Amateurkunst: Feiten en trends Monitor Amateurkunst in Nederland
Beeldende kunst
Muziek
Dans
Theater
Schrijven
Nieuwe media
Voorwoord Met de Monitor Amateurkunst wil Kunstfactor de politiek, beleidsmakers en beslissers binnen verschillende overheden en het management van culturele organisaties inclusief de landelijke koepelorganisaties binnen de amateurkunst voorzien van feiten en cijfers. Dit kan hen helpen beleid te maken en besluiten te nemen. Kunstfactor levert met deze publicatie zicht op de feiten en trends van de deelname aan de actieve kunstbeoefening. Het gaat om alle vormen van amateurkunst, of dat nu is in cursusverband, binnen een vereniging, op individuele basis of binnen informele groepen. De jaarlijkse factsheet wordt voor de tweede keer vergezeld van een analyse die kan bijdragen om op doelgroepenniveau inzicht te krijgen in de deelname aan kunst. De cijfers zijn gebaseerd op de Monitor Amateurkunst, en de analyse is driedelig. Het eerste deel zet de feiten op een rij. Daarin zijn de nieuwste percentages en aantallen 2011 terug te vinden. Het tweede deel over de trends gaat in op ontwikkelingen die Kunstfactor signaleert tussen 2009 en 2011 binnen de amateurkunst. En het derde deel ‘uitgelicht’ schenkt aandacht aan de grote groep 50-plussers vanwege het Europees jaar voor actief ouder worden en solidariteit tussen de generaties in 2012. Grofweg één op de drie Nederlanders is wekelijks actief en de helft van de Nederlanders is op jaarbasis actief binnen de kunsten. Dankzij deze amateurkunstenaars hebben veel professionals werk binnen de sector, als docent, choreograaf of dirigent. De kwaliteit van amateurkunst, maar vooral het feit dat een groot deel van de bevolking zich met amateurkunst bezighoudt, rechtvaardigt warme belangstelling van beleidsmakers. Kunstfactor spant zich in om de politiek, overheden en publieke opinie voortdurend te informeren over de sector actieve kunstbeoefening. Tom de Rooij directeur–bestuurder
1
Figuur 1 | Amateurkunstenaars in Nederland onderverdeeld in disciplines, verhouding man/vrouw
Aantal Nederlanders dat actief kunst beoefent
48%
42%
Man
2
21%
16%
11%
5%
13%
15%
Beeldende kunst
Muziek
Dans
Theater
Schrijven
Nieuwe media
31% / 69%
52% / 48%
25% / 75%
53% / 47%
34% / 66%
57% / 43%
58%
Vrouw
Deel 1 - de feiten Kunstfactor heeft samen met bureau Veldkamp een instrument ontwikkeld om de amateurkunstsector cijfermatig in kaart te brengen: de Monitor Amateurkunst (MAK). Voor dit onderzoek is een representatieve steekproef van in totaal n=1.191 personen van 6 jaar en ouder benaderd. De vragen in 2011 zijn dezelfde als die in 2009 en 2010. De enige aanpassing in de vraagstelling betreft muziek, dat in 2009 uitgesplitst was in zang en instrumentaal. Op basis van de cijfers publiceerden wij in 2010 slechts een factsheet. Voor u liggen de resultaten van de derde meting. Deze meting laat feiten en trends binnen de amateurkunst zien. De resultaten zijn tweeledig: 1. ze maken zichtbaar hoeveel amateurkunstenaars Nederland telt en in welke kunstdisciplines zij actief zijn 2. ze geven een beeld van de sector aan de hand van profielen van amateurkunstenaars, waarin kenmerken als leeftijd, geslacht en opleidingsniveau en regio zijn opgenomen. Daarnaast is de publicatie dit jaar verrijkt met een paragraaf over trends en is er speciale aandacht voor 50-plussers, met het oog op het ‘European Year for Active Ageing and Solidarity between Generations’ in 2012. Doel van dit Europees jaar is om de vitaliteit en maatschappelijke participatie van ouderen te behouden en om eventuele barrières tussen generaties op te heffen. Amateurkunst is bij uitstek een activiteit die tot op hoge leeftijd kan worden beoefend en leent zich bovendien goed voor beoefening met mensen van verschillende leeftijden.
Nagenoeg alle cijfers in deze publicatie zijn gebaseerd op de metingen van bureau Veldkamp. Daarnaast is er gebruik gemaakt van de CBS-bevolkingsstatistiek, CBS StatLine. Aantal amateurkunstenaars in Nederland Nederland heeft ongeveer 7,3 miljoen amateurkunstenaars van 6 jaar en ouder; 48% van de Nederlandse bevolking van 6 jaar en ouder doet aan actieve kunstbeoefening. In 2010 was dit percentage nog 52%. We kunnen dus een daling in amateurkunstbeoefening constateren. Onder de amateurkunstenaars zijn 3,2 miljoen beeldend kunstenaars, 2,4 miljoen muzikanten, 1,7 miljoen dansers, 760 duizend theaterkunstenaars, 2 miljoen schrijvers en 2,3 miljoen beoefenaars van nieuwe media. Een amateurkunstenaar houdt zich gemiddeld met meer dan één discipline bezig, zodat de optelsom van de disciplines hoger uitvalt dan het totaal aantal beoefenaars. Meer vrouwen dan mannen doen aan actieve kunstbeoefening. In tabel 1 zien we de verdeling van amateurkunstenaars over de seksen en de verhouding tussen mannen en vrouwen per discipline. Bij beeldende kunst, dans en schrijven is een ruime meerderheid van de beoefenaars vrouw, waarbij dans met 75% vrouwelijke beoefenaars de uitschieter is. Alleen bij muziek en nieuwe media zijn de mannen iets in de meerderheid.
Tabel 1 | Amateurkunstenaars in Nederland Totaal actieve kunstbeoefening
Beeldende kunst
Muziek
Dans
Theater
Schrijven
Nieuwe media
48%
21 %
16%
11%
5%
13%
15%
7.300.000
3.200.000
2.400.000
1.700.000
760.000
2.000.000
2.300.000
Man
42%
31%
52%
25%
53%
34%
57%
Vrouw
58%
69%
48%
75%
47%
66%
43%
Nederlanders 6 jaar en ouder Absolute aantallen beoefenaars
3
Figuur 2 | Aandeel amateurkunstenaars per leeftijdscategorie
52 %
66%
64%
50%
44%
45%
35%
6 - 11 jaar
12 - 19 jaar
20 - 34 jaar
35 - 49 jaar
50 - 64 jaar
65+ jaar
Beeldende kunst
Muziek Dans Theater Schrijven Nieuwe media
Figuur 3 | Percentage amateurkunstenaars per discipline 4
Leeftijd amateurkunstenaars (1) Tabel 2 toont de actieve kunstbeoefening per leeftijdsgroep. De hoogste participatie is te zien bij de 6-11-jarigen en 12-19-jarigen. In deze leeftijdscategorieën in de Nederlandse bevolking doet respectievelijk 66% en 64% aan amateurkunst, tegenover 48% van de Nederlandse bevolking van 6 jaar en ouder. Kinderen en jongeren zijn dus relatief vaak actief bezig met kunst. Per leeftijdscategorie en discipline In tabel 3 is weergegeven in welke mate bepaalde leeftijdsgroepen binnen de verschillende disciplines actief zijn. Hierdoor is goed zichtbaar welke disciplines het meest gangbaar zijn onder de verschillende leeftijdscategorieën. Van bijvoorbeeld alle 6-11-jarigen in de Nederlandse bevolking is 51% actief met beeldende kunst bezig. Daarmee is tevens gezegd dat 49% van deze leeftijdsgroep zich níét met die kunstvorm bezighoudt. Theater en dans worden minder populair naarmate de leeftijd stijgt. Bij dans is dit goed verklaarbaar door de fysieke kant ervan; mogelijk speelt bij theater de populariteit van muziektheater zoals musicals een rol, waarin ook veel bewogen wordt. Het is goed om bij deze tabel op te merken dat het hier om relatief kleine groepen gaat waarvan de percentages zijn afgeleid. Voor de sector is het echter wel interessant om te weten,
Tabel 2 | Aandeel amateurkunstenaars per leeftijdscategorie binnen Nederlandse bevolking 6+ Leeftijd
Percentage amateurkunstenaars
Totaal
48%
6 - 11
66%
12 - 19
64%
20 - 34
50%
35 - 49
44%
50 - 64
45%
65+
35%
omdat het kan duiden op ontwikkelingen binnen de specifieke kunstdiscipline.
Tabel 3 | Percentage amateurkunstenaars per leeftijdscategorie en discipline Leeftijd
Beeldende kunst
Muziek
Dans
Theater
Schrijven
Nieuwe media
6 - 11
51%
17%
24%
5%
15%
6%
12 - 19
27%
31%
13%
19%
20%
23%
20 - 34
22%
14%
13%
5%
17%
17%
35 - 49
15%
12%
10%
3%
11%
16%
50 - 64
17%
19%
6%
3%
11%
15%
65+
15%
12%
6%
1%
9%
7%
5
65
+ ja
6-1
ar
1 ja
ar
Figuur 4 | Verdeling van amateurkunstenaars over leeftijdsgroepen 11%
12
12%
-1
50 - 6
4 ja
ar
ar
9 ja
13%
20%
21%
20
-3 4
24%
ja
ar
12%
3
54
9j
aa
r
Figuur 5 | Verdeling van amateurkunstenaars over leeftijdsgroepen, naar discipline
Beeldende kunst
6
Muziek
Dans
Theater
Schrijven
Nieuwe media
Leeftijd amateurkunstenaars (2) In tabel 4 is goed te zien dat de grootste groep amateurkunstenaars, een kwart, in de leeftijd tussen de 35 en 50 jaar is. Bijna een derde (20% + 11%) van de amateurkunstenaars is 50 jaar of ouder en vormt daarmee een relatief grote groep.
Tabel 4 | Verdeling van amateurkunstenaars over leeftijdsgroepen* Leeftijd
Aandeel
6 - 11
12%
12 - 19
13%
20 - 34
21%
35 - 49
24%
50 - 64
20%
65+
11%
Totaal
100%
Verdeling over leeftijdsgroepen naar discipline Onder amateurkunstenaars is per discipline naar de leeftijdsverdeling gekeken (tabel 5). Ter illustratie: 21% van de beeldend kunstenaars is tussen de 6 en 12 jaar. Verder valt op dat de discipline theater voor een groot deel, namelijk 39%, bestaat uit beoefenaars tussen de 12 en 20 jaar. Binnen dans en schrijven vormt de leeftijdscategorie tussen de 20 en 50 jaar bijna de helft van de beoefenaars: respectievelijk 48% en 47%.
Tabel 5 | Verdeling van amateurkunstenaars over leeftijdsgroepen, naar discipline* Leeftijd
Beeldende kunst
Muziek
Dans
Theater
Schrijven
Nieuwe media
6 - 11
21%
9%
20%
8%
10%
4%
12 - 19
12%
19%
12%
39%
15%
16%
20 - 34
21%
18%
24%
20%
26%
24%
35 - 49
18%
19%
24%
16%
21%
28%
50 - 64
17%
24%
13%
14%
18%
22%
65+
11%
11%
8%
3%
10%
7%
Totaal
100%
100%
100%
100%
100%
100%
* Afrondingen kunnen (in deze hele publicatie) leiden tot afwijkingen van 100%. 7
Figuur 6 | Hoogst genoten opleiding van amateurkunstenaars van 12 jaar en ouder
Nederlandse bevolking 12+ Lager
Middelbaar
Hoger
8
Actieve kunstbeoefenaars 12+
Man
Vrouw
Beeldende kunst
Muziek
Dans
Theater
Schrijven
Nieuwe media
Opleidingsniveau amateurkunstenaars In dit onderzoek is ook gekeken naar de opleiding van de amateurkunstenaars. In tabel 6 vergelijken we het opleidingsniveau van amateurkunstenaars met dat van de Nederlandse bevolking. Daar zien we dat 82% van de amateurkunstenaars middelbaar tot hoger is opgeleid, wat iets hoger is dan het opleidingsniveau van de Nederlandse bevolking (77%). Er is voorts een verschil zichtbaar binnen de categorie lager opgeleiden, waardoor gesteld kan worden dat er relatief minder lager opgeleide actieve kunstbeoefenaars zijn dan lager opgeleiden in de Nederlandse bevolking. Dit maakt dat amateurkunstenaars gemiddeld iets hoger opgeleid zijn dan de niet-amateurkunstenaars onder de Nederlandse bevolking.
Van de 7,3 miljoen amateurkunstenaars in Nederland is 18% lager opgeleid, 43% middelbaar opgeleid en 39% hoger opgeleid. Omdat van jongeren onder de 12 jaar het opleidingsniveau nog niet bepaald kan worden, is deze categorie buiten beschouwing gelaten. De opleidingsniveaus zijn per discipline uitgesplitst. Binnen de discipline beeldende kunst bijvoorbeeld is van 15% van de amateurkunstenaars de hoogst genoten opleiding lager onderwijs, 51% middelbaar onderwijs en 34% hoger onderwijs. De hoogopgeleiden zijn oververtegenwoordigd bij schrijven, nieuwe media en muziek. Omgekeerd vinden we bij theater een relatief hoog aandeel lager opgeleiden, vergeleken met de rest van de disciplines.
Tabel 6 | Hoogst genoten opleiding van amateurkunstenaars van 12 jaar en ouder Hoogst genoten opleiding
Nederlandse bevolking 12+
Actieve kunstbeoefenaars 12+
Man
Vrouw
Beeldende kunst
Muziek
Dans
Theater
Schrijven
Nieuwe media
Lager
23%
18%
24%
22%
15%
15%
21%
28%
17%
15%
Middelbaar
43%
43%
40%
46%
51%
43%
46%
40%
32%
45%
Hoger
34%
39%
36%
33%
34%
42%
33%
32%
51%
41%
Totaal
100%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
9
Figuur 7 | Lidmaatschap, lessen, inschrijving bij kunstinstelling van amateurkunstenaars
Geen van deze
Lid van club of vereniging 52 % Lessen, cursussen
Ingeschreven bij kunstinstelling
24%
24%
Lid van club of vereniging
10
Lessen, cursussen
12%
52%
Ingeschreven bij kunstinstelling
Geen van deze
Lidmaatschap, les en inschrijving Amateurkunstenaars beoefenen hun kunstdiscipline op verschillende manieren: alleen of met anderen, met of zonder lessen, als lid van een club of een vereniging. In dit onderzoek is geïnventariseerd hoeveel beoefenaars lid zijn van een club of vereniging, hebben deelgenomen aan lessen, cursussen, oefeningen en workshops onder leiding van een beroepskracht en ingeschreven staan bij een instelling voor de kunsten, kunsthuis of muziekschool. In tabel 7 zijn de resultaten opgenomen. De categorieën kunnen elkaar overlappen, want men kan tegelijkertijd ingeschreven staan bij een instelling voor de kunsten als daar een cursus volgen.
investeren, dan zijn het lessen en cursussen. Een ontwikkeling bij de disciplines schrijven en nieuwe media is dat beoefenaars zich verbinden via online community’s op internet. Daar lopen deze categorieën door elkaar: men ‘leert’, en is tegelijkertijd ‘lid’ van de community. Binnen dans en theater, disciplines die amateurs meestal met anderen doen, is relatief veel lidmaatschap en lesdeelname te zien. Dat muziek een discipline is die zowel individueel als in andere verbanden beoefend wordt, spreekt uit de cijfers voor lidmaatschap en lesdeelname. Deze discipline scoort qua lidmaatschap relatief het hoogst.
Het is in tabel 7 duidelijk zichtbaar dat de meer individuele disciplines beeldende kunst, schrijven en nieuwe media laag scoren op verenigingslidmaatschap en inschrijving bij een kunsteducatieve instelling. De deelname aan lessen of cursussen is relatief gezien groot bij deze kunstdisciplines. Als deze individualisten ergens in participeren of
Tabel 7 | Lidmaatschap, lessen, inschrijving bij kunstinstelling Actieve kunstbeoefenaars
Beeldende kunst
Muziek
Dans
Theater
Schrijven
Nieuwe media
Lid van club of vereniging
24%
8%
34%
26%
27%
5%
8%
Lessen, cursussen
24%
18%
19%
36%
40%
7%
9%
12%
2%
12%
25%
10%
3%
3%
52%
75%
46%
29%
32%
87%
82%
Ingeschreven bij instelling voor de kunsten Geen van deze
11
Actieve kunstbeoefenaars
Figuur 8 | Tijdsbesteding per week aan amateurkunst
54%
46%
52 % < 50 minuten per week
12
> 50 minuten per week =
58%
Beeldende kunst
42%
46%
Muziek
54%
48%
Dans
52%
49%
Theater
51%
63%
Schrijven
37%
64%
Nieuwe media
36%
Tijdsbesteding in de amateurkunst Hoeveel tijd de 7,3 miljoen amateurkunstenaars aan hun discipline besteden, is hier uitgesplitst in twee categorieën. Degenen die er betrekkelijk weinig tijd aan besteden, vormen de groep die valt onder de categorie minder dan 50 minuten per week. De rest valt in de groep 50 minuten per week of meer. Deze grens is niet ongebruikelijk: ook in het onderzoek van Remko van Bork (395 minuten, amateurpopmuziek in Nederland, Rotterdam 2008), dat de tijdsbesteding van amateurpopmuzikanten beschrijft, is deze 50 minutengrens gebruikt. Daaruit bleek dat popmuzikanten al zo’n 6 uur per week aan hun discipline besteden, ruim boven deze grens. Van de 7,3 miljoen amateurkunstenaars besteedt meer dan de helft (54%) 50 minuten of meer per week aan actieve kunstbeoefening. Bij de afzonderlijke disciplines verschillen de verhoudingen in tijdsbesteding. Bij muziek, dans en theater zien we dezelfde verhouding van ‘iets meer dan de helft van de amateurs doet het meer dan 50 minuten’ terug. Bij schrijven, nieuwe media en beeldende kunst zijn de
verhoudingen qua tijdsbesteding weer omgekeerd. Vooral de percentages bij schrijven en nieuwe media geven een groot contrast weer tussen ‘minder’ en ‘meer’. Dat kan bij beide disciplines komen door het lastige meten van de exact bestede tijd, zeker bij een nog relatief jonge discipline als nieuwe media, het niet meetellen van het denkproces bij schrijven en pas gaan tellen bij het daadwerkelijk ‘tikken van woorden op papier’.
Tabel 8 | Tijdsbesteding per week aan amateurkunst Actieve kunstbeoefenaars
Beeldende kunst
Muziek
Dans
Theater
Schrijven
Nieuwe media
< 50 minuten per week
46%
58%
46%
48%
49%
63%
64%
> = 50 minuten per week
54%
42%
54%
52%
51%
37%
36%
13
Figuur 9 | Geografische spreiding amateurkunstenaars V ier
NL
gro
te
st
Z
d ui
ed
NL
st
Beeldende kunst
Muziek
Dans
Theater
Schrijven
Nieuwe media
NL
12%
Oo
Rest We st
23%
24%
en
20%
21%
Noord NL
Figuur 10 | Spreiding van amateurkunstenaars over meer of minder verstedelijkte gebieden
Nederland als geheel
Beeldende kunst
Muziek
Dans
Theater
Schrijven
Nieuwe media
21%
16%
11%
5%
13%
15%
Alle actieve kunstbeoefenaars
Stedelijkheid Matig, weinig, niet
Stedelijkheid (Zeer) sterk
14
Geografische spreiding Tabel 9 | Geografische spreiding amateurkunstenaars over regio’s Actieve kunstbeoefenaars
Beeldende kunst
Muziek
Dans
Theater
Schrijven
van 6 jaar en Nieuwe media Inwoners ouder in Nederland
Vier grote steden
20%
21%
17%
23%
23%
26%
23%
20%
Rest West-Nederland
23%
24%
24%
27%
26%
17%
22%
24%
Noord-Nederland
12%
12%
13%
7%
10%
13%
14%
11%
Oost-Nederland
24%
22%
26%
23%
27%
24%
17%
21%
Zuid-Nederland
21%
21%
20%
20%
14%
20%
25%
24%
Tabel 10 | Amateurkunstenaars per regio gerelateerd aan inwonertal Actieve kunstbeoefenaars
Beeldende kunst
Muziek
Dans
Theater
Schrijven
Vier grote steden
48%
22%
14%
12%
6%
17%
17%
20%
Rest West-Nederland
46%
21%
16%
12%
5%
10%
13%
24%
Noord-Nederland
54%
23%
21%
7%
4%
16%
19%
11%
Oost-Nederland
54%
22%
20%
12%
6%
15%
12%
21%
Zuid-Nederland
42%
19%
13%
9%
3%
11%
15%
24%
Tabel 9 geeft weer hoe amateurkunstenaars uit verschillende disciplines zijn verdeeld over de regio’s. Er is bijvoorbeeld te zien dat 7% van de amateurdansers in Noord-Nederland woont. In de laatste kolom is te zien hoe de Nederlandse bevolking van 6 jaar en ouder is verdeeld over de regio’s. De percentages van kunstbeoefenaars hangen direct samen met het aantal inwoners per regio. Zo is Zuid-Nederland de thuisbasis van 24% van de Nederlanders en het valt te verwachten dat in deze regio een vergelijkbare hoeveelheid van de Nederlandse amateurkunstenaars woont. Met 21% kunstbeoefenaars blijft Zuid-Nederland dus achter bij de verwachting. Als we inzoomen op disciplineniveau, is het goed om te beseffen dat amateurs vaak meerdere disciplines beoefenen. Verder is te zien dat het aandeel dansers in Noord-Nederland (7%) laag is in verhouding tot het percentage kunstbeoefenaars voor alle disciplines in die regio; dat muziek in Oost-Nederland relatief iets sterker is vertegenwoordigd dan in de andere
van 6 jaar en Nieuwe media Inwoners ouder in Nederland
regio’s; en dat Oost-Nederland bij nieuwe media juist iets achterblijft. Daarnaast zien we bij theater een relatief klein aandeel in het zuiden van Nederland. Schrijven is een activiteit die meer dan gemiddeld beoefend wordt in de vier grote steden van Nederland, maar relatief minder in de rest van het westen. In tabel 10 is te zien welke regio’s eruit springen qua amateurkunstdeelname. In Noord- en Oost-Nederland is de participatiegraad van 54% hoger dan het landelijke percentage. In Zuid-Nederland doen juist relatief minder mensen dan in Nederland als geheel aan amateurkunst, namelijk 42%. In de (zeer) sterk verstedelijkte gebieden wordt er evenveel aan amateurkunst gedaan als in de weinig verstedelijkte gebieden. Hetzelfde beeld komt met wat nuances naar voren wanneer de verschillende kunstdisciplines afzonderlijk worden beschouwd. Muziek wordt verhoudingsgewijs meer beoefend in de minder tot niet stedelijke gebieden. Dit geldt ook voor beeldende kunst. Schrijvers en dansers bevinden zich relatief juist vaker op stedelijk terrein.
15
Figuur 11 | Percentage kunstbeoefenaars over de jaren 2009, 2010, 2011
52%
52%
48%
21%
21%
21%
21%
21%
16%
12%
15%
11%
6%
5%
5%
12%
11%
13%
14%
16%
15%
2009
2010
2011
2009
2010
2011
2009
2010
2011
2009
2010
2011
2009
2010
2011
2009
2010
2011
2009
2010
2011
Totaal aantal actieve kunstbeoefenaars in Nederland van 6 jaar en ouder
16
Beeldende kunst
Muziek
Dans
Theater
Schrijven
Nieuwe media
Deel 2 - de trends Op basis van de metingen uit 2009, 2010 en 2011 kunnen we gegevens over drie jaargangen met elkaar vergelijken. Effectief laat dit een ontwikkeling zien over de afgelopen twee jaar. Dit is een dusdanig korte periode dat we nog niet van een trend kunnen spreken, maar we kunnen wel signaleren dat er sprake is van enige verandering. Onderstaand brengen we in kaart welke veranderingen we waarnemen aan de hand van de cijfers. In komende jaren zullen we kunnen vaststellen of de waargenomen veranderingen zich inderdaad hebben doorgezet. We beperken ons tot drie hoofdgebieden. De beoefening gerelateerd aan leeftijd en tijdsbesteding, de lesbehoefte en lidmaatschappen en de spreiding van beoefenaars over het land. Beoefening, leeftijd en tijdsbesteding Nederland heeft ongeveer 7,3 miljoen amateurkunstenaars van 6 jaar en ouder; 48% van de Nederlandse bevolking van 6 jaar en ouder doet aan actieve kunstbeoefening. In 2010 was dit percentage 52%. We constateren hier een daling van 4%. Zie Tabel 11. De daling van het totaal in 2011 wordt veroorzaakt door de significante en relatief forse daling van muziek (min 5 procentpunten) en dans (min 4 procentpunten). Voor de disciplines beeldend, theater, creatief schrijven en nieuwe media zien we geen significante verschillen ten opzichte van de vorige jaren. Ten opzichte van 2010 is de deelname in alle leeftijdsgroepen licht tot matig gedaald. We zien indicatief een lichte verschuiving bij de twee jongste leeftijdgroepen. Het aantal 6-11-jarigen dat actief bezig is met kunst neemt iets af terwijl de groep 12-19-jarigen iets toeneemt. De groep 20-34-jarigen is gelijk gebleven met ongeveer 50% amateurkunstbeoefenaars.
Er is een indicatie dat theater populairder is geworden onder de groep 12-19-jarigen en dat het aantal 6-11-jarigen dat aan theater doet in 2011 minder groot is in vergelijking met 2009. Het aantal 12-19-jarigen is iets gestegen. Bij de jongeren is dus de gemiddelde leeftijd van de amateurkunstenaar die aan theater doet sinds 2009 gestegen. Een tweede stijger ten opzichte van 2009 onder 12-19-jarigen is beeldende kunst. Daarnaast doet de groep 6-11-jarige amateurkunstenaars nu meer aan dans; hun aandeel stijgt naar 20%. Waar de verschillen in percentages groot en opmerkelijk zijn, betekent dit niet dat deze ook altijd significant zijn. Met andere woorden: het ‘toeval’ kan niet uitgesloten worden. Dit komt doordat er in de analyse soms wordt gefocust op relatief kleine groepen (bijvoorbeeld 12-19-jarigen die aan theater doen) uit de totale steekproef. We moeten dus op dit punt voorzichtig zijn met conclusies. Deze verschillen vermelden we wel, maar dan als indicatie van een mogelijke ontwikkeling. Voor de sector kan dit interessante informatie zijn, die kan leiden tot verdiepend onderzoek naar ontwikkelingen in een specifieke discipline. De amateurkunstbeoefening door de 35-49-jarigen is redelijk stabiel gebleven. Ook is zichtbaar dat de groep 50-plussers – een derde van de amateurkunstenaars – constant omvangrijk is. Deze categorie – de ‘actief ouder wordende’ groep – komt in het deel ‘uitgelicht’ nog specifiek aan de orde. Qua tijdsbesteding lijkt er bij alle disciplines weinig aan de hand te zijn. De enige uitzondering hierop is theater, waar een grote toename van tijdsinvestering zichtbaar is. Het is niet helemaal verklaarbaar, maar te denken valt aan de toenemende populariteit van muziektheater zoals musicals.
Tabel 11 | Amateurkunstenaars per discipline over de jaren 2009, 2010 en 2011 Actieve kunstbeoefenaars
Beeldende kunst
Muziek
Dans
Theater
Schrijven
Nieuwe media
Trendmonitor 2009
52%
21%
21%
12%
6%
12%
14%
Trendmonitor 2010
52%
21%
21%
15%
5%
11%
16%
Trendmonitor 2011
48%
21%
16%
11%
5%
13%
15%
17
Figuur 12 | Verdeling amateurkunstenaars over de provincies in 2011 en 2009
2011
4%
4%
4%
9%
1%
14%
7%
19%
17%
2%
14%
6%
Groningen
Friesland
Drenthe
Overijssel
Flevoland
Gelderland
Utrecht
Noord-Holland
Zuid-Holland
Zeeland
Noord-Brabant
Limburg
3%
3%
4%
9%
2%
9%
9%
17%
21%
3%
15%
6%
Groningen
Friesland
Drenthe
Overijssel
Flevoland
Gelderland
Utrecht
Noord-Holland
Zuid-Holland
Zeeland
Noord-Brabant
Limburg
Verschil
2009
18
Les en lid Op het gebied van lessen en cursussen en het verenigingsleven zijn er nogal wat veranderingen. Bij beeldend, schrijven en nieuwe media is een terugloop over de hele linie, dat wil zeggen dat in zijn totaliteit de beoefenaars in 2011 minder deelnemen aan lessen en cursussen en minder lid zijn van een vereniging dan in 2009. Maar bekeken over het totaal van de amateurkunstbeoefenaars is er sprake van een onveranderlijke situatie. Dat komt doordat bij theater en dans een toename van lesdeelnemers en lidmaatschappen valt te constateren. Over het geheel genomen is er een terugloop bij de inschrijvingen bij instellingen voor de kunsten. Vooral bij dans en muziek constateren we een daling. Bij schrijven en nieuwe media zijn structureel weinig beoefenaars ingeschreven of hebben les. Ze redden zich wel in hun eentje of, wat vermoedelijk voor de beoefenaars van nieuwe media geldt, ze maken deel uit van online community’s en steken hun licht op via internet en/of sociale media. Dit overallbeeld wordt genuanceerd wanneer we de groep van 50-jarigen en ouder eruit lichten. Hun lidmaatschap van clubs en verenigingen is nu nog relatief groot. De paragraaf ‘actief ouder worden’ laat meer verschillen zien met de groep onder de 50. De verwachting bestaat dat in de toekomst steeds minder mensen zich voor langere tijd aan een club of vereniging zullen verbinden (A. van den Broek (2010). Toekomstverkenning Kunstbeoefening. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau). Omdat amateurkunstenaars wel behoefte houden aan contact, uitwisseling en samenwerking met anderen, is het aannemelijk dat verenigingslidmaatschap en langdurige cursussen worden verruild voor kortere projecten en online community’s.
Spreiding Zoals eerder aangegeven is, is sprake van een landelijke daling van de actieve kunstbeoefening van 52% naar 48%. Bij de verschillende regio’s is de daling tussen de 2 en 6%. Vergeleken met 2010 zien we de relatief grootste daling van amateurkunstenaars in het noorden van Nederland (van 60% in 2010 naar 54% in 2011). De kleinste daling zien we in Oost-Nederland (van 56% in 2010 naar 54% in 2011). Wanneer we verder terugkijken naar 2009 en 2010 even buiten beschouwing laten, zien we juist een toename in Noord-Nederland van 6% en in Oost-Nederland van 4%. De opleving van 2010 lijkt van tijdelijke aard geweest te zijn. Bij beeldende kunst is er sprake van een verschuiving van stad naar platteland. Dans kent een forse terugval op het platteland en tegelijkertijd een toename in de stedelijke gebieden. Bij amateurtheater is dezelfde tendens zichtbaar. Muziek blijft vooral veel beoefend in de minder stedelijke gebieden. Beoefening van nieuwe media loopt min of meer synchroon met de beoefening van amateurkunst in zijn geheel. De beoefenaars in steden en die op het platteland zijn in deze gevallen ongeveer in evenwicht. Ook bij theater zijn de beoefenaars min of meer gelijk verdeeld over stedelijke en plattelandsgebieden. Bij de provincies stellen we vast dat er sprake is van toegenomen amateurkunstbeoefening in Groningen, Friesland, Gelderland en Noord-Holland. Terugloop zien we in Flevoland, Utrecht, Zuid-Holland, Zeeland en Noord-Brabant. Min of meer stabiel zijn Drenthe, Overijssel en Limburg. De beide Hollanden en Brabant, die in 2009 nog samen meer dan de helft van de amateurkunstenaars (53%) herbergden, zijn nu gezakt onder de 50% (49,6%). Uit figuur 12 blijkt dat Noord-Holland de koppositie als provincie met het hoogste percentage beoefenaars heeft overgenomen van Zuid-Holland en dat Flevoland hekkensluiter is gebleven.
19
Figuur 13 | Amateurkunstdeelname naar leeftijd en sekse < 50 jaar Mannen
6 jaar en ouder
> 50 jaar = 45%
41%
36%
59%
Vrouwen
Amateurkunstenaars Totaal
55%
46%
52%
41%
48%
Figuur 14 | Deelname amateurkunstenaars (totaal, jonger, en ouder dan 50 jaar) aan de disciplines
48%
52%
41%
21%
24%
16%
16%
16%
16%
11%
13%
6%
5%
6%
Totaal
< 50
> 50 =
Totaal
< 50
> 50 =
Totaal
< 50
> 50 =
Totaal
< 50
> 50 =
Totaal
< 50
Aantal actieve kunstbeoefenaars in Nederland van 6 jaar en ouder 20
Beeldende kunst
Muziek
Dans
Theater
2% > 50 =
13%
15%
10%
15%
16%
12%
Totaal
< 50
> 50 =
Totaal
< 50
> 50 =
Schrijven
Nieuwe media
Deel 3 - uitgelicht: actief ouder worden In dit onderzoek hebben we extra aandacht voor de 50-plussers die zich actief met amateurkunst bezighouden. De reden hiervoor is dat 2012 het Europees Jaar voor actief ouder worden is. De EU zegt hierover: “The initiative aims to help create better job opportunities and working conditions for the growing numbers of older people in Europe, help them take an active role in society and encourage healthy ageing. It comes as Europe’s policymakers grapple with a steadily ageing population and its impacts on public services and finances. The European Parliament and Council are expected to endorse the initiative by the beginning of next year”. (Zie de website van de EU: http://ec.europa.eu/social/ey2012.jsp) Hoe staat het met de ouder wordende amateurkunstenaar en hoe verhoudt deze zich cijfermatig tot jongere actieve kunstbeoefenaars? In het hiernavolgende schetsen we onze bevindingen. Volgens de meest recente CBS-cijfers hebben we in Nederland een kleine 17 miljoen inwoners. Ongeveer 9,2 miljoen zijn tussen de 6 en 50 jaar. En bijna 6 miljoen zijn 50 jaar of ouder. De groep 50-plussers is dus groot en volgens prognoses ook groeiende (CBS StatLine 2011, bevolking van Nederland). In figuur 13 is te zien dat 52% van de personen jonger dan 50 jaar aan amateurkunst doet, tegenover 41% van de 50-plussers. Deze laatste groep is relatief dus wat minder actief, maar het verschil is niet bijzonder groot. Figuur 13 laat het percentage mannen (41%) en vrouwen (55%) uit de Nederlandse 6-plus bevolking zien dat aan amateurkunst doet. Daarnaast zien we het relatieve aandeel van mannen en vrouwen jonger dan 50 en vanaf 50 jaar dat aan amateurkunst doet. Onder de 50 jaar doet 45% van de mannelijke bevolking aan amateurkunst, tegenover 59% van de vrouwen. Vanaf 50 jaar wordt het verschil tussen de seksen iets kleiner: dan is 36% van de mannen met amateurkunst bezig, tegenover 46% van de vrouwen.
Tabel 12 | Opleidingsniveau van amateurkunstenaars en Nederlanders jonger en ouder dan 50 jaar Opleiding
Amateurkunstenaars jonger dan 50
Nederlanders jonger dan 50
Amateurkunstenaars 50+
Nederlanders 50+
Lager
20%
20%
17%
28%
Middelbaar
42%
42%
46%
43%
Hoger
40%
38%
37%
29%
Tabel 12 toont het opleidingsniveau van amateurkunstenaars jonger en ouder dan 50. Ter vergelijking is voor beide leeftijdsgroepen ook het landelijk gemiddelde opleidingsniveau weergegeven. Bij de beide groepen onder de 50 jaar zijn personen jonger dan 12 jaar buiten beschouwing gelaten. Zij hebben immers nog geen opleiding voltooid en zouden het beeld daardoor kunnen vertekenen. Het beeld van amateurkunstbeoefenaars jonger dan 50 jaar is nagenoeg gelijk aan het algemene beeld van Nederlanders in die leeftijdsgroep. Qua opleidingsniveau zijn amateurs jonger dan 50 een perfecte afspiegeling van de Nederlandse bevolking jonger dan 50 jaar. Er is een verschil in opleidingsniveau bij de groep amateurkunstenaars vanaf 50 jaar in vergelijking met de Nederlandse bevolking van deze leeftijd: 17% van de amateurkunstenaars van 50-plus is laag opgeleid, versus 28% van de Nederlanders vanaf 50 jaar. De oudere amateurkunstenaar heeft aanzienlijk vaker een hogere opleiding genoten dan de gemiddelde Nederlander van 50-plus, namelijk 37% versus 29%. Figuur 14 toont de percentages waarin amateurkunstenaars jonger dan 50 en vanaf 50 jaar de disciplines beoefenen. Ter vergelijking is de totale groep beoefenaars toegevoegd in de eerste kolom. Uit de figuur is bijvoorbeeld af te lezen dat 21% van de Nederlandse bevolking van 6 jaar en ouder aan beeldende kunst doet. Daarbinnen zien we dat van alle Nederlanders tussen de 6 en 50 jaar 24% en van de 50-plussers 16% aan beeldende kunst doet. Bij vrijwel alle disciplines is te zien dat de participatie van de oudere amateur wat lager is. Een zichtbare uitzondering is de evenredige deelname tussen oud en jong bij de muziek.
21
Figuur 15 | Tijdsbesteding van amateurkunstenaars jonger dan 50 en vanaf 50 jaar
Amateurkunstenaars < 50 jaar 37% / 63%
49% / 51%
55% / 45%
55% / 45%
38% / 62%
31% / 69%
55% / 46%
62% / 38%
60% / 41%
30% / 72%
33% / 67%
48% / 52%
Amateurkunstenaars > 50 jaar =
50 of meer minuten per week
Minder dan 50 minuten per week
Figuur 16 | Lidmaatschap, lessen en inschrijving bij een kunstinstelling van amateurkunstenaars jonger dan en vanaf 50 jaar
83% 89%
63% 79% 36% 51%
18% 4%
A
21% 17%
B
50% 24% 19% 19%
3% 2%
C
D
A
B
32% 25%
3% 16%
C
22% 40%
D
A
B
9% 29%
C
31% 42% 46% 24%
D
A • lid van club of vereniging B • lessen / cursussen C • ingeschreven bij instelling voor de kunsten D • geen van deze 22
42% 23%
A
30% 33% 12% 10%
B
74% 85%
C
D
12% 2%
8% 6%
2% 4%
A
B
C
Amateurkunstenaars < 50 jaar
D
16% 5%
8% 9%
6% 2%
A
B
C
D
Amateurkunstenaars > 50 jaar =
Tijdsbesteding Figuur 15 laat zien dat verschillende groepen beoefenaars meer of minder dan 50 minuten per week aan hun hobby besteden. Het merendeel van de 50-plussers die meer dan 50 minuten per week besteden aan hun discipline zijn te vinden bij de disciplines muziek (62%), dans (60%) en beeldende kunst (55%). In de andere disciplines haalt een minderheid deze tijdsinvestering. De categorie jonger dan 50 jaar besteedt bij dans en theater net boven het AK-gemiddelde meer dan 50 minuten aan haar discipline, namelijk 55%. Met uitzondering van de disciplines theater en schrijven is de groep vanaf 50 jaar langer per week met zijn kunstbeoefening bezig dan het jongere deel van de amateurkunstenaars. Lidmaatschap, les en inschrijving Figuur 16 toont het percentage van amateurkunstenaars jonger dan 50 en vanaf 50 jaar dat lid is van een club of vereniging, lessen of andere vormen van scholing volgt of is ingeschreven bij een instelling voor de kunsten. Uit het figuur blijkt dat 79% van alle beoefenaars van beeldende kunst onder de 50 nergens lid van is en ook niet ingeschreven staat bij een instelling voor de kunsten of lessen of cursussen volgt. Dit betekent dat 21% van hen dat op een of andere manier wel doet. Let wel, iemand die ingeschreven staat bij een instelling voor de kunsten zal daar doorgaans ook lessen of cursussen volgen; in deze percentages zit dus wel een dubbeltelling. Een verschil tussen de leeftijdsgroepen zit op disciplineniveau bij muziek: 50% van de ouderen is lid van een club of vereniging, versus 24% van de amateurs onder de 50. Van de amateurmusici vanaf 50 jaar behoort 36% ‘nergens bij’, tegen 51% van de beoefenaars onder de 50. Het omgekeerde vinden we bij dans, waar de groep onder de 50 voor driekwart zich wel bij een club, instelling of cursus heeft aangemeld. Bij de dansers vanaf 50 ligt dit percentage met 54% aanzienlijk lager.
Het totale beeld is dat de groep vanaf 50 jaar relatief vaker lid is van een club of vereniging dan de amateurkunstenaars jonger dan 50 jaar, ook bij ‘individuele’ disciplines als nieuwe media en schrijven en bij de meer ‘fysieke’ discipline dans. In de disciplines muziek en beeldende kunst is duidelijk zichtbaar dat beoefenaars vanaf 50 jaar relatief veel vaker dan gemiddeld lid zijn van een vereniging: bij beeldend kunstenaars is dat 18%, versus 8% van de beeldend amateurkunstenaars gemiddeld. Bij de musici gaat het om 50% vanaf 50 jaar versus 34% gemiddeld. Conclusie De cijfers laten dus zien dat 50-plussers actieve kunstbeoefenaars blijven, ondanks hun lagere deelname aan amateurkunst dan de groep onder de 50 jaar. Zo zien we bijvoorbeeld dat de deelname van vrouwen aan amateurkunst in de categorie jonger dan 50 jaar sterker is dan vanaf daarboven en onder het gemiddelde van de hele groep amateurkunstenaars komt, wanneer we naar de groep 50-plus vrouwen kijken. Ook qua opleidingsniveau is er een verschil, waardoor de huidige oudere amateurkunstenaar gemiddeld hoger opgeleid is dan de leeftijdsgroep die niet aan amateurkunst doet. Aangezien dit niet geldt voor de groep jonger dan 50, is de verwachting dat dit verschil met de jaren zal vervagen. Kortom, als het gaat om het ‘actief ouder worden’ valt op dat de groep boven de 50 jaar onder amateurkunstenaars vrij stabiel blijft qua omvang, eerder lid is van een club of vereniging - meestal in de muziek- en meer tijd besteedt aan actieve kunstbeoefening. Daarbij is deze groep gemiddeld hoger opgeleid dan de leeftijdsgenoten in de Nederlandse bevolking en is het deelnameverschil tussen mannen en vrouwen kleiner vergeleken bij de groep eronder. Amateurkunstenaars vanaf 50 jaar blijven actief met hun kunstbeoefening bezig. Amateurkunst kan immers tot op hoge leeftijd en uitstekend samen met mensen van verschillende leeftijden worden beoefend. In die zin kan deze groep als casus fungeren voor het beoogde EU ‘Active Ageing’ jaar in 2012.
23
Colofon Amateurkunst: Feiten en trends. Monitor Amateurkunst in Nederland, Kunstfactor, Utrecht 2011 Verantwoording Tenzij anders vermeld zijn de gegevens afkomstig uit Amateurkunst, Trendmonitor onderzoek 2011 + aanvullingen (Amsterdam 2011, Bureau Veldkamp, Joep Wils). Redactie Amalia Deekman, Hans Heimans, Lotte Volz Eindredactie Tekst/Support, Amsterdam Ontwerp Taluut, Utrecht Druk Zalsman, Zwolle © Kunstfactor, Utrecht 2011 Citeren uit deze publicatie is toegestaan met bronvermelding. Kunstfactor is het landelijk sectorinstituut amateurkunst. Als sectorinstituut zijn wij gesprekspartner voor overheden, beleidsmakers en opinievormers en stimuleren we het debat over de amateurkunst. We adviseren, informeren, onderzoeken, initiëren en inspireren. We leggen verbindingen binnen en buiten de sector amateurkunst, nationaal en internationaal.
KUNSTFACTOR SECTORINSTITUUT AMATEURKUNST Kromme Nieuwegracht 66 Postbus 452 3500 AL Utrecht T + 31 (0)30 711 5100 www.kunstfactor.nl
[email protected] 24