Voorstel tot herstelplan voor de visstand in de Boven-Schelde naar aanleiding AGENTSCHAP van de vissterfte in september 2012 VOOR NATUUR EN BOS
Alain Dillen Klaar Meulebrouck Agentschap voor Natuur en Bos
10-09-2013
AGENTSCHAP VOOR NATUUR EN BOS
1. Inleiding In de week van 22-30 september 2012 veroorzaakte een verontreiniging een ernstige vissterfte in de Boven-Schelde. De omvang van deze vissterfte werd door de visserijbiologen van ANB (Oost-Vlaanderen en West-Vlaanderen) ingeschat op 7 tot 10 ton vis (Dillen & Meulebrouck, 2012). Het getroffen traject besloeg een oppervlakte van ca 180 hectare (zie kaart hieronder), waardoor het verlies aan visdensiteit tussen de 39 kg/ha tot 56 kg/ha bedroeg.
Kaart 1: Traject waarover de (kaartmateriaal: Gis-Vlaanderen).
vissterfte
werd
waargenomen
in
Vlaanderen
In het rapport over de vissterfte staan de verschillende getroffen vissoorten opgesomd. Tevens staan een aantal aandachtspunten in het rapport vermeld voor het herstel van het aanwezige visbestand. Uit recente visstandbemonsteringen uitgevoerd door ATKB in opdracht van ANB, blijkt dat: - Het visbestand kort na de vissterfte, op basis van de eerste bemonstering, gemiddeld wordt ingeschat op 9.6 kg/ha (Van Giels, 2013) -
over het algemeen het visbestand licht toegenomen is t.o.v. de eerste bemonstering en werd er ook behoorlijk wat visbroed aangetroffen (Van Giels, mondelinge mededeling).
-1-
AGENTSCHAP VOOR NATUUR EN BOS
Uit de stuurgroepvergaderingen over dit visstandonderzoek en in overleg met de Provinciale Visserijcommissies van Oost- en van West-Vlaanderen, komt naar voren dat het visbestand zich herstelt wat een goede zaak is, maar dat het herstel langzaam gaat en dus best een handje geholpen kan worden. Rekening houdend met een aantal ecologisch belangrijke principes bij dergelijke ondersteunende maatregelen, wil dit document een basis aanleveren voor het herstelplan van de visstand in de Boven-Schelde door middel van beperkte uitzonderlijke herbepotingen.
2. Enkele ecologische principes Bij elke visuitzetting en des te meer bij een uitzonderlijke herbepoting dient men met een aantal ecologische principes rekening te houden: 1) Het uitzetten van een grote hoeveelheid vis op een zeer korte tijd kan een sterk negatieve impact hebben op een herstellend ecosysteem en zelfs het tegenovergestelde bewerkstelligen van het beoogde effect. Daarom is het aan te bevelen de uit te zetten hoeveelheid verspreid in de tijd uit te zetten; 2) Bij het opstellen van een planning voor uitzonderlijke herbepoting dient rekening gehouden te worden met de natuurlijke jaarlijkse aangroei van het nog aanwezige visbestand. 3) De planning moet zodanig opgesteld zijn dat deze in principe op termijn tot een volledig herstel leidt, en niet tot een overbezetting; 4) Voor aan het herstel van de roofvisstand kan worden gewerkt, dient eerst een redelijke witvisstand te zijn opgebouwd om al te grote schommelingen in het predator-prooi evenwicht te vermijden. Daarom verdient het aanbeveling in het eerste jaar van de uitzonderlijke herbepoting géén extra roofvissen uit te zetten en hiermee pas in het 2e jaar te beginnen; 5) Ook de verhouding blankvoorn en rietvoorn t.o.v. brasem mag niet aan grote schommelingen onderhevig zijn teneinde verschuivingen in het ecologisch evenwicht van het water te vermijden. Dit geldt vooral in de jaren van ecologisch herstel, maar ook daarna blijft deze verhouding van belang.
-2-
AGENTSCHAP VOOR NATUUR EN BOS 6) Bij reguliere visuitzettingen mag men van een vrij laag overlevingspercentage uitgaan. Echter, in dit uitzonderlijke geval waarin ook na het eerste paaiseizoen nog vrij lage densiteiten (hoewel reeds stijgend) aanwezig zijn, kan er van uit gegaan worden dat wanneer de bepotingen met de juiste lengteklassen (geen vislarven noch adulte vissen) worden uitgevoerd, de overleving voldoende moet zijn om een bijdrage aan het herstel van het visbestand te leveren. Immers, door de nog lage densiteiten is er minder concurrentie voor voedsel.
3. Berekening van het totaal uit te zetten gewicht In de Boven-Schelde komt momenteel, naar schatting, een visbiomassa van 2.000 kg voor. In het eerste onderzoek werd de densiteit immers geschat op 9.6 kg/ha, de densiteit in het tweede onderzoek lag lichtjes hoger maar is nog niet exact gekend. Wanneer we rekenen met een startwaarde van 2.000 kg, een jaarlijkse natuurlijke aangroei van 25% en 50% overlevingskans van uitgezette vissen, zien we dat het visbestand zich grotendeels zal weten herstellen hebben als er gedurende drie opeenvolgende jaren 1.000 kg vis wordt uitgezet (tabel 1). Merk op dat dit een theoretische benadering is, met beperkingen: - Er wordt geen rekening gehouden met de aangroei van roofvis noch met diens impact op de prooivis; - De natuurlijke aangroei varieert naargelang de klimatologische omstandigheden, die niet mee in het aangroeimodel verrekend worden; - De natuurlijke aangroei blijft geen constante maar zal naar het einde toe, wanneer het visbestand op de natuurlijke draagkracht van het ecosysteem Boven-Schelde komt, afzwakken tot er een dynamisch evenwicht tussen natuurlijke aangroei en natuurlijke sterfte ontstaat; - De natuurlijke sterfte wordt niet mee verrekend in dit aangroeimodel maar daar tegenover staat dat deze momenteel sterk verlaagd is doordat er minder competitie en minder predatie optreedt, en er ook minder kans is op het uitbreken van ziekten binnen de vispopulatie; - Het hele model gaat er van uit dat er zich geen nieuwe verontreinigingen voordoen.
-3-
AGENTSCHAP VOOR NATUUR EN BOS
Uit tabel 1 blijkt dat met een uitzettingsstrategie waarbij gedurende drie opeenvolgende jaren (2013-2015) telkens 1.000 kg vis wordt uitgezet, het visbestand zich op enkele jaren tijd hersteld zal hebben tot het oorspronkelijke niveau. Jaar
2013 2014 2015 2016 2017
Aanwezige visbestand (kg)
% van oorspronkelijk visbestand
Uit te zetten (kg)
Geschatte overleving (kg)
Jaarlijkse aangroei (kg)
2000 3000 4250 5812 7265
33 50 71 97 121*
1000 1000 1000 0 0
500 500 500 n.v.t. n.v.t.
500 750 1062 1453 1816
Tabel 1: Voorspelde evolutie van het aanwezige visbestand bij een uitzettingsstrategie van 1.000 kg/vis per jaar van 2013 tem 2015. Tegen 2016 wordt op deze manier een quasi volledig herstel van de visstand verwacht. % van oorspronkelijk visbestand = de verhouding tussen het aanwezige visbestand in dat jaar en het oorspronkelijke visbestand; uit te zetten (kg) is het uit te zetten gewicht aan vis in dat jaar; geschatte overleving (kg) is de hoeveelheid vis die verwacht wordt de uitzetting te overleven en bij te dragen aan de jaarlijkse recrutering van de vispopulatie; jaarlijkse aangroei = berekend op een natuurlijke aangroei van 25% per jaar. *: In werkelijkheid zal deze 121% niet gehaald worden, omdat vanaf 2016 het visbestand zich nagenoeg op z’n oorspronkelijke peil heeft weten herstellen waardoor het groeipotentieel van de populatie terug verlaagt. Meer vissen in het water betekent immers een verhoogde competitie voor voedsel, schuilplaatsen en habitats waardoor ook de overleving weer daalt. M.a.w.: vanaf 2016 wordt ingeschat dat de sterfte en dispersie van vissen en de jaarlijkse aangroei elkaar in evenwicht zullen houden.
-4-
AGENTSCHAP VOOR NATUUR EN BOS
4. Verdeling van de uit te zetten soorten Naast het totaalgewicht aan uit te zetten vissen per jaar, dient ook duidelijk te worden gesteld welke soorten en in welke aantallen en verhoudingen uitgezet kunnen worden. Daarbij dient te worden uitgegaan van dezelfde ecologische principes als beschreven in § 2, en dient tegelijk zoveel mogelijk rekening te worden gehouden met de recreatieve waarde (hengelplezier) van elk van de verschillende soorten. Zoals in §2 aangehaald, is het aangewezen om met uitzettingen van roofvis te wachten tot er zich een zekere witvisstand heeft kunnen opbouwen. Er wordt ingeschat dat het visbestand zich in 2014 mogelijk voldoende hersteld zal hebben om eventuele beperkte herbepotingen met snoekbaars te kunnen ondersteunen. Dit gewicht werd niet mee verrekend in bovenstaande berekeningen. Met andere woorden, indien in 2014 op basis van het onderzoek zou overgegaan worden tot het uitzetten van snoekbaars bovenop de reguliere uitzettingen, betekent dit een extra bijdrage aan het herstel van het visbestand van een 100 kg per jaar. Aangezien uit beide reeds gevoerde onderzoeken blijkt dat er – ondanks de vissterfte – behoorlijk wat paling in de Boven-Schelde aanwezig is, is uitzetten van glasaal niet onmiddellijk noodzakelijk. De jonge paling is blijkbaar toch in staat de Boven-Schelde op te trekken, hoewel de totale aantallen waarschijnlijk wel hoger zouden liggen moest het vismigratieknelpunt in Merelbeke passeerbaar gemaakt worden. Het oplossen van het knelpunt te Merelbeke zou ook een gunstig effect hebben op de andere vissoorten en het globale herstel van het visbestand bespoedigen. Rekening houdende met de getroffen vissoorten en met het bovenstaande, wordt in tabel 2 een voorstel uitgewerkt van uit te zetten vissoorten en gewichten per vissoort en per jaar.
-5-
AGENTSCHAP VOOR NATUUR EN BOS
Soort blankvoorn brasem karper Snoekbaars*
Wet. naam Rutilus rutilus Abramis brama Cyprinus carpio Stizostedion lucioperca
2013 500 400 100 0
2014 500 400 100 100
2015 500 400 100 100
Tabel 2: Voorstel voor uitzonderlijke herbepoting in de Boven-Schelde. In het voorstel wordt gedurende 3 opeenvolgende jaren telkens 1.000 kg vis uitgezet, verdeeld over de in de tabel vernoemde soorten. *: snoekbaars enkel pas vanaf 2014 en indien uit onderzoek zou blijken dat 1) de prooivispopulatie voldoende is aangesterkt en 2) de snoekbaarspopulatie een lage densiteit kent.
5. Algemene aanbevelingen 1. Een visuitzetting ter aanvulling van het visbestand is maar zinvol als er geen nieuwe lozingen meer plaatsvinden. Bij eventuele nieuwe calamiteiten dient de herbepotingsstrategie te herzien dan wel (tijdelijk) stopgezet te worden;
2. Uit eerdere ervaringen is reeds gebleken dat het uitzetten van grote (en dus volwassen) vis weinig zinvol is omdat grotere individuen zich reeds een beeld van hun home-range hebben gevormd gedurende hun leven, en bij uitzetting in een nieuw habitat op zoek zullen gaan naar hun vertrouwde habitat. Dit betekent dat grotere vissen veel meer onderhevig zijn aan stress bij uitzetting, en dus gevoeliger zijn voor ziekten en parasieten, maar ook veel meer zullen disperseren en mogelijk verloren gaan voor de Boven-Schelde. Bovendien zijn ze door die verhoogde dispersiedrang veel meer blootgesteld aan predatie. Met jongere exemplaren treden deze problemen veel minder op; 3. Het uitzetten van de vissen volgens bovenvermelde voorstel kan best gelijk verdeeld worden over de vier betrokken panden: Merelbeke – Asper, Asper – Oudenaarde, Oudenaarde – Kerkhove en Kerkhove – grens met Wallonië; 4. Net als bij reguliere visuitzettingen zal door ANB een kwaliteitscontrole van de geleverde vissen uitgevoerd dienen te worden en in een PV van visuitzetting verwerkt worden; 5. In 2014 en 2015 wordt het visbestand jaarlijks verder opgevolgd in opdracht van ANB. De resultaten, conclusies en aanbevelingen uit dit onderzoek dienen steeds vertaald te worden in de herbepotingsstrategie. In 2014 zal ook duidelijk worden of bijkomende bepotingen met snoekbaars nodig zijn of niet. 6. Het geheel van herbepotingen en onderzoek moet budgettair worden begroot via het Visserijfonds. Voor het onderzoek is dit reeds in orde. Voor de uitzonderlijke herbepotingen werd prijsvraag gedaan (zie verder).
-6-
AGENTSCHAP VOOR NATUUR EN BOS
6. Raming budget Deze raming beperkt zich tot het gedeelte “herbepotingen”, aangezien het onderzoek reeds in de begroting ingeschreven is. Uit prijsvraag bij de leverancier die momenteel een gunningscontract heeft lopen bij de Vlaamse Overheid, blijken volgende prijzen van kracht: -
Blankvoorn: 4,83 €/kg 2.415 € exclusief BTW; 2.560 € inclusief 6% BTW, prijs per jaar.
-
Brasem: 3,20 €/kg 1.280 € exclusief BTW; 1.357 € inclusief 6% BTW, prijs per jaar.
-
Spiegelkarper: 4,75 €/kg 475 € exclusief BTW; 503,5 € inclusief 6% BTW, prijs per jaar.
Dit betekent een jaarlijks totaal van 2560 + 1357 + 503.5 € = 4.420,5 € per jaar. Het totaalplaatje over de drie opeenvolgende jaren is dan 4.420,5 * 3 = 13.261,5 €. In die prijs zijn inbegrepen: transport, levering en uitzetting van de vissen in de vier verschillende panden van de Boven-Schelde. Nog niet inbegrepen is de eventuele uitzetting van snoekbaars. Dit om twee redenen: 1) pas in 2014 wordt er beslist of en hoeveel snoekbaars wordt uitgezet (in dit voorstel wordt van 100 kg per jaar uit gegaan, in 2014 en 2015) en 2) in tussentijd moet worden gezocht naar mogelijke leveranciers die snoekbaars kunnen leveren.
7. Referenties • Alain Dillen & Klaar Meulebrouck. Vissterfte op de Bovenschelde, september 2012. Rapport van het Agentschap voor Natuur en Bos, 2012, 7 pp. • Johan Van Giels. Langlopend onderzoek naar het visbestand in de BovenSchelde: voorjaarsonderzoek 2013. ATKB, rapportnummer 20130096/rap01
-7-