Hogeschool voor de Kunsten Utrecht Opleiding: Croho: Varianten:
Docent Beeldende Kunst & Vormgeving, hbo-bachelor; 39100 voltijd en deeltijd
Visitatiedatum: 11 september 2007
© Netherlands Quality Agency (NQA) Utrecht, december 2007
2/55
© NQA - visitatie Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, hbo-bacheloropleiding DBKV (vt/dt)
Inhoud Inhoud
3
Deel A: Onderwerpen 1.1 Voorwoord 1.2 Inleiding 1.3 Werkwijze 1.4 Oordeelsvorming 1.5 Oordelen per facet en onderwerp
5 7 7 8 10 11
Deel B: Facetten Onderwerp 1 Onderwerp 2 Onderwerp 3 Onderwerp 4 Onderwerp 5 Onderwerp 6
13 15 19 30 34 36 40
Deel C: Bijlagen Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 4: Bijlage 5:
Doelstelling van de opleiding Programma Inzet van personeel Voorzieningen Interne kwaliteitszorg Resultaten
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden Deskundigheden panelleden Bezoekprogramma Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal Domeinspecifieke competenties
© NQA - visitatie Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, hbo-bacheloropleiding DBKV (vt/dt)
43 44 49 53 54 55
3/55
4/55
© NQA - visitatie Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, hbo-bacheloropleiding DBKV (vt/dt)
Deel A: Onderwerpen
© NQA - visitatie Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, hbo-bacheloropleiding DBKV (vt/dt)
5/55
6/55
© NQA - visitatie Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, hbo-bacheloropleiding DBKV (vt/dt)
1.1
Voorwoord
Dit rapport is het verslag van het panel dat in opdracht van NQA de opleiding Docent Beeldende Kunst en Vormgeving (DBKV) van de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht heeft onderzocht. Het beschrijft de werkwijze, de bevindingen en de conclusies. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in het kader van de accreditatie van hogere beroepsopleidingen. Het onderzoek is begonnen in augustus 2007, toen het zelfevaluatierapport bij NQA is aangeleverd. Als onderdeel van het onderzoek heeft het panel de opleiding gevisiteerd op 11 september 2007. Het panel bestond uit: Mevrouw M.J. (Marjo) van Hoorn (voorzitter, domeinpanellid); De heer R.A. (Rob) van der Sloot (domeinpanellid); De heer drs. F.J. (Florentijn) van Panhuis (studentpanellid); De heer drs. R.V. (Remco) van der Dussen (NQA-auditor). Dit panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document Protocol ter beoordeling van de werkwijze van visiterende en beoordelende instanties van de NVAO (22 augustus 2005). Het panel beschikt over relevante werkvelddeskundigheid en over vakdeskundigheid. Onder vakdeskundigheid wordt verstaan het vertrouwd zijn met de meest recente ontwikkelingen en vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op het niveau/oriëntatie van de te beoordelen opleiding. Daarnaast beschikt het panel over onderwijsdeskundigheid, studentgebonden deskundigheid en visitatiedeskundigheid (zie bijlage 2). Het rapport bestaat uit drie delen: Deel A: een hoofdrapport, het Onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken met daarbij de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om oordelen in de gradatie positief/negatief. Tevens wordt hier het eindoordeel geformuleerd. Deel B: een Facetrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan uit van de vierpuntsschaal (onvoldoende, voldoende, goed en excellent) conform het voorschrift van de NVAO. Uitzondering hierop is facet 2.6, als gevolg van aanvullende instructies van de NVAO wordt hier het oordeel voldaan of niet voldaan gegeven. Dit Facetrapport vormt de basis van het Onderwerprapport. Deel C: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen. 1.2
Inleiding
De Hogeschool voor de Kunsten (HKU) is in 1987 ontstaan uit een fusie tussen de Academie voor Beeldende Kunsten, het Utrechts Conservatorium, de Academie voor Expressie door Woord en Gebaar, het Nederlands Kerkinstituut en de Nederlandse Beiaardschool. In 1989 werd een nieuwe faculteit aan de HKU toegevoegd, de Faculteit Kunst, Media & Technologie. In 1990 is de Interfaculteit, de huidige Faculteit Kunst en Economie, opgericht.
© NQA - visitatie Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, hbo-bacheloropleiding DBKV (vt/dt)
7/55
Anno 2007 is de HKU met circa 3500 studenten en aanbod van voor-, bachelor- en masteropleidingen en postacademische opleidingen en cursussen één van de grootste op kunst en cultuur gerichte opleidingsinstituten in Europa. De HKU biedt opleidingen op het gebied van autonome beeldende kunst, vormgeving, muziek, theater, kunst en techniek, kunst en economie en kunst en educatie. Blijkens het Jaarverslag 2006 had de HKU in dat jaar 564 medewerkers in dienst met een totale inzet van 310,2 fte. Wat betreft aantallen gaat het om 333 onderwijzend en 231 onderwijsondersteunende medewerkers. De HKU telt vijf faculteiten die het onderwijs verzorgen: de Faculteit Beeldende Kunst en Vormgeving, de Faculteit Kunst, Media & Technologie, het Utrechts Conservatorium/Faculteit Muziek, de Faculteit Theater en de Faculteit Kunst en Economie. De faculteiten kennen elk een eigen bestuur en medezeggenschapsraad (FMR). De opleiding DBKV valt onder de Faculteit Beeldende Kunst en Vormgeving. Aan de faculteit worden ook opleidingen op het gebied van de Autonome Beeldende Kunst, Vormgeving en Kunst & Economie aangeboden. Op het moment van visiteren studeren er 146 studenten aan de opleiding DBKV, daarnaast zijn er 6 buitenlandse studenten die de opleiding volgen. De opleiding heeft 52 eerstejaars. De opleiding is gehuisvest op de Ina Boudier Bakkerlaan in Utrecht. 1.3
Werkwijze
Generieke audit In het kader van de visitatie van de te accrediteren opleidingen van de HKU heeft op 4 juli 2007 een zogenoemde generieke audit plaats gehad. De audit richtte zich op de onderwerpen: personeel, voorzieningen en kwaliteitszorg voor zover die op concernniveau gestalte krijgen. De audit, die plaatsvond in Utrecht bestond uit een materiaalbestudering en een gesprek, en had als uitgangspunt het Zelfevaluatierapport Generieke Audit met als bijlage het jaarverslag 2006. Bij het gesprek waren betrokken: Namens de HKU: De heer A. Wisman, voorzitter College van Bestuur; De heer E. Benders, voorzitter bestuur Faculteit Beeldende Kunst en Vormgeving; Mevrouw K. De Vreede, plv. voorzitter bestuur Faculteit Theater; De heer W.J. Renger, plv. voorzitter bestuur Faculteit Kunst, Media en Technologie. Namens NQA: De heer drs. J.H. Boerke (accountmanager HKU); Mevrouw drs. P. Göbel (senior auditor). De rapportage van deze generieke audit is input voor de panels van de afzonderlijke opleidingen. Deze panels geven het oordeel per facet van de onderwerpen die in de generieke audit zijn onderzocht. Zij baseren zich op de rapportage van de generieke audit en
8/55
© NQA - visitatie Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, hbo-bacheloropleiding DBKV (vt/dt)
de eigen observaties. De rapportage van de generieke audit is voorgelegd aan de ABKV ter controle op feitelijke onjuistheden. Beoordeling op opleidingsniveau De beoordeling van de opleiding door het panel verliep volgens de werkwijze zoals die is neergelegd in het Beoordelingsprotocol van NQA. Deze werkwijze wordt hieronder beschreven. Het onderzoek vond plaats op basis van het domeinspecifieke referentiekader dat voor de opleiding geldt (zie facet 1.1). NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het eigenlijke bezoek door het panel en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase. De voorbereidingsfase Allereerst heeft een NQA-auditor het zelfevaluatierapport gecontroleerd op kwaliteit en compleetheid (de validatie) en daarmee op bruikbaarheid voor de visitatie. Vervolgens bereidden de panelleden zich in de periode augustus 2007 inhoudelijk voor op het bezoek 11 september 2007. Zij bestudeerden het zelfevaluatierapport (en bijlagen), formuleerden in een beoordelingsformat hun voorlopige oordelen op basis van argumenten en zij formuleerden vraagpunten. Zij gaven hun bevindingen door aan de NQA-auditor. Op basis van een overzicht van voorlopige oordelen inventariseerde de NQA-auditor tenslotte kernpunten en prioriteiten voor materialenonderzoek en gesprekken. Tijdens een voorbereidende vergadering, dat 29 augustus 2007 plaatvond, is het bezoek door het panel voorbereid. De opleiding heeft in haar zelfevaluatierapport kenbaar gemaakt voor welk domeinspecifiek referentiekader zij kiest. De NQA-auditor heeft met de domeindeskundigen in het panel bekeken of sprake is van adequate domeinspecifieke doelstellingen, of dat nadere aanvulling dan wel nadere specificatie nodig is. In het facetrapport is aangegeven op welke landelijke beroeps- en opleidingsprofielen het domeinspecifieke kader (en het opleidingsprogramma) is gebaseerd. Het bezoek door het panel NQA heeft een bezoekprogramma ontwikkeld voor de (dag-)indeling van het bezoek door het panel dat is aangepast aan de specifieke situatie van de opleiding (bijlage 3). Er vonden gesprekken plaats met het opleidingsmanagement, docenten, studenten, afgestudeerden en met werkveldvertegenwoordigers. Aan het begin en tijdens het bezoek heeft het panel ter inzage gevraagd materiaal bestudeerd. Tussen de gesprekken door heeft het panel ruimte ingelast om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen-)oordelen. De bevindingen zijn door de panelleden beargumenteerd. Aan het einde van het bezoek heeft de voorzitter een mondelinge terugkoppeling gegeven van enkele indrukken en ervaringen van het panel, zonder expliciete oordelen uit te spreken.
© NQA - visitatie Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, hbo-bacheloropleiding DBKV (vt/dt)
9/55
De fase van rapporteren Door NQA is, op basis van de bevindingen van het panel, een tweeledige rapportage opgesteld, bestaande uit een facetrapport en een onderwerprapport, waarin de kwaliteit van de opleiding is beoordeeld. Met dit rapport kan de opleiding accreditatie aanvragen bij de NVAO. De opleiding heeft in oktober 2007 een concept van het Facetrapport (deel B) voor een controle op feitelijke onjuistheden ontvangen. Naar aanleiding daarvan zijn enkele wijzigingen aangebracht. In het Onderwerprapport (deel A) wordt door NQA een oordeel op de onderwerpen en op de opleiding als geheel gegeven. Dit rapport is in november 2007 voor een controle op feitelijke onjuistheden aan de opleiding voorgelegd. Het definitieve rapport is door het panel vastgesteld in december 2007. Het visitatierapport is uiteindelijk in december 2007 ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO. 1.4
Oordeelsvorming
In dit hoofdstuk wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van weging van de facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels zoals die door de NQA in het Beoordelingsprotocol zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in de notitie Handreiking voor oordeelsvorming een belangrijke rol. Tevens is bij de beoordeling rekening gehouden met accenten die de opleiding eventueel legt, het domeinspecifieke kader en een vergelijking met andere relevante opleidingen op een aantal aspecten. Het eindoordeel is voorzien van een aanvullende tekst als sprake is van: weging van de oordelen op facetniveau; benchmarking; generieke bevindingen die het facetniveau overschrijden; bepaalde accenten respectievelijk best practices . In de oordelen per onderwerp wordt steeds een herhaling gegeven van de oordelen op de facetten gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De (uitgebreide) argumentatie is te vinden in het facetrapport.
10/55
© NQA - visitatie Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, hbo-bacheloropleiding DBKV (vt/dt)
1.5
Oordelen per facet en onderwerp
Totaaloverzicht van oordelen op facet- en onderwerpniveau Onderwerp/Facet Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding 1.1 Domeinspecifieke eisen 1.2 Niveau bachelor 1.3 Oriëntatie HBO-bachelor Totaal oordeel Onderwerp 2 Programma 2.1 Eisen HBO 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma 2.3 Samenhang in het opleidingsprogramma 2.4 Studielast 2.5 Instroom 2.6 Duur 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud 2.8 Beoordeling en toetsing Totaal oordeel Onderwerp 3 Inzet van personeel 3.1 Eisen HBO 3.2 Kwantiteit personeel 3.3 Kwaliteit personeel Totaal oordeel Onderwerp 4 Voorzieningen 4.1 materiele voorzieningen 4.2 Studiebegeleiding Totaal oordeel Onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg 5.1 Evaluatie resultaten 5.2 Maatregelen tot verbetering 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld Totaal oordeel Onderwerp 6 Resultaten 6.1 Gerealiseerd niveau 6.2 Onderwijsrendement Totaal oordeel
DBKV Voltijd
DBKV Deeltijd
Goed Goed Goed Positief
Goed Goed Goed Positief
Voldoende Goed Goed Goed Goed Voldaan Goed Voldoende Positief
Voldoende Goed Goed Goed Goed Voldaan Goed Voldoende Positief
Goed Voldoende Goed Positief
Goed Voldoende Goed Positief
Goed Goed Positief
Goed Goed Positief
Voldoende Goed
Voldoende Goed
Voldoende Positief
Voldoende Positief
Goed Goed Positief
Goed Goed Positief
© NQA - visitatie Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, hbo-bacheloropleiding DBKV (vt/dt)
11/55
Doelstellingen opleiding Alle facetten zijn met een Goed beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Programma Alle facetten, met uitzondering van facetten 2.1 en 2.8, zijn met een Goed beoordeeld. De facetten 2.1 en 2.8 zijn met een Voldoende beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Inzet van personeel Alle facetten, met uitzondering van het facet 3.2, zijn met een Goed beoordeeld. Het facet 3.2 is met een Goed beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Voorzieningen Alle facetten zijn met een Goed beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Interne kwaliteitszorg Alle facetten, met uitzondering van het facet 5.2, zijn met een Voldoende beoordeeld. Het facet 3.2 is met een Goed beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Resultaten Alle facetten zijn met een Goed beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Totaaloordeel Op grond van voorgaand schema en de inhoudelijke onderbouwing daarvan blijkt dat de opleiding op de zes onderwerpen positief scoort. De conclusie is dat het totaaloordeel over de opleiding POSITIEF is.
12/55
© NQA - visitatie Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, hbo-bacheloropleiding DBKV (vt/dt)
Deel B: Facetten
© NQA - visitatie Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, hbo-bacheloropleiding DBKV (vt/dt)
13/55
14/55
© NQA - visitatie Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, hbo-bacheloropleiding DBKV (vt/dt)
Onderwerp 1
Facet 1.1
Doelstelling van de opleiding
Domeinspecifieke eisen
Goed
Criteria - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De Utrechtse bacheloropleiding Docent Beeldende Kunst en Vormgeving (DBKV) heeft zich ten doel gesteld om bekwame docenten af te leveren met een eerstegraads bevoegdheid voor het voortgezet onderwijs (VO) en het werkveld van de kunsteducatie. De bovengenoemde doelstelling is uitgewerkt in de eindkwalificaties van de opleiding. De eindkwalificaties zijn geformuleerd in termen van competenties. Afgestudeerden kenmerken zich door: - een procesmatige benadering van de beeldende kunst en vormgeving; - een inspirerende omgang met kennis van kunst en cultuur in diverse overdrachtsituaties; - competenties in diverse beeldende media; - ervaring met interdisciplinair werken; - een flexibele en communicatieve instelling; - een zelfstandige en onderzoekende houding op het gebied van de beeldende kunst en vormgeving, en het onderwijs. Het panel heeft vastgesteld dat de competenties van de twee varianten overeen komen met de set van competenties die is opgesteld in samenspraak met vakgenoten, namelijk het netwerk Kunst Vak Docenten Opleidingen (KVDO). De landelijke eisen zijn vastgelegd in het opleidingsprofiel Docent Beeldende Kunst en Vormgeving (2003) dat door het KVDO wordt beheerd. Het profiel is gevalideerd door vertegenwoordigers uit de beroepspraktijk afkomstig uit zowel het kunstonderwijs als de brancheverenigingen op het gebied van kunsteducatie. De competenties van de opleiding zijn als volgt vastgesteld: 1. Creërend vermogen; 2. (Kunst)pedagogisch en didactisch vermogen; 3. Operationaliserend vermogen; 4. Vermogen tot samenwerking; 5. Communicatief vermogen; 6. Reflectief vermogen; 7. Vermogen tot groei en vernieuwing; 8. Omgevingsgerichtheid. Het panel heeft vastgesteld dat de Utrechtse opleiding DBKV binnen het brede pakket van het landelijk opleidingsprofiel een heldere keuze heeft gemaakt voor een profiel. Het kenmerkt zich door de drie dimensies van waaruit het docentschap onderwezen wordt. Die dimensies zijn het maken, het beschouwen en het overdragen. De opleiding
© NQA - visitatie Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, hbo-bacheloropleiding DBKV (vt/dt)
15/55
beschouwt het beeldend werk als bron voor overdrachtsituaties. Dat vereist dat de (toekomstige) docent zelf op een hoog niveau beeldend actief is. Voorts ligt het Utrechtse accent op het binnenschoolse gebied waardoor de afgestudeerden bekwaam zijn op het brede vakgebied van de kunst en cultuur in het voortgezet onderwijs (VO), zowel op grond van de eigen beeldende discipline als van een meer interdisciplinaire benadering van de kunstvakken in school. Het belang van het interdisciplinair werken is een ander speerpunt van de opleiding. De opleiding hecht belang aan inhoudelijke verankering in de HKU juist vanwege de dynamiek in het brede werkterrein en het domein. Tot slot zijn voor de opleiding reflectie, levenslang leren en beschouwen belangrijke begrippen. De opleiding schrijft in het zelfevaluatierapport dat een vergelijking met eerstegraads docentenopleidingen in het buitenland lastig te maken is. Het panel onderschrijft deze problematiek. Er bestaat inderdaad geen internationale competentieset voor docenten beeldende kunst en vormgeving. De opleidingen DBKV zijn sterk verweven met nationale onderwijsstelsels, waardoor een vergelijking met eisen die in andere landen aan het beroep worden gesteld slechts partieel kunnen zijn. Veel eerstegraads docentenopleidingen zijn in Europese landen bij universiteiten ondergebracht. Er is wel contact met verschillende docentenopleidingen in het buitenland op het gebied van uitwisseling van docenten, studenten en curricula. Een voorbeeld hiervan is een samenwerkingsproject over community art met onder meer studenten uit Finland en Zwitserland. De opleiding is voornemens om op internationaal niveau meer zicht te krijgen op het (bachelor)niveau van de opleiding. Hierbij wordt samengewerkt met andere opleidingen DBKV in Nederland en met de Universiteit Utrecht. Het panel heeft geconstateerd dat periodiek onderzoek wordt ingesteld naar de relevantie van de competenties van de opleiding voor de ontwikkelingen in het beroepenveld en het domein. De landelijke eisen worden onderhouden door het netwerk KDVO. In de Raad van Advies van de hogeschool zit een vertegenwoordiger van het relevante werkveld. De Raad van Advies waarborgt dat de opleiding keuzes maakt waar het werkveld -zowel binnen- als buitenschools- behoefte aan heeft. De opleiding is voornemens in de eindkwalificaties nadrukkelijker aandacht te besteden aan de zogenoemde nieuwe geletterdheid (inzet van nieuwe media) en interculturele communicatie. Het panel heeft tijdens het visitatiebezoek kennisgenomen van het initiatief van de opleiding om een landelijk vakdidactisch overleg te voeren. Het panel is van mening dat dergelijke initiatieven een goed instrument zijn om op nationaal niveau de vakinhoudelijke eisen scherp(er) te krijgen. Het panel is van oordeel dat de geformuleerde eindkwalificaties goed aansluiten bij de eisen die door vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein, zoals vastgelegd in het relevante landelijk profiel. Het panel is enthousiast over het heldere profiel van de opleiding en de gemaakte keuzes hierin. De competenties verwijzen expliciet naar kennis en vaardigheden die afgestudeerden nodig hebben in de beroepspraktijk, in het bijzonder de beroepspraktijk van het VO.
16/55
© NQA - visitatie Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, hbo-bacheloropleiding DBKV (vt/dt)
Facet 1.2
Niveau bachelor
Goed
Criteria - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De opleiding heeft in de aangeleverde informatie een expliciete relatie gelegd tussen de Dublin-descriptoren en de competenties van de opleiding. Het panel heeft deze informatie bestudeerd en komt tot de conclusie dat de koppeling tussen de Dublindescriptoren en de competenties adequaat is vormgegeven. Het blijkt dat binnen een competentie meerdere Dublin-descriptoren aan bod komen. Per descriptor komt het panel tot de volgende conclusie: 1. Kennis en inzicht: met name het (Kunst)pedagogisch en didactisch vermogen voldoet aan de vereisten van deze descriptor. In deze competentie is onder meer vastgelegd dat de afgestudeerde voldoende inhoudelijke en didactische kennis en vaardigheden heeft, bijvoorbeeld over verschillende kunstdisciplines en het toepasselijk daarvan maken voor de vakken CKV en Kunst Algemeen. 2. Toepassing kennis en inzicht: het merendeel van de geformuleerde competenties zijn toepassingsgericht en hebben het in deze descriptor omschreven geambieerd niveau. De vereisten van deze descriptor komen onder meer naar voren in het creëren van beeldend werk dat voortkomt uit het ontwikkelen van een artistieke visie en het helpen van leerlingen/deelnemers zich de leerinhouden van de beeldende disciplines eigen te maken. 3. Oordeelsvorming: de competenties beantwoorden in voldoende mate aan de omschrijving van deze descriptor. Zo dient een afgestudeerde gericht te zijn op de ontwikkelingen op het gebied van de beeldende kunsten, het onderwijs in de beeldende kunst, cultuur en kunstzinnige vorming en de kunst in zijn maatschappelijke context. 4. Communicatie: de vereisten van deze descriptor worden voldoende weerspiegeld in vooral de competenties Vermogen tot samenwerking en Communicatief vermogen. Hierin is vastgelegd dat de afgestudeerde contact kan onderhouden met diverse belanghebbenden, zoals ouders van leerlingen, collega s en kunsteducatieve instellingen. 5. Leervaardigheden: in het bijzonder de competentie Reflectief vermogen is gericht op deze descriptor. In deze competentie is vastgelegd dat de afgestudeerden in staat zijn zich constant verder te ontwikkelen en professionaliseren.
© NQA - visitatie Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, hbo-bacheloropleiding DBKV (vt/dt)
17/55
Facet 1.3
Oriëntatie HBO bachelor
Goed
Criteria - De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. - De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een hbo-opleiding vereist is of dienstig is. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Het relevante beroepenveld is betrokken bij de totstandkoming en het kritisch volgen van de competenties. De door de opleiding geformuleerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met het landelijk opleidingsprofiel Docent Beeldende Kunst en Vormgeving (zie ook 1.1). Het opleidingsprofiel is door het KDVO primair opgesteld vanuit de beroepseisen van de beginnende eerstegraads docent beeldende kunst en vormgeving, omdat die het meest expliciet geformuleerd zijn. Het profiel kent vier dimensies: een artistieke dimensie, een maatschappelijke dimensie, een vaktechnische dimensie en een theoretische dimensie. Voor elke dimensie is een specifieke uitwerking geformuleerd ten behoeve van de voor het beroep docent zo kenmerkende overdrachtsituaties. De (landelijke) eindkwalificaties richten zich ongegradeerd en ongedeeld op het binnenschoolse werkterrein (het VO, zowel het tweede als het eerstegraads gebied) en op het buitenschoolse werkterrein. Studenten worden opgeleid voor onder meer het docentschap en functies binnen musea of culturele centra. De HKU-opleiding heeft structurele contacten met het werkveld om de actualiteit en relevantie van de opleidingcompetenties te monitoren. Deze contacten zijn geïnstitutionaliseerd in de Raad van Advies en de jaarlijkse bijeenkomst met stageverleners. Het panel is van oordeel dat de competenties het niveau startbekwaam beroepsbeoefenaar in zowel het binnen- als buitenschoolse werkveld weerspiegelen, waarmee de geformuleerde eindkwalificaties voldoen aan de eisen vanuit de relevante beroepenveld. Het panel heeft vastgesteld dat de HKU daarbij een duidelijk accent legt op de ontwikkelingen en vereisten in het binnenschoolse werkterrein, met de nadruk op het VO en in het bijzonder de tweede fase daarvan (havo, vwo).
18/55
© NQA - visitatie Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, hbo-bacheloropleiding DBKV (vt/dt)
Onderwerp 2
Facet 2.1
Programma
Eisen HBO
Voldoende
Criteria - Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. - Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline. - Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De opleiding maakt in het zelfevaluatierapport onderscheid tussen drie dimensies, namelijk maken, beschouwen en overdragen. Kennisontwikkeling van de student vindt op grond van deze drie dimensies plaats. Zo is uit de literatuurlijst op te maken dat de vakliteratuur betrekking heeft op deze drie gebieden. Wat betreft maken: literatuur over de beeldende vakken die in hoofdzaak handelt over maakprocessen, materialen, technieken, media en dergelijke, maar waarin tevens aandacht wordt besteed aan de geschiedenis ervan. Wat betreft beschouwen: literatuur over de beeldende kunsten en cultuur in historisch context. Hierbij behoren de methoden om uitingen van kunst en cultuur te kunnen beschouwen in hun context. Literatuur over overdragen betreft de (kunst)pedagogische en didactische literatuur. Docenten onderscheiden voorgeschreven en aanbevolen literatuur, variërend van readers en syllabi tot literatuurlijsten met recente publicaties en actuele thema-informatie die de docenten deels zelf samenstellen. Het panel heeft op basis van verplichte literatuurlijsten en materiaalbestudering vastgesteld dat het niveau van het studiemateriaal voldoet aan het niveau van een opleiding in dit vakgebied. Het panel is wel van mening dat de literatuur op het gebied van (ontwikkelings)psychologie en vakdidactiek beperkt is en de op het vak toegespitste literatuur weinig voorkomt. Voorts mist het panel relevante buitenlandse vakliteratuur op de genoemde terreinen. Via (gast)docenten legt de opleiding een link met de actualiteit in de vakgebieden. Het docententeam bestaat uit professionals die aan ontwikkelingen meewerken en in ieder geval goed op de hoogte zijn van onderzoek, trends, projecten, werkmethoden op het gebied van het maken, het beschouwen of het overdragen. Tijdens het visitatiebezoek heeft het panel vastgesteld dat docenten hun kennis over actuele ontwikkelingen ook daadwerkelijk gebruiken in het onderwijs, bijvoorbeeld in directe contactmomenten met studenten en aan de hand van opdrachten. Door middel van het seminarprogramma van de faculteit is ruimte gecreëerd om aandacht te kunnen geven aan actuele ontwikkeling zonder dat daar grote programmatische ingrepen voor nodig zijn. De seminars worden door de studenten zeer gewaardeerd, zo blijkt uit studentenevaluaties en de visitatiegesprekken. Het panel heeft een overzicht van de seminars bestudeerd en komt tot de conclusie dat het aanbod van
© NQA - visitatie Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, hbo-bacheloropleiding DBKV (vt/dt)
19/55
de seminars op een goede wijze de actuele ontwikkelingen in diverse vakgebieden en de maatschappij vertegenwoordigd. Jaarlijks wordt het opleidingsprogramma voorgelegd aan de Raad van Advies. Een lid van deze raad richt zich speciaal op de docentenopleiding. Vanuit haar functie als rector van een scholengemeenschap en haar deskundigheid als docent beeldende kunst en vormgeving geeft zij advies. De vakspecifieke en algemene beroepsvaardigheden komen door het gehele curriculum heen aan bod, al is het panel van mening dat de interactie met de beroepspraktijk vooral tot de stages in het onderwijs beperkt blijft. Zo is in het eerste jaar een oriënterende schoolstage geprogrammeerd, in het tweede jaar een groepsstage in het buitenschoolse werkveld en in het laatste jaar een stage in de bovenbouw van het VO. In de opbouw van de stages in de verschillende werkvelden (basisonderwijs, basisvorming, bovenbouw en buitenschoolse sectoren) wordt het aanleggen en ontwikkelen van een basis- en beroepshouding gewaarborgd. Buitenschoolse stageplekken blijven hierbij onderbelicht. De opleiding heeft hierbij een bewuste keuze gemaakt, mede vanuit de overtuiging dat studenten met onderwijsstages ook competenties kunnen verwerven die nodig zijn voor de buitenschoolse kunsteducatie. Het panel gaat echter slechts ten dele mee in de argumentatie van de opleiding, aangezien voor afgestudeerden van een opleiding DBKV die werkzaam zijn in de buitenschoolse kunsteducatie vaak ook aanvullende activiteiten gelden. Die betreffen dan vooral het ondernemerschap in de kunsteducatie , gericht op nieuw aanbod voor nieuwe doelgroepen. Naast de stage komt de actuele beroepspraktijk alsmede de (vakspecifieke) beroepsvaardigheden ook aan de orde in de onderwijseenheden die het accent leggen op vakoriëntatie, onderwijskunde, docentschap, psychologie, vakdidactiek, pedagogiek en werkveldoriëntatie. Het Utrechts programma waarborgt de ontwikkeling van interdisciplinaire vaardigheden. Hiertoe is enkele jaren geleden als vervolg op de School voor Kunsteducatie, een interdisciplinair programma van start gegaan samen met de docentenopleidingen Muziek en Theater. Door studenten van de drie faculteiten les te geven in interdisciplinaire groepen wordt een basis gelegd van de ontwikkeling van interdisciplinaire vaardigheden, zo beoogt de opleiding. Het deeltijdprogramma is volledig gericht op de ontwikkeling van de educatieve competenties (beschouwen en overdragen). Theoretisch onderwijs over onderwijskundige, pedagogische, psychologische en didactische thema s worden in samenhang gegeven met praktische oefening (stages) in de actuele onderwijspraktijk. Aan het begin van de studie worden overdrachtsvaardigheden op het gebied van kunst en cultuurgeschiedenis ontwikkeld en aan het einde van de studie dient men alle didactische vaardigheden, opgedaan in lessen, practica en stage, in te zetten voor een presentatie van een CKV2 onderwerp. Het panel is van oordeel dat in het programma -zeker wat de binnenschoolse activiteiten betreft en in het bijzonder het VO- er aantoonbare verbanden zijn met de actuele ontwikkelingen in de relevante vakgebieden en dat de ontwikkeling van de beroepsvaardigheden wordt gewaarborgd. De interactie met de beroepspraktijk vindt met name in de onderwijsstages plaats, maar zou verbreed kunnen worden naar culturele
20/55
© NQA - visitatie Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, hbo-bacheloropleiding DBKV (vt/dt)
en/of kunsteducatieve instellingen. Daarnaast is het panel van mening dat de verplichte literatuurlijst uitgebreid kan worden met enkele vakspecifieke boeken op het gebied van didactiek en psychologie, en het liefst ook met vakliteratuur uit het buitenland. Om deze redenen beoordeelt het panel dit facet met een voldoende.
Facet 2.2
Relatie doelstellingen en inhoud programma
Goed
Criteria - Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. - De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. - De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheden om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De landelijk vastgestelde competenties (zie 1.1) zijn door een kernteam van docenten uitgewerkt op vier verschillende niveaus die corresponderen met de vier studiejaren. De niveaus zijn in chronologische volgorde: oriënteren/verkennen, verdiepen, professionaliseren en positioneren. Vervolgens zijn de eindkwalificaties uitgewerkt in de dimensies maken, beschouwen en overdragen. Alle programmaonderdelen zijn vanuit deze invalshoeken geordend zo blijkt uit het programmaboek, het competentieoverzicht en de curriculummatrix. De deeltijdopleiding concentreert zich hoofdzakelijk op de dimensies overdragen en beschouwen. De dimensie maken is aan bod gekomen in de vooropleiding (zie 2.5). Alle studieonderdelen zijn beschreven in het programmaboek en het BKVweb. Het panel heeft vastgesteld dat de beschrijving een vastgesteld format volgt. Beschreven zijn het doel (in termen van kennen , kunnen en competenties), de werkvormen, het studiemateriaal, de beoordelingvorm (inclusief criteria), herkansing en studiebelasting. Bij elk onderdeel is aangegeven wat de relatie is met de competenties. De leerdoelen van de deeltijdopleiding zijn enigszins anders geformuleerd dan die van de voltijdopleiding. In de deeltijdstudenten moeten steeds verbanden leggen met reeds ontwikkelde competenties op beeldend gebied. De leerdoelen van de onderdelen zijn op dezelfde wijze in verband gebracht met de competenties. In het eerste jaar volgen de studenten een breed aanbod van beeldende vakken, technische vaardigheden, kunst en cultuurgeschiedenis, werkvelden en verschillende functies die docenten daarin vervullen. Alleen in seminarperiodes kunnen zij eigen keuzes maken. Het eerste jaar van de opleiding is zo ingericht dat studenten een beeld krijgen van het toekomstig beroep. De onderdelen zijn erop gericht het ontwikkelingspotentieel van studenten te onderzoeken ten aanzien van de kwaliteiten die zij hebben op dit gebied. Dit gebeurt in de onderwijsactiviteiten gericht op maken (praktijkvakken), gericht op beschouwen (de cultuurstudies en geschiedenis) en de onderwijsactiviteiten die zich specifiek richten op het docentschap (overdragen). Het eigen maakproces en de eigen leer- en doceerervaringen zijn vertrekpunt voor reflectie
© NQA - visitatie Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, hbo-bacheloropleiding DBKV (vt/dt)
21/55
en onderzoek. In het eerste jaar zijn de stages nog beperkt, waardoor een goed oordeel over de geschiktheid van een student voor de toekomstige beroepspraktijk lastig te maken is. Dit manco wordt enigszins ondervangen door werkpresentaties van de studenten aan het team van docenten. In het tweede en derde jaar krijgen studenten de gelegenheid steeds meer hun eigen stempel op hun ontwikkeling te drukken. Ze specialiseren zich geleidelijk in enkele beeldende richtingen en ontwikkelen daarbinnen een eigen signatuur. Ook op het gebied van onderwijsvelden en thematieken kunnen eigen voorkeuren gevolgd worden. Tegelijk wordt er steeds meer een zelfstandige studiehouding verwacht van de student. Het onderzoek dat studenten doen moet leiden tot individuele verdieping van de stof. Door het presenteren van deze onderzoeken worden niet alleen de presentatievaardigheden getraind maar ook de kennis overgedragen op medestudenten. Aan het eind van het vierde jaar heeft de student zich verdiepend ontwikkeld in twee beeldende disciplines. Daarnaast wordt op basis van een eigen onderzoeksvraag een onderzoek uitgevoerd waarin de drie dimensies in samenhang voorkomen. De studenten moeten in staat zijn om zelfstandig een beeldend onderzoek op te zetten, waarin zowel uitvoerende als theoretische aspecten verwerkt zijn. Het onderzoek moet zelfstandig uitgevoerd worden en de resultaten ervan moeten schriftelijk en mondeling gepresenteerd worden. De deeltijdopleiding heeft een tweejarig curriculum dat zich concentreert op die vakken die een directe relatie hebben met het docentschap (beschouwen en overdragen). Op basis van hun eerdere opleiding Beeldende Kunst of Vormgeving (zie 2.5) hebben studenten een vrijstelling voor alle vakken die tot het onderdeel maken behoren. Dat betekent dat de studenten in twee jaar het beschouwen en het overdragen verder ontwikkelen. Het panel is van oordeel dat beide programma s een goede concretisering zijn van de geformuleerde eindkwalificaties. De vier verschillende niveaus die corresponderen met de vier studiejaren zijn evenwichtig en goed opgebouwd. Zowel de voltijd- als de deeltijdstudenten zijn op grond van de chronologische volgorde ervan goed in staat om de competenties te behalen.
Facet 2.3
Samenhang in opleidingsprogramma
Goed
Criteria - Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Het panel heeft vastgesteld dat de horizontale samenhang in hoge mate bepaald wordt door de drie dimensies waarmee het curriculum is opgebouwd. Dit betekent dat studenten participeren in onderwijsactiviteiten op elk van die drie dimensies en ze worden per leerjaar in toenemende mate aangesproken als zelfstandige makers, beschouwers en overdragers. Naarmate de studie vordert, moet de student steeds meer keuzes maken en zelfstandiger worden in het bepalen van de vorming. Hiervoor zijn ook individuele studie activiteiten (ISA s) gereserveerd. Studenten kunnen hun beeldende en
22/55
© NQA - visitatie Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, hbo-bacheloropleiding DBKV (vt/dt)
didactische ontwikkeling bijhouden en opnemen in de stagesite, waardoor de samenhang in de ontwikkeling die zij zelf willen doormaken, goed zichtbaar is voor docenten en externe stagebegeleiders. Aan het eind van de opleiding kiest de student zelf een afstudeeronderwerp waarin de drie dimensies verweven zijn. Het panel is van mening dat de samenhang door de leerjaren heen (verticale samenhang) wordt geborgd middels het principe van breed naar smal . Dit betekent dat in het eerste, oriënterende jaar, de studenten een breed aanbod van verschillende functies die docenten in diverse domeinen kunnen vervullen. In de jaren daarna krijgen studenten de gelegenheid steeds meer hun eigen stempel op hun ontwikkeling te drukken: specialiseren, professionaliseren en profileren. Studenten specialiseren zich geleidelijk in enkele beeldende richtingen en ontwikkelen daarbinnen een eigen signatuur. Op het gebied van onderwijsvelden en (interdisciplinaire) thematieken kunnen eigen voorkeuren gevolgd worden. De stages kennen eveneens samenhang vanwege de oriënterende start en de toenemende mate waarin de student verantwoordelijkheid draagt voor uitvoering, ontwerp en evaluatie van het verzorgde onderwijs. Er worden stages gelopen in de onder- en bovenbouw van het voortgezet onderwijs en het buitenschoolse circuit. De stageactiviteiten dienen daar een interdisciplinair element te bevatten. Studenten zijn positief over de samenhang in het programma. Tijdens het gesprek van het panel met studenten waren deze met name enthousiast over de manier waarop docenten met elkaar samenwerken, evenwicht in het programma brengen en de begeleiding die zij ondervinden tijdens hun studie. Ook uit evaluaties blijkt dat de samenhang van het programma goed scoort. Op basis van een eigen analyse van het curriculum stelt het panel vast dat het programma een goede inhoudelijke samenhang kent. De programmering van breed naar smal, vormen een sterk element in het onderwijs van de opleiding. De ISA s, het seminarprogramma, het interdisciplinaire en de afstudeerstage vormen hierbij belangrijke integrerende elementen; deze activiteiten leggen een solide verbinding tussen de verschillende programmaonderdelen.
Facet 2.4
Studielast
Goed
Criteria - Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De omvang van de opleiding bedraagt 240 studiepunten (volgens de European Credits, afgekort EC), die voor de voltijdopleiding gelijkmatig over vier jaren verdeeld zijn. Er wordt gewerkt met een blokkensysteem, waarbij de studielast gelijkmatig is verdeeld over de vier blokken per jaar. De toekenning van de studiepunten kan hier enigszins van afwijken.
© NQA - visitatie Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, hbo-bacheloropleiding DBKV (vt/dt)
23/55
Een blok bestaat uit acht weken, waarvan zeven het kernprogramma vormen en de achtste week bestemd is voor beoordelingen. Deeltijders zijn al in het bezit van een bachelordiploma Autonome Beeldende Kunst of Vormgeving en krijgen op grond hiervan vrijstelling voor dit deel (dimensie maken) van het programma. Dit beslaat tweederde van het programma (161 studiepunten). De studiejaren zijn verdeeld in twee semesters en de studielast is hierover gelijkelijk verdeeld. De toekenning van studiepunten kan hiervan afwijken. In het eerste jaar kunnen de studenten 39 punten behalen en in het tweede jaar 40. Het deeltijdprogramma is door de vorm (één avond van 17:00 tot 22:00 uur) en stages die zelf afgesproken kunnen worden voor de meeste studenten goed vol te houden, zo blijkt uit evaluaties en gesprekken met (oud-)deeltijders tijdens het visitatiebezoek. De oriënterende stage is aan het begin van de studie geprogrammeerd en de onderbouw stage start binnen twee maanden na aanvang. Op deze wijze tracht de opleiding snel een reëel beeld van het docentschap neer te zetten. Uit de studiepunten verdeling in het ZER wordt duidelijk hoe de verschillende dimensies (maken, beschouwen en overdragen) zich ten opzichte van elkaar verhouden over de vier jaren. In het eerste jaar is dat 21 aan het maken, 18 aan beschouwen en 12 aan overdragen en in het vierde jaar 16 aan maken, 13 aan beschouwen en 23 aan overdragen. Er vindt over de jaren heen een verschuiving plaats in de richting van het docentschap. De interdisciplinaire leerlijn beslaat per jaar gemiddeld 10 studiepunten. De jaarindeling van het programma biedt volgens de opleiding mogelijkheden om studenten op vaste momenten te beoordelen of te begeleiden naar aanleiding van zelfevaluaties die de opleiding laat maken. Het geeft de opleiding regelmatig inzicht in de studievoortgang en eventuele belemmeringen daarbij. Het helpt de studenten ook zelf in hun studievoortgang en bevordert een planmatige studiehouding. De feitelijke studielast wordt op systematische wijze middels module-evaluaties gemonitord. De opleiding is voornemens dit voor het deeltijdprogramma op te pikken. De studenten ervaren het programma ook als adequaat, niet als te zwaar, of als versnipperd of overladen, zo blijkt uit evaluaties. Dit beeld werd tijdens het visitatiebezoek bevestigd. Wel ervaren studenten een aantal piekmomenten; zo is het eerste gedeelte van het derde jaar zwaar. Het panel is van mening dat dergelijke piekmomenten lastig te voorkomen zijn. Daarbij onderneemt de opleiding alles binnen haar macht om de gepercipieerde studiedruk zo goed mogelijk te verspreiden. Zo is een aantal vakken van het derde jaar naar het tweede jaar verplaatst en hoopt de opleiding met het inzetten van zelfevaluaties derde- en vierdejaars studenten meer bewust te maken van hun eigen studiehouding. Het panel heeft geen struikelvakken geconstateerd. Dit blijkt uit de visitatiegesprekken met studenten en docenten, alsmede uit evaluatieresultaten van de HKU. Het panel is van oordeel dat het programma van beide varianten studeerbaar is. Het panel is van mening dat dit een gevolg zijn van de inspanningen van de afgelopen jaren van onder meer het kernteam om heldere doelen te stellen, een goede begeleidings- en monitoringstructuur in te richten en een heldere samenhang te ontwikkelen volgens de drieslag maken, beschouwen en overdragen. Het panel is verder tevreden dat de opleiding meer aandacht zal gaan besteden aan de monitoring van de deeltijdopleiding
24/55
© NQA - visitatie Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, hbo-bacheloropleiding DBKV (vt/dt)
die op dit moment beperkt is. Daarbij dient overigens rekening te worden gehouden met de verschillende niveaus van instromers.
Facet 2.5
Instroom
Goed
Criteria - Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De opleiding kent als kunstopleiding een wettelijk verplicht toelatingsexamen. Alleen met een voldoende resultaat voor dit examen kan de studenten worden toegelaten. De opleiding selecteert op beeldend talent van de kandidaten. De toelatingsprocedure staat beschreven in de OER van de faculteit. Het panel is van mening dat de procedure helder is. Toelating tot de deeltijd is mogelijk voor hen die beschikken over een bachelorgraad Design of bachelorgraad Fine Art. Omdat er geen verdere selectie wordt toegepast, worden studenten begeleid en na drie maanden middels het verzorgen van een presentatie getoetst ten aanzien van de competenties voor het docentschap. Daarna volgt een advies over het verder vervolgen van de studie. De opleiding sluit aan bij de vooropleidingen (mbo, havo, vwo); waar studenten zonder een van deze diploma s, maar met aantoonbaar beeldend talent, de opleiding willen volgen is er de mogelijkheid tot een 18+ of 21+ toets. De opleiding biedt een programma aan dat aansluit bij de competenties waarmee studenten het voortgezet onderwijs verlaten. De normale formele eisen voor toetreden tot het hbo worden daarbij gehanteerd. De faculteit BKV heeft een voortraject, de zogenoemde basisopleiding, waar aankomende studenten zich op zaterdagen kunnen oriënteren op de eigen beeldende mogelijkheden, op het opleidingenaanbod van de faculteit en op de aard van het onderwijs aan een kunstvakopleiding. De faculteit erkent dit voortraject als een instroommogelijkheid. Met een positieve afronding van de basisopleiding kan een student toegelaten worden tot de bacheloropleiding. Per toelatingsdag worden er 50 kandidaten opgeroepen en er zijn in de regel twee toelatingsdagen. De opleiding hanteert een fixus van 48 studenten. De twee afgelopen jaren zijn er ruim 30 studenten in het eerste jaar van de voltijd toegelaten. De opleiding kent een stabiele omvang van bijna 150 studenten. De instroom bedraagt gemiddeld 50 studenten per jaar waarvan er circa 30 in de propedeuse van de voltijdopleiding instromen en circa 20 in de deeltijdopleiding. De grootste groep propedeuse studenten komt uit de havo (circa 40%) en een ander substantieel deel komt van het vwo (30%).Voor de deeltijd opleiding zien we de laatste 3 jaar een duidelijke golfbeweging in de aanmeldingen. Van 40 naar 20 naar 40 studenten. De opleiding hanteert geen fixus voor deeltijdstudenten.
© NQA - visitatie Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, hbo-bacheloropleiding DBKV (vt/dt)
25/55
Voor internationale studenten heeft de hogeschool de Code of Conduct getekend. Op basis van elders verworven competenties (EVC) is het mogelijk om voor vrijstellingen in aanmerking te komen. De student dient zijn EVC aan te tonen onder andere door middel van diploma s en afgelegde tentamens. Soms is het overleggen van een diploma niet mogelijk en meent een student toch voor vrijstellingen in aanmerking te komen. Dan kan de opleiding besluiten op basis van andere dan bovengenoemde bewijzen een vrijstelling te verlenen, bijvoorbeeld door het afnemen van een toets, mondeling of schriftelijk en/of het beoordelen van beeldend werk.
Facet 2.6
Duur
Voldaan
Criteria - De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum: hbo-bachelor: 240 studiepunten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Het overzicht van het curriculum laat zien dat de opleiding bestaat uit 240 studiepunten.
Facet 2.7
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
Goed
Criteria - Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. - De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: In het ZER staat een aantal uitgangspunten voor het onderwijs beschreven. Een belangrijk didactisch uitgangspunt is de eigen ervaring en het vergelijken van deze ervaring met die van anderen als motor voor het eigen leerproces. Reflectie op de eigen ervaring en feedback op die van anderen moeten gezien worden in het didactisch perspectief. Een ander belangrijk uitgangspunt is dat het onderwijs is georganiseerd vanuit de dimensies maken, beschouwen en overdragen. Het onderwijs is competentiegericht vormgegeven. Het verwerven van competenties voor het docentschap in de beeldende kunst is enerzijds een individueel proces waarvoor de ontwikkeling van beeldende vermogens (maken en beschouwen) de basis vormt voor overdrachtsvaardigheden. Anderzijds is het een sociaal proces, omdat het gaat om overdracht van kennis, vaardigheden en houdingen en om samenwerking met andere beeldende specialisaties en met andere kunstdisciplines. In de opbouw van de studie wordt verder uitgegaan van de volgende didactische principes: (a) Van een breed onderwijsaanbod naar een op de student toegespitst onderwijsaanbod. (b) Een meer gestuurde aanpak naar een geleidelijke toename van zelfverantwoordelijkheid in studeren: van reactief, via, actief naar proactief en innovatief.
26/55
© NQA - visitatie Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, hbo-bacheloropleiding DBKV (vt/dt)
(c) Een geleidelijke toename van zelfverantwoordelijkheid in het handelen in de beroepspraktijk vanuit een competentiegerichte benadering. Voor de deeltijdopleiding heeft de opleiding gekozen voor een didactisch concept dat op bepaalde punten afwijkt van dat van de voltijdopleiding, zo is te lezen in het ZER. Dat geldt met name voor het samengaan van het proces van het maken en de vorming van het docentschap. De deeltijdstudent is in zijn vorige studie al gevormd in het maken en deels in het beschouwen. Voor de deeltijdstudent is het didactisch concept veel meer gericht op de vertaling en toepassing van reeds aanwezige kennis en vaardigheden in dit opzicht. Historische en hedendaagse kennis van kunst en cultuur is al aanwezig als onlosmakelijke verbonden met de uitoefening van het autonoom of toegepaste kunstenaarschap. Het verbreden van deze kennis, het verdiepen en toepassen in het docentschap wordt met behulp van verschillende werkvormen geoefend. Een tweede belangrijk didactisch uitgangspunt voor de deeltijdopleiding is dat zelfstudie een voorwaarde is voor het effectief deelnemen aan het onderwijs. De student dient zelfstandig literatuur te bestuderen, opdrachten op de stages uit te voeren, opdrachten uit de lessen voor de practica zelf uit te voeren en te onderzoeken. Volgens de opleiding is het voor toekomstige docenten belangrijk veel verschillende didactische werkvormen zelf gedurende de opleiding te ervaren. De opleiding hecht eraan dat studenten in hun toekomstige beroepspraktijk een weloverwogen keuze kunnen maken en didactische werkvormen flexibel kunnen inzetten. De hedendaagse beroepspraktijk typeert zich door een variëteit aan onderwijsopvattingen en daaraan gekoppelde werkvormen. De opleiding biedt een breed repertoire aan werkvormen, geordend langs de lijn van gebondenheid naar zelfstandigheid. De inhoud en oriëntatie van vakken bepalen de werkvormen. Zo staat in de vakken die gericht zijn op de vorming van het beeldend vermogen het principe van leren door doen centraal. Via gerichte opdrachten in het eerste studiejaar wordt gewerkt naar een situatie waarin de studenten zelfstandig inhoud, vorm en medium kunnen bepalen voor hun beeldend werk. Voor de ontwikkeling van vakdidactische vaardigheden wordt onder meer het skill lab gebruikt; een werkvorm waarover het panel enthousiast is. In de vakken die gericht zijn op kennis van kunst en cultuur in historisch perspectief worden werkvormen als hoorcolleges en werkcolleges gebruikt. Om de doelstellingen van de interdisciplinaire leerlijn te realiseren, spelen werkvormen die gericht zijn op samenwerken een grote rol. In het eerste jaar wordt bijvoorbeeld gewerkt vanuit een vorm van coöperatief leren, waarin naast de inhoud van het programma de werkvorm tevens leerstof is. In het tweede studiejaar wordt projectmatig gewerkt onder begeleiding van een coach. In het derde studiejaar wordt zelfstandig projectmatig gewerkt en vindt begeleiding op afstand plaats en vanuit de onderwijsinstelling waarvoor het project wordt uitgevoerd. In alle gevallen is leren samenwerken met collega s uit andere kunstdisciplines het didactische principe. Het aantal contacturen dat studenten hebben met docenten varieert per fase van de opleiding. In de eerste twee jaar worden de meeste contacturen gerealiseerd (tussen 23 en 28 uur per week). In de laatste twee jaar moet de student steeds zelfstandiger worden en vervullen docenten vooral de rol van coach en begeleider. Aangezien er in de laatste fase van de opleiding ook keuzeruimte is geprogrammeerd, is het lastig om hier een
© NQA - visitatie Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, hbo-bacheloropleiding DBKV (vt/dt)
27/55
gemiddeld aantal gerealiseerde contacturen vast te stellen. Geschat wordt dat ongeveer 20 uur in de week contactuur is. Wat de deeltijdopleiding betreft, wordt met name gebruik gemaakt van activerende werkvormen. Dit zijn onder meer het onderwijsleergesprek, rollenspel en groepswerk. Studenten zijn positief over de werkvormen en met name over het feit dat ze binnen de opleiding zelf ervaren wat ze in de toekomst in de werksituatie moeten toepassen. Het panel is enthousiast over het didactische concept en de mate waarin deze is verankerd in het dagelijks onderwijs. Het panel is voorts van mening dat de opleiding over voldoende kritisch vermogen beschikt om te reflecteren op het concept en het van tijd tot tijd aan te passen of bij te stellen.
Facet 2.8
Beoordeling en toetsing
Voldoende
Criteria - Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Om de ontwikkeling van studenten te kunnen beoordelen, kent de opleiding verschillende vormen van beoordeling. Naast de beoordeling van afzonderlijke producten en prestaties van de student, aan het eind van elke onderwijseenheid, organiseert de opleiding werkschouwen. Dit zijn beoordelingen van de totaliteit van het werk van de student in een bepaalde periode. Omdat het meer activiteiten en meer vakken betreft zijn daar ook meer docenten bij betrokken. In alle gevallen wordt nagegaan of de student de leerdoelen van het onderdeel of van het geheel heeft bereikt. De werkschouw vindt tweemaal per jaar plaats. De vorm van toetsing varieert van een kennistoets, een opdracht, een presentatie, een praktijkles en dergelijke. Tot de beoordelingsinstrumenten wordt ook de zelfbeoordeling gerekend. Met name voor enkele beeldende vakken kunnen de leerdoelen een persoonlijk karakter hebben en dan is een (aanvullende) zelfbeoordeling onmisbaar. Maar voor toekomstige docenten heeft zelfbeoordeling ook een didactisch oogmerk. In het ZER wordt uitvoerig beschreven op welke wijze gedurende de vier studiejaren getoetst wordt. Aan het eind van de propedeuse worden de leerdoelen van het eerste leerjaar in samenhang beoordeeld door de gehele groep docenten. Omdat de propedeuse een selectief karakter heeft, wordt het van belang geacht dat de beslissing of een student de propedeuse gehaald heeft en geschikt wordt bevonden voor de verdere studie, gezamenlijk wordt dragen. Tot aan het eindexamen vinden er geen selectieve beoordelingen meer plaats. Alle vakken hebben omschreven toetscriteria en verschillende toetsvormen, zo blijkt uit het programmaboek. De opleiding verlangt van de student dat hij tijdens de beoordeling van het eerste semester een zelfevaluatie toepast. De opleiding hecht veel waarde aan deze zelfbeoordelingen omdat het voor de student een belangrijk instrument is om te toetsen in hoeverre zijn eigen criteria in overeenstemming zijn met die van de opleiding. Voor de
28/55
© NQA - visitatie Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, hbo-bacheloropleiding DBKV (vt/dt)
opleiding is het daarnaast een middel om een beeld te krijgen van het inschattingsvermogen van de student over zijn eigen vorderingen. Bij alle vakken wordt gevraagd een zelfevaluatie aan te leveren op een standaardformulier. De docent vult ook een formulier in. Vergelijking van beide maakt duidelijk op welke punten er verschillen optreden. De hierbij gehanteerde criteria zijn omschreven in de modulen. De zelfevaluatie wordt ook ingezet tijdens de werkschouw. Daar wordt de student gevraagd een beeld te schetsen van zijn totale ontwikkeling in het afgelopen semester. De hierbij gehanteerde criteria zijn ontleend aan de competentie omschrijvingen voor het eerste jaar. Deze procedure herhaalt zich in de volgende semesters in de eerste twee jaar. In het derde jaar en vierde jaar wijkt dit af als gevolg van de stageperioden in blok twee. De laatste stage wordt afgesloten met een tentoonstelling van het werk dat leerlingen onder begeleiding van de student gemaakt hebben. De stageverrichtingen van de student worden mede in het licht van dit werk beoordeeld. De studenten in het vierde jaar worden na blok drie onderworpen aan een individuele beoordeling en aan een werkschouw. Deze werkschouw is de zogenoemde groenlicht beoordeling waarin docenten een indruk krijgen van de kwaliteiten van de student ten aanzien van het maken en van de stand van zaken van het persoonlijk onderzoek (de scriptie). Aan de eindcriteria voor het overdragen en het beschouwen dient dan voldaan te zijn. Het laatste examen bestaat uit het presenteren van het beeldend werk (tentoonstellen en toelichten) en het presenteren van de scriptie (voordracht en beantwoorden vragen), in aanwezigheid van publiek en een extern deskundige afkomstig uit het onderwijs. Bij eindexamens maakt in de regel een extern deskundige deel uit van de beoordelingscommissie om toe te zien op het afstudeerniveau en op de aansluiting met de beroepspraktijk. In de OER is vastgelegd dat de Examencommissie borgt dat de wijze waarop de leerdoelen getoetst volgens de vastgestelde procedure verlopen. Studenten kunnen met klachten omtrent de toetsing bij de Examencommissie aankloppen. Ten tijde van de visitatie had de opleiding nog geen toetsbeleid op papier gezet. Een dergelijke nota is op het moment van schrijven in voorbereiding. Het panel heeft tijdens het bezoek vastgesteld dat de wijze van examinering in het algemeen op een inzichtelijke en gestructureerde wijze middels vastgelegde criteria plaatsvindt, waardoor er voldoende veiligheidsmarges zijn ingesteld om de beoordeling van werkstukken en opdrachten consistent te laten verlopen. Het panel heeft wel enkele verschillen geconstateerd tussen begeleidende docenten bij de waardering van de eindscripties. Dit lijkt een gevolg van onduidelijke -onderlinge- afspraken over het meten en beoordelen van de kwaliteit van eindscripties. Het panel mist het gebruik van een tweede beoordelaar bij de beoordeling van scripties, die de evenwichtige beoordeling beter kan waarborgen. De verbetering van de afspraken over de gewenste kwaliteit en de controle daarop is uiteraard ook een mogelijkheid om dit probleem aan te pakken. De bovengenoemde verschillen in beoordeling van de eindscripties zijn aanleiding geweest dit aspect met een voldoende te honoreren.
© NQA - visitatie Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, hbo-bacheloropleiding DBKV (vt/dt)
29/55
Onderwerp 3
Facet 3.1
Inzet van personeel
Eisen HBO
Goed
Criteria - Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De personele kaders waarbinnen de faculteiten hun eigen beleid kunnen maken, zijn op HKU-niveau gesteld. Het beleid is vastgelegd in verschillende documenten: personeelsplannen, Notitie jaartaakbelasting, documenten betreffende scholingsactiviteiten, beoordelingssystematiek (Regeling Functioneringsgesprekken, Format Persoonlijk Ontwikkelingsplan) et cetera. Ook de ondersteuning daarbij is centraal georganiseerd. Het Centrum voor Stafontwikkeling helpt bij het opstellen van scholingstrajecten en talentontwikkeling, het Centrum voor Interculturele Studies (CIS) houdt de Schools op de hoogte van wat er speelt op het gebied van interculturaliteit. Als het gaat om organisatie en randvoorwaarden (personeel en materieel) zijn de faculteiten vooral de schaal waarop zaken vastgesteld worden. Binnen de faculteiten hebben Schools (waarbinnen een of meerdere aan elkaar gerelateerde opleidingen vallen) eigen beleidsruimte (bijvoorbeeld het aantrekken van (gast)docenten). Ze beschikken over eigen budgetten, binnen de facultaire kaders. De HKU streeft naar een personeelsbestand waarin naast een vaste kern van medewerkers ter waarborging van opbouw en continuïteit, een aantal medewerkers met een tijdelijk contract functioneert. Daardoor is het mogelijk flexibeler te reageren op ontwikkelingen, die zich zowel binnen als buiten de opleiding voordoen. Daartoe hebben de Schools een eigen (onderwijsuren)budget dat ze naar eigen inzicht kunnen inzetten (zie bullet 1). Wat de tijdelijke docenten betreft wordt er een onderscheid gemaakt tussen tijdelijke contracten, factuurdocenten (voor één nauwkeurig afgebakende en omschreven taak) en gastdocenten. Gastdocenten worden ingezet vanwege hun inhoudelijke kennis van actuele ontwikkelingen binnen het vakgebied. Docenten vervullen in de ogen van de HKU een sleutelrol in het leggen van een permanente verbinding met het werkveld en de ontwikkelingen die daarin gaande zijn. Daarom worden doelbewust docenten ingezet die zelf actief zijn als professional in de beroepspraktijk. Docenten brengen hun eigen beroepspraktijk mee naar hun lessen en leren studenten in actueel taalgebruik reflecteren over en in hun discipline. Daarnaast zijn er de medewerkers van de werkplaatsen en Technisch onderwijs assistenten (TOA s) die vakexpert en specialist zijn in een of meer specifieke vaardigheden en technieken op het gebied -van grafiek, fotografie, metaal, hout, nieuwe media, digitaal ontwerp, decorbouw, productie en dergelijke. Zij slaan een specifieke brug tussen aspecten uit de beroepspraktijk en opleiding Het personeelsbeleid van de opleiding heeft een aantal karakteristieken. Zo zoekt de opleiding naar deskundigen die op meer dan één werkveld ervaring hebben. Ze moeten
30/55
© NQA - visitatie Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, hbo-bacheloropleiding DBKV (vt/dt)
in staat zijn om nieuwe ontwikkelingen en actuele discussiepunten in te brengen en ze moeten een pluriforme beroepspraktijk hebben. Het panel heeft inzicht gehad in de CV s van alle docenten en heeft vastgesteld dat zij ervaring hebben in de voor de opleiding DBKV relevante beroepspraktijk. In het docententeam is zowel voldoende ervaring op het vakinhoudelijk terrein als in het lesgeven daarin. Docenten die de vorming van het beeldend vermogen begeleiden, hebben doorgaans ook een beroepspraktijk als beeldend kunstenaar. Docenten die vooral het ontwikkelen van kennis op het gebied van kunst en cultuur tot taak hebben, zijn in de regel afkomstig uit de universitaire wereld. Het streven is om op dat gebied docenten te benoemen die ook ervaring hebben met het lesgeven in het voortgezet onderwijs. De docenten op het gebied van het ontwikkelen van het pedagogisch en didactisch vermogen zijn in de regel afkomstig uit het onderwijs en hebben daar sterke banden en relaties mee. Naast een vaste kern van medewerkers, worden regelmatig docenten en kunstenaars als gast uitgenodigd voor gastcolleges, lezingen of seminars. De verbinding tussen het docententeam en de voor de opleiding relevante beroepspraktijk wordt op verschillende, maar adequate, manieren geborgd, zo stelt het panel vast.
Facet 3.2
Kwantiteit personeel
Voldoende
Criteria - Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Kenmerkend voor de personeelsopbouw is dat er sprake is van de inzet van een groot aantal docenten met kleine tot zeer kleine aanstellingen. Dat vraagt een strakke aansturing (bijvoorbeeld via zeer geëxpliciteerde taken en het werken met richtinggevende leerdoelen) en een goede communicatie. De verhouding tussen docenten in vaste dienst en docenten die worden ingehuurd bedraagt 70:30. Per 1 september 2007 is het verschil tussen OP en OBP afgeschaft. Dan zullen de student-docent ratio s van de HKU zakken. Uit het Jaarverslag 2006 wordt duidelijk dat het ziekteverzuim voor het gehele personeel in 2006 4,7% bedroeg. Daarbij wordt opgemerkt dat het nauwelijks om werkgebonden verzuim gaat. Uit een grafiek wordt duidelijk dat het verzuim onder onderwijsondersteunend personeel (beduidend hoger ligt dan onder het onderwijzend personeel. Daarbij moet opgemerkt worden dat het verzuim onder docenten stijgend is sinds 2004. In het aangeleverde materiaal van de opleiding is te lezen dat het team van de opleiding uit 19 docenten bestaat (waarvan 2 vacatures). Er zijn 7 medewerkers in tijdelijke dienst,en 10 in vaste dienst. Er is totaal 3,91 fte beschikbaar (exclusief onderwijscoördinatie, hoofdschap en inzet werkplaatsen).
© NQA - visitatie Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, hbo-bacheloropleiding DBKV (vt/dt)
31/55
De opleiding heeft in 2006-2007 een docent-student ratio van 1:29,5. Hierbij gaat het om de inzet van docenten, tutoren en werkplaatsassistenten met directe en indirecte onderwijstaakuren. Niet meegerekend zijn de inzet van het hoofd en de onderwijscoördinatie of de inzet van docenten met facultaire taken als medezeggenschapstaken. Het panel is van mening dat dit aan de krappe kant is voor een kunstopleiding, mede in het licht van het gekozen didactisch concept. Tijdens het gesprek met de docenten bleek dat de ervaren werkdruk hoog, maar nog wel aanvaardbaar, is. Het management is voornemens nieuw personeel aan te trekken. Studenten gaven tijdens het gesprek met het panel te kennen dat de docenten ondanks de ervaren werkdruk goed bereikbaar zijn en bereid zijn om aanvullende informatie omtrent de vakinhoud te geven. Het panel maakt zich zorgen over de -uit de gesprekken gebleken- werkdruk in combinatie met de staf-student ratio, zeker ook gezien het didactisch concept van de opleiding. Dat het panel zich zorgen maakt wil nog niet zeggen dat de opleiding niet in haar presteren voldoet als gevolg van de geconstateerde werkdruk. Docenten laten zien steeds voor de studenten beschikbaar te zijn. Ook de inzet voor het programma zelf is onverminderd enthousiast en gedreven, zo stelt het panel vast. Het panel is dan ook verheugd te vernemen dat het management voornemens is op korte termijn nieuw personeel aan te trekken. De verwachting is dat de ratio daarmee op korte termijn zal zakken. Om deze reden beoordeelt het panel dit facet met een voldoende.
Facet 3.3
Kwaliteit personeel
Goed
Criteria - Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De HKU wil via het aanname- en personeelsbeleid een docentenbestand bereiken en onderhouden dat zijn wortels heeft in de beroepspraktijk en tegelijkertijd beschikt over de nodige didactische competenties om taken op het gebied van onderwijs, onderzoek en begeleiding van aankomende professionals te vervullen. Beschikt de potentiële docent daar niet over, dan moet hij wel bereid en in staat zijn die competenties te ontwikkelen. In het aannamebeleid leggen de opleidingen de nadruk op de volgende punten: mogelijk kandidaten moeten op de een of andere manier gepresteerd hebben in het werkveld, moeten volop meedraaien in de wereld van de kunsten en moeten iets toevoegen aan het bestaande palet van deskundigheid. Verder maken de opleidingen een afweging op grond van de didactische vermogens. Voordat een docent ten volle wordt ingezet in het onderwijs wordt hij in de regel in keuzeprogrammaonderdelen, seminars of bij korte interventies getest op overdrachtvaardigheden en aansluiting bij studenten en curriculum. Docenten in vaste dienst boven schaal 10 hebben de verplichting tot het behalen van een didactische aantekening.
32/55
© NQA - visitatie Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, hbo-bacheloropleiding DBKV (vt/dt)
Jaarlijks zijn er individuele jaartaakgesprekken met docenten. De jaartaken worden toegewezen door het hoofd, die ook de jaartaakgesprekken voert. Als er sprake is van afdelingsoverstijgende functies/taken dan wordt het jaartaakgesprek gevoerd door het faculteitsbestuur of een door het faculteitsbestuur daartoe aangewezen hoofd. In die gesprekken worden afspraken gemaakt over de gewenste inzet voor het komende jaar. Met docenten die in korter verband worden ingezet worden per project of module afspraken maakt. Tijdens het visitatiebezoek bleek dat niet alle docenten jaarlijks een jaartaakgesprek hebben gevoerd. Ook functioneringsgesprekken hebben niet systematisch plaatsgevonden. Het management heeft het panel toegezegd dat deze gesprekken in 2007-2008 weer worden georganiseerd. De kwaliteit van docenten wordt gemonitord door de blokevaluaties. Als daar aanleiding toe is, wordt de betreffende docent daarop aangesproken; formeel in het jaartaakgesprek of informeel. Het afgelopen jaar is HKU-breed een instrument ontwikkeld waarbij functieordening wordt gekoppeld aan competentieprofielen en een beoordelingssystematiek die gebaseerd is op functionerings- en ontwikkelgesprekken. In deze gesprekken komt ook de scholingsbehoefte van medewerkers aan de orde. Voor het onderwijzend personeel zijn competenties geformuleerd op de gebieden van onderwijs, relatie met het werkveld en onderzoek. Ook voor het ondersteunend personeel is een instrumentarium ontwikkeld waardoor de relatie tussen de competenties van medewerkers en de functie en taken waarop zij worden aangesproken ook formeel bespreekbaar is. Met ingang van 20072008 wordt een nieuw systeem van functionerings- en beoordelingsgesprekken ingevoerd. Zoals bij 3.1 genoemd kent de HKU een eigen Centrum voor Stafontwikkeling (CvS) dat tot taak heeft de scholing van het personeel te faciliteren, hetzij door facultaire of afdelingsgerichte studiedagen te helpen organiseren, dan wel via een breed aanbod aan didactische en andere deskundigheidsbevorderingcursussen voor individuele medewerkers. Hoofden van Schools bespreken in jaartaak en/of functioneringsgesprekken de scholingsbehoeften van de betrokken medewerker. De scholing geldt ook voor factuurdocenten. In het document Stafontwikkeling, scholingsactiviteiten staat een overzicht van alle scholingsactiviteiten per faculteit. Via leertrajecten voor jonge managers werkt de HKU aan talentontwikkeling binnen de organisatie. Het panel heeft vastgesteld dat binnen het docententeam scholing heeft plaatsgevonden. Op grond van de cursusevaluaties is het panel gebleken dat de medewerkers naar het oordeel van studenten, voldoende gekwalificeerd zijn. Dit beeld werd tevens bevestigd tijdens het visitatiegesprek met studenten. De evaluaties van de studenten leiden tot gerichte interventies. Daarnaast voeren docenten groepsgesprekken met studenten. Wanneer een docent negatief geëvalueerd wordt, vindt er een gesprek plaats tussen de docent en het management. Hier worden verbetermaatregelen besproken, waarbij onder meer gerichte scholing wordt gevolgd.
© NQA - visitatie Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, hbo-bacheloropleiding DBKV (vt/dt)
33/55
Onderwerp 4
Facet 4.1
Voorzieningen
Materiële voorzieningen
Goed
Criteria - De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De opleiding wordt hoofdzakelijk op de Faculteit BKV verzorgd. De opleiding is gehuisvest aan de IBB-laan in Utrecht. Voor het gemeenschappelijk programma wordt ook gebruik gemaakt van de Faculteiten Muziek en Theater en van de lokalen op de Lange Viestraat waar de Gemeenschappelijke Diensten en de Faculteit Kunst & Economie gehuisvest zijn. De BKV heeft een goed geoutilleerde mediatheek, die speciaal is ingericht op beeldmateriaal, zo heeft het panel vastgesteld. Alle HKU studenten kunnen op basis van een convenant gebruik maken van de bibliotheek van de Universiteit Utrecht. Voor de docentenopleiding is de gespecialiseerde bibliotheek van Cultuurnetwerk Nederland in het centrum van Utrecht van belang. Zij kunnen daar gratis terecht. De faculteiten zijn voorzien van noodzakelijke facilitaire voorzieningen als een (gespecialiseerde) mediatheek en computerondersteuning. De voorzieningen zijn niet voor iedere faculteit gelijk: ze zijn afgestemd op de opleidingen die op de faculteit worden aangeboden. De studenten kunnen gebruik maken van onder meer de volgende (werkplaats)voorzieningen: - Computerruimtes en een computerwerkplaats; - Gespecialiseerde studio voor AV-producties; - Werkplekken voor animatie, rendering, montage; - Een gespecialiseerde uitleen voor high-end apparatuur voor opname en registratie; - Werkplaatsen voor hout, metaal, fotografie, boekdruk en boekbinden, grafiek, zeefdruk, kunststof, gips, grime & kostuum, theaterdecor. Iedere werkplaats staat onder toezicht van een werkplaatsassistent die desgewenst de studenten begeleidt of assisteert bij hun werkzaamheden. De HKU biedt een ictinfrastructuur aan die gelijke tred houdt met ontwikkelingen in het werkveld. De afdeling BID (Bibliotheek- en Informatie Diensten) faciliteert de onderwijsinformatievoorziening van de HKU en doet tevens het beheer van de facultaire netwerkdiensten en infrastructuur. Door deze afdeling kan elke student en docent overal op de HKU, zonder beperkingen, toegang krijgen tot het internet. Ook heeft BID het evaluatiesysteem EVAL ontwikkeld, waardoor het een cruciale rol speelt in de facilitering van de kwaliteitszorg van de hogeschool. De opleidingen kennen verschillende platforms of podia waarop studenten hun werk kunnen presenteren. De theaterzalen van de Faculteit Theater zijn volledig professioneel geoutilleerd. De Academiegalerie is de tentoonstellingsruimte van de Faculteit BKV in het centrum van de stad. Sinds meer dan tien jaar zijn hier presentaties te zien met werk uit verschillende stadia van het studieproces van studenten. Daarnaast vinden er regelmatig
34/55
© NQA - visitatie Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, hbo-bacheloropleiding DBKV (vt/dt)
samenwerkingsprojecten plaats met oud-studenten en andere professionele kunstenaars en ontwerpers. Tijdens het visitatiebezoek bleek dat er behoefte was aan uitbreiding op dit punt. In het ZER wordt te kennen gegeven dat de opleiding op zoek is naar meer atelierruimte. Het panel heeft tijdens het visitatiebezoek een rondleiding gehad. Het panel heeft onder meer de mediatheek, onderwijsruimtes, werkplaatsen en pc-zalen kunnen bezichtigen. In het tentoonstellingsprogramma komen alle disciplines aan bod die aan de faculteit worden onderwezen: van productontwerp tot fotografie, van interieurarchitectuur tot grafisch ontwerp en van modevormgeving tot beeldende kunst. Op dit moment wordt de laatste hand gelegd aan HKU-TV, een digitale televisiezender dat werk van studenten uit gaat zenden. De financiële middelen zijn blijkens het Jaarverslag 2006 toereikend. Uit evaluaties blijkt dat studenten over het algemeen tevreden zijn over de voorzieningen. Het panel heeft tijdens de visitatie een rondleiding gekregen en kan dit beeld bevestigen.
Facet 4.2
Studiebegeleiding
Goed
Criteria - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Een belangrijk uitgangspunt van de HKU en de opleidingen is dat studenten leren zelf verantwoordelijk te zijn voor hun studietraject en studieresultaten. Daarbij speelt de begeleiding een belangrijke rol. Deze is in eerste instantie in handen van de tutor c.q. een docenten met mentortaken. Elke afstudeerrichting heeft zo n tutor. Tutoren hebben een deels overdragende, deels spiegelende en deels signalerende functie . Het beleid is beschreven in de informatieve notitie Tutoraat in de HKU. Daarnaast functioneert in de begeleiding het onafhankelijke studentendecanaat en per faculteit een vertrouwenspersoon. Het decanaat is bereikbaar via het Studenten Service Centrum. Vanuit de onderwijsvisie van de opleiding is het belangrijk dat de student zo snel mogelijk zelf verantwoordelijk wordt voor het eigen studietraject en de eigen studieresultaten. Begeleiding speelt daarbij een cruciale rol. Spillen in deze begeleiding zijn de mentor en de onderwijscoördinator. De onderwijscoördinator richt zich met name op de zakelijke kant van de voortgang van de student, de mentor richt zich vooral op de inhoud van de studie. De opleiding heeft twee docenten met mentortaken aangesteld, één voor de eerste twee jaar en één voor de laatste twee jaar. Elk leerjaar heeft een mentor die studenten vanaf het eerste jaar individueel ondersteunt en begeleidt bij de studievoortgang. In het eerste en tweede jaar staan de mentorgesprekken geroosterd en in het derde en vierde jaar kunnen individuele gesprekken aangevraagd worden.
© NQA - visitatie Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, hbo-bacheloropleiding DBKV (vt/dt)
35/55
Minimaal twee maal per jaar is er een groepsgesprek, daarnaast kan er altijd op initiatief van de student een gesprek plaatsvinden. Studenten worden geïnformeerd over hun studievoortgang door hun toegang via het intranet van het studie-informatiesysteem OSIRIS. Daarnaast krijgen studenten twee keer per jaar een studiepuntenoverzicht thuis gestuurd. Voor de informatievoorziening van de studenten spelen het intranet en de e-mail ook in de overige informatievoorziening aan studenten een belangrijke rol. Iedere student heeft een e-mailaccount van de hogeschool met voldoende opslagruimte. Structurele informatie van faculteiten, Schools en andere afdelingen staat op het intranet. De student kan daar alle benodigde informatie vinden, van programmaboeken tot roosters, van stage-informatie tot seminars. Bij het begin van het studiejaar krijgen studenten deze informatie ook op een USBstick uitgereikt. Op organisatorisch gebied kunnen studenten met al hun vragen over ruimtes, roostering, studentassistentschappen, et cetera terecht bij de onderwijscoördinator of onderwijsmanagementassistent. Gaan de vragen van studenten verder dan de knelpunten van alledag, dan kunnen zij terecht bij het eerder genoemde Studenten Service Centrum, dat een centrale voorziening is voor studenten van alle faculteiten van de HKU. Dit Service Centrum is opgezet als één loket. Het panel is van mening dat de opleiding de studiebegeleiding en informatievoorziening aan de studenten goed regelt. Het panel onderschrijft het belang dat de opleiding hecht aan het gegeven dat de student zo snel mogelijk zelf verantwoordelijk wordt voor het eigen studietraject en de eigen studieresultaten. De inzet van een mentor en onderwijscoördinator, met specifieke taken en zijn uren die zijn beschikbaar gesteld, acht het panel een adequaat instrument daarvoor.
Onderwerp 5
Facet 5.1
Interne kwaliteitszorg
Evaluatie resultaten
Voldoende
Criteria - De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De kwaliteitszorg van de opleidingen vindt plaatst binnen door de HKU gestelde kaders. Ze is in eerste instantie vastgelegd in het Bestuursreglement Kwaliteitszorg. Daarin wordt verwezen naar het centrale document Werkboek Kwaliteitszorg dat dient als handleiding voor de Schools. Uitgangspunt voor de kwaliteitszorg is de PLAN-DO-CHECK-ACT cyclus die parallel loopt aan de interne en externe cyclische processen: begrotingscyclus, onderwijs- of opleidingscyclus en de accreditatiecyclus. De eerste twee cycli bepalen de jaaragenda van de HKU. Deze wordt bepaald door het college van bestuur in samenspraak met het Onderwijsoverleg waarbij alle faculteitsvoorzitters zijn betrokken. De kwaliteitszorg maakt deel uit van de jaaragenda. De jaaragenda mondt uit in het
36/55
© NQA - visitatie Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, hbo-bacheloropleiding DBKV (vt/dt)
Instellingsplan waarin steeds voor vier jaar de ambities en doelstellingen van de HKU, ook op het gebied van de kwaliteitszorg, worden geformuleerd. Voor de kwaliteitszorg op opleidingsniveau (crohonummer) fungeert de zogenoemde clusterraad. Dit is een strategisch overleg over de beleidsvoorbereiding, -ontwikkeling en kwaliteitszorg van opleidingen in het kader van validatie en accreditaties. De clusterraad geeft jaarlijks advies aan de faculteiten over de inrichting van de kwaliteitszorgsystematiek. De feitelijke uitvoering van de interne kwaliteitszorg berust bij de Schools, waarbij de faculteitsbesturen zorgen voor de randvoorwaarden. De verantwoordelijkheid voor de uitvoering is laag in de organisatie gelegd om de verbeterloops zo kort mogelijk te houden en zo dicht mogelijk bij de dagelijkse praktijk. Daarom zijn er bijvoorbeeld geen tevredenheidsonderzoeken op hogeschoolniveau. Om de opleidingen te evalueren worden op verschillende niveaus instrumenten ingezet: op opleidingsniveau bijvoorbeeld de zelfevaluatierapporten, op faculteitsniveau onder meer de kwartaalrapportages voor de Raad van Toezicht, de kengetallen en streefcijfers met betrekking tot aanmelding en instroom, de kunsten monitor. Op schoolniveau worden in principe de volgende instrumenten ingezet: - het digitale enquêtesysteem EVAL; - de periodieke gesprekken van de studieleiding met de groepsvertegenwoordigers; - informele gesprekken met studenten en docenten; - kengetallen uit OSIRIS; - enquêtes voor stageverleners en werkveld; - enquêtes voor projectopdrachtgevers; - functionerings- en ontwikkelingsgesprekken Belangrijke organen waarin de kwaliteitszorg aan de orde komt, zijn: de docentenvergaderingen; de opleidingscommissie en de facultaire medezeggenschapsraad. De Faculteit Theater werkt met periodieke kwaliteitsbesprekingen met studenten uitgevoerd door het Facultair Bureau Onderwijs, Onderzoek & Kwaliteitszorg (FBOOK). De Faculteit KMT werkt met klankbordgroepen; onder begeleiding van de tutor denken studenten mee over het onderwijs. De HKU hanteert als inhoudelijke streefdoelen de accreditatiecriteria van de NVAO. Kwantitatieve streefnormen ter beoordeling van de evaluatieresultaten zijn niet expliciet benoemd. In het gesprek met het management werd aangegeven dat men grosso modo uitgaat van de gemiddelde score. Wordt er onder de normaalverdeling gescoord dan is er sprake van een punt van aandacht. In het ZER wordt beschreven dat de impliciete streefdoelen geëxpliciteerd moeten worden, zodat deze ook beter gedeeld kunnen worden met collega s. Het panel onderschrijft deze procedure. Het panel komt tot de conclusie dat de opleiding op adequate wijze periodiek geëvalueerd wordt. De manier van evalueren sluit prima aan bij de cultuur in de faculteit -direct en informeel- en is daarom effectief te noemen. Het panel is van mening dat het kernteam de betrokkenen bekwaam aansturen op basis van gezamenlijke afspraken. Het kernteam neemt in voldoende mate de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het onderwijs. Het panel is van mening dat de deeltijdstudenten, die circa 40% van de jaarlijkse instroom uitmaken, te beperkt als onderzoeksgroep worden gezien binnen de kwaliteitszorg. Bovendien dienen de streefdoelen explicieter geformuleerd te worden en moet strikter de hand worden gehouden aan de (jaarlijkse) jaartaak- en
© NQA - visitatie Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, hbo-bacheloropleiding DBKV (vt/dt)
37/55
functioneringsgesprekken. Om die redenen beoordeelt het panel dit onderdeel met een voldoende.
Facet 5.2
Maatregelen tot verbetering
Goed
Criteria - De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De uitkomsten van evaluaties die betrekking hebben op het primaire proces, zowel inhoudelijk als organisatorisch) worden in eerste instantie door de studieleiding van de Schools besproken met de opleidingscommissies (OC s), respectievelijk met groepsvertegenwoordigers en met het docententeam, dan wel met individuele docenten als daar aanleiding toe is. Indien nodig worden verbeteracties afgesproken. Evaluaties betreffende faculteitsbrede processen, hetzij organisatorisch, hetzij inhoudelijk of onderwijskundig, worden in eerste instantie besproken in het hoofdenoverleg van de faculteit. Ook hier worden waar nodig verbeteracties afgesproken. Wat vastgelegd wordt hangt af van de aard van de informatie. Deels is er een informele kwaliteitscultuur, er zijn korte lijnen met docenten en studenten. Veel afspraken worden vastgelegd in verslagen van docentenvergaderingen, kernteamvergaderingen en bijeenkomsten met groepsvertegenwoordigers. Kleine verbeterpunten worden opgenomen in de voortgangsverslagen en waar nodig in de jaarplannen van de afdelingen. Structurelere punten worden jaarlijks geagendeerd in het format van het facultaire jaarverslag en in de facultaire jaarplanning. In de jaarlijkse verslaglegging wordt daarop het volgende jaar teruggekomen. De evaluaties van een faculteit als geheel vinden plaats tijdens speciaal daartoe georganiseerde beleidsdagen waarbij medewerkers, docenten en soms studenten uitgenodigd worden. Soms worden bijeenkomsten georganiseerd waarbij één specifiek gremium afzonderlijk wordt uitgenodigd, bijvoorbeeld alumni of de beroepspraktijk van de afstudeerrichting. Het panel constateert op grond van onder andere het ZER dat na de vorige visitatie een traject van onderwijs- en organisatieontwikkeling in gang is gezet om aan de zelfgestelde verbeterpunten en aan de punten van kritiek te kunnen werken. Beleidsmatig is dat in gang gezet via jaarlijkse tweedaagse studiedagen waaraan bestuur, opleidingsmanagement, opleidingscommissie en de facultaire medezeggenschapsraad deelnamen. Er zijn daar afspraken gemaakt over onderwerpen als competentiegericht onderwijs, beroepsvoorbereiding, beroepsbeeld, invoering van functioneringsgesprekken, theorieonderwijs, propedeuse, kwaliteitszorg en dergelijke. De tussentijdse gesprekken met Inspectie en NVAO in het kader van bestuurlijke hantering verbetermaatregelen werkten ondersteunend bij het expliciteren van het verbetertraject.
38/55
© NQA - visitatie Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, hbo-bacheloropleiding DBKV (vt/dt)
Voorbeelden van verbeteracties ten gevolge van een bespreking van evaluatief onderzoek die het panel waarnam, zijn: o Naar aanleiding van brede discussie in de HKU over studentbegeleiding, kritisch commentaar van studenten en de omvang van uitvalcijfers is versterking van mentoraat in propedeuse en het 2e, 3e en 4e jaar gerealiseerd, door meer uren beschikbaar te stellen en een taakomschrijving te maken. Studenten en docenten zijn tevreden over de resultaten daarvan; o Er zijn meer begeleidingsuren beschikbaar gesteld toen er over een module beeldend werken terechte klachten weren geuit; o Naar aanleiding van een bespreking in de OC is (een deel van) de OER van de docentenopleiding aangepast; o Naar aanleiding van evaluatie-uitkomsten heeft de studieleiding besloten enkele docenten een didactische cursus te laten volgen; o Naar aanleiding van de uitvalanalyses is de studeerbaarheid van het programma opnieuw bekeken. Het kernteam heeft het programma in het eerste blok van 8 weken in jaar 3 en 4 aangepast. Ook is de begeleiding van de scripties aangescherpt en beter gestructureerd. De Faculteit BKV organiseert jaarlijkse tweedaagsen waaraan bestuur, opleidingsmanagement, OC en FMR deelnemen. Op de Faculteit KMT vinden dergelijke beleidsdagen jaarlijks per School plaats, hier worden onderwerpen als evaluaties, verbetermaatregelen en het curriculum besproken. Ook bij de Faculteit Theater worden per school jaarlijks docentenbijeenkomsten gehouden. Tweemaal per jaar vindt tevens een beleidsdag met de hoofden en het faculteitsbestuur plaats. Tijdens het visitatiebezoek heeft het panel vastgesteld dat de verschillende betrokkenen bij de opleiding effecten zien van de verschillende evaluaties.
Facet 5.3
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld
Voldoende
Criteria - Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Studenten zijn bij de interne kwaliteitszorg betrokken via de afname van het digitale EVAL aan het eind van ieder onderwijsblok. Daarnaast via groepsgesprekken met de tutor en/of panelgesprekken De meeste afstudeerrichtingen kennen een systeem van groepsvertegenwoordiging waardoor in korte lijnen lopende onderwerpen met de studieleiding besproken kunnen worden. Studenten zijn verder vertegenwoordigd in d e opleidingscommissie en de facultaire medezeggenschapsraad. De betrokkenheid van docenten is geborgd in de jaartaak-, voortgangs-, functionering- en POP-gesprekken, in docentvergaderingen en in periodieke trainingsbijeenkomsten. Bij BKV heeft een cultuuronderzoek plaatsgevonden en in een serie lunchbijeenkomsten werden medewerkers uitgenodigd mee te denken over verbeteringen in het onderwijs en
© NQA - visitatie Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, hbo-bacheloropleiding DBKV (vt/dt)
39/55
de organisatie en om een reactie te geven op beleidsveranderingen. Ook startte de BKV een onderwijsevaluatie door docenten. De faculteit moet nog starten met de onderwijsevaluaties door studenten; dit wordt als een ontwikkelpunt gezien. De contacten met het afnemend beroepenveld lopen met name via de werkveldcommissie. Het panel heeft vastgesteld dat de samenstelling de werkveldcommissie verbreed kan worden. Zo zouden niet alleen stagedocenten moeten deel uitmaken van de werkveldcommissie, maar ook vertegenwoordigers van relevante culturele en kunsteducatieve instellingen uit Utrecht en omgeving. Afgestudeerden worden jaarlijks via de kunstenmonitor benaderd voor evaluatie van de opleiding, maar ook via gesprekken. Oud-studenten worden uitgenodigd feedback te geven over de aansluiting van de opleiding op wat speelt in het werkveld en over de ervaringen als startende docent. Het panel acht de mate waarin dat gebeurt nog te beperkt. Afgestudeerden worden verder betrokken bij sommige seminars, bij reguliere onderwijsactiviteiten, bij tentoonstellingen en festivals. Het werkveld is betrokken als lid van de Raad van Advies (op faculteitsniveau) en als extern deskundige bij de eindexamens. Die functies kunnen elkaar overlappen. Aan opdrachtgevers en stageverlenende bedrijven wordt gevraagd om een oordeel over de kwaliteit(en) van de studenten, maar ook over de aansluiting van de opleiding op de beroepspraktijk. Als ontwikkelpunten geeft het ZER aan dat het alumnibeleid uitgebreid wordt. Het is de bedoeling dat er meer aandacht wordt besteed aan het doelgericht onderhouden van contacten via de alumni-enquête en via de projectenbureaus. In navolging van de Faculteit KMT worden op de andere faculteiten plannen ontwikkeld voor het starten van eigen Career Centres. De uitkomst van EVAL wordt nu nog per afstudeerrichting besproken. Dit gaat ook op de niveaus van School en Clusterraad gebeuren. Gemeenschappelijke bevindingen zullen waar mogelijk leiden tot hogeschoolbrede initiatieven voor de systematisering van de evaluaties. Het panel is van oordeel dat de alumni en een bredere vertegenwoordiging dan het huidige werkveld -in het bijzonder het educatieve werkveld- op meer systematische wijze betrokken kunnen worden bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding.
Onderwerp 6
Facet 6.1
Resultaten
Gerealiseerd niveau
Goed
Criteria - De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De opleiding heeft een aantal instrumenten om te verifiëren of de eindkwalificaties daadwerkelijk behaald worden: de reguliere toetsing door docenten, de beoordeling en
40/55
© NQA - visitatie Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, hbo-bacheloropleiding DBKV (vt/dt)
evaluatie van stages, de contacten met stagebegeleiders, de inzet van externe beoordelaars bij de eindexamens en contacten met alumni. Het afstuderen ziet er als volgt uit. In het laatste studiejaar voltooit de student de opleiding met (a) een afstudeeropdracht, (b) een eindscriptie en (c) een doceeractiviteit (de VO-stage). De student concipieert zelf de eindopdracht voor de afstudeeropdracht en legt het concept voor aan de eindexamencommissie. Na het verkrijgen van toestemming ( groen licht ) werkt de student het concept uit. Op vergelijkbare wijze formuleert de student een probleemstelling voor een eindstudieonderzoek. De doceeractiviteit wordt geëvalueerd door middel van een presentatie. Deze drie producten moeten aantonen dat de student zich de nagestreefde competenties eigen heeft gemaakt. De criteria waaraan de student moet voldoen voor de individuele eindopdracht kunnen niet tevoren gespecificeerd worden, maar er kan door de beoordelaars wel overeenstemming over worden bereikt als het product er ligt. De criteria voor de doceeropdracht zijn tevoren bekend. Voor de borging van de kwaliteit is het belangrijk dat de beoordeling van eindopdrachten ook door het gehele team (naast de examencommissie) plaatsvindt en dat er externe deskundigen bij betrokken zijn. Externe deskundigen leggen hun bevindingen schriftelijk vast. Uit evaluaties en het visitatiegesprek met werkveldvertegenwoordigers en alumni blijkt dat afgestudeerden van de Utrecht opleiding DBKV goed inzetbaar zijn in de relevante beroepspraktijk. Het panel heeft tien scripties gelezen en tijdens het visitatiebezoek een tentoonstelling bezichtigd. De tentoonstelling bestond uit (afstudeer)werken van verschillende studenten uit het eerste tot en met het laatste jaar. Het panel is mening dat voor zowel de scripties als het afstudeerproduct geldt dat de norm hoog ligt. Er wordt een hoog eindniveau verwacht van de studenten, die daar ook aan kunnen voldoen.
Facet 6.2
Onderwijsrendement
Goed
Criteria - Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. - Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: In het Instellingsplan 2005-2008 is geformuleerd dat in 2008 het afstudeerrendement van elke opleiding aan de HKU tenminste gelijk is aan het landelijk gemiddelde afstudeerrendement binnen de betrokken discipline. De HKU maakt daarbij onderscheid tussen het rendement van de propedeuse en het rendement van de afstudeerfase. De uitspraak heeft betrekking op het rendement van de afstudeerfase, omdat de propedeuse selectief moet kunnen zijn. Een streefcijfer voor de propedeuse is strijdig met een selectie op aanwezige beeldende talenten. De opleiding DBKV heeft deze streefcijfers overgenomen. Voor de propedeuse geldt een uitvalpercentage van maximaal 25% en dus een propedeuserendement van 75%. Voor de hoofdfase wordt een rendement van
© NQA - visitatie Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, hbo-bacheloropleiding DBKV (vt/dt)
41/55
80% nagestreefd. Als totaal rendement na 5 jaar wordt het streefcijfer van 60% gehanteerd. Met de aangeleverde informatie presenteert de opleiding enkele kwantitatieve gegevens omtrent de in- en uitstroom. De gemiddelde studieduur van de geslaagden ligt rond de 4,4 jaar en die van de ongediplomeerde uitstroom 1,4 jaar. Het onderwijs van de HKU scoort al twee jaar 58,5% rendement waar het KUO gemiddeld op 50,6% ligt, en is dus op de goede weg naar de 60%. Het rendement van de opleiding DBKV ontwikkelt zich op vergelijkbare wijze. De opleidingsrendementen lagen de laatste jaren tegen de 60% tegenover gemiddeld 45% van de overige docentenopleidingen. Het panel stelt vast dat de opleiding enkele streefcijfers heeft geformuleerd. De opleiding voldoet daaraan niet in alle gevallen, maar de afwijking blijft zeer beperkt. Het panel realiseert zich daarbij dat -ondanks dat de Utrechtse DBKV een positieve uitzondering islaag rendement een algemeen kenmerk is van een opleiding in het kunstonderwijs. Het panel is van mening dat de opleiding zich terdege bewust is van de problematiek. De medewerkers doen in de sfeer van studiebegeleiding, inrichting van het onderwijs en voorlichting het nodige doen om de geschikte en gemotiveerde student binnen een redelijke periode zijn/haar diploma te doen behalen. Dit leidt dan ook tot positieve resultaten wat betreft het onderwijsrendement.
42/55
© NQA - visitatie Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, hbo-bacheloropleiding DBKV (vt/dt)
Deel C: Bijlagen
© NQA - visitatie Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, hbo-bacheloropleiding DBKV (vt/dt)
43/55
Bijlage 1:
44/55
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden
© NQA - visitatie Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, hbo-bacheloropleiding DBKV (vt/dt)
© NQA - visitatie Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, hbo-bacheloropleiding DBKV (vt/dt)
45/55
46/55
© NQA - visitatie Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, hbo-bacheloropleiding DBKV (vt/dt)
© NQA - visitatie Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, hbo-bacheloropleiding DBKV (vt/dt)
47/55
48/55
© NQA - visitatie Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, hbo-bacheloropleiding DBKV (vt/dt)
Bijlage 2:
Deskundigheden panelleden
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met meest recente ontwikkelingen
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op niveau/oriëntatie te beoordelen opleiding
X
Onderwijsdeskundigheid
X
Studentgebonden deskundigheid
Visitatiedeskundigheid
Panellid NQA: De heer drs. R. van der Dussen
Domeinpanellid: De heer R.A. van der Sloot
Relevante werkvelddeskundigheid
Panellid student: De heer drs. F.J. van Panhuis
Voorzitter, domeinpanellid: Mevrouw M.J. van Hoorn
Deskundigheid cf. Protocol VBI s; 22 augustus 2005
X
X
X
X
X
X
Nadere informatie over de achtergronden van de panelleden: Panellid mevrouw M.J. van Hoorn Mevrouw Van Hoorn is ingezet als panellid vanwege haar onderwijsdeskundigheid alsmede vanwege haar werkvelddeskundigheid en haar internationale deskundigheid. Mevrouw Van Hoorn heeft de staatsdiploma s Handvaardigheid A en B behaald aan de Academie voor Beeldende Vorming Amersfoort (1976 en 1978). Van 1978 tot en met 1984 was zij werkzaam als docent Handenarbeid en Kunstgeschiedenis op verschillende scholen voor voortgezet onderwijs, tussen 1980 en 1992 was zij regelmatig werkzaam in de Verenigde Staten, van 1984 tot 1989 als gastdocent vakdidactiek aan de verschillende universiteiten in de Verenigde Staten. Vanaf het studiejaar 2007-2008 is zij werkzaam als docent aan de masteropleiding kunsteducatie van de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten. Op dit moment werkt mevrouw Van Hoorn als senior Beleid en Onderzoek bij Cultuurnetwerk Nederland, het landelijk kenniscentrum voor cultuureducatie. Cultuurnetwerk Nederland verzamelt informatie en kennis over theorie, beleid en praktijk van cultuureducatie in Nederland en het buitenland voor belangstellenden en belanghebbenden uit het
© NQA - visitatie Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, hbo-bacheloropleiding DBKV (vt/dt)
49/55
onderwijs, de vrije tijd, kunst en cultuur en beleid en ontsluit deze informatie in diverse, op doelgroepen toegesneden vormen. Zij is daarbij onder meer verantwoordelijk voor de eenheid Studies en Onderzoek, het doen van onderzoek naar cultuureducatie in het onderwijs en de opbouw van netwerken van onderzoekers op het gebied van cultuureducatie. Zij is voorts hoofdredacteur van Cultuur+Educatie, een thematische, theoretische reeks over cultuureducatie. Opleiding: 1971 Havo, Rijksscholengemeenschap Lochem 1976 en 1978 Staatsdiploma s Handvaardigheid A en B, Academie voor Beeldende Vorming Amersfoort 1993 NIMA-A 1996, 97, 98 Informatief Schrijven en Journalistiek Schrijven, Hogeschool van Utrecht, FORUM Werkervaring: 1978 1984 Docent Handenarbeid en Kunstgeschiedenis op verschillende scholen voor voortgezet onderwijs: het Zandevelt College te s Gravenzande (havo en vwo); de Gemeentelijke Dag- en Avondschool voor Volwassenen (mavo, havo en meao) en de Katholieke Technische School te Voorhout 1983 1984 Research assistant J.P. Getty Trust 1984 1989 Gastdocent vakdidaktiek aan Penn State University, University of New York, State University of New York at New Paltz en Skidmore College 1984 1990 Algemeen stafmedewerker voortgezet onderwijs LOKV 1990 1991 Waarnemend hoofd van de afdeling onderwijs LOKV 1984 1989 Gastdocent vakdidactiek aan Penn State University, University of New York, State University of New York at New Paltz en Skidmore College 1986 1992 Adviseur Pace (Performance Assessment Collaboratives for Education, Harvard Graduate School of Education, Cambridge) 1991 1999 Stafmedewerker Onderzoek en Ontwikkeling LOKV 1993 1998 Lid kernredactie tijdschrift Kunst & Educatie (deeltijd) 1999 heden Senior Beleid en onderzoek Cultuurnetwerk Nederland
Panellid de heer R.A. van der Sloot De heer Van der Sloot is ingezet als domeindeskundige en als onderwijsdeskundige op het gebied van kunstonderwijs. Hij heeft meerdere jaren ervaring als docent in kunstvakken. Daarnaast heeft de heer Van der Sloot ervaring met examineren en jureren. De heer Van der Sloot is voor deze visitatie individueel geïnstrueerd over het accreditatieproces in het hoger onderwijs en de werkwijze van NQA. Opleiding: 1980 1985 1995
2006
50/55
2007
Academie voor Beeldende Vorming in Tilburg, 1e graads tekenen/schilderen en kunstgeschiedenis Diverse nascholingscursussen op gebied van beeldende vorming/CKV; o.m. bij IVLOS, Erasmus Universiteit Rotterdam, CPS, Universiteit Nijmegen en Universiteit van Amsterdam Certificate Advanced English/ University of Cambridge.
© NQA - visitatie Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, hbo-bacheloropleiding DBKV (vt/dt)
Werkervaring: 1984 1999 Docent kunstzinnige vorming aan de Volksuniversiteit te Rotterdam 1985 1987 Docent vakdidactiek aan de Christelijke Academie voor beeldend Kunstonderwijs te Kampen 1985 2000 Cg lid Cito in verband met de constructie examens VWO tekenen 1985-2000 1985 heden Docent tekenen/Ckv/Beeldende Vorming VO aan het Koningin Wilhelmina College te Culemborg, HAVO/VWO eindexamens 1985 heden Stagedocent HKU 2003 heden CEVO vaksectie lid
Panellid student de heer drs. F.J. van Panhuis De heer Van Panhuis is ingezet als student panellid. Hij is momenteel derdejaars student Docent Beeldende Kunst en Vormgeving aan de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten. De heer Van Panhuis is qua leeftijd representatief voor de primaire doelgroep van de opleiding. Hij beschikt over studentgebonden deskundigheden met betrekking tot de studielast, de onderwijsaanpak, de voorzieningen en de kwaliteitszorg bij opleidingen beeldende kunst en vormgeving. Ook de heer Van Panhuis is voor deze visitatie individueel geïnstrueerd over het proces van accreditatie in het hoger onderwijs en de werkwijze van NQA. Opleiding: 2005 2005 2008
Gymnasium Taal- en Cultuurstudies, specialisatie Cultuureducatie AHK
Werkervaring: 2006 Auteur lesmateriaal kunsteducatie en Nederlands
Panellid de heer drs. R.V. van der Dussen De heer Van der Dussen is ingezet als NQA panellid. Hij heeft ervaring met onderwijs- en onderzoeksvisitaties in verschillende domeinen binnen het HO, zoals Rechtsgeleerdheid, Economie, Communicatiewetenschap en Criminologie. Hij bezit auditorkwaliteiten vanwege visitatie-ervaring en cursussen gevolgd bij het Interfacultair Instituut voor Lerarenopleiding, Onderwijsontwikkeling en Studievaardigheden (IVLOS). Opleiding 1996 2003
Doctoraal Psychologie, specialisatie Organisatiepsychologie, Universiteit Utrecht
Cursussen 2004 2005 2006
Auditkwaliteit, IVLOS Onderwijskunde voor het Hoger Onderwijs, IVLOS
Werkervaring 1996 2004 2004 2005 2007
Diverse betrekkingen en (afstudeer)stages binnen organisatieadviesbureaus omtrent kennismanagement Medewerker afdeling Kwaliteitszorg Vereniging van Universiteiten (VSNU) heden Projectleider kwaliteitszorg wetenschappelijk onderwijs Quality Assurance Netherlands Universities (QANU) heden Vanuit QANU gedetacheerd bij de Netherlands Quality Agency (NQA)
© NQA - visitatie Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, hbo-bacheloropleiding DBKV (vt/dt)
51/55
52/55
© NQA - visitatie Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, hbo-bacheloropleiding DBKV (vt/dt)
Bijlage 3:
Bezoekprogramma
Visitatie Docent Beeldende Kunst en Vormgeving op 11 september 2007
Tijdstip 08.30 10.30 uur
Programmaonderdeel + wie Materiaalbestudering
10.30 11.15
11.15 uur 12.00 uur
Gesprek met Opleidingsmanagement Gesprek met studenten
12.00
12.45 uur
lunchpauze NQA-panel
12.45
13.30 uur
NQA-gesprek met docenten
13.30
14.15 uur
NQA-gesprek met alumni/werkveld
14.15
15.30 uur
Rondleiding en tentoonstelling
15.30
17.15 uur
17.15 17.45
17.45 uur 18.15 uur
Materiaalbestudering Intern paneloverleg NQA-gesprek (2e) met (opleidings)management Afsluitend Paneloverleg
Deelnemers NQA-panel
NQA-panel
NQA-panel
NQA-panel
© NQA - visitatie Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, hbo-bacheloropleiding DBKV (vt/dt)
53/55
Bijlage 4: 1.
2. 3.
4.
5. 6.
7.
8. 9. 10. 11.
54/55
Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
Beleidsdocumenten op opleidings- en hogeschoolniveau waaruit in kwalitatieve en kwantitatieve zin blijkt hoe in de afgelopen jaren aan de opleiding gestalte is gegeven en welk beleid de opleiding de komende jaren voor ogen heeft; Onderwijsbeleid en toetsbeleid; Een representatieve selectie uit het studiemateriaal, zoals: Cursusboeken, Readers, Studieboeken, Moduleboeken en handleidingen of studiewijzers, Studiehandleidingen, stage en afstudeerhandleidingen Literatuurlijst en boekenlijst Projectopdrachten Een representatieve set van beoordeeld materiaal (inclusief beoordelingen): Toetsen Opdrachten Portfolio s en assessments Stageverslagen Projectverslagen; Personeelsbeleid (onder andere functie- en kwalificatieprofielen, documentatie over functioneren en professionaliseren, scholingsplan); Informatie over het interne kwaliteitszorgsysteem: Beleid, overzicht van evaluatie-instrumenten, streefcijfers; Recente evaluatierapporten (zowel intern als extern, inclusief de meetinstrumenten) van aspecten van het onderwijs, zoals verslagen van gecommitteerden, evaluaties door studenten en docenten, module-evaluaties, studenten tevredenheidsonderzoek, uitkomsten en analyses van evaluaties en verbeteractiviteiten; Samenstelling van relevante overlegorganen (opleidingscommissie, werkveldadviescommissie, examencommissie, stafoverleg, e.a.) en notulen van de overlegorganen; Overzicht van externe contacten en aard van die contacten; Afstudeerproducten, inclusief beoordelingen voor zo ver aanvullend op de reeds toegestuurde documenten; Rendementsbeleid en kengetallen (streefcijfers en gerealiseerde cijfers); Alle overige documenten waar de opleiding in het zelfevaluatierapport naar verwijst.
© NQA - visitatie Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, hbo-bacheloropleiding DBKV (vt/dt)
Bijlage 5:
Domeinspecifieke competenties
Deze zijn te vinden op de website van de HBO-raad: www.hbo-raad.nl.
© NQA - visitatie Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, hbo-bacheloropleiding DBKV (vt/dt)
55/55