Algemeen Jaarverslag 2012
Uitgave GGD Amsterdam, juli 2013
Tekst Tekstschrijver Yvonne van Osch
Fotografie Afdeling Communicatie GGD Amsterdam en fotograaf Jan Maarten Hupkes
Vormgeving SDA Print+Media
2
3
GGD Amsterdam
Algemeen Jaarverslag 2012 Paul van der Velpen, algemeen directeur
4
Blijven vernieuwen Kees Das, clusterhoofd AGZ
7
Dynamisch jaar Arnoud Verhoeff, clusterhoofd EDG
10
Veel nieuws, ook wat ouds Jan Woldman, clusterhoofd GHOR
13
Een jaar vol beweging Martien Borgdorff, clusterhoofd Infectieziekten
16
Reuring om hondsdol hondje Elisabeth Jens, clusterhoofd JGZ
19
Volle kracht vooruit Fred Woudenberg, clusterhoofd Leefomgeving
22
Gedoe om asbest Giel van Brussel, clusterhoofd MGGZ
25
Zuinig op reparatiemechanismen Hans de Bruijn, hoofd Centrale Ondersteuning
27
Zware belasting Organogram
30
4
Algemeen directeur Paul van der Velpen
Blijven vernieuwen Kon die broekriem eigenlijk wel strakker? Zowaar. Beperking maakt creatief, zo merkte de directie. Dapper voorwaarts was het parool.
Veel aandacht van de GGDdirectie ging in 2012 naar de voorbereidingen van de drie decentralisaties waar Amsterdam zoals elke gemeente mee te maken krijgt: die van de jeugdzorg, de AWBZ en werk & inkomen. Het Rijk en de provincies hevelen budgetten en de bijhorende verantwoordelijkheden hiervoor in 2015 over naar de gemeenten. “Dit raakt direct en indirect aan veel werkzaamheden van de GGD,” zegt Paul van der Velpen. “Met de jeugdzorg hebben JGZ en MGGZ volop te maken, met werk & inkomen MGGZ, bijvoorbeeld in de Geïntegreerde Voorzieningen en de Top600.” “Decentraliseren geeft gemeenten de kans om het versnipperde aanbod van zorg strakker bij elkaar te krijgen, wat trouwens ook zal moeten omdat er minder
geld voor is. Het idee is de zelfredzaamheid van burgers te vergroten en meer in te zetten op de 1e lijn, die goedkoper is dan de specialistische zorg in de 2e lijn. Een goed idee, denk ik, alleen zijn er tientallen manieren waarop je het kunt uitvoeren. Tussen beleid en uitvoering zit altijd wel wat frictie. We moeten zorgen dat oude regelingen niet worden afgebroken voordat er nieuwe zijn. Daar heerst binnen de GGD hier en daar bezorgdheid over.”
Herinrichting ondersteuning Een visie vormen en verdedigen behoort tot zijn belangrijkste taken, geeft Van der Velpen aan. Erover praten, met tientallen partijen, in groot en klein comité, hier wat af en daar wat bij, het is altijd schuiven, besluiten en dan maar hopen dat de toekomst
brengt wat het besluit beoogde. “We moeten ons realiseren dat elke grote verandering fases kent.” Dat geldt bijvoorbeeld ook voor de herinrichting van de ondersteunende afdelingen, een proces dat in 2012 moest uitmonden in integrale dienstverlening aan de clusters. “Dat gaf meer werk dan we hadden gedacht,” zegt Van der Velpen hierover, “en is daarom ook nog gaande. Een van de moeilijkheden is dat terwijl wij hier met die herinrichting bezig zijn, de stad weer andere beslissingen over bedrijfsprocessen maakt, bijvoorbeeld om één financieel systeem voor alle diensten in te voeren. Dat maakt de druk groter.”
Pijnlijke keuzes Of de GGD-directeur het altijd eens is met de beslissingen van
5
het stadsbestuur? Nee, maar dat hoort erbij, vindt hij. Belangen gaan wel vaker tegen elkaar in. De meeste pijnlijke keuzes worden gemaakt onder druk van bezuinigingen en/of efficiencyeisen. Zo moest de GGD per 1 januari 2012 afscheid nemen van de Ambulancedienst en de Zorgmeldkamer, wat begrijpelijk was maar door velen tóch als vervelend werd ervaren. Ook een aantal MGGZ-voorzieningen moest worden afgestoten, er was veel minder budget voor de Voorlichters Eigen Taal en Cultuur, de verbindingscommandowagen is verkocht, kortom het economisch tij ging in 2012 niet ongemerkt aan de GGD voorbij. “We hebben al veel besparingen kunnen realiseren, door kosten te verlagen of inkomsten te verhogen,” zegt Van der Velpen, “maar ik ben bang dat het de komende twee jaar pas écht pijn gaat doen. Heel vervelend, maar het is niet anders. Wat goed is om te zien, is dat we met ons allen toch blijven zoeken naar verbetering en vernieuwing. Bijvoorbeeld de GroeiApp die JGZ heeft ontwikkeld voor de smartphone en die zelfs een innovatieprijs gekregen heeft. Of denk aan de websites jouwggd. nl, gezondheidinbeeld.nl, allerlei pilots en nieuwe projecten.”
Het Nieuwe Werken Iets leuks in het kader van vernieuwing is ook Het Nieuwe Werken. “Een versoepeling van de dienstverlening,” zegt Van der Velpen, “om beter bij de wensen van burgers en medewerkers aan te sluiten, bijvoorbeeld met de mogelijkheid online afspraken te maken, avondspreekuren, flexibele werktijden of thuiswerken. Cluster Leefomgeving heeft aan Het Nieuwe Werken ook persoonlijke trajecten gekoppeld: mensen
doen zo veel mogelijk waar ze zich goed bij voelen. Dat blijkt nieuwe bronnen van creativiteit aan te boren.” “Het Nieuwe Werken is niet per se besparend. Door vaste plaatsen en werktijden voor een deel los te laten, is er misschien minder ruimtebeslag, maar je hebt wel flinke investeringen in bijvoorbeeld verstelbaar meubilair en nieuwe communicatiemiddelen. Het gaat echt vooral om service en dynamiek.”
Treinongeval Ook nieuw is het GGD Rampen Opvang Plan (GROP) waarmee bureau GHOR in 2012 is gestart: uitgewerkte draaiboeken voor alle soorten rampen die de stad of het land kunnen treffen zoals branden, overstromingen of uitbraken van ziektes. “Je moet weten wie wat doet en in welke volgorde,” zegt Van der Velpen. Als Directeur Publieke Gezondheid vertegenwoordigt hij samen met Han Fennema, Jan Woldman en Fred Woudenberg het hoogste niveau van de witte kolom (geneeskundige hulp) in de rampenstructuur. In 2012 werd één keer opgeschaald tot dat niveau, waarbij de top van brandweer, politie en GGD met de burgemeester in de bunker onder het stadhuis samenkwam om de hulpverlening aan te sturen. Het was bij het ongeluk waarbij twee treinen op elkaar botsten ter hoogte van het Westerpark. “Jan Woldman had toen dienst,” vertelt Van der Velpen, “en hij heeft het uitstekend gedaan, onder andere door de Amsterdamse ambulances in de stad te houden - het was op een zaterdagavond - en de wagens uit de regio voor de slachtoffers in te zetten. Dat de Inspectie Veiligheid en Justitie
het anders zag, is heel jammer. Discussie daarover wordt al jaren gevoerd tussen de inspectie en de uitvoerende organisaties. Het is goed dat er landelijke richtlijnen zijn,” zegt Van der Velpen, “alleen zijn ze niet in alle situaties toe te passen en moet je uiteindelijk toch vooral je gezonde verstand blijven gebruiken. Dat is gebeurd, vindt ook de burgemeester van Amsterdam. Een volgende keer zouden we het weer net zó doen.”
Onderzoek Verraadt zich hier de Amsterdamse inborst? Jawel. Een direct en praktisch soort eigenzinnigheid past bij de signatuur van deze directeur en de GGD. Toch gek eigenlijk dat ook bescheidenheid zo diep in de genen van de organisatie zit, vindt Van der Velpen zelf ook. “Al het werk dat we doen, al die honderdduizenden contacten... het meeste blijft achter de schermen, misschien zouden we er best meer mee naar buiten kunnen komen.” Onderzoek biedt die mogelijkheid en wat dat betreft was 2012 een prachtig jaar. Reizigersziekten, hepatitis C, beweegprogramma’s, de Helius-studie: op diverse domeinen van publieke gezondheid was de GGD betrokken bij nieuw opgezette en al lopende onderzoeken. Vanuit het Sarphati Initiatief alleen al naderden in 2012 vijf promotietrajecten hun voltooiing. “Het is lastig onderzoek overeind te houden in tijden van crisis,” zegt Van der Velpen. “Toch is het belangrijk, als je in de voorhoede wilt blijven lopen. Het betekent dat je het belang ervan telkens weer moet uitleggen. Niet alleen aan de wethouder, die gelukkig meestal weinig uitleg nodig heeft, maar aan het hele gemeentebestuur. Dus dat doen we. Met plezier.”
6
AGZ – Algemene Gezondheidszorg AGZ regelt de inzet van onafhankelijke artsen bij onderzoek van slachtoffers van zedendelicten en geweld, bij ambtelijke lijkschouwingen en bij keuringen (in verband met bijzondere bijstand, parkeervergunningen, ontheffing inburgeringsexamen, schuldsanering, huisvesting en leerlingenvervoer). Forensische artsen van AGZ houden spreekuren in detentiecentra en verlenen samen met verpleegkundigen medische zorg aan arrestanten in cellencomplexen van de politie.
7
Kees Das, hoofd cluster AGZ
Dynamisch jaar Zorg voor verkrachte vrouwen, uitbreiding van interventies bij vermoeden van niet-natuurlijke dood, academisering. De ambities van AGZ waren in 2012 als altijd hoog. Veel konden worden waargemaakt. Financieel was 2012 in ieder geval een prima jaar voor AGZ. Van de inkomsten die het werk van SMA-artsen (sociaal-medische advisering), forensisch artsen en verpleegkundigen opleverden, vloeide tweederde in het fonds voor Research & Development. De afdeling heeft een goede samenwerking met gemeente, politie en justitie.
Zorgcoördinatie Een geslaagde pilot was die met de inzet van forensisch verpleegkundigen als zorgcoördinator voor slachtoffers van zedenmisdrijven. “Ongeveer honderd vrouwen doen jaarlijks aangifte van verkrachting,” zegt Kees Das, “overigens het topje van de ijsberg. Ze gaan naar de politie en komen daarna bij ons voor een sporenonderzoek dat de aangifte kan ondersteunen. Maar daarna? Niets. Forensisch verpleegkundigen houden nu contact met het slachtoffer, geven informatie, bijvoorbeeld over soa’s en slachtofferhulp, en verwijzen naar de zorg die eventueel nodig is. Uit evaluatieonderzoek blijkt de zorgcoördinatie in een grote behoefte te voorzien. Ook de Jeugd- en Zedenpolitie, die eerst
de noodzaak niet zo zag, is nu helemaal overtuigd. In 2013 wordt de proef verlengd en uitgebreid met nachtelijke beschikbaarheid.”
Opleidingsnoodzaak Forensische genees- en verpleegkunde is een vak. Je moet kennis hebben van wetten en regels, anticiperen en inspelen op - vaak drugsgerelateerd - gedrag van delinquenten en een extra zintuig ontwikkelen voor letsels en omstandigheden die niet kloppen met een verteld verhaal. Das is dé voorvechter van erkenning voor het vak. Die erkenning komt helaas met minuscule schreden. Een mijlpaal was jaren geleden de bepaling dat alleen gecertificeerde forensisch artsen mogen optreden als gemeentelijk lijkschouwer. Ondertussen zijn er echter nog steeds veel artsen die het werk zonder die extra papieren doen, omdat tijd, mogelijkheden óf motivatie ontbreken voor het volgen van de opleiding. AGZ is nauw betrokken bij de opleiding van forensisch artsen in Nederland door de Netherlands School of Public & Occupational Health (NSPOH). Daarnaast is Das sinds 2010 verbonden aan het Forensisch Instituut in Maastricht.
“Maar het blijft marginaal,” vindt hij, “omdat het steeds maar om een paar uurtjes gaat. Wat ik wil, is een onderdeel van een week, opgenomen in het normale opleidingscurriculum, liefst aan een universiteit.” Das, die meerdere boeken over het onderwerp schreef, hoopt van harte het nog mee te maken in zijn arbeidzame leven. Ondertussen is begin 2013 wel een goede 29-daagse opleiding voor forensisch verpleegkundigen verpleegkundige gestart in samenwerking met de Forensische Polikliniek Kindermishandeling (FPKM) in Utrecht.
Kindermishandeling Op het gebied van kindermishandeling is eind 2012 ook de zogenaamde NODOprocedure ingegaan: Nader onderzoek doodsoorzaak bij minderjarigen. Een werkwijze bedoeld om méér sterfgevallen als gevolg van kindermishandeling boven water te krijgen. In plaats van alleen bij onverklaard overlijden mét aanwijzingen, wordt nu in sommige gevallen ook nader klinisch onderzoek uitgevoerd bij onverklaard overlijden zónder aanwijzingen. In deze gevallen is
8
wel toestemming van de ouders nodig. Bij uitblijven hiervan kan de rechter om toestemming worden gevraagd, maar de kans dat hij die verleent is klein, gelet op de vermoedelijke toestand van de ouders van een gestorven kind. Het netto resultaat van de procedure zal om die reden wel begrensd zijn, denkt Das, maar ook dít resultaat telt. Op de procedure kwam veel kritiek, maar die lijkt inmiddels weer wat verstomd.
GHB-gebruik GHB is een probleem van een heel andere orde. “We zien een stijgende lijn in het aantal gevallen,” zegt Das, “tientallen jonge mensen kwamen het
afgelopen jaar ‘lam’ of ‘out’ in een politiecel terecht. Je moet ze onder controle houden. GHB is behoorlijk verslavend en de ontwenningsverschijnselen zijn heftig. Je maakt het zelf en het kost haast niets. In Amsterdam valt het gebruik trouwens nog mee. Vooral in Brabant, de kop van Noord-Holland, Friesland en de Veluwe is het explosief.” GHB is gevaarlijk, bevestigden gebruikers onlangs zelf in een tv-reportage. Een paar milliliter kunnen het verschil betekenen tussen extreem geluk en pure nood. “Qua omvang is comazuipen overigens nog steeds een veel groter probleem,” benadrukt Das. “Dáár moeten we zeker alert op zijn.”
Nieuw overdrachtssysteem Wat verder speelde in 2012: de invoering van het digitale medisch overdrachtssysteem Formatus.nl, dat nu via internet (dus overal) te gebruiken is, en het vormgeven van een nauwere samenwerking tussen de vier GGD’en in NoordHolland, onder andere door een gezamenlijk contract met de politie Noord-Holland. Een tegenslag was de sluiting van het aanmeldcentrum van de IND op Schiphol. Gelukkig konden de twee betrokken medewerkers worden herplaatst. Alles overziend kijkt Kees Das terug op een dynamisch en vruchtbaar jaar.
2012 in het kort • uitbreiding pilot zorgcoördinatie zedenslachtoffers • invoering NODO-procedure • start opleiding forensische verpleegkunde in Utrecht • stijging gebruik GHB • invoering webbased overdrachtsysteem Formatus.nl • nauwere samenwerking Noord-Hollandse GGD’en
2012 in cijfers letselverklaringen
2007
2008
2009
2010
2011
1.458
1.528
1.519
1.488
1.563
1.476
1.102
4.141
3.767
sociaal-medische advisering lijkschouwingen
2012
1.226
1.287
arrestantenzorg door artsen
3.039
2.407
2.437
2.307
2.453
4.144
arrestantenzorg door verpleegkundigen
4.479
4.357
4.996
5.234
5.760
6.562
9
EDG – Epidemiologie, Documentatie en Gezondheidsbevordering EDG doet onderzoek naar de gezondheidstoestand van de bevolking binnen het werkgebied en vertaalt de resultaten hiervan naar groepsgerichte preventieprogramma’s, bijvoorbeeld voor kinderen met overgewicht of gebruikers van genotmiddelen. Programma’s worden aangeboden in de vorm van voorlichting, campagnes, leermiddelen en cursussen. Onderdeel van EDG is het Documentatie- en Informatiecentrum (DIC) van de GGD.
10
Arnoud Verhoeff, clusterhoofd EDG
Veel nieuws, ook wat ouds Zorg voor gezondheid is complex in een stad als de onze. Je moet blijven inzoomen op heersende en dreigende problemen. EDG doet dat met verve en met beleid. Naast overgewicht vroeg in 2012 onder andere de partydrug GHB om aandacht. ‘GHB. Outgaan is nooit ok’, is een van de campagnes die EDG recent ontwikkelde. “Bijzonder daaraan is dat we het samen hebben gedaan met mensen uit de partyscene,” zegt Arnoud Verhoeff. “Met een filmpje laten we zien hoe gevaarlijk en verziekend GHB voor jezelf kan zijn, maar ook hoe vervelend het is voor je vrienden en de organisatoren van feesten.”
Overgewicht EDG blijft focussen. “Je moet altijd kijken naar subgroepen,” zegt Verhoeff. “Je moet weten waar problemen spelen en daar je oplossing op richten. Een mooi voorbeeld is het onderzoek waarbij gekeken wordt of het zinvol is beweegprogramma’s voor jonge moeders met overgewicht te differentiëren naar etnische achtergrond. Dit blijkt niet zo te zijn, maar wél is het belangrijk mensen voor deze programma’s te werven via etnisch-specifieke kanalen, bijvoorbeeld de eigen kerk, leiders uit de groep of andere vertrouwde personen. Belangrijk om te weten, want het succes van een programma hangt sterk af van
het bereik.” De aanpak van overgewicht is een van de prioriteiten van Amsterdam, vooral bij de jeugd. Je kind veel te dik laten worden is kindermishandeling, heeft de zorgwethouder zelf als stelling geponeerd. Verhoeff is blij met de prioritering: “We roepen al jaren dat we het niet alleen kunnen. Het onderwerp krijgt nu aandacht binnen verschillende beleidsterreinen, zoals onderwijs, sport, ruimtelijke ordening en armoedebestrijding. Integraal beleid is volgens ons de meest kansrijke weg.”
Europa Er is een hoop gebeurd in 2012. “Iets leuks,” zegt Verhoeff, “was een Europees project om de gezondheid in 25 Europese steden in kaart te brengen. Je ziet nu heel duidelijk hoe de gradiënten van noordwest naar zuidoost lopen, de bewoners van steden in landen als Slowakije, Roemenië, Bulgarije en Macedonië zijn het minst gezond. Niet verrassend, maar wel nuttig om te weten, omdat je zo de ontwikkeling bij kunt houden.
Wat het interessant maakt, is dat je kennis in zo’n samenwerking écht kunt delen. Oost-Europese landen zijn bijvoorbeeld zeer geïnteresseerd in de vraag hoe je onderzoeksresultaten vertaalt in beleid en vervolgens zorgt dat lokale bestuurders daar ook oren naar krijgen.” Vertrouwder voor de GGD is de Amsterdamse Gezondheidsmonitor, de door de overheid verplichte monitor die de stand van de gezondheid in iedere gemeente elke vier jaar weergeeft. De laatste tijd vraagt EDG zich wel af hoe representatief het beeld uit de monitor nog is. “Elke vier jaar krijgen we minder respons op de 20.000 uitnodigingen die de deur uitgaan. Of je met die 35% à 40% die reageert álle groepen in beeld krijgt waar je benieuwd naar bent? We vrezen van niet,” zegt Verhoeff. Amsterdam gaat in G4-verband overleggen over mogelijke aanpassingen.
Gezondheid in beeld Ondertussen zijn er wel massa’s betrouwbare data uit deze en andere monitors beschikbaar.
11
Onder de naam ‘Gezondheid in beeld’ worden ze sinds 2012 gepresenteerd op de site van de GGD. Per groep als je wilt of per bron, per onderwerp, per regio, per geslacht, per etniciteit. Zo kun je bijvoorbeeld zien dat meer meisjes dan jongens jaarlijks naar de tandarts gaan en in welk stadsdeel dit het minst gebeurt, om maar een van de vele, vele mogelijkheden te noemen. Gezondheid in beeld is een ongelooflijke schatkamer aan vergelijkende informatie. De mondgezondheid stond overigens extra in de aandacht in 2012. “Deze blijkt in het algemeen achteruit te gaan,” zegt Verhoeff, “onder andere door toenemend gebruik van zoete drankjes.” EDG heeft het programma Trammelant in tandenland ontwikkeld, een
leuke, kleurige website en een filmpje voor kinderen en leerkrachten van groep 1-4 in het basisonderwijs. Inmiddels nemen bijna alle GGD’en in het land deel aan dit programma.
Screening kwetsbare groepen Iets anders dat in 2012 een vlucht heeft genomen: de Zelfredzaamheid-Matrix (ZRM). Een door EDG naar Amerikaans model ontwikkeld instrument dat de zelfredzaamheid van mensen in kaart brengt op verschillende terreinen, zoals inkomen, huisvesting en dagbesteding. De matrix was in eerste instantie gemaakt voor OGGZ-cliënten in Amsterdam, maar wordt nu door het hele land voor verschillende soorten kwetsbare groepen
2012 in het kort • campagne ‘GHB. Outgaan is nooit ok’ gelanceerd • probleem overgewicht prioriteit op politieke agenda • onderzoeksproject stand gezondheid in Europese steden afgerond • resultaten verschillende monitors gepresenteerd via Gezondheid in beeld • uitbreiding gebruik Zelfredzaamheid-Matrix • start ontwikkeling screening lvb-jongeren
gebruikt. De bedenker van het instrument geeft inmiddels ook trainingen in het gebruik van de ZRM. Een screeningsinstrument is ook nodig bij de groep die in 2011 (door de Top600) naar voren kwam als onderbelicht: jongeren met een lichte verstandelijke beperking (lvb). “Het probleem is dat deze vorm van beperking niet direct te herkennen is. We hebben geconcludeerd dat we én te weinig weten over deze groep én het zorgaanbod voor deze groep beter kan. Onze interventie volgt daarom twee sporen. We willen een screeningsinstrument ontwikkelen om lvb-jongeren al in het basisonderwijs te signaleren. En we willen in gesprek met de ouders van deze groep over hun ervaringen in zorg en welzijn.”
12
GHOR GHOR (Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de Regio) is verantwoordelijk voor de coördinatie en regie van de geneeskundige hulpverlening tijdens rampen en crises. Ook adviseert GHOR andere overheden hierover.
13
Jan Woldman, clusterhoofd GHOR
Een jaar vol beweging Uitplaatsing van de Zorgmeldkamer, training van de eigen organisatie in het handelen bij rampen, een groot treinongeval en het plotselinge overlijden van Theo Aalders. Het was een jaar vol beweging en ook een bewogen jaar voor de mensen van GHOR. Je kunt het een afscheid noemen. Fysiek zijn ze er nog, tot mei 2013, de centralisten van de Zorgmeldkamer. Maar organisatorisch vallen ze sinds 2012 onder Ambulance Amsterdam (AA). Omdat AA in handen is van het AMC, is de ambulancezorg semi-publiek geworden. Jan Woldman heeft er vrede mee. Zolang de zaken maar goed geregeld zijn. Een deel van Woldmans inspanningen in 2012 gingen naar het maken van afspraken met de nieuwe organisatie. Over de inzet van ambulances bij evenementen, de inzet van GHOR-functionarissen als coördinator gewondenvervoer en het materiaal.
Verbeteren en besparen Wat dit laatste betreft, zwaaide Amsterdam de verbindingscommandowagen uit, een opgetuigde ambulance die bij grote evenementen en rampen dienst doet als mobiele meldkamer. “De wagen was gemiddeld maar twee keer per jaar nodig,” zegt Woldman, “te weinig om de kosten te rechtvaardigen.” Een belangrijke uitbreiding op de reguliere ambulances is aan de andere kant Digistroom:
een digitaal systeem dat patiëntinformatie van de meldkamer direct doorgeeft aan een laptop op de wagen. Bij deze informatie tikt de verpleegkundige in wat relevant is voor het ziekenhuis en die registratie vormt aan het einde ook de basis voor de facturatie. “Vroeger werd alles opgeschreven en achteraf ingetikt,” zegt Woldman. Verbeteren én besparen dus. Dat is eveneens het doel van ‘Het Nieuwe Werken’, waarmee in 2012 bij GHOR en Leefomgeving een pilot startte. Het Nieuwe Werken staat voor meer flexibiliteit en meer dynamiek. Alle medewerkers hebben een iPad en een smartphone gekregen, waardoor het werk minder tijd- en plaatsgebonden wordt en minder beslag op de ruimte legt. “Bits en bricks,” omschrijft het clusterhoofd, “en dan nog behaviour.”
GROP Iets nieuws is altijd even wennen. Woldman merkt het ook bij de invoering van het GGD Rampenopvangplan, het GROP. Dit plan, dat is voorgeschreven door de nieuwe Wet Publieke Gezondheid, regelt de coördinatie
bij crisissituaties. “Voorheen lag die bij de afdelingen zelf,” vertelt Woldman, “en het was altijd prima zolang het over het eigen werk ging. Maar waar het soms mis ging was in de samenwerking en communicatie met andere partijen.” Training, oefening en centrale aansturing door de GHOR moet daarin gaan voorzien. De eerste trajecten zijn in 2012 gestart. Een onderdeel van de training is BOB, Beeldvorming, Oordeelsvorming en Besluitvorming. Waarom is dit zo belangrijk? Woldman: “Stel je voor: er breekt hepatitis A uit op een school. Als arts zeg je misschien: ‘So what, dan hebben ze het vast gehad.’ Maar ouders kunnen daar heel anders over denken. Daar moet je op voorbereid zijn. En als je ook nog de pers erbij krijgt, wil je natuurlijk helemaal een eenduidig verhaal klaar hebben. De training leert je om te denken in scenario’s en op mogelijke gevolgen voorbereid te zijn.”
Evaluatie treinongeluk Geen overbodige luxe, zo bleek onder andere in april 2012. Twee treinen kwamen met elkaar in botsing bij Amsterdam
14
Westerpark. Een dramatisch ongeluk, met 190 gewonden waarvan twintig ernstig en één dodelijk. Woldman tekende een belangrijk leerpunt op: de communicatie. “We zagen al vrij snel dat er relatief weinig ernstig gewonden waren,” schetst hij, “en besloten deze alleen naar VUmc en Lucas te sturen. Het idee was dat op die manier op de zaterdagavond geen onnodige opschaling bij de andere ziekenhuizen zou plaatsvinden en we zo geen specialistische zorg hoefden weg te gooien. We verzuimden alleen om dit op tijd aan de andere ziekenhuizen te melden. Al snel kregen we het AMC en OLVG aan de lijn: ‘Hoe zit dat?’” Woldman vindt dat er verder zeer adequaat hulp is geboden. Hij ergert zich dan ook aan de kritiek die eind 2012 middels een dik rapport van de Inspectie Veiligheid en Justitie naar buiten kwam. “We hadden ambulances uit de omliggende regio’s
ingeschakeld,” licht hij toe, “omdat het zaterdagavond was en we de Amsterdamse wagens voor de reguliere zorg in de stad wilden behouden. De kritiek was onder andere dat zogenaamde T2-gewonden (personen die wel kunnen wachten maar continu gemonitord moeten worden op ademhaling, circulatie en acute problemen, behandeling binnen 6 uur) daardoor te lang zouden hebben moeten wachten op hulp. Echt onzin als je bedenkt dat ze binnen drie en een half uur allemaal waren afgevoerd.” Burgemeester Van der Laan staat achter de GHOR en heeft het ministerie een brief geschreven over de volgens Amsterdam onterechte kritiek. Het laatste woord is hier nog niet over gesproken, verwacht Woldman.
evenementen en voor veel externe partners het gezicht van de geneeskundige advisering. Hij stierf aan een beroerte op 59-jarige leeftijd. Het gemis is nog voelbaar. Afscheid was er ook van Ed van der Wal, die na 38 dienstjaren met pensioen ging. Van der Wal werkte onder andere als coördinerend beleidsmedewerker. Ook Jasper Groot verliet de dienst. Hij maakte na acht jaar als informatiemanager de overstap naar een andere werkgever. GHOR mocht vijf nieuwe medewerkers verwelkomen. Het bureau telt begin 2013 zestien mensen. Twee van hen waren fulltime bezig met de troonswisseling van eind april 2013. Zij nemen de positieve ervaringen van Koninginnedag en oudjaar 2012 mee. Deze feesten, die traditioneel een hoog alcoholgebruik en bijkomend risico geven, hebben in 2012 tot relatief weinig incidenten geleid, onder andere door spreiding van feestlocaties.
Theo Aalders Een zwarte dag voor GHOR was de dag in augustus waarop Theo Aalders plotseling overleed. Aalders was beleidsmedewerker
2012 in het kort • uitplaatsing Zorgmeldkamer • sluiten convenant met Ambulance Amsterdam • voorbereiding GGD Rampenopvangplan • evaluatie treinongeluk • overlijden Theo Aalders en personeelswisselingen
2011 in cijfers aantal inzetten OvD-G
2007
2008
2009
2010
2011
2012
245
130
263*
615
760
727
GRIP-situaties Amsterdam-Amstelland
20
6
18
GRIP-situaties Zaanstreek-Waterland
20
17
8
totaal aantal GRIP-situaties
40
23
26
15
Infectieziekten Het cluster Infectieziekten houdt zich bezig met de bestrijding van infectieziekten. Dit gebeurt onder andere door screening van risicogroepen, door onderzoek en behandeling van mensen met een seksueel overdraagbare aandoening of met tuberculose, en door bron- en contactonderzoek. Onderdeel van het cluster zijn de afdelingen Algemene Infectieziekten, Tbc-bestrijding, Soabestrijding, Streeklaboratorium en Onderzoek.
16
Martien Borgdorff, hoofd cluster Infectieziekten
Reuring om hondsdol hondje Soa-zorg, streeklab, reizigersvaccinaties. Het cluster Infectieziekten draait elke dag op volle toeren. Dan is er ineens een hondsdol hondje met een spoor van mogelijke besmettingen tussen Nederland en Spanje. Binnen enkele uren is alles geregeld. “Ja, dat was nog iets vrij spectaculairs,” zegt Martien Borgdorff. “Hondsdolheid maken we zelden mee. Gelukkig ook, want het is letterlijk levensgevaarlijk. Als je gebeten of gekrast bent, kun je al binnen enkele weken dood zijn, afhankelijk van de plek van de wond. Hoe dichter bij het hoofd, hoe eerder, elk uur telt. De besmetting werd ontdekt in Lelystad. Het hondje was een pup, meegenomen uit Marokko. Drie tot zeven dagen voor dieren symptomen krijgen, zijn ze al besmettelijk, dus ga maar na, alle mensen die vanaf een week eerder met het dier in aanraking waren gekomen, moesten worden gevaccineerd. Er is een protocol voor, alle registers gaan dan open op de afdeling Algemene Infectieziekten: contact met het RIVM en partnerorganisaties in Spanje, Frankrijk en België. Speurwerk, telefoontjes. Fantastisch hoe ze het allemaal hebben gedaan. De ellende is in de kiem gesmoord.”
Subsidieregeling “Behalve bij de Reizigersvaccinatie,
waar door de crisis wel een lichte afname te zien is, was het verder business as usual en zelfs drukker dan voorgaande jaren,” zegt Borgdorff. “Bijvoorbeeld op de soa-polikliniek, waar de enorme groei van het aantal consulten en infecties opviel. Het is een landelijke trend, de huisartsen hebben er ook mee te maken. We weten niet hoe het komt. Dat moet worden onderzocht. In ieder geval is het aanleiding voor het RIVM de subsidieregeling voor de aanvullende soa-zorg tegen het licht te houden. Dat deze versoberd zal worden, staat wel vast, we weten alleen nog niet hoe. Op dit moment geldt de eis dat 16 procent van de onderzochte mensen een infectie moeten blijken te hebben, dus je moet vóór de deur schiften op risico. Het zou kunnen dat de definitie van risicogroepen wordt aangepast, we weten het niet.”
Seksuele gezondheid Zonder zorgen is Borgdorff niet. “Het Streeklab voert de diagnostiek uit voor de soa-poli, dus daar hangt dezelfde donkere
wolk boven. De onzekerheid is vervelend, maar je kunt er niet op vooruit lopen.” Ondertussen is de Soa-poli een pilot gestart met avondspreekuren. De spreiding is aantrekkelijk voor klanten die overdag werken, is het idee, maar ook voor de bedrijfsvoering. Een andere ontwikkeling is de aanstelling van een regiocoördinator Seksuele Gezondheid bij de GGD Amsterdam, die de aanvullende soa-zorg bij alle GGD’en in NoordHolland en Flevoland coördineert. Zij gaat een inventarisatie maken van de surveillancegegevens van labs, verenigingen van huisartsen en de specialistische wereld, om zicht te krijgen op de achtergrond van de cijfers over soa-besmettingen. Nog een personele wijziging was er door het faillissement van de Schorerstichting. De GGD nam de preventieactiviteiten voor msm (mannen die seks hebben met mannen) in Amsterdam van de stichting over.
Kinderopvang Een grote verandering speelde
17
zich af bij Hygiëne en Inspectie, voorheen onderdeel van Algemene Infectieziekten, nu op eigen benen omdat dit organisatorisch beter past en ook vanwege alle publieke belangstelling. Na de zedenzaak is in 2012 een stuk zwaarder ingezet op toezicht en handhaving in de kinderopvang. “De druk op de afdeling is hierdoor extra groot omdat bij 80% van de locaties overtredingen worden geconstateerd en dat aantal is groter dan de afdeling had begroot,” zegt Borgdorff. In 2012 is verder gekeken hoe de samenwerking tussen de verschillende ketenpartners loopt en is een intensief traject met alle partners in gang gezet om te zorgen dat de kwaliteit van de kinderopvang omhoog gaat.
Tuberculose “De Tbc-afdeling draait goed.
Onderzoek
Artsen uit Amsterdam hebben hun vaste spreekuren bij de GGD’en in de regio. Veel patiënten worden in de ziekenhuizen gediagnosticeerd en behandeld. In dat geval zijn de verpleegkundigen betrokken bij huisbezoeken met oog op therapietrouw. Verpleegkundigen en medischtechnisch medewerkers werken samen op locatie bijvoorbeeld bij het maken van röntgenfoto’s. Vanuit Flevoland gaat er ook een mobiele röntgenbus naar de GGD Zaanstad en Bussum, die te klein zijn voor een eigen röntgenafdeling. Veel van het werk van de afdeling bestaat echter uit het onderzoek van contacten van tuberculosepatiënten en uit actieve opsporing bij risicogroepen zoals asielzoekers en andere immigranten, daklozen, en gedetineerden. Dat is in 2012 niet minder geweest dan anders,” zegt Borgdorff.
“Ook de afdeling Onderzoek is zeer productief geweest,” zegt Borgdorff, “met een mooie publicatielijst en resulterend in een viertal promoties in het eerste kwartaal van 2013, onder andere over de verspreiding van hepatitis C in Nederland en de rol van screeningprogramma’s om hepatitis C op te sporen. De afdeling is begonnen met een onderzoek naar hivzelftesten gecombineerd met internetcounseling. Verder heeft Onderzoek zich in 2012 voorbereid op een internationale evaluatie van de Amsterdam Cohort Studies, die inmiddels met succes heeft plaatsgevonden.”
2012 in het kort • incident met hondsdol hondje • grote stijging soa-consulten en –infecties • overname medewerkers Schorerstichting • dreigende versobering subsidie soa-zorg • afname reizigersvaccinaties • afdeling Inspectie & Hygiëne zelfstandig • uitbreiding uren Inspectie & Hygiëne • voorbereiding wetenschappelijke promoties • voorbereiding review Amsterdam Cohort Studies
2012 in cijfers 2007 lopende onderzoeksprojecten
31
2008 34
meldingen van infectieziekten (excl. tbc)
2009
2010
2011
2012
35
59
69
69
1.165
Tbc-gevallen Noord-Holland en Flevoland bezoekers Reizigersadviesbureau nieuwe consulten Soa-polikliniek uitgevoerde analyses Streeklaboratorium contracturen Hygiëne & Inspectie
24.223
22.931
22.833
893
896
1.014
258
268
239
20.469
22.911
21.546
26.208
27.889
25.921
30.508
31.715
36.724
464.997
491.165
407.815
411.078
426.329
439.000
14.791
12.592
19.671
18
JGZ - Jeugdgezondheidszorg Vanuit de Ouder- en Kindcentra en Centra voor Jeugd en Gezin geeft het cluster Jeugdgezondheidszorg basiszorg aan alle kinderen van 0 tot 19 jaar in Amsterdam en omstreken. Voorop staat het voorkomen en vroegtijdig opsporen van problemen en waar nodig doorverwijzen naar de juiste zorg. JGZ heeft ook een rol in diverse programma’s en projecten, en levert diensten en producten op maat.
19
Elisabeth Jens, hoofd cluster JGZ
Volle kracht vooruit JGZ houdt koers richting toekomst. Decentralisaties ziet Elisabeth Jens eerder als kans dan als dreiging. Ze staat open voor vernieuwing, bijvoorbeeld uit de digitale wereld. De GroeiApp en andere innovaties gooiden hoge ogen in 2012. Ja, die GroeiApp, een GroeiGids voor de smartphone, ontwikkeld door JGZ. Hartstikke leuk. Ouders kunnen er de groei en ontwikkeling van hun kind op afzetten tegen de standaardcurven. Ze zien welke termijnen staan voor mijlpalen zoals eerste woordjes, tandjes, los lopen enzovoort. Alle informatie, en ook foto’s, kunnen ze via de app delen op Facebook. “Eigenlijk zoals de babyalbums van vroeger,” zegt Elisabeth Jens, “maar dan modern.” Het Nederlands Centrum Jeugdgezondheidszorg (NCJ) zag zo veel potentie in de GroeiApp, dat ze er een tweede plaats aan toekenden bij de uitreiking van de Innovatieprijs 2012. De digitale wereld biedt mogelijkheden en JGZ zal die benutten ook, straalt Jens uit. Kijk bijvoorbeeld eens op www.jouwggd.amsterdam.nl Een hippe site waarop jongeren, ook via de chat, antwoord krijgen op alle vragen over gezondheid, relaties, seks, alcohol, drugs, enzovoort.
Contactmoment 15/16-jarigen Aandacht kunnen jongeren in de puberleeftijd zeker gebruiken, weet JGZ, want veel jongeren van 15 à 16 jaar
kampen met onzekerheden, vragen en soms serieuze problemen. Na succesvolle pilots is het zogenaamde tweede contactmoment ingevoerd in het voortgezet onderwijs. Bij dit onderzoek vullen leerlingen eerst zélf een vragenlijst in over gezondheid en leefstijl (E-Movo). Na feedback op de ingevulde vragenlijst wordt een deel van de leerlingen van havo/vwo uitgenodigd voor een gesprek. Vmbo-leerlingen worden vanwege wat meer kans op problematiek allemaal gezien. Veel voorkomende problemen zijn: overgewicht, onzekerheid, somberheid en middelengebruik (roken, alcohol, drugs). Uit de evaluatie bleek dat jongeren de gesprekken met de GGD zeer waarderen.
Gezondheid in beeld De gegevens uit deze en andere monitoren zijn sinds kort terug te vinden op de fantastische toepassing ‘Gezondheid in beeld’ (www.ggdgezondheidinbeeld. nl). Hier zie je bijvoorbeeld dat gedragsproblemen onder leerlingen in het voortgezet onderwijs het meest voorkomen in Amsterdam West en Zuidoost, emotionele problemen het meest
in Oost en hyperactiviteit het meest in het Centrum en Noord. Per september 2012 wordt het contactmoment 15/16-jarigen op alle vo-scholen in Amsterdam gehouden. VWS heeft inmiddels besloten dat dit in het hele land zal worden ingevoerd. Ondertussen ontwikkelt JGZ samen met EDG ook voor de 0 tot 4-jarigen een monitor, die onder andere kijkt naar de groei en ontwikkeling.
Preventieve logopedie Een andere mooie ontwikkeling is te zien in de preventieve logopedie. “De stadsdelen hebben besloten dat het zeer wenselijk is om voor de hele stad eenzelfde pakket preventieve logopedie te bieden,” zegt Jens. “Voorheen maakten we daar afspraken over met de stadsdelen apart, nu kunnen we dit stedelijk inzetten voor de signalering van 30% van alle 3-jarigen op de voorscholen en voor 30% van alle 5-jarigen.” De preventieve logopedie helpt bij het signaleren van spraaktaalachterstanden en -stoornissen en adviseert ouders en verzorgers over stimulering. Spraaktaalachterstand is zoals in alle grote steden in Amsterdam een enorm probleem
20
met vérgaande gevolgen voor de toekomst van individuele kinderen. We zijn dus heel blij daar structureel zwaar op in te kunnen zetten.”
Opvoedondersteuning Een ander succes is Samen Starten, een programma ter versterking van ouders bij de opvoeding. In een verlengd consult praat de verpleegkundige met de ouders over alledaagse opvoed- en sociale kwesties en geeft ze suggesties voor mogelijke oplossingen bij problemen in het gezin. Samen Starten behoort inmiddels óók tot het basistakenpakket in de Amstellandgemeenten. “Het geheim ervan,” denkt Jens, “is de laagdrempeligheid. Ouders komen sowieso naar het consult, ze krijgen er dan alleen wat extra aandacht. Het programma gaat uit van de eigen kracht en het zelfoplossend vermogen. De verpleegkundige probeert alleen maar mee te denken.” Ook leuk in het kader van leren: JGZ is erkend als praktijkbegeleider voor de tweede fase van de opleiding tot Arts Maatschappij & Gezondheid van de Netherlands School of Public & Occupational Health (NSPOH) en TNO. Twee artsen zijn inmiddels met deze opleiding gestart.
Decentralisatie Verreweg de meest ingrijpende ontwikkeling binnen JGZ vormen de veranderingen die volgen uit het overhevelen van provinciale- en rijksbudgetten en -verantwoordelijkheden voor jeugdzorg, AWBZ en werk & inkomen naar de gemeenten. Een decentralisatie die nu flink wordt voorbereid en in 2015 al zijn beslag moet krijgen. De aanleiding vormen versnippering en overlap van zorgaanbod. Veel veranderingen raken direct of indirect aan het werk van JGZ. In de Amsterdamse visie ‘Om het kind’ zijn het belang van preventie, normaliseren en er vroeg bij zijn benadrukt. “Precies waar JGZ voor staat,” zegt Jens. Het spannende, denkt zij, is vooral hoe de organisatorische veranderingen zullen neerdalen en of de kwaliteitsverbetering op zal wegen tegen de forse veranderingsopgave. “Een gevaar zou kunnen zijn dat we te veel te snel willen.”
Direct verwijzen Het JGZ-hoofd staat open voor alle vernieuwingen. “De leiding ligt bij DMO maar net als andere instellingen hebben we als GGD belangrijke input geleverd voor de visie en het koersbesluit. Die input bestaat ook uit onze inzet in de zogenaamde proeftuinen,
een soort pilots. Zo hebben we gekeken hoe het is als wij, met een mandaat vanuit de jeugdzorg, direct naar ambulante jeugdzorg kunnen verwijzen. Ook gaan we in alle wijken met huisartsen om de tafel om werkprocessen te verbeteren. We kunnen er bijvoorbeeld voor zorgen dat ouders met opvoedproblemen direct naar het OKC komen en niet eerst langs de huisarts gaan. En JGZ zou kinderen met heupproblemen beter direct naar het ziekenhuis kunnen verwijzen met een melding aan de huisarts, dan die huisarts nodeloos te belasten.”
Inzetten op preventie “Het gaat naast kwaliteit ook om efficiency,” zegt Jens, “en we moeten het samen doen. Hoe meer in de preventie, hoe minder in de specialistische zorg. VTO Vroeghulp is een prachtig voorbeeld waarin alles samenkomt: een multidisciplinair team dat heel snel kan interveniëren bij ontwikkelingsproblemen. Het grote voordeel van JGZ is natuurlijk dat we 98,5 % van alle kinderen bereiken die in Amsterdam geboren worden. En inmiddels is ook uit onderzoek gebleken dat de activiteiten van Jeugdgezondheidszorg zeer kosteneffectief zijn.”
2012 in het kort • GroeiApp werd 2e bij de NCJ innovatieprijs • veel digitale vernieuwingen • implementatie contactmoment 15/16-jarigen vooruitlopend op landelijk beleid • Samen Starten in Amstellandgemeenten ingevoerd • deelname proeftuinen ter voorbereiding decentralisatie
2012 in cijfers 0-4 jarigen onder zorg (consulten) leerlingen primair onderwijs (consulten) leerlingen voortgezet onderwijs (consulten) leerlingen speciaal onderwijs (consulten) totaal Amsterdam (consulten)
2010
2011
2012
33.866 (182.262)
34.288 (205.765*)
35.002 (175.298)
57429 (21.870)
58.486 (48.253)
58.732 (48.650)
34.619 (9072)
35.464 (20.110)
35.131 (19.999)
6931 (3988)
6807 (8640)
7040 (6216)
132.845 (217.192)
135.045 (282.768)
135.905 (250.163)
* inclusief consulten van de Stichting Amsterdamse Gezondheidscentra
21
Leefomgeving Het cluster Leefomgeving signaleert problemen in de relatie tussen milieu en gezondheid, doet onderzoek naar de leefomgeving van de Amsterdamse bevolking, adviseert hierover en neemt maatregelen om deze te verbeteren. Maatregelen kunnen te maken hebben met het binnenmilieu van huizen en gebouwen, met de lucht, de bodem, geluid, stank en magnetische velden. Het beheersen van de overlast van knaagdieren, insecten en vogels behoort ook tot de taken van het cluster.
22
Fred Woudenberg, hoofd cluster Leefomgeving
Gedoe om asbest Paniek om de asbestvondst op het Utrechtse Kanaleneiland legde
onverwacht veel beslag op het cluster Leefomgeving (LO) in 2012. Het mondde wel uit in een landelijk protocol. Samen doen is wel vaker het parool bij LO. En: steeds weer iets nieuws. De paniek op Kanaleneiland staat de meeste van ons nog wel bij. Tijdens een renovatieproject werden ingepakte lagen asbest gevonden op de daken van flats. Ontreddering, roodwitte linten, Utrecht was te klein. “175 Woningen werden ontruimd. Er waren mensen die door de brandweer met perslucht naar buiten werden gebracht,” herinnert Fred Woudenberg zich. “Het leek wel oorlog.”
Asbest Traumatisch voor de betrokkenen. En helemaal overbodig, zo oordeelt het clusterhoofd. Want: ”Asbest is overal, maak je geen illusies. We ademen er in ons leven ongeveer 500 miljoen vezels van in. Als je dat kunt vermijden, is het beter, maar het risico ziek te worden van roet is groter.” De gemeente Utrecht deed er lang over om dit te erkennen. Een commissie moest onderzoek doen, er werd een radiostilte afgekondigd. Het gevolg: nog meer onrust. Overal werd alarm geslagen. Woudenberg, in zijn rol van tweedelijns adviseur op het gebied van asbest, werd geïnterviewd voor het Utrechts Nieuwsblad
en trad niet lang daarna op als woordvoerder over de kwestie. Hij vindt het jammer niet eerder betrokken te zijn geweest. “Dat had wat ellende kunnen schelen.” Om dergelijke incidenten in de toekomst te voorkomen, zijn Leefomgeving en andere partijen begonnen met het ontwikkelen van een landelijk asbestprotocol. Regel 1: eerst experts erbij halen.
Het Nieuwe Werken Samen doen en steeds vernieuwen passen bij het cluster. Zo heeft Leefomgeving Het Nieuwe Werken omarmd. Dat is meer dan ‘iedereen een smartphone’ en ‘zorg maar dat je je werk af krijgt’, aldus Woudenberg. “Op Dierplaagbeheersing hebben we het gekoppeld aan persoonlijke trajecten. Iedereen doet zoveel mogelijk waar hij zich het prettigst bij voelt. Voor de een is dit bijvoorbeeld beheersing van ratten in particuliere ruimtes, de ander monitort liever buiten. Vroeger kregen medewerkers ’s morgens hun opdrachten van de planner, nu maken ze zelf hun afspraken via een zogenaamde Personal Digital Assistant (PDA). Als ze liever ’s avonds werken, dan kan dat gewoon. Daarnaast,”
zegt Woudenberg, “dagen we ze uit om met nieuwe producten te komen. Denk bijvoorbeeld aan een systeem voor signalering van bedwantsen in hotels, waarbij je de schoonmakers inschakelt. Heel belangrijk trouwens, want als je er te laat bij bent, heb je ze overal, die wantsen.” De ervaringen zijn goed. Talent wordt beter benut. En bijna iedereen vindt het werk veel leuker.
Diervriendelijk In Dierplaagbeheersing was in 2012 nog een ontwikkeling te zien. Leefomgeving propageert diervriendelijke maatregelen, zoals het opruimen van afval en het onaantrekkelijk maken van plaatsen waar beesten kunnen nestelen. Meer dan de helft van alle klanten - stadsdelen, hotels, snackbars enzovoort - blijkt inmiddels bereid hierin mee te gaan. De opmars van zwarte ratten in het westelijk havengebied vroeg in 2012 nog wel veel aandacht. En bruine ratten blijken nu ook de Kolenkitbuurt als foerageerterrein te hebben ontdekt. Een probleem is dat oud brood op straat gegooid wordt, bijvoorbeeld omdat dit volgens het geloof teruggegeven moet worden aan
23
de aarde. Ontwerpcollectief Pink Pony Express bedacht een oplossing: containers waarin de broodresten kunnen vergisten. Een volle container levert 150 kuub methaangas op, ongeveer tien procent van wat een gemiddeld gezin per jaar aan gas gebruikt. Dierplaagbeheersing gaat in 2013 proberen in alle stadsdelen dergelijke projecten van de grond te krijgen.
Maximumsnelheid A10 Irritatie was er ook, en wel over het overdag terugdraaien van de 80-kilometermaatregel op de A10 West. Luchtmetingen van de overheid zouden aantonen dat de uitstoot ook bij een maximumsnelheid van 100 nog binnen de normen blijft. Woudenberg: “Maar onze meetapparatuur geeft iets heel anders aan. TNO heeft, gebruikmakend van onze metingen, de luchtkwaliteit in Amsterdam in kaart gebracht. “Dat levert een preciezer en helaas negatiever beeld op dan de landelijke berekeningen. Uit de analyses van TNO blijkt dat we op deze manier bij lange na de milieudoelstellingen voor 2015 niet gaan realiseren.” Ontoelaatbaar, vindt Woudenberg. Het móet opgelost worden. Hij heeft wethouder Wiebes achter zich. Deze probeert nu via juridische
weg minister Schultz te bewegen de snelheid op de A10 weer te verlagen.
Paddestoelen op de muur Veel werk van Leefomgeving heeft te maken met advisering naar aanleiding van klachten en meldingen over geluid, stank, vocht of schimmel. Die klachten komen meestal pas als de situatie is geëscaleerd, bijvoorbeeld als het woningbedrijf niets doet terwijl de paddestoelen op de muur groeien. Leefomgeving zoekt uit wat het probleem is en kan dan proberen te bemiddelen vanuit het belang voor de publieke gezondheid. In 2012 kwamen 492 meldingen binnen. Het merendeel ging over vocht en schimmel. Woudenberg weet zeker dat dit maar het topje van de ijsberg is. “In oude huizen met één potkachel verwacht je het, maar ook moderne huizen hebben er last van. Daar is het probleem vaak een té goede isolatie en te weinig ventilatie. Mensen zijn bang warmte te verspillen aan ventilatie, maar dat is een misvatting. Vochtige lucht verwarmen kost meer dan koude lucht verwarmen.”
Roeterseiland Qua geluidsoverlast was er een groot conflict op het Roeterseiland, waar de Universiteit van Amsterdam sloopt en bouwt aan een appartementencomplex
dat voor een deel in particulier bezit is. Bewoners klagen niet zozeer over de werkzaamheden als wel over de duur ervan en de gebrekkige informatievoorziening. Veel bewoners willen inmiddels van hun huizen af en hebben Leefomgeving gevraagd een medische urgentieverklaring af te geven op basis waarvan de UvA de appartementen terug zou moeten kopen. “Maar hiervoor hebben wij geen formele bevoegdheid,” zegt Woudenberg, “die hebben we alleen bij de vestiging van gevoelige bestemmingen, zoals kinderdagverblijven en dergelijke op ongezonde plaatsen. Het is wel typisch een conflict waarbij we graag zouden willen bemiddelen. Heel vaak heeft zoiets toch vooral met communicatie te maken. Het valt mij elke keer weer op hoe onderbelicht dit blijft. Uitvoerders van grote projecten kennen alle regels rond bouw en sloop van binnen en buiten, maar hinder vergeten ze.” “Je ziet trouwens vaker domme dingen,” vindt Woudenberg. “Straten die twee keer na elkaar open moeten, eerst voor de kabels en dan voor de riolering. Walmende dieselaggregaten bij saneringsprojecten. Uitvoerders kijken vaak alleen naar de kosten. Nee, ik word er niet moedeloos van. Er moet wat te verbeteren blijven.”
2012 in het kort • advisering rond asbest op Kanaleneiland • werken aan landelijk asbestprotocol • discussie over luchtkwaliteit en maximumsnelheid A10 • invoeren Het Nieuwe Werken • klanten staan achter diervriendelijker aanpak bij Dierplaagbeheersing
2012 in cijfers 2007
2008
zorgmeldingen van burgers
558
adviezen aan bestuur, burgers en organisaties
329 16.930
bezoeken i.v.m. dierplaagpreventie
2009
2010
2011
2012
488
496
509
424
492
357
460
326
335
680
19.868
16.689
9.418
16.112
17.702
24
MGGZ – Maatschappelijke en Geestelijke Gezondheidszorg MGGZ verleent sociaal-medische zorg aan mensen met psychische problemen, die zichzelf verwaarlozen of overlast veroorzaken: daken thuislozen, alcoholisten, druggebruikers en chronisch psychotische mensen. Tot het takenpakket behoren ook de 24-uurs crisisdienst, de aanpak van zorg en overlast in de stadsdelen en de veldregie. Andere belangrijke doelgroepen van de MGGZ zijn kinderen in probleemgezinnen en slachtoffers van seksueel geweld. Het cluster bestaat uit de Geïntegreerde Voorzieningen, Vangnet MGGZ en het Steunpunt Seksueel Geweld.
25
Giel van Brussel, hoofd cluster MGGZ
Zuinig op reparatie mechanismen Giel van Brussel ziet de decentralisatie van de (jeugd)zorg niet zonder bedenkingen tegemoet. Veranderen moet, vindt hij, maar laten we wel zorgen dat professionele kennis bewaard blijft. Een mooie opdracht voor zijn laatste jaar aan de Achtergracht. Het is snel gegaan, vindt hij zelf, al duurde het toch best lang. In 1977 kwam Giel van Brussel, toen nog van plan huisarts te worden, als stagiair bij de GGD. Het heroïnegebruik in Amsterdam nam in die tijd vrij plotseling een grote vlucht. “We hadden geen idee wat er gebeurde,” herinnert hij zich. “Genezen kon kennelijk niet, dus we moesten iets verzinnen.”
Methadon Verdiept in deze uitdaging bleef hij hangen. Er kwam methadon, zorg en ondersteuning, de epidemie werd ingedamd. De Amsterdamse methode reisde de hele wereld over en nu, 35 jaar later, is de heroïnepopulatie zo klein geworden dat de methadonbus, de Polikliniek Nieuwe Prinsengracht en de Medische Suppletie Unit zijn opgeheven. “Het moest en het kon,” zegt Van Brussel, “maar pijnlijk was het wel, want vijftien mensen verloren hun baan. Gelukkig viel de schade mee en konden de meeste medewerkers, dankzij voortreffelijk werk van P&O, worden herplaatst. De patiënten zijn opgenomen in
de Geïntegreerde Voorziening in het Centrum. Alle Geïntegreerde Voorzieningen bleven behouden.” Van Brussel hoopt ondertussen dat er geen nieuwe epidemie op komst is. “Een rat achter het behang,” noemt hij het toenemend gebruik van GHB. Klaar ons bij een uitbraak te bespringen.
Seksueel geweld Veel MGGZ-aandacht ging in 2012 uit naar seksueel geweld. “Na het drama in het Hofnarretje zijn we op een hoger nervositeitniveau verder gegaan,” omschrijft het clusterhoofd. “We moeten alerter zijn dan we voorheen waren. Het onderwerp is toch ‘verwaarloosd’, kun je vaststellen. Door schaamte, handelingsverlegenheid en de menselijke neiging tot toedekkend gedrag. Iedereen heeft een verantwoordelijkheid als het gaat om het oppikken en melden van signalen. De structuur van doormelden die we nu hebben afgesproken, helpt daarbij, maar het is ook een kwestie van cultuur. Mensen moeten weten wat kan en niet kan. Daar moet over gepraat worden. Op scholen,
kinderdagverblijven, binnen gezinnen, bij de GGD, de huisarts, in de media. Je hoort nog te vaak dat signalen er al waren maar zijn genegeerd.”
Top600 De zorgpoot van de Aanpak Top600 - een activiteit van Vangnet, DWI, zorginstellingen in de stad en reclassering - is een goed instrument. De groep waarover het gaat, kun je een broeinest van potentiële gewelddelicten noemen. Cognitief vermogen blijkt een belangrijke factor. “Het merendeel van de 340 jongeren die inmiddels zijn gescreend, blijkt licht verstandelijk beperkt te zijn,” zegt Van Brussel. “Het hoofdprobleem daarbij is dat ze niets leren op school, verbaal niet uit de voeten kunnen en thuis weinig tot geen steun krijgen. Redelijk veel van deze jongeren zijn daarbij ook nog mishandeld of seksueel misbruikt. Het gevolg en vervolg zie je wel voor je.” De jongeren uit de Top600 zijn zogenaamde draaideurcriminelen: ze vallen van de ene misdaad en detentie in de volgende. De
26
inspanningen van reclassering en zorg hebben tot dusverre nooit genoeg resultaat gehad, denkt Van Brussel, omdat er te weinig gerichte dwang in de vorm van vonnissen met voorwaarden werd toegepast. “Dat gebeurt nu wel. DWI probeert de jongeren aan praktisch werk te helpen. Komen ze niet opdagen, dan volgt direct ten uitvoerlegging van het gerechtelijk vonnis: brommen. Een mooi voorbeeld is het project Herstelling, werken aan de Stelling van Amsterdam. En er komt nog meer.”
Lange adem Van Brussel ziet dwang als kansrijk middel. “Daarnaast zou het goed zijn als er meer aandacht kwam voor technische beroepen op praktisch niveau en voor begeleiding daarbij. Maar in het algemeen heb je sowieso een lange adem nodig
bij probleemgroepen. Dat merk je ook bij Zorg & Overlast: interventies helpen meestal prima, maar het effect ebt daarna direct weer weg. Je moet je ertegenaan blijven bemoeien.”
Alleenstaande mannen Klachten en meldingen die binnenkomen bij Zorg & Overlast, maar ook de crisisdienst, hebben vaak te maken met geluidsoverlast door mensen die besluiten ’s nachts te gaan leven. “Zo’n zeventig procent van hen zijn alleenstaande mannen. Ze hebben een verleden in de zorg, maar nemen geen medicijnen meer, zijn in conflict met hun behandelaar en niet meer aanspreekbaar. Een levensgroot probleem,” vindt Van Brussel, “dat je nooit helemaal zal kunnen oplossen.”
Transitie (jeugd)zorg
het idee bij MGGZ. Wat het cluster en het hoofd op dit gebied dan ook erg bezighoudt, is de transitie in de (jeugd)zorg, die sinds vorig jaar gaande is. De regie komt vanaf 2015 bij de gemeenten, omdat de huidige opzet versnippering en kostenverspilling in de hand blijkt te hebben gewerkt. “Veranderen moet,” vindt Van Brussel ook, “maar ik ben op mijn hoede. Waar ik bang voor ben is dat er uitvallers zullen komen die niet in de ideale beleidswereld passen. Het is zaak - binnen vermogen - dingen die niet goed gaan te veranderen en het goede te behouden. Ik denk dat we zuinig moeten zijn op reparatiemechanismen die hun nut hebben bewezen. En ik ben benieuwd of het mij en mijn opvolger lukt Vangnet te pluggen als expert en opleider in crisisinterventies.”
Leefbaar houden is al heel wat, is
2012 in het kort • opheffing methadonbus, PNP en MSU • nieuwe afspraken rond melden seksueel geweld • steeds meer handvatten voor aanpak Top600 • zorg rond alleenstaande mannen • transitie (jeugd)zorg: MGGZ zoekt haar rol
2012 in cijfers 2008
2009
2010
2011
2012
4.517
5.034
5.421
5.601
5.471
29
26
29
23
26
meldingen Meldpunten Zorg en Overlast
2.312
2.454
2.342
gezinnen in zorgcoördinatie
3.039
3.469
3.590
1
6
4
crisisopvang aantal consulten adviesaanvragen Twee- of MeersporenTeam
aantal zedenscenario’s
27
Centrale Ondersteuning Het cluster Centrale Ondersteuning is een samenvoeging van de vier ondersteunende afdelingen: Facilitair Bedrijf, Financiën, I&A (Informatisering & Automatisering) en P&O (Personeel & Organisatie).
Hans de Bruijn, hoofd cluster Centrale Ondersteuning
Zware belasting
De aanpak van versnipperde systematiek rond personeelszaken, huisvesting, automatisering en financiën ging niet zonder slag of stoot. Hans de Bruijn kijkt terug op een zwaar jaar.
Sinds november 2011 leidt De Bruijn het cluster Centrale Ondersteuning (CO), dat P&O, I&A, Facilitair Bedrijf en Financiën in één hand brengt. De reden voor integratie was simpel. De directie had behoefte aan één aanspreekpunt en daarbij zouden veel ondersteunende processen efficiënter kunnen door koppeling van systemen, zo werd in de hele organisatie ervaren. “Van dit laatste ben ik altijd een groot voorstander geweest,” zegt De Bruijn. “Sommige processen waren al lang niet meer van deze tijd. Het indienen van declaraties bijvoorbeeld. Je moest eerst een formulier downloaden. Dat moest je printen, vervolgens moest je het invullen. Met een pen! En het eerste wat gevraagd werd is je microsectienummer, dat al lang ergens bekend is. Onbestaanbaar vind ik dat. Je hebt als organisatie de plicht ervoor te zorgen dat elke medewerker en externe partner in het dienstverleningsproces maar éénmaal zijn gegevens hoeft op te geven.”
Emoties Soms moet het eerst slechter worden voor het beter wordt, weet De Bruijn. Sommige dingen zijn vooraf moeilijk in te schatten. De emoties bijvoorbeeld. “Voor 67 van de 73 betrokken medewerkers veranderde er niets, behalve de werkplek of de naam van de functie. Ze
hielden dezelfde schaal, hetzelfde salaris, dezelfde voorwaarden. Het was een herinrichting, geen bedrijfsreorganisatie. Maar het werd wél als een reorganisatie gepresenteerd. De OR moest adviseren, er moest een sociaal plan komen. De impact van die benadering was kortom groter dan verwacht.”
Informatisering Een andere uitdaging: omvangrijke informatiserings- en automatiseringsprojecten. De Bruijns vroegere afdeling had er een naam in hoog te houden. Zo was het stadsbestuur na de zedenzaak in het Hofnarretje eind 2010 gebrand op een informatiesysteem dat alle partijen konden gebruiken: GGD, politie, justitie, jeugdzorg. “Het werd in allerijl uitbesteed aan Capgemini,” vertelt De Bruijn. “Die zijn gaan zoeken … en kwamen al snel bij ons uit. We zijn bij elkaar gaan zitten en uiteindelijk hebben wij zélf, binnen een paar dagen, het systeem gebouwd.” “Ons uitgangspunt is: hoe dichter bij de gebruiker de bouwer van de applicatie is, hoe meer kennis, hoe sneller het overleg, hoe efficiënter. Later kwam het informatiesysteem voor de Top600 en de Veiligheidshuizen, wat ook een succes werd. Maar het was veel werk naast alle vaak omvangrijke ontwikkelaanvragen binnen de GGD zelf.”
Betere sturing De belasting was te zwaar. “Alle ondersteunende afdelingen die nu zijn ondergebracht in het cluster Centrale Ondersteuning hadden al een slanke en efficiënte organisatie,” aldus De Bruijn. “Die organisatie is uit de pas gaan lopen met de veranderde hoeveelheid en complexiteit van het werk. Denk ook aan veranderingen zoals het afstoten van panden. Daarom zijn we nu bezig met het implementeren van zogenaamd Project Portfolio Management (PPM), een systeem dat projecten als een totaliteit beschouwt en de gevolgen van veranderingen voor die totaliteit in kaart brengt. Stel bijvoorbeeld dat we een nieuwe Geïntegreerde Voorziening in gaan richten. Wat betekent dat voor de medewerkers van MGGZ en het Facilitair Bedrijf, voor de financiën en voor de planning van andere lopende projecten? Knelpunten en risico’s worden in kaart gebracht zodat betere sturing mogelijk is.”
Centralisaties Ook de financiële Planning & Control was punt van aandacht. De Bruijn: “Een aantal adviseurs P&C van Financiën is overgegaan naar diverse clusters om deze te ondersteunen. De afdelingen Financiën en P&O gaan verder professionaliseren, een proces waarvoor een transitiemanager is aangesteld. En de rol van P&O-
28
adviseurs zal veranderen; zij zullen meer op strategisch niveau gaan adviseren.” “Wat interne veranderingen op bepaalde punten bemoeilijkt, is de beweging van centralisatie vanuit het gemeentebestuur. De personeels- en salarisadministratie
2012 in het kort • herinrichtingsproces • grote automatiseringsprojecten • werken met PPM
was al overgebracht naar het Servicehuis Personeel van de gemeente en nu gaat de financiële administratie in de zomer van 2013 over op het gemeentelijke financiële systeem AFS. Mogelijk zullen ook automatiseringsen facilitaire taken worden
gecentraliseerd. Er is veel in beweging,” constateert De Bruijn.“ Ook daardoor hebben medewerkers nog weinig kunnen merken van verbeteringen in de ondersteuning. Daar komt in 2013 hopelijk verandering in.”
29
30
GGD organogram