Alternatieve Voedselnetwerken Bezien vanuit het embeddedness concept
Universiteit van Amsterdam Masterscriptie Sociale Geografie en Planologie Linda van IJzendoorn
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
Alternatieve Voedselnetwerken Bezien vanuit het embeddedness concept
Masterscriptie Sociale Geografie en Planologie Linda van IJzendoorn Studentnummer: 5801419 E-mail:
[email protected] Telefoonnummer: 0625468646
Begeleider: prof. dr. Robert C. Kloosterman Medebeoordelaar: dr. Bart W.H. Sleutjes Universiteit van Amsterdam
Amsterdam, maart 2013
2 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
Inhoudsopgave Voorwoord
6
1. Inleiding 1.1 Relevantie van het onderzoek 1.2 Opbouw van de scriptie
7 7 10
2. Agrarische productie in westerse landen (1870-nu)
11
3. Alternatieve voedselnetwerken in Nederland 3.1 Biologische productie 3.1.1 Wat is biologische productie? 3.1.2 Hoeveelheid biologische productie 3.1.3 Afnemers van biologische producten 3.2 Biologische alternatieve voedselnetwerken 3.2.1 Soorten alternatieve voedselnetwerken 3.2.2 Aankopen via biologische alternatieve voedselnetwerken 3.2.3 Afzet via verschillende alternatieve voedselnetwerk-vormen 3.2.4 Verbindingen binnen alternatieve netwerken
14 14 14 16 16 17 18 19 19 21
4. Theoretische verdieping: het embeddedness concept 4.1 Waarom embeddedness? 4.2 Oorsprong en ontwikkeling van het embeddedness concept 4.3 Sociale embeddedness 4.3.1 Sociale embeddedness van alternatieve voedselnetwerken 4.3.2 Kritiek op sociale embeddedness 4.4 Ruimtelijke embeddedness 4.4.1 Ruimtelijke embeddedness van alternatieve voedselnetwerken 4.4.2 Kritiek op ruimtelijke embeddedness 4.5 Ecologische embeddedness 4.5.1 Ecologische embeddedness van alternatieve voedselnetwerken 4.5 Kritieken op het embeddedness concept 4.6 Transactiekostentheorie 4.6.1 Transactiekostentheorie en embeddedness 4.6.2 Transactiekostentheorie en alternatieve voedselnetwerken 4.7 Conclusie theoretisch kader
25 25 26 27 29 30 31 31 33 34 34 35 36 37 39 40
5. Onderzoeksvragen
41
6. Methodologische verantwoording 6.1 Onderzoeksmethoden 6.1.1 Dataverzameling 6.1.1.1 Enquêtes 6.1.1.2 Interviews 6.1.2 Analyse 6.1.2.1 Enquêtes 6.1.2.2 Interviews
45 45 45 45 47 48 48 49
3 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
6.2 Kwaliteit van het onderzoek 6.2.1 Betrouwbaarheid 6.2.2 Validiteit 6.2.3 Beperkingen
49 49 50 53
7. Beschrijving van biologische alternatieve voedselnetwerken 7.1 Actoren binnen alternatieve voedselnetwerken 7.1.1 Producenten 7.1.2 Afnemers 7.1.3 Middenveld 7.2 Producten binnen alternatieve voedselnetwerken 7.3 Transactiekosten 7.3.1 Ex ante transactiekosten 7.3.2 Ex post transactiekosten 7.4 Conclusie deelvraag één
54 54 54 58 59 61 63 63 64 66
8. Mate van embeddedness 8.1 Embeddedness op basis van motieven 8.1.1 Motieven: sociale embeddedness 8.1.2 Motieven: ecologische embeddedness 8.1.3 Motieven: ruimtelijke embeddedness 8.2 Embeddedness op basis van productonderscheidende factoren 8.3 Sociale embeddedness op basis van verbindingen 8.3.1 Verbindingen: mee praten 8.3.1.1 Producenten 8.3.1.2 Afnemers 8.3.2 Verbindingen: meedenken 8.3.2.1 Producenten 8.3.2.2 Afnemers 8.3.3 Verbindingen: meewerken 8.3.3.1 Producenten 8.3.3.2 Afnemers 8.3.4 Verbindingen: meedragen 8.3.4.1 Producenten 8.3.4.2 Afnemers 8.4 Conclusie deelvraag twee
68 68 69 71 72 73 77 78 78 80 81 81 82 82 82 83 83 83 84 85
9. Gevolgen van embeddedness 9.1 Embeddedness en economische motieven 9.2 Embeddedness en productprijzen 9.3 Embeddedness en transactiekosten 9.4 Embeddedness en ondernemersinkomen 9.5 Embeddedness en bedrijfsresultaten 9.6 Conclusie deelvraag drie
86 86 87 89 92 94 96
10. Conclusie
97
Literatuurlijst
101
4 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
Bijlagen Bijlage 1: Enquête producenten Bijlage 2: Enquête afnemende ondernemingen Bijlage 3: Enquête consumenten Bijlage 4: Respondenten interviews Bijlage 5: Interviewvragen Bijlage 6: Producenten AVNen Bijlage 7: Bedrijfstakken producenten Bijlage 8: Soorten afnemende ondernemingen Bijlage 9: Consumenten AVNen Bijlage 10: Producten AVNen Bijlage 11: Zichtbaarheid herkomst producten Bijlage 12: Stabiliteit aanbod/vraag Bijlage 13: Prijsniveau AVNen Bijlage 14: Invloed op prijsniveau Bijlage 15: Transactiekosten producenten Bijlage 16: Transactiekosten afnemende ondernemingen Bijlage 17: Transactiekosten consumenten Bijlage 18: Motieven aangaan AVNen Bijlage 19: Onderscheidende productkenmerken Bijlage 20: Verbindingen producenten Bijlage 21: Verbindingen afnemende ondernemingen Bijlage 22: Verbindingen consumenten Bijlage 23: Ondernemersinkomen producenten
2 10 15 20 21 26 27 27 28 28 29 29 30 30 31 32 32 33 34 35 36 37 38
5 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
Voorwoord In deze scriptie laat ik zien op welke manieren biologische agrarische producenten hun producten direct verkopen aan consumenten of eindverkopers en welke verbindingen ontstaan binnen deze alternatieve voedselnetwerken. Zelf heb ik aan beide kanten van de marktkraam gestaan: als trotse verkoopster en als bewuste consument. Aan de hand van enquêtes en interviews heb ik geprobeerd de verbindingen tussen producenten en afnemers te ontrafelen, motieven in kaart te brengen en inzicht te krijgen in de effecten van die verbindingen op transacties binnen biologische alternatieve voedselnetwerken. Samen met betrokkenen en experts heb ik concreet gedroomd over de potentie van deze netwerken om de Nederlandse voedselvoorziening te beïnvloeden. Voorafgaande aan het verzamelen van de data raakte ik steeds meer overtuigd op de goede weg te zitten. Spontane telefoontjes en e-mails van mensen, die mijn oproep voor het onderzoek hadden gezien, stimuleerden mij enorm. Ook de diverse voedselschandalen die recentelijk in het nieuws waren, deden mij realiseren hoe belangrijk het onderwerp van mijn onderzoek is. Zonder alle boeren en afnemers die de enquêtes voor mij hebben ingevuld, was deze scriptie niet van de grond gekomen. Ik ben deze mensen dan ook erg dankbaar! De openhartige gesprekken met betrokkenen en experts waren voor mij stimulerend. Ik werd geïnspireerd en gemotiveerd, daarvoor ook aan hen veel dank. Voorafgaande aan de periode van data verzamelen was er een tijd van brainstormen en concretiseren. Hierin heb ik veel steun gekregen van mijn begeleider, prof. dr. Robert Kloosterman. Ik ben hem dankbaar voor de inhoudelijke begeleiding en zijn grote betrokkenheid en enthousiasme bij het hele proces. Dit geldt ook voor dr. Sjoerd de Vos, die mij hielp met het overzicht van de enorme hoeveelheid data. Tot slot veel dank richting mijn familie en vrienden. Zij hebben mij geholpen als kritische gesprekspartners, lieve meedenkers en
geestverruimende
ontspanners.
Dankzij
deze
hulp
en
mijn
eigen
(boerendochters)motivatie, kan ik met trots deze scriptie aan u presenteren.
Veel leesplezier gewenst! Linda van IJzendoorn
6 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
1. Inleiding De biologische-maar-eigenlijk-gangbare eieren, paardenrundvlees, boeren die niet alleen op zoek zijn naar een vrouw, maar ook naar een nieuwe relatie met voedseletend Nederland enerzijds, en de roep om een economie gebaseerd op ecologische functionaliteit in plaats van op productiviteit anderzijds (Lui, 2013), zijn stimulansen voor het ontstaan van nieuwe ideeën en initiatieven rond voedselproductie en consumptie. Eén van de manieren waarop dit vorm krijgt, is de directe verkoop van agrarische producten aan consumenten of eindverkopers. In deze scriptie vindt een ketenanalyse plaats van afzetvormen van biologische producten waarbij de reguliere groothandel niet ingeschakeld wordt. Door onderzoek naar typen verbindingen, motivaties en transactiekosten, wordt inzicht verkregen in een proces wat Veen et al. (2010, p.5) vermaatschappelijking noemen: “Het samenspel tussen agrarische bedrijven en het alledaagse sociale en maatschappelijke leven (samenleving), waardoor de afstand tussen agrarische activiteiten, belangen en interesses en die van de rest van de samenleving kleiner wordt”. Biologische productie en directe afzet van agrarische producten vallen onder het begrip alternatieve voedselnetwerken (AVNen), omdat hierin een alternatief wordt geboden voor de vergaande anonimisering, homogenisering en productivistische focus van de reguliere voedselproductie in Nederland. Binnen AVNen spelen lokale ecologische, sociale en ruimtelijke waarden een rol bij de vermarkting van de producten. Dit wordt ook wel de embeddedness van deze markttransacties genoemd. Embeddedness verwijst naar de sociale, ecologische en ruimtelijke inbedding van economische transacties.
1.1 Relevantie van het onderzoek
De maatschappelijke relevantie van dit onderzoek ligt in het feit dat het aansluit bij de recente
discussies
rond
voedselveiligheid,
gebrek
aan
transparantie
in
voedselproductieketens en de milieu- en mensonvriendelijke activiteiten van grote levensmiddelenconcerns (bijv. De Volkskrant, 2013; Oxfam, 2013). Deze kritische geluiden klinken al geruime tijd, evenals de bezorgdheid over de toenemende
7 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
machtsconcentraties binnen het voedselsysteem (Bowler, 2002; RIDL&V, 2011). Daarnaast is er groeiende belangstelling voor gezond kwaliteitsvoedsel en worden voedselkeuzes steeds meer gezien als onderdeel van iemands identiteit (Challies, 2008; Connell et al., 2008; Halloway et al., 2007; Morris en Kirwan, 2010; Renting et al., 2003; Winter, 2003a). Dit onderzoek sluit ook aan bij de toegenomen aandacht voor en populariteit van regionale voedselvoorzieningen. Het gaat hierbij om de vervagende scheidslijn tussen agrarische producenten en consumenten, veranderende relaties tussen stad en platteland en regionale voedselzekerheid (bijv. Boerzoektbuur, z.j.; Dekking et al., 2007; Veen et al., 2010; Van der Voort et al., 2011). Een groeiende groep consumenten wil duurzaam geproduceerd voedsel dat afkomstig is uit de regio (Distrifood, 2013; Food for Food, 2012). Daarnaast zijn er producenten die zich binnen reguliere afzetvormen vaak niet gewaardeerd voelen: “We worden per kilo betaald, niet per kwaliteit” (The Food Agency, 2012, p.6).
Producenten staan onder druk om almaar verdere schaalvergroting door te voeren om zodoende de kosten te verlagen. Door meer inzicht te krijgen in het functioneren van AVNen, kunnen nieuwe initiatieven gestimuleerd worden. Hierdoor kunnen andere functies van landbouw, naast het produceren van voedsel, meer zichtbaar en gewaardeerd worden (Venema et al., 2009). Allicht dat dit kan helpen een andere trend rond agrarische productie te stoppen. Eind 2012 stopten er namelijk elke dag zeven boeren in Nederland (De Volkskrant, 2012; Ecorys et al., 2009). Wat betreft de wetenschappelijke relevantie, is vooral de focus op het embeddedness concept vernieuwend, evenals de kwantitatieve aanpak en de aandacht voor biologische productie. Behalve in het Sus-Chain onderzoek naar duurzame voedselketens in Europa, is er nog weinig gebruik gemaakt van het embeddedness concept bij de analyse van AVNen. Dit, terwijl het belang van sociale, ecologische en regionale waarden rond AVNen groot geacht wordt (Roep en Wiskerke, 2006). Er is veel groeipotentie voor AVNen in het algemeen (zowel gangbaar als biologisch). Als voorwaarden voor deze groei worden vaak een toename in efficiëntie en een verlaging
8 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
van kostprijzen, doormiddel van opschaling, genoemd (Ecorys et al., 2009). Het spanningsveld tussen opschaling en sociale, ecologische en ruimtelijke inbedding van transacties binnen AVNen is nog weinig belicht. Er is de laatste jaren een breed scala aan onderzoeken gedaan naar korte afzetketens, streekproducten en andere vormen van regionale voedselvoorzieningen (bijv. Brouwer et al., 2011; Hendriks et al., 2004; Engelen, 2009; Renting et al., 2003; Van der Voort et al., 2011; Winter, 2003a). De data van deze studies zijn vaak gebaseerd op casestudies van voorbeeldbedrijven of initiatieven die uitgelicht worden. Kwantitatieve data ontbreken hierbij vaak (Renting et al., 2003). De meeste van deze studies gaan daarnaast niet specifiek over biologische productie. De studie van AVNen vraagt om een geografische benadering. De focus op plaatsen en de invloed van plaats op het al dan niet voorkomen van AVNen is typisch geografisch (Simon en Garybill, 2010). ‘The First Law of Geography’ die Tobler in 1970 formuleerde: “Everything is related to everything else, but near things are more related than distant things” (Sui, 2004, p.269), wil ik uitbreiden door niet alleen te kijken of mensen en plaatsen verbonden zijn, maar ook te onderzoeken hoe die verbinding eruit ziet. De aandacht voor netwerken waarbinnen AVNen ontstaan, sluit aan bij de idee van Amin (2004) dat netwerken bepalend zijn voor relaties en betekenissen van plaatsen. Door het bestuderen van relaties en niet vanuit vooraf bepaalde schaalniveaus te werken, hoop ik de kracht van het menselijk handelen te belichten. Op die manier kan voorkomen worden dat de voedselproductie als een op zichzelf staand fenomeen wordt gezien, dat zich op een hoger schaalniveau gevormd heeft en waar geen invloed op uit te oefenen is (Amin, 2004). De benadering in deze scriptie biedt ook nieuwe inzichten, doordat er zowel naar de producenten als naar de afnemers binnen de AVNen gekeken wordt. Dit gebeurt in de vorm van een integrale, kwalitatieve ketenanalyse. Hierdoor kunnen de nieuwe sociaal-economische relaties, die nodig zijn om AVNen te vormen, geanalyseerd worden (Marsden et al., 2000). Dit sluit aan bij de integrale aanpak van gezonde voeding en duurzame landbouw waar de Wetenschappelijke Raad voor Integrale Duurzame Landbouw en Voeding voor pleit (RIDL&V, 2011).
9 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
1.2 Opbouw van de scriptie
Na het overzicht van de agrarische productie in westerse landen tussen 1870 en nu, worden alternatieve voedselnetwerken in Nederland beschreven. Vervolgens vindt er een theoretische verdieping plaats rond het embeddedness concept. Daarna worden de onderzoeksvragen en -methoden beschreven en volgen de uitwerkingen van de deelvragen. Tot slot wordt de conclusie met de beantwoording van de hoofdvraag en de aanbevelingen gepresenteerd.
10 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
2. Agrarische productie in westerse landen (1870-nu) Weerstand tegen de intensieve agrarische productiemethoden in westerse landen (Europa, Noord-Amerika, Canada, Australië en Nieuw-Zeeland) is één van de drijvende krachten achter de toegenomen aandacht voor alternatieve voedselnetwerken. Maar hoe zijn we bij deze huidige, intensieve productiemethoden gekomen? Aan de hand van een drietal min of meer opeenvolgende voedselregimes, zullen de ontwikkelingen van de westerse agrarische productie kort beschreven worden. Vanuit historisch perspectief onderscheidden de sociologen Harriet Friedmann en Philip McMichael in de jaren tachtig van de vorige eeuw drie mondiale voedselregimes voor westerse landen. Een voedselregime is een relatief afgebakende periode die gekenmerkt wordt door bepaalde methoden, verwachtingen en houdingen ten opzichte van de productie, verwerking, distributie en verkoop van voedsel. Naast de productiekenmerken zijn ook specifieke beleidskenmerken, consumptiekarakteristieken, technologische ontwikkelingen en bredere maatschappelijke trends te onderscheiden per voedselregime.
De
voedselregime-benadering
gaat
in
tegen
de
lineaire
modernisatietheorie van de agrarische productie en belicht tegenstrijdigheden in de voedselregimes, welke voor transformaties en transities hebben gezorgd. Daarnaast is er aandacht voor de invloed van mondiale politieke en economische verhoudingen op voedselproductie. De overgangen tussen de regimes worden gekenmerkt door een transitieperiode, welke gerelateerd is aan economische, sociale en/of politieke crises. De regime-indeling is een ideaaltypische indeling, zowel qua tijd, als qua ruimte. Hierin wordt geen aandacht besteed aan contextspecifieke ontwikkelingen die afwijken van de regimetrends. De regimes zijn bedoeld om veranderingen in de algehele, onderliggende logica te beschrijven, die veranderingen in voedselproductie en -consumptie teweegbrengen (Goodman, 2004; McMichael, 2009). Dit sluit aan bij de idee van een middenveld dat de relatie tussen producenten en consumenten van voedsel beïnvloedt (Coe et al., 2008). Het is van belang dat de regimes niet als duidelijk afgebakende periodes worden gezien en dat de complexiteit en contextafhankelijkheid van transitieprocessen in gedachte gehouden worden (Goodman, 2004; McMichael, 2009). Het eerste voedselregime omvat de periode van 1870 tot 1930. Het begin van deze periode kenmerkt zich door agrarische productie binnen familiebedrijven en
11 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
dorpsgemeenschappen, met een sterke afhankelijkheid van natuurlijke systemen. Een relatief groot deel van de bevolking was in deze periode betrokken bij voedselproductie (Reijnders, 1997). De Europese middenklasse werd daarnaast voorzien van voedsel door importen van tropische producten uit de koloniën. Onderscheidend van voorgaande periodes is de outsourcing van de productie van basisvoedsel vanuit Europa naar de vruchtbare gronden van de Verenigde Staten, Canada en Australië. Door toegenomen transportmogelijkheden konden grote hoeveelheden voedsel relatief goedkoop verplaatst worden. Door de grote mate van efficiëntie van graanexporterende bedrijven daalden de kosten en ook de verkoopprijzen. Aan het einde van het eerste voedselregime werden de negatieve effecten van de grootschalige productie duidelijk in de vorm van dust-bowls in de Verenigde Staten. Een combinatie van verarming van de bodem en extreme droogte zorgde voor enorme stofstormen. De economische crisis van de jaren 30 en de Tweede Wereldoorlog vormen de transitieperiode richting het tweede voedselregime (McMichael, 2009). Het tweede voedselregime loopt van 1950 tot 1970. Na de Tweede Wereldoorlog was er een sterke focus op productiviteitsverhoging, om zo genoeg voedsel voor iedereen te produceren (Westerman, 2006). Verhoging van de productie ging gepaard met verdere specialisatie en kapitaalsintensivering, welke een toename van mechanisatie en van het gebruik van chemicaliën met zich meebrachten. Natuurlijke systemen werden steeds meer beïnvloed, waardoor deze minder leidend voor de productie van voedsel werden. Aldus vormde zich een productiestructuur waarvan kapitaalsintensiteit, schaalvoordelen en monoculturen de sleutelwoorden waren (Geurts, 2011; McMichael, 2009; Murray, 2007; Watts et al., 2005; Westerman, 2006). In de periode van het tweede voedselregime nam ook de reikwijdte toe van de transnationale netwerken van de agribusinesses. Deze agribusinesses omvatten zowel grote bedrijven aan het begin van de waardeketen – bedrijven die agrarische ondernemers van inputs zoals machines, zaaizaad en bestrijdingsmiddelen voorzien – als bedrijven die meer aan het einde van de keten gesitueerd zijn, zoals voedselverwerkers en supermarkten (Bowler, 2002; Geurts, 2011; Murray, 2007; Winter, 2003a). De zoektocht naar goedkope productiefactoren, het jaarrond aanbieden van seizoensproducten en een meer liberale economie, hebben geresulteerd in toegenomen verplaatsing van voedsel,
12 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
waardoor de afstand tussen producenten en eindgebruikers van voedsel zowel ruimtelijk als sociaal steeds groter is geworden (Spaargaren et al., 2012). Wat betreft het derde voedselregime bestaat onduidelijkheid. Voedselregimes worden in principe gekenmerkt door stabiele en tamelijk heldere kenmerken van productie- en consumptiepatronen. De huidige agrarische productie lijkt juist gekenmerkt door een tweedeling tussen verdere industrialisering en toename van machtsconcentraties en een onderstroom van personalisering en inkorting van productieketens. Na het tweede voedselregime vond er meer specialisatie en schaalvergroting plaats binnen de agrarische productie en namen onderlinge afhankelijkheden (interdependence) binnen de ketens toe. Productieketens zijn steeds complexer, minder transparant en daarmee ook kwetsbaarder geworden. Tezamen met toegenomen consumentenaandacht voor voedselveiligheid, zorgde dit ervoor dat productiestandaarden
en
kwaliteitseisen
meer
geïmplementeerd
worden
door
voedselverwerkende bedrijven en supermarkten (Burch en Lawrence, 2009; Marsden et al., 2001). Hierdoor is naast de toegenomen macht van de agribusinesses aan het begin van keten, ook de macht van de agribusinesses aan het einde van de keten verder toegenomen. Er wordt steeds meer aan de hand van contracten geproduceerd en het accent ligt op de technische kant van de agrarische productie. Dit productivisme zorgt voor een focus op kwantiteit in plaats van kwaliteit. Als tegenbeweging op de industrialisatie, standaardisering en homogenisering van de agrarische sector, ontwikkelt zich een drang tot het personaliseren en inkorten van productieketens. Deze trend is bij producenten en consumenten te zien, zowel in de voedselproductie als in andere sectoren, en zorgt voor het ontstaan van nichemarkten (bijv. Bowler, 2002; Geurts, 2011; Reijnders, 1997). In hoeverre de tegenbeweging of onderstroom die alternatieve voedselnetwerken (AVNen) vormt voor een nieuw voedselregime kan gaan zorgen, is de vraag. Om hier inzicht in te krijgen is het van belang het huidige landschap van AVNen nader te beschrijven. Vanuit de hiaten met betrekking tot de beschikbare informatie hierover zal de centrale vraag voor dit onderzoek geformuleerd worden in hoofdstuk vijf, alsmede de nodige theoretische concepten in hoofdstuk vier.
13 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
3. Alternatieve voedselnetwerken in Nederland In deze scriptie staan twee soorten van alternatieve voedselnetwerken (AVNen) centraal, namelijk die van de biologische/biodynamische productie en die van de korte afzetketens. Deze twee vallen niet noodzakelijkerwijs samen. In dit hoofdstuk zullen kort de karakteristieken en de stand van beide AVNen in Nederland besproken worden.
3.1 Biologische productie
3.1.1 Wat is biologische productie?
Biologische landbouw omvat gecontroleerde productie en gecertificeerde producten. In Nederland hebben deze producten het EKO-keurmerk en sinds 2011 ook het Europese ‘groene blaadje’ (zie middelste afbeelding in figuur 1). In 1985 is het EKO-keurmerk ontstaan, sinds 1992 bestaat de Europese wettelijke EKO-certificering voor plantaardige productie, vanaf 2000 ook voor dierlijke sectoren. De BD-vereniging werd al in 1937 opgericht, hier is het Demeter-keurmerk uit voortgekomen. Dit is een keurmerk voor biodynamische productie, waarvoor extra eisen gelden rond onder meer het sluiten van mest- en voerkringlopen en dierenwelzijn (Demeter, z.j.; Teenstra, 2004).
Figuur 1: Certificering biologisch en biodynamisch
Bron: Bionext, z.j.
14 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
De biologische landbouw is gebaseerd op vier beginselen: gezondheid, ecologie, billijkheid en zorg. Het beginsel gezondheid gaat over de staat van de bodem, planten, dieren, mensen en de planeet als geheel. Belangrijk hierbij is dat deze onderdelen als een samenhangend geheel worden gezien met onderlinge afhankelijkheid. In de biologische landbouw worden kunstmatige meststoffen, pesticiden, diermedicijnen en voedseladditieven vermeden. Het beginsel ecologie geeft weer dat biologische productie onderdeel is van ecologische processen en kringlopen. De productie moet aangepast zijn aan de lokale omstandigheden, ecologie, cultuur en schaal. Hierdoor kunnen opbouwende systemen ontstaan die de bodemvruchtbaarheid vergroten, waardoor voldoende voedsel geproduceerd kan worden. Het beginsel van billijkheid gaat om rechtvaardigheid, respect en gelijkwaardigheid, zowel tussen mensen onderling als met andere levende wezens. Niet alleen in de productieketen, maar ook wereldwijd wordt een eerlijke manier van voedselzekerheid nagestreefd, waarbij dieren voldoende ruimte hebben, hulpbronnen bewaard blijven voor toekomstige generaties, handelssystemen transparant zijn en de sociale- en milieukosten van productie in rekening worden gebracht. Met het beginsel van zorg wordt bedoeld dat de biologische landbouw de gezondheid en het welzijn van huidige en toekomstige generaties en leefmilieus wil beschermen. Hierbij staan voorzorg en verantwoordelijkheid centraal, waarbij wetenschappelijke kennis gecombineerd wordt met traditionele kennis en praktische ervaringen (IFOAM, z.j.). In de biologische landbouw wordt het geheel aan planten, dieren, mensen en omgeving als een samenhangend systeem gezien. Het behoud en verbeteren van bodemvruchtbaarheid door goede vruchtwisseling, organische mest en groenbemesters is hierbij cruciaal. Landbouw wordt niet alleen als de productie van voedsel beschouwd, maar als de omgang met levende organismen die een eigen waarde hebben. Daarnaast is het behouden van traditionele kennis en technieken belangrijk. De biologische landbouw sluit aan bij de tweedeling die na het tweede voedselregime ontstaan is. Deze landbouwvorm wil namelijk producten met een meerwaarde genereren die een alternatief bieden voor homogene, milieubelastende bulkproducties. In eerste instantie werden biologische producten vooral via natuurvoedingswinkels aangeboden, langzamerhand worden ook in andere winkels en supermarkten biologische producten
15 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
verkocht en abonneren mensen zich op de biologische groentetassen van Odin (Teenstra, 2004).
3.1.2 Hoeveelheid biologische productie
In 2011 waren er 1.511 biologisch gecertificeerde landbouwbedrijven in Nederland, dat is ongeveer 2,4% van het totale aantal landbouwbedrijven in Nederland. Het aantal biologische landbouwbedrijven neemt de laatste jaren met gemiddeld 3,4% per jaar toe, dit is in tegenstelling met de afname van het aantal gangbare landbouwbedrijven. Er is een sterke toename in het aantal bedrijven dat omschakelt van gangbaar naar biologisch; tussen 2010 en 2011 groeide deze groep met 75%. In 2011 was het totale landgebruik door biologische bedrijven 3% van het totaal aan landbouwgrond in Nederland. Dit is een groei van 2,3% ten opzichte van 2010. In de gangbare landbouw vond in deze periode juist een krimp van het totale landbouwareaal plaats. In Europa lag het gemiddelde areaal aan biologische productie in 2010 op 9%. In Nederland ligt dit percentage dus relatief laag (EL&I, 2012).
3.1.3 Afnemers van biologische producten
Nederlandse consumenten besteedden in 2011 gemiddeld bijna 2% van hun totale voedselbestedingen aan biologische producten. Vooral de biologische aardappelen, groenten en fruit (AGF) en zuivel (excl. kaas en boter) werden naar verhouding veel gekocht. Biologische producten worden vooral in de supermarkten gekocht en op de tweede plaats in natuurvoedingswinkels. In de buitenhuishoudelijke markt (alle openbare voedselvoorzieningen) is de verkoop van biologische producten het sterkst toegenomen tussen 2010 en 2011, namelijk met 30,2%. In vergelijking met andere Europese landen lag in 2011 in Nederland het aandeel van biologische producten in de totale voedselbestedingen in de middenmoot. In Oostenrijk en Denemarken was dit aandeel het grootst. De bestedingen aan biologische producten namen tussen 2010 en 2011 wel het meeste toe in Nederland, vergeleken met andere Europese landen (EL&I, 2012).
16 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
Was de consumptie van biologische producten in de jaren zeventig nog een protest tegen industriële landbouwpraktijken, nu is deze veel meer ‘ontideologiseerd’ en meer een vorm van voeding en lifestyle, in plaats van een landbouwmethode. Met het aanbieden van biologische producten in supermarkten, wordt de ideologisch gedreven burger vergezeld door de bewuste consument. Deze bewuste consumenten worden ook wel
de
kosmopolieten,
postmaterialisten
of
cultural
creatives
genoemd.
Aankoopredenen hangen af van de referentiekaders van consumenten. Bij degenen die minder dan 40 euro per maand aan biologische producten uitgeven (‘lichte gebruikers’), zijn vooral persoonlijke motieven als smaak, gezondheid en dierwelzijn van belang. Voor degenen die meer aan biologische producten besteden (‘zware gebruikers’), zijn argumenten
rond
natuur,
milieu
en
landschapbehoud
vaak
belangrijkere
aankoopredenen (Brouwer et al., 2011; Teensma, 2004). De toename van biologische producten in supermarkten komt onder meer doordat A-merken steeds meer biologische varianten aan hun productlijn toevoegen. In de horeca is het gebruik van biologische producten relatief laat op gang gekomen, maar vooral in toprestaurants worden steeds meer biologische producten gebruikt. Deels om het onderscheidende karakter, deels om de hoge kwaliteit. In de catering heeft de Nederlandse overheid een stimulerende rol gespeeld door het aandeel biologische producten in de eigen restaurants te vergroten. Op evenementen en festivals neemt het gebruik van biologische producten ook toe. Sinds 2011 is er het EKO-keurmerk Horeca voor hotels, restaurants en cateraars die met biologische ingrediënten werken (Brouwer et al., 2011).
3.2 Biologische alternatieve voedselnetwerken
In deze paragraaf wordt achtereenvolgens aandacht besteed aan de verschillende soorten van en ontwikkelingen in biologische AVNen, AVNen als totaal (incl. gangbare landbouw) en verbindingen die ontstaan binnen AVNen.
17 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
3.2.1 Soorten alternatieve voedselnetwerken
Met alternatieve voedselnetwerken worden afzetvormen bedoeld waarbij agrarische producten direct door de producent worden afgezet aan consumenten, winkels, instellingen of horeca (Ecorys et al., 2009; Venema et al., 2012). AVNen komen in verschillende vormen voor. Zo bieden producenten hun producten aan via een boerderijwinkel of via onbemande kramen aan de weg. Hierbij wordt het eigen assortiment al dan niet aangevuld met producten van andere producenten of van de groothandel. Producenten kunnen ook een webwinkel inrichten, waarbij de producten worden afgehaald of naar de afnemers worden gebracht. Een andere vorm van een AVN is een zelf-pluk systeem. Hierbij oogsten consumenten zelf fruit, groenten of bloemen; dit wordt vaak gecombineerd met een adoptieprogramma waarbij een vast bedrag wordt betaald voor bijvoorbeeld een appelboom, waarvan men zelf de appels mag oogsten. Daarnaast worden producten ook verkocht via (biologische) boerenmarkten (Brouwer et al., 2011; Engelen, 2009; Hendriks et al., 2004). De tot nu toe beschreven verkoopkanalen zijn vrijblijvend van aard omdat afnemers zich niet voor langere tijd verbinden (met uitzondering van de adoptieprogramma’s). Dit is wel het geval met abonnementenverkoop, waarbij afnemers zich voor een bepaalde tijd aan een pakket producten verbinden. Meestal is er een vaste prijs, voor een wekelijks variërend pakket, dat op het bedrijf van de producent of op een afhaalpunt kan worden opgehaald. Een sterkere verbinding tussen producenten en afnemers ontstaat binnen de Pergola landbouw. Bij deze Nederlandse variant van de Community Supported Agirculture zijn de afnemers lid van een vereniging en wordt er voorafgaande aan het teeltseizoen gezamenlijk een oogstprijs bepaald en betaald. Hiervoor mogen de afnemers wekelijks producten ophalen bij de producent. Doordat er vooraf en onafhankelijk van de afname betaald wordt, vindt er risicospreiding plaats rond misoogsten. Daarnaast wordt op deze manier in feite een renteloze lening verstrekt door de afnemers aan de producent (Brouwer et al., 2011; Engelen, 2009; Hendriks et al., 2004). Bij de AVNen vormen zich producent-consumentverbanden waarbij producten geassocieerd worden met de herkomst en daardoor voor de deelnemers een andere waarde hebben dan anonieme biologische producten. De associatie met de herkomst van
18 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
een product kan te maken hebben met de producent, met de eigen regio of met een streek. Rond het productiebedrijf gaat het dan om direct contact met de producent, vertrouwen en transparantie. Wat betreft de regio biedt kennis van de afkomst van de producten een meerwaarde. Op het niveau van de streek zijn identiteit en traditie vaak belangrijk, net als de kwaliteit van de natuur en een karakteristiek landschap. Onafhankelijk van de schaal worden de volgende productkenmerken vaak gebruikt in de vermarkting van biologische producten via een AVN: vers, smaakvol en gezond. Rond de afzet worden vaak het gemak en het brede assortiment onderstreept. Naar mate het afzetgebied van een product groter wordt, wordt er meer belang gehecht aan het EKOkeurmerk en de streek- en productkwaliteit. Bij verkoop op kleinere schaal zijn het directe contact, het imago van een bedrijf en het gemak van groter belang (Hendriks et al., 2004).
3.2.2 Aankopen via biologische alternatieve voedselnetwerken De verkoop van biologische producten via AVNen nam tussen 2006 en 2007, in vergelijking met andere afzetkanalen, het sterkst toe, namelijk met 19,7%. Deze toename was vooral het gevolg van toegenomen verkoop in contractcatering (stijging 34%) en verkoop via webwinkels en abonnementen (stijging 44%). De omzetstijging op boerenmarkten en boerderijwinkels was in deze periode 4% (Biologica, 2007). In 2008 en 2009 is deze trend doorgezet. De contractcatering steeg in die periode met 21,7%. Deze cijfers zijn exclusief verkoop via de party-catering en horeca, en gaan daardoor vooral over verkoop aan instellingen (Brouwer, 2010). In de periode 2009-2010 was de grootste omzetgroei in de buitenhuishoudelijke markt, namelijk 21,5%. Wat betreft de verkoop via speciaalzaken (natuurvoedingswinkels, slagerijen en bakkers), was een tweedeling te zien tussen bio-supermarkten en meer klassieke natuurvoedingszaken. De grotere winkels kenden de grootste omzetstijgingen (EL&I, 2012).
3.2.3 Afzet via verschillende alternatieve voedselnetwerk-vormen
Wat betreft de biologische AVNen is weinig specifieke informatie beschikbaar met betrekking tot de verschillende soorten afzetvormen. Het percentage van de afzet van biologische bedrijven dat via AVNen wordt afgezet, ligt rond de 23%. Dat is een stuk
19 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
hoger dan in de gangbare landbouw, waar dat ongeveer 2,5% is (De Jong et al., 2010). Om een beeld te krijgen van de afzetontwikkelingen van AVNen, zullen deze in totaliteit (incl. gangbare landbouw) beschreven worden. Het aantal bedrijven dat gebruik maakt van AVNen is tussen 2007 en 2011 gegroeid van 2.850 naar 3.300 (toename van 16%), daarmee zette bijna 4,7% van de agrarische bedrijven hun producten af via een AVN. De omzet binnen de AVNen steeg tussen 2007 en 2011 van 89 naar 147 miljoen euro (toename van 65%). Bij de boerderijwinkels was de toename 40%, bij de andere afzetvormen was er een sterkere toename van de omzet, namelijk 158%. De gemiddelde bedrijfsomzet uit directe afzetketens steeg tussen 2007 en 2011 van €31.000 naar €45.000 (Venema et al., 2012). In onderstaande tabel is te zien hoe het landschap van de diverse AVNen er in 2011 uitzag. Tabel 1: Schatting van het aantal bedrijven en de omzet van alle afzetkanalen 2011 Afzetkanaal
Subcategorie
Aantal
Jaaromzet per
Totaal
bedrijven
bedrijf (in €)
(in mln. €)
Langs de weg
750
4.000
3
Op de markt
100
50.000
5
Klein
680
30.000
20
Middel
600
60.000
36
Groot
120
350.000
42
500
50.000
25
800
20.000
16
Boerderijwinkel
Levering aan huis, incl. webwinkels Levering aan streek/boerderijwinkel, (zorg)instellingen kantines en horeca * Totaal
3.300
147
* in dit afzetkanaal zitten dubbeltellingen en daardoor is het totaal aantal bedrijven over de verschillende afzetkanalen hoger dan de 3.300 bedrijven uit de landbouwtelling.
Bron: Venema et al. (2012)
20 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
Streek/boerderijwinkels, (zorg-)instellingen, kantines en horecaondernemingen zijn de meest gebruikte AVN-vormen, maar ook verkoop langs de weg komt relatief veel voor. Voor de twee meest voorkomende afzetvormen geldt de kleinste jaaromzet per bedrijf. Deze omzet is het grootst voor afzet via de markt, levering aan huis en de grotere boerderijwinkels (Venema et al., 2012). Verkoop
via
AVNen
wordt
vaak
gecombineerd
met
andere
verbredingsactiviteiten op agrarische bedrijven. Bijna de helft van de mensen die aankopen doen op het bedrijf van de producent, komen voor een andere reden naar het bedrijf. Verbredingsactiviteiten van agrarische bedrijven beslaan naast AVNen onder meer natuurbehoud, agro-toerisme, educatie en zorgfuncties. Door (natuur-)beleving en verbinding krijgt landbouw naast de productie van voedsel ook andere functies. Bedrijven met verbredingsactiviteiten worden ook wel multifunctionele bedrijven genoemd. Tussen 2007 en 2011 nam de omzet in de multifunctionele landbouw met 52% toe, de grootste toename vond plaats in recreatieactiviteiten, gevolgd door inkomsten vanuit AVNen. In 2011 waren er 7.062 multifunctionele bedrijven (exclusief natuurbeheer). Voor het grootste deel van deze bedrijven draagt de multifunctionele tak voor 10-30% bij aan de totale bedrijfsomzet (Venema et al., 2012). Verwacht wordt dat de omzet in de diverse multifunctionele takken de komende jaren verder zal groeien (Ecorys et al., 2009).
3.2.4. Verbindingen binnen alternatieve netwerken
Wanneer producenten en afnemers een verbinding vormen is er vaak niet alleen sprake van een economische relatie, maar ook een proces van vermaatschappelijking. Het vertrouwen voor dit proces komt onder meer voort uit direct contact tussen producent en afnemer en kan een positieve invloed hebben op de informatieoverdracht rond de productie van voedsel. Het directe contact wordt door De Nooy-van Tol et al. (2010) in drie oplopende typen ingedeeld: (1) kennismaken en meedenken, (2) samenwerken en doen en (3) samen zaken doen. De intensiteit van het contact tussen producenten en afnemers kan verschillend zijn en daardoor ook voor verschillende ervaringen zorgen.
21 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
In het onderzoek van Dekking et al. (2007) wordt de link gelegd met de vijf belevingswerelden die Elands en Lengkeek (2000) onderscheiden. Dit resulteert in tabel 2.
Tabel 2: Ervaringswerelden en voorbeelden van boer-burger verbindingen Belevingswereld
Voorbeelden
Amusement
Boerengolf
Afleiding
Open dag, workshop
Interesse
Rondleiding, website
Vervoering
Vrienden van…, adopteer een koe
Toewijding
Pergola, vrijwilliger worden
Bron: Dekking et al. (2007)
Hoe intenser de relatie tussen producenten en afnemers wordt, des te minder praktische voorbeelden er zijn. Bovenstaande tabel heeft raakvlakken met de drie fasen die Verschuur (in Dekking et al., 2007) onderscheidt in het aangaan van verbindingen. Als eerste fase is er de relatievorming, daarna volgt het
aangaan van een
samenwerkingscontract, om vervolgens in de laatste fase de continuïteit van de verbinding te stimuleren door gezamenlijk doelen te ontwikkelen. De waardering van de verbinding wordt positiever beoordeeld naar mate deze langduriger en intensiever is (Dekking et al., 2007). Naast de ontwikkelingen rond producenten en consumenten is er ook een nieuw middenveld ontstaan rond AVNen. Zo hebben de Land en Tuinbouw Organisatie Nederland (LTO) en Streekeigen Producten Nederland samen een overzichtswebsite van streekproducten opgezet. Speciaal gericht op biologische AVNen, hebben Land & Co en het Centrum Biologische Landbouw (CBL) onder de vlag van Biologica een handboek over directe verkoop uitgebracht. In de Biogids is voor consumenten te zien welke boerderijverkooppunten van biologische producten er zijn, de gids is een product van Bionext. Meer gericht op producenten is de stichting Biologisch Goed Van Eigen Erf, bestaande uit biologische boeren die zich regionaal georganiseerd hebben (Engelen, 2009). Ook supermarkten proberen steeds meer hun duurzaamheidprofiel te verbeteren door bijvoorbeeld het introduceren van huismerk biologische producten. Verder geven
22 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
maatschappelijke organisaties als Wakker Dier informatie over diervriendelijke voedselkeuzes (Brouwer, 2010).
Figuur 2: Streekplein op Biovak 2013
Op de Biovak (vakbeurs voor duurzame landbouw, natuur, voedselkwaliteit en voor ondernemers met smaak) waren diverse aanbieders van biologische streekproducten en nieuwe middenveldpartijen aanwezig.
Vanuit consumenten ontwikkelt zich een onderstroom, waarin diverse motieven voor AVNen samenkomen. Er is meer aandacht voor de kwaliteit van voedsel, er wordt meer toenadering gezocht tot de oorspong van voedsel en voedsel is steeds belangrijker voor de identiteit van de eindgebruiker. Daarnaast zijn er meeromvattende motieven rond het realiseren van een andere voedselvoorziening (bijv. Challies, 2008; Connell et al., 2008; Halloway et al., 2007; Morris en Kirwan, 2010; Renting et al., 2003; Winter, 2003a). Een deel van die ideeën sluiten aan bij de Slow Food Movement, welke is opgericht om traditionele producten en smaken te behouden. De grondlegger, Carlo Petrini komt uit Italië, maar de beweging heeft zich over de hele wereld verspreid. De non-profit organisatie heeft als doel de sociale en ethische kanten van eetgewoontes te behouden. Dit gebeurt door traditionele, gastronomische en historisch of sociaal streekgebonden producten te promoten en producenten te ondersteunen (Immink et al., 2007).
Voorgaand is een beschrijving gegeven van de ontwikkeling van biologische AVNen in Nederland. Gezien de snelheid van deze ontwikkeling en gezien de omvang is er alle
23 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
reden om dit nader te onderzoeken. Om meer greep te krijgen op de ontwikkeling van AVNen, zal er in het volgende hoofdstuk een theoretische verdieping plaatsvinden waarbij het embeddedness concept centraal staat.
24 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
4. Theoretische verdieping: het embeddedness concept Om grip te krijgen op de ontwikkelingen rond AVNen, zullen in dit hoofdstuk theoretische noties met betrekking tot embeddedness worden verbonden met de karakteristieken van deze netwerken. Na de argumentatie voor de keuze van embeddedness als leidend theoretisch concept, zal er een algemene toelichting rond het embeddedness concept gegeven worden en worden achtereenvolgens de sociale, ruimtelijke en ecologische embeddedness beschreven. Per dimensie wordt een koppeling gemaakt naar karakteristieken van AVNen. Daarna wordt kort een aantal kritieken op het embeddedness concept besproken. Het hoofdstuk wordt afgesloten met aandacht voor de transactiekostentheorie en de relatie hiervan met embeddedness en AVNen.
4.1 Waarom embeddedness?
Met het ontstaan van AVNen zijn nieuwe vormen van economische transacties gecreëerd. Doordat deze verweven zijn met zowel economische, sociale, ruimtelijke als ecologische waarden, vraagt de bestudering van deze nieuwe transacties een sociologisch-economische netwerkbenadering. Het embeddedness concept kan inzicht bieden in het effect van sociale structuren op economische activiteiten (Uzzi, 1996, 1999). Door bedrijven te bestuderen binnen hun relationele context, kan meer inzicht verkregen worden in verschillende transactievormen. De netwerken rond een bedrijf kunnen namelijk zorgen voor toegang tot specifieke markten, informatie en hulpbronnen (Gulati et al., 2000). Zo kan een sociale of ecologische bedrijfsorganisatie comparatieve voordelen bieden ten opzichte van een standaard, op de markt gebaseerde organisatie (Uzzi, 1996, 1999). De embeddedness benadering past beter bij het onderzoek van deze scriptie dan andere theorieën die voor de analyse van voedselsystemen gebruikt worden. Zo verschaft de waardeketen benadering niet genoeg inzicht in de rol van consumenten binnen voedselketens. Daarnaast zou de kans groot zijn dat de complexiteit van AVNen en het belang van de invloed van het middenveld met deze benadering onvoldoende recht wordt gedaan (Dicken et al., 2001; Goodman en Dupuis, 2002; Kneafsey, 2010).
25 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
De poststructurele actor-network theorie belicht het ontstaan van menselijke en nietmenselijke actoren vanuit veranderlijke relaties (Bosco, 2006). In deze scriptie ligt de focus echter meer op de economische transacties tussen verschillende menselijke actoren. Daarnaast is de verbinding tussen micro- en macroschaalniveaus, welke van belang is in de actor-network theorie, voor deze scriptie minder relevant (Challies, 2008; Dicken et al., 2001; Lockie en Kitto, 2002). Een meer economische benadering zou gevonden kunnen worden binnen de conventions theorie. Het gebrek aan aandacht voor ecologische waarden binnen sociale netwerken, maakt deze theorie toch minder geschikt voor deze scriptie (Morgan et al., 2006). Voordat er een indeling van de verschillende vormen van embeddedness wordt beschreven, zal eerst kort een overzicht van de achtergrond van dit concept worden gegeven.
4.2 Oorsprong en ontwikkeling van het embeddedness concept De oorsprong van de embeddedness gedachte ligt in het werk van economisch historicus Karl Polanyi (1944). Hij beschrijft dat economieën ingebed in en verweven zijn met niet-economische instituties. Traditionele, niet-markteconomieën komen voort uit nieteconomische instituties en zijn gebaseerd op wederkerigheid en herverdeling. Gedeelde waarden en normen en gemeenschappelijke verbondenheid zijn hierbij belangrijker dan monetaire doeleinden. Tegenover de traditionele niet-markteconomieën, beschrijft Polanyi de moderne markteconomieën, waarbij monetaire doelen juist belangrijker zijn dan niet-economische instituties (Polanyi, 1944). Het gaat hierbij vooral om de motivaties, oriëntaties en houdingen van de betrokken actoren. Deze benadering leidt tot een rijker actor besef dan de benadering vanuit de neoklassieke economie, waarbij winstmaximalisatie als enige motivatie wordt gezien voor economische transacties. Geen markt is geheel vrij van sociale en morele waarden, toch verschilt de mate van invloed van deze waarden op het verloop van markttransacties (Engelen, 2001). Dit sluit aan bij de ideeën van Max Weber, die de vier belangrijkste motieven voor sociaal handelen beschrijft: doelrationeel handelen, waarderationeel handelen, affectief handelen en handelen gebaseerd op traditionele motieven (Verhoeven, 2001). Economische actoren handelen dus vanuit een beperkte rationaliteit en niet als de
26 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
neoklassieke homo economicus. Naast de cognitieve beperking, komt deze beperking ook voort uit collectieve waarden en normen rond economisch handelen (Kirwan, 2004). Granovetter (1985) heeft het embeddedness begrip verder ontwikkeld, met een focus op de sociale netwerken en het sociaal kapitaal dat nodig is om economische transacties te kunnen doen (Engelen, 2001). In de analyse van Granovetter worden persoonlijke relaties tussen actoren binnen markten als cruciaal gezien voor het creëren van vertrouwen en het tegengaan van opportunisme (Granovetter, 1985). Naast de persoonlijke relaties zijn volgens Granovetter ook netwerkstructuren van relaties tussen meerdere actoren van belang (Hess, 2004). De idee van embeddedness wordt vaak, al dan niet expliciet, binnen de analyses van AVNen toegepast. In dergelijk analyses wordt namelijk vaak aandacht besteed aan embeddedness-waarden zoals het ondersteunen van lokale producenten, vertrouwen en samenwerking tussen producenten en consumenten, ecologische productiemethoden en de plaats van productie. Door deze waarden expliciet, met behulp van het embeddedness concept, in acht te nemen bij de analyse van voedselnetwerken, kan inzicht verworven worden in contextafhankelijke besluitvormingcriteria en de kosten en waarden van voedsel (Feagan en Morris, 2009; Hinrich, 2000; Kirwan, 2004). De indeling naar de verschillende invalshoeken van embeddedness die Penker (2006) maakt, kan helpen om de typen en mate van embeddedness van AVNen te analyseren. Er wordt onderscheid gemaakt tussen sociale, ruimtelijke en ecologische embeddedness. Aan de hand van deze indeling zullen de kenmerken van AVNen beschreven worden. 4.3 Sociale embeddedness
De sociale embeddedness biedt inzicht in de context van sociale relaties en de invloed hiervan op economische transacties (Hess, 2004; Murdoch et al., 2000; Uzzi, 1996). Sterke sociale embeddedness kan vertrouwen, verfijnde informatieoverdracht en gedeelde probleemoplossing binnen economische transactie mogelijk maken. Met vertrouwen wordt hier bedoeld dat markpartijen ervan uitgaan dat de ander geen opportunistisch gedrag zal vertonen, dat beide partijen het beste met elkaar voor hebben. Verfijnde informatie gaat om informatie die moeilijk in prijzen of contracten vast te leggen is, deze informatieoverdracht kan zorgen voor een meerprijs voor de producten. Gedeelde probleemoplossing komt voort uit de mogelijkheid om door directe feedback
27 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
problemen op te sporen en deze in overleg op een dynamische manier op te lossen (Dyer en Chu, 2003; Gulati et al., 2000; Uzzi, 1996, 1999; Uzzi en Lancaster, 2004). Vertrouwen of trust is een belangrijk concept binnen sociale embeddedness en omdat het zowel in de theorie rond transactiekosten (zie paragraaf 4.6) als in de theorie rond sociale transacties wordt gebruikt, is een nadere verdieping hier relevant. Volgens Zaheer en Venkatraman (1995) is vertrouwen gebaseerd op drie concepten, namelijk afhankelijkheid, voorspelbaarheid en geloof. Afhankelijkheid refereert aan de verwachting dat elke partij ten gunste van de handelspartner handelt (geen free-riders), voorspelbaarheid gaat over de consistentie van het gedrag van handelspartners en geloof heeft betrekking op de overtuiging dat handelspartners niet opportunistisch handelen in onverwachte situaties. Twee bronnen van vertrouwen zijn belangrijk rond economische transacties. Ten eerste is dat de functie van reputatie. Reputatie wordt gevormd door transacties in het verleden en ontwikkelt zich door de tijd heen. Ten tweede kan vertrouwen ontstaan uit gedeelde waarden en normen tussen handelspartners. Vertrouwen heeft een positieve invloed op de mogelijkheden van handelspartners om op veranderende omstandigheden rond een transactie in te spelen. Communicatie is van belang omdat hiermee informatie rond de transactie en de handelspartners gedeeld kan worden. Persoonlijk contact tussen handelspartijen vergemakkelijkt de communicatie (Young-Ybarra en Wiersema, 1999). Om sociale embeddedness nauwkeuriger te kunnen analyseren, gebruikt Hinrich (2000) de concepten marketness en instrumentalism. Marketness geeft de mate van de relevantie van prijs in een transactie weer. Wanneer er een kleine mate van marketness is, dan zijn non-prijs overwegingen belangrijker in een transactie, dan wanneer er een grote mate van marketness is. Instrumentalism gaat over het doel dat men nastreeft bij het doen van een transactie. Bij een kleine mate van instrumentalism wordt er relatief veel waarde gehecht aan non-economische doelen rond vriendschap, morele overwegingen, verantwoordelijkheid en spiritualiteit. Sociale banden en persoonlijke verbindingen zullen instrumenteel gedrag of de relevantie van prijs nooit geheel vervangen. Dit betekent dat sociale embeddedness er niet voor zorgt dat marktrelaties geheel verdwijnen (Hinrich, 2000). Er ontstaat meestal een combinatie van sociale embeddedness en de zogeheten anonieme arm’s-length relaties (Uzzi, 1996).
28 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
4.3.1 Sociale embeddedness van alternatieve voedselnetwerken
In het licht van AVNen omvat sociale embeddedness sociale banden, vertrouwen, morele waarden en verantwoordelijkheden die van invloed zijn op de transacties binnen deze voedselnetwerken (bijv. Bowen, 2011; Hinrichs, 2000; Feagan en Morris, 2009; Sage en Goldberger, 2012). Deze vorm van embeddedness wordt vaak in verband gebracht met directe verkoopvormen, welke vertrouwen en wederkerigheid kunnen creëren
(Hess,
2004;
Hinrichs,
2000;
Sage
en
Goldberger,
2012).
Door
gemeenschappelijke banden te vormen en sociale relaties te leggen die verder gaan dan anonieme marktrelaties, kunnen daarnaast transactiemotivaties ontstaan die anders zijn dan alleen prijs (Sage, 2003; Sage en Goldberger, 2012). Zo kunnen voor producenten en consumenten, naast het verwerven van inkomen en de aankoop van voedsel, bijvoorbeeld ook het stimuleren van alternatieve voedselproductie en het creëren van vitale gemeenschappen mogelijke doeleinden zijn (Baker, 2004; DeLind, 2002; Lockie, 2009). Diverse kenmerken van AVNen zijn gerelateerd aan sociale embeddedness, namelijk het onderscheidende karakter, de kwaliteitsbeleving en de belangrijkere rol van rechtvaardigheid en eerlijkheid dan in conventionele voedselketens. Wat betreft de economische voordelen, kunnen producenten door het uitschakelen van tussenhandel en de kwalitatieve producten vaak een hogere prijs voor hun producten verwachten. Daarnaast zijn er meer mogelijkheden voor diversificatie in het aanbod. Door de ontwikkeling van nieuwe bedrijfstakken kunnen producenten een niche creëren en via deze monopolistische concurrentie tot op zekere hoogte beschermd zijn tegen (prijs)concurrentie. Daar staat overigens tegenover dat de afzethoeveelheden via AVNen vaak kleiner zijn dan bij reguliere afzetketens (Chiffoleau, 2009; Hinrichs, 2000; Tregear et al., 2007; Marsden et al., 2000; Watts et al., 2005). Consumenten kunnen economische voordelen ondervinden doordat zij vaak van lager geprijsde kwaliteitsproducten kunnen genieten (Hinrichs, 2000; Kneafsey, 2010; Tregear et al., 2007). Op een hoger schaalniveau, namelijk op dat van de lokale gemeenschap, kan de lokale verwerking en verkoop van agrarische producten extra werkgelegenheid opleveren (Watts et al., 2005; Winter, 2003).
29 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
De notie van eerlijkheid binnen AVNen gaat verder dan het verdelen van de opbrengsten over de productieketen, deze beslaat ook het creëren van begrip, respect en vertrouwen tussen producenten en consumenten. Door het opbouwen van een dergelijke band kunnen waarde en betekenis worden gegeven aan het AVN en kan zich een relatie van wederkerigheid ontwikkelen. Ook eerlijkheid richting toekomstige generaties is van belang en krijgt vorm door duurzame productiemethoden te gebruiken (bijv. Roep en Wiskerke, 2006; Sage, 2003; Sage en Goldberger, 2012; Tregear et al., 2007; Watts et al., 2005). Ook kan er een sterkere feedback plaatsvinden rond de voedselproductie dan in conventionele voedselketens. Producenten kunnen hierdoor meer voldoening halen uit de productie van voedsel en beter inspelen op wensen van consumenten dan wanneer er enkel een lineaire relatie is (Chiffoleau, 2009; Sage, 2003).
4.3.2 Kritiek op sociale embeddedness
Het concept van sociale embeddedness is niet ontbekritiseerd gebleven. Tot nu toe veel positiefs over korte en persoonlijke productieketens, dit idee wordt echter niet door iedereen ondersteund. De vooronderstelling dat kortere productieketens bijdragen aan het creëren van vertrouwen tussen producenten en consumenten is volgens Hess (2004) theoretisch zwak onderbouwd. Vertrouwen zou namelijk onafhankelijk van tijd en ruimte zijn, en daardoor niet gebonden aan een bepaalde schaal. Daarnaast geeft samenhang tussen vertrouwen en een toenemende mate van informatiedeling nog niet aan in welke richting die samenhang werkt (Dyer en Chu, 2003). Hinrichs (2003) wijst verder op de negatieve effecten van sociale embeddedness in relatie met specifieke machtverhoudingen. Doordat sociale relaties berusten op historische verhoudingen, en AVNen zich vaak richten op een beperkte groep consumenten, kunnen deze ook uitsluitend werken (Goodman, 2004; Tregear et al., 2007). Wanneer het behoren tot sociale netwerken belangrijker wordt dan de economische consequenties hiervan, kan sociale embeddedness inefficiënt zijn (Gulati et al., 2000; Uzzi en Lancaster, 2004). De economische voordelen en de notie van rechtvaardigheid binnen AVNen gelden niet altijd (Winter, 2003). Er is juist vaak een combinatie van sociale embeddedness en reguliere marktwerking. Zo beschrijft Hinrichs (2000) dat motieven voor boerenmarkt transacties vooral van economische aard zijn, maar dat de sociale
30 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
contacten wel degelijk belangrijk worden gevonden. Juist in een landschap waarin agrarische ondernemers inkomsten zien teruglopen en kosten zien toenemen, is het voor de hand liggend dat hier economische motieven aan ten grondslag liggen (Morris en Buller, 2003; Winter, 2003). De economische effecten voor de betrokken actoren in AVNen zijn echter niet altijd positief. Zo kunnen inkomsten van producenten juist teruglopen doordat afzethoeveelheden afnemen en regionale winkels kunnen hun inkomsten zien afnemen doordat klanten zelf bij de producenten gaan kopen (Tregear et al., 2007). Daarnaast vraagt het vergroten van de sociale embeddedness vaak bepaalde investeringen van een bedrijf, zoals het inrichten van een winkel of het maken van een website, en gaat er enige tijd overheen voordat deze zich terugbetalen in economische voordelen (Uzzi, 1999).
4.4 Ruimtelijke embeddedness
Ruimtelijke embeddedness gaat over het verbinden van productieprocessen met een plek of regio en de gevolgen van deze verbinding voor het verloop van economische transacties. Dit kan in de vorm van een geografisch gebied of een territorium. Deze laatste vorm beslaat een sociaal geconstrueerd gebied, met onderscheidende culturele waarden en instituties (Bowen, 2011).
4.4.1 Ruimtelijke embeddedness van alternatieve voedselnetwerken
Zowel bij de geografische als bij de territoriale embeddedness is er sprake van gebiedsspecifieke kenmerken rond de productie, verwerking of consumptie van voedsel (bijv. Lockie, 2009; Morris en Kirwan, 2011; Sage en Goldberger, 2012; Watts et al., 2005). Deze kenmerken zijn vaak onderdeel van de lokale cultuur en hebben zich in de loop van de tijd ontwikkeld. De verbinding met het lokale kan als alternatief worden gezien voor het mondiale karakter en gebrek aan transparantie over de oorsprong van producten in conventionele voedselketens (Bowen, 2011). De mate van ruimtelijke nabijheid van producenten en consumenten wordt ook wel ingedeeld zoals in figuur 3 staat weergegeven. SFSCs staat hierbij voor Short Food Supply Chans, oftewel: korte
31 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
voedselketens. Naarmate de ruimtelijke schaal groter wordt, neemt de mate van institutionalisering van de voedselketen toe. Figuur 3: Mechanismen voor het uitbreiden van korte voedselketens
Bron: Renting et al. (2003), p399.
In de eerste categorie is de voedselketen op direct contact tussen producent en consument gebaseerd. Producten worden direct van de producent gekocht, zoals bij boerenmarkten, zelfpluk en boerderijwinkels. Ook onbemande stalletjes aan de weg, abonnementen en webwinkels vallen onder de face-to-face variant, terwijl hier vaak geen sprake is van direct contact (Marsden et al., 2000; Renting et al., 2003). Het gaat dan ook niet letterlijk om het directe contact tussen producenten en consumenten, maar meer om het ontbreken van de groothandel als tussenschakel. Door de vaak relatief kleine afstand tussen de producenten en consumenten, kan versheid een belangrijke motivatie zijn voor aankopen binnen dit type AVN (Feagan en Morris, 2009). De tweede categorie beslaat een grotere afstand tussen producenten en consumenten en is gebaseerd op een relatie van nabijheid. In deze categorie zijn vaak tussenschakels betrokken in de vorm van lokale (natuurvoedings-)winkels, restaurants of cateraars. De herkomst van de producten is vaak te zien voor de eindgebruiker (Marsden et al., 2000; Renting et al., 2003). Bij dit type AVN vindt vaak samenwerking plaats tussen producenten van een bepaald gebied of territorium. Wanneer deze groep een gezamenlijke marketing opzet, kan de mobilisatie van de waarden en (historische) betekenissen, die de identiteit van een bepaalde plaats creëren, zorgen voor de ontwikkeling van een niche markt (Bowen, 2011). Vanuit het oogpunt van consumenten
32 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
wordt het stimuleren van lokale boeren vaak geassocieerd met deze vorm van AVNen (Feagan en Morris, 2009). De derde categorie beslaat afzetvormen die verder reiken in afstand dan de vorige twee. Producten worden vaak buiten de productieregio verkocht. Dit kan zelfs internationaal zijn, zoals bij Champagne wijn. Institutionele afspraken rond kwaliteitscodes, labels en keurmerken maken de communicatie tussen producenten en consumenten over grote afstand mogelijk. Hierdoor kunnen de producten met waarden geladen informatie worden gekocht door consumenten, die hierdoor een verbinding met de oorsprong van het product kunnen maken (Marsden et al., 2000; Renting et al., 2003). Dit type AVN valt in de terminologie van Kneafsey (2010) onder ‘regionaal voedsel’. In tegenstelling tot de andere twee categorieën welke onder ‘regionale voedselnetwerken’ vallen. ‘Regionaal voedsel’ beslaat voedsel dat een unieke verbinding met een bepaalde plaats heeft. De Europese Protected Designation of Origin, Protected Geographical Indicator en Appellation d'Origine Protégée zijn hier keurmerken voor (Kneafsey, 2010; Sage, 2003). Overeenkomstig maken Watts et al. (2009) onderscheid tussen zwakke en sterke AVNen. De sterke variant staat voor AVNen die gebaseerd zijn op direct contact of op nabijheid. De verlengde keten behoort tot de zwakke alternatieven. Zwak, omdat de distributie van dergelijke producten vaak via de conventionele ketens verloopt en daardoor slechts in beperkte mate een alternatief voedselnetwerk vormt.
4.4.2 Kritiek op ruimtelijke embeddedness
Critici van de idee van ruimtelijke embeddedness geven aan dat een te grote focus op het lokale kan leiden tot uitsluiting van bepaalde groepen door een soort defensieve, naar binnen gerichte sfeer (Goodman en Dupuis, 2005; Hinrichs, 2003; Winter, 2003a). Ook impliceert ruimtelijk embeddedness niet zonder meer dat er een vertrouwensband tussen producenten en consumenten ontstaat. Verder wordt de dichotomie tussen het lokale en de andere schalen in twijfel getrokken. Schaalniveaus zijn namelijk sociale constructies en van elkaar afhankelijk (Hinrichs, 2003). Zelfs mondiale ketens bestaan uit diverse actoren op verschillende schaalniveaus waartussen vertrouwen en persoonlijke relaties belangrijk zijn (Hess, 2004).
33 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
4.5 Ecologische embeddedness
Ecologische embeddedness staat voor het verbinden van productie, verwerking en consumptie met de lokale ecologische context en de implicaties hiervan voor economische transacties (Morris en Kirwan, 2011; Murdoch et al., 2000). Onder de ecologische context vallen zowel dieren en mensen als het natuurlijke landschap. De ecologische embeddedness beslaat daarmee relaties van mensen met dieren en natuur. De relaties zijn niet alleen van invloed op economische transacties, maar ook op productiemethoden (Morris en Kirwan, 2011). Naarmate transacties een grotere mate van ecologische embeddedness hebben, wordt de kans groter dat er milieuvriendelijke productiemethoden worden gebruikt dan wanneer er geen verbinding is met de lokale ecologische context. Verantwoordelijkheden voor ecologische consequenties van productie en consumptie worden namelijk eerder genomen als deze consequenties nabij en zichtbaar zijn (Murdoch et al., 2000; Penker, 2006).Wanneer er informatieoverdracht plaatsvindt rond de ecologische embeddedness van een product kan dat, al dan via een niche markt, zorgen voor economische meerwaarde van producten (Morris en Kirwan, 2011).
4.5.1 Ecologische embeddedness van alternatieve voedselnetwerken
Binnen AVNen is er vaak een sterkere focus op milieueffecten van de productie en consumptie dan bij conventionele productieketens. Dit kan zijn in de vorm van relatief weinig voedselkilometers of productiemethoden waarbij minder kunstmatige inputs worden gebruikt, zoals in de biologische of biodynamische productie. Gerelateerd hieraan is er binnen AVNen vaak meer aandacht voor dierenwelzijn en het vermijden van genetische modificatie dan bij conventionele productie (bijv. Kneafsey, 2010; Marsden et al., 2000; Morris en Kirwan, 2011; Penker, 2006; Renting et al., 2003; Sage en Goldberger, 2012). Ecologische embeddedness wordt ook wel als tegenhanger gezien voor fast food en de geïndustrialiseerde manier waarop voedsel verwerkt wordt, tezamen met de gerelateerde gezondheidsproblemen onder westerse consumenten (Feagen en Morris, 2009; Pollan, 2008).
34 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
Wanneer consumenten inzicht hebben in de productiemethoden, kan dit zorgen voor een meerprijs voor producenten. Op deze manier levert ecologische embeddedness voor zowel de producent als de consument voordelen op. Consumenten worden immers voorzien in de behoefte naar veilig en milieuvriendelijk voedsel, producenten ontvangen een economische meerwaarde voor de productie (Morris en Kirwan, 2011). Niet alle AVNen onderscheiden zich overigens door ecologische embeddedness. Zo kunnen afstanden die consumenten overbruggen juist toenemen en hoeven productiemethoden niet af te wijken van die van conventionele ketens (Hinrichs, 2003). Producenten kunnen verschillende motieven hebben om een ecologisch embedded productieproces te realiseren. Dit is een continuüm van intrinsieke motieven tot puur commerciële motieven. Biologische productie wordt over het algemeen geassocieerd met ecologische embeddedness, maar dit is niet de enige methode. Zo kunnen producenten ook gebruik maken van andere extensieve productiemethoden en milieumanagement. De manier waarop de communicatie rond de productiemethoden wordt ingevuld en de transacties beïnvloed worden, verschilt per producent. Productverhalen worden op verschillende manieren verteld en hebben effect op de manier waarop het product geframed wordt (Morris en Kirwan, 2011).
4.5 Kritieken op het embeddedness concept
Bij de beschrijving van de drie vormen van embeddedness zijn al kritieken naar voren gekomen op de afzonderlijke vormen. De idee van embeddedness als geheel is ook onderhevig aan kritieken. Zo zou de term te vaag zijn en niet nauwkeurig genoeg gedefinieerd (Bowen, 2011; Hess, 2004; Martin en Sunley, 2001; Uzzi, 1996), worden machtsconcentraties op verschillende schaalniveaus niet genoeg belicht (Bowen, 2011; Goodman, 2004) en wordt er geen aandacht besteed aan de markt zelf (Hinrichs, 2000; Krippner, 2002). Dit geldt ook voor de analyse van de effecten van sociale, ruimtelijke en ecologische embeddedness op de economische transacties. Het is vaak niet duidelijk hoe embeddedness transacties precies beïnvloedt (Bowen, 2011; Morris en Kirwan, 2011; Uzzi, 1996, 1999). Verder worden sociale relaties vaak tegenover marktrelaties geplaatst, terwijl die dichotomie in principe niet juist is. Markten en marktrelaties zijn namelijk ook sociale constructies, gevormd door mensen met bepaalde wereldbeelden
35 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
en onderhevig aan sociale regels (Hinrichs, 2000; Krippner, 2002). Eenzelfde soort redenering geldt voor mondialisering van economische processen. Dit proces wordt vaak met disembeddedness geassocieerd, terwijl er ook nieuwe, transnationale netwerken worden ontwikkeld, waarin persoonlijke relaties en vertrouwen op verschillende schaalniveaus ontstaan (Bowen, 2011; Hess, 2004). Ondanks deze kritieken blijft het embeddedness concept heel bruikbaar voor de analyse van AVNen, mits daarbij wordt uitgegaan van de samenhang en overlap tussen de drie vormen van embeddedness en de dynamische, contextafhankelijke betekenis van het concept (Goodman, 2003; Hess, 2004; Morris en Kirwan, 2011). Om een heldere analyse rond de embeddedness van AVNen te kunnen maken is het van belang in gedachten te houden wie of wat er embedded is, waarin deze actoren precies embedded zijn, in welke mate dit het geval is en wat het effect hiervan is op economische transacties (Bowen, 2011; Hess, 2004; Morris en Kirwan, 2011). Het effect van embeddedness op economische transacties is onder meer afhankelijk van het effect ervan op transactiekosten. In de volgende paragraaf zal de transactiekostentheorie kort worden uitgelegd, waarna de relatie met embeddedness en AVNen belicht wordt. 4.6 Transactiekostentheorie
Het concept van transactiekosten wordt gebruikt om aan te geven dat economische transacties niet kosteloos zijn. Transactiekosten worden ingedeeld in twee categorieën, namelijk ex ante en ex post kosten. In de ex ante categorie vallen onder meer kosten voor contacten zoeken, marketing en contracten opstellen. De ex post beslaan kosten rond toezicht houden, handhaving en transport (Bardhan, 1989; Dyer en Chu, 2003). Transactiekosten worden ook wel omschreven als de middelen die nodig zijn om een markt te laten functioneren (Klaes, 2000). In lijn met de Nieuwe Institutionele Economie, worden transacties als de onderzoekseenheden beschouwd binnen transactiekostentheorie (Barjolle en Chappuis, 2000). De grondleggers van de transactiekostentheorie, Coase (1937) en Williamson (1979), nemen afstand van de notie van perfecte informatie en gelijke capaciteiten om informatie te verwerken, welke vaak als aannames gelden in het neoliberale economisch denken. Volgens hen ontstaat er door een combinatie van onzekerheid en complexiteit in markten een begrensde rationaliteit. Dit betekent dat actoren niet in staat zijn een transactieproces als geheel te
36 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
overzien en dat zij daardoor ook niet in staat zijn om als een rationele homo economicus te handelen. Williamson (1979) ontwikkelde de oorspronkelijke ideeën van Coase (1937) tot de transactiekostentheorie als onderdeel van de Theory of the Firm. Hij beschreef hierbij de keuzes van een bedrijf tussen interne transacties en economische transacties, oftewel; zelf produceren of aankopen. Volgens Williamson (1979) produceren bedrijven vooral zelf wanneer er grote kans op opportunisme is (Gulati et al., 2000; Slater en Spencer, 2000). In de praktijk wordt rekening gehouden met transactiekosten door institutionele afspraken rond productieprocessen te maken. Dit gebeurt meestal in de vorm van contracten waarin transacties gespecificeerd worden en mogelijkheden voor opportunisme zoveel mogelijk worden beperkt. Voor gestandaardiseerde producten werkt dit vaak relatief goed. Deze producten zijn namelijk relatief simpel te beschrijven en op waarde te schatten. Ook contracten zijn daardoor relatief gemakkelijk op te stellen en de producten kunnen vaak opgeslagen worden tot het moment van levering. Hoe specifieker een product of dienst, des te groter de kans op opportunisme is en des te groter de kans dat een bedrijf de productie zelf in handen houdt. Hogere coördinatiekosten van gecompliceerde productieprocessen en versproducten kunnen ook zorgen voor het vermijden van uitbesteding van activiteiten. Toch betekent dit niet dat alle gecompliceerde producten en diensten door middel van verticale integratie gemaakt worden (Gereffi et al., 2005). Om dit nader te kunnen verklaren is het zinvol een verbinding met het embeddedness concept te maken. 4.6.1 Transactiekostentheorie en embeddedness
De oorspronkelijke transactiekostentheorie was gericht op anonieme en afzonderlijke economische transacties. Door de invloed van eerdere transacties en een breder netwerk van relaties in acht te nemen, kan een verbinding worden gemaakt tussen transactiekostentheorie en embeddedness (Gulati et al., 2000; Mäki, 2004; Provan, 1993; Schwens en Kabst, 2009). Wanneer vanuit netwerktheorieën naar transactiekosten wordt gekeken, kunnen motieven van actoren veranderen van directe zelfverrijking naar het streven naar lange termijn relaties met vertrouwen en wederkerigheid. Wanneer er sprake is van een relatief grote mate van embeddedness, wordt de uitwisseling mogelijk
37 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
van producten of diensten die moeilijk in contracten te beschrijven zijn, en waarvoor transactiekosten in theorie erg hoog zouden zijn (Gereffi et al., 2005; Uzzi, 1996). Binnen een netwerk beïnvloedt het gedrag van één actor de resultaten voor alle actoren in het netwerk. Wanneer één bedrijf of persoon binnen het netwerk opportunistisch gedrag vertoont, heeft dit negatieve gevolgen voor alle actoren in het netwerk, inclusief degene die opportunistisch handelde. Door deze afhankelijkheid van elkaar wordt de kans op opportunistisch gedrag minder. Dit effect wordt versterkt doordat actoren in een netwerk eerder geneigd zijn informatie te delen dan wanneer zij zich niet in een netwerk bevinden. Minder risico op opportunistisch gedrag betekent lagere transactiekosten voor opstellen van contracten, monitoren en handhaven. Een kanttekening rond de effecten van netwerken op transactiekosten en daarmee op bedrijfsresultaten is hier op zijn plaats. De relatie kan namelijk ook door een andere variabele worden beïnvloed, namelijk de persoonlijke kenmerken van bedrijfsmanagers. Het zou kunnen zijn dat alleen bedrijfsmanagers die van nature weinig neiging tot opportunistisch gedrag hebben, onderdeel worden van een embedded netwerk (Provan, 1993). Het al dan niet opereren in een netwerk is echter niet de enige factor die transactiekosten kan beïnvloeden. Vertrouwen tussen marktpartijen kan hier ook een belangrijke rol in hebben. Vertrouwen tussen marktpartijen kan op verschillende manieren transactiekosten verminderen. Ten eerste kan het opstellen van contracten vergemakkelijkt worden doordat men ervan uitgaat dat free-riders en opportunistisch gedrag geminimaliseerd zullen worden en doordat dynamische en eerlijke aanpassingen van de transactie mogelijk zijn wanneer marktsituaties veranderen. Ten tweede zullen onderhandelingen efficiënter zijn naarmate beide marktpartijen elkaar meer vertrouwen, doordat verstrekte informatie dan eerder als waar wordt beschouwd (Dyer en Chu, 2003). Ten derde kan een belangrijke rol van vertrouwen opportunistisch gedrag tegengaan door de angst voor reputatieverlies en voor negatieve effecten van sancties van anderen waarmee men een afhankelijkheidsrelatie heeft. Transactiekosten om dit te reguleren kunnen hierdoor dalen (Chiles en McMackin, 1996; Dyer en Chu, 2003; Gulati et al., 2000; Provan, 1993). Ten vierde kunnen ook de kosten voor het omgaan met problemen rond de transactie afnemen wanneer beide partijen het vertrouwen hebben dat ze allebei streven naar eerlijke oplossingen (Dyer en Chu, 2003).
38 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
Kortom, vertrouwen kan ex ante en ex post transactiekosten verlagen doordat bepaalde contracten, welke duur zijn om te ontwikkelen, te implementeren en te controleren, niet nodig zijn (Dyer en Chu, 2003). In meer algemene zin kan gesteld worden dat embeddedness bijdraagt aan het afnemen van asymmetrische informatie binnen een productienetwerk, waardoor onzekerheid rond transacties afneemt, wat vervolgens weer zorgt voor afname in transactiekosten (Chiles en McMackin, 1996; Gulati et al., 2000; Schwens en Kabst, 2009). Met name wanneer transactiekosten een groot deel van de totale kosten beslaan, kan een daling zorgen voor toenemende winstgevendheid van een onderneming. Deze relatie is overigens sterker met betrekking tot de ex post kosten dan de ex ante kosten (Dyer en Chu, 2003; Gulati et al., 2000). In de volgende paragraaf wordt beschreven welke rol transactiekosten binnen AVNen hebben en in hoeverre de relatie tussen embeddedness en transactiekosten van toepassing is op AVNen.
4.6.2 Transactiekostentheorie en alternatieve voedselnetwerken
Binnen de literatuur rond AVNen wordt vrij weinig aandacht besteed aan transactiekostentheorie. Het onderzoek van Zuurbier (1999) naar de waardeketen van vers fruit is hier een uitzondering op. Uit dit onderzoek blijkt dat meer direct contact tussen de verschillende actoren in de keten transactiekosten doet afnemen. Ook Barjolle en Chappuis (2000) beschrijven het afnemen van transactiekosten in AVNen als gevolg van een gemeenschappelijke visie op kwaliteit en vertrouwen, welke beiden zorgen voor een daling in kosten rond onderhandelen en het opstellen van contracten. De toename van de inkomsten voor producenten als gevolg van verbredingactiviteiten, de multifunctionele landbouw, kan ook mede komen door relatief lage transactiekosten. Doordat er bij verbredingactiviteiten gebruik wordt gemaakt van het menselijk, financieel en natuurlijk kapitaal waar het bedrijf al zeggenschap over heeft, komen er vrijwel geen extra transactiekosten bij. Het gaat bij verbreding vaak om een nieuwe combinatie van bestaande kapitaalvormen (Van der Ploeg en Renting, 2000). Aan de andere kant worden juist hogere transactiekosten geassocieerd met AVNen. De transportkosten van AVNen zijn vaak relatief hoog (Renting et al., 2003). Verkoop op boerenmarkten en via Pergola associaties kunnen voor relatief hoge
39 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
transactiekosten zorgen, omdat het leggen en onderhouden van contacten vaak tijdsintensief is. Produceren onder een biologisch keurmerk brengt ook extra (administratie-) kosten met zich mee (Allen et al., 2003; Veen et al., 2010). Door de grote diversiteit in AVNen is het lastig om in algemene zin conclusies te trekken over de hoogte van transactiekosten. Organisatievormen, type producten en de combinatie van diverse afzetkanalen zijn enkele variabelen die van invloed zijn op de transactiekosten. Dit slaat een mooie brug naar een verdere toelichting op de vraagstelling van deze scriptie. Maar niet voordat er een korte conclusie van het theoretisch kader is gegeven.
4.7 Conclusie theoretisch kader
Het embeddedness concept kan inzicht bieden in het effect van sociale, ruimtelijke en ecologische inbedding op economische transacties. De driedeling binnen het concept biedt een mogelijkheid voor het analyseren van AVNen. Sociale embeddedness beslaat sociale banden, vertrouwen en morele waarden die van invloed zijn op economische transacties. Ruimtelijke embeddedness gaat over het verbinden van productieprocessen, verwerking of consumptie met een plek of regio en de gevolgen van deze verbinding voor het verloop van economische transacties. Ecologische embeddedness staat voor het verbinden van productie, verwerking of consumptie met de lokale, ecologische context en de implicaties hiervan voor economische transacties. De mate van embeddedness van economische transacties kan van invloed zijn op de transactiekosten. Transactiekosten zijn de kosten voor het realiseren en voortzetten van economische transacties. Een sterke mate van embeddedness kan transactiekosten doen dalen doordat de kans op opportunistisch
gedrag
en
free-riders
verkleind
wordt,
vertrouwen
tussen
handelspartijen toeneemt en het uitwisselen van informatie vergemakkelijkt wordt.
Vanuit deze theoretische verkenning en het overzicht van het landschap aan AVNen in Nederland worden de hoofd- en deelvragen in het volgende hoofdstuk beschreven.
40 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
5. Onderzoeksvragen In dit onderzoek staat de vraag centraal op welke manieren er alternatieven gevonden worden voor het in het tweede voedselregime ontwikkelde anonieme, homogene en productivistische voedselproductiesysteem. Dit resulteert in de volgende hoofdvraag.
Hoofdvraag: Hoe worden in Nederland alternatieve voedselnetwerken rond biologische, agrarische producten vormgegeven en welke rol speelt embeddedness hierbij?
Met alternatieve voedselnetwerken wordt de verkoop en aankoop van biologische, agrarische consumptiegoederen bedoeld, waarbij de producent de producten direct verkoopt aan consumenten of aan andere actoren, die de producten al dan niet verwerken en dan aan de eindgebruiker aanbieden. Cruciaal hierbij is dat de reguliere groothandel niet ingeschakeld wordt. Embeddedness verwijst naar de sociale, ecologische en ruimtelijke inbedding van economische transacties. Het type en de mate van embeddedness worden onderzocht, net als de manieren waarop embeddedness gerealiseerd wordt en de effecten die het heeft op onder meer de kosten en opbrengsten binnen de AVNen. Om de complexiteit van de hoofdvraag te kunnen overzien, zal deze aan de hand van onderstaande deelvragen beantwoord worden.
Deelvraag 1: Welke vormen van biologische alternatieve voedselnetwerken zijn er en welke karakteristieken hebben deze?
Voor de te onderscheiden AVNen gelden de EKO-certificering en het mijden van de reguliere groothandel als uitgangspunten. Met karakteristieken worden kenmerken van de betrokken actoren en van de verhandelde producten bedoeld. Het gaat dan onder meer om bedrijfskenmerken van de producenten, type afnemers, productprijzen en kenmerken, omzethoeveelheden en transactiekosten. Daarnaast wordt ook aandacht besteed aan de rol van het middenveld, oftewel; actoren die niet afzetten aan of afnemen van AVNen, maar die hier wel invloed op hebben.
41 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
Deelvraag 2: In welke mate zijn alternatieve voedselnetwerken sociaal, ecologisch en ruimtelijk embedded?
Deze deelvraag wordt beantwoord aan de hand van drie hypotheses: -
Hypothese 1: Actoren binnen AVNen hebben verschillende motieven, die zich vertalen in verschillende typen en mate van embeddedness. Voortbouwend op de ideeën van marketness en instrumentalism wordt bij deze hypothese onderscheid gemaakt tussen motieven die vooral op een gunstige prijs zijn gebaseerd en motieven die niet op prijzen zijn gebaseerd. Deze laatste worden vervolgens ingedeeld naar de embeddedness dimensies. Afhankelijk van het belang dat de respondenten aan de motieven geven, wordt de mate van embeddedness bepaald.
-
Hypothese 2: Verschillende factoren onderscheiden de producten binnen AVNen van die van reguliere afzetketens en dit vertaalt zich in verschillende typen en mate van embeddedness. De factoren die als onderscheidend worden gezien zeggen wat over de motieven van de actoren en geven aan wat zij belangrijk vinden op productniveau. Door de onderscheidende productkenmerken in te delen naar embeddedness dimensies wordt ook hier per dimensie een mate van embeddedness gecreëerd.
-
Hypothese 3: Verschillende soorten verbindingen tussen actoren binnen AVNen dragen bij tot verschillen in de mate van sociale embeddedness. Er wordt een indeling gemaakt van de typen verbindingen, waarbij de verbinding per stap sterker wordt. De verbindingen zijn: mee praten (direct contact),
meedenken,
meewerken
en
meedragen.
Door
middel
van
wegingsfactoren, waarbij de sterkere verbindingen zwaarder wegen, wordt een cijfer voor de mate van sociale embeddedness geconstrueerd.
Voor de hypotheses 1 en 2 wordt de eerder beschreven indeling van embeddedness gehandhaafd. Sociale embeddedness gaat vooral om vertrouwen tussen actoren binnen de AVNen, informatieoverdracht en samenwerking. Ecologische embeddedness gaat
42 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
onder meer om het belang van milieuvriendelijke productiemethoden bij transacties binnen AVNen en de manier waarop de actoren betrokken zijn bij het productieproces. Wat betreft de ruimtelijke embeddedness wordt vooral gekeken naar het effect van plaats- of regiospecifieke kenmerken op de transacties binnen AVNen.
Deelvraag 3: Welke gevolgen heeft embeddedness voor de transactieprocessen binnen alternatieve voedselnetwerken?
Deze deelvraag wordt beantwoord aan de hand van vijf hypotheses: -
Hypothese 1: Hoe groter de mate van embeddedness, des te minder belangrijk zijn economische motieven voor het aangaan van een AVN. Hier wordt ook voortgebouwd op de ideeën van marketness en instrumentalism. Als de mate van embeddedness toeneemt wordt verwacht dat de sociale, ecologische en ruimtelijke motieven relatief belangrijker worden.
-
Hypothese 2: Hoe groter de mate van embeddedness, des te hoger de productprijzen. Alle drie de dimensies van embeddedness kunnen een meerwaarde creëren voor de producten binnen AVNen. Extra beleving door contact met de producent, regionale waarden of milieuvriendelijke productie kunnen door middel van embeddedness zichtbaar worden, waardoor afnemers bereid zijn om meer voor de producten te betalen.
-
Hypothese 3: Hoe groter de mate van embeddedness, des te lager de transactiekosten. Doordat embeddedness voor vertrouwen zorgt, vaak gepaard gaat met direct contact en de kans op opportunisme doet afnemen, kan dit een negatief effect hebben op de hoogte van de transactiekosten.
43 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
-
Hypothese 4: Hoe groter de mate van embeddedness, des te hoger het ondernemersinkomen. Deze hypothese wordt alleen met betrekking tot de producenten getest en is gebaseerd op de idee dat productprijzen van transacties met een grote mate van embeddedness
vaak
hoger
liggen
dan
in
niet-embedded
transacties.
Gecombineerd met lagere (transactie)kosten kan dit zorgen voor een hoger ondernemersinkomen. Deze verwachting wordt versterkt doordat in eerder onderzoek is gebleken dat een hoger ondernemersinkomen een belangrijk motief is voor het aangaan van een AVN. Aan de andere kant zijn ook de hogere (investerings)kosten en een lange opstarttijd van AVNen bekend.
-
Hypothese 5: Hoe groter de mate van embeddedness, des te groter de omzet. Deze hypothese wordt ook alleen met betrekking tot de producenten getest. Embeddedness kan voor afzetzekerheid zorgen doordat het de kans op een lange termijn relatie met de afnemers vergroot. Wanneer de afzethoeveelheid constant blijft, de productprijzen toenemen en de kosten gelijk blijven of afnemen, kan dit zorgen voor omzetstijging.
Voordat er overgegaan wordt tot het beantwoorden van de hoofd- en deelvragen, worden eerst in het volgende hoofdstuk de onderzoeksmethoden besproken. Figuur 4: Bord bij productietuin producent
Door het open karakter rond de productietuin, kunnen afnemers zich gemakkelijk verbonden voelen met de producent.
44 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
6. Methodologische verantwoording In dit hoofdstuk worden de onderzoeksmethoden beschreven en wordt de kwaliteit van dit onderzoek onderzocht. Achtereenvolgend komen aan de orde: dataverzameling, analyse, betrouwbaarheid, validiteit en beperkingen.
6.1 Onderzoeksmethoden
Omdat dit onderzoek enerzijds gericht is op het overzicht van Nederlandse AVNen en anderzijds op verdieping rond achterliggende waarden en betekenissen voor betrokken actoren, zijn zowel kwantitatieve als kwalitatieve methoden toegepast. Beide onderzoeksmethoden worden nader beschreven.
6.1.1 Dataverzameling
Na een theoretische verdieping is eerst materiaal over AVNen verzameld door middel van enquêtes, vervolgens zijn interviews gehouden. De onderzoekseenheden zijn de AVNen waarin biologische, agrarische producten worden verhandeld. Er is voor biologische producten gekozen omdat deze vaker dan gangbare producten verhandeld worden via een AVN. De diversiteit aan AVN-vormen en betrokken actoren is binnen de biologische sector al erg groot, maar zou nog stukken groter zijn wanneer ook gangbare producten in het onderzoek betrokken zouden zijn. Hoe groter de diversiteit, des te moeilijker het vaak is om algemene trends of lijnen in de verkregen data te ontdekken en algemeen geldende uitspraken te doen over de onderzoeksgroep. Er is daarnaast voor de biologische sector gekozen omdat deze als koploper in innovatie en ontwikkeling van nieuwe netwerken gezien wordt (Teenstra, 2004).
6.1.1.1 Enquêtes
Er zijn drie verschillende online enquêtes gemaakt; voor de producenten (zie bijlage 1), voor afnemende ondernemingen (zie bijlage 2) en voor consumenten (zie bijlage 3). Voorafgaande aan het opstellen van de vragen zijn verkennende interviews gehouden in mijn eigen netwerk van biologische producenten en afnemers en ook met Noorse
45 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
biologische producenten die hun producten via een AVN afzetten. Noors omdat dit het land is waar ik heb meegewerkt op biologische agrarische bedrijven. Vanuit deze interviews en de theoretische verkenning zijn onderwerpen geselecteerd die van invloed zijn
op
de
vormgeving
van
AVNen.
Deze
onderwerpen
zijn
vervolgens
geoperationaliseerd aan de hand van de theoretische verdieping en eerder onderzoek naar AVNen en multifunctionele landbouw in Nederland (Biologica, 2006; Immink en Van der Kroon, 2006; Sage, 2012; Sage en Goldberger, 2012; Venema et al., 2012; Visser at al., 2010). Om te bekijken of de enquêtevragen wat betreft terminologie en logica klopten, zijn deze voorgelegd aan een biologische, agrarische producent en aan een onderneming die producten direct van de producent koopt. Voor de contactgegevens van producenten en afnemende ondernemingen zijn diverse verzamelsites van AVNen vergeleken. Op de site van de Biogids (Biogids, z.j.) bleken de meeste contactgegevens van producenten en afnemende ondernemingen te staan. Via deze site zijn in totaal 380 producenten en 230 afnemende bedrijven gemaild. Contactgegeven van consumenten zijn verzameld op twee biologische boerenmarkten in Amsterdam. Er is voor deze manier gekozen omdat er geen verzamelsite van consumentengegevens bestaat. Op een boerenmarkt bieden relatief veel verschillende producenten hun producten aan, waardoor kon worden vermeden dat de antwoorden van de consumenten over één of enkele aanbieders zouden gaan. In totaal zijn 25 boerenmarktbezoekers gemaild. Na een week is een herinnering gestuurd naar alle respondenten die niet hun e-mailadres hadden ingevuld in de online enquête. Naast de directe mailing van de enquêtes is een oproep voor het invullen van de enquête geplaatst in het digitale Biojournaal (Biojournaal, 2012). De link naar deze oproep is vervolgens door mij en anderen via diverse sociale media verspreid en is onder meer geplaatst op de Facebook pagina van de Youth Food Movement en als discussieonderwerp op Linkedin. Op die manier kon ook een bredere groep consumenten bereikt worden dan alleen de Amsterdamse boerenmarktbezoekers. In totaal hebben 110 producenten, 41 afnemende ondernemingen en 32 consumenten de enquête (grotendeels) ingevuld. Het precieze aantal respondenten is per onderdeel aangegeven.
46 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
6.1.1.2 Interviews
Er zijn interviews gehouden met drie producenten, drie afnemende ondernemingen, een consument en drie experts (zie bijlage 4). De interviews hadden een semigestructureerde vorm, waarbij een aantal vaste vragen is gesteld, waarvan de antwoorden bepalend waren voor de doorvraag keuzes (zie bijlage 5). Op deze manier werd de geïnterviewden een bepaalde mate van vrijheid geboden, om zo te ontdekken wat voor hen persoonlijk belangrijk was. Door de vaste vragenstructuur is ervoor gezorgd dat de benodigde antwoorden verkregen werden en de interviews tot op zekere hoogte vergelijkbaar waren. De vragen waren gebaseerd op de resultaten van de enquête en gericht op verdieping rond de onderwerpen die in de enquête aan de orde waren gekomen. Ter controle en mogelijke verbeteringen zijn de interviewvragen en onderwerpen, net als de enquêtes, besproken met actoren binnen AVNen. De respondenten voor de interviews zijn op twee manieren gevonden. De producenten en afnemers die de online enquête hadden ingevuld, zijn per e-mail gevraagd of zij bereid waren een verdiepend gesprek te voeren. Uit de reacties op deze e-mail is vervolgens de selectie van respondenten voortgekomen. Deze is gebaseerd op het streven naar een zo groot mogelijke diversiteit in type producenten, type afnemers en vormen van AVNen. Hierdoor werd de kans vergroot dat er recht wordt gedaan aan de diversiteit binnen AVNen. Wat betreft de experts is een andere weg bewandeld. Twee van hen hebben contact met mij opgenomen naar aanleiding van de oproep in het Biojournaal. De derde expert heb ik zelf benaderd omdat deze persoon betrokken is bij diverse onderzoeken naar AVNen. Bij de keuzes van de experts is ook gestreefd naar een zo groot mogelijke diversiteit om zo het verschil in inzichten te vergroten. Er zijn zowel experts vanuit de alternatieve landbouw, als de meer conventionele landbouw bij het onderzoek betrokken. Hiermee is geprobeerd tunnelvisie rond AVNen te voorkomen en ook aandacht te besteden aan kritische geluiden. Door het beperkte aantal interviews bestaat de kans dat, ondanks de anonieme verwerking, respondenten herkend worden in de antwoorden. Daarom is specifiek toestemming gevraagd voor het openbaar maken van de lijst met geïnterviewden en het gebruik van de foto’s van de bedrijven van de respondenten.
47 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
6.1.2 Analyse
6.1.2.1 Enquêtes
De resultaten van de online enquêtes zijn verwerkt in SPSS. Hiermee zijn frequentietabellen gemaakt en indelingen naar embeddedness dimensies. Daarnaast is een clusteranalyse gedaan om zo ideaal typische AVNen te creëren met overeenkomstige kenmerken en mate van embeddedness. Door gebrek aan eenduidig resultaat hiervan, zijn op andere manieren indelingen naar embeddedness dimensies gemaakt. Voor de producenten, consumenten en de afnemende ondernemingen zijn embeddedness cijfers gecreëerd. De motieven om een AVN aan te gaan, de productonderscheidende kenmerken en de typen verbindingen dienden hierbij als uitgangspunten. Deze drie zijn gekozen omdat hierin de drie dimensies van embeddedness vertegenwoordigd zijn en de mate van inbedding erin terug te zien is. Voor de motieven is de vijfpuntsschaal vertaald in een cijfer van embeddedness voor de drie dimensies. Hierbij is geen weging tussen de motieven toegepast. Ook op basis van de productonderscheidende kenmerken is per embeddedness dimensie een cijfer geconstrueerd. Hierbij zijn alle kenmerken even zwaar meegeteld. Dit was een ja/nee vraag, waardoor de cijfers in mindere mate vergelijkbaar zijn met die van de op de vijfpuntsschaal gebaseerde embeddedness waarden. Tot slot is aan de hand van de vijfpuntsschaal van de verbindingen een sociaal embeddedness cijfer geconstrueerd. Hierbij is wel een weging toegepast, gebaseerd op de verbindingsladder. Meedragen (mee investeren) is vermenigvuldigd met vier, meewerken met drie, meedenken met twee en mee praten (direct contact) met één. Door het gebruik van de weging is geprobeerd de verschillende mate van intensiteit tussen de verbindingstypen mee te nemen in het totaal cijfer van sociale embeddedness. Bij alle drie de samengestelde embeddedness cijfers is de dimensie-indeling gebaseerd op eerder onderzoek naar AVNen en de theoretische verdieping rond embeddedness. Hierbij moet wel in gedachte worden gehouden dat deze indeling geen afgeschermde groepen variabelen bevat, maar dat persoonlijke invulling en context van invloed zijn op de betekenis voor de betrokken actoren en dat er overlap en samenhang kan bestaan tussen de dimensies.
48 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
6.1.2.2 Interviews
De interviews zijn allemaal opgenomen, zodat ze na afloop uitgeschreven konden worden zonder dat er data verloren zouden gaan. De verschillende onderdelen van de interviews zijn vervolgens anoniem per onderzoeksvraag opgedeeld. Daarna zijn per respondentengroep binnen de onderzoeksvragen tabellen gemaakt van de verschillende concepten, waarbij zoveel mogelijk de embeddedness indeling is aangehouden. Op die manier werden overeenkomsten, tegenstellingen en lijnen in de antwoorden van de diverse interviews zichtbaar.
6.2 Kwaliteit van het onderzoek
Om de kwaliteit van dit onderzoek te belichten worden de betrouwbaarheid en de validiteit onderzocht.
6.2.1 Betrouwbaarheid
Een onderzoek is betrouwbaar als de resultaten consistent en stabiel zijn. Hierbij zou het opnieuw uitvoeren van het onderzoek, eventueel door een andere onderzoeker, vergelijkbare resultaten moeten opleveren. Om de betrouwbaarheid van dit onderzoek te bevorderen is geprobeerd de invloed van de onderzoeker op de dataverzameling en analyse zoveel mogelijk te beperken. Bij de enquêtes was dit gemakkelijker dan bij de interviews omdat er bij het invullen van de enquêtes geen interactie was met de onderzoeker, terwijl bij de interviews de keuzes van de onderzoeker van invloed waren op het verloop van het gesprek. Elke onderzoeker interpreteert de wereld vanuit eigen beelden van de (sociale) werkelijkheid en een andere onderzoeker zou net andere dingen kunnen waarnemen (Reed, 2010). Wat wel mogelijk is, is het zo zorgvuldig mogelijk beschrijven van de onderzoeksprocedure, wat in dit onderzoek geprobeerd is (Michael, 2002). Wat betreft de respondenten kan het zijn dat juist diegene die positieve ervaringen hebben met AVNen eerder bereid zijn geweest deel te nemen aan het onderzoek dan actoren die hier minder positief over zijn. Mensen zijn immers meer
49 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
geneigd over iets te praten als ze enthousiast zijn, dan wanneer dit niet het geval is. Verder kan de achtergrond van de onderzoeker van invloed zijn geweest op de selectie van respondenten. Het afkomstig zijn van een biodynamische boerderij die betrokken is in een AVN, kan ervoor hebben gezorgd dat mensen die een positief beeld van die boerderij hebben, eerder geneigd waren mee te werken aan het onderzoek (Bryman, 2008). Uit de interviews bleek inderdaad dat de meeste respondenten de herkomst van de onderzoeker kenden; hun mening over deze boerderij is niet duidelijk naar voren gekomen.
6.2.2 Validiteit
Een onderzoek is valide als de resultaten geldige uitspraken over het onderzochte fenomeen mogelijk maken. Hierbij is het van belang dat de antwoorden van de respondenten (zowel in de enquêtes als in de interviews) ook daadwerkelijk iets zeggen over de concepten die als uitgangspunt dienen voor dit onderzoek (Bryman, 2008). Om de validiteit te vergroten zijn bij beide onderzoekrondes de vragen en analyses zoveel mogelijk op de theorie en voorgaand onderzoek gebaseerd. Daarnaast zijn de vragen voorgelegd aan, en besproken met actoren binnen AVNen (Hegelund, 2005). Onduidelijkheden rond begrippen konden tijdens de interviews toegelicht worden. Bij de enquêtes was een dergelijke toelichting niet mogelijk. Het is dan ook niet duidelijk of de grote mate van rationaliteit rond bijvoorbeeld de motieven, realistisch is. Dergelijke keuzes zijn vaak maar voor een beperkte mate rationeel en doordacht. Daarnaast is het moeilijk in te schatten hoe belangrijk een motief voor iemand is in verhouding tot alle keuzes die gemaakt worden. Er wordt naar motieven gevraagd die misschien al geruime tijd geleden tot het ontstaan van een AVN hebben geleid. Vragen over beweegredenen in het verleden kunnen minder valide zijn dan vragen over het heden. In de interviews bleek echter dat de motieven niet erg veranderen in de loop van de tijd. Dit probleem zal dan ook niet voor grote vertekeningen hebben gezorgd (Bryman, 2008). Een andere moeilijkheid bij het onderzoeken van embeddedness is het vatten van persoonlijke ervaringen rond verbindingen in enquêtevragen. Om het verschil in verbindingstypen mee te nemen in het opstellen van het embeddedness cijfer, is de
50 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
eerder besproken weging toegepast. Hierbij is bewust een grote diversiteit aan variabelen van verschillende aard rond het ‘direct contact’ verbinding type in de enquête verwerkt. Hieronder vallen ook meer gevoelsmatige verbindingen als vertrouwen en elkaars drijfveren kennen, terwijl het niet vanzelfsprekend is dat producenten en afnemers hierbij direct contact hebben. Dat geldt ook voor bijvoorbeeld het ontvangen van informatie over het bedrijf van de producent. Het label ‘direct contact’ moet dan ook breed worden opgevat en dient vooral om het verschil met meedragen, -werken en denken aan te geven. Met het oog op het verschil in ervaringen van de diverse verbindingen die onder het label ‘directe contact’ vallen, is er binnen deze groep geen weging toegepast (Bryman, 2008). Om de onderzoeksresultaten in perspectief te kunnen plaatsen met kenmerken van reguliere afzetketens, zijn productprijzen, kosten en opbrengsten van AVNen in vergelijking met reguliere afzetkanalen onderzocht. Wanneer actoren geen ervaring hebben met reguliere kanalen is een dergelijke vergelijking natuurlijk moeilijk. Toch is ervan uitgegaan dat zij hier een inschatting van konden maken door kennis van de sector en contact met andere producenten. De mogelijke negatieve impact van deze keuze op de interne validiteit weegt niet op tegen de waarde van het in perspectief kunnen plaatsen van de onderzoeksresultaten. Bij veel enquêtevragen is gebruik gemaakt van de Linkerdschaal ter bevordering van het gemak bij het invullen en de verwerking van de antwoorden. Een nadeel van deze schaalverdeling is dat deze eigenlijk niet vertaald kan worden naar een rangorde van cijfers. De afstand tussen de verschillende schalen is immers niet voor elke respondent even groot. Een ander nadeel is dat de kans bestaat dat de extremen gemeden worden, waardoor een vertekend beeld kan ontstaan, waarbij de middelste drie opties van de vijfpuntsschaal relatief vaak voorkomen. Bij het testen van de hypotheses zijn verschillende variabelen samengevoegd tot embeddedness cijfers. Hierbij is, met uitzondering van de verbindingstypen, geen weging toegepast. Alle variabelen zijn dus even zwaar meegerekend. Het kan zijn dat in werkelijkheid sommige motieven en productonderscheidende kenmerken belangrijker zijn dan andere. Door op drie verschillende manieren embeddedness cijfers te construeren, is geprobeerd de interne validiteit te vergroten. De kans dat vertekeningen zouden opvallen, werd hiermee vergroot. Hierbij is wel in gedachte gehouden dat het vergelijken van de drie embeddedness cijfers door het verschil in opbouw beperkt
51 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
mogelijk is (Bryman, 2008). De keuzes om de Linkerdschaal variabelen te vertalen in cijfers en het samenvoegen van variabelen tot maten van embeddedness zijn het gevolg van afwegingen tussen gedetailleerde informatie en het creëren van overzicht. Zonder onrecht te doen aan de complexiteit van de data is geprobeerd deze te vertalen naar een leesbaar en overzichtelijk verhaal. Op die manier is de kans vergroot dat dit onderzoek kan bijdragen aan het publieke debat (Murphy, 2006). Dan nu de externe validiteit, oftewel in hoeverre de resultaten van dit onderzoek ook gelden voor AVNen die niet bij het onderzoek betrokken waren. Hiervoor is er een verschil tussen de enquête- en interviewresultaten. De enquêtes zijn door vrij veel respondenten ingevuld, dit blijft echter een kleine groep van het geheel aan betrokkenen bij AVNen. De grote mate van diversiteit aan AVNen bemoeilijkt ook de beoordeling van de externe validiteit. Desalniettemin kan er van worden uitgegaan dat de enquêteresultaten wel degelijk bijdragen aan een beeld van de biologische AVNen in Nederland, immers ruim 22% van de producenten in de Biogids heeft de enquête volledig ingevuld. Daarnaast bleken de bedrijfskenmerken van deze groep aardig overeen te komen met resultaten van andere onderzoeken op dit gebied. Verder is er een aantal logische samenhangen tussen bedrijfsgrootste en omzet met goed resultaat getest. Wat betreft de afnemers was de respons een stuk lager, waardoor de externe validiteit kleiner is. Met uitzondering van de instellingen waren wel alle soorten afnemers vertegenwoordigd. De interviews met de producenten en afnemers zijn enkel geldend voor de des betreffende AVNen. Deze zeggen in principe niets over andere AVNen, maar kunnen wel bijdragen aan het beeld van de diversiteit aan AVN-vormen en helpen de enquêtes verder te interpreteren. Voor de expertinterviews geldt niet de beperking tot een bepaald AVN. Deze gesprekken hebben dan ook geholpen om de generaliseerbaarheid van de onderzoeksresultaten te vergroten. Overigens zijn de interviews niet ingezet om een totaal beeld van de biologische AVNen in Nederland te creëren. De intentie van het kwalitatieve deel is meer het begrijpen en verdiepen van de relaties binnen de onderzochte AVNen (Bryman, 2008).
52 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
6.2.3 Beperkingen
Beperkte tijd en middelen hebben ervoor gezorgd dat er binnen dit onderzoek keuzes zijn gemaakt die de kwaliteit en impact ervan nadelig hebben beïnvloed. De keuze om alleen biologische AVNen in het onderzoek te betrekken is een van de belangrijkste beperkingen. Zowel in de opmerkingen bij de enquêtes als in de interviews kwam regelmatig naar voren dat ook niet-biologische AVNen onderwerp van onderzoek zouden moeten zijn. De biologische landbouw is slechts een klein deel van de totale landbouw in Nederland. Het eerder genoemde argument rond de innovatieve kracht van de biologische sector kan er wel voor hebben gezorgd dat door deze keuze juist de vernieuwende mogelijkheden rond AVNen expliciet zichtbaar zijn geworden. Een andere beperkende keuze is die van het aantal respondenten dat bij de interviews betrokken was en dat de enquêtes invulde. Vooral de groep afnemers die de enquêtes invulde was in vergelijking met de producenten vrij klein. Mede door de diversiteit aan type afnemers zou een grotere groep respondenten meer inzicht hebben gegeven. Allicht dat dit ook geleid zou hebben tot meer significante samenhangen bij het testen van de hypotheses. Wat betreft de interviews, heeft de verdieping rond betekenissen en gevoel, die moeilijk in enquêtes te verwerken is, maar bij een klein aantal actoren plaatsgevonden. De grote mate van betrokkenheid en visie van de geïnterviewden heeft er wel voor gezorgd dat de verkregen inzichten breed zijn. De grote mate van diversiteit in AVN-vormen heeft deze verdieping overigens wel bemoeilijkt (Bryman, 2008). De keuzes rond de onderzoeksmethoden zijn het gevolg van het streven om te komen tot een zo goed mogelijke beschrijving van een relatief veel voorkomend fenomeen en tegelijkertijd ook zorg te dragen voor de nodige verdieping t.a.v. de precieze werking van de verschillende vormen van dit fenomeen.
In de volgende drie hoofdstukken worden de resultaten van het onderzoek beschreven.
53 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
7. Beschrijving van biologische alternatieve voedselnetwerken Deelvraag 1: Welke vormen van biologische alternatieve voedselnetwerken zijn er en welke karakteristieken hebben deze?
Deze deelvraag wordt beantwoord met een combinatie van de enquêteresultaten en inzichten vanuit de interviews.
7.1 Actoren binnen alternatieve voedselnetwerken
7.1.1 Producenten
De producenten, die de enquêtes invulden, zetten hun producten via verschillende soorten AVNen af (zie bijlage 6). De directe AVNen worden het meest gebruikt, dragen het meeste bij aan de omzet van producenten en worden over het algemeen belangrijker gevonden
dan
de
indirecte
AVNen.
Boerderijwinkels,
levering
aan
natuurvoedingswinkels en verkoop op boerenmarkten komen respectievelijk het meeste voor. Levering aan hotels en zorginstellingen wordt het minst gebruikt. De indeling naar typen ANVen komt deels overeen met de resultaten van een inventarisatie van multifunctionele landbouw (zowel gangbaar als biologisch). Ook in dat onderzoek is de verkoop via boerderijwinkels de meest voorkomende AVN-vorm die het meeste opbrengt en genereren boerenmarkten een hogere omzet dan de verkoop aan streekwinkels of instellingen. Uit het onderzoek naar multifunctionele landbouw blijkt echter ook dat verkoop via een stand aan de weg meer voorkomt dan levering aan streekwinkels of instellingen (Venema et al., 2012). Dat is in deze sample juist niet het geval. Allicht dat het verschil in definitie, tussen ‘verkoop langs de weg’ en ‘onbemande stand’ heeft bijdragen aan dit verschil.
54 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
Figuur 5: Kraampje bij producent
Een van de producenten biedt producten aan via een internetwinkel en klanten kunnen hun bestelling ophalen in het kraampje op het erf. Doordat de klanten de producten ophalen, ervaren ze het bedrijf van de producent en kan de embeddedness toenemen. Dit is afhankelijk van de mate waarin er contact is met de producent.
In tabel 3 (volgende pagina) zijn kenmerken van de producenten en hun bedrijven weergegeven. Ondanks de vrij grote spreiding geeft dit onder meer een beeld van de levensfases en de groottes van de bedrijven. In bijlage 7 is te zien welke bedrijfstakken de producenten hebben.
55 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
Tabel 3: Kenmerken producenten en hun bedrijven Kenmerk
Gem.
Mediaan
Min.
Max.
Aantal jaren bestaan bedrijf (n=71)
26
20
1
150
Aantal jaren respondent werkzaam (n=71)
19
19
1
40
Aantal jaren bestaan AVNen (n=79)
13
11
1
37
Aantal hectaren (n=71)
41
14
0.5
750
Aantal FTE* werkzaam (n=73)
4
2
<1
20
Totale jaaromzet in euro's (n=55)
237.802
100.000
40.000
1.500.000
Bijdrage neveninkomsten
25%
25%
2%
70%
% belangrijkste AVN van totale omzet (n=77)
51%
50%
5%
100%
% alle AVN en van totale omzet (n=72)
63%
73%
2%
100%
(bij 37% het geval) (n=20)
*FTE =fulltime-equivalent, werkweek van 38 uur
Gemiddeld genomen bestaan de bedrijven van de producenten 26 jaar, waarvan de respondenten het grootste gedeelte, namelijk 19 jaar, werkzaam zijn op het bedrijf. De AVNen bestaan gemiddeld 13 jaar. De bedrijven zijn gemiddeld 41 hectaren groot, dat is bijna 20 hectaren onder het gemiddelde biologische bedrijfsoppervlakte in 2011 (CBS, 2011). In vergelijking met multifunctionele bedrijven ligt het gemiddelde juist 10 hectaren hoger (Veen et al., 2012). Omdat de mediaan vrij ver onder het gemiddelde ligt, is de kans groot dat een aantal uitschieters voor een naar boven toe vertekend beeld zorgt. De bedrijven van de producenten bieden werkzaamheden voor gemiddeld 4 fte. Dit is hoger dan het landelijk gemiddelde van 2 fte in 2011 (CBS, 2011) en ook hoger dan het gemiddelde onder de multifunctionele bedrijven (Veen et al., 2012). Er zijn dus relatief veel mensen aan het werk, of men maakt relatief lange werkdagen, op de bedrijven die onderdeel zijn van deze sample. Ook hier geldt dat er een vrij groot verschil tussen het gemiddelde en de mediaan is en dat daardoor de kans groot is dat het gemiddelde naar boven toe vertekend is. Desalniettemin worden AVNen wel gekenmerkt door een relatief arbeidsintensief karakter (Van Boxtel en Schlaman, 2008; Veen et al., 2012). De totale omzet van de bedrijven ligt vrij ver uiteen. Gemiddeld bedraagt deze €237.802, maar met een mediaan van €100.000 en zeer uiteenlopende minimum en
56 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
maximum, kan er niet al te veel waarde aan dit gemiddelde worden gehecht. In 37% van de gevallen zijn er neveninkomsten van buiten het bedrijf, deze zorgen gemiddeld voor 25% van de totale inkomsten. De belangrijkste AVN-vorm genereert gemiddeld 25% van de totale omzet. Alle AVNen bij elkaar zijn gemiddeld goed voor 63% van de totale omzet. In vergelijking met het onderzoek naar multifunctionele bedrijven ligt dit percentage vrij hoog, uit dat onderzoek bleek namelijk dat bij bijna driekwart van de bedrijven de verbredingsactiviteiten minder dan 50% van de omzet beslaan (Veen et al., 2012). Als controle is gekeken hoe de hectares, fte’s en omzethoeveelheden van de producenten onderling samenhangen. Dit blijkt significant positief te zijn voor bedrijfsgrootte (in hectaren en in fte’s) en bedrijfsomzet (zowel als geheel als van AVNen). Dit is een logisch verband, dat de betrouwbaarheid van de data vergroot. Een groter bedrijf heeft immers over het algemeen een grotere omzet dan een kleiner bedrijf. Er is een significant negatief verband tussen het aandeel van de AVN inkomsten en de totale bedrijfsomzet (Pearson -.286). Hoe groter de omzet van producenten, des te kleiner het aandeel van de AVNen. In figuur 6 zijn de totale omzetverwachtingen van de bedrijven als geheel te zien en de omzetontwikkelingen en de omzetverwachtingen van het belangrijkste AVN. Figuur 6: Omzetontwikkeling en -verwachting
57 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
De meeste producenten hebben positieve verwachtingen van het verloop van de totale omzet en ook van de omzet van het AVN. Dit is in overeenstemming met de omzetverwachtingen van producenten met verbredingsactiviteiten als geheel (Veen et al., 2012). Het valt op dat in deze sample de omzetverwachting voor AVNen meer als stabiel wordt gezien dan de totale bedrijfsomzet. Dit komt niet overeen met resultaten van Veen et al. (2012). Bij het grootste deel van de producenten in deze sample is de omzet vanuit AVNen de afgelopen twee jaar gestegen. Dat sluit wel weer aan bij de stijgende omzetcijfers van boerderijverkoop (gangbaar en biologisch) in het onderzoek van Venema et al. (2012).
7.1.2 Afnemers
Er zijn twee soorten afnemers onderscheiden, namelijk afnemende ondernemingen en afnemende consumenten. Onder de afnemende ondernemingen bevonden zich vertegenwoordigers van natuurvoedingswinkels, speciaalzaken, webwinkels, restaurants en cateringbedrijven (zie bijlage 8). Gemiddeld kopen zij producten van dertien verschillende producenten. Dit getal komt echter voort uit een zeer diverse reeks met een mediaan van vijf, dus waarschijnlijk is het gemiddelde wat naar boven toe vertekend. Figuur 7: Producten verwerkt door afnemer
De producten worden zo puur mogelijk aan de eindgebruiker aangeboden, zodat ze echt geproefd worden. Door het verhaal van de herkomst van de producten te vertellen wordt de smaakbeleving nog sterker.
bron: GebaarBoerBurger, z.j.
58 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
Wat betreft de consumenten, zijn boerenmarkten, boerderijwinkels en abonnementen de meest voorkomende AVNen (zie bijlage 9). De resultaten komen grotendeels overeen met die van Venema et al. (2012) voor zover zij dezelfde AVNen onderscheiden.
7.1.3 Middenveld
Het middenveld is geen echte actor, maar een verzameling van onder meer maatschappelijke organisaties, bekende koks en televisieprogramma’s die de publieke opinie over AVNen beïnvloeden. Voor producenten zorgt het middenveld voor promotie door middel van verzamelsites met AVN initiatieven, zoals de Biogids en Nieuwvers.nu. Wat betreft de publieke opinie kunnen kookprogramma’s afnemers kennis laten maken met speciale groentesoorten. Daarnaast heeft de Slow Food Movement een positieve bijdrage omdat hiermee goed geproduceerde, mooie producten worden gepromoot. Ook de Transition Town werd genoemd, voor het voeden van het gemeenschapsgevoel en het ontstaan van nieuwe verbindingen. In de expertinterviews werd vrij veel gewicht gegeven aan het middenveld. Op verschillende manieren kan het middelveld helpen een vertaalslag te maken tussen producenten en afnemers. Producenten zijn zich vaak zelf niet bewust van de speciale waarden van hun bedrijf of producten. Daardoor begrijpen ze niet altijd wat afnemers bijzonder vinden, wat vervolgens de communicatie niet ten goede komt. Organisaties als Stichting Van Eigen Erf en Bionext kunnen helpen het verhaal van de producent aan de afnemer te vertellen. “Boeren vinden het normaal dat de koeien in het voorjaar naar buiten gaan. Consumenten vinden dat heel bijzonder.” (expert)
59 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
Figuur 8: Vlag van de stand van Van Eigen Erf op de Biovak 2013
Van Eigen Erf is een van de actoren in het middenveld die kan helpen de vertaalslag te maken tussen producenten en afnemers.
Zogenaamde smaakbuddies, bekende personen die koken of bijvoorbeeld columns over voedsel(productie) schrijven, beïnvloeden ook de publieke opinie. Zo heeft topkok Jonnie Boer, die succesvol regionale producten gebruikt in een exclusief restaurant, horecaondernemingen geïnspireerd om meer regioproducten te gebruiken. Voor producenten kan het leveren van producten aan een bekende topkok het imago van de producten omhoog tillen. Bij de meeste producenten beslaat dergelijke levering vaak maar een heel klein deel van de totale verkoop, maar het kan wel de totale verkoop beïnvloeden. Ook artikelen in tijdschriften als Land Leven kunnen positieve effecten hebben op de verkoop via AVNen. Verder werd nog het televisieprogramma Boer Zoekt Vrouw genoemd als een positieve bijdrage aan het imago van agrarische producenten. Meer mensen hebben door dit programma een beeld gekregen van het boerenleven, waardoor ze makkelijker kunnen meeleven met de producenten. Tot slot kunnen ook organisaties als Wakker Dier en Milieudefensie de ideeën rond voedsel(productie) beïnvloeden.
60 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
Figuur 9: Aankondigingbord op de Biovak 2013
Ook op de Biovak was de opkomst van de chef-koks als middenveldspelers te zien. Koks kunnen helpen de populariteit van regionaal en biologisch eten te vergroten.
7.2 Producten binnen alternatieve voedselnetwerken
Groente is de meeste ver- en gekochte productsoort binnen de AVNen in de sample. Daarna komt voor de afnemers zuivel, voor producenten aardappelen (zie bijlage 10). In vergelijking met het onderzoek rond multifunctionele landbouw, komt de verdeling van de productsoorten aardig overeen (Roest et al., 2009). Een verschil met de verdeling van het onderzoek naar huisverkoop is dat hierin zuivel het meeste werd verkocht (Immink en Van der Kroon, 2006). Beide onderzoeken gaan overigens niet specifiek over biologische producten. Bij het grootste deel van de producenten is de herkomst van hun producten zichtbaar voor de eindgebruiker. Bij de afnemende ondernemingen is dit slechts voor sommige producten het geval (zie bijlage 11).
61 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
Figuur 10: Zichtbaarheid herkomst producten
Een van de afnemers laat de herkomst van de producten zien aan de hand van een kaart van Nederland, met daarop foto’s van producenten met hun producten. Hierdoor kan de regionale embeddedness vergroot worden.
De vraag en het aanbod binnen de AVNen wordt door de producenten en de consumenten als vrij stabiel gezien. De afnemende ondernemingen zijn minder positief, van hen vindt de grootste groep het aanbod niet erg stabiel (zie bijlage 12). Vanuit het perspectief van de producent, is juist een tegenovergestelde trend te zien, waarbij diegene die via indirecte AVNen afzetten, aangeven dat de vraag stabieler is dan diegene die via directe AVNen afzetten. De grootste groep producenten in de sample ontvangt een hogere prijs voor hun producten via een AVN dan bij afzet via de reguliere groothandel. Bij de directe AVNen ligt het prijsniveau hoger dan bij de indirecte AVNen. Dit sluit aan bij de consumenten van de sample die het prijsniveau van AVNen hoger vinden liggen dan bij de gewone winkels en afnemende ondernemingen die aangeven dezelfde prijzen te betalen via AVNen als via de reguliere groothandel (zie bijlage 13). Dit komt overigens niet overeen met de interviewresultaten, waarin beide type afnemers aangaven minder te betalen bij de AVNen dan bij de reguliere groothandel/winkel. Uit de enquête bleek verder nog dat afnemende ondernemingen meer invloed op de productprijzen hebben dan consumenten (zie bijlage 14).
62 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
7.3 Transactiekosten
7.3.1 Ex ante transactiekosten
Voor de meeste producenten zijn de transactiekosten rond AVNen even hoog als die bij afzet via de reguliere groothandel (zie bijlage 15). Wat betreft de ex ante kosten zijn de promotiekosten wel vaak hoger. Alhoewel de geïnterviewde producenten vrij weinig aan promotie doen, werd in de gesprekken duidelijk dat het bereiken van consumenten via flyers en ludieke acties veel tijd kost. In de expertinterviews werd opgemerkt dat deze kosten beperkt kunnen worden door de promotie op een slimme manier te doen, door bijvoorbeeld aandacht in de plaatselijke krant, een nieuwsbrief of sociale media te gebruiken. De kostendrukkende werking van sociale media werd door de experts ook genoemd in relatie met het klantcontact. Dit zou niet allemaal direct hoeven te gebeuren, maar kan ook met filmpjes of verhalen op websites. Hierbij is het wel belangrijk dat de boodschap van de producent geloofd wordt door de klant. Daarnaast kan men zich afvragen hoe dit zich verhoudt tot de motieven van producenten om AVNen aan te gaan, welke vooral op direct contact gebaseerd zijn. Maar hierover meer in het volgende hoofdstuk. Samen met het coördineren van de verkoopprocessen kost het klantcontact de producenten inderdaad relatief veel tijd. Eén van de tuinders begrenst dit, zodat het klantcontact niet ten koste gaat van de rust op het bedrijf en de aandacht voor de productie. Dit sluit aan bij de opmerking van één van de experts dat boerderijwinkels beperkt open zouden moeten zijn om kosten te besparen.
63 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
Figuur 11: Wassen van de groentes op het erf van producent
De groente voor de markt gaat niet naar de grote was-installatie, maar wordt met de hand gewassen omdat het om een relatief kleine hoeveelheid gaat. Hierdoor kunnen de (arbeids)kosten toenemen. De kleinere schaal van een AVN kan op deze manier extra transactiekosten met zich mee brengen.
Uit de enquêtes kwam verder naar voren dat producenten die via directe AVNen afzetten hogere sorteer-, opslag- en bewerkingskosten hebben en meer aan contributies (bijv. voor marktkramen) besteden dan diegene die verkopen via indirecte AVNen. De indirecte
AVNen
brengen
hogere
promotie-,
coördinatie-,
administratie-
en
afstemmingskosten met zich mee. Ook valt op dat hoe groter het deel is van totale omzet dat verkregen wordt via een AVN, des te lager de transactiekosten zijn. Wat betreft de afnemers zijn de transactiekosten voor de grootse groep gelijk bij aankopen via een AVN en via de reguliere groothandel (zie bijlagen 16 en 17). Uit de interviews werd duidelijk dat coördinatiekosten wel hoger kunnen zijn doordat afnemers bij meerdere producenten bestelling moeten plaatsen. Dit brengt communicatiestromen met zich mee die extra tijd kosten. Deze kosten, samen met netwerkkosten (voor het vinden van producenten), kunnen een drempel vormen om van veel verschillende producenten producten te kopen.
7.3.2 Ex post transactiekosten
Uit de gesprekken met de producenten bleek dat verpakkings- en transportkosten hoger liggen bij afzet via een AVN dan via de groothandel. Het verpakken van de producten in
64 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
kleine hoeveelheden is arbeidsintensief en kost extra verpakkingsmateriaal. Zelf het transport regelen kost daarnaast extra tijd en geld. Ook voor de afnemers die zelf de producten bij de producenten ophalen, zijn de transportkosten hoger dan bij aankopen via
de
reguliere
groothandel/winkel.
Daarnaast
hebben
zij
vaak
extra
administratiekosten doordat er meerdere facturen betaald moeten worden, in plaats van één, zoals bij de groothandel.
Figuur 12: Verkoopkraam met eieren aan de weg bij producent
Naast het dagelijks aanvullen van de eieren komen hier niet veel extra kosten bij kijken. Voor afnemers is dit wel het geval, zij moeten namelijk naar het bedrijf van de producent rijden. Volgens de producent helpt de nabijheid van twee grote woonplaatsen bij het succesvol gebruik van de onbemande kraam.
Experts noemden vooral de hogere transportkosten rond AVNen. Doordat Nederland ingericht is op grote vervoersstromen van voedsel, vanuit centrale punten, kan het kostbaar zijn om transport voor AVNen hier dwars doorheen te laten lopen. Samenwerking met en uitbesteding aan de transportsector werd hier als mogelijke oplossing genoemd. “Logistiek is verreweg het grootste probleem van korte ketens.” (expert)
Volgens de experts zou samenwerking tussen producenten de transactiekosten kunnen drukken. Op die manier kan namelijk gezamenlijk een compleet assortiment aan producten worden aangeboden. Producenten kunnen dan de service van een groothandel bieden door coördinatie, logistiek en administratie te combineren. Eén van de experts zag de hoge transactiekosten rond AVNen als een zeer groot obstakel voor de verdere
65 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
ontwikkeling van rechtstreekse verbindingen tussen producenten en afnemers. Het opvangen van dynamiek en selectiviteit in de vraag vraagt een grote mate van coördinatie van de producent. Deze moet immers wel zijn gehele productie verkopen. Het coördineren van de afzet en regelen van de logistiek kan dermate veel tijd kosten dat producenten van hun krachtpunt, het produceren en verwerken van agrarische producten, worden af getrokken. Om dit te voorkomen zou men kunnen samenwerken met een tussenpartij. Hierbij werd benadrukt dat het van belang is dat een dergelijke samenwerking gebaseerd is op gedeelde waarden en dat er goede afspraken worden gemaakt over de communicatie van de herkomst van de producten. Ook zou er een vorm van feedback richting de producent moeten zijn. Een dergelijke samenwerking valt niet binnen de AVNen criteria zoals die voor deze scriptie zijn gesteld, maar desalniettemin is het van belang deze visie mee te nemen.
Figuur 13: Aardappelen in kuubskisten bij producent
Als deze aardappelen via de groothandel verkocht zouden worden, zouden ze in kuubskisten of vrachtwagens het erf verlaten. Voor afzet via een AVN, moeten ze eerst verpakt worden in kleinere hoeveelheden. Dat brengt extra transactiekosten met zich mee in de vorm van materiaal- en arbeidkosten.
7.4 Conclusie deelvraag één Er is een divers landschap aan AVN-vormen. De directe AVNen, en met name verkoop in een boerderijwinkel, komen het meeste voor. De bedrijven zijn over het algemeen vrij klein en arbeidsintensief. Meer dan de helft van de inkomsten is afkomstig van AVNen en verwacht wordt dat de omzetten verder zullen stijgen. Het middenveld,
66 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
bestaande uit onder meer maatschappelijke organisaties en smaakbuddies, kan helpen om een vertaalslag te maken tussen producenten en afnemers. Hierdoor kan de meerwaarde van de producten gemakkelijker gecommuniceerd worden, waardoor afnemers bereid zijn de extra transactiekosten en een hogere prijs voor de producten van AVNen te betalen. Voor producenten kunnen AVNen extra transactiekosten opleveren doordat het klantcontact relatief veel tijd kost en transport vaak buiten de reguliere logistieke stromen om gaat. Samenwerking tussen producenten zou deze kosten kunnen drukken.
67 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
8. Mate van embeddedness Deelvraag 2: In welke mate zijn alternatieve voedselnetwerken sociaal, ecologisch en ruimtelijk embedded?
Om de mate van embeddedness te onderzoeken zijn de eerste drie hypotheses getest aan de hand van de enquêtes. De uitkomsten worden toegelicht met de resultaten van de interviews. Hierbij wordt de driedeling van embeddedness aangehouden. Het is belangrijk om in gedachte te houden dat de verschillende dimensies overlappen en onderling samenhangen.
8.1 Embeddedness op basis van motieven
Hypothese 1: Actoren binnen AVNen hebben verschillende motieven, die zich vertalen in verschillende typen en mate van embeddedness.
Vanuit diverse sociale, ecologische en ruimtelijke motieven om een AVN aan te gaan (zie bijlage 18), is een cijfer geconstrueerd dat aangeeft in welke mate deze motieven gebaseerd zijn op de drie dimensies van embeddedness. Het cijfer ligt tussen de 0-1 en wordt beschouwd als een indicator voor embeddedness. Waarbij geldt dat hoe hoger het cijfer, des te groter de mate van embeddedness. Tabel 4 geeft een overzicht van de gemiddelde cijfers. Tabel 4: Embeddedness op basis van motieven Partij
Sociaal
Ecologisch
Ruimtelijk
Gemiddeld
Producenten (n=65)
0.71
0.71
0.56
0.66
Afnemende ondernemingen (n=28)
0.84
0.65
0.78
0.76
Consumenten (n=17)
0.71
0.73
0.73
0.72
Gemiddeld (ongewogen)
0.75
0.70
0.69
0.71
Uit de tabel blijkt dat afnemende ondernemingen transacties binnen AVNen als het meest embedded beschouwen. Daarna komen de consumenten en vervolgens de producenten. Gemiddeld is achtereenvolgend de sociale, ecologische en ruimtelijke
68 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
embeddedness het grootst. Voor de afnemende ondernemingen geldt echter dat de ruimtelijke embeddedness groter is dan de ecologische, terwijl voor consumenten de ecologische embeddedness groter is dan de sociale. De producenten scoren een stuk lager op de ruimtelijke embeddedness dan de afnemers. Tabel 4 geeft reden om hypothese 1 aan te nemen. Er is immers diversiteit in mate en typen embeddedness te zien. Het beeld wat betreft de verschillende dimensies van embeddedness werd bevestigd in de interviews. In het volgende deel wordt dit nader beschreven.
8.1.1 Motieven: sociale embeddedness
Voor producenten is het directe contact met afnemers een van de belangrijkste motieven om een AVN aan te gaan. Deze behoefte is drieledig. Ten eerste vinden zij het belangrijk om directe uitwisseling te kunnen hebben over de producten. Op die manier kunnen zij de productie(-methoden) aanpassen aan de wensen van de eindgebruiker. Ten tweede zorgt het directe contact voor waardering. Waardering van de afnemers is belangrijk voor de producenten, dan weten ze waar ze het voor doen. Ze zijn trots op hun producten en zien deze als positieve bijdragen aan de samenleving. Producenten voelen zich gezien als zij met de afnemers praten en als zij hun producten waarderen. Dit staat haaks op de interactie rond reguliere afzetketens, hierbij krijgt de producent over het algemeen geen of alleen negatieve feedback over de producten. “Als klanten enthousiast zijn over de producten en de plek, dan geeft mij dat voeding, energie en inspiratie.” (producent)
Het derde aspect van het directe contact met afnemers is de behoefte aan gezelligheid en gezelschap. Producenten willen niet alleen op een trekker zitten, maar mensen om zich heen hebben. Ze willen afnemers bij het bedrijf betrekken en een sociaal netwerk om het bedrijf creëren. Op die manier wordt de agrarische productie minder mechanisch en krijgen sociale waarden meer ruimte. Ook afnemers willen graag direct contact met de producent. Zij vinden het fijn om feedback over de kwaliteit van de producten te kunnen geven. Het directe contact wordt veelal tegenover de anonimiteit van producten binnen reguliere voedselketens
69 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
gezet. Door het directe contact met producenten hebben zij het vertrouwen dat ze achter het product kunnen staan, ze weten waar het vandaan komt en wat er mee is gebeurd. Binnen anonieme voedselketens ontbreekt dit vertrouwen, zeker als het gaat om het hebben van invloed op dat wat wordt gekocht/gegeten. Deze motivatie lijkt vaak ook gebaseerd op achterdocht ten aanzien van reguliere voedselketens. Volgens de experts stimuleert de intensivering en het verder anonimiseren van de reguliere voedselketens dit gevoel. Afnemers zijn op zoek naar nieuwe waarden rond voedsel. Het is opvallend dat experts die toekomstwaarden zien als een nostalgische hang naar puurheid en zorgvuldigere consumptiekeuzes. Het verlangen naar authenticiteit wordt ook wel gelinkt aan een crisis-gevoel, waarbij men zoekt naar echte waarden en inzichtelijkheid van complexe systemen. “Je moet bij de boer zijn, die deugt.” (expert)
Naast het afzetten tegen reguliere voedselketens, vinden de afnemers het ook gewoon erg leuk om direct contact met een producent te hebben. Ze willen zich verbonden voelen met een boerderij. Het is opvallend dat in de visie van de experts het gaat om een soort aaibaarheidsfactor van producenten, terwijl de afnemers een algemeen menselijke behoefte aan contact en gemeenzaamheid beschrijven. Winkels en horeca spelen hier, volgens de experts, op in door deze nabijheid van producenten in de kaart of in de schappen te vertalen. Ook status, rond maatschappelijk bewust handelen en anders dan de rest zijn, zijn motieven van afnemers om een AVN aan te gaan. Afnemers vinden het belangrijk een eerlijke prijs aan de producenten te betalen en te voorkomen dat zij onderhevig zijn aan marktprijsfluctuaties. Afnemers willen boeren steunen omdat zij hun best doen om goed voedsel voor de mensen te produceren. Dit geldt vooral voor de kleinere producenten. Op een hoger schaalniveau zien afnemers de aankopen via AVNen ook als een bijdrage aan andere manieren van voedselvoorziening wereldwijd. Door de experts werd hier wel een kanttekening bij geplaatsts. Er blijkt namelijk vaak een verschil te zitten tussen de opvatting die personen als burger hebben en het daadwerkelijke koopgedrag als consument (of afnemende onderneming). De consument is vaak wat conservatiever dan de burger. Wat betreft de eerlijke prijs, droeg een van de experts aan dat een eerlijke prijs niet alleen
70 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
voor de producent zou moeten gelden, maar ook voor de afnemers. Afnemers zouden niet extra moeten betalen voor inefficiënte productiemethoden.
8.1.2 Motieven: ecologische embeddedness
Voor producenten is het belangrijk om op een duurzame manier landbouw te bedrijven. Duurzaam in de zin dat het voor langere tijd op die manier mogelijk zou moeten zijn. Dit door de grond te voeden (voornamelijk met groenbemesters), zo min mogelijk inputs te gebruiken en het energieverbruik te beperken. Als gevolg hiervan is er geen residu van bijvoorbeeld bestrijdingsmiddelen op de producten aanwezig. Het telen in harmonie met de lokale ecologie kan er voor zorgen dat de gewassen wat trager groeien, maar deze zijn dan wel een stuk vitaler en daardoor gezonder voor de eindgebruiker. Producenten streven daarnaast naar natuurbeheer en vergroting van de biodiversiteit rond het bedrijf. De aanwezigheid van een aantrekkelijke natuur, met veel bloemen en insecten, kan bijdragen aan het werkplezier. De aanwezigheid van een bosrijke omgeving heeft daarnaast een positieve invloed op de biodiversiteit op het bedrijf. Eén van de producenten gaf aan dat het creëren van biodiversiteit en milieuvriendelijke productiemethoden bijeffecten zijn van een levensenergie die van belang is bij de productie van voedsel. Door niet op een abstracte manier naar productiesystemen te kijken, maar naar het geheel van de ecologische omgeving, kan de samenhang in acht worden genomen en kan men zich bewust worden van het leven om ons heen. Figuur 14: Kas bij producent
Door in harmonie met de lokale natuurlijke omgeving te produceren, wordt de ecologische embeddedness vergoot.
71 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
Afnemers vinden de ecologische embeddedness motieven belangrijk. Zo zijn het goed omgaan met de bodemvruchtbaarheid, het vermijden van bestrijdingsmiddelen en het zoeken naar oplossingen binnen natuurlijke systemen voor hen van belang. Ook gezondheidsoverwegingen en de mogelijkheid zich af te zetten tegen de gangbare landbouw werden als motieven genoemd. Wanneer motieven niet direct op de biologische productiemethoden gericht zijn, gaat het vaak meer om een verlangen betrokken te zijn bij de natuur en het boerenleven. Naast het verbinden met de natuur is voor enkele afnemers het dierwelzijn een motief voor aankopen via een AVN. “De verbinding met waar je van leeft vind ik heel bijzonder. Verbinding met de krachten van de natuur.” (afnemer)
Volgens de experts is het al dan niet biologisch zijn van agrarische productie voor veel afnemers geen hoofdreden om aankopen te doen. Dit zou komen doordat het EKO-keurmerk vooral gericht is op productiemethoden en soms moeilijk te overzien en te bevatten is voor afnemers.
8.1.3 Motieven: ruimtelijke embeddedness Uit de gesprekken met producenten bleek dat de ruimtelijke embeddedness geen belangrijk motief is om een AVN aan te gaan. Voor afnemers draagt de ruimtelijke embeddedness vooral bij aan de transparantie in de voedselproductie. Zij willen weten waar de producten vandaan komen. Of dit dan ook uit de streek moet zijn, verschilt per afnemer. Voor degene waarvoor dit wel belangrijk is, is vooral het beperken van voedselkilometers een belangrijke motivatie. Daarnaast is het voor afnemende ondernemingen belangrijk dat hun klanten de producenten kennen. Dat is vaker het geval bij producenten uit de regio. Voor anderen, waarvoor de regio minder belangrijk is, is het wel van belang dat de producten uit Nederland komen. Dit om voedselkilometers te beperken en transparantie te behouden.
72 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
Figuur 15: Wandelroute langs bedrijf producent
Door recreatiemogelijkheden in de omgeving van het bedrijf kan de ruimtelijke embeddedness vergroot worden.
8.2 Embeddedness op basis van productonderscheidende factoren Hypothese 2: Verschillende factoren onderscheiden de producten binnen AVNen van die van reguliere afzetketens, dit vertaalt zich in verschillende typen en mate van embeddedness.
In de enquêtes is aangegeven welke kenmerken de producten van AVNen onderscheiden van producten binnen reguliere voedselketens (zie bijlage 19). Op eenzelfde wijze als bij de eerste hypothese zijn deze kenmerken verwerkt in scores op sociale, ecologische en ruimtelijke embeddedness.
Tabel 5: Embeddedness op basis van productonderscheidende factoren Partij
Sociaal
Ecologisch
Ruimtelijk
Gemiddeld
Producenten (n=69)
0.33
0.20
0.34
0.29
Afnemende ondernemingen (n=33)
0.24
0.16
0.49
0.30
Consumenten (n=19)
0.24
0.21
0.47
0.31
Gemiddeld (ongewogen)
0.27
0.19
0.43
0.30
73 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
In tabel 5 is te zien dat de totale embeddedness waarden van de verschillende partijen vrij dicht bij elkaar liggen. Grote verschillen zijn er wel in het belang van de diverse dimensies van embeddedness. De ruimtelijke embeddedness is belangrijker dan de overige dimensies. Dit geldt in sterkere mate voor de afnemers dan voor de producenten. Producenten scoren hoger op de sociale embeddedness dan de afnemers. De ecologische embeddedness is voor alle partijen het minst belangrijk. Allicht dat dit verklaard kan worden door de sample keuze van alleen biologische AVNen, waarbij men de ecologische waarden als de basis ziet, niet als extra onderscheidend. Wat betreft de mate van embeddedness zou hypothese 2 niet aangenomen moeten worden, de cijfers liggen immers vrij dicht bij elkaar, maar wat betreft de dimensies zijn wel dermate grote verschillen te zien dat de hypothese aangenomen zou kunnen worden. In de interviews met de afnemers werd duidelijk dat het ruimtelijke kenmerk van inzicht in de herkomst van producten een van de belangrijkste onderscheidende productkenmerken is van AVNen. “Als je weet wie de producten geteeld heeft, smaken ze ook lekkerder.” (afnemer)
Toch is voor zowel producenten als voor afnemers de streek- of regiogebondenheid van producten juist geen belangrijke productonderscheidende factor. De versheid, seizoensgebondenheid en de invloed van het landschap op de beleving van de producten zijn wel van belang. Een aantrekkelijke plek en mooie omgeving rond het bedrijf van de producent kunnen bijdragen aan de productbeleving. Seizoensgebonden eetpatronen hebben dit effect ook, omdat men zich dan per seizoen verheugt op de producten van dat moment. Eten wat er in het seizoen is, wordt ook als een belangrijke culturele waarde gezien.
74 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
Figuur 16: Reclame bij een van de afnemers
Door seizoensproducten te promoten, kunnen afnemende ondernemingen de ruimtelijke embeddedness vergroten. Plaatsgebondenheid zorgt immers voor een seizoensgebonden aanbod.
Volgens de experts is er verwarring over de betekenis van streekproducten. Zo is een streekproduct als Waddenzuivel ook in Limburg erg populair. Het gaat vaak om streekrecepten die men in het hele land wil kopen en die daardoor niet regiogebonden zijn. Er ontstaat een beeld bij de streek, wat vervolgens vertaald wordt naar de producten. Zo kunnen de Wadden met een frisse wind en ruimte geassocieerd worden, wat dan weer kan zorgen voor lekkere, frisse zuivel. Ruimtelijke embeddedness kan alleen gerealiseerd worden als de regionale kenmerken door de afnemers als relevant worden gezien en er een logische koppeling gemaakt wordt tussen producten en het imago van de regio. Om dit te realiseren is het belangrijk dat de waardesystemen van producenten en afnemers overeenkomen. Alleen dan kunnen de kwaliteiten die de producent in de producten probeert te leggen, herkend worden door de afnemer. Dit is noodzakelijk om een hogere prijs voor de producten te kunnen ontvangen. “We hebben een assortiment met verschillende en bijzondere dingen, dat mag wat kosten.” (producent)
Zowel experts als afnemers wezen op de mismatch tussen vraag en aanbod van ruimtelijk embedded producten. Aan de ene kant wordt er niet genoeg geproduceerd in
75 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
een regio om aan de vraag naar regioproducten te voldoen, aan de andere kant is de vraag naar regioproducten selectief, waardoor producenten niet alles wat zij produceren kunnen afzetten in de regio. Wat
betreft
de
ecologische
embeddedness
van
de
onderscheidende
productkenmerken zijn speciale rassen en apart gekleurde groenten belangrijk. Volgens één van de experts zou de variëteit aan rassen en smaken binnen AVNen nog wel groter mogen zijn. Een enkele afnemer noemde de biologische teeltwijze als belangrijk onderscheidend kenmerk dat bijdraagt aan ecologische embeddedness. Daarnaast werd duidelijk dat het in contact staan met de productieplek een sterke toevoeging kan geven aan de beleving van de producten. “De kaas die ik bij de boerderij haal smaakt altijd anders, dat prikkelt de manier waarop ik eet.” (afnemer)
Overall benadrukten producenten en afnemers het belang van een goede smaak die net even anders is en daardoor als een specialiteit van de producent wordt gezien. Doordat de productie niet gemechaniseerd is, maar juist uit menselijke acties bestaat, ontstaat er variëteit in smaak en vorm. Figuur 17: Kippen lopen over het erf van de producent
Doordat de kippen lekker kunnen scharrelen, wat ze volgens de producent het fijnst vinden, kan de ecologische embeddedness vergroot worden.
76 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
8.3 Sociale embeddedness op basis van verbindingen Hypothese 3: Verschillende soorten verbindingen tussen actoren binnen AVNen dragen bij tot verschillen in de mate van sociale embeddedness.
Deze hypothese is alleen op de sociale dimensie van embeddedness gericht. Net als bij de voorgaande hypotheses is hierbij een embeddedness cijfer gecreëerd voor de verschillende partijen (zie bijlagen 20, 21 en 22 voor verbindingen). Tabel 6: Sociale embeddedness op basis van mate van verbinding Partij
Sociaal
Producenten (n=75)
0.68
Afnemende ondernemingen (n=30)
0.47
Consumenten (n=19)
0.25
Gemiddeld (ongewogen)
0.47
Tabel 6 laat zien dat producenten de sterkste sociale embeddedness op basis van verbindingen ervaren. Consumenten scoren het laagste op dit sociale embeddedness cijfer. De grote diversiteit in sociale embeddedness is reden om hypothese 3 aan te nemen. In de expertinterviews kwam het belang van informatieverstrekking en communicatie tussen producenten en afnemers naar voren om de verbinding te versterken. Afnemers willen naast de producten ook verhalen van de producent. Door zich te verbinden met de context worden aankopen meer een ervaring. Alleen dan zijn afnemers bereid meer moeite te doen voor de aankopen, vaker terug te komen en meer voor de producten te betalen. Door een goede communicatie kan een band tussen de producent en de afnemers ontstaan. “Consumenten willen dat het hún boerderij wordt.” (expert)
Er zijn diverse soorten verbindingen tussen producenten en afnemers mogelijk. De volgende typen kwamen in afnemende mate voor bij de geïnterviewde actoren: mee praten (direct contact), meedenken, meewerken en meedragen. Deze verbindingsvormen
77 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
berusten grotendeels op vertrouwen tussen producenten en afnemers. Er zijn in de interviews ook nog andere vormen van vertrouwen naar voren gekomen die minder concreet tot uiting komen, maar meer gevoelsmatig zijn. “De samenwerking gebeurt vanuit sympathie en integriteit.” (afnemer)
Belangrijk is dat men over het algemeen het beste met elkaar voor lijkt te hebben en dat er wordt gewerkt aan een langdurige relatie waarin goodwill voor elkaar ontstaat. Figuur 18: Geldpotje voor betalingen bij kraampje aan de weg
Door de betaling op vertrouwen te baseren, kan de sociale embeddedness vergoot worden.
De verschillende mate van verbindingen worden nader beschreven.
8.3.1 Verbindingen: mee praten (direct contact)
8.3.1.1 Producenten
Bij de beschrijving van de motieven voor het aangaan van een AVN, bleek al dat het directe contact tussen producenten en afnemers belangrijk is. Vooral diegene die een boerderijwinkel of verkoop op afspraak hebben, hebben veel direct contact met hun afnemers. De laatste groep kent de meeste van de afnemers persoonlijk. Diegene die hun producten via een Pergola associatie afzetten, kennen ongeveer de helft van de
78 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
deelnemers persoonlijk. Hierbij ontstaat contact als mensen de producten op het bedrijf ophalen of als ze zomaar even langskomen. Een van de producenten stimuleert het bezoeken van de tuin door het creëren van zithoekjes. De idee is dat klanten zich dan meer verbinden en eerder terug komen. Tegelijkertijd is de toegankelijkheid van de tuin ook beperkt tot gezette dagen om zo een bepaalde rust en geslotenheid te behouden. “Het oogstfeest is altijd heel gezellig met samen eten en muziek.” (producent)
Alle producenten die betrokken waren bij de interviews, organiseren activiteiten voor de afnemers. Het gaat dan om oogstfeesten, open dagen of maandelijkse aanschuifavonden. Figuur 19: Zitje in de productietuin van de producent
Door de tuin aantrekkelijk te maken voor bezoekers, breiden de klanten van de boerderijwinkel hun bezoek uit met een kijkje in de tuin. Aankopen worden hierdoor meer een beleving en klanten voelen zich meer verbonden, waardoor de sociale embeddedness kan toenemen.
Producenten zijn positief over het contact met de afnemers. Wanneer men druk is, wordt wel een praatje minder gemaakt. Experts benadrukken dat het van belang is dat de producent als persoon gericht is op sociale contacten en communicatief sterk is. De meeste producenten willen graag een groep enthousiaste, gemotiveerde afnemers om zich heen verzamelen. Eén van hen heeft bewust geen groot bord aan de weg staan, omdat verwacht wordt dat afnemers zich meer binden als zij het idee hebben iets
79 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
speciaals ontdekt te hebben. Wat betreft het organiseren van activiteiten, moet niet te veel verwacht worden van de afnemers. Deze hebben het druk en het is altijd een heel beperkte groep mensen die naast de aankopen echt betrokken wil zijn bij het bedrijf. Verder kan de locatie van het bedrijf ten opzichte van een grotere woonplaats en het type landschap van invloed zijn op de mate van direct contact. Naarmate een bedrijf dichterbij een grotere woonplaats of in een aantrekkelijk (recreatie)gebied ligt, neemt de kans op direct contact toe omdat mensen dan sneller toevallig langskomen of hun bezoek combineren met een dagje uit.
8.3.1.2 Afnemers
Afnemers hebben direct contact met de producent over afstemming van de bestelling en bij het ophalen of ontvangen van de producten. Over het algemeen blijft dit contact beperkt tot onderwerpen die gerelateerd zijn aan de aankoop, zoals de prijzen en kwaliteit van de producten. De meeste afnemers bezoeken de producenten en combineren dan aankoopgerelateerde doelen met een bezoek aan de rest van het bedrijf. Uitjes om het bedrijf van de producent te bekijken, bevorderen de verbinding en stimuleren het ontstaan van een lange termijn relatie. Het combineren van functies stimuleert een dynamische interactie tussen personen in plaats van tussen vastgelegde systemen. Hierdoor kunnen lossere vormen van contacten ontstaan. Vooral als sociale en zakelijke contacten door elkaar gaan lopen wordt dit als positief ervaren. “Als ik het vlees kom halen vraag ik altijd of ik even rond mag kijken.” (afnemer)
De experts benadrukten dat direct contact en het zelf kunnen zien van de productieprocessen, het vertrouwen van afnemers vergroot. Wanneer men zelf kan zien dat de koeien er goed uitzien, gaat men er vanuit dat er ook goede kaas wordt geproduceerd op dat bedrijf. Door direct contact kunnen mensen het productieproces echt beleven, er middenin staan en al hun zintuigen gebruiken.
80 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
8.3.2 Verbindingen: meedenken 8.3.2.1 Producenten
Voor de producenten levert de interactie met afnemers nieuwe ideeën rond de productie en bedrijfsvoering op. Men kan peilen welke producten afnemers graag willen en daar het beleid op aanpassen. “Door contact met klanten heb ik ontdekt dat de regenboogwortel interessant is.” (producent)
Eén van de producenten gebruikt een enquête om te ontdekken wat er leeft onder de afnemers en welke suggesties zij hebben. Hieruit bleek onder meer dat veel mensen onderdeel zijn van een AVN omdat zij de optie willen hebben om inspraak te hebben in het productieproces. Dit geeft een open karakter. Uit de lage opkomst van brainstormavonden blijkt dat de bereidwilligheid van afnemers om mee te denken in de praktijk niet erg groot is. Desalniettemin zien vooral de producenten die hun producten via een Pergola associatie afzetten, de kerngroep als een belangrijk klankbord om ideeën en praktische oplossingen uit te halen. Bij de Pergola associatie worden de leden een paar keer per jaar betrokken bij overleg rond de financiën, teeltplan en de algemene bedrijfsvoering. Figuur 20: Kantine bij producent
Door een paar keer per jaar samen met de afnemers te overleggen, kan een sterkere verbinding ontstaan, waardoor transactieprocessen meer sociaal embedded worden.
81 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
Door kritieken en belevingen van afnemers richting producenten te kanaliseren, kunnen zij hun waardesystemen op elkaar afstemmen. Om dit te kunnen doen, moeten ze immers op de hoogte zijn van elkaars opvattingen. Daarnaast kunnen contacten met mensen van buiten de sector producenten stimuleren na te denken over hun eigen gewoontes. Zo is op veel bedrijven het idee dat kalfjes bij de koeien kunnen lopen, in plaats van dat ze in aparte hokken worden gezet, ontstaan doordat bezoekers hier vragen over stelden. Op die manier kunnen burgers verantwoorde productie stimuleren.
8.3.2.2 Afnemers
Een van de afnemers gaf aan contact te zoeken met producenten die open staan voor nieuwe ideeën en samenwerkingsvormen om zo gezamenlijk nieuwe vormen van AVNen te creëren. Hierbij ontstaat niet alleen een uitwisseling van producten, maar ook een sociale uitwisseling en interactie, waaruit creativiteit kan ontstaan. Dit kan vervolgens weer zorgen voor een open en interactieve houding ten aanzien van mogelijke oplossingen, waarbij producenten en afnemers elkaar helpen. “De vernieuwing zit hem in zoveel mogelijk uitwisseling tussen boeren en mensen uit de stad.” (afnemer)
Concreet betekent dit dat een van de afnemers producten gebruikt die de producent niet kwijt kan via zijn reguliere afzetkanalen en dat een andere afnemer overblijfselen van groentepakketten in de winkel aanbiedt. Nog een voorbeeld is een afnemer die producten van de producent afneemt en vervolgens contacten legt met andere potentiële afnemers.
8.3.3 Verbindingen: meewerken
8.3.3.1 Producenten
Alleen bij de Pergola associatie is er een georganiseerde mogelijkheid voor afnemers om mee te werken op het bedrijf van de producent. Hier is een beperkte animo voor.
82 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
Eén van de producenten is gestopt met de meewerkmiddagen omdat er geen constant aantal en vaak erg weinig vrijwilligers wilden helpen. Het netwerk van contacten om het bedrijf kan wel functioneren als een bron van vrijwillige diensten. Door de diversiteit aan afnemers zijn er veel verschillende vaardigheden beschikbaar. Producenten vragen hun afnemers te helpen met speciale klussen zoals het verbouwing van een schuur. Door het inzetten van persoonlijke vaardigheden kan een intensievere relatie ontstaan dan wanneer afnemers gezamenlijk deelnemen aan een meewerkmiddag.
8.3.3.2 Afnemers
Eén van de afnemers helpt af en toe mee op het bedrijf van de producent. Dit levert extra kennis over de producten op, wat vervolgens weer inspireert in de verdere vermarkting.
8.3.4 Verbindingen: meedragen 8.3.4.1 Producenten
Bij één van de producenten hebben afnemers via een donateuractie bijgedragen aan een verbouwing op het erf. De andere producenten geven aan dat afnemers waarschijnlijk wel bereid zullen zijn om mee te investeren in bijvoorbeeld een stuk land of een deel van het melkquotum. Regelgeving en toename in administratie zijn factoren die de producenten tegenhouden. Zij lijken geen bezwaar te hebben met het delen van hun financiële bedrijfsvoering, wat vaak een vereiste is voor crowd-funding. Er lijken kansen te liggen rond het samen dragen van investeringskosten. Volgens de experts kan dit zorgen voor een verdere verbinding en lange termijn relatie tussen producent en afnemers. Wanneer afnemers in producten worden afbetaald, biedt dit daarnaast ook financiële voordelen voor producenten. Volgens een van de experts willen afnemers ook best zonder rente investeren in bijvoorbeeld een schaapskudde. Er zit rek in wat afnemers (of andere burgers) willen doen voor landbouw. Mensen vinden het namelijk leuk om te doen en het gaat vaak om relatief kleine bedragen, daarnaast kan dit, naar idee van de experts, samengaan met een gevoel van nostalgie en steun aan boeren willen geven die het zwaar hebben. Door de betrokkenheid van mensen bij
83 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
voedsel, zal men eerder geld zetten op kaasproductie, dan op ingewikkelde financiële producten. Die kans zouden producenten meer kunnen benutten. Voor producenten kan dit in korte tijd (investerings-)geld opleveren. Zo werd er een voorbeeld genoemd van een winkel die een breed netwerk van klanten heeft ingezet om in een periode van acht weken 3,5 ton bij elkaar te krijgen. Figuur 21: Koeien in de stal van de producent
Door via crowd-funding mensen mee te laten betalen aan het melkquotum, kan een verdere verbinding ontstaan, waardoor de mate van sociale embeddedness kan toenemen.
8.3.4.2 Afnemers Eén van de afnemers draagt actief mee in de kosten van producenten. Hierbij geldt als belangrijkste motief dat men in een gemeenschap elkaar steunt en voorkomt dat producenten verdwijnen omdat ze het niet meer bol kunnen werken. Er is een streven naar continuïteit, wat als belangrijk onderdeel van duurzaamheid wordt gezien. Het gaat om concrete dingen zoals bankjes in een moestuin of een nieuw initiatief dat anders moeilijk van de grond komt. Bij die laatste optie is er ook een belang voor de afnemer die graag producten van dit te ontwikkelen initiatief wil afnemen. Om in te kunnen schatten of een producent daadwerkelijk een kwalitatieve ontwikkeling wil doormaken is een directe relatie en vertrouwen cruciaal. “Het is een vorm van sympathie voor bepaalde economieën en community building.” (afnemer)
84 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
8.4 Conclusie deelvraag twee De motieven of drijfveren om een AVN aan te gaan, dragen in sterke mate bij aan het creëren van embeddedness, kenmerken van de verhandelde producten dragen hier het minst aan bij. Opvallend is dat als het gaat om motieven, afnemers de AVNen als meer embedded beschouwen, terwijl als gekeken wordt naar de verbindingen, de producenten een stuk hoger scoren op het embeddedness cijfer. Dit beeld is bevestigd in de interviews. Voor producenten lijken de verbindingen en het contact dat ontstaat rond AVNen belangrijker dan voor de afnemers. Wat betreft de dimensies van embeddedness valt op dat afnemende bedrijven een stuk meer waarde hechten aan de ruimtelijke embeddedness dan producenten. Consumenten vinden ecologische waarden juist weer belangrijker. Het streven naar eerlijkheid, milieuvriendelijkheid en transparantie in de voedselvoorziening zijn belangrijk voor het tot stand komen en het functioneren van AVNen. Wanneer deze niet-economische motieven gedeeld worden door de diverse actoren binnen een AVN, dan zorgt dit voor embeddedness van het transactieproces.
85 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
9. Gevolgen van embeddedness Deelvraag 3: Welke gevolgen heeft embeddedness voor de transactieprocessen binnen alternatieve voedselnetwerken?
Om de gevolgen van de mate van embeddedness voor transactieprocessen binnen AVNen te onderzoeken, zijn vijf hypotheses getest.
9.1 Embeddedness en economische motieven
Hypothese 1: Hoe groter de mate van embeddedness, des te minder belangrijk zijn economische motieven voor het aangaan van een AVN. Om deze hypothese te testen is de Pearson product-moment samenhangsmaat berekend voor de samenhang tussen de verschillende indicatoren en dimensies van embeddedness, welke in hoofdstuk 8 gecreëerd zijn, en het belang van economische motieven voor het aangaan van een AVN (zie bijlage 18 voor een overzicht de motieven).
Tabel 7: Samenhang embeddedness en belang van economische motieven Indicator
Type embeddedness
Producent
Afnemende
Consument
onderneming Motieven
Sociaal
.172
.037
.398
Ecologisch
.345**
.090
.045
Ruimtelijk
.433**
.216
-.011
-.169
-.167
.102
Ecologisch
-.025
.057
.080
Ruimtelijk
.243*
-.031
-.172
Sociaal
-.034
-.182
.503*
Productonderscheidend Sociaal
Verbinding
*significantieniveau van 5%, eenzijdig **significantieniveau van 1%, eenzijdig
Om de hypothese aan te nemen zou er een negatief verband moeten zijn tussen de mate van embeddedness en het belang van economische motieven. De significante verbanden
86 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
in tabel 7 zijn juist positief. Dat betekent dat met een grotere mate van embeddedness, het belang van economische motieven toeneemt. Dit lijkt vooral voor de producenten het geval. Tabel 7 leidt tot het verwerpen van hypothese 1. Het significant positieve verband tussen de ecologische en ruimtelijke embeddedness en het belang van economische motieven is indirect ter sprake gekomen bij de interviews. Producenten spraken over verandering van mentaliteit rond biologische productie, waarbij ideologische waarden steeds meer plaatsmaken voor economische doelen. Eén van de producenten gaf aan zich fijner te voelen in een werkgroep van biodynamische boeren dan van biologische boeren omdat de laatste groep meer de randen van de wetgeving opzoekt om kosten te drukken. Natuurlijk geldt dit niet voor alle producenten, maar allicht dat dit het positieve significante verband tussen ecologische embeddedness en economische motieven deels kan verklaren. Wat betreft de regionale embeddedness en economische motieven, kan de eerder beschreven ontwikkeling rond streekproducten misschien verklarend werken. Experts gaven namelijk aan dat streekgebondenheid steeds meer op een effectieve manier als marketingtool wordt gebruikt. Het gaat dan vooral om de producten die gekoppeld zijn aan het imago van een bepaald gebied en die landelijk verkrijgbaar zijn, het ‘regionale voedsel’.
9.2 Embeddedness en productprijzen
Hypothese 2: Hoe groter de mate van embeddedness, des te hoger de productprijzen.
Ook voor het testen van deze samenhang is de Pearson samenhangsmaat berekend. Dit keer voor de samenhang tussen verschillende indicatoren en dimensies van embeddedness en het prijsniveau van de producten (zie bijlage 13 voor een verdeling van de prijsniveaus).
87 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
Tabel 8: Samenhang embeddedness en productprijzen Indicator
Type embeddedness
Producent
Afnemende
Consument
onderneming Motieven
Sociaal
-.127
.365*
.202
Ecologisch
-.154
.022
.179
Ruimtelijk
-.058
-.015
.158
.120
.166
.217
Ecologisch
-.207
.223
-.265
Ruimtelijk
.128
-.134
-.199
Sociaal
-.063
.143
-.245
Productonderscheidend Sociaal
Verbinding
*significantieniveau van 5%, eenzijdig
De hypothese zou aangenomen worden als er een positief verband is tussen de mate van embeddedness en het prijsniveau. Bij de producenten is vrij duidelijk een tegenovergesteld verband te zien. Waarbij een grotere mate van embeddedness samengaat met lagere prijzen. Het enige significante verband is bij de afnemende ondernemingen, tussen toenemende sociale embeddedness en toenemende prijsniveaus. Bij de consumenten is geen enkel verband significant. Alle embeddedness vormen, gebaseerd op de motieven, hebben wel een positieve samenhang met de productprijzen. Tabel 8 geeft geen reden om hypothese 2 aan te nemen, noch deze te verwerpen, er is immers geen duidelijk significante relatie tussen de mate van embeddedness en de productprijzen te zien. Aan de hand van de interviews kan wel wat duidelijkheid worden geschapen rond de resultaten van tabel 8. Producenten ontvangen over het algemeen een hogere prijs voor hun producten via een AVN dan bij afzet via de reguliere groothandel (zie bijlage 13). Op twee manieren zijn deze productprijzen hoger. In de eerste plaats komt dit doordat geen marges hoeven worden gemaakt door tussenschakels. Naast het uitschakelen van de tussenschakels, proberen de producenten ook een hogere prijs voor hun producten te realiseren door het bieden van een meerwaarde rond de verkoop van de producten. Dit kan in de vorm van verbinding van consumenten aan de boerderij, door het creëren van een aantrekkelijke verkoopomgeving of door het bieden van kwalitatief goede producten. Ook het produceren onder het EKO-keurmerk levert een hogere prijs op ten opzichte van gangbare productie. Een van de producenten wees op
88 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
het gedachtegoed van Demeter, waarin eerlijke handel opgenomen is. Het effect van het uitschakelen van de tussenschakels is in tabel 8 niet meegenomen. Daarnaast zijn er andere vormen van meerwaardecreatie, zoals kwalitatief goede producten, die niet in de tabel zijn verwerkt. Het significant positieve verband tussen de sociale embeddedness en het prijsniveau dat afnemende ondernemingen betalen, zou dan ook verklaard kunnen worden door het streven naar eerlijke handel. Meerdere afnemers gaven namelijk aan dat zij het belangrijk vinden producenten een eerlijke prijs te betalen.
9.3 Embeddedness en transactiekosten
Hypothese 3: Hoe groter de mate van embeddedness, des te lager de transactiekosten.
Bij het testen van deze hypothese zijn de transactiekosten in twee groepen ingedeeld, namelijk de ex ante en de ex post kosten. Om de samenhang van deze kosten met embeddedness te onderzoeken, is de Pearson samenhangsmaat uitgerekend. Tabel 9: Samenhang embeddedness en ex ante transactiekosten Indicator
Type embeddedness
Producent
Afnemende
Consument
onderneming Motieven
Sociaal
.260
.320
.565
Ecologisch
.002
.318
.077
Ruimtelijk
.175
.246
.192
.057
.357
.476
Ecologisch
-.024
.007
.005
Ruimtelijk
.088
-.093
.063
Sociaal
.050
.395
.103
Productonderscheidend Sociaal
Verbinding
Om de hypothese te bevestigen zou er in tabel 9 een negatief verband zichtbaar moeten zijn tussen de mate van embeddedness en de hoogte van de transactiekosten. Het verband met de ex ante transactiekosten lijkt juist overwegend positief. Dit betekent dat een hogere mate van embeddedness samengaat met hogere ex ante transactiekosten. Zeker wat betreft de sociale embeddedness is dit verband voor alle partijen duidelijk
89 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
positief. Tabel 9 leidt tot het verwerpen van de hypothese wat betreft de ex ante transactiekosten.
Tabel 10: Samenhang tussen embeddedness en ex post transactiekosten Indicator
Type embeddedness
Producent
Afnemende
Consument
onderneming Motieven
Productonderscheidend
Verbinding
Sociaal
.117
-.165
.172
Ecologisch
-.044
-.032
.185
Ruimtelijk
.103
-.015
-.015
Sociaal
.089
.073
.214
Ecologisch
.009
-.299
-.225
Ruimtelijk
-.105
.338
-.124
Sociaal
.120
-.072
.325
Voor de ex post transactiekosten is een ander beeld te zien dan voor de ex ante kosten. Hier zijn meer negatieve verbanden, met name bij de afnemende partijen. Toch bevestigt ook deze tabel hypothese 3 niet. De verbanden zijn te gevarieerd, niet significant en daarnaast zijn de negatieve samenhangen vrij zwak. Er werden twee lijnen zichtbaar bij de bespreking van de transactiekosten. Zoals in hoofdstuk 7 al beschreven is, brengt juist het streven naar embeddedness extra kosten rond coördinatie, promotie, verpakking en transport met zich mee. Dit geldt zowel voor producenten als voor afnemers. Experts benadrukten daarnaast ook de extra tijd die producenten kwijt zijn aan korte gesprekjes met afnemers. Kwijt zijn is hier overigens een opvallende woordkeuze, die past bij de statische benadering rond tijd en transactiekosten. In hoofdstuk 8 is gebleken dat het juist deze praatjes zijn waar de producenten en afnemers het voor doen. In hoeverre we die tijd dus als kosten moeten benaderen kan men zich afvragen. Zowel producenten als afnemers gaven namelijk aan dat de extra transactiekosten niet opwegen tegen de waarden die ontstaan vanuit het directe contact. Die waarden zijn moeilijk te vergelijken met kilometer- en tijdkosten. Toch kunnen deze extra kosten allicht de negatieve samenhangsmaten in de tabellen 9 en 10 verklaren. De andere lijn die in de gesprekken naar voren kwam, is juist het drukken van transactiekosten door de betrokkenheid van afnemers, door sociale embeddedness. Zo
90 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
wordt administratie, organisatie van activiteiten en communicatie uitbesteed aan groepen afnemers. Dit zorgt voor tijdsbesparing voor de producent en extra betrokkenheid van de afnemers. Een dergelijke constructie vergt wederzijds vertrouwen en goede communicatie. Deze kenmerken, samen met de intentie een lange termijn relatie op te bouwen, kunnen weer bijdragen aan dynamische omgang met problemen rond de transacties. Daardoor hoeven niet alle mogelijke situaties te worden vastgelegd in contracten of overeenkomsten. Beide partijen kunnen er immers op vertrouwen dat men elkaar helpt en geen opportunistisch gedrag vertoont. Het negatieve effect van vertrouwen op de transactiekosten kwam ook in de expertinterviews aan de orde, met name de relatie tussen vertrouwen in elkaar hebben en elkaar het beste gunnen werd genoemd. Ook met betrekking tot transport kan embeddedness helpen kosten te drukken. Zo kunnen sociale contacten worden geïntegreerd in de logistiek, doordat men graag bij de producent of afnemer komt. Sociale embeddedness kan helpen om samen te werken en efficiëntere, gecombineerde vervoersstromen te realiseren. Het samen zoeken naar dynamische oplossingen kan hier dus daadwerkelijk de transactiekosten drukken. Figuur 22: Producten die via een AVN zijn aangekocht
Door sociale embeddedness kunnen afnemende ondernemingen hun sociale netwerken inzetten ten behoeve van producenten.
bron: GebaarBoerBurger, z.j.
91 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
9.4 Embeddedness en ondernemersinkomen
Hypothese 4: Hoe groter de mate van embeddedness, des te hoger het ondernemersinkomen. Om deze hypothese aan te nemen zou er een positief verband moeten bestaan tussen de mate van embeddedness en de hoogte van het ondernemersinkomen van de producent (zie bijlage 23 voor de verdeling hiervan). In tabel 11 is deze samenhang door middel van de Pearson samenhangsmaat onderzocht.
Tabel 11: Samenhang embeddedness en ondernemersinkomen van de producent Indicator
Type embeddedness
Motieven
Productonderscheidend
Verbinding
Pearson
Sociaal
.030
Ecologisch
.081
Ruimtelijk
.069
Sociaal
-.116
Ecologisch
.365**
Ruimtelijk
-.064
Sociaal
-.183
**significantieniveau van 1%, eenzijdig
Wat betreft de op motieven gebaseerde embeddedness is er geen duidelijke samenhang met het ondernemersinkomen te zien. Het enige significante verband is dat tussen de ecologische productonderscheidende embeddedness en het ondernemersinkomen. Dit betekent dat een sterkere mate van ecologische embeddedness samengaat met een hoger ondernemersinkomen. De sociale verbinding embeddedness hangt samen met een afname in het ondernemersinkomen. Dit is echter geen significante samenhang. Tabel 11 geeft geen aanleiding om hypothese 4 aan te nemen, noch om deze te verwerpen. Er is immers maar één significante samenhang. In bijlage 23 is te zien dat de ondernemersinkomens van de producenten door ongeveer 65% als hoger of flink hoger wordt beschouwd als gevolg van de afzet via een AVN. Het ontbreken van een samenhang in tabel 11 wijst erop dat het hogere ondernemersinkomen niet per se veroorzaakt wordt door een grotere mate van embeddedness.
92 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
Uit de gesprekken met producenten werd duidelijk dat het afzetten via een AVN relatief kleinschalige, diverse productie mogelijk maakt. Bij verkoop aan de reguliere groothandel krijgen grootschalige producenten vaak voorrang. Kleinschaligere producenten ondervinden hierdoor onzekerheid rond de afzet. Zowel qua hoeveelheden als qua prijs. De producenten willen liever relatief kleinschalig produceren omdat dit hun werkplezier vergroot. Ze willen de werkzaamheden kunnen blijven behappen en voldoende aandacht kunnen geven aan de productie. Men wil in het werk niet enkel focussen op efficiëntie en kostenbesparing. Daarnaast willen de producenten zich niet specialiseren, wat vaak een bijproduct is van schaalvergroting, omdat consumenten verschillende producten gebruiken, in plaats van heel veel van één gewas. Verder draagt een grotere diversiteit aan productietakken op de bedrijven bij aan het arbeidsplezier.
Figuur 23: Productietuin van producent
Door via een AVN af te zetten, kunnen veel verschillende producten geteeld worden, wat het werkplezier van de producent verhoogd. De sociale en ecologische embeddedness zorgen voor afzetzekerheid en waardering voor aparte producten door de afnemers.
Bij grootschalige productie is er volgens één van de producenten meer kans op negatieve uitwassen en misstanden. Als er op een grootschalig bedrijf iets gebeurt rond dierziektes, zijn de gevolgen meteen veel groter dan op een kleinschaliger bedrijf. De verkoop via een AVN en het creëren van een vaste klantenkring geeft de producenten zekerheid voor de toekomst omdat zij niet alles op alles hoeven te zetten om aan kostendaling te werken. De sociale embeddedness zorgt voor afzetzekerheid.
93 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
“Als voedselproductie een industrie wordt, dan klopt er iets niet. Je hebt met leven te maken, dat is anders dan een auto.” (producent)
9.5 Embeddedness en bedrijfsresultaten
Hypothese 5: Hoe groter de mate van embeddedness, des te groter de omzet. Voor het testen van deze hypothese is naar de omzetontwikkeling van producenten in de afgelopen
twee
jaar
gekeken
en
naar
de
toekomstverwachtingen
van
de
omzetontwikkeling. Met de Pearson samenhangsmaat is voor beide omzetgegevens gekeken hoe deze samenhangen met de mate van embeddedness.
Tabel 12: Samenhang embeddedness en omzet Indicator Motieven
Productonderscheidend
Verbinding
Type embeddedness
Afgelopen 2 jr.
Verwacht
Sociaal
.227*
.307**
Ecologisch
.275*
.183
Ruimtelijk
.188
.292**
Sociaal
-.031
.049
Ecologisch
-.186
-.100
Ruimtelijk
-.015
-.002
Sociaal
.183
.077
*significantieniveau van 5%, eenzijdig **significantieniveau van 1%, eenzijdig
Om de hypothese aan te nemen zou er een positief verband moeten zijn tussen omzet en embeddedness. Voor de sociale embeddedness, die gebaseerd is op de motieven, is dit het geval. Met vier significante waarden lijkt een grotere mate van embeddedness inderdaad te leiden tot hogere bedrijfsomzetten. Voor de productonderscheidende embeddedness lijkt dit echter niet te gelden. Hierbij is een overwegend zwak negatief verband te zien met de omzet. De op verbinding gebaseerde sociale embeddedness lijkt een zwak positief verband te hebben met de omzetgrootte.
94 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
De omzetontwikkeling kan beïnvloed worden door de mate van embeddedness, omdat dit kan zorgen voor een grotere productbeleving en waardering voor de producten, wat vertaald kan worden in hogere prijzen. Omzet kan ook toenemen door een toename in afzetvolume. Dit is vooral het geval bij opstartende producenten. Eén van de geïnterviewde producenten bevindt zich in die positie. Met de juiste mate van embeddedness wordt het marktpotentieel binnen AVNen door deze producent als groot gezien. De andere producenten die bij interviews betrokken waren, produceren al het maximaal haalbare volume op hun bedrijf. Voor hen zou een toename in embeddedness door middel van productbeleving en prijsverhoging kunnen leiden tot een toename van omzet. Beide producenten gaven echter aan dit niet waarschijnlijk te achten. Niet omdat de mogelijkheid er niet is, maar omdat voor hen werkplezier belangrijker is dan omzetvergroting en ze op deze manier goed kunnen rondkomen. Over het algemeen leken het vergroten van omzetten of het beperken van de kosten geen hoofddoeleinden van deze producenten te zijn. De stabiliteit van de afzet, door het creëren van een lange termijn relatie met de afnemers om zo een stabiel AVN te creëren, staat voor hen centraal.
Figuur 24: Wortelen in een kuubskist bij producent
Wanneer er een goede balans gevonden kan worden tussen efficiëntie en embeddedness, bieden AVNen veel afzetmogelijkheden.
95 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
9.6 Conclusie deelvraag drie
Verwacht werd dat een grotere mate van embeddedness zorgt voor een groter belang voor niet-economische motieven ten opzichte van economische motieven. Bij deelvraag twee is duidelijk geworden dat niet-economische motieven belangrijk zijn binnen AVNen, maar dit zorgt er niet voor dat economische motieven minder belangrijk worden. Financieel gezien lijkt het echter niet erg voor de handliggend een AVN aan te gaan, er is namelijk geen significant verband ontdekt tussen het prijsniveau van producten en de mate van embeddedness, terwijl het wel zo lijkt te zijn dat hogere mate van embeddedness samengaat met hogere transactiekosten. Dit laatste verband is niet volgens de verwachting, maar kan onder meer verklaard worden door de efficiëntie van de grote vervoersstromen van voedsel in Nederland. Het arbeidsplezier en de afzetzekerheid die embeddedness kan creëren zijn belangrijk voor producenten en voor afnemers. Daarnaast kan embeddedness ook zorgen voor betere communicatie en afstemming binnen AVNen, waardoor sociale contacten geïntegreerd worden in vervoersstromen en er een open en interactieve houding ten aanzien van mogelijke oplossingen ontstaat, wat vervolgens de transactiekosten kan drukken.
96 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
10. Conclusie Discussies rond voedselveiligheid en voedselzekerheid, veranderende relaties tussen stad en platteland en een economische crisis die aanzet tot het zoeken naar nieuwe waarden, hebben de aandacht voor nieuwe ideeën rond voedselproductie en -consumptie vergroot. Dit heeft bijgedragen aan de tweedeling in het huidige agrarische voedselsysteem tussen verdere industrialisering en toename van machtsconcentraties (kenmerken van het tweede voedselregime) en een onderstroom van personalisering en inkorting van productieketens. Biologische productie en directe afzet van agrarische producten vallen onder het begrip alternatieve voedselnetwerken (AVNen), omdat hierin een alternatief wordt geboden voor de vergaande anonimisering, homogenisering en productivistische focus van de reguliere voedselproductie in Nederland. Binnen AVNen spelen lokale, sociale, ecologische en ruimtelijke waarden een rol bij de vermarkting van de producten. Dit wordt ook wel de embeddedness van deze markttransacties genoemd. Voor deze scriptie is onderzocht hoe de AVNen vorm zijn gegeven. De volgende vraag stond hierbij centraal: Hoe worden in Nederland alternatieve voedselnetwerken rond biologische, agrarische producten vormgegeven en welke rol speelt embeddedness hierbij? In de vorm van een integrale, kwalitatieve ketenanalyse is op een vernieuwende manier gebruik gemaakt van het embeddedness concept. Door de combinatie van kwantitatieve en kwalitatieve onderzoeksmethoden is de rol van sociale, ecologische en ruimtelijke embeddedness binnen AVNen onderzocht. Economische transacties zijn ingebed in nieteconomische waarden. Door actoren binnen hun relationele context te onderzoeken, is inzicht verworven in de effecten van deze niet-economische waarden op het verloop van markttransacties en de beoogde doelen van economisch handelen. Op die manier is er een rijker actor populaire,
besef ontstaan dan de, in het neoklassieke economisch denken
homo economicus. Door de indeling in drie dimensies kon worden
onderzocht hoe de verschillende typen embeddedness zich tot elkaar verhouden. De
kenmerken
van
sociale
embeddedness;
vertrouwen,
verfijnde
informatieoverdracht en gedeelde probleemoplossing, zijn van invloed op het tot stand komen en het functioneren van AVNen. Direct contact is erg belangrijk voor het creëren
97 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
van vertrouwen en daarmee het tegengaan van opportunistisch gedrag, wat vervolgens kan bijdragen aan het waarborgen van voedselveiligheid en voedselzekerheid op de lange termijn. Directe feedback van afnemers geeft producenten de mogelijkheid de productie aan te passen aan de wensen van afnemers, maar belangrijker nog, het geeft hen ook directe waardering, waardoor het werkplezier vergroot wordt. De interactie tussen
producenten
en
afnemers
stimuleert
daarnaast
een
dynamische
en
gemeenschappelijke omgang met problemen rond het transactieproces. Producenten vinden het verbinden met afnemers, op diverse vlakken, van direct contact tot het meedragen in investeringskosten, belangrijker dan de afnemers. Belangrijker is hier misschien niet de juiste term, dit verschil kan namelijk ook te maken hebben met een verschil tussen ideeën
van afnemers als burgers en de praktische invulling als
consumenten. Het gaat dan niet om belangrijk vinden of niet, maar om de praktische invulling. De twee belangrijkste bronnen van vertrouwen, reputatie (lange termijn relaties) en gedeelde waarden en normen, vormen motieven om een AVN aan te gaan. Hierdoor hebben de transacties een relatief kleine mate van instrumentalism, oftewel een relatief kleine rol voor economische doelen, welke vaak op korte termijn financieel resultaat zijn gericht. Ook op productniveau vormen de non-prijs kenmerken belangrijke motieven om AVNen aan te gaan. Er is daardoor een relatief kleine mate van marketness binnen AVNen. De kleine maten van instrumentalism en marketness wijzen beiden op een relatief grote mate van embeddedness. Vanuit financieel oogpunt lijkt het niet erg voor de hand liggend een AVN aan te gaan, er is namelijk geen significant verband ontdekt tussen het prijsniveau van producten en de mate van embeddedness, terwijl het wel zo lijkt te zijn dat een grotere mate van embeddedness samengaat met hogere transactiekosten. Dat producenten toch AVNen aangaan, laat het belang zien dat producenten hechten aan het arbeidsplezier en de afzetzekerheid die embeddedness kan creëren. Daarnaast kan embeddedness ook zorgen voor betere communicatie en afstemming binnen AVNen, waardoor sociale contacten geïntegreerd worden in vervoersstromen en er een open en interactieve houding ten aanzien van mogelijke oplossingen ontstaat, wat vervolgens de transactiekosten kan drukken. Wat betref de ruimtelijke embeddedness, het verbinden van productieprocessen met een plek of regio met gevolgen voor de economische transacties, valt op dat dit
98 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
voor afnemende ondernemingen een stuk belangrijker is dan voor producenten. Het lijkt daarbij vooral om de ‘sterke’ variant van de AVNen te gaan, of de ‘regionale voedselnetwerken’. Afnemende ondernemingen vinden namelijk het directe contact met producenten en het beperken van voedselkilometers belangrijk en slechts een klein deel van hen communiceert de herkomst van de producten naar de eindgebruiker. De ecologische embeddedness, het verbinden van de productie, verwerking en consumptie met de lokale ecologische context en de implicaties hiervan voor de economische transacties, is vooral voor consumenten belangrijk. Direct contact met de producent is hierbij van belang omdat hierdoor het vertrouwen gecreëerd kan worden dat de producent daadwerkelijk milieu- en/of diervriendelijk produceert. Dit is één van de aanwijzingen dat de embeddedness dimensies overlappen en onderling samenhangen. Voor alle drie de dimensies van embeddedness kan het middenveld helpen een vertaalslag te maken tussen producenten en afnemers, waardoor de meerwaarde van de producten beter gecommuniceerd kan worden. Al met al is in dit onderzoek duidelijk geworden dat AVNen in Nederland op veel verschillende manieren worden ingevuld en dat de acties van de betrokken actoren niet enkel met de neoliberale bril van de homo economicus te begrijpen zijn. De onderliggende embeddedness waarden zorgen voor beslissingen die niet alleen gebaseerd zijn op een economische, korte termijn rationaliteit, maar ook op het creëren van lange termijn relaties om een stabiel alternatief te bieden voor de in het tweede voedselregime ontwikkelde voedselsysteem. Het financiële eigenbelang kan dan plaatsmaken voor maatschappelijk belang, voor nu en voor in de toekomst. Dit onderzoek geeft aanleiding tot vragen voor vervolgonderzoek. Om uitspraken te kunnen doen over het al dan niet ontstaan van een nieuw, alternatief voedselregime, gebaseerd op andere economische waarden, zou het onderzoek breder getrokken moeten worden, waarbij ook de catering van instellingen en niet biologische AVNen onderzocht worden. Het kan daarnaast interessant zijn om de mogelijkheden van samenwerking tussen producenten te onderzoeken en ook naar opties rond het inschakelen van een tussenschakel verder te bekijken. Dit spanningsveld tussen efficiëntie en het behoud van de embeddedness waarden biedt een interessant en nuttig onderzoeksgebied. Heel praktisch zou gekeken kunnen worden hoe de verschillende embeddedness waarden van de producenten en de afnemers meer gelijk getrokken
99 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
kunnen worden. Wanneer deze waardesystemen meer overeenkomen, kan een efficiëntere samenwerking ontstaan met een sterker wij-gevoel. Dit wij-gevoel kan bijdragen aan een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het voedselsysteem en creatieve innovatie stimuleren. Verder lijkt het nuttig om de mogelijkheden rond het meedragen in investeringskosten door afnemers verder te onderzoeken. Vanuit verschillende kanten is de grote potentie hiervan benadrukt.
100 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
Literatuurlijst Allen, P., FitzSimmons, M., Goodman, M., Warner, K. (2003) Shifting plates in the agrifood landscape: the tectonics of alternative agrifood initiatives in California. Journal of Rural Studies 19 (1): 61-75. Amin, A. (2004) Regulating Economic Globalization. Transactions of the Institute of British Geographers 29 (2): 217-233. Barjolle, D., Chappuis, J.M. (2000) Transaction costs and artisanal food products. Actas de la. Baker, L. (2004) Tending cultural landscapes and food citizenship in Toronto’s community gardens. Geographical Review 94 (3): 305–325. Bardhan, P. (1989) The new institutional economics and development theory: a brief critical assessment. World Development 17 (9): 1389-1395. Boerzoektbuur (z.j.) Project beschrijving [http://www.boerzoektbuur.nl/project-bzb/] (geraadpleegd op 19-01-2013). Bosco, F.J. (2006) Actor-Network Theory, Networks, and Relational approaches in Human Geography. In: Approaches to Human Geography. Londen: Sage. Bowen, S. (2011) The Importance of Place: Re-territorialising Embeddedness. Sociologia Ruralis 51 (4): 325-348. Bowler, I. (2002) Developing Sustainable Agriculture. Geography 87 (3): 205-212. Biogids (z.j.) Koop biologische producten. [http://www.biogids.nl/] (geraadpleegd op 19-01-2013). Biojournaal (2012) Gezocht: Biologische korte afzetketens. [http://www.biojournaal.nl/nieuwsbericht_detail.asp?id=10074] (geraadpleegd op 1302-2013). Biologica (2006) Onderzoek naar multifunctionele landbouw. Utrecht: Biologica. Biologica (2007) Bio-Monitor 2006. Utrecht: Biologica. Bionext (z.j.) Hoe herken je biologisch? [http://www.bionext.nl/consument/alles-overbiologisch/keurmerk-controle] (geraadpleegd op 25-01-2013). Brouwer, A. (2010) Bio-Monitor 2009. Utrecht: Taskforce Marktontwikkeling Biologische Landbouw.
101 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
Brouwer, A., Van den Idsert, B., Steverink, M., Zeelenberg, A. (2011) Biotrends 2011. Trends en ontwikkelingen in de biologische sector. Zeist: Bionext. Bryman, A. (2008) Social research methods. Oxford: Oxford University Press. Burch, D., Lawrence, G. (2009) Towards a third food regime: behind the transformation. Agriculture and Human Values 26 (4): 267-279. CBS (2011) Landbouw; biologisch en/of omschakeling, gewassen, dieren, nationaal. [http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?DM=SLNL&PA=81517ned&D1=0-2,10,2829,37,64-65,73,91,127,129,131,176,225-226,228-229,232-233,238,244,264267,270,273,282,291,304,308,316,325,338,342,349350,353,361,367,379,397&D2=1&D3=l&VW=T] (geraadpleegd op 11-02-2013). Challies, E.R.T. (2008) Commodity Chains, Rural Development and the Global Agrifood System. Geography Compass 2 (2): 375-394. Chiffoleau, Y. (2009) From Politics to Co-operation: The Dynamics of Embeddedness in Alternative Food Supply Chains. Sociologia Ruralis 49 (3): 218-235. Chiles, T.H., McMackin, J.F. (1996) Integrating variable risk preferences, trust, and transaction cost economics. Academy Manage Review 21 (1): 73-99. Coase, R.H. (1937) The nature of the firm. Economica 4 (16): 386-405. Connell, D.J., Smithers, J., Joseph, A. (2008) Farmers’ markets and the “good food” value chain: a preliminary study. Local Environment 13 (3): 169-185. Coe, N.M., Dicken, P., Hess, M. (2008) Global Production Networks: Realizing the Potenial. Journal of Economic Geography 8 (3): 271-295. De Jong, D., Schoutsen, M., Veen, E., Sukkel, W., Visser, A. (2010) Verbindingsmaatlat voor landbouw. Wageningen: Praktijkonderzoek Plant & Omgeving, Wageningen Universiteit en Researchcentrum. Dekking, A., De Jong, D., Klieverik, M. (2007) Samenwerkingsvormen boer-burger. Een agenda voor opschaling. Lelystad: Waardewerken, Wageningen Praktijkonderzoek Plant & Omgeving, Wageningen Universiteit en Researchcentrum. DeLind, L.B. (2002) Place, work, and civic agriculture: Common fields for cultivation. Agriculture and Human Values 19 (3): 217-224. De Nooy-van Tol, J., Verschuur, G., Fischer, M. (2010) Verkenning boer-buur bedrijven 2009-2010. Z.p.: Taskforce Multifunctionele Landbouw. De Volkskrant (2012) Zeven boeren per dag stoppen ermee [http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2680/Economie/article/detail/3356369/2012/11/30/Zev en-boeren-per-dag-stoppen-ermee.dhtml] (geraadpleegd op 19-01-2013).
102 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
De Volkskrant (2013) Komt ‘groen’ Duits eitje van kaalgepikte kip? [http://krant.volkskrant.nl/?paper=26291&zone=NL&ticket=ST-58809BciCVaFemSRehI4kmhPQ-caps.volkskrant.nl#/paper] (geraadpleegd op 26-02-2013). Demeter (z.j.) Demeter. [http://www.stichtingdemeter.nl/demeter/] (geraadpleegd op 26-02-2013). Dicken, P., Kelly, P.F., Olds, K., Wai-chung Yeung, H. (2001) Chains and networks, territories and scales: towards a relational framework for analyzing the global economy. Global Networks 1 (2): 89-112. Distrifood (2013) Consument wil lagere prijzen en regionale verwenproducten [http://www.foodholland.nl/nieuws/artikel.html?id=144868] (geraadpleegd op 19-012013). Dyer, J.H., Chu, W. (2003) The Role of Trustworthiness in Reducing Transaction Costs and Improving Performance: Empirical Evidence from the United States, Japan, and Korea. Organization Science 14 (1): 57-68. Ecorys Nederland B.V., Aequator Groen en Ruimte, Verweij-Jonker Instituut (2009) Verbreding gevraagd. Verkenning potentiële marktvraag verbredingsactiviteiten landbouw. Rotterdam: Ecorys. Elands, B., Lengkeek, J. (2000) Typical tourists. Research into the theoretical and methodological foundations of a typology of tourism and recreation experiences. Wageningen: Mansholt Studies. EL&I (2012) Monitor Duurzaam Voedsel 2011. Den Haag: Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Engelen, E. (2001) ‘Breaking in’ and ‘breaking out’: a Weberian approach to entrepreneurial opportunities. Journal of Ethnic and Migration Studies 27 (2): 203-223. Engelen, C. (2009) Wie zorgt voor wie? Op weg naar een duurzame relatie tussen stad en platteland. Wageningen: Wetenschapswinkel Wageningen Universiteit en Researchcentrum. Feagan, R., Morris, D. (2009) Consumer quest for embeddedness: a case study of the Brantford Farmers' Market. International Journal of Consumer Studies 33 (3): 235-243. Food for Food (2012) Nederlanders geven voorkeur aan lokaal boven biologisch en fair trade. [http://www.foodforfood.info/foodmonitor/artikel/nederlanders-voorkeur-aanlokaal-boven-biologisch-en-fair-trade] (geraadpleegd op 19-01-2013). GebaarBoerBurger (z.j.) Tafe(l)relen rituelen. [http://www.gebaarboerburger.nl/?p=379] (geraadpleegd op 19-01-2013).
103 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
Geurts, G. (2011) Wereldvoedsel. Pleidooi voor een rechtvaardige en ecologische voedselvoorziening. Amsterdam: De Republiek. Gereffi, G., Humphrey, J., Sturgeon, T. (2005) The Governance of Global Value Chains. Review of International Political Economy 12 (1): 78-104. Goodman, D. (2004) Rural Europe Redux? Reflections on Alternative Agro-Food Networks and Paradigm Change. Sociologia Ruralis 44 (1): 3-16. Goodman, D., DuPuis, E.M. (2002) Knowing Food and Growing Food: Beyond the Producer-Consumption Debate in the Sociology of Agriculture. Sociologia Ruralis 42 (1): 5-22. Granovetter, M. (1985) Economic Action and Social Structure: The Problem of Embeddedness. American Journal of Sociology 91 (3): 481-510. Gulati, R., Nohria, N., Zaheer, A. (2000) Strategic networks. Strategic Management Journal 21 (3): 203-215. Halloway, L., Kneafsey, M., Venn, L., Cox, R., Dowler, E., Tuomainen, E. (2007) Possible Food Economies: a Methodological Framework for Exploring Food Production–Consumption Relationships. Sociologia Ruralis 47 (1): 1-19. Hegelund, A. (2005) Objectivity and Subjectivity in Ethnographic Method. Qualitative Health Research 15 (5): 647-668. Hendriks, K., Stobbelaar, D.J., Fruithof, F., Tress, B. (2004) Biologische producten met een gezicht. Mogelijkheden voor regionale biologische productie om klanten te binden door herkenbaarheid. Wageningen: Rapport Biologische Producten. Hess, M. (2004) ‘Spatial’ relationships? Towards a reconceptualization of embeddedness. Progress in Human Geography 28 (2): 165-186. Hinrichs, C.C. (2000) Embeddedness and local food systems: notes on two types of direct agricultural market. Journal of Rural Studies 16 (3): 295-303. IFOAM (z.j.) Beginselen van de Biologische Landbouw. [http://www.ifoam.org/about_ifoam/pdfs/POA_folder_dutch.pdf] (geraadpleegd op 1901-2013). Immink, V., Van der Heijden, C., Litjens, M. (2007) Slow Food: Boeren-Goudse Oplegkaas. Glocalisatie van Echte Oude Kaas. Wageningen: Wageningen Universiteit en Researchcentrum. Immink, V., Van der Kroon, S. (2006) Wat je vers haalt is lekker. Thuisverkoop op het Platteland. Wageningen: Landbouw Economisch Instituut, Wageningen Universiteit en Researchcentrum.
104 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
Kirwan, J. (2004) Alternative Strategies in the UK Agro-Food System: Interrogating the Alterity of Farmers’ Markets. Sociologia Ruralis 44 (4): 395-415. Klaes, M. (2000) The history of the concept of transaction costs: Neglected aspects. Journal of the History of Economic Thought 22 (2): 191-216. Kneafsey, M. (2010) The region in food—important or irrelevant? Cambridge Journal of Regions, Economy and Society 3 (2): 177-190. Krippner, G.R. (2002) The Elusive Market: Embeddedness and the Paradigm of Economic Sociology. Theory and Society 30 (6): 775-810. Lockie, S. (2009) Responsibility and agency within alternative food networks: assembling the ‘‘citizen consumer’’. Agriculture and Human Values 26 (3): 193-201. Lockie, S., Kitto, S. (2002) Beyond the Farm Gate: Production-Consumption Networks and Agri-Food Research. Sociologia Rurales 40 (1): 3-19. Lui, J. (2013) Lezing: It’s the Food, Stupid! Amsterdam: Rode Hoed, 25-02-2013. Mäki, U. (2004) Theoretical isolation and explanatory progress: transaction cost economics and the dynamics of dispute. Cambridge Journal of Economics 28 (3): 319346. Marsden, T., Banks, J., Bristow, G. (2000) Food Supply Chain Approaches: Exploring their Role in Rural Development. Sociologia Ruralis 40 (4): 424-438. Marsden, T.K., Renting, H., Banks, J., Van der Ploeg, J.D. (2001) The road towards sustainable agricultural and rural development: issues of theory, policy and research practice. Journal of Environmental Policy and Planning 3 (2): 75-83. Martin, R., Sunley, P. (2001) Rethinking the ‘economic’ in economic geography: broadening our vision or losing our focus? Antipode 33 (2): 148-161. McMichael, P. (2009) A food regime genealogy. The Journal of Peasant Studies 36 (1): 139-169. Michael, R.S. (2002) Inquiry and scientific method. Strategies for educational inquiry 2002 (fall): 1-5. Morgan, K., Marsden, T., Murdoch, J. (2006) Worlds of Food: Place, Power and Provenance in the Food Chain. Oxford: Oxford University Press. Morris, C., Kirwan, J. (2010) Food commodities, geographical knowledge and the reconnection of production and consumption: The case of naturally embedded food products. Geoforum 41 (1): 131-143.
105 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
Murdoch, J., Marsden, T., Banks, J. (2000) Quality, nature & embeddedness: Some theoretical considerations in the context of the food sector. Economic Geography 76 (2): 107-125. Murphy, A.B. (2006) Enhancing Geography’s Role in Public Debate. Annals of the Association of American Geographer 96 (1): 1-13. Murray, W.E. (2007) Geographies of Globalization. New York: Routledge. Oxfam (2013) Behind the Brands. Food justice and the ‘Big 10’ food and beverage companies. Oxford: Oxfam International. Penker, M. (2006) Mapping and measuring the ecological embeddedness of food supply chains. Geoforum 37 (3): 368-379. Polanyi, K. (1944) The Great Transformation. New York: Holt, Rinehart. Pollan, M. (2008) In Defense of Food. The Myth of Nutrition and the Pleasures of Eating. London/New York: Penguin. Provan, K.G. (1993) Embeddedness, interdependence, and opportunism in organizational supplier–buyer networks. Journal of Management 19 (4): 841-856. Reed, I.A. (2010) Epistemology Contextualized: Social Scientific Knowledge in a Postpositivist Era. Sociological Theory 28 (1): 20-39. Reijnders, L. (1997) Het Boerenbedrijf in de Lage Landen. Geschiedenis en toekomst. Amsterdam: Van Gennep. Renting, H., Marsden, T.K., Banks, J. (2003) Understanding alternative food networks: exploring the role of short food supply chains in rural development. Environment and Planning A 35 (3): 393-411. RIDL&V (2011) Naar een integrale benadering van duurzame landbouw en gezonde voeding. Z.p.: Wetenschappelijke Raad voor Integrale Duurzame Landbouw en Voeding. Roep, D., Wiskerke, H. (2006) Nourishing Networks. Fourteen lessons about creating sustainable food supply chains. Wageningen: Rural Sociology Group universiteit Wageningen, Doetinchem: Reed Business Information. Roest, A., Oltmer, K., Venema, G., Jager, J., Jeurissen, L., Gies, E., Schoorlemmer, H., Hendriks-Goossens, V., Dekking, A., Kamstra, J., Visser, A. (2009) Kijk op multifunctionele landbouw, omzet en impact. Wageningen: Landbouw Economisch Instituut, Wageningen Universiteit en Researchcentrum. Sage, C. (2003) Social embeddedness and relations of regard: alternative ‘good food’ networks in south-west Ireland. Journal of Rural Studies 19 (1): 47-60.
106 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
Sage, J.L., Goldberger, J.R. (2012) Decisions to direct market: Geographic influences on conventions in organic Production. Applied Geography 34 (2012): 57-65. Schwens, C., Kabst, R. (2009) Early internationalization: A transaction cost economics and structural embeddedness perspective. Journal of International Entrepreneurship 7 (4): 323-340. Simon, G.L., Graybill, J.K. (2010) Geography in interdisciplinarity: Towards a third conversation. Geoforum 41(3): 356-363. Slater, G., Spencer, D.A. (2000) The uncertain foundations of transaction costs economies. Journal of Economic Issues 34 (1): 61-87. Spaargaren, G., Oosterveer, P.J.M., Loeber, A. (2012) Food practices in transition: changing food consumption, retail and production in the age of reflexive modernity. New York/London: Routledge. Sui, D.Z. (2004) Tobler’s First Law of Geography: a Big Idea for a Small World? Annals of the Association of American Geographers 94 (2): 269-277. The Food Agency (2012) Boer en consument hebben elkaar nog niet veel te melden. Wageningen: The Food Agency en Beautiful Lives. Teenstra, E.D. (2004) Kraamkamer van duurzaamheid. De innovatieve kracht van biologische landbouw voor verduurzaming van de gangbare landbouw. Wageningen: Koepelprogramma Biologische Landbouw. Tregear, A., Arfini, F., Belletti, G., Marescotti, A. (2007) Regional foods and regional development: the role of product qualification. Journal of Rural Studies 23 (1): 12-22. Uzzi, B. (1996) The Sources and Consequences of Embeddedness for the Economic Performance of Organizations: The Network Effect. American Sociological Review 61 (4): 674-698. Uzzi, B. (1999) Embeddedness in the Making of Financial Capital: How Social Relations and Networks Benefit Firms Seeking Financing. American Sociological Review 64 (4): 481-505. Uzzi, B., Lancaster, R. (2004) Embeddedness and Price Formation in Corporate Law Markets. American Sociological Review 69 (3): 319-344. Van Boxtel, M., Schlaman, G. (2008) Handboek Directe Verkoop van boerderijproducten. Utrecht: Biologica. Van der Ploeg, J.D., Renting, H. (2000) Impact and potential: a comparative review of European rural development practices. Sociologia Ruralis 40 (4): 529-543.
107 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
Van der Voort, M.P.J., Van Dijk, S.M., Roest, A.E. (2011) Het opzetten van korte ketens met streekproducten. Een inventarisatie van kansen en knelpunten van vijf korte ketens. Wageningen: Praktijkonderzoek Plant & Omgeving, Wageningen Universiteit en Researchcentrum. Veen, E.J., Derkzen, P., Wiskerke, J.S.C. (2012) Motivations, Reflexivity and Food Provisioning in Alternative Food Networks: Case Studies in Two Medium-sized Towns in the Netherlands. International Journal of Sociology Agriculture and Food 19 (3): 365-382. Veen, E.J., Vermeulen, P., De Wolf, P.L., Schoorlemmer, H.B. (2010) Verbindingen tussen agrarische ondernemers en burgers. Verkennend onderzoek naar de verschillende typen verbindingen. Wageningen: Praktijkonderzoek Plant & Omgeving, Wageningen Universiteit en Researchcentrum. Venema, G., Doorneweert, B., Oltmer, K., Dolman, M., Breukers, A., Van Staalduinen, L., Roest, A., Dekking, A. (2009) Wat noemen we verbrede landbouw? Verkenning van definities en informatiebehoeften. Wageningen: Praktijkonderzoek Plant & Omgeving, Wageningen Universiteit en Researchcentrum. Venema, G., Schoorlemmer, H., De Bont, K., Schouten, A., Voskuilen, M., Veen, E., Jager, J., Lakner, D., Hendriks-Goossens, V. (2012) Kijk op multifunctionele landbouw. Omzet en impact 2007-2011.Wageningen: Landbouw Economisch Instituut, Wageningen Universiteit en Researchcentrum. Verhoeven, J.C. (2001) Op zoek naar de samenleving. Antwoorden van sociologen. Leuven: Acco. Visser, A.J., Kamstra, J.H., Dekking, A.J.G. (2010) Kennisbehoefte en wijze van informatievergaring bij multifunctionele ondernemers. Wageningen: Praktijkonderzoek Plant & Omgeving, Wageningen Universiteit en Researchcentrum. Watts, D.C.H., Ilbery, B., Maye, D. (2005) Making reconnections in agro-food geography: alternative systems of food provision. Progress in Human Geography 29 (1): 22-40. Westerman, F. (2006) De Graanrepubliek. Amsterdam: Olympus. Williamson, O.E. (1979) Transaction-cost economics: The governance of contractual relations, Journal of Law and Economics 22 (2): 233-261. Winter, M. (2003) Geographies of food: agro-food geographies – making reconnections. Progress in Human Geography 27 (4): 505-513. Winter, M. (2003a) Embeddedness, the new food economy and defensive localism. Journal of Rural Studies 19 (1): 23-32.
108 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013
Alternatieve Voedselnetwerken. Bezien vanuit het embeddedness concept.
Young-Ybarra, C., Wiersema, M. (1999) Strategic Flexibility in Information Technology Alliances: The Influence of Transaction Cost Economics and Social Exchange Theory. Organization Science 10 (4): 439-459. Zaheer, A., Venkatraman, N. (1995) Relational governance as an interorganizational strategy: An empirical test of the role of trust in economic exchange. Strategic Management Journal. 16 (5) 373-392. Zuurbier, P.J.P. (1999) Supply Chain Management in the Fresh Produce Industry: A Mile to Go? Journal of Food Distribution Research 30 (1): 20-30.
109 Masterscriptie Linda van IJzendoorn 2013