muziek en Dans heeft ongeveer 80 medewerkers in dienst, verdeel over 45 fte. De Academie is een geprivatiseerde instelling. De volgende gemeenten behoren tot haar werkgebied: Asten, Cranendonck, Deurne, Heeze-Leende, Nederweert, Someren en Weert. De kerntaken van de Academie voor Muziek en Dans zijn: 1.
dienstverlening in de vorm van lessen op het gebied van muziek en dans
2.
verzorgen van cultuureducatief aanbod voor het primair onderwijs en het voortgezet onderwijs
3.
verzorgen van opleidingen voor amateurkunstverenigingen
4.
adviseren, faciliteren en ondersteunen van amateurkunstverenigingen
Kreato Kreato heeft een aanbod voor de disciplines beeldend, dans en muziek. Er werken ongeveer 80 werknemers, voor 35 fte. Het betreft een geprivatiseerde instelling die werkzaam is voor de gemeenten Echt-Susteren, Ambt-Montfort, Roerdalen, Maasbracht, Heel, Thorn, Hunsel, Heythuysen, Haelen, Roggel en Neer, Helden, Sevenum, Weert en Nederweert en Karken (D). De kerntaak van Kreato is het verzorgen van cursorisch kunsteducatief onderwijs in het binnen- en buitenschoolse traject.
Vrije Academie Deurne De Vrije Academie verzorgt aanbod voor de disciplines beeldend, fotografie en drama. De instelling is een stichting die werkt met vrijwilligers en heeft geen medewerkers in dienst. Het bestuur bestaat uit 5 vrijwilligers en er zijn 12 vrij gevestigde kunstenaars die lessen voor volwassenen en kinderen verzorgen. Het werkgebied van de Vrije Academie betreft de gemeenten Deurne, Asten en Someren. Het doel van de Vrije Akademie is het bevorderen van de persoonlijke en maatschappelijke vorming van kinderen, jongeren en volwassenen door middel van activiteiten en ontwikkelingen op het gebied van de kunst (educatie) en de cultuur (participatie). De Vrije Akademie probeert dit doel te verwezenlijken door voorzieningen en faciliteiten tot stand te brengen en te exploiteren en deze ter beschikking te stellen aan kunstenaars voor het verzorgen van cursussen die passen binnen de doelstelling.
23
AMATEURKUNSTVERENIGINGEN, GEMEENTEN EN CENTRA VOOR DE KUNSTEN
Huis voor de Kunsten Limburg Het Huis voert werkzaamheden uit voor alle kunstdisciplines. Het Huis voor de Kunsten is een provinciale instelling. De provincie Limburg draagt zorg voor 95% van de kosten, de rest is eigen inkomsten. Er zijn op dit moment 22 werknemers, voor 19,7 fte. Het werkgebied is de provincie Limburg. Gemeenten in de provincie Noord-Brabant behoren niet tot het werkgebied. Het Huis voor de Kunsten is een provinciale organisatie die erop gericht is het amateurkunstenveld te ondersteunen. Het gaat om ondersteuning van amateur- tot semi-professionele kunstbeoefenaars in de provincie Limburg. Het Huis is in hoofdzaak een dienstverlenende organisatie die voor en met 35 koepelorganisaties werkt, zoals de Federatie van Limburgse Mandoline Verenigingen, de Federatie voor Amateur Symfonie Orkesten en nog vele anderen, en voor individuele amateurkunstverenigingen. Het huis verricht werkzaamheden op de volgende terreinen: –
financiële diensten
–
beleidsmatige diensten
–
secretariële diensten
–
organisatorische diensten
–
publicitaire diensten
–
netwerkdiensten.
Het Huis levert een breed scala aan ondersteunende diensten, van cursussen amateur-regie, grime, decorbouw, jurering tot het afnemen van examens voor unisono. Het Huis speelt ook in op specifieke vragen van amateurkunstverenigingen. Ter illustratie zijn de werkgebieden van de verschillende instellingen weergegeven in afbeelding 1 op de volgende pagina.
24
AMATEURKUNSTVERENIGINGEN, GEMEENTEN EN CENTRA VOOR DE KUNSTEN
Afbeelding 1 Werkgebieden
25
AMATEURKUNSTVERENIGINGEN, GEMEENTEN EN CENTRA VOOR DE KUNSTEN
Huidige rol met betrekking tot amateurkunstverenigingen De Academie voor Muziek en Dans richt zich op het opleiden van leden van de verenigingen en adviseert daarnaast in kleine mate verenigingen. De AMD is tevreden over deze werkzaamheden maar zou ze wel graag uit willen breiden. Zij denkt bijvoorbeeld aan uitbreiding van de advisering aan verenigingen. Op dit moment geeft zij vooral advies over de werving van nieuwe leden en muzikale/samenspel structuur van de vereniging. De kosten van de werkzaamheden worden gedragen door de gemeenten en de verenigingen/leden zelf. Kreato richt zich op professionalisering/deskundigheidsbevordering, gezamenlijke ontwikkeling van projecten, advisering, algemene ondersteuning, initiëring van vernieuwing, lessen en het bevorderen van netwerken voor hafabra muziekverenigingen. Kreato is hier tevreden over maar is wel zoekende naar een andere benadering voor jongeren. Gemeenten dan wel cursisten/verenigingen dragen zorg voor de kosten. De AMD en Kreato zijn beide tevreden over de opleiding die zij leden van amateurkunstverenigingen bieden, maar achten het wel noodzakelijk in te blijven spelen op actuele ontwikkelingen en wensen van onder andere de jongeren. De Vrije Akademie Deurne voert nog geen werkzaamheden uit voor amateurkunstverenigingen. De dramalessen worden sinds twee jaar via de stichting Vrije Akademie Deurne aangeboden. Op incidentele basis heeft de betreffende docent wel contact gehad met een locale toneelvereniging in Deurne. Het Huis voor de Kunsten Limburg is een ondersteunende instelling die diverse werkzaamheden uitvoert voor amateurkunstverenigingen. Dit loopt van het uitvoeren van een mailing tot het organiseren van een amateurkunstfestival. Het Huis probeert steeds meer maatwerk te leveren. De provincie draagt een groot gedeelte van de kosten van de dienstverlening van het Huis. Er wordt wel een eigen bijdrage van verenigingen/leden gevraagd voor het bijwonen van cursussen.
Samenwerking met andere organisaties De AMD werkt niet samen met andere instellingen ten behoeven van amateurkunstverenigingen. De AMD zou wel graag willen samenwerken met het Huis voor de Kunsten Limburg en Unisono. Kreato en de Vrije Akademie Deurne werken evenmin samen met andere instellingen ten behoeve van amateurkunstverenigingen. Kreato werkt niet samen omdat men vindt dat samenwerking een meerwaarde moet hebben waaraan beide partijen voordeel hebben. Tot op heden is in onvoldoende mate sprake van een vertrouwensbasis tussen belangen van Kreato en andere organisaties/instellingen in- en buiten het werkgebied. Het Huis voor de Kunsten werkt samen met ongeveer alle culturele instellingen en gemeenten in de provincie Limburg, maar ook met commerciële instellingen. De samenwerking is heel divers, er worden gezamenlijke projecten geïnitieerd, activiteiten, stages, onderzoeken en producties uitgevoerd en netwerken gevormd. Op alle terreinen waar het inhoudelijk nodig is, wordt samengewerkt.
26
AMATEURKUNSTVERENIGINGEN, GEMEENTEN EN CENTRA VOOR DE KUNSTEN
Gewenste rol met betrekking tot amateurkunstverenigingen In de toekomst wenst de Academie voor Muziek en Dans de volgende dienstverlening te ontwikkelen voor amateurkunstverenigingen: 1.
Ten aanzien van de opleiding van leden wil de AMD in blijven spelen op nieuwe ontwikkelingen rond amateurkunstverenigingen en de opleiding blijven aanpassen aan de wensen van de leerlingen.
2.
Uitbreiding van de advies-, ondersteunings- en faciliteringstaken voor de amateurkunstverenigingen. Dit is nu vooral gericht op de hafabraverenigingen.
De AMD wil graag samenwerken met het Huis voor de kunsten Limburg en Unisono. De AMD zou graag zien dat deze partijen zich meer gaan richten op advisering, projecten, facilitering en kadertrainingen. Kreato wil in de toekomst de kwaliteit verbeteren door goede cursussen te bieden en dit aanbod ook uitbreiden naar andere disciplines. Men wil de samenwerking met de muziekverenigingen op deze manier voortzetten. Hiervoor wil men financiën zoeken en draagvlak creëren bij amateurkunstverenigingen en gemeenten. Kreato wil de verenigingen stimuleren hun leerlingenbeleid professioneel aan te pakken, Kreato kan daarbij adviseren. Verder wenst Kreato dat betrokken instellingen op een collegiale manier samenwerken. De Vrije Akademie Deurne wil kinderen de kans geven in aanraking te komen met verschillende kunstvormen. Dit is geen andere rol dan de rol die de Vrije Akademie nu vervult. De Vrije Akademie is niet op zoek naar samenwerking met andere organisaties ten behoeve van amateurkunstverenigingen. De Vrije Akademie verwacht dat de behoefte aan nieuwe leden voor de amateurkunstverenigingen hen in de toekomst zal dwingen samenwerking te zoeken met instellingen die lessen aanbieden in hun discipline aan potentiële nieuwe leden. Het Huis voor de Kunsten is tevreden met de rol die zij nu hebben; zij zien zichzelf als een spin in het web van de amateur- en semi-professionele kunsten in Limburg. Het Huis wenst dan ook geen andere rol, maar alleen een uitbouw van die rol. Het verwacht dat de samenwerking met de partners alleen maar intensiever zal worden. Bovendien vindt het Huis dat er een betere verbinding moet komen tussen binnensschoolse en buitenschoolse kunsteducatie. Ondersteunende instellingen moeten beter aansluiten op de vraag van de verenigingen. De lokale centra en muziekscholen zouden hun werkwijze moeten herzien en meer aansluiten op de vraag vanuit het veld.
27
AMATEURKUNSTVERENIGINGEN, GEMEENTEN EN CENTRA VOOR DE KUNSTEN
28
AMATEURKUNSTVERENIGINGEN, GEMEENTEN EN CENTRA VOOR DE KUNSTEN
4.
Discussiepunten uit bijeenkomst in Weert Vrijdag 23 juni 2006 van 14.30 tot 16.00 uur. Herkennen de aanwezige amateurkunstverenigingen de resultaten uit het onderzoek? 'Nee, niet zo erg', merkt één van de aanwezige verenigingen op. 'Ik ben eigenlijk verbaasd over de resultaten. Onze harmonievereniging heeft vooral ondersteuning nodig bij maken en formuleren van beleid. Wat zijn je doelen in de toekomst en hoe probeer je die te bereiken? Dit gebeurt nog te weinig; verenigingen zijn vooral ad hoc bezig.
De afhakende jeugd Een amateurkunstvereniging vertelt: 'Het bestuur wil de jeugd graag bij de vereniging behouden, maar als ze een bepaalde leeftijd krijgen, zo rond de 16, 17 jaar, haken ze af.' Verenigingen hebben moeite met het behouden van hun jeugdleden. Gangbare verklaringen hiervoor zijn dat de jongeren het verenigingsleven niet meer spannend vinden. Het interessante is eraf en de muziek is te moeilijk. Maar, vraagt één van de verenigingen zich af: 'Hebben wij wel een goed beeld waarom leden afhaken? Er bestaat een algemeen beeld waarom de jeugd ermee stopt, maar eigenlijk zou dit veel beter uitgezocht moeten worden. Wordt er wel aan de afhakende jeugd gevraagd waaróm ze het niet meer interessant vinden?’ Veel verenigingen doen aan 'windowdressing', houden de schone schijn een beetje op en kijken niet wezenlijk naar de eigen vereniging. Nu pas beginnen verenigingen zich af te vragen; waar zijn we mee bezig en wat willen we? Er dreigt een tweespalt te ontstaan; enerzijds de verengingen die willen vernieuwen en de jeugd wil behouden, anderzijds de verenigingen die vast houden aan traditie. Veel verenigingen praten hierover te vaak met de verkeerde doelgroepen; praat met de jeugd en vraag hun naar hun wensen. Bovendien moet ook rekening gehouden worden met de heterogeniteit van ‘jongeren’: de ene jongere is de andere niet. Verenigingen zouden daarbij na kunnen denken over mogelijke leerlijnen? Is die breed of diep? Een getalenteerd kind vraagt andere aandacht dan een gemiddeld kind. Een andere vraag die verenigingen zich kunnen stellen is of zij het aanbod breed houden of de diepte ingaan? Je zou bijvoorbeeld ook meerdere richtingen binnen de muziek aan kunnen bieden.
Opleiders en docenten Een harmonie voorziet in de toekomst een krapte van opleiders voor verenigingen. Zijn harmonie besteedt de opleiding van de eigen leden voor de helft uit aan Kreato, de andere helft van de leden wordt intern opgeleidt. Dit is noodgedwongen omdat er steeds minder opleiders van de Conservatoria komen. Hij voorspelt dat er over een aantal jaren geen opleiders meer zijn. Een vereniging vindt dat er te weinig aanbod van kwalitatief goede docenten is en bij externe opleiders is toch vaak te weinig stabiliteit. Zij vertrekken binnen een aantal jaren weer, daarom leidt de vereniging ook zelf leden op. De veranderde systematiek binnen de muziekschool heeft – volgens deze harmonie - ook bijgedragen aan de veranderingen in opleiden van de verenigingsleden. Hiermee doelt hij op de kwaliteit, algemene veranderingen zoals methodieken van muziekscholen, en beperkte beschikbaarheid van docenten voor bijzondere instrumenten. Docenten zijn nog niet in voldoende mate toegerust om breed en diep op te leiden.
29
AMATEURKUNSTVERENIGINGEN, GEMEENTEN EN CENTRA VOOR DE KUNSTEN
Subsidiëring Een ander knelpunt dat deze harmonie signaleert heeft te maken met de subsidiering van betrokken gemeenten. Door gemeentelijke herindelingen en door de wijze van subsidiëren (lessen worden bij de instellingen gesubsidieerd en niet direct bij de verenigingen) vallen sommige verenigingen buiten de boot terwijl andere wel subsidie of lessen ontvangen.
Positionering Vragen die spelen binnen de vereniging zijn: Hoe leidt je mensen op en met welk doel? Richt je je op deelname aan concoursen of wil je een breder programma? Hoe wil je je in je gemeenschap profileren? Alleen serenades aan gouden bruidsparen of een breder aanbod?’ Het betreft veel vragen voor de toekomst. Goede en deskundige ondersteuning is daarbij noodzaak. De aanwezigen vinden dat verenigingen beter moeten nadenken over hun positionering. Als een vereniging een duidelijke positie inneemt zullen de gevreesde problemen haar minder parten spelen. Wil je veel jeugdleden? Dan moet je bij het onderwijs zijn. Wil je een topopleiding? Dan moet contact zoeken met docenten of instellingen die dat kunnen bieden. Ook het sociale aspect is belangrijk. Door een duidelijke positie te kiezen krijg je mensen betrokken bij het verenigingsleven. Verenigingen moeten zélf hun doelstellingen bepalen. 'Vraag je als vereniging af: Waartoe zijn we hier met zijn allen en waar willen we naartoe. Wat is de positie van de vereniging over vijf jaar? Is het alleen een orkest? Of is er ook een binding met maatschappij en jongere leden.’ In dat laatste geval verwachten verenigingen wel dat de gemeente financieel bijspringt. De vragen over positionering gaan om de continuïteit, het bestaansrecht van de verenigingen.
Imagoprobleem De aanwezigen zijn het er over eens: de amateurkunstverenigingen kampen met een imagoprobleem. De eerste stap voor de verenigingen is daarom zich hier bewust van te worden. Pas daarna kun je aan oplossingen gaan denken. De basis van het probleem, volgens één van de aanwezigen, is betaalbaarheid. 'Hoeveel mensen en geld zit er nu in de branche en hoe ziet dat er over vijf jaar uit?' Dit alles heeft te maken met de nutswaarde en de omgeving. Het is een kwestie van vraag en aanbod: roepen dat je vindt dat je moet bestaan is niet geldig. Kleed het imagoverhaal uit, dan krijg je een sterkte-zwakte analyse van de vereniging die in beeld brengt waar je heen gaat. Door je goed te positioneren lost het imagoprobleem zich vanzelf op. Een andere kant van het probleem is dat de behoefte waarin verenigingen voorzien hun bestaansrecht bepalen. Het bestuur bepaalt hoe in die behoefte wordt voorzien. Het bestuur staat echter vaak te ver af van de dagelijkse gang van zaken en de behoeften. Het zittende bestuur kan wellicht dus niet voorzien in het oplossen van het imagoprobleem omdat zij mogelijk minder open staan voor nieuwe ontwikkelingen. Externe deskundigen kunnen ingeslopen ideeën beter doorbreken. Verenigingen hebben dan ook behoefte aan advies en ondersteuning bij het formuleren van hun doelstellingen en het imago dat zij uit willen dragen.
30
AMATEURKUNSTVERENIGINGEN, GEMEENTEN EN CENTRA VOOR DE KUNSTEN
Rol partijen Welke partijen zouden de verenigingen kunnen ondersteunen bij hun zoektocht naar oplossingen voor de (verwachte) problemen? De aanwezigen vinden dat de Limburgse Bond van Muziekgezelschappen in ieder geval de discussie moet aanzwengelen. Maar zij suggereren ook om te kijken naar andere sectoren, bijvoorbeeld sport, omdat daar zij daar veel van kunnen leren. De aanwezigen zien ook een rol weggelegd voor Unisono als landelijk platform voor amateurkunst. Het Centrum voor de Kunsten kan fungeren als spiegel voor de amateurkunstverenigingen. Op de vraag wat kunnen gemeenten doen stellen de aanwezigen dat die zich er niet mee moeten bemoeien. Zij vinden dat waardering belangrijk is in de vorm van subsidie zodat ook het financiële deel uit het beleidsplan gerealiseerd kan worden.
31
AMATEURKUNSTVERENIGINGEN, GEMEENTEN EN CENTRA VOOR DE KUNSTEN
32
AMATEURKUNSTVERENIGINGEN, GEMEENTEN EN CENTRA VOOR DE KUNSTEN
5.
Om over na te denken De analyse van enquêtes en interviews riepen vragen op die in de nog volgende inventarisaties aan de orde worden gesteld. Daarnaast overweegt Cultuurnetwerk Nederland deze kwesties bij het ontwikkelen van toekomstmodellen voor de verschillende actoren. In dit hoofdstuk staan de verschillende vragen opgesomd. Wie doet wat? –
Welke partner zou onder welke voorwaarden financiële ondersteuning / bemiddeling; materiële ondersteuning / bemiddeling; informatie over publiciteit, communicatie, ledenwerving; adviezen over bestuur / deskundigheidsbevordering bestuur en deskundigheidsbevordering leden kunnen / mogen / moeten geven?
–
Welke (inhoudelijke) rol zou een gemeente en/of een Centrum voor de Kunsten moeten spelen, naast of in de plaats van randvoorwaarden scheppend en financieel ondersteunend?
–
Moeten alle Centra voor de Kunsten in de toekomst werkzaamheden gaan verrichten voor amateurkunstverenigingen?
–
Maatwerk leveren is mooi maar gaat dit niet ten koste van de kwaliteit? Is er nog sprake van innovatie en initiëring van nieuwe projecten als alleen wordt gereageerd op – incidentele - vragen uit het veld?
–
Er lijkt een 'gevecht' gaande vanuit de Centra voor de Kunsten om de verenigingen én het bijbehorende geld van gemeenten. Wordt hierbij wel uitgegaan van de behoeften van de verenigingen en niet alleen van het bestaansrecht van de eigen instellingen.
–
Kleinere gemeenten voeren geen inhoudelijk beleid maar hebben alleen een subsidieverordening. Is er binnen kleinere gemeenten geen behoefte aan inhoudelijk beleid? Of is er geen tijd voor? Aan welke voorwaarden zou inhoudelijk beleid moeten voldoen? Hoe kan je binnen je eigen gemeente meer sturen (en hoe overtuig je de wethouder van je plannen)?
Financieel –
Hoe kan worden voorkomen dat nog meer bezuinigd wordt op amateurkunst?
–
Hoe ervaren de amateurkunstverenigingen het gegeven dat Centra voor de Kunsten door de gemeenten betaald worden om lessen voor leden te verzorgen?
Opleiding leden
-
Hafabra-verenigingen richten zich vooral op concoursen en willen dat leerlingen op een zo hoog mogelijk niveau opgeleid worden. Daardoor is er alleen aandacht voor verdieping en niet voor verbreding. Sluit het aanbod en de vorm wel aan bij de wensen van potentiële nieuwe leden?
-
31 van de 62 verenigingen leiden geen leden op. 18 verenigingen leiden leden zelf op. 11 verenigingen besteden de opleiding uit. Waarmee hangt de keuze wel/niet opleiden en wel/niet uitbesteden samen?
Samenwerken –
Waarom werken de Centra voor de Kunsten onderling niet samen? Is er sprake van concurrentie? Is er angst voor een monopolypositie van één van de instellingen? Hoe zou men kunnen samenwerken zodat er wel sprake is van een meerwaarde? Zou er ook sprake kunnen zijn van een meerwaarde voor de verenigingen?
33
AMATEURKUNSTVERENIGINGEN, GEMEENTEN EN CENTRA VOOR DE KUNSTEN
–
Wat kan men leren van de wijze van samenwerken van het Huis voor de Kunsten Limburg? Is het goed om veel diverse contacten te hebben, of is er meer behoefte aan enkele hechte relaties?
–
Er lijkt weinig eigenheid en originaliteit te bestaan tussen de gemeenten. Is er niet meer behoefte aan een eigen stempel? Zijn er niet meer culturele instellingen waarmee samengewerkt kan worden? En als er dan zoveel overeenkomsten zijn tussen de gemeenten kan hiervan dan geen gebruik worden gemaakt? Bv. Gezamenlijke uitvoering van de subsidieverordening kan wellicht zorgen voor efficiency en misschien zelfs wat ruimte in het budget voor innovatie?
–
Wat kan een netwerk van amateurkunstverenigingen betekenen? Is het wenselijk dat er een dergelijk netwerk komt? En door wie zou dat netwerk dan getrokken moeten worden?
–
Alle centra voor de kunsten in de regio zouden moeten samenwerken opdat er voor de verenigingen maximale meerwaarde te realiseren is
–
Wat weerhoudt verenigingen van samenwerken op allerlei terreinen?
Toekomstgericht –
Hoe gaan verenigingen om met nieuwe ontwikkelingen; hoe kunnen gemeenten hen daarbij helpen?
–
Welke verbindingen kunnen er gelegd worden tussen amateurkunstverenigingen en het basis- en voortgezet onderwijs en aan verbinding tussen binnen- en buitenschoolse kunsteducatie? Wat zou dit voor de amateurkunstverenigingen kunnen betekenen, bijvoorbeeld om (dreigende) bezuinigingen te voorkomen?
34
AMATEURKUNSTVERENIGINGEN, GEMEENTEN EN CENTRA VOOR DE KUNSTEN
Bijlage 1: tabellen en grafieken Andere woonplaatsen van leden amateurkunstverenigingen Aarderixtel / Lieshout / Helmond / Waalre
1
America (Horst)
1
Baexem / Heythuysen
1
Bakel / Milheeze / Vlierden
1
België
2
Eindhoven / Nuenen / Geldrop
1
Eindhoven / Valkenswaard
1
Geldrop / België
1
Helden / Meyel / Molenbeersel (België)
1
Helmond / Volkel
1
Heythuysen / België
1
Hunsel
2
Hunsel / Thorn / België
1
Kelpen-Oler / Baexem
1
Lierop / Helmond
1
Liessel
2
Meyel
1
Mierlo / Helmond
1
Mierlo / Velden / Son & Breugel / Nuenen / Geldrop
1
Ommel, Helmond
1
Ospel
2
Ospel / Heythuijsen / Roermond
1
Sevenum / Heythuysen
1
Thorn
1
Veldhoven, Nijmegen, Eindhoven, Aarle-Rixtel
1
Wessem / Panningen
1
Toelichting samenwerking categorie ‘anders’ Samenwerking met AK
Concerten Gezamenlijke uitvoering Optreden/concert Voorstelling
Samenwerking met gemeente(n)
Dag van het dark Vakantiepas
Samenwerking Huis voor de Kunsten
Reguliere contacten
Samenwerking Landelijke koepels
reguliere contacten
Samenwerking Onderwijsinstellingen
kosteloos/vrijwillig
Samenwerking andere instellingen
Geef vaker op scholen les met thema's zoals: bestrijding racisme en
Missing
Muziekles door AMD multiculturele samenleving Theater op locatie
35
AMATEURKUNSTVERENIGINGEN, GEMEENTEN EN CENTRA VOOR DE KUNSTEN
Suggesties voor realiseren wensen meer belangstelling gemeente milder beleid voor wat betreft subsidie vanuit gemeente en rijksbegroting tijdig op de hoogte worden gebracht van beleidswijzigingen communicatie vanuit gemeente uitvoering beleid moet gebeuren in overleg met betrokken organisaties bladmuziek (ev. bibliotheek voor bladmuziek)
36
AMATEURKUNSTVERENIGINGEN, GEMEENTEN EN CENTRA VOOR DE KUNSTEN
37
AMATEURKUNSTVERENIGINGEN, GEMEENTEN EN CENTRA VOOR DE KUNSTEN
Colofon Amateurkunstverenigingen, gemeenten en Centra voor de Kunsten; deelrapport Weert is een uitgave van Cultuurnetwerk Nederland. De inventarisatie wordt medegefinancierd door het Sociaal Fonds Kunstzinnige Vorming en De Kunstconnectie/VKV. Projectuitvoering en teksten Judith Lieftink, Josefiene Poll, Marlies Tal, Kirsten Vogd en Paul Vogelezang
Cultuurnetwerk Nederland Ganzenmarkt 6 Postbus 61 3500 AB Utrecht Telefoon 030-236 12 00 Fax 030-236 12 90 E-mail
[email protected] Internet www.cultuurnetwerk.org
39
AMATEURKUNSTVERENIGINGEN, GEMEENTEN EN CENTRA VOOR DE KUNSTEN