natuurstudie
Alles wat je altijd wilde weten over (maar nooit durfde vragen)
exoten
Hoe zit dat eigenlijk met die exoten waar we zo regelmatig mee rond de oren geslagen worden? Wanneer is iets een exoot? Spreken we hier over dieren of over planten? Exoten kwamen hier vroeger niet voor: verhogen zij onze biodiversiteit dan niet, wat toch goed zou zijn? Zo foeteren op exoten (of erger nog), is dat niet een beetje een ‘eigen volk eerst’ reflex? Waarom verdelgen we exoten, het zijn toch ook diertjes (soms zelfs met een hoge aaibaarheidsfactor)? Op deze en andere vragen krijg je in dit artikel een antwoord.
Guy Huylebroeck
Een exoot, wat is dat?
Exoten, je kunt er zonder twijfel een thesis over schrijven. Ettelijke thesissen zelfs. Masters of doctors, maakt niet uit. Exoten zijn er en ze zijn er dikwijls om te blijven. Langs alle deuren, gaten, kieren, op alle mogelijke manieren wurmen ze zich naar binnen. Mensen met een zware hang naar antropomorfisme[1] en een democratisch profiel kunnen zich nu ongemakkelijk beginnen voelen: hoor ik daar de partij die ooit bekend was als het Vlaams Blok niet vloeken? Toch niet – het gaat hier over exoten, meneer. En dat is toch nog iets anders dan allochtonen. Een exoot is een organisme dat door direct of indirect toedoen van de mens ergens is terechtgekomen waar het van nature niet voorkomt. Het begrip ‘exoot’ dekt dus zowel dieren als planten, maar gaat ook verder: andere organismen (schimmels en bacteriën) kunnen ook exoten zijn en voor velen horen daar ook virussen en prionen bij, hoewel die strikt gezien geen organismen zijn (omdat ze geen eigen metabolisme hebben). Sommige bronnen voegen nog andere voorwaarden toe, maar tot de naakte essentie herleid is een exoot iets levends dat via ons ergens is terechtgekomen waar het anders niet zou raken. Belangrijk is wel het menselijk toedoen. Iedereen die ooit het welkomstpakket van
44
Snep! · 3de trimester 2009
Natuurpunt heeft opengemaakt en de cd met vogelgeluiden beluisterde, weet van Walter Roggeman dat er in de jaren vijftig van de vorige eeuw bustochten werden georganiseerd om de Turkse tortel te gaan bekijken, die net op eigen houtje zijn territorium had uitgebreid vanuit de Balkan naar West-Europa. Op eigen houtje, dus geen exoot. Tot nader order vallen planten of dieren die door de klimaatwijziging hun areaal naar het noorden (of zuiden, afhankelijk van het halfrond) hebben uitgebreid, niet onder het begrip exoot, hoewel je hier wellicht van een indirecte menselijke invloed kunt spreken. De bijeneters (ZuidEuropa) van de kanaalzone zijn dus geen exoten. De tijgerspin (Zuid-Europa) die je bij ons meer en meer in de tuin vindt, ook niet. De kookaburra’s van Zingem wel.[2] Zo zijn we: streng maar rechtvaardig. De onderliggende reden is natuurlijk dat het in het ene geval om een natuurlijk proces gaat en in het andere niet (met opnieuw enig voorbehoud voor de opwarming van de aarde). Als het over plantenexoten gaat, spreken we ook wel eens over een neofyt[3] of adventiefplant. Een speciale klasse adventiefplanten zijn de stinzenplanten, die al zolang geleden ergens zijn ingeburgerd, dat ze wel inheems lijken. Daar zitten voor de hand liggende soorten tussen als sneeuwklokje
(Duitsland, Frankrijk) en bonte krokus (Midden- en Zuid-Europa), maar ook meer verrassende zoals bosanemoon, holwortel (Duitsland, Frankrijk) en gevlekt longkruid (Centraal-Europa). Herinner je hierbij wel de definitie: er is een ragfijne nuance tussen een exoot en een uitheemse soort. Voor ons is uitheems niet Belgisch. Wel wat artificieel natuurlijk, zeker gezien de politieke actualiteit. Exoot betekent echter: een organisme dat ergens op eigen krachten niet zou komen. Vingerhoedskruid uit de Ardennen is een exoot in mijn tuin, maar is wel inheems. Zo zit dat.
“een exoot is iets levends dat via ons ergens is terechtgekomen waar het anders niet zou raken” Exoten kunnen zich hier niet altijd handhaven, bijvoorbeeld omdat zij uit tropische streken komen en niet tegen vorst kunnen. Van exoten die zich wel kunnen handhaven – en, belangrijk, verspreiden of voortplanten over verscheidene generaties – zeggen we dat ze ingeburgerd zijn. Som-
natuurstudie muurtje en vestigen zich daarna, zonder dat iemand ooit de bedoeling had om ze los te laten, in de vrije natuur. Nogal wat vogels zijn op die manier exoot geworden: Canadese gans (Noord-Amerika), mandarijneend (Oost-Azië), Indische gans (Centraal-Azië) en halsbandparkiet (ZuidAzië, Centraal-Afrika) bijvoorbeeld. Ook planten uiteraard, zoals reuzenberenklauw (Kaukasus), reuzenbalsemien (Himalaya), late guldenroede (Noord-Amerika) of grote kroosvaren (Amerika). Een voorbeeld van een exoot die om economische redenen gehouden wordt, maar uit kwekerijen wist te ontsnappen, is de Californische rivierkreeft.
“naar het schijnt kruipen er in de Antwerpse haven regelmatig slangen van tussen de bananen” Een van de Zingemse kookaburra’s (foto Paul Vandenbulke)
mige ingeburgerde soorten doen het hier uitzonderlijk goed en breiden zich expansief uit. Dit noemen we invasieve soorten. Vaak zorgen deze invasieve soorten door hun ongebreidelde toename voor allerhande problemen, maar daar komen we later op terug. Invasieve soorten kunnen het om verschillende redenen goed doen. Bijvoorbeeld omdat ze geen concurrentie hebben van inheemse soorten, zoals de grote waternavel (Noord-Amerika), of geen natuurlijke predatoren hebben. Invasieve soorten zijn vaak ook succesvoller dan lokale soorten: ze kunnen groter en sterker zijn of ze hebben een groter aanpassingsvermogen. Andere zijn minder kieskeurig op hun voedsel of huisvesting, ze planten zich sneller voort of hebben een grotere resistentie tegen ziekten – die ze soms zelf meebrengen!
Hoe raken die exoten dan hier?
Om te beginnen is ‘hier’ misschien niet echt op zijn plaats. Exoten zijn niet alleen een kwestie van hier, maar ook van daar. In Amerika zijn spreeuwen, huismussen en paardenbloemen ook exoten. Zelfs in de tropen tref je exoten aan: waterhyacint veroverde vanuit Zuid-Amerika door menselijk toedoen tropisch Afrika en Azië. Tot groot verdriet van velen, maar daarover later meer. De vraag is dus: hoe doen ze
het? Zoals zo vaak heeft de natuur veel verbeeldingskracht[4]. Een eerste voor de hand liggende reden is dat de mens het wetens en willens, opzettelijk en bewust heeft gedaan. Fazanten bijvoorbeeld. Naar het schijnt zetten de Romeinen deze van oorsprong Aziatische soort al uit omwille van de jacht. Andere voorbeelden zijn roodwangschildpadden (Noord-Amerika), die kleine schattige schildpadjes die je vroeger op de kermis kon winnen als je vijf keer in de roos schoot, maar die als ze opgroeien veel te groot worden voor het speelgoedaquarium waarin ze zitten en bovendien meer filet américain nodig hebben dan baasje wil betalen: in de beek dumpen, die rotzooi! Of nog: Amerikaanse vogelkers (bijnaam: bospest, dat belooft dus ook al niet veel goeds), ooit bij ons ingevoerd door een of ander genie van de Karpaten omdat de plant de bodemkwaliteit van zanderige gronden kan verhogen. Een laatste voorbeeld is het veelkleurig Aziatisch lieveheersbeestje, dat opzettelijk werd losgelaten in tuinen en boomgaarden om blad- en schildluizen biologisch te bestrijden. Een tweede manier om exoot te worden is ontsnappen: planten of dieren die om decoratieve of economische redenen worden gehouden, springen over het
In het geniep meeliften met mensen, verborgen in bagage, vracht of voertuigen is een andere populaire exotentactiek. Echt grote dieren treffen we in deze categorie natuurlijk niet aan, hoewel: naar het schijnt kruipen er in de Antwerpse haven regelmatig slangen van tussen de bananen. Maar gewoonlijk gaat het hier dus om kleiner spul, vlinders bijvoorbeeld, zoals die Turkse uil die als rups meekwam met een basilicumplantje dat Krista Wettinck vorig jaar meebracht uit Turkije en die eind augustus bij haar thuis ontpopte. Eerlijkheidshalve moeten we wel zeggen dat Turkse uilen ook als trekvlinder tot hier kunnen raken, hoewel de meeste individuen hier belanden tussen planten vanuit Zuid-Europa, zoals in het geval van Turkse uil (foto Krista Wettinck)
Snep! · 3de trimester 2009
45
natuurstudie Krista. Andere voorbeelden van liftende exoten zijn blauwband, een Aziatisch visje dat als verstekeling tussen graskarpers naar hier kwam en intussen alle Vlaamse waterlopen heeft gekoloniseerd, en paardenkastanjemineermot, die met een lading hout vanuit Macedonië naar Oostenrijk kwam en vandaar tot bij ons en er nu voor zorgt dat de bladeren van de paardenkastanjes al in juni verkleuren en in augustus afvallen, twee maanden vroeger dan normaal. Een niet te onderschatten verspreidingsmedium voor exoten is ballastwater. Schepen pompen water in hun ballasttanken onderaan het ruim voor een betere stabiliteit als ze niet of maar gedeeltelijk geladen zijn. Als ze in een nieuwe haven beter geladen worden, lozen ze dat ballastwater weer. Het gaat hier niet om een klein beetje water: jaarlijks wordt naar schatting vier miljard ton ballastwater verplaatst. Die ballasttanken zijn eigenlijk reuzenaquaria en ze hebben ervoor gezorgd dat soorten als Amerikaanse zwaardschede en ribkwal (Amerika), Chinese wolhandkrab en driehoeksmossel (Zwarte en Kaspische Zee) hier ingeburgerd raakten. Een bijzonder instructief filmpje over de verspreiding van de ribkwal via ballastwater, vind je op: http://www2.minlnv.nl/lnv/algemeen/ dc_video/ribkwal.html. Ook virussen en bacteriën verspreiden zich vaak door met ons mee te liften. Daarom moet je soms door een ontsmettend bad stappen of rijden of komen stewardessen voor een landing met spuitbussen in de cabine. Meeliftend met de conquistadores konden mazelen en pokken zich verspreiden onder de indianen, met de bekende rampzalige gevolgen. Ribkwal (foto Ron Offermans)
46
Snep! · 3de trimester 2009
Ten slotte hebben we nog een vierde categorie verspreidingsmethoden: het creëren van corridors die organismen toelaten om te migreren naar een gebied waarvan ze vroeger afgesneden waren. Het klassieke voorbeeld hier is het Main-Donaukanaal dat de verbinding vormt tussen de stroomgebieden van Rijn en Donau. Hoewel dit kanaal al een oude droom was van Karel de Grote, werd het pas in 1992 opengesteld. Meteen een prima gelegenheid voor een heleboel soorten om van west naar oost (Chinese wolhandkrab: een exoot die we zelf aan het exporteren zijn) of veel meer nog van oost naar west (onder andere Kaspische slijkgarnaal, Donaubrasem en blauwneus) te migreren. De meest voorkomende verspreidingstactiek van exotische planten in Vlaanderen is ontsnappen uit tuinen en kwekerijen, op de voet gevolgd door invoer via zaden allerhande. Die twee methodes zijn goed voor 85% van alle neofyten.
Een beetje geschiedenis
Een mens zou zo de indruk kunnen hebben dat exoten een recent fenomeen zijn, een bijproduct van onze global village. Niets is echter minder waar en als je naar de verspreidingmechanismen van exoten kijkt, hoeft dat ook niet te verwonderen. Al sinds de mist der tijden hebben mensen dieren en planten van hun reizen meegebracht, bewust of onbewust. De oudste uitwisseling wordt de Euraziatische uitwisseling genoemd. Die verliep vooral via de zijderoutes en door veroveringstochten. Vanuit Azië werden gewassen ingevoerd als abrikoos (China), allerhande
bonensoorten, wijnstok (Transkaukasië), knoflook (Libanon), perzikboom (China), rabarber (Centraal-Azië), spinazie (Iran), ui (China, India) en walnoot (Zuidoost-Azië). De Columbiaanse uitwisseling tussen de Oude en de Nieuwe Wereld na de ontdekking van Amerika door Columbus in 1492 (vandaar Columbiaans) wordt vaak een van de grootste gebeurtenissen genoemd in de geschiedenis van de ecologie, landbouw en cultuur van onze wereld. Vanuit Amerika kwamen aardappel, tomaat, rubberbomen, cavia, kalkoen en pompoen naar Europa, Afrika en Azië. Omgekeerd werden paarden, koeien, ezels, koffie, suikerriet, sinaasappelen en bananen ingevoerd in Amerika.
“invasieve soorten zijn de tweede belangrijkste oorzaak van de achteruitgang van de biodiversiteit” Hoewel de verspreiding van exoten een oud fenomeen is, valt het wel op dat het aantal nieuwe invasieve soorten de laatste decennia fors is gestegen. In Vlaanderen tellen we momenteel 16 invasieve planten (waarvan er maar 5 tussen 1500 en 1900 tot hier raakten) en 34 invasieve gewervelden. Elf daarvan vestigden zich hier al vóór 1900, waaronder karper, konijn, huismuis, zwarte en bruine rat.
En is dat nu erg?
Meestal niet, kijk maar naar onze stinzenplanten. Soms zijn exoten zelfs uitgesproken nuttig: Japanse oesters worden bijvoorbeeld gekweekt voor oestercultuur en voor het fixeren van zandbanken en op vele plaatsen in de wereld leveren invasieve vissoorten een positieve economische bijdrage. Heel af en toe echter zijn invasieve soorten wel schadelijk. Hiervoor bestaat er een grove 10-10-vuistregel: 10% van de geïntroduceerde soorten burgert in en daarvan is 10% schadelijk. Jammer genoeg zijn schadelijke exoten, hoewel het over niet zoveel soorten gaat, behoorlijk schadelijk. Zij kunnen kiezen uit drie categorieën om ons te ambeteren en de betere soorten combineren er twee of drie. Ecologische schade Het Biodiversiteitsverdrag van Rio de Janeiro uit 1992 erkent invasieve soorten als de tweede belangrijkste oorzaak van de achteruitgang van de biodiversiteit, na habitatverlies. Volgens sommige bronnen
natuurstudie zijn invasieve soorten op wereldschaal verantwoordelijk voor naar schatting 40% van alle gekende gevallen van uitsterven. Voor ecologische schade bestaat een aantal mechanismen, waarvan betere concurrentie de populairste is. De exoot komt hier aan en is net ietsje succesvoller dan zijn inheemse rivalen. Die concurrentie kan om voedsel gaan, maar evengoed om nestgelegenheid. Zo nemen halsbandparkieten (Zuid-Azië, Centraal-Afrika) in onze parken holen in die niet meer beschikbaar zijn voor de holenduif. En aangezien het aantal holen beperkt is en een holenduif holen nodig heeft om te broeden... Bij planten gaat het vooral om licht- en plaatsconcurrentie. Notoire pestsoorten als reuzenberenklauw (Kaukasus) en Amerikaanse vogelkers onderdrukken zo de inheemse ondergroei. Een klassiek voorbeeld van verdringing door concurrentie is dat van de grijze eekhoorn (Noord-Amerika), die op veel plaatsen in het Verenigd Koninkrijk onze rode eekhoorn heeft vervangen. Grijze eekhoorns zijn groter en sterker, efficiënter in het voedselzoeken, passen zich beter aan aan nieuwe omgevingen en zijn meer resistent tegen bepaalde virussen. De grijze eekhoorn is momenteel ook een populatie aan het uitbouwen in Noord-Italië en de vrees bestaat dat hij van daaruit de rest van Eurazië zou veroveren. Sommige inheemse soorten hebben het echt niet getroffen en worden belaagd door verschillende exoten tegelijk. Zo wordt de Europese rivierkreeft zowel bedreigd door de Chinese wolhandkrab als door de rode rivierkreeft (en andere Noord-Amerikaanse rivierkreeften).
“een hobby van exoten is inheemse soorten opeten” Een andere hobby van exoten is inheemse soorten opeten. Zo voedt de Noord-Amerikaanse ribkwal zich met visseneieren en vissenlarven (vooral van haring, kabeljauw en makreel). Als de bevolkingsaantallen van een exoot beperkt blijven, is dat uiteraard niet zo erg: er zijn nog wel andere (inheemse) soorten die zich ook met plankton voeden, maar als een exoot invasief wordt, kan dit wel een probleem vormen: de komst van een superpredator kan dan wel degelijk leiden tot een terugval in de populatie van zijn prooisoorten. Ook leuk vanuit exotenstandpunt is inheemse soorten infecteren: de al eerder gemelde grijze eekhoorn is resistent voor een virus dat dodelijk kan zijn voor de rode eekhoorn.
Nog nefaster is de liefde, geloof het of niet. Noord-Amerikaanse rosse stekelstaarteenden die in het Verenigd Koninkrijk zijn ontsnapt, daar invasief werden en het Kanaal overstaken, hybridiseren in Spanje met de zeldzame, Zuid-Europese witkopeend. Hierdoor is de zuivere witkopeendpopulatie op termijn in haar voortbestaan bedreigd. Daarom is er in het Verenigd Koninkrijk een uitroeiingsprogramma opgestart voor de rosse stekelstaart, waardoor de populatie daalde van 6000 exemplaren in 2000 tot 1000 in de winter van 2007. Uiteraard wordt de rosse ook in Spanje afgeschoten, anders waren ze er in het VK aan voor hun moeite. Ten slotte, aan het eind van onze droevige lijst, hebben sommige exoten wel een handje weg van habitatvernietiging: we hadden het al over het elimineren van ondergroei door reuzenberenklauw en Amerikaanse vogelkers, maar ook een soort als Canadese gans kan een ideale biotoop in een wip ongeschikt maken voor bedreigde soorten als zomertaling. Economische schade De economische schade die exoten kunnen aanrichten, valt echt wel niet te onderschatten: sommige bronnen spreken van 250 euro per inwoner per jaar. Voor een typisch gezin is dat toch al de ronde som van 1000 euro. Het gaat hier om de kosten voor het herstel van de schade aan ecosystemen, landbouw- en bosgebieden en de bestrijding van exoten (inclusief uitheemse besmettelijke ziekten). Hieronder valt ook het herstel van de infrastructuur die exoten aantasten: soorten als grote waternavel laten door hun ongebreidelde groei afwateringskanalen dichtslibben, waterhyacinten maken in de tropen hele rivieren onbevaarbaar en muskusratten (Noord-Amerika) verzwakken onze dijken. Gezondheidsschade Ambrosia (Noord-Amerika) heeft zich in Europa verspreid via vogelzaad. De pollen ervan veroorzaken hooikoorts. Aanraking van een soort als reuzenberenklauw kan huidallergieën veroorzaken. Maar dat is allemaal maar klein bier in vergelijking met wat niet-inheemse virussen en bacteriën kunnen uitrichten. Ebola is gelukkig nog niet tot hier gesukkeld, aids daarentegen... De voornaamste reden waarom invasieve exoten zo desastreus kunnen zijn, is dat ecosystemen zeer delicaat uitgebalanceerde systemen zijn waarvan je niet weet wat er aan de ene kant zal gebeuren als je aan de andere kant aan een touwtje begint te trekken.
Rosse stekelstaart, een soort in volle opmars (foto Marcel van Kammen)
Wat kunnen we ertegen doen?
Het probleem met invasieve exoten is dat compleet uitroeien zeer moeilijk, zelfs vaak onmogelijk is en dat enkel onder controle houden (door bijvoorbeeld regelmatige mechanische verwijdering) een realistische optie is. Iedereen die ongewild grote kroosvaren of watercrassula in zijn vijver gevonden heeft, weet waarover ik spreek.
“compleet uitroeien is zeer moeilijk, zelfs vaak onmogelijk” Daarom zijn vooral preventie en aanpak in een vroeg stadium aangewezen. Jammer genoeg is een vroege aanpak in de praktijk niet altijd eenvoudig, omdat een negatieve impact van een invasieve soort vaak pas duidelijk wordt als de soort al wijd en zijd verspreid is. Daarom blijft de meest efficiënte aanpak preventie, vooral via regulering van vermeerdering en handel. Soms gebeurt het wel dat sommige invasieve soorten na verloop van tijd weer vanzelf verdwijnen of toch in aantal afnemen. Dit kan raar maar waar te maken hebben met hun eigen succes: zo kan bijvoorbeeld voedselgebrek ontstaan door te grote populaties of kunnen ziekten of predatoren opduiken, die zich aan de exoten hebben aangepast. Andere oorzaken kunnen uiter-
Snep! · 3de trimester 2009
47
natuurstudie aard extern zijn, zoals wijzigingen in hun geprefereerde biotoop. Jammer genoeg is dit niet altijd gegarandeerd! Hoe dan ook vereist elke maatregel internationaal overleg, want exoten stoppen niet aan de grenzen. De EU stimuleert lidstaten om een exotenbeleid te ontwikkelen. Veel individuele lidstaten nemen al maatregelen: zo is in Nederland de verkoop en het bezit van grote waternavel verboden. In Engeland moet je voor het houden van een groot aantal uitheemse vissoorten als blauwneus en zonnebaars een vergunning hebben. En de EU heeft de import van de larven van de stierkikker verboden. Maar beleidsmatig staat de strijd tegen schadelijke invasieve exoten nog in de kinderschoenen.
Bronnen - Blamey M. en Grey-Wilson C., 2003, Tirion Natuur. De geïllustreerde flora. - De Bruyn L., 2005, in Dumortier, M. et al. (Ed.), Natuurrapport 2005: toestand van de natuur in vlaanderen: cijfers voor het beleid. Mededeling van het Instituut voor Natuurbehoud, 24: pp. 74-80, Exoten. - Denys L., Packet J. en Van Landuyt W., 2004, Natuur.focus 3(4): pp. 120-128. Neofyten in het Vlaamse water. - Mullarney K., Svensson L., Zetterström D en Grant P., 2003, ANWB. Vogelgids van Europa. - Peeters M. en Branquart E., FOD Leefmilieu. De opmars van exoten. - UK Ruddy Duck Eradication Programme, Project Bulletin, September 2007 to March 2008. - Waring P. en Townsend M, 2006, Tirion Natuur. Nachtvlinders, veldgids met alle in Nederland en België voorkomende soorten. - Wikipedia. - www.biodiversity.be
[1] Antropomorfisme: het toekennen van menselijke eigenschappen (en dikwijls ook waardeoordelen) aan niet-menselijke organismen of dingen. [2] Kookaburra is een Australische ijsvogelsoort. Een koppeltje ontsnapte bij een kweker uit Zingem en begon prompt te kweken in de vrije natuur. Meer hierover in het meest recente nummer van Natuur.Oriolus. [3] Strikt genomen slaat het begrip neofyt enkel op exoten die na 1500 zijn geïntroduceerd. Soorten die eerder naar onze streken kwamen, noemen we archeofyten. [4] Dit is een mooi voorbeeld van antropomorfisme: de natuur heeft uiteraard geen verbeelding.
reclame
48
Snep! · 3de trimester 2009