Amateurkunst & Publiek Adviesbureau Cultuurtoerisme In opdracht van Kunstfactor en Fonds voor Cultuurparticipatie Utrecht, april 2011
1
INHOUD Inleiding
3
Amateurkunstpodia 2010
5
Verslag van het onderzoek
13
Hoofdstuk 1: Uitgangspunten voor het onderzoek
15
Hoofdstuk 2: Formele podia
23
Hoofdstuk 3: Informele podia
33
Hoofdstuk 4: Het publiek bij amateur optredens
49
Conclusie: Amateurpodiumkunst & publiek
55
Literatuurlijst
59
Bijlagen 1. MAK-Pod 2011, onderzoek van de optredens van amateurkunstenaars 2. Onderzoek van de formele podia 3.
Lijst van culturele centra
4.
Onderzoek van de informele podia
5.
BAPK, onderzoek van het publiek van optredens van amateurkunstenaars
6.
Geïnterviewden over festivals
7.
Podia die in het onderzoek niet zijn meegenomen
2
AMATEURPODIUMKUNST & PUBLIEK Inleiding De beeldvorming over aantallen voorstellingen en bezoekers aan de podiumkunsten, en daarmee aan de amateurpodiumkunsten, wordt in Nederland sterk beïnvloed door de jaarlijkse publicatie Podia 20.. met gegevens van de Vereniging van Schouwburg– en Concertgebouwdirecties (VSCD) over aantallen leden, zalen, stoelen aantallen voorstellingen/concerten en evenementen en het aantal bezoeken daaraan, plus aantallen voorstellingen/concerten per genre en de bezoeken per genre. Hierin wordt slechts aandacht geschonken aan amateurvoorstellingen, voor zover die plaats vinden in de zalen van de leden van de VSCD. Deze maken daar 10% van het totaal uit. Er bestaan echter veel meer podia, zoals onder andere het Sociaal Cultureel Planbureau in haar onderzoeken laat zien. Een gegeven is dat de dataleveranciers over de optredens van amateurs in de podiumkunsten een incompleet beeld geven, omdat een deel van de podia en openbare publieksbijeenkomsten buiten beeld blijven. De Vereniging Nederlandse Poppodia en Festivals (VNPF) en Muziekcentrum Nederland doen bijvoorbeeld jaarlijks metingen naar voorstellingen en bezoekers in hun ressort, maar ook zij dekken daar maar een gedeelte van de amateurpodiumkunst. Het werd daarom door Kunstfactor en het Fonds voor Cultuurparticipatie van belang geacht dat er een compleet en zo betrouwbaar mogelijk beeld werd geschetst van de voorstellingen en bezoeken bij de amateurpodiumkunsten, dat het onderzoek hiervoor snel plaats vond en dat dit beeld goed vergelijkbaar zou zijn met de genoemde jaarlijkse cijfers van de VSCD. In de eerste twee maanden van 2011 is een onderzoek naar de ontbrekende gegevens uitgevoerd. De hoofdstukken 1, 2 en 3 van dit rapport vormen het verslag hiervan. Dit sluit qua vorm en inhoud aan bij de publicatie Podia 20.. van de VSCD. Van de gelegenheid is ook gebruik gemaakt om een eerste inzicht te krijgen in het publiek van de amateurpodiumkunstenaars en de mogelijke verschillen tussen de bezoekers aan podiumvoorstellingen van professionals en aan die van amateurkunstenaars. Hierover gaat het laatste hoofdstuk van dit rapport, hoofdstuk 4. Aan het begin van dit rapport is een samenvatting van de vier hoofdstukken gemaakt: Amateurkunstpodia 2010, die basis kan vormen voor de publieksversie van dit rapport. In de bijlagen staat de uitgebreide verantwoording van dit onderzoek in zijn verschillende onderdelen. Graag danken wij de leden van de begeleidingscommissie Hans Heimans, Toon Kets, Eline Kleingeld, Lotte Volz en Andries van de Broek voor hun stimulerende ondersteuning en vele nuttige adviezen. Adviesbureau Cultuurtoerisme Onderzoekers: Dr. Th.B.J. Noordman, Drs. M. van Dijk, Mevr. A.C.M. Kool Drs. A. Elffers (adviseur)
3
Afkortingen BAPK CBS CKV FPK MAK Mak-Pod 2011 MCN PAS POD RIVM SCP TAS VNO VNPF VOB VSCD
Bezoekers Amateur Podium Kunstenaars Centraal Bureau voor de Statistiek Culturele en Kunstzinnige Vorming Fonds Podium Kunsten Monitor Amateurkunst Monitor Amateurkunst Podia Muziek Centrum Nederland Podium Analyse Systeem Podia Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu Sociaal Cultureel Planbureau Theater Analyse Systeem Vereniging van Nederlandse Openluchttheaters Vereniging Nederlandse Poppodia en Festivals Vereniging Openbare Bibliotheken Vereniging van Schouwburg- en Concertgebouwdirecties
4
AMATEURKUNSTPODIA 2010
5
6
1. In ons land trekken de podium optredens van amateurkunstenaars 20 miljoen bezoeken. Dit getal is bijna even groot als het jaarlijkse bezoekersaantal aan musea. Tabel 1: Aantal bezoeken Bezoeken aan optredens van amateurkunstenaars (2010) Bezoeken aan musea (Statline 2007) Bezoeken aan professionals op de formele podia
20.1 mln. 20,8 mln. 15,8 mln.
(2009: VSCD: 11,2; kl. muz.: 0,8; openl.:0,4; popp: 2,9, cult.c.: 0,5 mln.)
2. De podia waar amateurs optreden kunnen worden onderscheiden in formele en informele podia. In Nederland bestaan ongeveer 870 formele podia. De formele podia worden in tabel 2 gecategoriseerd. Binnen iedere categorie treden amateurs op maar niet op elk podium binnen de verschillende categorieën. Het aandeel van de amateurvoorstellingen in de programmering van de kleine muziekpodia is het laagst, in die van de poppodia het hoogst. Gemiddeld bevat het programma van een formeel podium per jaar 16 amateur optredens. Tabel 2: Aantal optredens van amateurs per formele podiumcategorie Optredens VSCD Podia
%
3.565
25,1
Kleine muziekpodia
603
4,2
Openluchttheaters
918
6,5
Poppodia
6.710
47,2
Culturele centra
2.416
17,0
__________ 14.212
_________ 100,0
Totaal
Op deze formele podia zijn in totaal jaarlijks meer dan 14.000 optredens van amateurpodiumkunstenaars te zien. Dit betekent dat er door amateurs iedere dag ongeveer 40 voorstellingen gegeven worden op een formeel podium in Nederland. Bijna de helft hiervan vindt plaats op de poppodia en een kwart op de podia die zijn aangesloten bij de Vereniging van Schouwburg- en Concertgebouwdirecties (VSCD). 3. Ieder jaar worden aan de optredens van amateurs op de formele podia 3,8 mln bezoeken gebracht. Tabel 3: Aantal bezoeken per formele podiumcategorie Bezoeken (X 1000) 1.079
27,9
Kleine muziekpodia
38
1,0
Openluchttheaters
489
12,7
1.997
51,7
261
6.7
__________ 3.864
_________ 100,00
VSCD Podia
Poppodia Culturele centra Totaal
%
7
De poppodia trekken 52% van de bezoeken aan de uitvoeringen van amateurs op formele podia. 28% van de bezoeken worden afgelegd aan de podia van de leden van de VSCD. Kleine muziekpodia, openluchttheaters en culturele centra krijgen aanzienlijk minder toevloed van bezoekers van optredens van amateurs. 4. De helft van de ruim 14.000 amateurkunst optredens op de formele podia betreft populaire muziek. Die varieert van gouwe ouwe tot heavy metal. Tabel 4: Aantal amateurvoorstellingen bij formele podia per genre Optredens % Toneel
2.345
16,5
Dans, beweging
1.496
10.5
Klassieke muziek
478
3,4
Populaire muziek
7.196
50,6
Musical & Operette etc
1.104
7,8
466
3,3
1.127 __________ 14.212
7,9 _________ 100,0
Cabaret, kleinkunst Overig Totaal
Op de formele podia worden ook heel wat toneelvoorstellingen van amateurgroepen gegeven: bijna 2,5 duizend per jaar. Dans en musical leveren ieder meer dan 1.000 optredens op de formele podia. Amateurcabaret en klassieke muziek nemen in dit opzicht een bescheiden plaats in. 5. Ruim de helft van de bezoeken aan optredens van amateurs bij formele podia is voor de musici die populaire muziek spelen. Tabel 5: Bezoeken aan podiumkunstvoorstellingen van amateurs bij formele podia per genre Bezoeken % (X 1000) Toneel 624 16,2 Dans, beweging 105 2,7 Klassieke muziek
303
7,8
Populaire muziek
2.033
52,6
337
8,7
96
2,5
366 __________ 3.864
9,5 _________ 100,0
Musical & operette, etc. Cabaret, kleinkunst Overig Totaal
Na de populaire muziek volgt bezoek aan amateur toneel, met 16% van de bezoeken. 6. Het aantal informele podia is in Nederland veel groter dan het aantal formele podia. Er zijn in Nederland alleen al ruim 15.000 informele podia, waar amateurs optreden. Dat is 17,5 maal zo veel als er formele podia zijn. Daarnaast bestaan er nog informele podia waar alleen professionals optreden.
8
Het onderwijs neemt ongeveer de helft van de 15000 informele podia waar amateurs optreden voor zijn rekening. Het primair onderwijs is hierin meegenomen, omdat de schoolmusicals als amateurvoorstellingen worden gerekend. Tabel 6: Totaal aantal informele podia met amateurkunst %
Informeel podium
9,4
Zorgcentra Sociaal culturele centra
1.441
Primair onderwijs
6.103
40,2
Overig onderwijs
1.550
10,2
389
2,6
3.979 _________ 15.194
26,1
Sporthallen Horeca Totaal
11.4 1.732
________ 100
De horeca telt met 4.000 locaties waar amateurs optreden meer dan een kwart van de informele podia. 7. Op de informele podia vinden jaarlijks 120.000 optredens van amateurpodiumkunstenaars plaats. Bijna de helft van hun optredens (45,8%) spelen zich in cafés en feestzalen af. Met 21% van de optredens komen de zorgcentra op de tweede plaats. Sporthallen nemen het kleinste aandeel in de optredens voor hun rekening, namelijk niet veel meer dan 1 %. Tabel 7: Totaal aantal optredens in Nederland per genre en informele podiumsoort Totaal Zorgcentra Sociaal Primair Overig Sporthallen Horeca Totaal Totaal aantal culturele onderwijs onderwijs per % optredens centra genre Toneel 1.077 3.552 862 119 1.066 6.676 5,6 Klassieke muziek 3.181 1.093 203 4.322 8.799 7,3 Dans, 2.719 2.869 101 119 4.203 10.011 8,3 beweging Populaire muziek 14.826 8.401 1.115 597 43.867 68.806 57,4 Musical, operette, 1.334 2.217 14.706 2.281 597 355 21.490 17.9 etc. Cabaret, kleinkunst 1.898 683 101 60 592 3.334 2,8 Anders 300 500 800 0,7 Totaal per type 25.035 18.815 14.706 4.963 1.492 54.905 119.916 100 informeel podium Totaal % 20,9 15,7 12,2 4,1 1,2 45,8 100
9
Bij de optredens op de informele podia gaat het in bijna drievijfde van de gevallen (57,4%) om het laten horen van populaire muziek. In zorgcentra betreft dit bijna altijd het Nederlands repertoire, bij de andere informele podia vaak ook popmuziek. Het genre musical en operette neemt hier een belangrijke plaats in, omdat de schoolmusicals als enige soort schoolvoorstellingen worden meegeteld en deze in grote aantallen op scholen worden opgevoerd. 8. Het aantal bezoeken aan optredens van amateurpodiumkunstenaars op informele podia bedraagt jaarlijks 16,3 miljoen. De bezoekersaantallen van de optredens van amateurs in de horeca domineren ook bij de bezoeken het geheel. Het gaat om bijna 8,5 miljoen bezoeken per jaar; dit is 51,8 % van het totale aantal bezoeken. Bij de bezoeken nemen zorgcentra niet de tweede plaats in, zoals bij de optredens, maar doen de sociaal culturele centra dit. Zij zijn verantwoordelijk voor 16% van het bezoek aan de optredens van amateurs op de informele podia. De sporthallen, die slechts 1% van de optredens voor hun rekening nemen, trekken 5% van het publiek. Zij nemen gewoonlijk in het informele circuit de groot gemonteerde producties voor hun rekening. Tabel 8: Totaal aantal bezoeken in Nederland per genre en informele podiumcategorie ((x 1000)) Bezoeken aan Zorgcentra Sociaal Primair Overig Sporthallen Horeca Totaal per Totaal % optredens culturele onderwijs onderwijs genre centra Toneel 61 442 114 97 202 916 5,6 Klassieke 219 139 23 418 799 muziek 4,9 Dans, beweging 163 323 13 1.031 1.530 9,4 Populaire 1.035 1.300 115 483 6.552 9.485 58,4 muziek Musical, 152 276 1.903 414 263 50 3.058 18,8 operette, etc. Cabaret, 176 108 10 2 59 355 2,2 kleinkunst Anders 13 101 114 0,7 Totaal per type 1.806 2.588 1.903 702 845 8.413 16.257 100 informeel podium Totaal % 11,1 15,9 11,7 4,3 5,2 51,8 100 Net als bij de formele podia gaan bij de informele podia de meeste bezoekers naar optredens van amateurs die populaire muziek spelen. Hun aandeel is bijna drievijfde (58,4%) van het totaal. Musical / operette trekt 3 miljoen bezoeken en dans 1,5 miljoen. De andere kunstvormen zijn bij het publiek van de informele podia minder in trek. 9.Het jaarlijks aantal optredens van amateurkunstenaars is ruim 134.000. Dit betekent dat er dagelijks in Nederland 367 optredens van amateurkunstenaars zijn. Amateurtoneel wordt relatief meer vertoond op formele podia dan op informele podia. De informele podia nemen bijna 90% van alle optredens van amateurs voor hun rekening.
10
Tabel 9: Aantal optredens op formele en informele podia door amateurkunstenaars Informele podia Genre Formele podia Totalen optredens optredens amateurkunstenaar Amateurkunstenaar Toneel Klassieke muziek Dans, beweging Populaire muziek Musical & operette, etc. Cabaret, kleinkunst Overig
Optredens 2.345 478
% 16,5 3,4
Optredens 6.676 8.799
% Optredens 5,6 9.021 7,3 9.277
% 6,7 6,9
1.496
10,5
10.011
8,3
11.507
8.6
7.196
50,6
68.806
57,4
76.002
56,7
1.104
7,8
21.490
17,9
22.594
16,9
466
3,3
3.334
2,8
3.800
2,8
1.127 14.212
7,9 100,00
800 119.916
0,7 100,00
1.927 134.128
1,4 100
De populaire muziekoptredens van amateurs op de informele podia zijn alleen al goed voor meer dan 50% van het aanbod aan amateur optredens. Populaire muziek wordt door amateurs ook relatief meer gespeeld op informele dan op formele podia. 10. Het publiek voor amateurpodiumkunstenaars stroomt vooral naar de informele podia. Liefst 80% van de bezoeken aan optredens van amateurs betreft de informele podia. Slechts een vijfde van de bezoeken worden door de vijf soorten formele podia genoteerd die in dit onderzoek onder de loep zijn genomen. Hier worden jaarlijks bijna 4 miljoen bezoeken afgelegd aan optredens van amateurs, tegen meer dan 16 miljoen bezoeken aan amateuroptredens op informele podia. Tabel 10: De bezoeken aan optredens van amateurpodiumkunstenaars
Genre Toneel Klassieke muziek Dans, beweging Populaire muziek Musical, operette, etc Cabaret, kleinkunst Overig Totaal
Formele podia bezoeken (x 1000) % 624 16,2
Informele podia bezoeken (x 1000) 916
Totaal bezoeken (x 1000) % 5,6 1.540 7,7
%
303
7,8
799
4,9
1.102
5,5
105
2,7
1.530
9,4
1.635
8,1
2.033 52,6
9.485
58,4
11.518
57,2
8,7
3.058
18,8
3.395
16,9
96 2,5 366 9,5 3.864 100
355 114 16.257
2,2 0,7 100
451 480 20.121
2,2 2,4 100
337
Bijna tweederde van de bezoeken betreft muziek optredens. Veruit het meest bezochte genre bij de optredens van amateurpodiumkunstenaars is de populaire muziek.
11
11. Met de formele en informele podia is niet alles gezegd over het bezoek aan optredens van amateurpodiumkunstenaars. Zij treden namelijk ook op in de kerk als begeleiding van de viering, op straat en op festivals. Het gaat hier zowel om grote aantallen amateurpodiumkunstenaars als om grote aantallen luisteraars en kijkers. Ze zijn niet meegeteld in het onder 1 genoemd aantal van 20,1 miljoen bezoeken aan optredens van amateurs. 12. Er kunnen verscheidene koppelingen worden gemaakt tussen het publiek aan voorstellingen van amateurs en publiek aan optredens van professionals. Hoe deze er precies uit zien en wat hun werking is, is uit dit onderzoek niet duidelijk naar voren gekomen. Er bestaat in sommige gevallen een publieksoverlap, maar soms ook niet, zo lijkt het. Er zijn echter nog te weinig data beschikbaar om bijvoorbeeld nu al gefundeerde uitspraken te kunnen doen in hoeverre de bezoekers van voorstellingen van amateurs in zorgcentra vroeger naar professionele voorstellingen zijn geweest, dus wat in concreto de publieksoverlappen zijn. Zo lijkt er soms ook sprake van te zijn, dat het bezoek aan optredens van amateurs leidt tot bezoek aan voorstellingen van professionele kunstenaar. Maar uit het gegeven dat er veel ouders naar een schoolvoorstelling, dus naar amateuroptredens komen die dit normaal niet doen, kan niet zo maar worden afgeleid, dat zij als gevolg hiervan ook naar optredens van professionals zullen gaan. Of dat hun optredende kinderen dat later zullen doen. Het Sociaal en Cultureel Planbureau heeft aangetoond, dat wie zelf musiceert meer naar de schouwburg gaat dan wie niet zelf musiceert. Dat is op zichzelf een belangrijke constatering, omdat populaire muziek een grote plaats inneemt in de amateurkunst. Maar of er ook een causaal verband ligt tussen het beoefenen van populaire muziek en het naar de schouwburg gaan, bij voorbeeld op latere leeftijd, zou nader moeten worden onderzocht. Om over de publieksoverlap bij optredens van amateurs en professionals en over de causale relatie tussen beide categorieën publiek stevige uitspraken te kunnen doen is verder onderzoek nodig. .
12
VERSLAG VAN HET ONDERZOEK
13
14
Hoofdstuk 1: Uitgangspunten voor het onderzoek 1.1. Algemeen In dit hoofdstuk worden de podia beschreven waar amateurkunstenaars optreden, staat de definitie van amateurs omschreven die in dit onderzoek is gehanteerd en wordt uitvoerig ingegaan op de optredens die amateurkunstenaars geven.
1.2. Definitie podium Wanneer kan een presentatieplek een podium genoemd worden? Als een zanger in een café spontaan begint te zingen en de aanwezigen hier stil naar luisteren, is dit dan een optreden en het café daarmee een podium? Of ‘ telt’ het pas wanneer het optreden van tevoren is afgesproken met de kroegbaas? Misschien is ook dat niet genoeg en zou het optreden al in een uitnodiging moeten zijn aangekondigd om mensen de keuze te geven om wel of niet te gaan kijken. In dit onderzoek naar publieksstromen worden alleen de geplande optredens meegenomen. Op deze manier is het publiek bewust in de gelegenheid gebracht om naar een presentatie te kijken. Voor een deel van het publiek zal het daadwerkelijke bijwonen van die presentatie geen vooraf geplande bezigheid zijn, maar dat doet niet af aan het feit dat er bewust en voorbereid werk vertoond wordt. De spontane cafézanger telt dus niet, maar een optreden van dezelfde zanger dat van te voren afgesproken is wel. Hier wordt een podium gedefinieerd als: een locatie waar op vooraf vastgestelde momenten presentaties worden gegeven van amateurpodiumkunstenaars. In dit rapport onderscheiden wij de onderstaande categorieën podia: Tabel 1.1: De door amateurs met een zekere frequentie gebruikte podia Soorten podia (In Amateurpodia 2010 opgenomen podia staan cursief) 1 Bij de Vereniging van Schouwburg- en Concertgebouw Directies (VSCD) aangesloten podia 2 Kleine podia voor muziek (vooral klassiek, w.o. kerken, kastelen en gemeentehuizen als jazz en wereldmuziek) podia 3 Poppodia 4 Openluchttheaters 5 Culturele centra Podia in culturele centra, podia specifiek voor amateurs, universiteitstheaters 6 Zorgcentra 7 Jongeren-, buurt- wijkcentra, e.d. Vanuit gemeentelijke afdelingen sociale zaken gesubsidieerd, w.o. gemeenschapshuizen 8 Scholen Lager en voortgezet onderwijs 9 Horeca Café`s, feestzalen 10 Openbare binnenruimten Bibliotheken, sporthallen 11 Straat 12 Festivals 13 Gezongen kerkdiensten
15
Hiermee zijn 94,5% van de voorstellingen gecategoriseerd, zoals blijkt uit het voor deze gelegenheid uitgevoerd onderzoek door Bureau Veldkamp onder amateurpodiumkunstenaars. (Hieronder verder met MAK-Pod 2011 aangeduid.) Andere dan deze dertien categorieën podia worden zelden door amateurs voor podiumvoorstellingen gebruikt, al vinden incidenteel in allerlei locaties, van steengroeven tot veilinghallen, optredens plaats. In het vervolg noemen wij de eerste vijf categorieën podia formele podia en de podia binnen de categorieën 6-10 informele podia.
1.3. Definitie amateurkunst In beleid en regelgeving wordt onderscheid gemaakt tussen amateurkunst en professionele kunst. Er is bijvoorbeeld een cultuurfonds voor het één (Fonds voor Cultuurparticipatie) en een voor het ander (Fonds Podium Kunsten). Het verschil tussen deze twee categorieën lijkt helder. Voor het Fonds voor Cultuurparticipatie, dat zich op amateurs richt, behoort elke burger die in zijn vrije tijd actief culturele activiteiten onderneemt tot de doelgroep voor subsidiëring. Het FPK, dat zich op professionals richt denkt daarbij aan uitvoerende kunstenaars met een duidelijk artistiek profiel en een verleden als betaalde kunstprofessional. Toch blijkt zich tussen de trompettist van de plaatselijke harmonie en de succesvolle regisseur voor grote zaalvoorstellingen een groot en grijs gebied van kunstenaars te bevinden, dat niet zo eenvoudig in te delen is. Waar bevindt zich de cabaretier, die vier avonden per week optreedt maar leeft van zijn werk als basisschoolleerkracht? Of de theatermaker met een professionele opleiding, die uit artistieke overweging voorstellingen maakt met ongeschoolde acteurs? Het volgende spectrum kenmerkt de situatie in 2010: Tabel 1.2: Het huidige spectrum van amateurs en professionals Soort kunstenaar Kenmerken Amateur-kunstenaar Geen inkomsten uit kunst 1 Amateur-kunstenaar die schnabbelt Bijverdiensten uit kunst <€ 3.000 per jaar Kunstenaar die leeft van bijbaan buiten Verdiensten uit werk buiten kunst, bijverdiensten uit kunst kunstproductie Kunstenaar die niet leeft van kunst en Voorziet in levensonderhoud door inkomen partner, van ander inkomen dan bijbaan bijdrage ouders of op andere wijze, bijverdiensten uit kunstproductie Kunstondernemer Voorziet volledig in inkomen door optredens middels het vullen van gaten in de markt Professionele kunstenaar Voorziet in levensonderhoud door inkomen uit kunst Dit overzicht laat een breed palet van verdiensten zien. Amateurkunstenaar zijn betekent niet per se dat er met de kunstbeoefening geen geld in het laatje wordt gebracht. Amateurs kunnen wel wat geld verdienen met hun kunstuitingen, maar niet als een substantiële of belangrijkste inkomstenbron. Beroepsmatige kunstenaars van de andere kant hoeven niet van hun kunsten te leven om professioneel genoemd te worden. Een deel van deze kunstenaars houdt met een kleine bijbaan een stabiele stroom inkomsten op gang om als autonoom kunstenaar door het leven te gaan. Daarnaast leeft een aantal kunstenaars van het inkomen van een partner of ontvangt een substantiële financiële bijdrage van zijn ouders. In dit verband is een vijfde categorie kunstenaars de moeite van het identificeren waard; kunstondernemers, omdat zij zich profileren bij de informele podia, waar dit onderzoek zich op concentreert, zoals toneelspelers bij kinderpatiëntjes in ziekenhuizen. Deze groep kunstenaars heeft eigen ondernemingen, waarin marktkansen worden benut. Zij maken vaak projecten op maat. De laatste en bekendste groep bestaat uit professionele kunstenaars, die kunnen leven van hun werk.
1 Dit criterium is gebaseerd op het onderzoek door Adviesbureau Cultuurtoerisme De economische impact van amateurkunst (zie Literatuurlijst). Hierin kwam onder veel meer naar voren, dat € 3.000 een investeringsgrens van amateurs is. Met € 3.000 inkomsten uit kunst maken zij hun jaarlijkse gemiddelde uitgaven ten behoeve van hun hobby goed.
16
Amateurkunstenaars in dit onderzoek vallen onder de twee eerste categorieën in tabel 1.2. Het zijn de personen van 6 jaar of ouder die actief een vorm van podiumkunst beoefenen voor ten minste 50 minuten per week en daarmee maximaal 3.000 euro per jaar verdienen.
1.4 De amateurpodiumkunstenaars en hun optreden
1.4.1 Wie treden er op? Hoeveel van de amateurpodiumkunstenaars treden er eigenlijk op en wie zijn dit? Uit MAK-Pod 2011 blijkt hierover het volgende. De kunstenaars zijn hier globaal ingedeeld en wel naar het beoefenen van muziek, dans en theater. Van de bijna 1.000 ondervraagde amateurpodiumkunstenaars (n=970) beoefent meer dan een kwart meerdere disciplines. Er is door hen namelijk 1.218 maal geantwoord op de vraag welke discipline zij beoefenen. 1.3: Het optreden van amateurkunstenaars Amateurkunstenaars beoefenen: % Muziek 623 100 Dans 436 100 Theater 159 100 ------100 Totaal (n=970) 1.218 N 970
Optredens
349 184 120 ----653 475
% 56 42 75 54
Men ziet dat in 2010 van alle amateurpodiumkunstenaars ruim de helft ook ergens heeft opgetreden. Het maakt echter in dit opzicht wel uit welk genre men beoefent. Wie aan theater doet maakt een aardige kans om op te treden. Drie vierde (75%) van hen blijkt op te treden. Van de amateur dansers treedt echter slechts tweevijfde (42%) op. Van de amateur musici tenslotte treedt bijna drievijfde op (56%). Men kan verder door MAK-Pod 2011 vaststellen dat degenen die als amateurs een of meer podiumkunst(en) beoefenen voor 60% bestaat uit vrouwen en voor 40% uit mannen. Tabel 1.4: Het optreden van mannen en vrouwen bij amateurkunstenaars Totaal beoefenaars Optredens % % Man 395 40,7 197 49,9 Vrouw 575 59,3 278 48,3 ____ ______ _______ Totaal 970 100 475 Het is echter niet zo, dat mannen meer optreden dan vrouwen of andersom. In de graad van optreden valt er nauwelijks verschil is tussen mannen en vrouwen te constateren. Zowel van de vrouwen als de mannen treedt ongeveer de helft van de beoefenaars op. Of door amateurpodiumkunstenaars wordt opgetreden hangt wel met de leeftijd samen.
17
Tabel 1.5: Leeftijd en optreden Totaal ondervraagden % 6 tot 11 jaar 136 14,0 12-19 115 11,9 20-34 216 22,3 35-49 196 20,2 50-64 206 21,2 65+ 101 10,4 ______ _________ Totaal 970 100
Wel optredens % 87 64 70 61 82 38 81 41 110 54 45 45 _______ _______ 475
Geen optredens % 48 36 46 39 135 72 115 69 95 46 56 55 _______ _______ 495
Tabel 1.5 laat zien dat amateurkunstenaars substantieel meer optreden tijdens de schoolperiode en na hun 50e dan in andere levensperioden. Men ziet dat van de schoolgaande amateurkunstenaars meer dan 60% optreedt. Van de leeftijdsgroep tussen 20 en 50 treedt nog maar ongeveer 40% op. De graad van optreden stijgt na het vijftigste jaar, om na de pensioenleeftijd weer terug te zakken. Verder kan men in MAK-Pod 2011 ook een samenhang tussen opleiding en optreden constateren. Naarmate de genoten opleiding hoger is, daalt de optreedgraad van de amateurpodiumkunstenaars. (In Tabel 1.6: Opleiding en optreden bij amateurpodiumkunstenaars zijn kinderen jonger dan 12 jaar niet meegeteld) Tabel 1.6: Opleiding en optreden bij amateurpodiumkunstenaars Totaal ondervraagden Wel optredens % % Lager 106 11,0 58 55 Middelbaar 368 38,0 173 47 Hoger 359 37,0 157 44 Jonger dan 136 14,0 87 12 jaar ______ ______ _______ _______ Totaal 970 100 475
Geen optredens % 48 45 196 53 202 56 48 _______ 495
_______
Van degenen onder de amateurpodiumkunstenaars die een lagere opleiding hebben genoten, treedt 55% op. Geleidelijk loopt dit percentage terug met de genoten opleiding. Van degenen onder de amateurpodiumkunstenaars die een hogere opleiding hebben genoten, treedt 44% op. 1.4.2 De frequentie van optreden Om een krachtig beeld te kunnen schetsen van de frequentie van optredens zijn in MAK-Pod 2011 de drie hoofdgenres verder ingedeeld. Het hangt inderdaad sterk van het beoefende genre af hoe vaak een amateurpodiumkunstenaar optreedt in een jaar. Een amateurpodiumkunstenaar die in een musical of met cabaret optreedt, heeft een relatief grote kans slechts 1 tot 2 keer per jaar op te treden. Wanneer men lid is van een fanfare of harmonie, dan plegen amateur musici 2-5 keer per jaar op te treden. Worden een amateur lid van een zangkoor, dan zal hij of zij vaak meer dan 10 keer per jaar optreden.
18
Tabel 1.7: Frequentie van optredens van amateurpodiumkunstenaars Toneel Klass. Dans Populaire Musical, Cabaret Muziek Muziek etc. % 1-2 keer 35 39 50 46 64 65 % 3-5 keer 41 38 40 30 27 22 % 6-10 keer 17 18 6 16 6 7 % > 10 keer 7 5 4 10 3 6 _____ _____ _____ ________ _______ _______ % Totaal 100 100 100 100 100 100 N 60 93 113 139 50 24
Zangkoor
Fanfare
29 26 18 27 _____ 100 71
8 57 17 19 _____ 100 17
1.4.3 Met zijn hoevelen treden amateurpodiumkunstenaars op? Via MAK-Pod 2011 is ten slotte nagegaan met hoeveel personen amateurpodiumkunstenaars optreden. Doen de meeste amateurs dit alleen of als een duo, een trio, een groep, gezelschap dan wel ensemble? . Tabel 1.8: Solisten of samenspelers onder amateurpodiumkunstenaars Optredens Altijd alleen Zowel alleen als met een duo\ trio\ groep\ gezelschap \ ensemble Altijd met een duo \ trio \ groep \ gezelschap \ ensemble Totaal
17 82 376 ________ 475
% 3,5 17,3 79,2 ________ 100
Deze tabel laat zien dat er onder amateurpodiumkunstenaars zeker veel solisten schuil gaan: 21 % (optelling van de groepen ‘altijd alleen’ 3,5% en ‘Zowel alleen als met een duo\trio\groep\gezelschap\ensemble’ 17,3%) van hen treedt wel eens op als solist. Meestal treedt men dan buitendien ook nog op als deelnemer aan een ensemble. Slechts 3,5 % van de amateurpodiumkunstenaars die voor het voerlicht komen treden namelijk altijd alleen op.
Wanneer men in ensembles optreedt, hoe groot zijn de ensembles dan eigenlijk, waarin amateurs podiumkunstenaars samen spelen of optreden?
Tabel 1.9: Omvang van de ensembles waarin amateurpodiumkunstenaars optreden Optredens 1-4 deelnemers 5-9 deelnemers 10-19 deelnemers 20-49 deelnemers > 50 deelnemers Totaal
41 58 102 95 57 _______ 353
% 11,6 16,4 28,9 26,9 16,2 _______ 100,0
19
Slechts 11,6% van degenen die altijd met meerdere mensen optreden doen dit in een duo, trio of kwartet. 16,4% treedt in ensembles op die zijn samengesteld uit 5-9 deelnemers. Men ziet dus dat 29% van de amateurpodiumkunstenaars, die uitsluitend in een ensemble optreedt, in een collectief optreedt met minder dan 10 deelnemers. Het merendeel treedt op in collectieven van 10-49 deelnemers. 16% van de amateurpodiumkunstenaars treedt in een groot (>50 personen) collectief op.
Tenslotte is nagegaan of de amateurpodiumkunstenaars die niet uitsluitend solo optreden, dit gewoonlijk in een vast ensemble doen dan wel in meerdere ensembles, groepen of ensembles optreden. Tabel 1.10: Amateurpodiumkunstenaars en het aantal ensembles, groepen, gezelschappen waarin zij optreden Optredens % Optredens met één vast duo \ trio \ groep \ gezelschap of ensemble 354 77,2 Optredens met verschillende duo’s \ trio’s \ groepen \ gezelschappen 105 22,8 of ensembles _______ _______ Totaal 459 100,0 De grote meerderheid, bijna viervijfde (77,2 %) van de amateurpodiumkunstenaars, treedt altijd op met dezelfde groep; 22.8 % van hen treedt op met verschillende gezelschappen/groepen. Dat zulke amateurkunstenaars echter in meer dan 3 groepen spelen is een grote zeldzaamheid.
1.5 De amateurpodiumkunstenaars en de locaties waar zij optreden In dit onderzoek staan de locaties, waar amateurpodiumkunstenaars optreden centraal. In MAK-Pod 2011 zijn ook enkele vragen opgenomen waarvan de antwoorden het mogelijk maken om een beeld te schetsen van de betekenis van de verschillende soorten podia voor de amateurpodiumkunstenaars. 1.5.1 De podia waar wordt opgetreden Amateurpodiumkunstenaars zijn flexibel. Ze beperken zich niet tot een bepaalde locatie bij hun optreden. Ze treden in meerdere gelegenheden op, gemiddeld op bijna twee soorten podia (n-475, aantal antwoorden: 873). Maar dat gebeurt meestal niet in de schouwburg, theater of concertgebouw, hoewel een vijfde van hen ook wel eens daar optreedt. Meestal gaat het om andere podia, vaak met een informeel karakter.
20
Tabel 1.11: Locaties waar amateurs optreden Optredens Café \ restaurant \ feestruimten, disco Bejaardenhuis \ verzorgingstehuis \ ziekenhuis \ ander zorgcentrum Schouwburg \ theater \ concertgebouw e.d. Buitenfestival Openbare binnenruimten, sporthallen Jongerencentrum \ buurthuis \ wijkcentrum Sporthal Aula \ gymzaal school Popcentrum \ jazzpodium \ cultuurcentrum Openbaar toegankelijke binnenruimte Openluchttheater Andere locaties Totaal van de antwoorden N
158 101
% 33,2 21,3
98 95 94 83 59 58 41 35 25 26 _______________ 873 475
20,7 20,0 19,8 17,4 12,5 12,3 8,5 7,3 5,3 5,5* _______________ 183.8 100,0
Bovenaan staat de horeca met feestruimtes. Daar treedt een derde van de optredende amateurpodiumkunstenaars wel eens op. Zorgcentra zijn eveneens belangrijke podia. Pas in derde instantie speelt het officiële theater een rol. Maar voor de amateurpodiumkunstenaars zijn de openbare ruimten en buurthuizen e.d. nauwelijks minder belangrijke podia. Het theater staat dus tweede ex aequo. Van belang voor dit onderzoek is om te constateren, dat de podia die aanvankelijk uit de literatuurstudie naar voren zijn gekomen als locaties waar typisch amateurs optreden, hier niet alleen terugkeren maar bovendien 94,5 % van alle genoemde podia beslaan. Slechts in 5,5 van de gevallen blijkt het bij optredens van amateurkunstenaars om ander podia dan de genoemde te gaan.
1.5.3 De frequentie van optreden naar locatie Kijkt men naar de verschillende podia dan zitten er wel de nodige verschillen in aantalen optredens tussen. In cafe`s/ feestruimten en op poppodia treedt ruim de helft van de amateur podium kunstenaars 1 a 2 keer op. Dat betekent dat meer dan 40% van de optreden amateurpodiumkunstenaars daar vaker dan 2 keer voor het voerlicht treedt. Het kan gebeuren, dat een groep of ensemble meer dan tien keer per jaar op een bepaald soort podia optreedt. Dat gebeurt noemenswaardig bij cafés -feestruimten en verzorgingscentra. Maar het blijft uitzonderlijk dat amateurpodiumkunstenaars meer dan 10 keer per jaar op een bepaalde soort locatie optreden.
21
Openluchttheater
Openb. binnenr.
Poppodia
Café \ Rest.
Sporthal
School
Jongerencentrum
Verz. centrum
Buitenfestival
Feestruimte
Schouwburg e.d.
Tabel 1.12: Frequentie van optreden naar locatie bezien a1.11 ocaties waar amateurs optreden
% 1-2 keer
71
66
76
68
78
90
60
54
59
85
56
% 3-5 keer
24
29
14
22
10
9
29
31
28
12
33
% 6-10 keer
5
4
9
7
12
1
11
11
12
3
11
% > 10 keer
1
2
1
3
-
-
-
4
1
-
-
___
___
___
___
___
___
___
___
___
___
100
100
100
100
100
100
100
100
100
100
__ _
% Totaal antwoorden
10 0 Totaal ondervraagd
98
99
95
101
83
58
59
54
41
35
25
. Voor alle soorten podia geldt dat de meeste amateurkunstenaars er maar 1 of 2 keer per jaar optreden. Optreden blijft sowieso vaak beperkt tot een of twee keer in school (de jaarlijkse musical van groep 8) en in openbare binnenruimten.
22
Hoofdstuk 2: Formele podia 2.1 Inleiding Nederland heeft veel formele podia, speelplaatsen, die uitsluitend gebouwd zijn om voorstellingen en uitvoeringen te laten zien. Het zijn er zelfs zoveel, dat niemand het overzicht bleek te hebben. Deze permanente podia geven ook amateurs de kans om op te treden. Zij zijn dus relevant voor dit onderzoek. De grote podia onder hen zijn vaak lid van de VSCD. Veel kleine podia, die klassieke muziek, jazz en wereldmuziek programmeren, worden onderzocht door het Muziekcentrum Nederland (MCN). Meer dan de helft van de poppodia zijn lid van de Vereniging van Nederlandse Poppodia en –festivals (VNPF). Daarnaast bestaan er in Nederland veel openluchttheaters onder de koepel Vereniging van Nederlandse Openluchttheaters (VNO). Maar dan resteren er nogal wat podia die geen koepel kennen en die ook niemand op een rij had. Dat zijn in het bijzonder de kleine theaters met gewoonlijk minder dan 45 voorstellingen per jaar en de podia in de culturele centra, die de laatste twintig jaar zijn gebouwd in hoofdplaatsen in de regio. Zij worden in dit rapport culturele centra genoemd. Zowel de VSCD, het MCN, de VNPF als de VNO verzamelt gegevens over de publieksaantallen van hun leden of hun onderzoeksgebied. Hiervoor wordt door de drie eerstgenoemde instellingen ook een vergelijkbare methode gebruikt. Maar deze instellingen verzamelen die gegevens niet met de bedoeling de vragen te beantwoorden over amateurkunstenaars en hun publiek die in dit rapport aan de orde zijn. De cijfers over amateurs moesten dus bij de formele podia losgemaakt worden van de beschikbare cijfers over optredens en bezoekers van het totaal. De cijfers over de publieksaantallen in de vier eerste paragrafen van dit hoofdstuk zijn altijd afkomstig van vier bovengenoemde organisaties, tenzij anders vermeld. Hetzelfde geldt meestal met betrekking tot de cijfers over het aantal voorstellingen, maar bij de VSCD podia zijn deze op basis van programmaonderzoek bij een representatieve steekproef verkregen. Waar nodig zijn de ons ter beschikking gestelde gegevens, c.q. door ons gevonden gegevens nog geëxtrapoleerd. Waar dit is gebeurd staat ook in de tekst aangegeven. De cijfers over de amateuroptredens in culturele centra zijn door ons zelf verzameld. De aantallen voorstellingen zijn door programmaonderzoek bij een representatieve steekproef verkregen, de aantallen bezoekers door middel van telefonische interviews bij enkele culturele centra, die representatief kunnen worden geacht.
2.2 Podia aangesloten bij de VSCD 2.2.1 Inleiding De Vereniging van Schouwburg- en Concertgebouw Directies (VSCD) is een brancheorganisatie van schouwburgen, concertgebouwen en theaterfestivals in Nederland. Van deze vereniging zijn in het bijzonder de grotere podia lid. Jaarlijks brengt deze organisatie met Podia 20.. een verslag uit van onderzoek naar publieksbereik en andere kengetallen van de leden. In dit onderzoek wordt ook gevraagd naar de amateurkunstvoorstellingen in deze theaters. 2.2.2 Aantal VSCD podia met amateurprogrammering De VSCD heeft 148 leden met 257 podia. Bij 108 van deze leden waren in 2009 amateurkunstvoorstellingen te zien. Dat is in ongeveer 80% van de schouwburgen, theaters en concertgebouwen. Bij de festivals die lid zijn van de VSCD treden hoegenaamd geen amateurs op. 2.3.2 Aantal voorstellingen van amateurs op de VSCD podia per genre Jaarlijks worden er op de podia van de bij de VSCD aangesloten theaters ruim 35.000 voorstellingen gegeven. Daarvan wordt 10% opgevoerd door amateurkunstenaars. Uit interne gegevens van de VSCD blijkt, dat in ongeveer 80% van de theaters amateurkunst op het programma staat, en wel in meer of minder mate.
23
Hieronder zijn de 3.565 optredens van amateurs op de podia van de leden van de VSCD herleid naar genre, door de percentages erop toe te passen die gevonden zijn bij de steekproef van tien podia. Tabel 2.1: Aantal optredens van amateurs op de VSCD-podia, verdeeld naar genre Optredens
%
1.397
39,2
Klassieke muziek
434
12,2
Dans, beweging Populaire muziek
193 337
5,4 9,5
1.060
29,7
144
4,0
0
0,0
________ 3.565
________ 100,0
Toneel
Musical, operette, etc. Cabaret, kleinkunst Anders Totaal
Opvallend is het grote aantal toneelvoorstellingen van amateurverenigingen op de podia van de leden van de VSCD. Die nemen hier bijna tweevijfde van het aantal optredens voor hun rekening. Het gaat om ongeveer 10 optredens per bij de VSCD aangesloten theaters. Bij het optreden in grote zalen, zoals schouwburgen, ziet men wellicht de gewoonte terug dat de opgevoerde groot gemonteerde stukken die daar worden opgevoerd er drie keer staan: een keer voor de notabele genodigden, een keer voor de familie en bekenden en een keer voor het algemene publiek. Musicals zijn ook belangrijk, deels doordat sommige scholen op de podia van de VSCD leden hun musicals monteren en spelen. 2.2.3 Bezoeken aan de optredens van amateurs op de VSCD podia Al deze voorstellingen van amateurs trekken samen 1, 1 miljoen bezoeken. Daarmee vormen de bezoekers aan amateurkunst 10% van het totale aantal bezoekers aan de schouwburgen, theaters en concertzalen die lid zijn van de VSCD. Zoals al eerder opgemerkt bevatten de cijfers van de VSCD, als het om de optredens van amateurs gaat, geen verdeling naar genre. Wel is het duidelijk dat de amateurs op de festivals die bij de VSCD zijn aangesloten, geen rol van betekenis spelen en er dus geen bezoekers aan festivals binnen deze opgave zitten. Het aantal bezoeken aan de optredens van amateurs op de VSCD-podia is verdeeld met dezelfde sleutel als die voor het aantal voorstellingen. Dit betekent dat er hieronder vanuit is gegaan dat het bezoek op dezelfde manier over de genres verdeeld is als het aantal optredens. Tabel 2.2: Bezoeken aan de optredens van amateurs op VSCD-podia, verdeeld naar genre Bezoeken % x1.000 Toneel 423 39,2 Klassieke muziek
131
12,1
58
5,4
Populaire muziek
102
9,5
Musical, operette, etc.
321
29,7
44
4,1
0
0,0
__________ 1.079
_________ 100,0
Dans, beweging
Cabaret, kleinkunst Anders Totaal
24
Er worden jaarlijks ruim 0,4 miljoen bezoeken aan de toneelvoorstellingen van amateurs gebracht bij de leden van de VSCD. 0,3 miljoen Nederlanders bezoeken er de musicals en andere kunstvormen die muziek en toneel samenbrengen door amateurs. Ten slotte bezoeken 0,3 miljoen personen nog voorstellingen in andere kunstgenres die amateurs produceren op de podia van de VSCD.
2.3 Formele kleine muziekpodia 2.3.1 Inleiding Muziek Centrum Nederland (MCN) is het sectorinstituut voor de Nederlandse muziekwereld. Dit instituut doet onder meer onderzoek naar de bezoekers van muziekpodia. Een probleem is dat de populatie die de MCN onderzoekt voor een deel bestaat uit concertorganisaties die geen eigen zaal hebben en voor de optredens een passende locatie huren. Anderzijds hoeft dit probleem het onderzoek niet te raken, omdat deze concertorganisaties geen amateurs plegen te boeken. 2.3.2 Aantal formele kleine muziekpodia met amateur programmering In totaal zijn er in 2009 342 muziekpodia die de populatie van het onderzoek van de MCN uitmaken. De cijfers hieronder zijn gebaseerd op een steekproef van 68 van deze podia. Op 30% van deze podia traden amateurkunstenaars op. In dit ressort zouden dan op 102 podia amateurs optreden. 2.3.3 Aantal amateurvoorstellingen op de kleine formele muziekpodia per genre Uit onderzoek van MCN blijkt, dat er op de onderzochte muziekpodia jaarlijks ongeveer 600 amateuroptredens zijn. Dit betekent dat ruim 5,5% van het totale aanbod op deze groep formele muziekpodia verzorgd wordt door amateurgezelschappen.
Tabel 2.3: Aantal optredens van amateurs op kleine formele muziekpodia, verdeeld naar genre Optredens % Toneel
6
1,0
Klassieke muziek
178
29,5
Dans, beweging
p.m.
p.m.
Populaire muziek
330
54,7
Musical, operette, etc.
1
0,2
Cabaret, kleinkunst
2
0,4
86
14,2
___________ 604
____________ 100,0
Anders Totaal
Op de formele kleine muziekpodia vinden vooral optredens van amateurs plaats op het gebied van populaire muziek. Amateur musici geven op deze podia in meer dan de helft van de voorstellingen een optreden met pop-, rock-, jazz- of wereldmuziek. Slechts bijna een derde van de optredens van amateur musici op deze podia is klassiek georiënteerd.
25
2.3.4 Bezoeken aan amateuroptredens bij de kleine formele muziekpodia Bij de 600 optredens van amateurs op de formele kleine muziekpodia komen jaarlijks ruim 37.500 bezoekers. Dat betekent dat een optreden van amateurs op de kleine formele muziekpodia voorstelling gemiddeld 62 bezoekers trekt. Tabel 2.4: Bezoeken aan de optredens van amateurs op kleine formele muziekpodia, verdeeld naar genre Bezoeken Toneel
%
438
1,2
15.603
41,5
p.m.
p.m.
16.736
44,5
Musical, operette, etc.
246
0,7
Cabaret, kleinkunst
309
0,8
4.269
11,4
____________ 37.600
__________ 100,0
Klassieke muziek Dans, beweging Populaire muziek
Anders Totaal
Het grootste deel van het publiek dat naar optredens gaat van amateurs op de kleine formele muziekpodia bezoekt een concert met populaire muziek. Opvallend hier is dat het aandeel van klassieke muziek niet veel lager ligt dan dat van populaire muziek, waaronder jazz optredens, terwijl het aanbod aan voorstellingen door amateurs veel kleiner is. Klassieke muziek door amateurkunstenaars op de formele kleine muziekpodia trekt 94 bezoekers per concert en wordt daarmee veel beter bezocht dan de gemiddelde amateurvoorstelling met populaire muziek op deze categorie podium, waar slechts 50 bezoeken worden geteld.
26
Openluchttheaters 2.4.1 Inleiding In Nederland zijn ongeveer tachtig openluchttheaters. Daarvan zijn er 64 nog daadwerkelijk in gebruik als podium. Onderling zijn grote verschillen zichtbaar in de programmering. Sommige theaters tonen grote spektakelstukken of toneelvoorstellingen uit de regio, terwijl andere nationale en internationale professionele popartiesten programmeren. Wat de theaters gemeenschappelijk hebben is dat de programmering alleen in de zomer plaatsvindt en dat er bij de organisatie veel vrijwilligers betrokken zijn. 2.4.2 Aantal openluchtpodia met amateurprogrammering In 2010 waren er in 43 openluchttheaters (67%) amateurvoorstellingen te zien. Het aandeel hiervan in de programmering van deze theaters varieert tussen de 10% en 100%. In grotere plaatsen en in de Randstad komt minder amateurkunst op de podia in de openlucht dan in kleine plaatsen en de landelijke gebieden. 2.4.3 Aantal voorstellingen van amateurs op openluchtpodia per genre In de Nederlandse openluchttheaters worden bijna duizend (917) optredens per jaar door amateurs verzorgd. Deze voorstellingen zijn door ons verdeeld over de genres conform de percentages die verderop zijn aangegeven voor de bezoekersaantallen aan deze voorstellingen. Tabel 2.5: Aantal optredens van amateurs in openluchttheaters, verdeeld naar genre Optredens
%
236
25,7
48
5,2
Klassieke muziek
p.m.
p.m.
Populaire muziek
332
36,2
-
-
45
4,9
257
28,0
__________ 917
________ 100,0
Toneel Dans, beweging
Musical, operette, etc. Cabaret, kleinkunst Anders Totaal
Een belangrijk aandeel in de programmering van amateurs door openluchttheaters neemt de populaire muziek in: 36 %. De categorie anders, zijnde voornamelijk jeugdvoorstellingen, neemt met 28% ook een belangrijke plaats in. Toneel is goed voor een kwart van de optredens van amateurs in openluchttheaters, maar dit beeld wordt enigszins vertekend door de categorisering die de VNO hanteert. (Het was in het kader van dit onderzoek niet mogelijk uit de data te herleiden welke jeugdvoorstellingen toneel betroffen. Zou dit wel mogelijk zijn geweest dan zou het aandeel toneel hoger zijn uitgekomen het aandeel anders lager.)
2.4.4 Bezoeken amateurvoorstellingen bij de openluchttheaters De 64 openluchttheaters hebben in 2010 gezamenlijk gezorgd voor bijna een half miljoen bezoeken bij amateurvoorstellingen. Het aantal bezoeken aan optredens van amateurs en de verdeling over de genres kregen wij al voor het jaar 2010 van de VNO op, omdat het zomerseizoen inmiddels is afgelopen. 2010 was overigens een goed jaar, door de Passiespelen, die eens in de vijf jaar worden gehouden en substantiële aantallen bezoekers trekken en manifestaties rond het WK voetbal in de openluchttheaters.
27
Tabel 2.6: Bezoeken aan optredens van amateurs in openluchttheaters, verdeeld naar genre Bezoeken % (X 1000) Toneel 126 25,7 Dans, beweging
25
5,2
Klassiek muziek
p.m.
p.m.
Populaire muziek
178
36,2
-
-
23
4,9
137
28,0
___________ 491
_________ 100,0
Musical, operette, etc. Cabaret, kleinkunst Anders Totaal
De meeste bezoeken bij de openluchttheaters trekken de optredens van amateur pop musici, gevolgd door de jeugdvoorstellingen en de voorstellingen van de locale amateur toneelgroepen. Hier geldt ook de opmerking bij tabel 2.4 over de vertekening door de gebruikte categorisering.
2.5 Poppodia 2.5.1 Inleiding Nederland telt 100 poppodia. 55 daarvan vallen onder de koepel van de Vereniging van Nederlandse Poppodia en – festivals (VNPF). Daarnaast bestaan er volgens de VNPF nog 45 poppodia in Nederland. 2.5.2 Aantal podia met amateurprogrammering De leden van de VNPF verschaffen jaarlijks, naar analogie van de leden van de VSCD, informatie over bezoekers en programmering via het Podium Analyse Systeem (PAS). De gegevens van de 55 lidpodia over 2009 vormen de basis voor de onderstaande uitkomsten. Zij zijn rechtlijnig geëxtrapoleerd naar de overige podia. 2.5.3 Aantal optredens van amateurs per genre Jaarlijks vinden, indien men de berekening volgt die in bijlage 2 is verantwoord, in Nederland bijna 7.000 optredens van amateurs plaats op poppodia. Het gaat hier vooral om bands, dj`s, om pop/rock en dance. Tabel 2.7: Aantal optredens van amateurs op poppodia, verdeeld naar genre % Optredens Toneel
0,0
0
Klassieke muziek
4,7
313
Dans, beweging
0,0
0
84,3
5.659
Musical, operette, etc.
0,0
0
Cabaret, kleinkunst
0,0
0
11,0
738
____________ 100,0
___________ 6.711
Populaire muziek
Anders Totaal
28
Dat bijna 85% van de programmering van poppodia uit populaire muziek bestaat is niet verwonderlijk. Opmerkelijk is wel dat bijna 5% van de optredens uitvoeringen betreft van klassieke muziek. Men ziet dat de poppodia ook verder in de breedte werken, doordat 11% van de amateuroptredens vallen binnen de categorie anders, waarbij het gaat om uiteenlopende genres als poetry slam en video art. 2.5.4 Bezoeken amateurvoorstellingen bij de poppodia In totaal bezochten 2 miljoen bezoekers een amateurvoorstelling bij een poppodium. Het is onbekend op welke wijze de bezoekersaantallen verdeeld zijn over de genres. Hier wordt ervan uitgegaan dat de sleutel dezelfde is als die voor aantallen optredens. Tabel 2.8: Bezoeken aan optredens van amateurs op poppodia, verdeeld naar genre % Bezoeken (x 1000) Toneel 0,0 0 Klassieke muziek
4,7
93
Dans, beweging
0,0
0
84,3
1.684
Musical, operette, etc.
0,0
0
Cabaret, kleinkunst
0,0
0
11,0
220
____________ 100,0
___________ 1.997
Populaire muziek
Anders Totaal
In Nederland zijn er jaarlijks 1,7 miljoen bezoeken aan optredens van amateurs op een poppodium. Bijna 100.000 kaartjes worden er daadwerkelijk verkocht voor optredens van amateurs, die klassieke muziek spelen.
2.6 Culturele centra 2.6.1 Inleiding Er was geen onderzoek beschikbaar naar de formele podia die niet worden onderzocht door de VSCD, het MCN, de VNPF en de VNO. Zodoende zijn wij genoodzaakt geweest tot een inventariserend onderzoek naar de rest van de formele podia. In Nederland zijn een groot aantal podia gevestigd, buiten de grote steden, gewoonlijk in de grote dorpen. Soms zijn dit puur theaters. Vaak gaat het om een combinatiegebouw van bibliotheek, centrum voor kunstzinnige vorming en theaterzaal. Soms is dit gecombineerd met een sportcentrum of andere maatschappelijke functies. Verschil met de sociaal culturele centra is dat hier de culturele functie van het gebouw voorop staat. De laatste decennia zijn er in veel kernen dergelijke culturele centra gerealiseerd. Een tweede groep podia, die nergens geteld wordt, bestaat uit de amateurtheaters. Voornamelijk in de grote steden bestaan theaters die speciaal gericht zijn op amateurkunst, zoals Theater de Engelenbak in Amsterdam of het Culturalis Theater in Den Haag. Op deze podia treden voornamelijk lokale en regionale amateur gezelschappen op. De laatste groep podia zijn de universiteitstheaters. In veel studentensteden is een universiteitstheater te vinden. Deze theaters bieden vaak plaats aan groepen studenten die voor hun plezier een toneelvoorstelling, cabaretoptreden of muziekuitvoering voorbereiden. Daarnaast worden de universiteitstheaters soms gebruikt door beginnende artiesten, die hun werk op een hoogopgeleid publiek willen uitproberen. In Nederland bestaan ruim 100 theaters en culturele centra. Een overzicht van deze podia is opgenomen in bijlage 5. Daarnaast zijn er 13 theaters specifiek voor amateurs en 8 universiteitstheaters geteld. De categorie culturele centra telt zo 121 podia.
29
2.6.2 Aantal optredens van amateurs bij culturele centra per genre Het blijkt hier om bijna 2,5 duizend voorstellingen van amateurs te gaan, wat overeenkomt met 20 amateurvoorstellingen per cultureel centrum. Dit gemiddelde wordt positief beïnvloed door de grote theaters voor amateurkunst in de grote steden, zoals de Engelenbak, maar dit laat onverlet dat ook de culturele centra in de grote dorpen en kleine stadjes een respectabel aantal voorstellingen van amateur groepen afnemen.
Tabel 2.9: Aantal optredens van amateurs in culturele centra, verdeeld naar genre Optredens
%
Toneel
706
29,2
Klassieke muziek
523
21,6
Dans, beweging
285
11,8
Populaire muziek
538
22,3
43
1,8
275
11,4
46
1,9
__________ 2.416
_________ 100,00
Musical, operette, etc. Cabaret, kleinkunst Anders Totaal
In de culturele centra neemt toneel bijna een derde van de programmering van amateurs voor zijn rekening. Klassieke muziek en populaire muziek zijn samen goed voor tweevijfde. Cabaret, kleinkunst (van amateurs!) neemt een betrekkelijk kleine plaats in de programmering in net als dans, beweging. 2.6.3 Bezoeken aan voorstellingen van amateurs bij de culturele centra Aan de programmeurs van de steekproef aan culturele centra zijn vervolgens via een telefonische enquête de bezoekersaantallen gevraagd. De bijna 2,5 duizend optredens van amateurs in culturele centra worden bezocht door meer dan 250 duizend bezoekers. Er zitten in culturele centra dus gemiddeld ruim 100 bezoekers in de zaal bij ieder optreden van amateurs. Tabel 2.10: Bezoeken aan optredens van amateurs in culturele centra, per genre Bezoeken (x 1000)
%
Toneel
74
28,3
Klassieke muziek
63
24,2
Dans, beweging
22
8,6
Populaire muziek
52
19,9
Musical, operette, etc.
16
6,1
Cabaret, kleinkunst
29
11,0
5
2,0
__________ 261
_________ 100,0
Anders Totaal
In absolute aantallen gezien komen de meeste bezoekers naar optredens van amateurs in culturele centra voor toneel. Van de 261.000 bezoeken zijn dit er 74.000. Dat is 28,3 procent van het totaal. Er bestaat in de culturele centra ook relatief veel belangstelling voor de genres musical, waarin de schoolmusical een rol speelt, en voor klassieke muziek. Populaire muziek en cabaretuitvoeringen van amateurs zijn er minder populair dan de eerder genoemde categorieën.
30
2.7 Conclusie: amateurkunst op de formele podia 2.7.1 Inleiding Dit onderzoek naar amateurkunst op formele podia laat zien dat er in totaal zo’n 880 formele podia (VSCD 257; MCN 342; VNO + 64; VNPF+ 100; Culturele centra 121) zijn. Op veel van deze podia treden amateurkunstenaars op. Binnen deze podia zijn grote verschillen zichtbaar in de kwalitatieve bijdrage aan de programmering door amateurs, het kwantitatieve aandeel van amateuroptredens in het totale aanbod en in de bezoekersaantallen aan de optredens van amateurs. In totaal vinder er jaarlijks 14.000 optredens van amateurs op de 880 formele podia plaats, zodat daar dagelijks ongeveer 40 amateurvoorstellingen te zien zijn.
2.7.2 Per podiumsoort Het aantal voorstellingen op podia van de VSCD bedraagt ongeveer 25% van het totaal aantal optredens van amateurs op de formele podia. Tabel 2.11: Aantal optredens van amateurs per formele podiumcategorie Optredens
%
3.565
25,1
Formele muziekpodia
603
4,2
Openluchttheaters
918
6,5
6.710
47,2
2.416
17,0 _________ 100,0
VSCD-podia
Poppodia Culturele centra Totaal
__________ 14.212
Het grootste deel van de optredens van amateurs op formele podia vindt plaats op één van de 100 Nederlandse poppodia: maar liefst 47,2% van het totaal speelt zich daar af. Dit beeld wordt bekrachtigd als men kijkt naar de bezoeken aan amateurvoorstellingen op de verschillende soorten podia. Tabel 2.12: Aantal bezoeken per formele podiumcategorie
VSCD podia Formele muziekpodia Openluchttheaters Poppodia Culturele centra Totaal
Bezoeken (x 1000) 1.079
% 27,9
38
1,0
489
12,7
1.997
51,7
261
6,7
__________ 3.864
_________ 100,0
31
2.7.3 Aantal voorstellingen van amateurs per genre Ruim 50% van de 14.000 amateur podiumkunst optredens laat populaire muziek horen.
Tabel 2.13: Aantal amateuroptredens per genre Optredens
%
Toneel
2.345
16,5
Klassieke muziek
1.496
10,5
478
3,4
Populaire muziek
7.196
50,6
Musical, operette, etc.
1.104
7,8
466
3,3
1.127
7,9 _________ 100,0
Dans, beweging
Cabaret, kleinkunst Anders Totaal
__________ 14.212
Als populaire en klassieke muziek worden samengevoegd tot muziek in het algemeen, dan beslaat dit bijna 60% van het totaal aantal voorstellingen. 2.7.4 Bezoeken aan amateurpodiumkunst Er gaan jaarlijks bijna 4 miljoen mensen naar optredens van amateurs op de formele podia kijken en luisteren. Tabel 2.14: Bezoeken aan amateurvoorstellingen Bezoeken (x 1000) 624
16,2
Dans, beweging
105
2,7
Klassieke muziek
303
7,8
Populaire muziek
2.033
52,6
337
8,7
96
2,5
Overig
366
9,5
Totaal
__________ 3.864
_________ 100,0
Toneel
Musical & operette, etc. Cabaret, kleinkunst
%
Bij de bezoekers heeft populaire muziek de voorkeur. Ruim 50% van de bezoeken betreft een concert met populaire muziek. Na de populaire muziek volgt toneel, met 16% van de bezoeken.
32
Hoofdstuk 3: Informele Podia 3.1 Inleiding Amateurs treden veel minder op bij de in het vorige hoofdstuk genoemde, formele podia dan op andere locaties. Wij noemen: dorpshuizen, wijkcentra, buurthuizen, jongerencentra, multifunctionele zalen, sporthallen, migrantencentra, vrouwencentra, ziekenhuizen, verzorgingsinstellingen, bejaardenhuizen, gevangenissen, basisscholen, scholen voor lager en middelbaar beroepsonderwijs, scholen voor hoger beroepsonderwijs en universitaire instellingen, scholen voor speciaal onderwijs, cafés en bars, muziekcafés, discotheken, restaurants, hotels, campings, zalencomplexen, openluchtlocaties, festivalterreinen, studentenverenigingen, sociëteiten, universiteitsaula’s, kerken als zodanig in gebruik, grote en kleine kerken die voor andere activiteiten worden gebruikt dan kerkdiensten, musea voor moderne kunst, musea, statenzalen, galerieën, sportaccommodaties, speeltuingebouwen, poppentheaters, peuterspeelzalen, levensbeschouwelijke instellingen, bibliotheken, boekhandels, platenzaken, steengroeven (Winterswijk) en kassen (Westland) MAK-Pod 2011 laat zien dat er vijf soorten locaties bestaan waar amateurkunstenaars zeer frequent optreden: 1. Zorgcentra a. Verzorgingsinstellingen b. Bejaardenhuizen 2. Sociaal-culturele centra a. Dorpshuizen b. Wijkcentra c. Buurthuizen d. Jongerencentra 3. Scholen a. Primair onderwijs (basisscholen) b. Overig onderwijs 4. Openbare binnenruimten a. Bibliotheken b. Sporthallen 5. Horeca a. Cafés en bars b. Feestzalen In dit hoofdstuk doen wij verslag van ons eigen onderzoek naar de optredens door amateurs en hun bezoek op de informele podia. Hierbij worden data gevraagd van 2010. Deze zijn geteld voor 2% van de Nederlandse bevolking en wel in drie gebieden, die samen representatief kunnen worden geacht voor Nederland. Deze drie zijn ook gekozen vanwege het feit dat ze referentiepunten konden bieden, omdat er al eerder onderzoek was gedaan naar de amateurkunst. Het gaat hier om de steden Zwolle (Amateurkunst Zwolle. Muziek en zangverenigingen in beeld, RUG scriptie, 2008), Alphen aan den Rijn (Mogelijkheden tot kunstbeoefening in de vrije tijd, 2010) en de Meierij van Den Bosch, een streek, die bestaat uit verschillende landelijke gemeenten (Sectorverkenning amateurkunst in NoordBrabant, 2008). Steeds is de persoon die verantwoordelijk is voor de programmering van het betreffende informele podium, telefonisch geïnterviewd. Voor iedere categorie podia hebben wij apart een extrapolatiefactor (E) bepaald. Deze is steeds in de tabellen aangegeven. Het is de vermenigvuldigingsfactor die is gebruikt om uit de gevonden aantallen in het onderzoeksgebied de aantallen van heel Nederland af te leiden. Voor meer informatie over het onderzoeksgebied en de verantwoording van de gebruikte methodiek verwijzen wij naar bijlage 3.3.
33
3.2. Zorgcentra 3.2.1 Inleiding Onder de categorie zorgcentra vallen hier bejaardentehuizen, verzorging- of verpleeghuizen en gecombineerde instellingen. Ziekenhuizen en gespecialiseerde zorgcentra bleken geen of hoegenaamd geen podiumvoorstellingen van amateurs te programmeren. 3.2.2 Aantal podia met programmering van amateurpodiumkunstenaars Ruim drie vierde van de zorgcentra programmeert optredens. Een kwart van hen doet dit niet vanwege een tekort aan budget of vanwege de gesteldheid van de cliënten. Denk hierbij bijvoorbeeld aan psychiatrische of autistische patiënten die erg gevoelig zijn voor prikkels. Tabel 3.1: Percentage zorgcentra dat optredens van amateurs heeft Geen optredens van amateurs Wel optredens van amateurs Totaal aantal interviews
% 24,1
7 22
75,9 100,0
29
Veel ondervraagden geven aan dat er te weinig budget beschikbaar is voor het inhuren van professionele kunstenaars. Dit is een van de redenen waardoor het percentage van amateurkunstenaars voor deze locaties vrij hoog is. Er wordt enkel gekozen voor het inhuren van professionele (podium)kunstenaars, wanneer dit een positief effect kan hebben op patiënten met een bepaald verstandelijk onvermogen bijvoorbeeld dementie. In veel gevallen is dit een kunstondernemer, die zowel over medische als (kunstzinnig) therapeutische kennis beschikt. In Nederland zijn er 1900 zorgcentra. Zij worden bijgehouden door de RIVM, wiens telling wij hier aanhouden. Wanneer 76% van de zorgcentra voorstellingen van amateurs programmeert, betekent dit dat er in Nederland 1441 zorgcentra bestaan die tot de informele podia waar amateurs optreden kunnen worden gerekend. In bijlage 3 is een verantwoording te vinden van het onderzoek naar amateur podium optredens in de zorgcentra. 3.2.3 Aantal amateurvoorstellingen per genre In totaal worden er in de zorgcentra van het onderzochte gebied 488 optredens verzorgd door amateurs. Het jaarlijkse aantal optredens door amateurs in zorgcentra in Nederland is ruim 25.000 per jaar. Tabel 3.2: Aantal optredens van amateurs in zorgcentra (E=51,3) Aantal optredens van amateurs in onderzoeksgebied
%
Idem in Nederland
Toneel
21
4,3
1.077
Klassieke muziek
62
12,7
3.181
Dans
53
10,9
2.719
289
59,2
14.826
Musical, operette, etc.
26
5,3
1.334
Cabaret, kleinkunst
37
7,6
1.898
Populaire muziek
Anders Totaal
0
-
-
____________ 488
______________ 100,00
____________ 25.034
34
Het overgrote gedeelte (59,2%) van de optredens bij de zorgcentra valt binnen de categorie populaire muziek: de meeste optredens worden verzorgd door moderne (shanty)koren, die veelal Hollandse liederen, zoals levensliederen en nostalgische volksliedjes opvoeren. Het genre ‘dans’ bestaat op deze locatie vooral uit volksdans of klompendans. Die zijn volgens de activiteitenbegeleiders van de zorgcentra erg populair onder de bezoekers. Toneel wordt niet vaak geprogrammeerd doordat dit in verhouding tot andere podiumkunsten prijzig is. Daarnaast hebben toneel amateurgezelschappen tijd en ruimte nodig om zich voor te bereiden; twee factoren die niet ieder zorgcentrum hen kan bieden. 3.2.4 Aantallen bezoeken aan voorstellingen in zorgcentra amateurvoorstellingen per genre Deze 488 optredens hebben in het onderzoeksgebied 35.000 bezoeken getrokken. Dit komt neer op gemiddeld 72 bezoekers per optreden. Tabel 3.3: Bezoeken aan optredens van amateurs in zorgcentra (E=51,3) Aantal bezoeken % Idem in aan optredens van Nederland (x amateurs in 1000) onderzoeksgebied Toneel 1.190 3,4 61 Klassieke muziek 4.260 12,1 219 Dans 3.185 9,1 163 Populaire muziek 20.180 57,3 1.035 Musical, operette, 2.970 8,4 152 etc. Cabaret, kleinkunst 3.430 9,7 176 Anders ___________ ____________ ____________ Totaal 35.215 100,0 1.807 In Nederland worden er jaarlijks 1,8 miljoen bezoeken gebracht in zorgcentra aan optredens van amateurs. Het aantal bezoeken aan populaire muziek is het hoogst. Het maakt bijna drie vijfde uit van het totaal. (57,3%) Op de tweede plaats staan bij de zorgcentra de bezoeken aan klassieke muziek.
3.3 Sociaal culturele centra 3.3.1 Inleiding Sociaal culturele centra zijn ontmoetingsplekken voor bewoners van een dorp of een wijk, waar zowel jong als oud terecht kan. Veel plaatselijke verenigingen en clubs maken gebruik van de ruimtes waarover de centra beschikken voor hun activiteiten, voorstellingen, feesten en vergaderingen. Zij beschikken vaak over een gedeelte waar men wat kan drinken en/of eten. Soms zijn in hetzelfde gebouw tevens andere voorzieningen te vinden zoals een kinderopvang, een activiteitencentrum of een inloop voor een specifieke doelgroep. In verkiezingstijd kan het sociaal culturele centrum tevens dienen als stemlokaal. Sociaal culturele centra kunnen als volgt worden geclassificeerd: o Dorpshuizen, waaronder parochiehuizen o Wijkcentra in steden, waaronder buurthuizen o Jongerencentra De sociaal culturele centra worden in dit onderzoek gescheiden van de culturele centra, die bij de formele podia worden meegeteld. Een beperkt aantal instellingen, dat zich expliciet sociaal cultureel centrum noemt heeft een stevige programmering aan podiumkunsten. Deze zijn hier bij de informele podia meegenomen.
35
3.3.2 Optredens van amateurs bij de sociaal culturele centra Zoals in tabel 3.4 te zien is, heeft 45% van de sociaal culturele centra in het onderzoeksgebeid optredens van amateurs. Tabel 3.4: Percentage sociaal culturele centra dat optredens van amateurs heeft % Geen optredens 29 54,7 Wel optredens 24 45,3 Totaal aantal interviews 53 100,0 Er zijn in Nederland 3825 sociaal culturele centra. Wanneer in het onderzoeksgebied 45% van de sociaal culturele centra optredens van amateurs voor zijn rekening neemt, dan betekent dit dat er landelijk 1732 sociaal culturele centra zijn waar amateurkunstenaars optreden. Zie voor de onderbouwing bijlage 3. 3.3.3 Aantal amateurvoorstellingen per genre in sociaal culturele centra In Nederland programmeren de sociaal culturele centra bijna 19.000 optredens van amateurs. Dit komt overeen met bijna 11 optredens per jaar van amateurs in het gemiddelde sociaal cultureel centrum, dat optredens programmeert. Tabel 3.5: Optredens in sociaal culturele centra (E=68,3) Aantal optredens % van amateurs in onderzoeksgebied Toneel Klassieke muziek Dans Populaire muziek Musical, operette, etc. Cabaret, kleinkunst Anders Totaal
Aantal optredens in Nederland
52 16 42 123 31
19,0 5,8 15,3 44,9 11,3
3.552 1.093 2.869 8.401 2.217
10
3,7
683
0 _____________ 274
__________ 100,0
_____________ 18.815
Ook in de sociale culturele centra speelt populaire muziek de hoofdrol. 45 % van optredens betreffen een vorm van populaire muziek. Hier gaat het meer om pop muziek dan andere genres, mede omdat de jongerencentra ook in deze categorie vallen. Daarnaast zijn op deze categorie podia ook betrekkelijk veel toneel- en dansvoorstellingen van amateurs te zien. Klassieke muziek (5,8%) en cabaret (3,6%) worden in sociaal culturele centra nauwelijks geprogrammeerd.
36
3.3.4 Aantallen bezoeken aan voorstellingen in sociaal culturele centra amateurvoorstellingen per genre Het aantal bezoeken aan optredens van amateurs in sociaal culturele centra bedraagt jaarlijks ruim 2,5 miljoen. Tabel 3.6: Bezoeken aan optredens in sociaal culturele centra (E=68,3) Aantal bezoeken % Idem in aan optredens van Nederland (x amateurs in 1000) onderzoeksgebied Toneel 6.470 17,1 442 Klassieke muziek 2.030 5,4 139 Dans 4.730 12,5 323 Populaire muziek 19.030 50,2 1.300 Musical, operette, 4.040 10,7 276 etc. Cabaret, 1.575 4,2 107 kleinkunst Anders 0 _____________ ____________ _____________ Totaal 37.875 100,0 2.587 De helft van de bezoekers aan optredens in sociaal culturele centra komt er voor optredens met populaire muziek. Daar komen ook gemiddeld meer mensen per optreden op af dan naar de andere genres. Populaire muziek trekt 154 bezoeken, de andere genres krijgen gemiddeld 114 bezoeken bij ieder optreden.
3.4 Onderwijs 3.4.1 Inleiding Dit hoofdstuk bestaat uit twee onderdelen. Eerst komen de primaire onderwijsinstellingen aan bod, vervolgens worden de onderzoeksresultaten besproken van het voortgezet, hoger en speciaal onderwijs in Nederland. 3.4.2
Primair onderwijs
3.4.2.1 Inleiding Onder primair onderwijs verstaan wij basisscholen, waar kinderen tussen de 4 en 12 jaar oud worden onderwezen. Dit onderzoek heeft uitgewezen, dat er geen externe amateur gezelschappen spelen op deze scholen. Als er optredens te zien zijn van externen dan zijn dat professionals, die vaak zijn gecontracteerd door de school of geïntegreerd zijn bij een kunsteducatieprogramma vanuit het locale of regionale centrum voor de kunsten. Over het algemeen worden er in het primair onderwijs drie typen voorstellingen gemaakt: De musicalproductie. Dit is vaak een productie gemaakt door de schoolverlaters (groep 8) van een basisschool om het afscheid te vieren. Deze laatstejaars (soms doet ook groep 7 mee, bijvoorbeeld wanneer er in groep 8 weinig leerlingen zitten) repeteren een heel schooljaar minimaal 2 uur per week aan deze productie. Dit komt dicht in de buurt van de in dit onderzoek gehanteerde definitie van amateurkunstenaar. Het publiek bestaat enerzijds uit de leerlingen van de school en anderzijds bezoeken de ouders, grootouders, familie en vrienden de voorstelling. Vaak is er voor beide groepen een aparte voorstelling, soms zelfs meerdere voorstellingen. Over het algemeen worden er 2 tot 3 optredens verzorgd per musical. Bij sommige scholen worden de musicalproducties op school gehouden, anderen wijken uit naar een andere locatie. In het onderzoek tellen enkel de producties van musicals opgevoerd op de school zelf mee; de musical voorstellingen die op een andere locatie (bijvoorbeeld
37
een kerk of buurtcentrum) komen terug bij de betreffende soorten podia in andere onderdelen van dit rapport. 2. De blokproductie Iedere maand of 6 weken wordt een productie gemaakt. Vaak heet een dergelijke productie weeksluiting of maandsluiting. Het kan hierbij gaan om een productie gemaakt door een bepaalde groep of door diverse groepen/alle groepen van de school. Vaak gaat het hierbij om collageproducties, waarbij een productie opgebouwd is uit diverse disciplines (soms gekoppeld door middel van een thema). De productie wordt over het algemeen eenmalig opgevoerd. Hierbij valt op te merken dat deze voorstellingen overdag gehouden worden en dat het publiek vrijwel altijd bestaat uit leerlingen van de school. In de uitzonderlijke gevallen dat er ook andere bezoekers naar de opvoering komen kijken, zijn dit vanwege het tijdstip (overdag) meer vrouwen dan mannen. 3. Kunsteducatieproducties Het gaan hierbij om producties waarbij leerlingen, begeleid door professionals, een voorstelling maken. De professionals zijn afkomstig van de locale kunsteducatieorganisatie. De rol van de kunsteducatieorganisatie is in deze zeer bepalend, omdat de school kiest uit het aangeleverde aanbod van de betreffende organisatie. Het verschil tussen deze producties en de twee eerder genoemde is dat deze producties gewoonlijk slechts een discipline bestrijken. Het aantal voorstellingen van zo`n productie is gering. Vaak zal het niet meer te zien zijn dan 1 of 2 keer. Sommige scholen maken de voorstelling voor de leerlingen, andere maken de voorstelling voor de ouders. Hieronder geven wij een overzicht van alle optredens door leerlingen van het primair onderwijs. Dit beeld leek ons de moeite waard voor de opdrachtgevers, ook al gaat in de strikte zin bij zulke producties vaak niet om amateurs. 3.4.2.2 Aantal scholen die optredens laten zien. Bij het overgrote gedeelte van de primaire onderwijsinstellingen in het onderzoeksgebied worden schoolvoorstellingen geroosterd. Tabel 3.7: Percentage primaire onderwijsinstellingen dat school optredens roostert locaties % Geen school optredens 17 16,7 Wel school optredens 85 83,3 Totaal aantal interviews 102 100,0 In Nederland zijn er 7.324 primaire onderwijsinstellingen (bron: Jaarverslag 2010 onderwijsinspectie). 83% van hen laat zulke optredens zien. De scholen waar niets werd gedaan aan podiumkunsten gaven aan dat dit een keuze is op basis van de denominatie of levensbeschouwelijke visie van deze instellingen. In het Nederlandse basisonderwijs zijn er zodoende 6103 locaties met schooloptredens. Zie voor de berekening bijlage 3. 3.4.2.3 Aantal schoolvoorstellingen per genre Toneel en musical zijn de meest voorkomende genres die op basisscholen worden opgevoerd. De 7e categorie ‘anders’ bestaat voornamelijk uit collagevoorstellingen. In dit onderzoek worden alleen de eindmusicals meegenomen in de totaaltellingen, omdat dit van alle schoolvoorstellingen de enige soort productie, waarvan de deelnemers met enige goede wil als amateurs kunnen worden beschouwd. De musicalproducties tellen in dit onderzoek mee, omdat er gedurende een schooljaar (dit varieert tussen 35 en 40 lesweken) ten minste 50 minuten per week besteed wordt aan het voorbereiden van een musical. De uitkomsten voor de musical staan in tabel 3.8 en 3.9 vet gedrukt.
38
Tabel 3.8: Optredens in primair onderwijs (E = 58,1) Aantal % schoolvoorstellingen in het onderzoeksgebied Toneel 282 28,1 Klassieke muziek 17 1,7 Dans 174 17,4 Populaire muziek 98 9,8 Musical, operette, 253 25,2 etc. Cabaret, 62 6,2 kleinkunst Anders 135 11,6 _____________ __________ Totaal 1.021 100,0
Idem Nederland
16.392 988 10.114 5.696 14.706 3.604 6.750 _____________ 58.251
Men ziet dat de musical slechts 25% uitmaakt van het totaal aantal schoolvoorstellingen. Er wordt in het primair onderwijs meer aan toneel gedaan en dans is eveneens een genre dat er druk wordt beoefend. Het aandeel van populaire muziek in schoolvoorstellingen in het primair onderwijs is veel minder dan bij voorbeeld in de zorgcentra en sociaal culturele centra die eerder aan bod kwamen. 3.4.2.4 Aantallen bezoeken aan schoolvoorstellingen op primaire onderwijsinstellingen Bijna de helft van het totaal aantal bezoeken aan voorstellingen in het primair onderwijs bestaat uit bezoeken aan musical- en toneelvoorstellingen (respectievelijk 24,2% en 23,4%). Tabel 3.9: Bezoeken aan schoolvoorstellingen (E=58,1) Aantal bezoeken in % onderzoeksgebied
Toneel Klassieke muziek Dans Populaire muziek Musical, operette, etc. Cabaret, kleinkunst Anders Totaal
33.870 1.980 22.900 12.780 32.735 17.110 21.590 _____________ 142.965
24,2 1,4 16,4 9,1 23,4 12,2 13,3 __________ 100,0
Idem in Nederland (x 1000) 1.969 115 1.331 743 1.903 995 1.080 _____________ 8.135
Het gaat bij de schoolvoorstellingen om enorme aantallen bezoekers. Dit bevestigt Amerikaans participatieonderzoek, dat aangeeft dat 20% van de bevolking naar schoolvoorstellingen gaat en dat de participatiegraad aan cultuur substantieel stijgt, indien men de bezoekers aan schoolvoorstellingen meetelt.
39
3.4.2.5 Musicals In tabel 3.8 is te zien dat er in het onderzoeksgebied 253 optredens werden opgevoerd binnen het genre musical. Dit betekent dat er gemiddeld 3 voorstellingen per primaire onderwijsinstelling die een musical entameert, worden opgevoerd. In Nederland wordt jaarlijks bijna 15.000 keer per jaar een schoolmusical opgevoerd. Daar komen bijna 2 miljoen mensen naar kijken, zoals tabel 3.9 laat uitkomen. Dat is ongeveer 130 ouders en bekenden per schooloptreden.
3.4.3 Overig onderwijs 3.4.3.1 Inleiding In deze paragraaf worden twee soorten onderwijsinstellingen geteld. Het hoger onderwijs blijft hier buiten beschouwing. Studenten amateurpodiumkunstenaars zijn namelijk al aan de orde gekomen bij culturele centra in het vorige hoofdstuk. Met name op het HBO en op universiteiten zijn er, net als op veel middelbare scholen, buitenschoolse clubs. Studenten die in hun vrije tijd samenwerken aan een muziek/theater/dans voorstelling laten deze zien in het universiteitstheater. Weliswaar wordt op sommige opleidingen gewerkt met een kunstenaar/professional (vaak een workshop) om zo te werken tot een eindpresentatie. Denk bijvoorbeeld aan pedagogische opleidingen of opleidingen die les krijgen in presentatievaardigheden. Hierbij kan men echter niet van amateurs spreken Het gaat in deze paragraaf daarom verder over voortgezet en speciaal onderwijs. 3.4.3.2 Aantal overige scholen met optredens van leerlingen Men kan niet verwachten, dat op het voortgezet onderwijs dezelfde dichtheid van optredens wordt bereikt als in het primair onderwijs. Of er bij de overige scholen amateuroptredens plaatsvinden van leerlingen hangt af van het soort onderwijs. Op alle middelbare scholen wordt er Culturele en Kunstzinnige Vorming (CKV) gegeven, al dan niet gevolgd door een eindpresentatie. Daarnaast zijn er middelbare scholen waar het (eindexamen-)vak Drama, Muziek of Dans wordt gedoceerd. Leerlingen krijgen les in dit specifieke vak, gevolgd door een eindpresentatie. Daarnaast zijn er ook buitenschoolse clubs; leerlingen die onder begeleiding van een docent in hun vrije tijd samen werken aan een muziek-, theater-, of dans voorstelling. Soms wordt er ook een bonte avond of een talentenjacht georganiseerd. Voorbeelden van scholen waar geen optredens plaats vinden zijn locaties voor zeer moeilijk lerende kinderen of leerlingen met een psychosociale beperking; zulke instellingen hebben geen amateur podium optredens. Tabel 3.10: Resultaat enquête overig onderwijs Geen optredens Wel optredens Totaal aantal interviews
Locaties 22 19 41
% 53,7 46,3 100,0
Bij de overige scholen in het onderzoeksgebied heeft minder dan de helft optredens gepland. Het gaat om 46,3% In Nederland zijn er 3345 onderwijslocaties die wij in dit onderzoek onder ‘overig onderwijs’ scharen. Bij 1550 overige scholen in Nederland is er sprake van amateur podium optredens door leerlingen.
3.4.3.3 Aantal schooloptredens bij de overige scholen per genre Het jaarlijks aantal voorstellingen in dit overig onderwijs is bijna 5.000. Populaire muziek speelt hier wel een belangrijke rol want het dekt bijna een kwart van de optredens. Belangrijkste genre is evenwel de musical, die hier bijna de helft van de optredens uitmaakt, terwijl dit bij het lager onderwijs slechts een kwart was, zoals eerder bleek.
40
Tabel 3.11: Optredens in overig onderwijs (E=50,7) Aantal optredens In onderzoeksgebied Toneel
%
Idem in Nederland
17
17,3
862
Klassieke muziek
4
4,1
203
Dans
2
2,0
101
Populaire muziek
22
22,5
1.115
Musical, operette, etc. Cabaret, kleinkunst
45
46,0
2.281
2
2,0
101
6
6,1
300
____________ 98
____________ 100,0
_______________ 4.963
Anders Totaal
In het voortgezet en speciaal onderwijs is dans, dat nog wel een rol speelde in het primair onderwijs, nagenoeg `uit het curriculum verdwenen`. 3.4.3.4 Aantallen bezoeken aan voorstellingen op overige onderwijsinstellingen Er komen in Nederland 700.000 bezoekers naar de schoolvoorstellingen in het overig onderwijs kijken. Tabel 3.12: Bezoeken aan schooloptredens in overig onderwijs (E=50,7) Aantal bezoeken % Idem in in onderzoeksgebied Nederland Toneel Klassieke muziek Dans Populaire muziek Musical, operette, etc. Cabaret, kleinkunst Anders Totaal
2.250 450 265 2.270 8.160
16,2 3,3 1,9 16,4 58,9
114.034 22.807 13.431 115.048 413.564
200
1,4
10.136
265
1,9 __________ 100,00
13.250 _____________ 702.270
13.860
De musicals worden het meest bezocht. Die zorgen voor bijna drie vijfde (58,9%) van het totale aantal bezoeken. Naar musicals komen er 8.160 bezoeken in het onderzoeksgebied en 413.564 in geheel Nederland. Dat komt overeen met een gemiddeld aantal van 50 bezoekers per optreden. Men kan concluderen dat het bij de schoolvoorstellingen in het overig onderwijs niet storm loopt met bezoekers.
3.5 Sporthallen 3.5.1 Inleiding In dit onderzoek zijn vrij snel alleen bibliotheken en sporthallen als openbare binnenruimten beschouwd. Wij gingen er van uit dat gemeentehuizen en kerken werden gevangen door de onderzoeken van het MCN, mede omdat het daar om muziekoptredens zou gaan. Gaandeweg het onderzoek bleek echter de categorie openbare binnenruimten een minder gelukkige. Bibliotheken programmeren nauwelijks amateur podiumkunst, zoals bijlage 6 laat zien. Sporthallen zijn voor 50% privé-bezit. Maar ze zijn wel belangrijk voor de amateurkunst. De groot gemonteerde voorstellingen spelen zich vaak daar af. Dit bleek ook uit het eerder genoemde onderzoek naar de Amateurkunst, dat het PON in 2007 in Brabant uitvoerde. Deze paragraaf laat de bibliotheken buiten beschouwing en
41
heeft uiteindelijk de titel sporthallen gekregen, omdat zij het onderwerp vormen van deze paragraaf. 3.5.2 Sporthallen Betrekkelijk weinig sporthallen laten voorstellingen in hun ruimte toe, namelijk een vijfde van hen. Tabel 3.13: Resultaat enquête resultaten 15 4 19
Geen optredens Wel optredens Totaal aantal interviews
% 79,0 21,1 100,0
Er zijn in Nederland 1850 sporthallen. Dit gegeven in het onderzoeksgebied, namelijk dat 21,1% van de sporthallen voorstellingen faciliteren, betekent dat er in Nederland toch altijd nog bijna 400 sporthallen zijn waar amateurkunst te zien is. Zie voor de berekening bijlage 3. 3.5.3 Aantal optredens van amateurs in sporthallen In de vier sporthallen die aangegeven hebben dat er bij hen amateurkunst optredens zijn geweest, werden in totaal 25 optredens geproduceerd. Hieruit leiden wij af, dat er in Nederland landelijk bijna 1500 amateuroptredens door amateurs plaats vinden in sporthallen. Dat zijn er gemiddeld zes per sporthal die zich voor grootschalige optredens open stelt. Tabel 3.14: Optredens in sporthallen (E=59,7) Sporthallen (N=4) Kunstvorm Aantal optredens in % onderzoeksgebied
Toneel Klassieke muziek Dans Populaire muziek Musical, operette, etc. Cabaret, kleinkunst Anders Totaal
8,0 8,0 40,0 40,0
Aantal optredens in Nederland 119 119 597 597
1 4,0 0 25 100,0
60 1.492
2 0 2 10 10
Doordat het hier om slechts vier waarnemingen in het onderzoeksgebied gaat, hebben de gevolgtrekkingen een brede marge van onzekerheid. Van deze optredens betreffen 40% populaire muziek optredens en 40% valt in de categorie musicals. Men moet zich realiseren dat sporthallen gebruikt worden als podium van de groot gemonteerde musicals voor een groot publiek en voor popconcerten. Er zijn echter in het onderzoeksgebied ook incidentele dans- en cabaretvoorstellingen doorgegeven.
In het onderzoeksgebied zijn 14.150 bezoeken gebracht aan voorstellingen in sporthallen. Hieronder worden de uitkomsten voor het onderzoeksgebied weer door getrokken naar Nederland.
42
tabel 3.15: Bezoeken aan optredens van amateurkunstenaars in sporthallen % Idem in Kunstsoort Aantal bezoeken in Nederland (x onderzoeksgebied 1000) Toneel Klassieke muziek Dans Populaire muziek Musical, operette, etc. Cabaret, kleinkunst Anders Totaal
1.620 0 0 8.100 4.400 30 0 14.150
11,5 57,2 31,1 0,2 100,0
97 483 262 2 844
Het gaat dus bij de optredens in sporthallen om gemiddeld meer dan 550 bezoekers per optreden en bijna 0,85 miljoen bezoeken in Nederland. Optredens met populaire muziek worden veruit het meest bezocht. Zij vormen namelijk 57,2% van het totale aantal bezoeken en daar komen gemiddeld meer dan 800 bezoekers naar een optreden van amateurs.
3.6 Horeca 3.6.1 Inleiding Een probleem bij het onderzoeken van amateur muziek is dat veel bands zichzelf niet als amateur beschrijven. Weinig bands noemen zichzelf een amateur bandje maar zij prefereren rockband, een jazzband of coverband als een aanduiding voor zichzelf en hun activiteit in de muziekwereld. Er zijn veel bars en cafés die amateur muzikanten en amateur bandjes programmeren in hun café. Daarnaast organiseren sommige horecagelegenheden ook ‘open podium’ avonden. Op deze avonden mag iedereen zich inschrijven en een bepaalde tijd spelen op het podium. Soms is er een prijs aan de ‘open podium’ avonden verbonden, waarbij een jury de acts beoordeelt. In dat geval duurt de wedstrijd vaak meerdere avonden, zodat de bezoeker de week na de voorrondes terugkomt voor de finale. De ‘open podium’ avonden kunnen georganiseerd worden in het kader van een regionale muziekprijs. Zo zijn er versies van de Grote Prijs: Van Rijnmond en Voorne Putten, van het Groene Hart, van ZuidHolland en Groningen. Zo is er ook de kleine prijs van Friesland. Ook tijdens de jaarlijkse evenementen zoals Koninginnedag of hemelvaartsdag zien horecagelegenheden kans om bands te programmeren in hun café of in een aangebouwde tent op het terras. Hetzelfde geldt voor de stedelijke evenementen zoals Leids Ontzet in Leiden, Carnaval in het zuiden van Nederland, de Brandersfeesten in Schiedam, De Furiade in Maassluis, het Haring en Bierfeest in Vlaardingen, waarbij de amateur muzikanten goed vertegenwoordigd zijn. Waarschijnlijk heeft iedere stad in Nederland zijn eigen jaarlijkse evenement waarbij live muziek niet mag ontbreken. Vaak treden coverbands op tijdens deze evenementen. Naast deze algemene gelegenheden bestaan er gespecialiseerde locaties: pop-, rock- en jazzcafés. In dit onderzoek zijn ook de uitbaters belangrijk die hun horecagelegenheid hebben uitgebreid om feesten te geven zoals jaarlijkse evenementen, feestdagen en bruiloften en partijen. In bepaalde gevallen regelen deze zelf welke bands optreden, maar vaak verhuren zij hun ruimte aan derden, die dan bepalen wie er spelen. In het onderzoek is de uitbater gevraagd om aan te geven hoe vaak er in 2010 in hun gelegenheid sprake was van amateurbands, waarbij de respondent werd gevraagd ook een oordeel te vellen bij de situatie van zijn huurders. Het gebeurt wel eens, dat amateurmuziek wordt geprogrammeerd in hotels maar dit zijn gewoonlijk kunstondernemers, zoals een pianist in het restaurantgedeelte.
43
3.6.2 Aantal podia met amateurprogrammering Het onderzoeksgebied heeft laten zien dat meer dan een derde (37,7%) van de bars/cafés optredens programmeert. Tabel 3.16: Resultaat enquête horeca Geen optredens Wel optredens Totaal aantal interviews
% 62,8 37,2 100,0
91 54 145
Volgens Horeca Nederland zijn er in Nederland bijna 10.000 bars/cafés`s zijn (9.604) per 30 juni 2010. Daarnaast zijn er ruim 1000 (1080) zalencentra/partycentrums. (Zie bijlage 3) Het onderzoek in Zwolle, Alphen aan den Rijn en de Meierij van Den Bosch heeft duidelijk gemaakt, dat ruim een derde van de café/bars/zalencentra optredens programmeert. Er zijn dan ook ongeveer 4.000 horecagelegenheden in Nederland waar door amateurs podium optredens worden verzorgd. Het interessante is uiteraard dat het hier om populaire muziek gaat en dat er veel bezoekers op af komen. 3.6.3 Aantal amateurkunstvoorstellingen per genre Populaire muziek neemt inderdaad verreweg het grootste aandeel binnen de programmering van de café/bars/zalencentra in. Liefst vier vijfde van de optredens (79,9 %) betreft populaire muziek. Het gaat overigens bij deze categorie podia overigens niet alleen om populaire muziek. Klassieke muziek en dans komen ook voor. Beide genres maken bijna 8% van de programmering door de horeca uit. De rest van de genres spelen slechts incidenteel een rol. tabel 3.17: Optredens van amateurs in café / bars / zalencentra (E=59,2) Aantal optredens % Idem in In onderzoeksgebied Nederland Toneel Klassieke muziek Dans Populaire muziek Musical, operette, etc. Cabaret, kleinkunst Anders Totaal
18 73 71 741 6
1,9 7,9 7,7 79,9 0,6
1.066 4.322 4.203 43.867 355
10
1,1
592
10 _____________ 929
0,9 _________ 100,0
500 _____________ 54.905
In Nederland worden jaarlijks ongeveer 55.000 optredens in de horeca door amateurs verzorgd. Dat is gemiddeld 15 optredens per jaar in de gelegenheden die optredens in hun programma hebben. Het aantal bezoeken aan optredens van amateurpodiumkunstenaars in café/bars/zalencentra is hoog ten opzichte van de andere informele podia, doordat de ruimtes dienen om substantiële aantallen bezoekers te herbergen. Daar worden jaarlijks 8,4 miljoen bezoeken afgelegd.
44
Tabel 3.18: Bezoeken aan optredens van amateurs in horecagelegenheden (E=59,2) Aantal bezoeken % Idem in in onderzoeksgebied Nederland (x 1000) Toneel Klassieke muziek 2 Dans Populaire muziek Musical, operette, etc. Cabaret, kleinkunst Anders Totaal
3.420 7.065 17.410 110.690 840
2,4 5,0 12,2 77,9 0,6
202 418 1.031 6.553 50
1.000
0,7
59
2.010 _____________ 142.435
1,2 __________ 100,0
101 _____________ 8.414
Bijna vier vijfde van de bezoekers gaat in de horeca naar optredens van amateurs om er te genieten van populaire muziek.
3.7 Conclusie Dit onderzoek naar de plaats van amateurs op de informele podia laat zien dat het in vergelijking met de formele podia om veel substantiëlere aantallen gaat, zowel wat betreft de optredens als de bezoeken. 3.7.1 Totaal aantal informele podia waar amateurs optreden in Nederland Er bestaan in Nederland ruim 15.000 informele podia, waar podiumkunst door amateurs wordt vertoond. Sommige daarvan programmeren zelfs uitsluitend amateurs. Tabel 3.19: Totaal aantal informele podia met amateurkunst Informeel podium
%
Zorgcentra
1.441
9,5
Sociaal culturele centra
1.732
11.4
Primair onderwijs
6.103
40,2
Overig onderwijs
1.550
10,2
389
2,6
Horeca
3.979
26,1
Totaal
15.194
100,0
Sporthallen
De helft van deze podia zijn scholen, waarvan weer 40% scholen voor lager onderwijs. De horeca is eveneens een belangrijke categorie podia waar amateurkunstenaars optreden. Zij maken immers meer dan een kwart van het totale aantal informele podia uit.
2 Het aantal bezoeken aan dans in de horeca is intuïtief hoog; nader onderzocht moet worden of de respondenten onder dans niet begrepen hebben muziek waarbij gedanst wordt; in dat geval komen de uitkomsten van dans bij populaire muziek. Hier is er evenwel vanuit gegaan dat respondenten de vragen wel goed hebben begrepen.
45
3.7.2 Totaal aantal optredens in Nederland Vervolgens is het aantal optredens in Nederland getotaliseerd. Dit is zowel gebeurd naar categorie informele podia als naar genre, zoals de VSCD deze categoriseert. Aan de ene kant ziet men bij de locaties, dat de horeca het grootste aantal optredens van amateurs faciliteert. Het gaat hier om meer dan 50.000 podium optredens. Qua aantal optredens door amateurs kunnen de zorgcentra echter ook niet worden uitgevlakt. Op de informele podia vinden jaarlijks 120.000 optredens van amateurpodiumkunstenaars plaats. Bijna de helft van hun optredens (45,8%) spelen zich in cafés en feestzalen af. Met 21% van de optredens komen de zorgcentra op de tweede plaats. Sporthallen nemen het kleinste aandeel in de optredens, namelijk niet veel meer dan 1 %. Tabel 3.20: Totaal aantal optredens in Nederland per genre en informele podiumcategorie Totaal aantal Zorgcentra optredens Toneel Klassieke muziek Dans Populaire muziek Musical, operette, etc. Cabaret, kleinkunst Anders Totaal per locatie Percentage
1.077 3.181
Sociaal Primair Overig culturele Sporthallen Horeca onderwijs onderwijs centra 3.552 862 119 1.066 1.093 203 4.322
Totaal Totaal per % genre 6676 5,6 8.799 7,3
2.719 14.826
2.869 8.401
-
101 1.115
119 597
4.203 43.867
10.011 68.806
8,3 57,4
1.334
2.217
14.706
2.281
597
355
21.490
17.9
1.898
683
-
101
60
592
3.334
2,7
25.035
18.815
14.706
300 4.963
1.492
500 800 54.905 119.916
0,7 100
20,9
15,7
12,2
4,1
1,2
45,8
100
Door afrondingsverschillen eindigen de totalen der percentages hier op 99,9.
Anderzijds ziet men dat het aantal optredens van amateurs op informele podia het grootst is in het genre van de populaire muziek. In het rapport kwam al naar voren dat men hier niet alleen moet denken aan popmuziek maar ook aan Hollandse Ouwe en andere sub genres. Dit genre alleen maakt al bijna 60% uit van alle optredens. Musicals vormen ook een belangrijk genre, maar dit wordt veroorzaakt, doordat de scholen met dit soort voorstellingen zijn meegenomen. De andere genres zijn wat meer gelijkmatig over de informele podia verdeeld, hoewel cabaret duidelijk de minste optredens van amateurs op de informele podia telt.
3.7.3 Totaal aantal bezoeken aan informele podia in Nederland Ten slotte zijn de bezoeken aan de optredens van amateurs op informele podia over genre en podium verdeeld. Het beeld dat oprijst bij het bekijken van de aantallen amateuroptredens wordt nu versterkt. De bezoekersaantallen van de optredens van amateurs in de horeca domineren het geheel. Het gaat om bijna 8,5 miljoen bezoeken per jaar. In vergelijking hiermee trekken de sociaal culturele centra, de zorgcentra en de scholen met hun musicals maar weinig bezoekers, al gaat het daar nog wel steeds om enkele miljoenen bezoeken per jaar. Hier nemen zorgcentra niet de tweede plaats in, zoals bij de optredens maar de sociaal culturele centra. Die zijn verantwoordelijk voor 16% van het bezoek aan de optredens van amateurs op de informele podia. De sporthallen, die slechts 1% van de optredens voor hun rekening nemen, trekken 5% van het publiek. Dit valt te verklaren, omdat gewoonlijk in het informele circuit groot gemonteerde producties met een substantieel publiek voor hun rekening nemen.
46
Tabel 3.21: Totaal aantal bezoeken in Nederland per genre en informele podiumcategorie (x 1.000) Bezoeken aan optredens Toneel Klassieke muziek Dans Populaire muziek Musical, operette, etc. Cabaret, kleinkunst Anders Totaal Percentage
Zorgcentra 61 219 163 1.035
Sociaal Overig Primair Sporthall culturele onderw onderwijs en centra ijs 442 114 97 139 23 323 13 1.300 115 483
Horeca 202 418
Totaal per genre 916 799
% 5,6
1.031 6.552
4,9 1.530 9,4 9.485 58,4 3.058 18,8
152
276
1.903
414
263
50
176
108
-
10
2
59
355
2,2
1.806 11,1
2.588 15,9
1.903 11,7
13 702 4,3
845 5,2
101 8.413 51,8
114 16.257 100
0,7 100
Net als bij de formele podia gaan bij de informele podia de meeste bezoekers naar optredens van amateurs die populaire muziek spelen. Hun aandeel is bijna tweederde (58,4%). Musical, operette trekt 3 miljoen bezoeken en dans anderhalf miljoen. Deze uitkomsten bekrachtigen voor Nederland het eerdere onderzoek van Martine van der Blij in de provincie Groningen De kunstmatige kloof. Zij schreef al in 1995: het meest opvallend is het zeer grote aanbod van muziekuitvoeringen in de non-reguliere (lees informele) sector. (--) Met name de populaire muziek blijkt een factor van betekenis. En vervolgens schreef zij In de non-reguliere sector wordt meer dan 62 % van de uitvoeringen uitgevoerd door amateurs. 15 jaar later blijkt uit het onderhavige onderzoek, dat populaire muziek nog steeds de hoofdrol op de informele podia speelt. Bovendien is nu gebleken dat op bepaalde soorten podia bijna alleen amateurpodiumkunstenaars optreden.
47
48
Hoofdstuk 4: Het publiek bij amateuroptredens 4.1 Inleiding Over het publiek van de optredens van amateurpodiumkunstenaars is weinig bekend en daarom kunnen beweringen de ronde doen, zoals ‘de bezoekers van amateurvoorstellingen zijn allemaal familie en kennissen’. Om de beweringen over de bezoekers wat meer te gronden in de feiten is in het kader van deze opdracht ook een begin gemaakt met onderzoek naar het publiek van de optredens van amateurpodiumkunstenaars. Er is met name gezocht naar een mogelijke koppeling tussen het bezoek aan amateurvoorstellingen en dat aan professionele voorstellingen. De term koppeling verwijst in dit verband naar de mogelijkheid dat er een publieksoverlap bestaat tussen beide (dus dat dezelfde persoon die amateurvoorstellingen bezoekt ook naar professionele voorstellingen gaat). Met dit woord wordt ook verwezen naar de mogelijkheid, dat de amateurvoorstellingsbezoeker meer dan gemiddeld professionele voorstellingen bezoekt en fungeert als aanjager voor het bezoek aan professionele voorstellingen. Het omgekeerde is eveneens denkbaar. Om het eerste beeld te verkrijgen van het publiek bij amateuroptredens is bij deze gelegenheid een publieksonderzoek geëntameerd. Bureau Veldkamp heeft in dit kader een tweede opdracht gekregen. Dit bureau is gevraagd om onder de Nederlandse bevolking een onderzoek te doen naar hun bezoek aan voorstellingen van amateurs. Dit onderzoek wordt hier BAPK (Bezoekers Amateur Podium Kunstenaars) genoemd. Door Veldkamp werd een representatieve steekproef van 1331 Nederlanders ouder dan 6 jaar nadrukkelijk gevraagd om bij het beantwoorden van de vragen alle optredens voor de geest te nemen en niet alleen voorstellingen van professionele podiumkunstenaars. Vervolgens is deze respondenten ook gevraagd naar hun bezoek aan voorstellingen van specifiek amateurpodiumkunstenaars.
4.2 Opmaat 4.2.1. Inleiding Als opmaat naar de gegevens over bezoeken aan voorstellingen van amateurpodiumkunstenaars worden eerst een aantal algemene gegevens verstrekt over bezoeken aan optredens in het algemeen, dus zowel van amateurs als van professionals. Deze komen deels van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) en deels van de BAPK. 4.2.2 Meer kunstbeoefenaars dan niet kunstbeoefenaars bezoeken optredens Het was al bekend uit onderzoek van het SCP, dat er een duidelijk verband bestaat tussen kunstbeoefening en kunstbezoek. Meer kunstbeoefenaars dan niet kunstbeoefenaars bezoeken optredens. Tabel 4.1: Bezoek aan podiumkunst naar kunstbeoefening (uit FAQ tabel 14.1) % 1995 1995 2007 2007 kunstbeniet kunstkunstbeniet kunstoefenaars beoefenaars oefenaars beoefenaars Podiumkunst 54 35 60 39 Gecanoniseerde podiumkunst 36 19 34 17 Populaire podiumkunst 38 26 47 33 In de loop der jaren zijn bovendien steeds meer beoefenaars van podiumkunsten naar optredens gaan kijken. In 1995 deed 54% van de beoefenaars dit en in 2007 was dit percentage opgelopen naar 60%. Dit komt voornamelijk doordat de beoefenaren van populaire podiumkunsten, waarvan het grote merendeel uit amateurs bestaat, in de laatste 15 jaar in grotere getale voorstellingen zijn gaan bezoeken. Het is geen kwestie van opleiding. (FAQ p.87)
49
4.2.3 Lang niet alle bezoekers van voorstellingen zijn familie en kennissen Gaat het bij de bezoekers aan voorstellingen van amateurkunstenaars altijd om familie of bekenden van de amateurs? De BAPK heeft er expliciet met de volgende gesloten vraag naar geïnformeerd: Bent u in 2010 bij een of meer optredens geweest, waarbij vrienden, familie of kennissen optraden? Tabel 4.2: Het bijwonen van optredens met bekenden (n=847) Optredens bezocht Geen optredens bezocht met bekenden wel optredens bezocht met bekenden In de meeste gevallen traden er geen bekenden op In ongeveer de helft van de optredens waar ik bij was, trad een bekende op (Subtotaal In de meerderheid van de optredens waar ik bij was traden bekenden op
% 100 60 40
27 13
%
100 47 21 68) 32
40% van degenen die optredens bezoeken gaat wel eens naar optredens van vrienden, bekenden en familie. Het verschijnsel, dat optredens van bekenden worden bezocht, bestaat dus wel !3% van de degenen die naar optredens gaat zelfs merendeels naar optredens van bekenden. Deze 13% komt overeen met ongeveer 1,3 miljoen bezoekers. Waar het alleen al bij de schoolmusicals om 1,9 miljoen bezoeken gaat, zoals tabel 3.9 liet zien, betreft het aantal bezoeken aan optredens van vrienden, bekenden en familieleden dus zeker een klein gedeelte van de totale bezoeken aan optredens van amateurs. Het oordeel ‘Alle bezoekers van voorstellingen van amateurs zijn vrienden en bekenden’ is onwaar. Deze opvatting kan op zijn hoogst vervangen worden door enkele uitspraken met een veel beperktere strekking, zoals ‘Een flink aantal van de bezoekers van schoolvoorstellingen zijn vrienden en bekenden. Nader onderzoek zou dan kunnen aanwijzen om welk aantal het bij de verschillende podia precies gaat. Dat alle bezoekers van podiumvoorstellingen van amateurs familie en kennissen zijn, kan voortaan als een vooroordeel worden bestempeld. 4.2.4 Nederlanders die optredens bezoeken De BAPK heeft uitgewezen, dat 63% van de Nederlandse bevolking optredens bezoekt. Dan gaat het niet alleen om optredens in schouwburgen, theaters of concertgebouwen, maar om bezoeken aan alle voorstellingen/optredens. Tabel 4.3: Nederlanders die optredens bezoeken Wel bezocht Niet bezocht Totaal
840 491 1331
% 63 37 100
Ruim een derde van de van de Nederlandse bevolking bezoekt helemaal geen optredens, omdat zij hiertoe niet in staat zijn of geen interesse hebben. Dit cijfer van 63% vormt een eerste indicatie, dat de kunstparticipatie hoger ligt wanneer men het bezoek aan optredens van amateurs meetelt dan wanneer dit niet gebeurt. Immers, 63 % van de Nederlanders geeft aan, dat zij optredens bezoeken, als hen, zoals in de BAPK, nadrukkelijk gevraagd wordt om alle optredens in gedachten te nemen. Het SCP, dat onderzoek naar de participatie doet zonder de nadruk te leggen op het woord alle bij de vraagstelling, komt slechts tot (uit tabel 4.1 hierboven: 60% van 48% + 39%van 52%=) 49,1 % van de Nederlandse bevolking
50
Terwijl gemiddeld 63 % van de Nederlandse bevolking naar optredens gaat, zoals blijkt uit tabel 4.3 geldt dit maar voor 57,5 % van de mannen. Dit betekent dat meer vrouwen dan mannen optredens bezoeken. Van de vrouwen gaat 69% wel eens naar een optreden. Tabel 4.4: Bezoeken aan optredens qua sekse Nederland Bezoeken aan bevolking optredens % % Man 49,5 57,5 Vrouw 50,5 69 ______ Totaal 100 Relateert men deze uitkomst aan de actieve kunstbeoefening, dan is een interessante parallel zichtbaar. Volgens het SCP beoefent 50% van de vrouwen een kunstvorm tegen 38% van de mannen. (FAQ tabel 2.2.)
4.2.5. De podia die door Nederlanders worden bezocht Uit de BAPK komt ook de populariteit van de verschillende soorten podia onder de bezoekers van optredens naar voren. Tabel 4.5: Bezoeken aan podia Bezocht Schouwburg, theater, concertgebouw 3 Buitenfestival, zalencentrum Café, feestruimte, discotheek, e.d Popcentrum, jazzpodium, cultuurcentrum, cultuurhuis Kerk (gebouw) Openluchttheater Aula, gymzaal, e.d. van school Sporthal Jongerencentrum, buurthuis Openbaar toegankelijke binnenruimte, zoals station gemeentehuis, bibliotheek Bejaardenhuis, verzorgingshuis, ziekenhuis, zorgcentrum Op geen van deze locaties
633 236 183 167
% 75,3 28,1 21,8 19,9
113 81 73 59 37 31
13,5 9,7 8,7 7,0 4,5 3,7
23
2,7
12
1,5
Totaal antwoorden Totaal ondervraagden, die bezoeken afleggen
1650 840
196,4 100,0
Nederlanders die voorstellingen bezoeken gaan hiervoor naar twee soorten podia. De respondenten hebben immers gemiddeld nagenoeg twee opties opgegeven. In driekwart van de gevallen (75,3%) is een schouwburg, theater of concertgebouw een van de opties.
3 Veldkamp heeft lopende het onderzoek het zalencentrum bij het buitenfestival gevoegd, waardoor de percentages van buitenfestival en horeca niet kunnen worden gelijk getrokken met de uitkomsten van de twee andere onderzoeken, die in dit kader zijn uitgevoerd .
51
Er komt een duidelijk verschil naar voren in populariteit bij de verschillende podia. Hier wordt voor een eerste idee alleen ingezoomd op de bezoeken aan geprogrammeerde optredens buiten. 9,7 % van degenen die naar optredens gaat doet dit ook in openluchttheaters en 28,1 op buitenfestivals, zalencentra. Men kan hieruit globaal afleiden, dat ruim 1/3 ( 38,8 minus bezoekers aan zalencentra) van de degenen die voorstellingen bezoeken, ook voorstellingen bezoeken in de het vierde kwartaal. Dit is veel minder dan degenen die optredens bezoeken in de drie andere kwartalen van het jaar, het traditionele theaterseizoen.
4.3. Bezoekers van amateurpodiumkunstenaars vergeleken met bezoekers van professionele podiumkunstenaars 4.3.1. Inleiding Als men uitspraken wil doen over de bezoekers aan optredens van amateurs en die van professionals, kan dit op de krachtigste manier gebeuren door de podia waar alleen amateurs optreden te vergelijken met die waar alleen professionals optreden. Op welke podia treden nagenoeg uitsluitend amateurs op? Dit zijn o Zorgcentra o Soc. culturele centra o Scholen Dit blijkt zowel uit de BAPK als uit de gehouden interviews in Alphen aan den Rijn, de Meierij en Zwolle. In de schouwburg, het theater, en het concertgebouw treden vooral professionals op. De vergelijking is niet helemaal zuiver omdat er bij schouwburgen ook wel eens naar amateuroptredens wordt gegaan en bij zorgcentra, sociaal culturele centra en scholen incidenteel optredens van professionals worden bezocht. Hieronder worden desondanks de bezoekers aan zorgcentra, soc. culturele centra en scholen tegenover die aan het theater, de schouwburg en het concertgebouw gezet. Enkele demografische en geografische kenmerken van de bezoekers aan podia voor vooral professionals (schouwburg, theater en concertgebouw) vergeleken met die van de drie uitgesproken podia voor amateurs (zorgcentra, soc. culturele centra en scholen). 4.3.2 Differentie qua sekse Evenveel mannen als vrouwen zijn in de BAPK ondervraagd. Hierboven bleek dat veel minder mannen dan vrouwen optredens bezoeken, maar bij nader inzien blijkt dit niet bij alle podia hetzelfde te liggen. Tabel 4.6: Differentie in sekse bij de bezoeken aan schouwburg en typische amateur podia % SchouwZorgcentra Soc. culturele Scholen Burg, e.d. centra Man Vrouw Totaal
42 58 100
15 85 100
48,5 51,5 100
49,5 50,5 100
Het gemiddelde gegeven in tabel 4.4 liet zien, dat 69% van de vrouwen optredens bezoekt en 57,5 procent van de mannen. Nu blijkt dat de onevenwichtigheid in de eerste plaats bepaald wordt door de bezoekers aan optredens in de zorgcentra; deze bestaan voor 85% uit vrouwen. De oorzaak die hier echter het zwaarst weegt zijn de schouwburgen en concertgebouwen. Daar gaan immers, zoals tabel 4.5 laat zien, veel personen heen. Wat blijkt hier? 58% van de vrouwen bezoekt schouwburg, theater of concertgebouw, tegen 42% van de mannen. Hiermee blijken de verschillen tussen mannen en vrouwen op het gebeid van het bezoek aan optredens verklaard. Want bij bijna alle andere categorieën podia, en daarmee ook de andere podia met veel populaire muziek, is de verhouding man/vrouw bij het bezoek aan optredens ongeveer 50/50.
52
4.3.3.Differentie in leeftijd De differentie tussen professionele podia en typische podia voor amateurs kan, als het om leeftijd gaat, groot zijn: Tabel 4.7: Differentie in leeftijd bij de bezoeken aan schouwburg en typische amateurpodia % SchouwZorgcentra Soc. culturele Scholen Burg, e.d. centra 6 tot 11 jaar 12-19 20-34 35-49 50-64 65+ Totaal
9 7 19 30 23 13 100
19 9 37 35 100
6 6 31 30 27 3 100
30 19 11 25 8 7 100
Men ziet hier dat de grote verschillen in leeftijd tussen de bezoekers aan optredens van professionals en die van amateurs zich voordoen aan beide kanten van het spectrum. Bij zorgcentra komen er alleen oude mensen kijken, die vaak de schouwburg niet meer bezoeken. Bij scholen komt veel jeugd, die vaak de schouwburg nog niet bezoeken.
4.3.4 Differentie in hoogste gevolgde opleiding De opleiding heeft een duidelijke relatie met het bezoek aan optredens. Er zijn namelijk verschillen zichtbaar in de leeftijdsopbouw van bezoekers aan optredens van amateurs en aan optredens van professionals. Tabel 4.8: Differentie in opleiding bij de bezoeken aan schouwburg en typische amateurpodia % SchouwZorgcentra Soc. culturele Scholen burg, e.d. centra Lager Middelbaar Hoger Jonger dan 12 jaar Totaal
14 37 40 8
20 48 32
17 51 25 6
22 23 26 30
100
100
100
100
De schouwburgen worden meer dan amateurpodia bezocht door bezoekers met een hoge opleiding en de amateurpodia omgekeerd meer door Nederlanders met als hoogst genoten opleiding middelbaar of lager onderwijs.
4.3.5 Geografische verschillen Er zijn ook geografische verschillen. Hieronder ziet men in welke verhouding Nederlanders naar de schouwburg gaan, naar optredens in zorginstellingen, naar voorstellingen en uitvoeringen in sociaal culturele centra en naar optredens in scholen. Men ziet verschillen, die nieuwsgierig maken. Ze staan hieronder vet gedrukt.
53
Tabel 4.9 Geografische verschillen in de cultuurparticipatie bij schouwburg en typische amateurpodia. % (NL.) Schouwburg, Zorgcentra Soc. culturele Scholen e.d. centra 3 grote steden (14,1) 9 17 12
17
Rest west (29,0) Noord (10,5) Oost (21,3) Zuid (24,4) Totaal (100)
28
35
11
27
8 21 26 100
24 19 12 100
29 37 20 100
10 20 26 100
In de drie grote steden zijn er bijvoorbeeld betrekkelijk weinig personen die met amateurkunst te maken krijgen in zorgcentra, net als in het Zuiden. In Oost Nederland krijgen veel meer mensen met amateurkunst te maken in sociaal culturele centra dan men zou verwachten door te kijken naar het aandeel van de inwoners van het Oosten in de Nederlandse bevolking. In het Noorden valt de hoge cultuurparticipatie in zorgcentra en soc. culturele centra op.
4.3.5 Conclusie van de vergelijking Door enkele gemakkelijk beschikbare achtergrondgegevens van de steekproef in de beschouwing te betrekken en te bezien wat het publiek is van uitgesproken amateuroptredens en dat van uitgesproken professionele optredens komt naar voren dat beide groepen elkaar niet zonder meer overlappen. Het is echter moeilijk om op een betekenisvolle manier algemene uitspraken te doen over de kenmerken van de bezoekers aan optredens aan amateurs. Die blijken namelijk, zoals de bovenstaande tabellen ook laten zien, per categorie podium flink te verschillen.
4.5 Conclusie Dit hoofdstuk geeft voor het eerst een beeld van de bezoekers aan optredens van amateurpodiumkunstenaars. De uitkomsten van de BAPK wekken de indruk dat er niet een grote maar verscheiden kleine koppelingen bestaan tussen het bezoek aan amateuroptredens en dat aan professionele optredens. Maar de steekproef is te klein geweest om gefundeerde uitspraken te doen over de aard van de koppelingen en hun stevigheid. Er bestaat in sommige gevallen een publieksoverlap, maar soms ook niet, zo lijkt het. Er zijn echter uit de BAPK te weinig data beschikbaar gekomen om bijvoorbeeld uit te kunnen zoeken in hoeverre de bezoekers van optredens van amateurs in zorgcentra vroeger naar professionele optredens zijn geweest. Wat het aanjagen betreft kan ook niet zomaar worden afgeleid uit het gegeven dat er veel ouders naar een schoolvoorstelling, dus naar amateur optredens, komen die dit normaal niet doen, dat zij als gevolg hiervan ook naar optredens van professionals zullen gaan. Het Sociaal en Cultureel Planbureau heeft aangetoond, dat wie zelf musiceert meer naar de schouwburg gaat dan wie niet zelf musiceert. Dat is op zichzelf een belangrijke constatering, omdat populaire muziek een grote plaats inneemt in de amateurkunst. Maar of er ook een causaal verband ligt tussen het beoefenen van populaire muziek en het naar de schouwburg gaan, bij voorbeeld op latere leeftijd, zou nader moeten worden onderzocht. Om over de publieksoverlap bij optredens van amateurs en professionals en over de causale relatie tussen beide categorieën publiek stevige uitspraken te kunnen doen is verder onderzoek nodig. Hierbij kan begonnen worden met een verdere bewerking van de data van de BAPK, dit ook om te bepalen waar een registratie voor een bepaalde periode nuttig kan zijn.
54
Conclusie: Amateurpodiumkunst & publiek Dit rapport wordt vooraf gegaan door `Amateurkunstkunstpodia 2010`. Dat is een samenvatting van het rapport, die zich conformeert aan de jaarlijkse publicatie van de VSCD Podia 20.. en aangesloten kan worden op Podia 2011, waarin de VSCD de uitkomsten over haar leden van het jaar 2010 zal publiceren. Dit overlapt deels de onderstaande conclusies van dit rapport. A: Amateurpodiumkunstenaars trekken met hun optredens jaarlijks 20 miljoen bezoekers, op formele en informele podia. Hierbij worden kerkdiensten, festivals en de straat als podium niet meegeteld. Zou men dit wel doen dan trekken amateurpodiumkunstenaars 40 tot 50 miljoen bezoekers per jaar. (Zie voor de adstructie bijlage 7.) B: De belangrijkste uitkomst van dit onderzoek is misschien wel, dat het publiek voor amateurpodiumkunstenaars vooral naar de informele podia stroomt. Liefst 80 % van de bezoeken aan optredens van amateurs betreft de informele podia. Slechts een vijfde van de bezoeken worden door de formele podia genoteerd. Hier worden jaarlijks bijna 4 miljoen bezoeken afgelegd aan optredens van amateurs, tegen meer dan 16 miljoen amateuroptredens op informele podia. Tabel C.1 De bezoeken aan optredens van amateurpodiumkunstenaars
Genre Toneel Klassieke muziek Dans, beweging Populaire muziek Musical, operette, etc Cabaret, kleinkunst Overig Totaal
Formele podia Bezoeken (x 1000) % 617 16,0
Informele podia Bezoeken (x 1000) % 916
Totaal der podia Bezoeken (x 1000) % 5,6 1.533 7,6
187
4,9
798
4,9
985
4,9
219
5,7
1.531
9,4
1.750
8,7
2.029 52,8
9.486
58,4
11.515
57,3
8,8
3.057
18,8
3.394
16,9
87 2,3 366 9,5 3.842 100
355 114 16.257
2,2 0,7 100
442 480 20.099
2,2 2,4 100
337
Populaire muziek door amateurs trekt in Nederland jaarlijks 11,5 miljoen bezoeken. Musicals door amateurs, veelal schoolvoorstellingen, trekken jaarlijks bijna 3,5 miljoen bezoeken. Aan dansvoorstellingen door amateurs worden 1,75 miljoen maal een bezoek gebracht; aan toneelvoorstellingen 1,5 miljoen. Betrekkelijk weinig populair zijn de klassieke muziekuitvoeringen en cabaretvoorstellingen van amateurs met 1 miljoen respectievelijk bijna een half miljoen bezoeken. C: Het blijkt verder, dat populaire muziek door amateurpodiumkunstenaars veruit het meest door het publiek bezochte genre is. Bijna drievijfde van de bezoeken betreft muziek optredens, waar overigens in dit onderzoek alle soorten muziek, behalve klassieke muziek onder zijn geschaard, omdat het stramien is aangehouden dat de VSCD hanteert voor haar publicatie Podia 20.. Het aandeel van de populaire muziek in het totaal is zo groot, dat het voor een zo evenwichtig mogelijk inzicht in het publiek van de amateur podiumkunst de moeite waard zou zijn de bezoeken aan optredens met populaire muziek iets verder te specificeren. Dan zou het onderzoek ook in tweeën opgezet kunnen worden: populaire muziek verdeeld naar zijn substantiële verschijningsvormen en de overige kunstvormen, verdeeld in genres zoals in dit onderzoek is gebeurd D: Verder is toneel relatief populair op de formele podia; dans en beweging op de informele podia.
55
E: Het jaarlijkse aantal op- en uitvoeringen van amateurs is immens. Het jaarlijkse aantal optredens van amateurkunstenaars buiten kerkdienst, festival en straat bedraagt ruim 134.000. Dit komt overeen met 367 optredens per dag. Dat er gemiddeld in iedere Nederlandse gemeente elke dag wel een optreden van amateurs plaats vindt is te veel gezegd maar het gaat wel in die richting, als de concentratie van gemeentes doorzet en het aantal optredens van amateurs op het voor 2010 geconstateerde niveau blijft. Tabel C.2: Aantal optredens op formele en informele podia door amateurkunstenaars Informele podia Genre Formele podia Totaal aan optredens optredens optredens van amateurkunstenaar amateurkunstenaar amateurkunstenaars Optredens % Optredens % Optredens % Toneel 2.345 16,5 6.676 5,6 9.021 6,7 Klassieke 1.106 7,1 8.799 7,3 9.905 7,4 muziek Dans, 1.005 6,8 10.011 8,3 11.016 8,2 beweging Populaire 7.197 50,6 68.806 57,4 76.003 56,7 muziek Musical & 1.105 7,8 21.490 17,9 22.595 16,8 operette, etc. Cabaret, .446 3,3 3.334 2,8 3.760 2,7 kleinkunst Overig 1.449 7,9 .800 0,7 1.949 1,5 14.212 100,00 119.916 100,00 134.128 100 Nemen de informele podia 80% van het publiek voor hun rekening, zij presenteren bijna 90% van alle optredens van amateurs. De populaire muziek optredens van amateurs op de informele podia zijn alleen al goed voor meer dan 50% van aanbod aan amateur optredens. Relatief gezien neemt toneel een belangrijke plaats in op de formele podia. Het is daar na populaire muziek, die het meest wordt uitgevoerd op beide hoofdcategorieën podia, de tweede positie in met 16,5 % van de optredens. Een vergelijkbare opmerking geldt voor de musicals op de informele podia.
F: De optredens van amateurs op formele podia trekken meer publiek dan die op informele podia. Er gaan gemiddeld 226 personen naar toe. Voorstellingen en uitvoeringen van amateurs op informele podia trekken gemiddeld 130 personen.
56
Tabel C.3: Gemiddeld aantal bezoeken aan optredens van amateurs op formele en informele podia, verdeeld naar genre Genre Formele podia Informele podia
Toneel Klassieke muziek Dans & beweging Populaire muziek Musical, operette etc. Cabaret, kleinkunst Overig Totaal gemiddelde
Gemiddeld aantal bezoeken aan optredens van amateurs 263 169
Gemiddeld aantal bezoeken aan optredens van amateurs 137 91
218
153
282
138
304
142
195
106
253 226
143 130
G: Bij de formele podia loopt het gemiddelde bezoekersaantal aan optredens van amateurs per genre nogal uiteen. De musicaluitvoeringen, die amateurs opvoeren trekken gemiddeld ruim 300 bezoeken, klassieke muziek moet het doen met gemiddeld 169 bezoekers. H: Bij de informele podia zijn de gemiddelde bezoekersaantallen aan optredens van amateurs per genre over de gehele linie lager. Het hoogste bezoekersaantal gaat daar naar populaire muziek. Die optredens trekken op de informele podia niet meer dan gemddeld 153 bezoekers, wat minder is dan het aantal bezoeken aan uitvoeringen van klassieke muziek op de formele podia door amateurs. Het is echter wel zo, dat klassieke muziek uitgevoerd door amateurs ook op de informele podia van alle genres die door amateurs worden beoefend, het minste publiek trekt. I: Om over de publieksoverlap bij optredens van amateurs en professionals en over de causale relatie tussen beide categorieën publiek stevige uitspraken te kunnen doen is verder onderzoek nodig. Hierbij kan begonnen worden met een verdere bewerking van de data van de BAPK. Überhaupt laten de vier onderzoeken, die zijn gehouden om achter de optredens van amateurpodiumkunstenaars en hun publiek te komen een verdere analyse toe. De hier gepresenteerde uitkomsten berusten voornamelijk op een analyse van de rechte tellingen. Kruisverbanden zijn nog nauwelijks onderzocht.
57
58
Literatuurlijst: De voor dit onderzoek gebruikte studies over de amateurkunst 1. Blij, van der M. De kunstmatige kloof. Een empirisch-theoretisch onderzoek naar het bestaan van een duale structuur van het podiumkunstenveld in Nederland. Amsterdam: Boekmanstudies, 1995 2. Bork, van R. 395 minuten amateur-popmuziek in Nederland. Rotterdam: Kunstfactor, Popunie, &Concept, 2008. 3. Broek, Andries van den. Mogelijkheden tot kunstbeoefening in de vrije tijd. Den Haag: Sociaal Cultureel Planbureau, 2010. 4. Broek, Andries van den. FAQs over kunstbeoefening in de vrije tijd. Het culturele draagvlak, deel 9. Den Haag: Sociaal Cultureel Planbureau, 2010 5. Edelmann, E. Bommel, van M. Sectorverkenning amateurkunst in Noord-Brabant. Provinciaal rapport. Tilburg: PON, 2008. 6. Foekema, H. Marktbeschrijving podiumkunsten 2007. Amsterdam: TNS Nipo, 2008. 7. Fontys Hogeschool Communicatie. Studentenonderzoek. Adviesrapport Geldropse Mannenkoren Eindhoven: december 2007 8. Kregting, J. Onderzoek onder kerkmusici en kerkmuzikale praktijken in de Protestantse Kerk in Nederland. Nijmegen: KASKI, 2007 9. Kregting, J. Massaar-Remmerswaal, J. Kerncijfers 2008. Uit de kerkelijke statistiek van het Rooms-Katholiek Kerkgenootschap in Nederland. Nijmegen: Kaski, augustus 2009. 10. Kunstfactor Amateurkunst – de feiten. Monitor Amateurkunst in Nederland 2009. Utrecht: Kunstfactor, 2010 11. Kunstfactor Kennis in kunst. Beleidsplan 2009-2012. Utrecht: Kunstfactor, 2008. 12. Muziek Centrum Nederland. Kleine Muziekpodia in Beeld. Cijfers en kengetallen 2007. Amsterdam: Muziek Centrum Nederland, 2009. 13. Th.J. Noordman en J.Stoelhorst. Cultureel ondernemerschap bij Centra voor de Kunsten. Rapport Amsterdam Adviesbureau Cultuurtoerisme, 2007 14. Th.B.J. Noordman en G. van Dijk. De economische impact van amateurkunst. Rapport Den Haag Adviesbureau Cultuurtoerisme 2009 15. VNO. Het publiek bij openluchtvoorstellingen 2009 16. Vereniging van Schouwburg- en Concertgebouwdirecties. Podia 2009. Cijfers en kengetallen van de Vereniging van Schouwburg- en Concertgebouwdirecties. Amsterdam: Vereniging van Schouwburg- en Concertgebouwdirecties, 2010. 17. VNPF. Het grote poppodiumonderzoek. Amsterdam, 2008. 18. Ijdens T, en Robert Oosterhuis. Speelruimte voor kleinschalige podiumkunsten. Rotterdam, Erasmus Centrum voor Kunst- en Cultuurwetenschappen, 2000 19. Zweers, M. Rapport `Amateurkunst Zwolle`. Scriptie RU Groningen. Zwolle Gemeente Zwolle, 2008
59
60
Bijlagen Amateurkunst & Publiek
61
INHOUD Inleiding
63
1. MAK-Pod 2011, onderzoek van de optredens van amateurkunstenaars
64
2. Onderzoek van de formele podia
69
3. Lijst van culturele centra
72
4. Onderzoek van de informele podia
74
5. BAPK, onderzoek van het publiek van optredens van amateurkunstenaars
81
6. Geïnterviewden over festivals
85
7. Podia die in het onderzoek niet zijn meegenomen
86
62
Inleiding In deze bijlagen staat de verantwoording van de aanpak van de onderzoeken die zijn uitgevoerd om de publieksstromen bij de amateurkunst te bepalen. Ook wordt hierin aangegeven waarom sommige aspecten van de publieksstromen buiten beschouwing zijn gebleven. Begonnen is met een literatuurstudie. Via de literatuurstudie zijn wij gekomen tot de definities die in dit rapport zijn gebruikt. Ook de aanvankelijke categorisering van de podia is zo gevonden. Bij het opstellen van de vragenlijsten is uitgegaan van de podia die door het PON in Brabant waren gevonden bij het onderzoek naar de amateurkunst maar het literatuuronderzoek liet verder zien, dat cafés`s dienden te worden toegevoegd. Om de publieksstromen bij de amateur podiumkunst te determineren zijn vier onderzoeken geëntameerd: twee van Bureau Veldkamp en twee van ons bureau. Eerst heeft Bureau Veldkamp de amateurkunstenaars die het al enquêteert voor de Monitor AmateurKunst (MAK) en bij haar bekend waren als podiumkunstenaars benaderd om hen te vragen of en waar zij optreden en wat de kenmerken zijn van hun optredens. Dit onderzoek wordt hier MAK-Pod 2011 genoemd ter onderscheiding van de Mak zelf met als toevoeging Pod van Podia. In bijlage 1 staat de verantwoording van dit onderzoek en is ook de vragenlijst opgenomen die bij dit onderzoek is gebruikt. Het tweede onderzoek betrof de optredens van amateurpodiumkunstenaars op de formele podia. Voorstellingen van amateurpodiumkunstenaars en hun publiek worden niet apart bijgehouden door de formele podia. Veel van hen houden echter wel algemene data hierover bij. Om gegevens over de optredens van amateurs te vinden was het nodig deze los te weken van de algemene data, waarover de formele podia beschikten. In bijlage 2 wordt de separatiemethodiek verantwoord die door ons bij de formele podia is toegepast om te komen tot de aantallen optredens van amateurs op formele podia en het publiek daarbij. Een categorie podia, die tot nu toe niet was onderzocht maar nu wel zijn de culturele centra. Zij staan opgenoemd in bijlage 3. In het derde onderzoek is gekeken naar de optredens van amateur podium kunstenaars op informele podia. Die zijn ook door ons bureau onderzocht. Hoe dat onderzoek is aangepakt wordt in bijlage 3 verantwoord. Deze bevat ook de door ons gebruikte vragenlijst. Een deel van de opdracht behelsde een onderzoek naar de mogelijke koppeling tussen het publiek van voorstellingen van amateurs en die van professionele podiumkunstenaars. Bureau Veldkamp is gevraagd te onderzoeken wat de kenmerken zijn van het publiek van podium optredens in het algemeen en van die van amateurs in het bijzonder. Dit publieksonderzoek van Bureau Veldkamp hebben wij BAPK genoemd (van Bezoekers Amateur Podium Kunstenaars). Dit onderzoek wordt verantwoord in bijlage 4. Daarin staat ook de vragenlijst die is ingezet voor het betreffende onderzoek. De twee resterende bijlagen gaan in op de publieksstromen die in dit onderzoek niet zijn meegeteld. Omdat 8 festivals lid zijn van de VSCD en vooral ook omdat uit het PON onderzoek naar de amateurkunst in Brabant bleek dat amateurs ook op festivals optredens verzorgen, is getracht ook meer te weten te komen over de aantallen optredens van amateurs op festivals en het publiek daarbij. In het kader van dit onderzoek zijn de festivals in de onderzoeksgebieden (n-14) benaderd met de standaard enquête. De spreiding in de uitkomsten was te groot om betekenisvolle uitspraken te kunnen doen over het bezoek aan de optredens van amateurkunstenaars op festivals. Vervolgens hebben wij 6 deskundigen speciaal benaderd voor telefonische diepte-interviews van een uur om te zien of via hen een methodiek kon worden gevonden om wel betekenisvolle uitspraken te kunnen doen over het publiek bij optredens van amateurs. Dit is niet gelukt. Bijlage 6 geeft de lijst van personen die door ons zijn geïnterviewd. Naast de podia die door ons bureau zijn ingedeeld bij de formele podia en informele podia, zijn er nog een aantal. Deze podia zijn om verschillende redenen niet meegeteld in dit onderzoek, maar de uitkomsten hiervan zijn wel het bespreken waard. Deze bespreking staat in bijlage 7. Hierin wordt ook verantwoord waarom de uitkomsten van deze informele podia niet zijn meegeteld.
63
Bijlage 1: MAK-Pod 2011, het onderzoek door Bureau Veldkamp van de optredens van amateur podium kunstenaars (geselecteerd uit de Monitor Amateurkunst (MAK)) 1.1. Verantwoording De vragenlijst wordt voorgelegd aan personen van 6 jaar en ouder, waarvan we weten dat ze in hun vrije tijd een of meer van de disciplines: muziek, dans en/of theater beoefenen. `Wij stellen voor om bij het benaderen van deze doelgroep gebruik te maken van de MAK onderzoeken in de afgelopen jaren. Uit deze onderzoeken kunnen we de amateurkunstenaars selecteren die aan de disciplines: dans, zang, muziek en/of theater doen. We schatten in dat we uit de MAK netto ongeveer 800 personen van 6 jaar en ouder kunnen ondervragen die zich bezig houden met een of meer amateurkunstdisciplines die zich lenen voor optredens. Na een eerste controlevraag of men nog steeds amateurkunstenaars is, kunnen de relevante vragen over optredens op podia worden gesteld. De vragen aan de jonge amateurkunstenaars van 6 tot 12 worden gesteld onder begeleiding van een 4 van de ouders.` 1.2 Vragenlijst Als het goed is heeft u in het verleden aangegeven dat u zich in uw vrije tijd (dus buiten werk- of schooltijd) bezig houdt met het maken van muziek (inclusief zingen), dansen en/of theater. U krijgt in deze vragenlijst enkele vragen over optredens. Met een optreden bedoelen we iedere voorstelling of uitvoering met publiek, waar dan ook. [allen] Vraag 1 controle vraag muziek Heeft u in de afgelopen 12 maanden in uw vrije tijd (dus buiten werk- of schooltijd) aan muziek gedaan, dus aan zang, of een of meer muziekinstrumenten gespeeld of zelf muziek gemaakt? 1. ja, ik heb aan muziek gedaan 2. nee, ik heb niet aan muziek gedaan
Vraag 2 controle vraag dans Kunt u aangeven of u in de afgelopen 12 maanden in uw vrije tijd (dus buiten werk- of schooltijd) aan dans gedaan heeft? 1. ja, ik heb aan een of meer vormen van dans gedaan 2. nee, ik heb aan geen enkele vorm van dans gedaan
Vraag 3 controle vraag theater
4
Dhr. J. Wils, Bureau Veldkamp
64
Kunt u aangeven of u in de afgelopen 12 maanden in uw vrije tijd (dus buiten werk- of schooltijd) aan theater gedaan heeft?
1. ja, ik heb aan een of meer vormen van theater gedaan 2. nee, ik heb aan geen enkele vorm van theater gedaan
Indien code 2 bij vraag 1, 2 en 3 einde vragenlijst Vraag 4 De vragen die nu volgen gaan over optredens. Bij optredens moet u denken aan allerlei soorten optredens, zoals optredens waarvoor het publiek een kaartje moest kopen, maar ook aan een (gratis) straatoptreden, of een ander optreden op een gratis toegankelijk evenement. Vraag 5 In welke van de onderstaande kunstvormen, die u in uw vrije tijd beoefent, heeft u in 2010 opgetreden? Meer antwoorden mogelijk! 1: toneel 2: klassieke muziek 3: dans en beweging 4: populaire muziek (inclusief wereldmuziek, jazz, dance, rap e.d.) 5: musical, operette, opera, muziektheater e.d. 6: cabaret, kleinkunst 7: nog anders, namelijk….OPEN 9: helemaal geen optredens gedaan in 2010 - door naar vraag 16
Vraag 6 onder selectie van vraag 5 Hoe vaak heeft u in 2010 met …. (antwoorden vraag 5 genoemd worden ingevuld) opgetreden? Als u het niet precies weet, probeer het dan zo zorgvuldig mogelijk in te schatten. Aantal optredens 1: toneel
…
2: klassieke muziek
…
3: dans en beweging
…
4: populaire muziek (inclusief wereldmuziek, jazz e.d.)
…
65
5: musical, operette, opera, muziektheater e.d.
…
6: cabaret, kleinkunst
…
7: anders
…
Vraag 7 In welke soort van de volgende locaties heeft u in 2010 een of meer optredens gegeven? Als u het niet precies weet, probeer het dan zo zorgvuldig mogelijk in te schatten. Meer antwoorden mogelijk! 1: schouwburg / theater / concertgebouw e.d. 2: popcentrum/ jazzpodium/cultuurcentrum 3: kerk (geen kerkdienst) 4: bejaardenhuis / verzorgingstehuis / ziekenhuis / ander zorgcentrum 5. sporthal 6: café / restaurant / andere horeca 7: jongerencentrum/ buurthuis/ wijkcentrum 8: aula, gymzaal van school 9: openluchttheater 10. buitenfestival 11: feestruimte/zalencentrum 12: openbaar toegankelijke binnenruimte (bijvoorbeeld: station, gemeentehuis, bibliotheek)
Vraag 8 onder controle van vraag 8 Hoeveel optredens heeft u in 2010 gegeven op straat, voor een wandelend en soms luisterend publiek. Als u het niet precies weet, probeer het dan zo zorgvuldig mogelijk in te schatten. … aantal
Vraag 9 onder controle van vraag 10 Hoeveel optredens heeft u in 2010 gegeven voor een dansend publiek. (antwoord vraag 9 wordt ingevuld)? Als u het niet precies weet, probeer het dan zo zorgvuldig mogelijk in te schatten.
66
… aantal
Vraag 10 Hoeveel optredens heeft u in 2010 gegeven op andere locaties dan de bovengenoemde en welke zijn dit? Vraag 11 allen Heeft u in 2010 altijd alleen, altijd met een groep of zowel alleen als met een groep opgetreden? Slechts één antwoord mogelijk! 1: altijd alleen 2: altijd met een groep/gezelschap/ensemble 3: zowel alleen als met een groep/gezelschap/ensemble
Vraag 12 indien vraag 11 code 2 of 3 Ging het in 2010 bij de optredens met een groep om een VASTE (steeds dezelfde) groep of om meer verschillende groepen, gezelschappen of ensembles? Slechts één antwoord mogelijk! 1: optredens met één vaste groep/gezelschap/ensemble 2: optredens met verschillende groepen/gezelschappen/ensembles
Vraag 13 indien vraag 12 code 2 In hoeveel verschillende groepen/gezelschappen of ensembles heeft u opgetreden? 1: 2-3 verschillende groepen/gezelschappen of ensembles 2: 4 of meer verschillende groepen/gezelschappen of ensembles 3: weet niet
Vraag 12a indien vraag 12 code 1 Hoe groot is het gezelschap waarmee u in 2010 optrad? 1: 1-4 deelnemers 2: 5-9 deelnemers 3: 10-19 deelnemers 4: 20–49 deelnemers 5: 50 of meer deelnemers
67
Vraag 12b indien vraag 12 code 2 Hoe groot is het grootste gezelschap waarmee u in 2010 optrad? 1: 1-4 deelnemers 2: 5-9 deelnemers 3: 10-19 deelnemers 4: 20–49 deelnemers 5: 50 of meer deelnemers
Vraag 14 einde vragenlijst Dit waren al de vragen, bedankt voor de medewerking
68
Bijlage 2: Onderzoek door Adviesbureau Cultuurtoerisme van de formele podia waar amateurkunstenaars optreden 2.1 Inleiding Voor hoofdstuk 2 is hoofdzakelijk een separatiemethodiek toegepast: de cijfers over de amateurkunst zijn door ons losgemaakt van de algemene data over aantallen voorstellingen en publiek van de VSCD, het MCN, de VNPF als de VNO. Het betreft hier de cijfers van 2009, die in 2010 werden gepubliceerd. Het heeft veel gevraagd van de medewerkers die zich bij deze koepels met de dataverzameling over de zakelijke kant van de podiumkunsten bezig houden de door ons gevraagde gegevens te produceren. Zij hebben dit echter met veel genoegen gedaan. Wij danken hier graag expliciet Eline Kleingeld van de VSCD, Everard van der Marck van MCN, Berend Schans en Arne Dee van de VNPF en Henk Voets van de VNO. Van de andere kant heeft ons bureau zich moeite getroost voor het vinden van de rest van de formele podia. In bijlage 3 staat een lijst van deze culturele centra. Bij de presentatie van de tabellen is de genre-indeling gevolgd die de VSCD hanteert in haar publicatie Podia 20… De categorieën Musical en muziektheater, opera (etc.), die de VSCD sinds 2004 apart laat zien en daarvoor samen, zijn hier samen als een categorie opgenomen. Bij de presentatie hier dient nog te worden vermeld dat de gegevens van de VSCD, MCN en VPNF over de formele podia in dit hoofdstuk van 2009 zijn en werden gepubliceerd in 2010. De gegevens van de VNO zijn van de zomer van 2010 en werden nog niet gepubliceerd. De gegevens van de culturele centra hebben ook betrekking op 2010. In dit hoofdstuk zijn dus gegevens van 2009 van drie soorten formele podia gezet naast data van 2010 van andere formele podia. 2.2. Verantwoording van de separatie uit de gegevens van de VSCD Bij de VSCD zijn geen cijfers bekend over de inhoud van de programmering als het gaat om amateurkunstvoorstellingen. Amateurkunst is in het Theater Analyse Systeem (TAS) namelijk een apart behandeld `genre`, waardoor geen gegevens worden verzameld over de verdeling van de voorstellingen over verschillende genres binnen dit `genre`. Daar is het in dit hoofdstuk wel om begonnen. Daarom zijn door ons de programma’s van het seizoen 2010-2011van tien representatieve podia onderzocht. Bij de keuze van deze theaters is gelet op: • Verdeling over grote en kleinere plaatsen • Verdeling over regio’s • Aanwezigheid van amateurs in de reguliere programmering in de meeste genres • Kleine, middelgrote en grote theaters op basis van totaal aantal zitplaatsen Van de volgende theaters zijn de programma`s onderzocht: 1. Het Klooster in Woerden (Utrecht) 2. Stadsgehoorzaal in Vlaardingen (Zuid-Holland) 3. Theater de Voorveghter in Hardenberg (Overijssel) 4. Theater de Maaspoort in Venlo (Limburg) 5. Kennemertheater in Beverwijk (Noord-Holland) 6. Theater de Molenberg in Delfzijl (Groningen) 7. Schouwburg Ogterop in Meppel (Drenthe) 8. Theater Zuidplein in Rotterdam (Zuid-Holland) 9. De Stadsgehoorzaal in Kampen (Overijssel) 10. De Nieuwe Nobelaer in Etten-Leur (Noord-Brabant) Dit maakte het mogelijk om een betrouwbare verdeling in genres aan te brengen bij de voorstellingen van de amateurs op de VSCD podia. Omdat het de VSCD niet geoorloofd is om de gegevens van haar leden te de-anonimiseren, waren wij gedwongen een veronderstelling te maken ten aanzien van de verdeling van het publiek aan voorstellingen van amateurs bij VSCD podia over de genres. Wij zijn ervan uit gegaan dat die verdeling dezelfde was als die voor voorstellingen.
69
2.3 Verantwoording van de separatie uit de gegevens van de MCN (kleine muziekpodia) De gepresenteerde data komen uit de data base van de MCN. Het gaat bij de MCN om een steekproef van 69 muziekpodia en organisatoren. Die zijn bereid mee te doen aan het desbetreffende onderzoek. Dit kan op zichzelf tot een positieve vertekening leiden. De resultaten van dit onderzoek van het MCN laten wel zien of het om voorstellingen van amateurs gaat en welke bezoekersaantallen die trekken. Bij de populatie van de MCN doen zich een aantal problemen voor, als men dit onderzoek naar de podiumamateurkunst op regelmatige basis zou willen houden: de populatie is door de jaren heen niet geheel constant, de populatie is niet geheel compleet, er zijn meer kerken en (ex-) gemeentehuizen waar geprogrammeerd wordt, zo blijkt ons onderzoek, ( Wij hebben dit in Alphen aan den Rijn en Zwolle gezien, maar zijn dit niet nagegaan in de rest van Nederland.) de populatie bevat ook enkele leden van VSCD en VNPF, de populatie bestaat uit een mix van organisatoren en podia, hetgeen tot dubbeltellingen kan leiden. 2.4 Verantwoording van de separatie uit de gegevens van de VNO (openluchttheaters) Veertig van de openluchttheaters zijn verenigd in de Vereniging Nederlandse Openluchttheaters (VNO). Dankzij het publieksonderzoek van deze organisatie is het mogelijk om uitspraken te doen over het aandeel van amateurkunstvoorstellingen en het publiek voor deze optredens. De gegevens van de 40 VNO-podia die wij ontvingen van de VNO, zijn geëxtrapoleerd voor de overige 24 podia. Het gaat hier om gegevens van 2010, die door de VNO nog niet op de website zijn gezet. De publieksaantallen zijn hoger dan die van 2009, die wel op de website van de VNO staan door de Passiespelen in Tegelen en activiteiten in openluchttheaters rond de WK voetbal. De VNO verzamelt gegevens over het aantal bezoekers van elk openluchttheater, maar gebruikt niet hetzelfde systeem als de VSCD, het MCN en de VNPF. De VNO vraagt alleen om het totaal der amateur- en professionele optredens en niet per genre. De bezoekerscijfers worden wel onderverdeeld in genres. De categorisering van de genres is echter niet helemaal dezelfde als die van de andere drie dataverzamelende instellingen. De VNO spreekt van muziek en maakt geen onderscheid maakt tussen klassieke muziek en populaire muziek. Wij hebben alle muziekoptredens bij de VNO toegedeeld aan populaire muziek. De jeugdvoorstellingen staan ingedeeld onder de categorie anders, terwijl het vaak om jeugdtheater d.w.z. toneel gaat. Dit is door ons niet veranderd, zodat de categorie anders hier is geinfleerd. De genres musical & operette en opera & muziektheater worden door de VNO niet gebruikt, mede omdat zij nauwelijks in formele openluchttheaters worden opgevoerd. Wij hebben deze met nul ingevuld. 2.5 Verantwoording van de separatie van de gegevens van de VNPF 2.5.1 Inleiding Iets meer dan de helft van de 100 podia voor popmuziek zijn verenigd in de VNPF. De leden verschaffen de VNPF informatie over bezoekers en programmering via het Podium Analyse Systeem (PAS). De gegevens van de 55 lidpodia vormen de steekproef waarop schattingen zijn gebaseerd over het aantal bezoekers en evenementen op poppodia. De gegevens uit het PAS zijn geëxtrapoleerd voor de overige podia. 2.5.2.Gebruikte schattingsmethode Om een inschatting te maken van de publieksaantallen binnen de amateur popmuziek hebben wij de classificaties uit het Grote Poponderzoek van de VNPF gebruikt. Zij delen de podia eerst in naar grootte.
70
Tabel b2.1: Criteria voor bepaling formaat poppodium Capaciteit bij concerten in alle zalen Klein
Minder dan 400 bezoekers
Middelgroot
Tussen de 400 en 1.000 bezoekers
Groot
Meer dan 1.000 bezoekers
Daarnaast delen zij de evenementen in op basis van de herkomst van de artiesten. Binnen dit onderzoek worden de optredens van buitenlandse artiesten buiten beschouwing gelaten. Dit levert een deflatiefactor op, omdat er ook veel buitenlandse bands met amateurs in Nederland optreden. Regionale bands en dj`s worden door ons hier beschouwd als musici, die slechts locale bekendheid hebben en daarom niet van de muziek kunnen leven. Onder de bands met een nationale bekendheid zullen er zijn, bij wie dit wel het geval is. Tabel b2.2: Indeling artiesten naar reikwijdte van hun optredens Herkomst Regionaal
Afkomstig uit de regio van het podium
Nationaal
Nederlands, maar niet uit de regio
Dankzij onderzoek van de VNPF zijn de volgende gegevens bekend: Het aantal kleine, middelgrote en grote poppodia De verdeling van evenementen over kleine, middelgrote en grote podia De verdeling van bezoekers over kleine, middelgrote en grote podia Het aandeel van optredens van artiesten uit de regio en vanuit Nederland, verdeeld over kleine, middelgrote en grote podia Wij hebben voor dit onderzoek zelf één veronderstelling gemaakt: 50% van de nationale bands en d.j's zijn professionals en alle regionale bands bestaan uit amateurs. Tabel b2.3: Inschatting aandeel van amateuroptredens op poppodia Regionaal
Nationaal
Klein
Amateurs
50 % amateurs
Middelgroot
Amateurs
50 % amateurs
Groot
Amateurs
50 % amateurs
2.6 Verantwoording van de data verzameling van de culturele centra Bij een steekproef van 10 culturele centra zijn de programma`s van het huidige seizoen geanalyseerd om er het aantal voorstellingen van amateurs te bepalen en de verdeling daarvan over de verschillende genres. De steekproef bevatte een universiteitstheater, een typisch theater voor amateurs en acht culturele centra. Onder de culturele centra die zijn onderzocht zaten geen typische schouwburgjes met minder dan 45 voorstellingen per jaar die om deze reden geen lid kunnen worden van de VSCD. De nadruk lag met andere worden op podia binnen typische culturele centra. Bij de gegevens over het publiek hebben wij ons gebaseerd op de uitkomsten van de in bijlage 3 verantwoorde interviews met de culturele centra in de Meierij van Den Bosch. Een bredere aanpak was hier niet mogelijk door het afgesproken tijdspad. Pas op het einde van het onderzoek werd namelijk duidelijk wat de configuratie van formele podia in Nederland is.
71
Bijlage 3: Lijst van culturele centra Lijst van culturele centra Naam Kulturhus de Pol Cultureel centrum Landvast Cultureel centrum Corrosia Parktheater Cultureel centrum de Kolk Stichting Cultureel centrum Cultureel centrum het Kruispunt Kulturhus Beek Cultureel centrum de Muzentuin Cultureel centrum de Schalm Cultureel centrum den Durpsherd Theater de Molen Cultureel centrum den Herd Cultureel centrum 't Raodhoes Cultureel centrum Evertshuis Kulturhus Borne Stichting Cultureel centrum het Verenigingsgebouw Cultureel centrum de Weijer Brestheater Theater Toonbeeld Stichting Cultureel centrum de Molenberg Cultureel centrum Martien van Doorne Klein theater Stichting cultuurhuis Cultureel centrum de Voorste Venne Cultureel centrum Agora Cultureel centrum t Eiland Cultura Kulturhus Eerbeek Kulturhus 't Spieker Cultureel centrum Cultureel centrum de Wieken Cultureel centrum de Hilde Stichting Cultureel centrum de Drommedaris Concordia Stichting Kulturhus EGW Cultureel centrum de Dialoog Cultureel centrum De Schattelijn Cultureel centrum de Eendracht Kulturhus Giethoorn Cultureel centrum Jan van Bassouw Periscoop Cultureel centrum de Skâns Stichting Cultureel centrum De Bron Stichting Cultureel centrum de Mallemolen Cultureel centrum R-17 Kulturhus 't Iemenschoer
P laats naam
O nderzoc ht via
Aalten Alblasserdam Almere BeAM Alphen a/d Rijn Assen Baarle Barendrecht Beek Beilen Berkel-Enschot Berlicum (N-Br) Beuningen Bladel Blerick Bodegraven Borne Bovenkarspel Boxmeer Brielle Castricum Delfzijl Deurne Dinxperlo Doorn Druten Druten Duiven Ede Eerbeek Eibergen Eijsden Elst Elmmer Compascuum Enkhuizen Enschede Epe Ermelo Geertruidenberg Gemert Giethoorn Goirle Gorinchem Gorredijk BeAM Groenlo Groesbeek Grotebroek Haaksbergen
72
Lijst van culturele centra (vervolg) Naam Stichting Cultureel centrum Concordia Cultureel centrum de Jansheeren Cultureel centrum Cultureel centrum de Pas Cultureel centrum Servaes Theater 2 hondjes Cascade Kulturhus Holten Stichting Cultureel centrum Cultureel centrum Den Dullaert Stichting Cultureel centrum Kronkelhoes Cultureel centrum Het Dak Theater Camuz Pim Jacobs theater Cultureel centrum De Mayboom Stichting Cultureel centrum het Beaufort Pier K Theaterzaal ZiNiN theater De Muze Cultura Cultureel centrum Theater het Klooster Veluvine Rabotheater de Enck Stichting cultuurhuisTiliander Stadstheater de Bond Kulturhus Olst-Wijhe Theater Carrousel Ledeltheater Stichting Cultureel centrum Cultureel centrum Stroud Cultureel centrum De Drie Lelies Cultureel centrum de Kei Cultureel centrum het Plein Kulturhus Rabo de CoCer LCC Zevenkamp Orion Kulturhus Ruurlo Cultureel centrum de Speye Cultureel centrum de Breehoek Cultureel centrum t Spectrum Cultureel centrum Mariendael Cultureel centrum de Haandert Kulturhus de Rietborgh Cultuurcentrum van Beresteyn Cultureel centrum Triangel De Cultuurwerf Theater de Tobbe Stichting Cultureel centrum Kerkstraat 2 Kulturhus Warnsveld Cultureel centrum Warenar Stichting het Mozaiek Theater De Klinker Stichting Cultureel centrum Theater het Klooster Cultureel centrum het Trefpunt Theater de Poorterij Theater de Schuur Cultuurcentrum Zundert
Plaatsnaam Haastrecht Heemskerk Heerde Heesch Heeswijk Dinther Hellevoetsluis Hendrik Ido Ambacht Holten Hoogmade Hulst Kloosterburen Leerdam Leidschendam Maarssen Made Markelo Nieuw Vennep Nijverdal Noordwijk Nootdorp Nuenen Nunspeet Oirschot Oisterwijk Oldenzaal Olst-Wijhe Ommen Oostburg Papendrecht Putten Puttershoek Reusel Ridderkerk Rossum Rotterdam Ruurlo Sas van Gent Scherpenzeel Schijndel Sint Oedenrode Tegelen Terborg Veendam Venhuizen Vlissingen Voorburg Vriezenveen Warnsveld Wassenaar Wijchen Winschoten Winterswijk Woerden Wognum Zaltbommel Zevenbergen Zundert
Onderzocht via BeAM
BeAM
VSCD
73
Bijlage 4: Onderzoek door Adviesbureau Cultuurtoerisme van de informele podia, waar amateurs optreden 3.1 Verantwoording De informele podia zijn onderzocht in Alphen a/d Rijn, de Meierei van Den Bosch en Zwolle. Hier woont twee procent van de Nederlandse bevolking. Bij de keuze van deze drie plaatsen zijn de volgende factoren leidend geweest: o Kunnen fungeren als referentiekader: in Alphen is door het SCP in 2010 onderzoek gedaan naar informele kunstbeoefening. In Zwolle is in 2010 een inventariserende scriptie geschreven over de amateurkunstverenigingen. Daarnaast is in Noord Brabant, en daarmee in de Meierij van Den Bosch, de stand van de amateurkunst in 2007 volledig onderzocht door het PON. o Budgettaire limiet: binnen het bestaande budget waren er geen mogelijkheden om het onderzoek breder op te zetten door het aantal plaatsen en regio`s uit te breiden. o Representativiteit: Alphen aan de Rijn is representatief voor Nederland, zoals het SCP in bovengenoemd onderzoek liet zien; platteland, kleine stad, grote stad zijn vertegenwoordigd. Ook zijn de regio’s Noord/Oost, Zuid en West Nederland alle gerepresenteerd. Het totale aantal telefonisch benaderde informele podia bedroeg ruim 400. Hieruit zijn 216 compleet ingevulde waarnemingen naar voren gekomen. Met deze waarnemingen zijn alle tellingen uitgevoerd. Deze 216 waarnemingen verdeelden zich gelijkelijk over de drie regio`s. In dit opzicht was er een betrekkelijk grote spreiding. Het enquêteren binnen de drie regio’s heeft nergens tot een te mager aanbod (N=klein) geleid. Er zijn vijf soorten informele podia onderzocht: 1. Zorgcentra 2. Buurtcentra 3. Scholen a. Lager onderwijs b. Ander onderwijs 4. Horeca en feestzalen 5. Openbare gebouwen en sporthallen. Gaandeweg het onderzoek bleek, dat sommige categorieën podia, oorspronkelijk onderscheiden, slechts weinig relevant waren, omdat er nauwelijks amateurvoorstellingen werden gegeven. Dit gold bijvoorbeeld voor restaurants, campings of bibliotheken. Deze subcategorieën zijn uit de steekproef gehaald. Ook zijn een aantal kleine categorieën geschaard onder andere categorieën, zoals feestzalen bij cafés. Hierbij is gelet op een soortconsistente ordening. Met het samenvoegen en wijzigen van de podiumcategorieën is het veiliger geworden om uitspraken te doen over de populatie in zijn geheel. Alle data uit het oorspronkelijke Excel bestand met 216 waarnemingen zijn per podiumcategorie in SPSS geïmporteerd. Deze data zijn vervolgens gebruikt om rechte tellingen te produceren. Dit bleek voldoende om tot overzichten te komen, die vergelijkbaar zijn met die van de VSCD. In SPSS zijn nauwelijks bewerkingen op de data doorgevoerd. Het materiaal, zoals het er nu ligt, leent zich desgewenst nog voor verdere analyse. Het aantal waarnemingen volstaat in een grote meerderheid van de gevallen om er uitspraken op populatieniveau over te doen. Hieronder wordt dit aangetoond per podiumcategorie, want de podiumcategorie is van grote invloed op de spreiding van verschillende variabelen. Vanzelfsprekend zit hier een groot verband tussen de verschillen in zaalcapaciteit en het bezoekersaantal. De spreiding binnen de totale bezoekersaantallen is soms aanzienlijk. Dit onderzoek voldoet aan de eis dat 96% van de waarnemingen binnen twee standaardafwijkingen van het gemiddelde dient te liggen.
Per podiumcategorie zijn de volgende gegevens relevant:
74
A: zorgcentra Zaalgrootte varieert van 50 plaatsen tot 300 plaatsen. Er zijn binnen deze podiumcategorie 21 waarnemingen gedaan wat voldoende zou moeten zijn voor een gefundeerd oordeel over de populatie. De kunstsoort ‘populaire muziek’ scoort qua bezoekersaantal nogal verschillend per zorgcentrum.
B: sociaal culturele centra Er is een goede variatie bereikt in grote en kleine locaties qua capaciteit. De categorie buurtcentra heeft 24 compleet ingevulde waarnemingen, wat voldoende kan worden geacht voor gefundeerde uitspraken over deze populatie. Hier valt de grote spreiding in bezoekersaantallen op.
C: scholen (basisonderwijs) In totaal zijn voor dit onderzoek 85 geheel ingevulde enquêtes in de categorie basisonderwijs beschikbaar. Hiermee biedt deze categorie meer dan voldoende mogelijkheden tot het doen van uitspraken over de populatie als geheel. Ook hier is de geografische spreiding goed in acht genomen. Qua totaalbezoek valt ook hier weer de grote spreiding op. Hier zijn enige ‘outliers’. Het betreft dan podia die op sommige kunstvormen een voor die kunstvorm juist enorm hoog of enorm laag bezoekersaantal hebben. (overig onderwijs) Binnen deze podium (sub)categorie zijn er 19 geheel ingevulde enquêtes. Ook hier sprake van enige outliers: Er zijn bijvoorbeeld scholen met een erg hoog bezoekersaantal in de categorie ‘musical’, soms ruim 9 maal zo hoog als scholen met een laag bezoekersaantal in deze categorie.
D: horeca Verzamelcategorie voor feestzalen, cafés e.d. 54 compleet ingevulde enquêtes. Omdat er hier sprake is van een verzamelcategorie is er een grote spreiding in podiumcapaciteiten: van 30 tot 3000 plaatsen. Optredens in de categorie ‘populaire muziek’ scoren aanzienlijk hoger qua bezoek dan alle andere kunstvormen. Dit is gezien het type locatie natuurlijk niet verwonderlijk. Ook qua frequentie van optredens kent deze kunstvorm een beduidend hogere score dan de andere genres. E: sporthallen Vier compleet ingevulde enquêtes. Alle vier de waarnemingen kennen een grote zaalcapaciteit (min. 750 plaatsen, max. 3000 plaatsen). Vooral gebruikt voor optredens in de categorie ‘populaire muziek’ en ‘musical’, wat is terug te zien in frequentie en bezoekersaantallen.
3.2 Vragenlijst podia in de regio
75
(Voor de enquêteurs) Dit onderzoek naar de programmering en de bezoekersaantallen gebeurt in: Stad Zwolle Meierij van den Bosch (=regio, streek) Alphen aan de Rijn bij de onderstaande soorten locaties Locatie
Code
Bejaardenhuis, verzorgingshuis, ziekenhuis, ander zorgcentrum 1 Sporthal
2
Café, restaurant zonder of met eigen zaal
3
Jongerencentrum/buurthuis/wijkcentrum
4
Aula, gymzaal e.d. van school,
5
Buitenfestival
6
Feestruimte/zalencentrum
7
Openbaar toegankelijke binnenruimte, zoals station gemeentehuis, bibliotheek
8
Weet niet
9
De definitie van amateurs zoals wij deze hanteren: Kunstenaars die niet van hun kunst kunnen leven (qua inkomsten) De definitie van optredens, zoals wij die hanteren: Iedere keer dat er een voorstelling of uitvoering wordt gegeven. Het is belangrijk dat je noteert Regio: …………………………….. Podiumsoort (code):………………………. Naam instelling:…………………………………… Persoon (evt. functie), die je uiteindelijk gesproken hebt: …………………………….. X=x=x==x=x=x=x=x Goede morgen Goede middag
76
Namens de koepel van amateurkunstenaars zijn wij bezig om te bepalen hoeveel amateurkunstvoorstellingen worden gegeven, waar dit gebeurt, voor wie en welke hoeveelheden bezoekers hier op af komen. Dat is wel bekend voor de professionele kunsten. We willen inzicht krijgen in de amateurkunst. V 101 Waren er op uw locatie in 2010 optredens, zoals toneel, klassieke muziek, dans en beweging, popmuziek, wereldmuziek, jazz, musical, cabaret (VOORBEELDEN NOEMEN) te zien Ja Nee (einde vragenlijst, bedanken voor het gesprek) Weet niet maar vermoedelijk weet ………….. het, met tel. nr. …………. Weet niet en een ander bij ons bedrijf ook niet ( naar einde vragenlijst, bedanken voor het gesprek)
V 102 Hoeveel podia /optreedruimtes heeft u/uw instelling?
1 2 Meer
V 103 Welke van de volgende soorten optredens waren er zoal op die podia? (meerdere antwoorden mogelijk) Toneel Klassieke muziek Dans en beweging Populaire muziek (zoals incl. wereldmuziek, jazz, pop) Musical, revue, operette, opera, muziektheater Cabaret, kleinkunst Anders Ik wil u vragen om een inschatting te maken van het aantal optredens dat op uw locatie plaatsvindt. Daarbij vraag ik u ook of dit amateurkunstoptredens of professionele optredens waren. Probeert u dit zo goed mogelijk in te schatten. Ik noem de kunstvormen één voor één op. De volgende vraag is de kernvraag van het interview, goed doorvragen.
V201 Kunt u aangeven hoeveel optredens er op het gebied van
in 2010 hebben plaatsgevonden?
77
Kunstvorm
Hoe vaak
Waarvan aantal professionele voorstellingen
Waarvan aantal voorstelling en van amateurs
Waarvan, weet niet of de optreden van amateurs dan wel professionals waren
Toneel Klassieke muziek Dans en beweging Populaire muziek (incl. wereldmuziek, jazz, pop Musical, revue, operette, opera, muziektheater Cabaret, kleinkunst Andere kunstvormen
Indien er enkel sprake van voorstellingen van professionals naar einde vragenlijst, (bedanken voor het gesprek) Vanaf nu gaan de vragen over optredens van amateurs, die alleen of met meerderen optreden. v 301 Wat is de capaciteit van uw grootste ruimte? aantal: v 302 Indien 4 101 met 2 beantwoord Wat is de capaciteit van uw andere ruimte(n)? aantal: V 303 Wat zijn de gemiddelde bezoekersaantallen bij de verschillende soorten voorstellingen ? (bij vragen aan de horeca expliciet aangeven, dat de respondent ook de optredens bij huurders van zijn etablissement meeneemt) Discipline
Aantal bezoekers
Er zitten naar mijn schatting gemiddeld bij elk optreden: Als het gaat om toneelvoorstellingen uitgevoerd door amateurs Idem klassieke muziek uitgevoerd door amateurs Idem dans en beweging uitgevoerd door amateurs Idem populaire muziek (incl. wereldmuziek, jazz, pop) uitgevoerd door amateurs Idem musical, operette, revue, opera, muziektheater uitgevoerd door amateurs Idem cabaret, kleinkunst uitgevoerd door amateurs Anders, uitgevoerd door amateurs
78
Ik wil u ook nog graag een paar vragen stellen over uw bezoekers aan de amateuroptredens bij u. V401. Kunt u een beschrijving geven van het publiek dat de optredens bij u gewoonlijk bezoekt, wat betreft geslacht: Bijna alleen mannen Aandeel mannen groter dan aandeel vrouwen Ongeveer even veel mannen als vrouwen Aandeel vrouwen groter dan aandeel mannen Bijna alleen vrouwen Te moeilijk om aan te geven, weet niet
V501. Kunt u een beschrijving geven van de gemiddelde leeftijd van het publiek dat de optredens bij u gewoonlijk bijwoont in meerderheid <18 in meerderheid 18-30 in meerderheid 30-50 in meerderheid 50-65 in meerderheid >65 alle leeftijden door elkaar te moeilijk aan te geven, weet niet v601. Kunt u een beschrijving geven van de gemiddelde laatst genoten opleiding van het publiek dat de optredens bij u gewoonlijk bijwoont VMBO Mbo Havo/VWO HBO/Universitair Te moeilijk om aan te geven, weet niet
V701. Kunt u een beschrijving geven van het gemiddelde inkomen van het publiek dat de optredens bij u gewoonlijk bijwoont: (Bij het gemiddelde inkomen gaan we uit van €2500 bruto, €1800 netto per maand) Onder gemiddeld Gemiddeld Boven gemiddeld Te moeilijk om aan te geven, weet niet Einde vragenlijst Hartelijk dank voor uw medewerking. Heeft u zelf nog vragen? Graag tot ziens 3.3 Verantwoording extrapolatie In het onderzoek is ervoor gekozen om de data die gevonden werden in de onderzoeksgebieden te extrapoleren naar heel Nederland. De totaalaantallen voor de relevante organisaties en instellingen, die een podium boden voor optredens voor Nederland van zijn gevonden als volgt: o Zorgcentra: RIVZ website,
79
o o o o
Buurtcentra: aantallen bij steekproef die bestond uit de buurtcentra in Enschede, Middelburg, Zwolle, Alphen aan de Rijn en de Meierij van Den Bosch geëxtrapoleerd voor Nederland op basis van inwonersaantal van deze regio en steden. Scholen o Lager onderwijs: Jaarverslag Onderwijsinspectie, o Ander onderwijs: Jaarverslag Onderwijsinspectie, Horeca en feestzalen: Horeca Nederland website, Sporthallen: CBS Statline
Het aantal relevante organisaties en instellingen in de regio is gevonden door een intensieve search in gele gidsen en op Internet, met een check via de relevante koepelorganisaties en bij een locale inwoner per gebied. De extrapolatiefactor is het aantal relevante eenheden voor een bepaalde podiumsoort in Nederland gedeeld door het aantal relevante eenheden voor een bepaalde podiumsoort in de onderzoeksgebieden. Met deze extrapolatiefactor ( E ) zijn de uitkomsten van de onderzoeksgebieden vermenigvuldigd om tot de uitkomsten voor Nederland te komen. E staat voor iedere podiumcategorie vermeld in de tabellen van hoofdstuk 3.
80
Bijlage 5: BAPK, het onderzoek door Bureau Veldkamp van het publiek bij de optredens van amateurpodiumkunstenaars 4.1 Verantwoording De vragenlijst wordt voorgelegd aan personen van 6 jaar en ouder. De groep respondenten van 6-12 jaar worden persoonlijk benaderd waarbij een van de ouders meekijkt of de vragen goed begrepen worden. Respondenten van 6 tot 24 jaar krijgen de vragenlijst in de je-vorm en vanaf 25 jaar en ouder krijgen ze de vragenlijst in de u-vorm. Het concept staat in de u-vorm. `Hier is gekozen voor het accesspanel dat wij delen met onze zusterorganisatie TNS NIPO. Het accesspanel wordt ook gehanteerd voor de jaarlijkse trendmonitor van de MAK. Deelnemers uit het panel participeren in onderzoek via het Internet. Het totale accesspanel bestaat momenteel uit circa 200.000 personen. Van deze personen is een scala aan gegevens bekend, zodat wij gemakkelijk personen kunnen selecteren met bijvoorbeeld een specifieke leeftijd en woonplaats. De werving van de personen in het accesspanel heeft grotendeels plaatsgevonden via de traditionele veldwerkmethoden (schriftelijk, face to face en telefonisch) en op initiatief van TNS NIPO en Veldkamp (circa 5% zelfaanmelding). Omdat de personen via traditionele onderzoeksmethoden zijn geworven, zijn kwaliteit en representativiteit goed gewaarborgd. Voor de goede orde wijzen wij op het feit dat het accesspanel bestaat uit personen met Internet. Steekproeven zijn daarom per definitie niet representatief voor de groep personen in Nederland die nooit gebruik maakt van Internet. Dit is overigens maar een zeer kleine groep (internetpenetratie tot 65 jaar ligt op 95% in Nederland) in Nederland. Daarnaast zijn allochtonen vertegenwoordigd in het panel maar niet in de juiste proporties (met name laag opgeleide allochtonen zijn ondervertegenwoordigd). Voor het overige komen de kenmerken van een representatieve publiekssteekproef in het accesspanel goed overeen met cijfers zoals we die van CBS kennen. We stellen voor om aan een aselecte landelijke gespreide representatieve steekproef van netto n=1.200 personen van 6 jaar en ouder, de relevante vragen over het bezoek aan podiumkunsten en amateurpodiumkunsten in het bijzonder, voor te leggen. We schatten in dat we van deze netto n=1.200 toch 50-60% overhouden (n=600-700) die een of meer voorstellingen van amateurkunstenaars bezocht hebben in 2010. Met deze steekproefomvang kunnen we nog verantwoord uitsplitsingen en analyse maken naar de gangbare achtergrondgroepen op basis van leeftijd, sekse, opleiding, Nielsen regio en dergelijke. De steekproefomvang van n=1.200 biedt voldoende nauwkeurigheid om na extrapolatie uitspraken te doen voor de totale populatie van burgers van 6 jaar en ouder in Nederland.’
5
4.2 De vragenlijst Inleiding voor respondenten De vragenlijst gaat over optredens, voorstellingen, uitvoeringen, manifestaties die u in 2010 bezocht heeft.
5
Dhr. J. Wils, Bureau Veldkamp
81
Met een optreden bedoelen we iedere voorstelling of uitvoering voor publiek toegankelijk, waar dan ook. U moet dan denken aan allerlei soorten optredens, zoals optredens waarvoor het publiek een kaartje moest kopen, maar ook aan een (gratis) straatoptreden of een optreden op een ander gratis toegankelijk evenement. Vraag 1 Heeft u in 2010 een of meer optredens bezocht op het gebied van...? Meer antwoorden mogelijk! 1: toneel 2: klassieke muziek 3: dans en beweging 4: populaire muziek (inclusief wereldmuziek, jazz, dance, rap e.d.) 5: musical, operette, opera, muziektheater e.d. 6: cabaret, kleinkunst 7: nog anders, namelijk….OPEN 9: helemaal geen optredens bezocht in 2010 door naar vraag 9
Vraag 2 Hoe vaak heeft u in 2010 een optreden bijgewoond? Denkt u hierbij zowel aan korte als aan lange optredens, gratis en met toegangsbewijs. Als u het niet precies weet, probeer het dan zo zorgvuldig mogelijk in te schatten. Ik heb ongeveer…. … optredens bezocht in 2010
Vraag 3 onder controle van vraag 1 U geeft aan in totaal zo´n … (antwoord vraag 2 invullen) optredens te hebben bezocht in 2010. Kunt u deze optredens verdelen over onderstaande soorten optredens? Aantal optredens 1: toneel
…
2: klassieke muziek
…
3: dans en beweging
…
4: populaire muziek (inclusief wereldmuziek, jazz, dance, rap e.d.)
…
5: musical, operette, opera, muziektheater e.d.
…
82
6: cabaret, kleinkunst
…
7: anders
… === …
Totaal
Vraag 5 Op welke locaties heeft u optredens bijgewoond en ging het dan volgens u om optredens van voornamelijk amateurs of van voornamelijk professionals?
Als u het niet precies weet, probeer het dan zo zorgvuldig mogelijk in te schatten. Locatie
Hoe vaak
Waarvan. aantal
Waarvan aantal amateurs
Waarvan weet niet of amateurs dan wel professionals waren
….
…
professionals Schouwburg, theater, concertgebouw
….
…
Popcentrum, jazzpodium, cultuurcentrum, cultuurhuis Kerk(gebouw) Bejaardenhuis, verzorgingshuis, ziekenhuis, ander zorgcentrum
Sporthal Café, restaurant zonder of met eigen zaal Jongerencentrum/buurthuis/wijkcen trum Aula, gymzaal e.d. van school Openluchttheater Buitenfestival Feestruimte/zalencentrum Openbaar toegankelijke binnenruimte, zoals station gemeentehuis, bibliotheek Discotheek, club e.d. Anders, namelijk OPEN
83
Vraag 6 Men kan ook optredens zien op straat, als wandelend, kijkend of luisterend publiek. Bijvoorbeeld van muzikanten in een optocht, of bij opening van een winkelstraat en dergelijke. Hoe vaak heeft in 2010 even stil gestaan bij een optreden op straat? …. optredens op straat Vraag 7 Bij optredens kan het publiek voornamelijk zitten of staan maar er zijn ook optredens waarbij veel gedanst wordt bijvoorbeeld in optredens in discotheken, clubs, of bij bedrijfs- of familiefeesten en dergelijke. Hoe vaak bent u in 2010 bij optredens geweest met een dansend publiek? Als u het niet precies weet, probeer het dan zo zorgvuldig mogelijk in te schatten. … optredens met dansend publiek
Vraag 8 Bent u in 2010 bij één of meer optredens geweest, waarbij vrienden, familie of kennissen optraden? 1: in de meerderheid van de optredens waar ik bij was, traden bekenden op 2: in ongeveer de helft van de optredens waar ik bij was, trad een bekende op 3: in de meeste gevallen traden er geen bekende op 4: ik heb geen optredens bezocht met bekenden 5: weet niet
Vraag 9 einde vragenlijst Dit waren al de vragen, bedankt voor de medewerking.
84
Bijlage 6: Lijst van experts die zijn benaderd over de mogelijkheden een onderzoek naar festivals in dit kader inhoud te geven De volgende experts zijn geraadpleegd over de mogelijkheden om onderzoek te doen naar de optredens van amateurs op festivals en hun publiek: J. Eijsink, o.m. Initiatiefnemer Kunsten op Straat Overijssel, Diepenheim J.D. Gardenier, Penningmeester Op Raokeldais, Warffum J. van Hoof. Organisator Slokdarmfesitval, Veghel H. Noyens, Kunstfactor deskundige concoursen instrumentale muziek, Utrecht J. Lemmens, Organisator van het Nederlands festival voor vocale ensembles Sander Dol, Organisator van het Thorbeckegracht festival, Zwolle
85
Bijlage 7: Podia die in het onderzoek niet zijn meegenomen Naast de podia die door ons bureau zijn ingedeeld bij formele en informele podia, bestaan er nog een aantal. Deze podia zijn om verschillende redenen niet geteld, maar zijn in het kader van dit onderzoek toch het vermelden waard. Bibliotheken hebben bijvoorbeeld vaak een podium waar amateurkunst op plaats zou kunnen vinden, maar dit blijkt in ons onderzoeksgebied bijna niet voor te komen. Op festivals zijn een ontelbaar aantal amateuroptredens te zien, maar zij programmeren zo breed dat de bezoekersaantallen niet aan bepaalde genres kunnen worden toegewezen. Op straat gebeurt ook veel, maar daar zijn optredens meestal niet van te voren aangekondigd. Een laatste podium voor amateurkunst dat niet ongenoemd mag blijven is de kerk, waar bij optredens van koren vele bezoekers aanwezig zijn. Deze optredens zijn echter vaak onderdeel van een kerkdienst, waarbij bezoekers niet specifiek voor de koorzang naar de kerk komen.
7.1 Bibliotheken Er zijn in Nederland circa 171 openbare bibliotheken, met 1031 vestigingen. (bron: http://www.debibliotheken.nl/dienstverlening/cijfers/organisaties-2009.html). Sinds het jaar 2000 heeft er een centralisering van bibliotheken plaatsgevonden, met als gevolg dat een openbare bibliotheek (als stichting) meestal uit meerdere vestigingen bestaat. In het onderzoeksgebied bevinden zich drie bibliotheken met in totaal 22 vestigingen (waarvan 2 in Alphen,17 in de Meierij en 3 in Zwolle). Hoewel bibliotheken soms deel uit maken van een cultureel centrum, zijn de activiteiten vooral gericht op letterkunde of het bevorderen van lezen. Voorbeelden hiervan zijn lezingen, voordrachten, literaire bijenkomsten of speciale activiteiten rondom een thema, zoals een boekenweek. Indien er voldoende ruimte is, komt het voor dat er expositieruimte beschikbaar wordt gesteld ten behoeve van beeldende kunst van (plaatselijke) (amateur)kunstenaars. Culturele activiteiten staan volgens de Vereniging Openbare Bibliotheken (VOB) hoog op de agenda, maar in ons onderzoeksgebied voldeed slechts een bibliotheek aan de voorwaarden om potentieel meegeteld te mogen worden als amateurkunstpodium. De bibliotheek van Zwolle beschikt over een Statenzaal met een zeer goede akoestiek voor muziekoptredens, maar hier worden enkel professionals geprogrammeerd of studenten van de hogeschool in Zwolle. Sommige bibliotheken die onlangs gerenoveerd of gebouwd zijn, beschikken over een extra ruimte die kan dienen als podium voor optredens of debatten. Dit komt door de uitbreiding van de functie van de bibliotheken in Nederland. Daarnaast hebben de bibliotheken in grote steden, zoals Rotterdam of Amsterdam een podiumruimte. De locatie en functie van een bibliotheek is doorslaggevend bij het bepalen of er culturele activiteiten worden georganiseerd. Volgens de VOB worden culturele activiteiten vooral in centrale bibliotheken georganiseerd. Het overgrote deel van de programmering bestaat uit activiteiten die gerelateerd zijn aan literatuur, zoals lezingen, voordrachten en boekpresentaties. Een klein aantal bibliotheken (1 op de 3) programmeert podiumkunst, dit zijn eigenlijk alleen muziek of toneelvoorstellingen. Als het om podiumkunst gaat zijn het bijna altijd professionals. Het aantal amateurvoorstellingen is zo gering, dat zij niet meegenomen zijn in de tellingen en de bibliotheken als een subcategorie binnen de openbare binnenruimte als informeel podium is verwijderd. 7.2 Festivals Een bijzondere categorie in dit onderzoek wordt gevormd door de festivals. Festivals onderscheiden zich op twee kenmerken van andere manifestaties. Ten eerste bestaat er een verschil tussen periodiek terugkerende en incidentele evenementen. Een festival in de ware zin van het woord is zeker geen incident. Het is een jaarlijks of minstens periodiek terugkerend evenement. Ten tweede kenmerkt een festival zich door het verzamelen van voorstellingen, waarbij meerdere presentaties direct na elkaar en tegelijkertijd worden geprogrammeerd. Uitgaand van dit kenmerk gebruikt Verhoeff de volgende definitie van een cultureel festival: ‘een verzameling van losse culturele uitingen (concerten, films, theater- of straatvoorstellingen etc.) geconcentreerd in een beperkt geografisch
86
6
gebied, in een relatief korte periode plaatsvindend’ . Andere evenementen kennen deze kenmerkende manier van verzamelen niet. Voor culturele festivals geldt tenslotte dat het gaat om uitvoeringen van uiteenlopende vormen van muziek, dans of theater. Het wezenlijke probleem met festivals in het kader van dit onderzoek is dat de helft van de festivals breed programmeert, zodat hun bezoekersaantallen niet toegewezen kunnen worden aan individuele genres. Zodoende kunnen festivals hier niet op een noemer worden gebracht met de andere podia. Zij moeten een bijzondere behandeling krijgen. Het gevaar hiervan is echter weer dat dubbeltellingen optreden, omdat festivals deels gebruik maken van bestaande podia. Bovendien zijn er nogal wat `programmeringfestivals`, waarin een aantal onderdelen uit de reguliere bestaande programmering worden gelicht en een merknaam gegeven, waarop de naam festival wordt geplakt. In MAK-Pod 2011 is gevraagd naar het optreden in buitenfestivals. Dit woord is gebruikt om geen verwarring te krijgen met `programmeringfestivals`. Het blijkt dat 20% van de ondervraagde amateurkunstenaars in 2010 is opgetreden op een of meer buitenfestivals. De vraag is dan of de bezoekers voor hen zijn gekomen dan wel voor de professionele groepen waarmee het festival publiciteit maakte. Deze valt niet zo maar te beantwoorden. Het is - al met al - bijna ondoenlijk de bezoekers van festivals toe te rekenen aan optredende amateur groepen of amateur solisten. Wel is het mogelijk een eerste, ruwe indicatie te geven van de omvang van de bezoekers aan festivals in het algemeen. In Nederland houdt Adresdata namelijk de festivals bij en ook hun bezoekersaantallen, zoals deze opgegeven worden door de festivals zelf. De festivals in Nederland kan men op basis van de lijst van Adresdata zodanig sorteren dat alle festivals eruit vallen die geen podiumkunsten programmeren. Dan resteren 770 festivals op de lijst van Adresdata. Deze kunnen worden ingedeeld naar de hoeveelheid disciplines die zij programmeren en het aantal dagen, dat zij worden gehouden. Zo ontstaat de indeling, die tabel b7.1: Verdeling van culturele festivals naar aantallen kunstvormen en tijdsduur, laat zien.
Tabel b7.1: Verdeling van culturele festivals naar aantallen kunstvormen en tijdsduur Absoluut
%
Eén kunstvorm
401
52
Meer kunstvormen
369
48
______________
_______________
770
100
Totaal
Tabel b7.1 laat zien dat ruim de helft van de festivals in Nederland multidisciplinair is. Adresdata geeft ook publieksaantallen. Het zijn de opgaven van de festivals zelf. In het kader van dit onderzoek zijn deze gegroepeerd naar de genres, die gebruikt worden in de publicatie Podia 20.. door de VSCD.
6
Culturele festivals bevatten vrijwel altijd podiumvoorstellingen. Verhoeff, R. (1993) De weg naar podia: ruimtelijke aspecten van het bezoek aan podiumkunsten in Nederland
87
Tabel b7.2: Bezoekers aan festivals per genre Aantal festivals
Aantal bezoekers
Bezoekers per festival
(x 1000) (Straat)theater Klassieke muziek Dans Populaire muziek Musical (met name opera) Cabaret Multidisciplinair Totaal
35 50 17 326 5
824 678 251 4.776 20
23.548 13.565 14.750 14.652 4.000
3 334 _________________ 770
9 12.044 ______________ 18.602
2.900 36.059 __________________ 24.519
Naar een festival gaan gemiddeld bijna 25.000 bezoekers volgens de eigen opgaven van de festivalorganisaties aan Adresdata. Indien op alle festivals amateurbands spelen en 25% van festivalpubliek aan hen zou worden toegerekend dan zou het bij festivals gaan om 4,65 miljoen bezoekers aan optredens van amateurkunstenaars op festivals. In Adresdata worden overigens typische amateur manifestaties, zoals concoursen niet bijgehouden.
7.3 De straat Een belangrijk podium is de openbare buitenruimte of de straat. Dit blijkt ook de BAPK: het onderzoek van de Nederlandse bevolking naar hun bezoek aan optredens van amateur podium kunstenaars. In tabel 6b.3 De Nederlanders die jaarlijks stil staan bij optredens op straat is aangegeven welke deel van de Nederlanders optredens bezoekt en welk deel van daarvan stil staat bij optredens op straat. Men kan dan denken aan straatfestiviteit, uitmarkten in kleinere gemeenten aan het begin van het seizoen of amusement in winkelstraten. Tabel b7.3: De Nederlanders die jaarlijks stil staan bij optredens op straat Absoluut
%
%
Ondervraagd
1.331
100
Optredens bezocht
840
63
100
Maar niet bij optredens op straat stilgestaan
441
33
56,5
Ook bij optredens op straat stil gestaan
398
30
43,5
30% van de Nederlanders boven 6 jaar geeft aan wel eens stil te staan bij een optreden op straat. Dit komt overeen met 43,5 % van diegenen die naar optredens gaan.
88
Het BAPK laat ook zien om met welke frequentie dit gebeurt.
Tabel b7.4: De jaarlijkse frequentie van het stilstaan bij optredens op straat. Straat Absoluut
Straat %
1-2 keer per jaar
223
56
386
61
3-5 keer per jaar
139
35
163
26
6-10 keer per jaar
27
7
67
10
9
2
18
3
>10 keer Totaal
Theater
Theater %
Absoluut
________
_______
________
_________
398
100
633
100
Van degenen die aangeven wel eens stil te staan bij een optreden op straat, zegt ruim de helft (56%), dit 1 tot 2 keer per jaar mee te maken. Ruim 1/3 van hen staat 3-5 keer per jaar stil bij een straat optreden. De rest doet dit vaker. Om deze uitkomsten in perspectief te kunnen zien is het theaterbezoek ernaast gezet. Volgens het BAPK bezoekt 47,5 % van de Nederlanders jaarlijks het theater. Van hen bezoekt 60% weer het theater slechts 1 tot 2 keer per jaar. Die frequentie ligt iets hoger dan bij degenen die stil staan bij een optreden op straat. Bij degenen die theaters bezoeken komt de frequentie 3-5 keer meer voor dan bij degenen die stilstaan bij een optreden op straat. Niemand houdt de optredens op straat bij. Evenmin wordt nagegaan of de bijgewoonde optredens in meerderheid straatprofessionals of amateurs betreffen, of om welk genre het hier in meerderheid gaat. Als 30% van de bevolking die wel eens stil staat bij een straatoptreden een keer per jaar hiervan kijkt naar een jaaroptreden van amateurs zou het om bijna 5 miljoen Nederlanders gaan. Maar deze toedeling is willekeurig.
7.4 Kerken 7.4.1.Kerkdiensten Dankzij de Stichting Interkerkelijke Ledenadministratie bestaat een goed beeld van de verschillende stromingen binnen het christendom in Nederland. Wij beperken ons hier tot de twee grootste. Tabel b7.5: Omvang verschillende stromingen binnen het christendom
Protestanten RoomsKatholieken Totaal
1 7 Leden (miljoen) 1,86 4,09
2 Gemeenten / par.
4 Zondagbezoekers (miljoen) 0,41 0,23
(2x3x4) Totaal
1.800 1.362
3 Gezongen Dienst p.j. 13,5 55
_________ 5,95
___________ 3.162
__________ 68,5
____________ 0,82
______ 20,7
5,5 15,2
Gemiddeld werkt een protestants koor mee aan tien diensten per jaar in de eigen gemeente. Daarnaast treedt er per gemeente gemiddeld drie à vier keer een gastkoor op. Tevens is er in de 8 meeste gevallen een organist aanwezig, die in 83% van de gevallen amateur is. 7
Alle ledentellingen zijn ontleend aan publicaties van KASKI, met name het rapport KASKI kerncijfers 2009 uit de kerkelijke statistiek van het Rooms katholiek Kerkgenootschap in Nederland. Hierbij Par 5.6 Kerkbezoek in het weekend. 8 Kregting, J. Onderzoek onder kerkmusici en kerkmuzikale praktijken in de Protestantse Kerk in Nederland. Nijmegen: KASKI, 2007. P. 9
89
Bij de Rooms-Katholieke kerk gaan we er hier vanuit, dat er in alle parochies alle weekenden een gezongen dienst is en dat 80% (230.000) van degenen die regelmatig naar de kerk gaan (288.000) deze bezoeken. Zou men het bijwonen van kerkelijke eredienst waarbij wordt opgetreden door amateurkunstenaars meetellen als bezoeken aan optredens, dan zou het aantal bezoeken aan optredens van amateurpodiumkunstenaars met ruim 20 miljoen stijgen.
7.4.2 Optredens in kerken In dit onderzoek is ervan uitgegaan, dat de optredens in kerken zijn geteld door het MCN en dat zij zijn meegenomen bij de kleine muziekpodia. De kerken, los van het zingen van koren bij een eredienst, vormen een belangrijke podiumcategorie. Dit blijkt uit de antwoorden op MAK-Pod 2011 en BAPK. De mogelijkheid moet echter niet worden uitgesloten, dat het MCN niet al deze podia telt en dat er dus meer kerkbesturen hun gebouwen als podium voor `civiele` optredens ter beschikking stellen dan in deze tellingen zijn meegenomen. Bij ons onderzoek kwamen in Zwolle en Alphen aan den Rijn bij voorbeeld kerken naar voren, die niet in de MCN-lijst staan. Zij programmeren deels amateurs. Deze optredens van amateurpodiumkunstenaars noch hun publiek zijn in dit onderzoek meegenomen. Het is niet zonder meer te bepalen in hoeverre dit onderzoek op dit punt aan onderschatting lijdt. 7.5 Conclusie Dit onderzoek zit met haar aantallen van optredens en publiek aan de lage kant. Het getal van 20 miljoen bezoekers die jaarlijks naar optredens van amateurs komen op de 10 onderzochte formele en informele podia zou waarschijnlijk 2 tot 3 keer hoger worden als de bovengenoemde `alternatieve` podia zouden zijn meegeteld.
90