Akoestische verbetering van de ruwbouw door middel van ontdubbelde
gemene muren voor rijwoningen en appartementen ✍✍ B. Ingelaere, C. Crispin, L. De Geetere, M. Van Damme en D. Wuyts, afdeling Akoestiek, WTCB 1
INLEIDING
In 2008 werd de norm NBN S 01-400-1 ‘Akoestische criteria voor woongebouwen’ [8] van kracht. De prestatie-eisen uit deze norm gelden als de regels van goed vakmanschap en zijn van toepassing op alle woongebouwen op het Belgische grondgebied waarvan de bouwaanvraag dateert van na de verschijningsdatum van de norm. De norm stelt niet alleen eisen aan de lucht-, contact- en gevelgeluidsisolatie, maar legt ook beperkingen op aan het installatielawaai. Ondanks het feit dat de vooropgestelde eisen van toepassing zijn op het afgewerkte gebouw, kunnen ze ook als uitgangspunt gebruikt worden bij de uitwerking van het ontwerp. In voorkomend geval zullen ze mede hun stempel drukken op de ontwerp-, detaillerings- en uitvoeringsfase.
De norm vermeldt twee kwaliteitsniveaus: • normaal akoestisch comfort (NAC): het gaat hier om een minimaal kwaliteitsniveau, waarbij de vereisten voor het akoestische comfort erop gericht zijn om een ruime meerderheid van de gebruikers tevreden te stellen. Het tevredenheidspercentage wordt hierbij op meer dan 70 % van de gebruikers geraamd voor de lucht- en contactgeluidsisolatie onder een normale geluidsbelasting • verhoogd akoestisch comfort (VAC): het gaat hier om het hoogste akoestische-kwaliteitsniveau dat binnen deze norm beschouwd wordt. De eraan gekoppelde vereisten hebben als doelstelling om een verbeterd akoestisch comfort te realiseren voor een bepaalde akoestische eigenschap (bv. de gevelisolatie, de geluidsisolatie tussen woningen, de contactgeluidsisolatie, het lawaai van de technische installaties …). Het tevredenheidspercentage wordt hierbij op meer
dan 90 % van de gebruikers geraamd voor de lucht- en contactgeluidsisolatie onder een normale geluidsbelasting. De vereisten met betrekking tot een verhoogd akoestisch comfort zijn enkel van toepassing wanneer de initiatiefnemers van het bouwproject (opdrachtgever, koper …) speciale wensen in die zin geuit hebben of wanneer de verkoper of verhuurder deze eigenschap aan de toekomstige bewoners toegezegd heeft. De eisen met betrekking tot de lucht- en contactgeluidsisolatie tussen appartementen en nieuwbouw rijwoningen uit de norm zijn respectievelijk samengevat in de tabellen 1 (hieronder) en 2 (p. 2). De aanwezigheid van boven- en onderburen maakt de akoestische problematiek bij appartementen een stuk moeilijker dan bij rijwoningen. Zo worden er in dit geval ook eisen
Tabel 1 Eisen met betrekking tot de lucht- en contactgeluidsisolatie tussen appartementen (*).
Zendruimte buiten de woning
Ontvangstruimte binnen de woning
Elke ruimte
Elke ruimte met uitzondering van een technische ruimte of een inkomhal
Zendruimte binnen de woning
Ontvangstruimte binnen de woning
Slaapkamer, keuken, woonkamer en badkamer (die niet alleen toebehoort aan de ontvangstruimte)
Slaapkamer, studeerruimte
Normaal akoestisch comfort (NAC) • Luchtgeluidsisolatie: DnT,w ≥ 54 dB • Contactgeluidsisolatie: L’nT,w ≤ 58 dB Normaal akoestisch comfort (NAC) • Luchtgeluidsisolatie: DnT,w ≥ 35 dB • Contactgeluidsisolatie: geen eis
Verhoogd akoestisch comfort (VAC) • Luchtgeluidsisolatie: DnT,w ≥ 58 dB • Contactgeluidsisolatie: L’nT,w ≤ 50 dB Verhoogd akoestisch comfort (VAC) • Luchtgeluidsisolatie: DnT,w ≥ 43 dB • Contactgeluidsisolatie: L’nT,w ≤ 58 dB
(*) Indien het naastliggende pand geen woning is, gelden er specifieke eisen naargelang van de mogelijke lawaaibelasting in de naburige ruimten. Voor meer informatie hieromtrent verwijzen we naar de norm NBN S 01-400-1 [8]. Indien de ontvangstruimte binnen de woning een slaapkamer is en de zendruimte buiten de woning geen slaapkamer is, dient men de contactgeluidseisen voor een normaal akoestisch comfort met 4 dB te verstrengen. Bij de toetsing van deze waarden aan het afgewerkte gebouw gaat men ervan uit dat resultaten die 2 dB zwakker zijn dan de vooropgestelde eisen toch nog aanvaardbaar zijn. Deze marge heeft te maken met de onzekerheden bij het opstellen van de prognose en met de beperkte nauwkeurigheid van de meettechnieken.
WTCB-Dossiers 2012/2.18 | 1
TC Akoestiek
E
Er bestaan verschillende ruwbouwconcepten waarmee het mogelijk is om rijwoningen en appartementen op te trekken die aan de criteria van een normaal of verhoogd akoestisch comfort uit de norm NBN S 01-400-1 voldoen. De energieprestatieregelgeving (EPB) speelt hierbij een belangrijke rol. Om aan de hierin gestelde eisen te kunnen beantwoorden, zal het doorgaans nodig zijn om een thermische isolatie aan te brengen tussen twee aangrenzende appartementen of rijwoningen. Het komt er met andere woorden op neer dat er een dubbele wand gecreëerd wordt die opgevuld wordt met een thermischisolatiemateriaal. In dit dossier gaan we dieper in op een aantal akoestische oplossingen waarbij de gemene muur bestaat uit ontdubbelde dragende wanden, waarvan de spouw voorzien is van een thermische isolatie (andere concepten, bv. met voorzetwanden, zullen in een volgend artikel aan bod komen). Deze ruwbouwconcepten zijn op het einde van dit artikel in zes bevattelijke tabellen samengevat. De hoofdtekst geeft meer duiding over een aantal specifieke ontwerp- en uitvoeringsaspecten en licht toe waarom bepaalde bouwconcepten al dan niet aan de akoestische-comfortcriteria voldoen.
Tabel 2 Eisen met betrekking tot de lucht- en contactgeluidsisolatie tussen nieuwbouw rijwoningen (eengezinswoningen waarvan de bouwaanvraag dateert van na 28 januari 2008 en die aan één of twee zijden scheidingsconstructies hebben met andere gebouwen) (*).
Zendruimte buiten de woning
Ontvangstruimte binnen de woning
Elke ruimte
Elke ruimte met uitzondering van een technische ruimte of een inkomhal
Zendruimte binnen de woning
Ontvangstruimte binnen de woning
Slaapkamer, keuken, woonkamer en badkamer (die niet alleen toebehoort aan de ontvangstruimte)
Slaapkamer, studeerruimte
Normaal akoestisch comfort (NAC) • Luchtgeluidsisolatie: DnT,w ≥ 58 dB • Contactgeluidsisolatie: L’nT,w ≤ 58 dB Normaal akoestisch comfort (NAC) • Luchtgeluidsisolatie: DnT,w ≥ 35 dB • Contactgeluidsisolatie: geen eis
Verhoogd akoestisch comfort (VAC) • Luchtgeluidsisolatie: DnT,w ≥ 62 dB • Contactgeluidsisolatie: L’nT,w ≤ 50 dB Verhoogd akoestisch comfort (VAC) • Luchtgeluidsisolatie: DnT,w ≥ 43 dB • Contactgeluidsisolatie: L’nT,w ≤ 58 dB
(*) Indien het naastliggende pand geen woning is, gelden er specifieke eisen naargelang van de mogelijke lawaaibelasting in de naburige ruimten. Voor meer informatie hieromtrent verwijzen we naar de norm NBN S 01-400-1 [8]. Indien de ontvangstruimte binnen de woning een slaapkamer is en de zendruimte buiten de woning geen slaapkamer is, dient men de contactgeluidseisen voor een normaal akoestisch comfort met 4 dB te verstrengen. Bij de toetsing van deze waarden aan het afgewerkte gebouw gaat men ervan uit dat resultaten die 2 dB zwakker zijn dan de vooropgestelde eisen toch nog aanvaardbaar zijn. Deze marge heeft te maken met de onzekerheden bij het opstellen van de prognose en met de beperkte nauwkeurigheid van de meettechnieken.
TC Akoestiek
gesteld in verticale, horizontale en zelfs diagonale richting. Bij boven elkaar gelegen appartementen ligt de contactgeluidsisolatieproblematiek bovendien veel gevoeliger en dient men bijzondere aandacht te besteden aan de bepaling van het installatielawaai. Het risico op akoestische hinder is bij appartementen met andere woorden veel groter dan bij rijwoningen. Gelukkig ligt het verwachtingspatroon ten aanzien van het akoestische comfort bij appartementsbewoners doorgaans iets minder hoog dan bij de bewoners van een rijwoning. Dit is de reden waarom de eisen inzake de luchtgeluidsisolatie tussen appartementen iets minder streng zijn dan tussen rijwoningen. In dit dossier spitsen we de aandacht toe op zes verschillende ruwbouwconcepten die toelaten om te voldoen aan de criteria van een normaal of verhoogd akoestisch comfort en die tegelijkertijd ook rekening houden met de energieprestatieregelgeving. Hoewel dit tevens mogelijk is met andere systemen, gaat het hierna steeds om oplossingen waarbij de gemene muur bestaat uit ontdubbelde, dragende wanden, waarvan de spouw voorzien is van een thermische isolatie: • ruwbouwconcept 1: constructies met onderbroken vloerplaten en een ankerloze zware spouwmuur (bv. uit kalkzandsteen of beton) als gemene muur • ruwbouwconcept 2: constructies met onderbroken vloerplaten en een ankerloze halfzware spouwmuur (bv. uit snelbouwstenen of betonblokken) als gemene muur • ruwbouwconcept 3: constructies met onderbroken vloerplaten, elastische muurstroken en een ankerloze halfzware spouwmuur (bv. uit snelbouwstenen of betonblokken) als gemene muur • ruwbouwconcept 4: constructies met doorlopende vloerplaten en een ontdubbelde zware spouwmuur (bv. uit kalkzandsteen of beton) als gemene muur (dit concept is niet van toepassing op rijwoningen) • ruwbouwconcept 5: constructies met door-
2 | WTCB-Dossiers 2012/2.18
lopende vloerplaten, elastische muurstroken en een ankerloze halfzware spouwmuur (bv. uit snelbouwstenen of betonblokken) als gemene muur • ruwbouwconcept 6: een specifiek indus trieel concept met welfsels. Deze ruwbouwconcepten zijn op het einde van dit artikel in zes bevattelijke tabellen samengevat, wat bijzonder handig kan zijn bij het ontwerp en op de bouwplaats. In het vervolg van deze tekst zal extra duiding gegeven worden over de volgende aspecten: • de luchtgeluidstransmissie tussen rijwoningen en naast elkaar gelegen appartementen (§ 2) • de luchtgeluidstransmissie tussen boven elkaar gelegen appartementen (§ 3) • de specifieke bouwrichtlijnen voor de funderingen (§ 4) • de specifieke bouwrichtlijnen voor de aansluiting met de dakconstructie (§ 5) • de specifieke bouwrichtlijnen voor de nietdragende binnenwanden (§ 6) • de beperking van het contactgeluidsniveau door de toepassing van een zwevende vloer (§ 7) • de specifieke bouwrichtlijnen en technische beperkingen voor de toepassing van elastische muurstroken (§ 8) • de specifieke bouwrichtlijnen voor de aansluiting met de gevels (§ 9) • de specifieke bouwrichtlijnen voor de wachtmuren en ankerloze-spouwmuurconstructies (§ 10). 2
LUCHTGELUIDSTRANSMISSIE TUSSEN RIJWONINGEN EN NAAST ELKAAR GELEGEN APPARTEMENTEN
2.1 Directe
luchtgeluidstransmissie
De directe geluidstransmissie (d.i. de geluids-
transmissie doorheen de gemene muur) wordt in afbeelding 1 (p. 3) weergegeven met de pijl ‘Dd’. De isolatie tegen deze directe geluidstransmissie is sterk afhankelijk van de koppeling tussen beide deelwanden: • wanneer de koppeling tussen beide deelwanden aanzienlijk is (bv. wanneer beide wanden met spouwhaken aan elkaar bevestigd zijn, wanneer er mortelbruggen tussen beide deelwanden bestaan, wanneer de vloerplaten doorlopen en zodoende beide deelwanden met elkaar verbinden …), dan werkt het geheel akoestisch nagenoeg als een enkelvoudige wand. In voorkomend geval wordt de geluidsisolatie grotendeels bepaald door de gezamenlijke oppervlaktemassa van beide deelwanden. Naarmate deze zwaarder is, zal ook de directe geluidsisolatie beter worden. Deze situatie komt voor in ruwbouwconcept 4, waarbij beide zware deelwanden (bv. 2 x 15 cm kalkzandsteen of even zware betonblokken) onderen bovenaan via de doorlopende vloerplaat aan elkaar gekoppeld zijn. In dit geval is de directe geluidsisolatie toereikend om een normaal akoestisch comfort te behalen • wanneer er geen koppeling tussen de deelwanden is, werkt het geheel als een akoestische dubbele-wandconstructie. De directe geluidsisolatie ligt in voorkomend geval aanzienlijk hoger. Indien ook de flankerende geluidstransmissie en/of de omloopgeluiden beperkt blijven, is het met een dergelijke opbouw mogelijk om een verhoogd akoestisch comfort te bereiken. De ruwbouwconcepten 1, 2, 3 en 6 werken volgens dit principe: het gaat hier immers om constructies met ankerloze deelwanden, onderbroken vloerplaten en een uiterst gering aantal koppelingen. De enige noemenswaardige koppeling situeert zich ter hoogte van de fundering. De invloed hiervan kan echter beperkt worden door het respecteren van de richtlijnen uit § 4. Ondanks het feit dat het bij ruwbouwconcept 5 gaat om een constructie met een
Afb. 1 Mogelijke luchtgeluidstransmissiewegen tussen rijwoningen en naast elkaar gelegen appartementen.
f f
Deze flankerende geluidsisolatie kan verbeterd worden door de wand zowel aan de zend- als de ontvangstzijde te voorzien van een voorzetwand. Nog drastischer is het aanbrengen van een echte trillingssnede (ankerloze-spouwmuurconstructie), zoals gebeurt bij de ruwbouwconcepten 1 en 2. Zodoende kan men immers elke flankerende luchtgeluidstransmissie tussen twee rijwoningen of naast elkaar gelegen appartementen vermijden.
d F
d d
F D D
f
f
D F F
doorlopende vloerplaat, kan men ook in dit geval genieten van een zeker dubbelwandig effect, dat tot stand gebracht wordt door de elastische muurstroken tussen de deelwanden en de draagvloer. Hiertoe dienen wel een aantal bijkomende voorwaarden vervuld te zijn: – het aantal mortelbruggen die de vloerplaat en de wand hard met elkaar verbinden (en zodoende het effect van de elastische muurstrook verminderen), moet tot een minimum beperkt worden – de randstroken voor de zwevende vloer moeten vóór de uitvullingslaag geplaatst worden (zoniet ontstaat er een harde koppeling via de uitvullingslaag) – de bepleistering in de hoekaansluiting tussen de dragende wand en de plafondplaat dient doorgesneden te worden tot op de elastische muurstrook. De snede mag later opgevuld worden met een elastisch blijvend product. 2.2 Flankerende 2.2.1
Wat
met een hoofdletter en deze aan de ontvangstzijde met een kleine letter (conform de normenreeks NBN EN 12354-1 tot en met 12354-6 [2, 3, 4, 5, 6, 7]). Gemene wanden – en vloeren voor de transmissies in verticale richting, zie § 3 – worden aangeduid met de letters ‘D’ en ‘d’, flankerende wanden met de letters ‘F’ en ‘f’. Naast de in § 2.1 besproken directe luchtgeluidstransmissieweg doorheen de gemene muur ‘Dd’ kunnen we bijkomend in elke knoop (d.i. de intersectie van de kopse wand met de scheidende gemene wand) drie flankerende luchtgeluidstransmissiewegen onderscheiden: • ‘Ff’ stelt de transmissieweg van de flankerende kopse wand ‘F’ van de ruimte aan de zendzijde naar de flankerende wand ‘f’ van de ruimte aan de ontvangstzijde voor. Deze transmissie ontstaat doordat het opgewekte geluid de wand van de ruimte aan de zendzijde in trilling brengt. Deze geeft de trilling vervolgens door aan de wand van de ruimte aan de ontvangstzijde, die deze trilling ten slotte opnieuw als geluid afstraalt • analoog stelt ‘Fd’ de transmissieweg van de flankerende wand ‘F’ van de ruimte aan de zendzijde naar de gemene muur ‘d’ van de ruimte aan de ontvangstzijde voor • ‘Df’ stelt de transmissieweg van de gemene muur ‘D’ van de ruimte aan de zendzijde naar de wand ‘f’ van de ruimte aan de ontvangstzijde voor.
luchtgeluidstransmissie
is flankerende luchtgeluids
transmissie?
Vermits beide deelwanden in het schema uit afbeelding 1 zowel ter hoogte van het plafond als ter hoogte van de vloer aan elkaar vastgekoppeld zijn, fungeren ze akoestisch als een enkelvoudige wand. Alle mogelijke flankerende luchtgeluidstransmissiewegen zijn op deze afbeelding aangegeven met gekleurde pijlen. Om deze wegen duidelijk te kunnen omschrijven, worden de wanden aan de zendzijde aangeduid
Een ruimte die begrensd wordt door vier wanden die doorlopen naar de ernaast gelegen ruimte, kent dus 4 x 3 flankerende luchtgeluidstransmissiewegen en een directe (‘Dd’). 2.2.2
Hoe
kan deze flankerende lucht
geluidstransmissie ingeperkt wor den?
De flankerende geluidsisolatie voor een bepaalde weg (bv. ‘Ff’) neemt toe met de oppervlaktemassa van de wand aan de zendzijde
In de norm NBN EN 12354-1 [2] vinden we verschillende prognosemethoden ter berekening van de flankerende geluidstransmissie terug. 2.2.3
Invloed
van de verschillende ruw
bouwconcepten op de flankerende luchtgeluidstransmissie
Bij ruwbouwconcept 4 zijn enkel de vloerplaten tussen de appartementen doorlopend. Alle muren worden immers onderbroken door de spouw in de gemene muur. De flankerende geluidstransmissie via de vloer wordt sterk afgezwakt door de zwevende-vloerconstructie in beide appartementen die als een akoestische voorzetwand fungeert. Door de keuze van een voldoende zware vloerplaat en voldoende zware deelwanden is het mogelijk om de flankerende geluidstransmissiewegen ‘Ff’, ‘Df’ en ‘Fd’ dermate af te zwakken dat dit concept beantwoordt aan de eisen voor een normaal akoestisch comfort bij appartementen. Het zal echter geen voldoening geven voor de bouw van rijwoningen waar de eis 4 dB hoger ligt. Bij de ruwbouwconcepten 1, 2, 3 en 6 zorgen de ankerloze-spouwmuurconstructie en de onderbroken vloerplaten ervoor dat er geen flankerende luchtgeluidstransmissie tussen de naast elkaar gelegen appartementen mogelijk is. Een zorgvuldige uitvoering is hierbij echter wel noodzakelijk (zie afbeelding 2, p. 4, en afbeelding 3, p. 4). Bij ruwbouwconcept 5 snijden de elastische muurstroken, die zich zowel boven- als onderaan tussen de vloerplaat en de draagmuur bevinden, het merendeel van de flankerende luchtgeluidstransmissiewegen naar het naastliggende appartement of de naastliggende rijwoning af. Hiertoe dienen er echter wel diverse aansluitingsdetails gerespecteerd te worden (zie afbeelding 4, p. 4, en afbeelding 5, p. 4).
WTCB-Dossiers 2012/2.18 | 3
TC Akoestiek
(d.i. de flankerende wand ‘F’), met de oppervlaktemassa van de wand aan de ontvangstzijde (d.i. de wand ‘f’) en met de koppelingsdemping ‘KFf ’ die voor deze transmissieweg optreedt in de knoop (d.i. de intersectie) met de draagvloer. Voor meer informatie over de koppelingsdemping ‘KFf ’ verwijzen we naar het artikel ‘Geluidsisolatie tussen twee vertrekken. Inleidende begrippen’ uit het WTCBTijdschrift 1/2001 [9].
Foto: WTCB
Foto: WTCB Afb. 2 Met een zware dubbele wand uit kalkzandsteen (oppervlaktemassa > 250 kg/m²) kan men zeer hoge geluidsisolaties (Rw > 65 dB) bekomen indien er geen starre contacten tussen de deelwanden bestaan.
Afb. 3 Contactbruggen ter hoogte van de oplegging van de welfsels zijn te vermijden. Dit geldt met name bij het storten van de druklaag. Dergelijke contactbruggen kunnen vermeden worden door de spouw te voorzien van metalen randprofielen die dienst doen als bekisting voor de druklaag. Verder dient men te vermijden dat er betonspecie in de spouw zou doordringen (bv. via de spleten tussen de minerale wol en de randprofielen). De dichting tussen twee aansluitende randprofielen moet bijgevolg vakkundig uitgevoerd worden.
TC Akoestiek
Foto: WTCB – Maquette Wienerberger
Foto: WTCB – Maquette Wienerberger Afb. 4 Bij de halfzware constructies uit de ruwbouwconcepten 3 en 5 brengt de plaatsing van een trillingsdempende elastische muurstrook (d.i. de zwarte strook op de foto) onder alle wanden een aanzienlijke verbetering van de geluidsisolatie tussen de boven elkaar gelegen appartementen teweeg. Hierbij dient men er wel op toe te zien dat er geen harde contactbruggen tussen de snelbouwsteenwand en de onderliggende constructie ontstaan. De randcontactgeluidsisolatie (d.i. de grijswitte PE-mousse op de foto) dient bijgevolg tot tegen de vloerplaat geplaatst te worden, alvorens men de uitvullingslaag boven de leidingen aanbrengt.
4 | WTCB-Dossiers 2012/2.18
Afb. 5 Bij de ruwbouwconcepten 3 en 5 is het mogelijk om het pleisterwerk in de aansluiting tussen de plaat en de wand tot in de elastische muurstrook door te snijden met een cutter, teneinde ook daar de trillingskoppeling te vermijden. Deze aansluiting kan eventueel afgewerkt worden met een elastische kit of een kantlatje.
Afb. 6 Mogelijke luchtgeluidstransmissiewegen tussen boven elkaar gelegen appartementen.
Rekening houdend met voornoemde beschouwingen, kunnen we ervan uitgaan dat de ruwbouwconcepten met zware deelwanden (ruwbouwconcepten 1 en 4) en vloerplaten in deze context zeer goede resultaten zullen opleveren.
f f
f d
f d
d
waarde toeneemt, zullen ook de akoestische resultaten beter zijn [10]. F D F
F
D D
F
Ook de transmissieweg ‘Ff’ via de vloerplaat is verwaarloosbaar, gelet op het feit dat deze afgeschermd wordt door de zwevende vloer. Enkel de transmissieweg ‘Ff’ via de plafondplaat blijft bestaan, maar kan desgevallend afgezwakt worden door zijn toevlucht te nemen tot een zwaardere vloerplaat of het voorzien van een verlaagd plafond. 3
LUCHTGELUIDSTRANSMISSIE TUSSEN BOVEN ELKAAR GELEGEN APPARTEMENTEN
De mogelijke luchtgeluidstransmissiewegen tussen boven elkaar gelegen appartementen zijn schematisch weergegeven in afbeelding 6. 3.1 Directe
Het ruwbouwconcept 6 stelt een totaaloplossing van een specifiek bedrijf voor. Hierbij zijn de twee boven elkaar gelegen welfsels enkel aan elkaar gekoppeld met een elastische strook. Dit geheel werkt als een akoestische dubbele-wandconstructie met een zeer hoge lucht- en contactgeluidsisolatie als resultaat. 3.2 Flankerende
luchtgeluidstransmissie
In de totaaloplossing uit ruwbouwconcept 6 is de flankerende luchtgeluidstransmissie naar het bovengelegen appartement verwaarloosbaar. Voor de ruwbouwconcepten 1 tot 5 gaan we enkel dieper in op de flankerende luchtgeluidstransmissie van het onder- naar het bovengelegen appartement, vermits de redenering in omgekeerde zin volledig analoog is. Net zoals het geval was voor de naast elkaar gelegen appartementen, kan men ook hier per knoop (d.i. de intersectie van de vloerplaat met het opgaande metselwerk) drie flankerende geluidstransmissiewegen onderscheiden (‘Df’, ‘Fd’ en ‘Ff’).
luchtgeluidstransmissie
In België dienen appartementen steeds voorzien te worden van een zwevende vloer. De directe geluidstransmissie bij de ruwbouwconcepten 1 tot 5 gebeurt dus via een akoestische dubbele-wandconstructie die samengesteld is uit de draagvloer (met zijn uitvullingslaag), de zwevende vloer en daartussen een elastische tussenlaag. De directe luchtgeluidsisolatie kan erop vooruitgaan door te opteren voor een zwaardere draagvloer en elastische tussenlagen met verbeterde verende eigenschappen. Het verende karakter van de elastische tussenlagen wordt uitgedrukt door de grootheid ∆Lw (de gewogen contactgeluidsniveaureductie). Naarmate deze
Gelet op het feit dat de zwevende vloer hier als een akoestische voorzetwand fungeert, is de geluidstransmissie van het onder- naar het bovengelegen appartement via de weg ‘Fd’ verwaarloosbaar. Deze vloer zorgt bijgevolg niet alleen voor een goede contactgeluidsisolatie, maar speelt eveneens een essentiële rol voor de luchtgeluidsisolatie. De geluidstransmissie voor de wegen ‘Df’ en ‘Ff’ wordt bepaald door de oppervlaktemassa van de deelwanden en de plafondplaat. Naarmate deze zwaarder zijn, zal ook de geluidsisolatie verbeteren. Ook de koppelingsdemping in de knoop speelt hierbij een belangrijke rol. Opdat de koppelingsdemping voor de weg ‘Ff’
Bij lichtere constructies kunnen de flankerende transmissies ‘Df’ en ‘Ff’ ertoe leiden dat de geluidsisolatie te zwak wordt. Dit euvel kan verholpen worden door de plaatsing van voorzetwanden of door het gebruik van zeer zware draagvloeren (> 650 kg/m²), zoals het geval is bij ruwbouwconcept 2. De flankerende geluidsisolatie voor de wegen ‘Ff’ en ‘Df’ wordt immers beter naarmate de gemiddelde oppervlaktemassa toeneemt en/of naarmate de koppelingsdemping verbetert. De hogere oppervlaktemassa van de vloerplaat leidt overigens ook tot een gevoelige verbetering van de koppelingsdemping (vooral voor de weg ‘Ff’). Een goedkoper en plaatsbesparend alternatief bestaat erin elastische muurstroken aan te brengen onder alle dragende muren, net boven de draagvloerplaat. Dit principe wordt toegepast in de ruwbouwconcepten 3 en 5. In dit laatste geval wordt er bovendien ook nog een elastische muurstrook onder de vloerplaat aangebracht. 4
SPECIFIEKE BOUWRICHTLIJNEN VOOR DE FUNDERINGEN
Om de maximale geluidsisolatie uit een dubbelwandig systeem te halen, dient men er volgens de akoestische theorie op toe te zien dat de structurele contacten bij buigstijve wanden (bv. stenen constructies) tot een minimum beperkt blijven. Om bouwkundige redenen is een zekere koppeling ter hoogte van de funderingen echter onvermijdelijk. Deze structurele transmissieweg – die in afbeelding 7 (p. 6) aangeduid wordt met de rode pijlen – kan sterk afgezwakt worden dankzij een oordeelkundig ontwerp en een goede uitvoering, zodanig dat men toch een uitstekende geluidsisolatie kan bekomen. In het geval van een (kruip)kelder of een verdiepte zoolfundering zijn het de onderste vloerplaten die opgelegd moeten worden op de deelwanden. Dit levert een belangrijke trillingsverzwakking (koppelingsdemping) op in de knoop met de deelwanden aan de zend- en de ontvangstzijde. Dit wordt in afbeelding 7 weergegeven aan de hand van de verdunning van de rode lijn, telkens deze het knooppunt met een vloerplaat doorloopt. Bij een verdiepte fundering wordt er ook een belangrijk deel van
WTCB-Dossiers 2012/2.18 | 5
TC Akoestiek
doeltreffend zou zijn, dienen de vloerplaten op alle dragende wanden opgelegd te worden. Indien dit niet gebeurt, zal de flankerende luchtgeluidstransmissie ‘Ff’ aanzienlijk worden en bestaat het risico dat de akoestische eisen niet gerespecteerd kunnen worden.
Afb. 7 Structurele geluidstransmissie via de funderingen bij de ruwbouwconcepten met ankerloze spouwmuren.
D
d
de trillingsenergie afgeleid naar de aarde die de funderingsmuren en de fundering omsluit. Het verschil in oppervlaktemassa tussen de fundering en de muren kan evenzeer een afzwakking teweegbrengen. Het gebruik van zwaardere wanden kan nog een bijkomend voordeel bieden en gaat bovendien gepaard met een betere demping van de directe geluidstransmissie. Een oplossing ter beperking van de structurele geluidstransmissie bestaat er ten slotte in om een trillingssnede te creëren met behulp van een elastische muurstrook (bv. bij de plaatsing van halfzware wanden). Er zijn diverse redenen denkbaar waarom het schema uit afbeelding 7 niet toegepast zou kunnen worden. Onderzoek leverde echter een aantal gelijkwaardige oplossingen op die evenzeer beantwoorden aan de eisen voor een verhoogd akoestisch comfort voor appartementsbouw (zie afbeelding 8). De schema’s uit afbeelding 9 (p. 7) stellen op hun beurt een aantal concepten voor die nog betere prestaties opleveren (DnT,w ≥ 62 dB). ≥ 125
≥ 125
≥ 125
5
SPECIFIEKE BOUWRICHTLIJNEN VOOR DE AANSLUITING MET DE DAKCONSTRUCTIE
De aansluiting van de ankerloze spouwmuur met de dakconstructie is een akoestisch gevoelig punt: er bestaat immers een risico op een harde koppeling tussen beide deelwanden en er kan een flankerende geluidstransmissie optreden (bv. bij platte betonnen daken). Bij platte en hellende lichte daken is er bovendien gevaar voor omloopgeluid. Dit is te wijten aan de oplossing die gehanteerd wordt ter vermijding van de koudebruggen (zie § 5.1). 5.1 Hellende
daken op basis van traditio-
nele constructies of geprefabriceerde spanten
Om te kunnen voldoen aan het akoestische dubbele-wandprincipe dient men de koppelingen in de dakaansluiting tot een minimum te beperken.
≥ 125
125
125
TC Akoestiek
F
A
B
≥ 125
≥ 125
C
6 | WTCB-Dossiers 2012/2.18
≥ 125
≥ 125
D
≥ 150
≥ 150
E
Doorlopende, stijve constructieonderdelen die hard verbonden zijn met de deelwanden dienen met andere woorden zoveel mogelijk vermeden te worden. De panlatten en het onderdak mogen eventueel wel doorlopen, gelet op het feit dat de hierdoor teweeggebrachte verliezen miniem zijn. De koppelingen tussen beide deelwanden ter hoogte van de dakaansluiting vormen evenwel niet het grootste probleem. De reden waarom de verhoopte luchtgeluidsisolatie niet bereikt wordt, ligt meestal bij het omloopgeluid. Om koudebruggen te vermijden, mogen de deelwanden niet doorlopen tot tegen het onderdak met de dakbedekking (pannen, leien …). Door deze manier van werken ontstaat er echter een akoestische verzwakking tussen de bovenkant van de muren en het onderdak. Het omloopgeluid kan namelijk aan de zendzijde door de binnenafwerking (gipsplaat …) dringen, zijn weg doorheen de thermische isolatie (die laagfrequent nauwelijks geluidsisolerend is) vervolgen, om ten slotte via de binnenafwerking aan de ontvangstzijde afgestraald te worden (zie afbeelding 10, p. 7). De geluidsisolatie voor deze transmissieweg ligt doorgaans slechts om en rond de 50 dB, waardoor er niet aan de gestelde eisen voor appartementen voldaan wordt en dit, terwijl de meest lawaaigevoelige ruimten (bv. de slaapkamers) net onder het dak gelegen zijn. Deze geluidsisolatie kan echter makkelijk en zonder meerkost verbeterd worden door de volgende voorzorgsmaatregelen te treffen (zie afbeelding 11, p. 7): • de plaatsing van een keper of een spant tegen beide deelwanden (met een spleetopening van minder dan 2 cm). Deze kepers of spanten moeten om stabiliteitsredenen met de deelwanden verbonden worden • het gebruik van een akoestisch absorberend product (bv. minerale wol).
Afb. 8 Funderingsdetails die gericht zijn op het behalen van een isolatieniveau DnT,w ≥ 58 dB (goed voor een verhoogd akoestisch comfort bij appartementsgebouwen en een normaal akoestisch comfort bij rijwoningen). De beschouwde deelwanden hebben een oppervlaktemassa van minstens 125 kg/m². Bij oplossing E gaat het zelfs om een oppervlaktemassa van meer dan 150 kg/m². A. Klassieke oplossing met een verdiepte fundering. B. Oplossing met een (kruip)kelder. C. Oplossing met een doorlopende funderingsplaat waarbij de muren op elastische muurstroken (blauwe lijn) geplaatst worden. D. Oplossing met een onderbroken funderingsplaat waarbij de muren op elastische muurstroken (blauwe lijn) geplaatst worden. Dit levert nog enkele dB geluidsisolatiewinst op. De onderbreking tussen beide vloerplaten mag opgevuld worden met een stijve thermische-isolatieplaat (PU, EPS …) in plaats van minerale wol. E. Oplossing zonder elastische muurstroken. Deze vergt een onderbroken vloerplaat en deelwanden met een oppervlaktemassa ≥ 150 kg/m². De onderbreking tussen beide vloerplaten mag opgevuld worden met een stijve thermische-isolatieplaat (PU, EPS …) in plaats van minerale wol. F. Oplossing die net kan voldoen aan DnT,w ≥ 58 dB, maar die slechts weinig veiligheidsmarge biedt en daarom afgeraden wordt indien er een verhoogd akoestisch comfort bij appartementsbouw gevraagd wordt.
≥ 150
≥ 150
≥ 150
≥ 150
B
≥ 150
C
Afb. 9 Funderingsdetails die gericht zijn op het behalen van een isolatieniveau DnT,w ≥ 62 dB (goed voor een verhoogd akoestisch comfort bij rijwoningen en 4 dB beter dan het criterium voor een verhoogd akoestisch comfort bij appartementsgebouwen). De oplossingen zijn analoog aan deze uit afbeelding 8 maar vergen wel een oppervlaktemassa van minstens 150 kg/m² voor elke deelwand.
TC Akoestiek
A
≥ 150
≥ 150
≥ 150
A. Klassieke oplossing met een verdiepte fundering. B. Oplossing met een (kruip)kelder. C. Oplossing met een doorlopende funderingsplaat waarbij de muren op elastische muurstroken (blauwe lijn) geplaatst worden. D. Oplossing met een onderbroken funderingsplaat waarbij de muren op elastische muurstroken (blauwe lijn) geplaatst worden. De scheiding tussen de vloerplaten mag een stijve isolatieplaat zijn.
D
De transmissieweg voor de omloopgeluiden verloopt dan zoals volgt: • door de binnenafwerking aan de zendzijde • door de keper of de spant aan de zendzijde • door de akoestisch absorberende minerale wol
• door de keper of de spant aan de ontvangstzijde • en tot slot door de binnenafwerking aan de ontvangstzijde. De geluidsisolatie voor deze transmissieweg Afb. 10 Omloopgeluid bij een niet-correcte uitvoering van de aansluiting met de dakconstructie.
bedraagt veelal aanzienlijk meer dan 60 dB. De kleine kiertjes tussen de kepers of spanten en de deelwanden hebben geen invloed op de isolatieprestaties indien ze door de binnenafwerking afgedicht worden. Het eventuele geluid dat toch nog via deze kiertjes zou doordringen, is in de regel hoogfrequent en kan probleemloos door de minerale wol geabsorbeerd worden. 5.2 Dakconstructies
op basis van enkel-
schalige dakelementen en sandwichpanelen
Dergelijke elementen zijn doorgaans opgebouwd uit een dunne onderafwerking van enkele millimeters dik, twee zijbalkjes en een thermisch isolerende schuimvulling (bv. PU). Gelet op de massawet is de geluidsisolatie ervan eerder zwak. Om koudebruggen te vermijden, worden de dakelementen vaak continu over de gemene muur doorgeplaatst (zie afbeelding 12, p. 8).
FOUT
Afb. 11 Omloopgeluid bij een correcte uitvoering van de aansluiting met de dakconstructie: door kepers of spanten tegen de deelwanden te plaatsen, wordt het omloopgeluid verwaarloosbaar.
JUIST
Dit leidt evenwel tot een zeer slechte overlangse geluidsisolatie. Aangezien de dakelementen veel breder zijn dan de gemene muur, ontstaat er een transmissieweg doorheen de dunne onderafwerking van de zendruimte, doorheen het schuim en opnieuw doorheen de dunne onderafwerking van de naastliggende ruimte. Zonder extra verlaagd plafond kan de luchtgeluidsisolatie tussen beide appartementen zelfs kleiner zijn dan 30 dB. Verder bestaat er een groot risico op geluidslekken in de aansluiting tussen de gemene muur en de dakelementen, wat de situatie nog kan verergeren. Om hieraan te verhelpen, zou men ervoor kunnen opteren om de dakelementen tot tegen de deelwanden te plaatsen (afbeelding 13, p. 8) en hierboven een laag minerale wol of een ander
WTCB-Dossiers 2012/2.18 | 7
Afb. 12 Foute uitvoering: door de dakelementen continu over de gemene muur door te plaatsen, vermijdt men weliswaar de koudebrug, maar treedt er een zeer belangrijke geluidstransmissie op via beide rode pijlen. De geluidsisolatie kan zelfs zwakker zijn dan 30 dB.
Wanneer dit type dak doorloopt tussen twee boven of naast elkaar gelegen appartementen, bestaat er eveneens een risico op een aanzienlijke flankerende geluidstransmissie tussen beide appartementen via het dak. Indien men wenst te komen tot een verhoogd akoestisch comfort, dient men ook in dit geval in beide appartementen een ontkoppeld, verlaagd plafond te voorzien dat bestaat uit een dubbele gipsplaat.
FOUT
Afb. 13 De dakelementen worden tot tegen de deelwanden geplaatst, waarboven een laag minerale wol aangebracht wordt. Dit levert een normaal akoestisch comfort op.
JUIST
TC Akoestiek
poreus, akoestisch absorberend product aan te brengen. Om te beantwoorden aan de criteria voor een verhoogd akoestisch comfort dient men zowel voor rijwoningen als voor appartementen aan minstens een en bij voorkeur aan beide zijden een verlaagd, ontkoppeld plafond te voorzien op basis van 2 x 12,5 mm dikke gipsplaten (zie afbeelding 14). Het aanbrengen van een dergelijk ontkoppeld verlaagd plafond zal in veel gevallen bovendien noodzakelijk zijn om te voldoen aan de eisen met betrekking tot de gevelgeluidswering.
dient men voor het bereiken van een verhoogd akoestisch comfort in beide naast elkaar gelegen woningen een ontkoppeld verlaagd plafond op basis van twee gipsplaten aan te brengen. Voor het bereiken van een normaal akoestisch comfort, volstaat dit aan een zijde (voor zover er geen specifieke gevelgeluidswering noodzakelijk is voor het buitenlawaai).
5.3 Betonnen
daken
Ook in het geval van een betonnen dakconstructie geldt het algemene principe dat er geen koppeling mag zijn tussen de deelwanden van de spouwmuur. De ankerloze voeg moet met andere woorden doorgetrokken worden tot aan de thermische isolatie. Indien men het hellingsbeton over de spouw laat doorlopen, zal men te maken krijgen met een drastische vermindering van de geluidsisolatie en zal het niet langer mogelijk zijn om een verhoogd akoestisch comfort te bereiken. De reden hiervoor ligt in de stijve koppeling die het hellingsbeton tot stand brengt tussen de twee deelwanden van de spouwmuur, waardoor het akoestische dubbele-wandeffect
Foto: WTCB – Maquette Wienerberger
Een alternatieve bevredigende oplossing kan erin bestaan om de dakelementen toch continu over de gemene muur te laten doorlopen en in beide appartementen een verlaagd plafond te voorzien dat bestaat uit een dubbele gipsplaat. Dankzij de dunne onderafwerking blijft de invloed van de doorkoppeling tussen beide deelwanden als gevolg van de doorlopende dakelementen eerder beperkt, zodanig dat de directe geluidsisolatie aanvaardbaar blijft. Bij naar elkaar toehellende dakconstructies die samenkomen ter hoogte van de gemene muur
8 | WTCB-Dossiers 2012/2.18
Afb. 14 Aanbrengen van een ontkoppeld verlaagd plafond en aansluiting met de gevelwand.
TC Akoestiek
Afb. 15 De akoestisch correcte uitvoering van een betonnen dak vergt dat het hellingsbeton onderbroken wordt.
grotendeels wegvalt. Verder veroorzaakt de koppeling een sterke flankerende geluidstransmissie en dit, zowel via de dakplaat – die overigens meestal veel lichter zal zijn dan de 500 kg/m² van de gewone vloerplaten – als via de knoop tussen de gemene muur en de dakplaat. De beste oplossing voor dit probleem wordt geïllustreerd in afbeelding 15 en bestaat in de opdeling van het dak in twee waterafvoervelden, die van elkaar gescheiden worden ter hoogte van de spouw en waarbij de deelwanden perfect ontkoppeld blijven. 5.4 Platte
houten daken
Bij ‘warme daken’ bevindt de dragende plaat zich onderaan. Indien deze doorloopt over de gemene muur, brengt men bij voorkeur een snede aan ter hoogte van de spouw. Zodoende kan men de flankerende geluidstransmissie via de plaat beperken en wordt het akoestische dubbele-wandeffect niet verstoord. Men dient ook bedacht te zijn op geluidslekken tussen de deelwanden en deze beplating. Om hieraan te verhelpen, zou men net zoals in § 5.3 kunnen opteren voor een opdeling van het dak in twee waterafvoervelden. ‘Koude daken’ zouden vanuit een thermisch oogpunt vermeden moeten worden en houden ook op akoestisch vlak een aantal risico’s in. Om het ontstaan van koudebruggen te vermij-
den, zouden de deelwanden niet mogen doorlopen tot aan de waterdichting. Door deze manier van werken ontstaat er echter – net zoals bij hellende daken – een risico op omloopgeluid (doorheen de gipsplaatafwerking aan de zendzijde, doorheen de thermische isolatie en opnieuw doorheen de gipsplaatafwerking aan de ontvangstzijde). De geluidsisolatie volgens deze weg is zwakker dan 50 dB. Indien men desondanks toch voor deze oplossing kiest, dient men – naar analogie met de hellende daken – de volgende voorzorgsmaatregelen te nemen: • bij draagbalken die parallel lopen met de muren, dient men de eerste draagbalk tot tegen de deelwand te plaatsen en hiertegen te bevestigen voor een betere stabiliteit • bij draagbalken die in de deelwand dragen, dient men een extra plaat tegen de deelwand tussen de draagbalken te voorzien, die zorgt voor een bijkomende afdichting van de omloopweg. 6
SPECIFIEKE BOUWRICHTLIJNEN VOOR DE NIET-DRAGENDE BINNENWANDEN
Onder de term niet-dragende binnenwanden verstaat men de wanden die de ruimten van eenzelfde appartement van elkaar scheiden. Deze kunnen in een aantal zeldzame gevallen als zware wanden (> 250 kg/m²) uitgevoerd worden, waardoor er geen bijzondere akoestische maatregelen vereist zijn.
Indien de niet-dragende wanden opgebouwd zijn uit gipsplaten, zorgen de lichte metalen profielen automatisch voor een toereikende trillingsontkoppeling, waardoor een bijkomende flankerende geluidstransmissie vermeden wordt (zie afbeelding 16, p. 10). In de regel bestaan de niet-dragende wanden echter uit halfzwaar metselwerk of gipsblokken, waardoor ze elastisch van de vloer- en plafondplaat ontkoppeld moeten worden. Voor dergelijke halfzware niet-dragende constructies levert de aansluiting met de plafondplaat vrijwel nooit problemen op, aangezien er in deze zone om stabiliteitsredenen steeds een montageschuim aangebracht wordt, dat de akoestische ontkoppeling verzekert. Op vele bouwplaatsen wordt er daarentegen geen ontkoppeling tot stand gebracht ter hoogte van de aansluiting met de vloerplaat, wat kan leiden tot een belangrijke flankerende geluidstransmissie in verticale zin (bv. tussen de plafondplaat van het ondergelegen appartement en de nietdragende wand die er bovenop staat en omgekeerd). Bij ontdubbelde niet-dragende wanden kan er via de vloerplaat een akoestische koppeling tussen beide deelwanden ontstaan met een sterke vermindering van de directe horizontale luchtgeluidsisolatie tot gevolg. Indien men wenst te komen tot een verhoogd akoestisch comfort, zal men deze halfzware wanden bijgevolg van de vloerplaat moeten ontkoppelen met behulp van een elastische muurstrook. De elastische muurstroken die speciaal met dit
WTCB-Dossiers 2012/2.18 | 9
niet volstaan om te komen tot een toereikend akoestisch comfort.
Foto: WTCB – Maquette Gyproc
Foto: WTCB – Maquette Gyproc
Tussen twee naast elkaar gelegen ruimten is er slechts een knoop (met name de intersectie tussen de gemene muur en de vloerplaat) en kan men in totaal slechts twee flankerende contactgeluidstransmissiewegen onderscheiden: ‘Ff’ en ‘Fd’. Indien de zwevende vloer onzorgvuldig uitgevoerd wordt, kan dit evenwel volstaan om het verhoopte akoestische comfort niet te halen.
Afb. 16 Dankzij het buigslappe karakter van de gipsplaten en de ontkoppeling die eigen is aan het constructieprincipe, blijft de flankerende geluidstransmissie via de vloerplaten beperkt.
oogmerk ontwikkeld werden voor niet-dragende wanden uit gipsblokken (zie afbeelding 17) en baksteen, zouden in principe ook toegepast kunnen worden onder niet-dragende wanden uit betonblokken. Indien zowel de dragende als de niet-dragende wanden van het appartement uit baksteen opgetrokken zijn, moeten deze elastische muurstroken tussen alle muren en de vloerplaat aangebracht worden. Zodoende kan men boven de vloerplaat immers een horizontale trillingssnede doorheen het volledige gebouw creëren. 7
BEPERKING VAN HET CONTACT
GELUIDSNIVEAU DOOR TOEPASSING VAN EEN ZWEVENDE VLOER
Het vermogen dat door contactgeluidsbronnen (loopgeluiden, impactgeluiden als gevolg van het verschuiven van klein meubilair …) in de
structuur geïnjecteerd wordt, is doorgaans veel hoger dan het vermogen dat in de structuur gegenereerd wordt door invallend luchtgeluid. Bij boven elkaar gelegen ruimten wordt dit vermogen niet alleen afgestraald door de plafondplaat (d.i. de directe contactgeluidstransmissie), maar ook door alle wanden die via een harde koppeling met de plafondplaat verbonden zijn (d.i. de flankerende contactgeluidstransmissie). Deze flankerende contactgeluidstransmissie naar de onderliggende ruimte komt per knoop slechts via een enkele transmissieweg tot stand: met name via de weg ‘Df’ van de vloerplaat naar de dragende wand. Bij een vierzijdig opgelegde vloerplaat leidt dit tot maximaal vier flankerende transmissiewegen. Dit betekent echter geenszins dat de flankerende contactgeluidstransmissie verwaarloosbaar zou zijn. Zo zal het plaatsen van een verlaagd plafond alleen meestal
TC Akoestiek
Afb. 17 De gipsblokken moeten elastisch van de vloerplaat ontkoppeld worden door middel van een geschikte elastische muurstrook. Indien men deze muurstrook achterwege laat, kan er een belangrijke flankerende geluidstransmissie (zie pijlen in stippellijn) van de plafondplaat naar de gipsblokkenwand en omgekeerd ontstaan. Bovendien zal het geheel in voorkomend geval niet langer fungeren als een akoestisch ontdubbelde wand, met een zware terugval in de directe geluidsisolatie tot gevolg.
Om te verhelpen aan deze directe en flankerende contactgeluidstransmissie dient men met andere woorden te zorgen voor een correct ontworpen en zorgvuldig uitgevoerde zwevende dekvloer (*). Deze speelt eveneens een essentiële rol in het verhaal van de luchtgeluidsisolatie (zie § 2). Een doorgedreven controle bij de plaatsing van de trillingsdempende tussenlaag en de dekvloer is dan ook aangewezen. In afbeelding 18 (p. 11) volgt een stapsgewijze beschrijving van de correcte uitvoering van een traditionele zwevende vloer. Hierbij dringen er zich echter twee opmerkingen op: • indien er elastische muurstroken gebruikt worden (bv. bij de ruwbouwconcepten 3 en 5), dient men bijzondere maatregelen te treffen. Zo dienen de randstroken geplaatst te zijn vooraleer men overgaat tot het aanbrengen van de uitvullingslaag • indien men bij de bouw van rijwoningen enkel een normaal akoestisch comfort nastreeft, kan er bij toepassing van de ruwbouwconcepten 1, 2 en 3 (ankerloze spouwmuren met onderbroken vloerplaten) – met uitzondering van de laagst bewoonde verdieping – afgezien worden van de plaatsing van een zwevende vloer. Er zijn verschillende alternatieven op de markt waarbij de contactgeluidsisolatie ter plaatse aangebracht/gespoten wordt, al dan niet in combinatie met de uitvullingslaag. Hierbij dient men voldoende aandacht te besteden aan de laagdikte van het product. Deze moet immers overal even dik zijn als bij de uitgevoerde laboratoriumproeven. Het personeel dat verantwoordelijk is voor het spuiten van de isolatielaag dient deskundig opgeleid te zijn en dient zijn taak naar behoren te vervullen, zodanig dat ook de moeilijker toegankelijke zones (bv. achter de leidingen) een voldoende laagdikte zouden krijgen. De toepassing van een bijkomende trillingsdempende tussenlaag onder de vorm van een goedkope folie kan in deze context goed van pas komen. Klassieke thermische isolaties (bv. een 5 cm dikke PU-laag) voldoen in de meeste gevallen niet om de contactgeluidsisolatie te waar-
(*) Voor meer informatie over het voorspellen van de contactgeluidsisolatieprestaties en contactgeluid in het algemeen, verwijzen we naar de WTCB-Dossiers 2009/3.15 [10].
10 | WTCB-Dossiers 2012/2.18
Foto: WTCB
Foto: WTCB A
B
Foto: WTCB
C
Foto: WTCB E
Foto: WTCB
D
Foto: WTCB F
Foto: WTCB G
H
Stap 1 (enkel bij de ruwbouwconcepten met elastische muurstroken onder de deelwanden): de randcontactstrook moet zodanig geplaatst worden dat de wand en de elastische muurstrook volledig afgeschermd zijn van de uitvullingslaag en de zwevende vloer. Praktisch betekent dit dat de randstrook niet alleen een stuk van de draagvloer afdekt, maar ook op de wand aangebracht wordt tot net voorbij het peil van de toekomstige afgewerkte vloer. De randcontactstrook moet minimale elastische eigenschappen bezitten om zijn taak als horizontale trillingsnede te kunnen vervullen. Doorboringen van de randcontactstrook door leidingen (elektriciteit, verwarming, wateraanvoer en -afvoer) moeten tot een minimum beperkt worden, maar zijn soms onvermijdelijk. Stap 2: men dient over te gaan tot het aanbrengen van een uitvullingslaag waarvan de isolerende eigenschappen voldoen aan de energieprestatieregelgeving. Deze handeling heeft tot doel om een vlak, net oppervlak te realiseren, waarop de trillingsdempende tussenlaag correct uitgevoerd kan worden (foto B). Stap 3: het oppervlak van de uitvullingslaag moet zodanig gereinigd worden dat er geen keitjes, spijkers ... meer aanwezig zijn die de trillingsdempende tussenlaag zouden kunnen doorprikken (foto C). Stap 4: men dient over te gaan tot de plaatsing van de trillingsdempende tussenlaag en de randstrook (enkel bij de ruwbouwconcepten zonder elastische muurstroken onder de deelwanden; indien er wel elastische muurstroken aanwezig zijn, dient stap 1 toegepast te worden). Men dient hiertoe gebruik te maken van producten waarvan de ∆Lw-waarde groter is dan of gelijk is aan de voorschriften uit de tabellen met ruwbouwconcepten (p. 14-19). Verder dient men ervoor te zorgen dat de trillingsdempende tussenlaag voldoende aansluit op de randcontactstrook en deze eventueel overlapt. Dit vergt bijzondere aandacht voor de moeilijkere zones (bv. de deuropeningen, de hoeken van de ruimte …) en een even nauwgezette aanpak als bij de waterdichting van douches. Zo dient men ervoor te zorgen dat de trillingsdempende tussenlagen elkaar voldoende overlappen en met plakband aan elkaar vastgelijmd worden, zodanig dat ze tijdens het storten van de dekvloer niet zouden verschuiven (foto’s D, E, F en G). Bij gebruik van contactgeluidsisolatiematten dient men toe te zien op hun goede onderlinge aansluiting. Poreuze matten moeten een extra afdichting krijgen met een PE-folie. Verder dient men elke vorm van betreding te verbieden (opgelet voor kruiwagens, boorwerkzaamheden, ladders …), evenals alle acties die schade zouden kunnen toebrengen aan de relatief kwetsbare, trillingsdempende tussenlagen. Stap 5: vóór het aanbrengen van de deklaag dient men te controleren of de trillingsdempende tussenlaag de toekomstige dekvloer volledig afschermt van de rest van de constructie en dat er nergens een trillingskortsluiting kan optreden. Stap 6: de dekvloer moet met de nodige zorgvuldigheid geplaatst worden om te vermijden dat de trillingsdempende tussenlaag doorprikt, beschadigd of verschoven zou worden. Het is bijgevolg raadzaam om de poten van de driepikkel af te schermen met een trillingsdempend materiaal (foto H). Manuele afwerkingen met een schop of ander gereedschap moeten met grote voorzichtigheid gebeuren. Stap 7: bij de plaatsing van de vloerafwerking dient men erop toe te zien dat de randstrook nog niet afgesneden wordt. Deze dient immers ook nog de tegels, de lijmmortel … af te schermen van de wand. Stap 8: na het plaatsen van de tegels kan de randstrook afgesneden worden en kunnen de plinten op koord geplaatst worden. Nadien kan de voeg afgedicht worden met een elastisch blijvend voegproduct (bv. siliconen). Afb. 18 Stapsgewijze beschrijving van de correcte uitvoering van een zwevende dekvloer.
WTCB-Dossiers 2012/2.18 | 11
TC Akoestiek
Foto: WTCB
borgen. Om hieromtrent zekerheid te krijgen, dient men de ∆Lw-waarde te controleren. 8
SPECIFIEKE BOUWRICHTLIJNEN EN
TECHNISCHE BEPERKINGEN VOOR DE TOEPASSING VAN ELASTISCHE MUURSTROKEN
Hoewel er door de plaatsing van elastische muurstroken een reële akoestische verbetering tot stand kan komen, dient men toch ook rekening houden met een aantal beperkingen en uitvoeringsmoeilijkheden die de doeltreffendheid ervan in het gedrang zouden kunnen brengen. Het gaat hier met name om de hierna besproken punten.
TC Akoestiek
• Het gebruik van standaard elastische muurstroken zou om akoestische redenen (dus niet vanwege de stabiliteit) beperkt moeten worden tot gebouwen met hoogstens vijf bouwlagen. Voor hogere gebouwen dient men zijn toevlucht te nemen tot specifieke (duurdere) producten. Elk type elastische muurstrook vertoont namelijk een akoestisch optimale werkzaamheid onder een welbepaalde belasting. Wanneer de uitgeoefende belasting te hoog wordt, zal het product zijn elastische eigenschappen verliezen. Deze kritieke belasting ligt aanzienlijk lager dan de maximale druksterkte die in aanmerking genomen wordt voor de stabiliteitsberekening en moet bijgevolg gecheckt worden. • Gelet op de aanwezigheid van grote glasoppervlakken komen er in gevels vaak betonnen kolommen en balken voor, waarbij er uiteraard geen elastische laag kan aangebracht worden. Op zich vormt dit akoestisch geen probleem: de flankerende geluidstransmissie is bij dergelijke wanden immers verwaarloosbaar (tenzij de glaspanelen zonder onderbreking doorlopen naar de naastliggende ruimten). De zetting van de aangrenzende wanddelen zonder openingen op de elastische muurstroken vormt evenmin een probleem. De grootste zetting treedt namelijk op bij de beginbelasting (d.w.z. wanneer de eerste metsellagen bovenop de muurstroken aangebracht worden). Van zodra men een halve verdiepingshoogte gemetst heeft, wordt de verdere inzakking verwaarloosbaar. Om scheurtjes te vermijden, is het raadzaam om een dunne contactgeluidsisolatiefolie tussen de betonkolom en het metselwerk aan te brengen. • Ter hoogte van de oplegging van de balken op het metselwerk – vooral indien het gaat om metalen liggers die ingewerkt worden in de dikte van de vloerplaat – kan de druksterkte van de elastische muurstrook overschreden worden. Het zal dus doorgaans nodig zijn om dit membraan te onderbreken. Dit kan evenwel gepaard gaan met een vermindering van de akoestische prestaties.
12 | WTCB-Dossiers 2012/2.18
• Uit onderzoek van verschillende fabrikanten is gebleken dat de seismische weerstand en het brandgedrag van constructies die opgetrokken werden volgens dit principe, meestal iets beter zijn dan deze van gelijkaardige constructies zonder elastische muurstroken. • Opdat de elastische muurstroken goed zouden werken, zouden deze volledig vrij moeten zijn van koppelingen. Hiertoe dient het pleisterwerk onder de plafondplaat in de hoek doorgesneden te worden tot op de elastische muurstrook en eventueel afgewerkt te worden met een sierlijst of opgevuld te worden met een elastisch blijvende en overschilderbare kit (afbeelding 5). Boven de vloerplaat moet er bovendien een randcontactstrook aangebracht worden alvorens men overgaat tot het plaatsen van de uitvullingslaag (zie afbeelding 4). 9
SPECIFIEKE BOUWRICHTLIJNEN VOOR DE AANSLUITING MET DE GEVELS
Het binnenspouwblad mag zeker niet doorlopen tussen de rijwoningen of appartementen onderling: er moet een spouwonderbreking van minstens 4 cm gerespecteerd worden. Teneinde omloopgeluid via de spouw te vermijden, is het aanbevolen om deze ter hoogte van de gemene muur plaatselijk op te vullen met minerale wol of een ander poreus thermisch-isolatieproduct. Dit geldt in het bijzonder indien er in beide appartementen vensters aanwezig zijn in de nabijheid van de gemene muur. In dit geval kan er immers via de aansluiting van het venster met het metselwerk geluid in de spouw dringen. Indien de spouwvulling uit een geslotencellig isolatieproduct bestaat, kan het geluid zich zonder noemenswaardige demping voortplanten en vervolgens via de aansluiting van het venster met het metselwerk in het naburige appartement doordringen. Bij gebruik van een opencellig thermischisolatieproduct treedt er wel een aanzienlijke geluidsdemping op en is de akoestische hinder miniem.
Foto: WTCB Afb. 19 Onderbreking van het buitenspouwblad en plaatsing van een brandveilig opencellig thermisch-isolatieproduct (bv. rotswol, cellulose …) nabij de gemene muur.
Het buitenspouwblad is met spouwhaken aan het binnenspouwblad gekoppeld. Het strekt bijgevolg tot aanbeveling om het buitenspouwblad met een fijne voeg te onderbreken en eventueel op te vullen met elastische kit (zie afbeeldingen 19 en 20) indien men een verhoogd akoestisch comfort nastreeft. 10
SPECIFIEKE BOUWRICHTLIJNEN VOOR DE WACHTMUREN EN DE ANKERLOZESPOUWMUURCONSTRUCTIES
Soms wordt een aanpalend appartementsgebouw of een aangrenzende rijwoning slechts later gebouwd. In voorkomend geval stelt zich een probleem van thermische isolatie en regenen luchtdichtheid. Bij lage appartementsgebouwen en rijwoningen kan dit euvel opgelost worden door de tweede deelwand op te trekken. Teneinde de stabiliteit van deze wand te garanderen, dient men deze met behulp van
Afb. 20 Onderbreking van het buitenspouwblad en plaatsing van een brandveilig opencellig thermischisolatieproduct nabij de gemene muur: schematische voorstelling.
Ook op akoestisch gebied vertoont deze werkwijze een aantal kleinere beperkingen. Zo vermindert de koppelingsdemping enigszins via de fundering, aangezien de onderste vloerplaat niet opgelegd is op de deelwand. Dit resulteert in een paar dB verlies voor de geluidsisolatie tussen beide appartementen, hoewel men nog steeds een verhoogd akoestisch comfort kan bereiken. Ten slotte zal dit eveneens gepaard gaan met een iets slechtere interne geluidsisolatie, als gevolg van de verhoogde flankerende geluidstransmissie tussen de boven elkaar gelegen ruimten. n
TC Akoestiek
een spouwanker aan de eerste deelwand te bevestigen. Om het nefaste effect van deze koppeling in te perken, is het aan te raden speciale trillingsontkoppelde ankers aan te brengen (zie afbeelding 21).
Foto: CDM Afb. 21 Wachtmuren kunnen opgetrokken worden volgens het principe van de ankerloze spouwmuur, maar met specifieke trillingsontkoppelde verbindingen tussen de beide deelwanden.
WTCB-Dossiers 2012/2.18 | 13
14 | WTCB-Dossiers 2012/2.18 Variante 2
≥ 22 dB
Ja ≥ 400 kg/m²
Ja ≥ 350 kg/m²
Oplegging op de overige dragende wanden
≥ 4 cm
≥ 4 cm ≤ 2 cm
Spouwbreedte
Beperking van de spouwvulling bij een stijf thermisch materiaal
Aanbevolen
Vrije keuze
Aanbevolen
Ja
VAC
VAC
NAC
≥ 22 dB
VAC
VAC
Noodzakelijk
Vrije keuze
Aanbevolen
Ja
≥ 250 kg/m²
Nee
≤ 2 cm
≥ 4 cm
≥ 250 kg/m²
≥ 250 kg/m²
Variante 3
Zonder
Zonder
Variante 3
≥ 24 dB
≥ 24 dB
≥ 500 kg/m²
Ja
Ja
Nee
Variante 3
VAC
VAC
Noodzakelijk
Vrije keuze
Aanbevolen
Ja
≥ 250 kg/m²
Nee
≤ 2 cm
≥ 4 cm
≥ 250 kg/m²
≥ 250 kg/m²
Variante 4
Zonder
Zonder
Variante 4
≥ 28 dB
≥ 28 dB
≥ 350 kg/m²
Ja
Ja
Nee
Variante 4
≥ 22 dB
Variante 4
Te zwakke ontkoppeling tussen de deelwanden van de gemene muur / Geen oplegging van de vloerplaten op alle dragende muren / Incorrecte dimensionering en plaatsing van de zwevende vloeren / Bij lichtere draagvloeren (350 kg/m², bv. welfsels met een druklaag) is een betere zwevende vloer nodig om het gebrek aan luchtgeluidsisolatie van de draagvloer te compenseren / Harde koppeling tussen de plint en de vloer / Geen ontkoppeling onder de niet-dragende wanden / Te licht binnenspouwblad / Aansluitingsdetails met het hellende dak / Omloopgeluid via het shunt-systeem (ventilatie of dampkappen) / Te lichte vloerplaat (bv. bij systemen met balken en invulblokken)
Voornaamste uitvoeringsrisico’s en fouten
NAC
Rijwoningen
Te verwachten akoestisch-comfortniveau (NAC = normaal akoestisch comfort, VAC = verhoogd akoestisch comfort)
Aanbevolen
Vrije keuze
Oppervlaktemassa m’’
Elastische muurstrook onder de wand bij halfzware wanden (m’’ < 150 kg/m²) (boven de wand is dit steeds het geval) en ontkoppeling met de dragende wanden
Aanbevolen
Ja
Nee ≥ 250 kg/m²
Nee ≥ 250 kg/m²
Onderbreking van het buitenspouwblad van de gevel (parement) bij de gemene muur
Onderbreking van het binnenspouwblad van de gevel bij de gemene muur
Oppervlaktemassa m’’
Verbindingen tussen de deelwanden
≥ 250 kg/m²
≥ 250 kg/m²
Oppervlaktemassa m’’ van de deelwand 2
≤ 2 cm
≥ 250 kg/m²
≥ 250 kg/m²
Oppervlaktemassa m’’ van de deelwand 1
Appartementsbouw
3) Nietdragende muren
2) Andere dragende muren
1) Gemene muur
Variante 2
Zonder
Zonder
Variante 2
≥ 22 dB
≥ 22 dB
Variante 1
Muren
Zonder
Onder de muur / boven de draagvloer (vloer)
Variante 1
Elastische muurstroken Zonder
≥ 24 dB
∆Lw indien de ruimte boven de slaapkamer geen slaapkamer is
Boven de muur / onder de draagvloer (plafond)
≥ 24 dB
∆Lw van de zwevende vloer
Ja
Nee
Ja
Variante 2
Nee
Oppervlaktemassa van de draagvloer
Variante 3
Kies een gepaste constructie uit de afbeeldingen 8 of 9
Oplegging op de deelwand van de gemene muur
Variante 1
≥ 22 dB
Variante 1
Koppeling tussen de draagvloeren bij de gemene muur
Hoger gelegen draagvloeren
∆Lw van de zwevende vloer boven de laagste draagvloer
Keuze van de fundering en van de laagste draagvloer
Fundering en laagste draagvloer
Ruwbouwconcept 1: constructies met onderbroken vloerplaten en een ankerloze zware spouwmuur als gemene muur (vier varianten).
TC Akoestiek
f d
D F F
f
d
4 3
1 2
De gemene muur tussen de twee appartementen of rijwoningen bestaat uit twee zware deelwanden (van elk minstens 250 kg/m², bv. uit kalkzandsteen of beton) met een spouw van minstens 4 cm. Tussen deze deelwanden bestaat er geen enkel hard contact, zelfs geen spouwankers. De enige uitzonderingen op deze regel zijn de funderingen en de aansluiting met het dak, waarvoor er specifieke bouwrichtlijnen van toepassing zijn. Als alle bouwrichtlijnen nauwgezet gevolgd worden, functioneert de gemene muur als een akoestische dubbele wand en treedt er geen of nauwelijks flankerende geluidstransmissie op. Hierdoor kan men zeer hoge geluidsisolaties bekomen. Wanden uit volle kalkzandsteenblokken van 15 cm dik of uit bepaalde betonblokken voldoen aan de gestelde oppervlaktemassavoorwaarde.
1. Trillingsdempende voeg tussen de plint en de vloerafwerking 2. Soepele randstrook 3. Trillingsdempende tussenlaag 4. Uitvullingslaag
D
d
f f
Algemeen bouwprincipe
Variante 2
≥ 24 dB
≥ 650 kg/m²
≥ 400 kg/m²
Aanbevolen
Vrije keuze
Oppervlaktemassa m’’
Elastische muurstrook onder de wand bij halfzware wanden (m’’ < 150 kg/m²) (boven de wand is dit steeds het geval) en ontkoppeling met de dragende wanden
Aanbevolen
Ja
Voornaamste uitvoeringsrisico’s en fouten
VAC
Te zwak (risico)
VAC
NAC
Aanbevolen
Vrije keuze
Aanbevolen
Ja
≥ 150 kg/m²
≥ 150 kg/m²
Onderbreking van het buitenspouwblad van de gevel (parement) bij de gemene muur
Onderbreking van het binnenspouwblad van de gevel bij de gemene muur
Oppervlaktemassa m’’
Nee
Nee
Variante 1 voldoet niet / Ontkoppeling tussen de deelwanden van de gemene muur / Geen oplegging van de vloerplaten op alle dragende muren / Incorrecte dimensionering en plaatsing van de zwevende vloeren / Harde koppeling tussen de plint en de vloer / Geen ontkoppeling onder de niet-dragende wanden / Te licht binnenspouwblad van de gevelwand / Aansluitingsdetails met het hellende dak / Omloopgeluid via het shunt-systeem (ventilatie of dampkappen) / Te lichte vloerplaat (bv. systemen met balken en invulblokken)
Rijwoningen
≤ 2 cm
Beperking van de spouwvulling bij een stijf thermisch materiaal
Verbindingen tussen de deelwanden
≥ 4 cm
≥ 4 cm ≤ 2 cm
≥ 150 kg/m²
≥ 150 kg/m²
Oppervlaktemassa m’’ van de deelwand 2
Spouwbreedte
≥ 150 kg/m²
≥ 150 kg/m²
Oppervlaktemassa m’’ van de deelwand 1
Te verwachten akoestisch-comfortniveau (NAC = normaal akoestisch comfort, VAC = verhoogd akoestisch comfort)
Appartementsbouw
3) Nietdragende muren
2) Andere dragende muren
1) Gemene muur
Variante 2
Zonder
Zonder
Variante 2
≥ 24 dB
≥ 24 dB
Variante 1
Muren
Zonder
Onder de muur / boven de draagvloer (vloer)
Elastische muurstroken Zonder
≥ 23 dB Variante 1
∆Lw indien de ruimte boven de slaapkamer geen slaapkamer is
Boven de muur / onder de draagvloer (plafond)
≥ 20 dB
∆Lw van de zwevende vloer
Oppervlaktemassa van de draagvloer
Ja
Ja
Oplegging op de overige dragende wanden
Ja
Ja
Nee
Nee
Variante 2
Oplegging op de deelwand van de gemene muur
Variante 1
≥ 22 dB
Kies een gepaste constructie uit de afbeeldingen 8 of 9
Variante 1
Koppeling tussen de draagvloeren bij de gemene muur
Hoger gelegen draagvloeren
∆Lw van de zwevende vloer boven de laagste draagvloer
Keuze van de fundering en van de laagste draagvloer
Fundering en laagste draagvloer
D F
f
F
f d
d
4 3
1 2
De gemene muur tussen de twee appartementen of rijwoningen bestaat uit twee halfzware deelwanden (van elk minstens 150 kg/m²) met een spouw van minstens 4 cm. Tussen deze deelwanden bestaat er geen enkel hard contact, zelfs geen spouwankers. De enige uitzonderingen op deze regel zijn de funderingen en de aansluiting met het dak, waarvoor er specifieke bouwrichtlijnen van toepassing zijn. Als alle bouwrichtlijnen nauwgezet gevolgd worden, functioneert de gemene muur horizontaal als een akoestische dubbele wand en treedt er geen of nauwelijks flankerende geluidstransmissie op. Hierdoor kan men zeer hoge geluidsisolaties bekomen. Om de flankerende geluidstransmissie in verticale richting te beperken, dient men bij dit ruwbouwconcept zware betonplaten aan te wenden. Variante 1 voldoet in veel gevallen niet aan de gestelde eis in verticale richting. Vloerplaten van meer dan 650 kg/m² laten wel toe om met zekerheid aan deze eis te beantwoorden. Variante 1 biedt doorgaans wel voldoening voor rijwoningen.
1. Trillingsdempende voeg tussen de plint en de vloerafwerking 2. Soepele randstrook 3. Trillingsdempende tussenlaag 4. Uitvullingslaag
D
d
f f
Algemeen bouwprincipe
Ruwbouwconcept 2: constructies met onderbroken vloerplaten en een ankerloze halfzware spouwmuur als gemene muur (twee varianten).
TC Akoestiek
WTCB-Dossiers 2012/2.18 | 15
16 | WTCB-Dossiers 2012/2.18 ≥ 22 dB
≥ 350 kg/m²
≥ 400 kg/m²
≤ 2 cm
Beperking van de spouwvulling bij een stijf thermisch materiaal
Aanbevolen
Vrije keuze
Aanbevolen
Ja
NAC
VAC
NAC
≥ 22 dB
VAC
VAC
Noodzakelijk
Vrije keuze
Aanbevolen
Ja
≥ 150 kg/m²
Nee
≤ 2 cm
≥ 4 cm
≥ 150 kg/m²
≥ 150 kg/m²
Variante 3
Ja
Zonder
Variante 3
≥ 25 dB
≥ 25 dB
≥ 500 kg/m²
Ja
Ja
Nee
Variante 3
f d
D F F
f
d
6
5
4
1 2
3
De gemene muur tussen de twee appartementen of rijwoningen bestaat uit twee halfzware deelwanden (van elk minstens 125 kg/m²) met een spouw van minstens 4 cm. Tussen deze deelwanden bestaat er geen enkel hard contact, zelfs geen spouwankers. De enige uitzonderingen op deze regel zijn de funderingen en de aansluiting met het dak, waarvoor er specifieke bouwrichtlijnen van toepassing zijn. Als alle bouwrichtlijnen nauwgezet gevolgd worden, functioneert de gemene muur horizontaal als een akoestische dubbele wand en treedt er geen of nauwelijks flankerende geluidstransmissie op. Hierdoor kan men zeer hoge geluidsisolaties bekomen. Om de flankerende geluidstransmissie in verticale richting te beperken, dient men bij dit ruwbouwconcept een elastische muurstrook onder alle dragende wanden te plaatsen.
1. Trillingsdempende voeg tussen de plint en de vloerafwerking 2. Soepele randstrook 3. Elastische muurstrook 4. Trillingsdempende tussenlaag 5. Uitvullingslaag 6. Elastische muurstrook
D
d
f f
Algemeen bouwprincipe
(*) Ruwbouwconcept 3 is enkel nuttig voor appartementsbouw. Voor rijwoningen zijn de elastische muurstroken niet noodzakelijk en kan ruwbouwconcept 2 toegepast worden.
Geen ontkoppeling tussen de deelwanden van de gemene muur / Geen oplegging van de vloerplaten op alle dragende muren / Incorrecte dimensionering en plaatsing van de zwevende vloeren / Harde koppeling tussen de plint en de vloer / Geen ontkoppeling onder de niet-dragende wanden / Te licht binnenspouwblad / Aansluitingsdetails met het hellende dak / Omloopgeluid via het shunt-systeem (ventilatie of dampkappen) / Te lichte vloerplaat (bv. systemen met balken en invulblokken)
Voornaamste uitvoeringsrisico’s en fouten
NAC
Rijwoningen
Te verwachten akoestisch-comfortniveau (NAC = normaal akoestisch comfort, VAC = verhoogd akoestisch comfort)
Aanbevolen
Vrije keuze
Oppervlaktemassa m’’
Elastische muurstrook onder de wand bij halfzware wanden (m’’ < 150 kg/m²) (boven de wand is dit steeds het geval) en ontkoppeling met de dragende wanden
Aanbevolen
Ja
Nee ≥ 150 kg/m²
Nee ≥ 125 kg/m²
Onderbreking van het buitenspouwblad van de gevel (parement) bij de gemene muur
Onderbreking van het binnenspouwblad van de gevel bij de gemene muur
Oppervlaktemassa m’’
Verbindingen tussen de deelwanden
≥ 4 cm
≥ 4 cm
Spouwbreedte ≤ 2 cm
≥ 150 kg/m²
≥ 125 kg/m²
Oppervlaktemassa m’’ van de deelwand 2
Appartementsbouw
3) Nietdragende muren
2) Andere dragende muren
1) Gemene muur
≥ 150 kg/m²
≥ 125 kg/m²
Oppervlaktemassa m’’ van de deelwand 1
Ja Variante 2
Ja
Zonder
Variante 2
≥ 25 dB
≥ 21 dB
Variante 1
Muren
Onder de muur / boven de draagvloer (vloer)
Variante 1
Elastische muurstroken Zonder
≥ 25 dB
∆Lw indien de ruimte boven de slaapkamer geen slaapkamer is
Boven de muur / onder de draagvloer (plafond)
≥ 21 dB
∆Lw van de zwevende vloer
Oppervlaktemassa van de draagvloer
Ja
Ja
Oplegging op de overige dragende wanden
Ja
Ja
Nee
Nee
Variante 2
Oplegging op de deelwand van de gemene muur
Variante 1
Koppeling tussen de draagvloeren bij de gemene muur
Hoger gelegen draagvloeren
≥ 22 dB
Variante 3
∆Lw van de zwevende vloer boven de laagste draagvloer
Variante 2
Kies een gepaste constructie uit de afbeeldingen 8 of 9
Variante 1
Keuze van de fundering en van de laagste draagvloer
Fundering en laagste draagvloer
Ruwbouwconcept 3: constructies met onderbroken vloerplaten, elastische muurstroken en een ankerloze halfzware spouwmuur als gemene muur (drie varianten) (*).
TC Akoestiek
Variante 2
≥ 24 dB
≤ 2 cm
Beperking van de spouwvulling bij een stijf thermisch materiaal
Risico
Rijwoningen
Risico
NAC
Aanbevolen
Vrije keuze
Niet nodig
Niet toepasbaar voor nieuwe rijwoningen / Geen oplegging van de vloerplaten op alle dragende muren / Incorrecte dimensionering en plaatsing van de zwevende vloeren / Harde koppeling tussen de plint en de vloer / Geen ontkoppeling onder de niet-dragende halfzware wanden / Te licht binnenspouwblad / Aansluitingsdetails met het hellende dak / Omloopgeluid via het shunt-systeem (ventilatie of dampkappen) / Te lichte vloerplaat (bv. bij systemen met balken en invulblokken)
Voornaamste uitvoeringsrisico’s en fouten
NAC
Te verwachten akoestisch-comfortniveau (NAC = normaal akoestisch comfort, VAC = verhoogd akoestisch comfort)
Aanbevolen
Vrije keuze
Oppervlaktemassa m’’
Elastische muurstrook onder de wand bij halfzware wanden (m’’ < 150 kg/m²) (boven de wand is dit steeds het geval) en ontkoppeling met de dragende wanden
Niet nodig
Ja
≥ 250 kg/m²
≥ 250 kg/m² Ja
Aanvaard
Aanvaard
Onderbreking van het buitenspouwblad van de gevel (parement) bij de gemene muur
Onderbreking van het binnenspouwblad van de gevel bij de gemene muur
Oppervlaktemassa m’’
Verbindingen tussen de deelwanden
≥ 3 cm
≥ 3 cm
Spouwbreedte ≤ 2 cm
≥ 250 kg/m²
≥ 250 kg/m²
Oppervlaktemassa m’’ van de deelwand 2
Appartementsbouw
3) Nietdragende muren
2) Andere dragende muren
1) Gemene muur
≥ 250 kg/m²
≥ 250 kg/m²
Oppervlaktemassa m’’ van de deelwand 1
Zonder Variante 2
Zonder
Zonder
Variante 2
≥ 24 dB
Variante 1
Muren
Onder de muur / boven de draagvloer (vloer)
Variante 1
Elastische muurstroken Zonder
≥ 22 dB
∆Lw indien de ruimte boven de slaapkamer geen slaapkamer is
Boven de muur / onder de draagvloer (plafond)
≥ 22 dB
≥ 24 dB
≥ 500 kg/m²
≥ 400 kg/m²
∆Lw van de zwevende vloer
Oppervlaktemassa van de draagvloer
Ja
Ja
Oplegging op de overige dragende wanden
Ja
Doorlopend
Variante 2
Ja
Doorlopend
Variante 1
≥ 22 dB
Kies een gepaste constructie uit de afbeeldingen 8 of 9
Variante 1
Oplegging op de deelwand van de gemene muur
Koppeling tussen de draagvloeren bij de gemene muur
Hoger gelegen draagvloeren
∆Lw van de zwevende vloer boven de laagste draagvloer
Keuze van de fundering en van de laagste draagvloer
Fundering en laagste draagvloer
d
d f
f
4 3
1 2
De gemene muur tussen de twee appartementen (dit principe is niet toepasbaar voor rijwoningen) bestaat uit twee zware deelwanden (van elk minstens 250 kg/m², bv. kalkzandsteen of beton), waartussen de thermische isolatie aangebracht wordt. De spouw is minstens 3 cm breed. Indien er een stijve thermische isolatie aangebracht wordt, dient men een luchtlaag van 1 cm te voorzien. Verbindingen tussen de muren zijn toegelaten. Het geheel werkt immers niet als een akoestische dubbelewandconstructie doordat de vloerplaten doorlopen. In verticale richting kan een verhoogd akoestisch comfort bekomen worden indien er zeer zware vloerplaten geplaatst worden in combinatie met een doeltreffende zwevende vloer. Zowel voor de funderingen als voor de dakaansluiting zijn er specifieke bouwrichtlijnen van toepassing.
1. Trillingsdempende voeg tussen de plint en de vloerafwerking 2. Soepele randstrook 3. Trillingsdempende tussenlaag 4. Uitvullingslaag
FFD
f f
Algemeen bouwprincipe
Ruwbouwconcept 4: constructies met doorlopende vloerplaten en een ontdubbelde zware spouwmuur als gemene muur (twee varianten).
TC Akoestiek
WTCB-Dossiers 2012/2.18 | 17
18 | WTCB-Dossiers 2012/2.18 Variante 1
Variante 2
≥ 24 dB
≤ 2 cm
Beperking van de spouwvulling bij een stijf thermisch materiaal
Risico
Rijwoningen
VAC
VAC
Noodzakelijk
Vrije keuze
Aanbevolen
Ja
Geen ontkoppeling tussen de deelwanden van de gemene muur / Geen oplegging van de vloerplaten op alle dragende muren / Incorrecte dimensionering en plaatsing van de zwevende vloeren / Harde koppeling tussen de plint en de vloer / Geen ontkoppeling onder de niet-dragende wanden / Te licht binnenspouwblad / Aansluitingsdetails met het hellende dak / Omloopgeluid via het shunt-systeem (ventilatie of dampkappen) / Te lichte vloerplaat (bv. bij systemen met balken en invulblokken)
Voornaamste uitvoeringsrisico’s en fouten
NAC
Te verwachten akoestisch-comfortniveau (NAC = normaal akoestisch comfort, VAC = verhoogd akoestisch comfort)
Aanbevolen
Vrije keuze
Oppervlaktemassa m’’
Elastische muurstrook onder de wand bij halfzware wanden (m’’ < 150 kg/m²) (boven de wand is dit steeds het geval) en ontkoppeling met de dragende wanden
Aanbevolen
Ja
Nee ≥ 125 kg/m²
Nee ≥ 125 kg/m²
Onderbreking van het buitenspouwblad van de gevel (parement) bij de gemene muur
Onderbreking van het binnenspouwblad van de gevel bij de gemene muur
Oppervlaktemassa m’’
Verbindingen tussen de deelwanden
≥ 4 cm
≥ 4 cm
Spouwbreedte ≤ 2 cm
≥ 150 kg/m²
≥ 125 kg/m²
Oppervlaktemassa m’’ van de deelwand 2
Appartementsbouw
3) Nietdragende muren
2) Andere dragende muren
1) Gemene muur
≥ 150 kg/m²
≥ 125 kg/m²
Oppervlaktemassa m’’ van de deelwand 1
Ja Variante 2
Ja
Ja
Variante 2
≥ 24 dB
Variante 1
Muren
Onder de muur / boven de draagvloer (vloer)
Variante 1
Elastische muurstroken Ja
≥ 25 dB
∆Lw indien de ruimte boven de slaapkamer geen slaapkamer is
Boven de muur / onder de draagvloer (plafond)
≥ 21 dB
∆Lw van de zwevende vloer
≥ 24 dB
Ja ≥ 500 kg/m²
Ja ≥ 400 kg/m²
Oppervlaktemassa van de draagvloer
Oplegging op de overige dragende wanden
Ja
Doorlopend
Variante 2
Ja
Doorlopend
Variante 1
≥ 22 dB
Kies een gepaste constructie uit de afbeeldingen 8 of 9
Oplegging op de deelwand van de gemene muur
Koppeling tussen de draagvloeren bij de gemene muur
Hoger gelegen draagvloeren
∆Lw van de zwevende vloer boven de laagste draagvloer
Keuze van de fundering en van de laagste draagvloer
Fundering en laagste draagvloer
d f
f
5 4
1
3
2
De gemene muur tussen de twee appartementen of rijwoningen bestaat uit twee halfzware deelwanden (van elk minstens 125 kg/m²) met een spouw van minstens 4 cm. Tussen deze deelwanden bestaat er geen enkel hard contact, zelfs geen spouwankers. De enige uitzonderingen op deze regel zijn de funderingen en de aansluiting met het dak, waarvoor er specifieke bouwrichtlijnen van toepassing zijn. Specifieke elastische muurstroken zorgen ervoor dat de deelwanden ontkoppeld worden van de doorlopende vloerplaten. Als deze bouwrichtlijnen nauwgezet opgevolgd worden, functioneert de gemene muur horizontaal als een akoestische dubbele wand. Gelet op het feit dat de enige flankerende geluidstransmissie optreedt via de plafondplaat, dient men een voldoende zware vloerplaat te voorzien. In verticale richting treedt er dankzij de elastische muurstroken nauwelijks flankerende geluidstransmissie op. De geluidsisolatie wordt in sterke mate bepaald door de oppervlaktemassa van de draagvloer en de efficiëntie van de zwevende vloer.
1. Trillingsdempende voeg tussen de plint en de vloerafwerking 2. Soepele randstrook 3. Elastische muurstrook 4. Trillingsdempende tussenlaag 5. Uitvullingslaag 6. Elastische muurstrook
F D F
6
Algemeen bouwprincipe
Ruwbouwconcept 5: constructies met doorlopende vloerplaten, elastische muurstroken en een ankerloze halfzware spouwmuur als gemene muur (twee varianten).
TC Akoestiek
Ja
Oplegging op de overige dragende wanden
Variante 1
Elastische muurstroken
Niet nodig
Vrije keuze
Oppervlaktemassa m’’
Elastische muurstrook onder de wand bij halfzware wanden (m’’ < 150 kg/m²) (boven de wand is dit steeds het geval) en ontkoppeling met de dragende wanden
Aanbevolen
Ja
≥ 125 kg/m²
Onderbreking van het buitenspouwblad van de gevel (parement) bij de gemene muur
Onderbreking van het binnenspouwblad van de gevel bij de gemene muur
Oppervlaktemassa m’’
Nee
≤ 2 cm
Beperking van de spouwvulling bij een stijf thermisch materiaal
Verbindingen tussen de deelwanden
≥ 4 cm
Spouwbreedte
≥ 125 kg/m²
Gelet op het feit dat het hier gaat om een totaalconcept, dient men vanaf het ontwerp contact op te nemen met de leverancier van het systeem. Elke afwijking kan de geluidsisolatie immers doen verminderen / Ontkoppeling tussen de deelwanden van de gemene muur / Koppeling tussen beide welfsels / Aansluitingsdetails met het hellende dak / Omloopgeluid via het shunt-systeem (ventilatie of dampkappen) / Te lichte vloerplaat (bv. bij systemen met balken en invulblokken)
VAC
Rijwoningen
Voornaamste uitvoeringsrisico’s en fouten
VAC
Appartementsbouw
Te verwachten akoestisch-comfortniveau (NAC = normaal akoestisch comfort, VAC = verhoogd akoestisch comfort)
3) Nietdragende muren
2) Andere dragende muren
1) Gemene muur
≥ 125 kg/m²
Oppervlaktemassa m’’ van de deelwand 2
Variante 1
Oppervlaktemassa m’’ van de deelwand 1
Muren
Onder de muur / boven de draagvloer (vloer)
Niet van toepassing. Zie fabrikant
Niet van toepassing
∆Lw indien de ruimte boven de slaapkamer geen slaapkamer is
Boven de muur / onder de draagvloer (plafond)
Niet van toepassing
∆Lw van de zwevende vloer
Zie fabrikant
Ja
Oplegging op de deelwand van de gemene muur
Oppervlaktemassa van de draagvloer
Nee
Koppeling tussen de draagvloeren bij de gemene muur
Variante 1
Niet van toepassing
∆Lw van de zwevende vloer boven de laagste draagvloer
Hoger gelegen draagvloeren
Kies een gepaste constructie uit de afbeeldingen 8 of 9
Variante 1
Keuze van de fundering en van de laagste draagvloer
Fundering en laagste draagvloer
Ruwbouwconcept 6: specifiek industrieel concept met welfsels (één variante).
Dit bouwsysteem is gebaseerd op ankerloze spouwmuren en leidt tot zeer hoge geluidsisolaties tussen de naast elkaar gelegen ruimten. Het innovatieve aan dit concept is dat er een soort horizontale ankerloze spouw ingebouwd wordt die het gebouw over zijn volledige oppervlakte doorsnijdt. Dit resulteert ook verticaal in zeer hoge geluidsisolaties. De horizontale ankerloze spouw ontstaat door het feit dat de vloerplaten opgebouwd zijn uit twee boven elkaar geplaatste welfsels die van elkaar gescheiden zijn door elastische stroken en thermische isolatie (EPB). Het onderste welfsel draagt daarbij enkel zichzelf, terwijl het bovenste welfsel ter hoogte van de oplegging op de muren via elastische stroken op het onderste welfsel steunt, maar hier verder geen enkel hard contact mee heeft. Het bovenste welfsel is zwaarder en kan ook de binnenwanden dragen. Het geheel werkt als een akoestisch optimale dubbele wand, wat tot een zeer hoge luchtgeluidsisolatie leidt. Dankzij de horizontale spouw wordt bovendien nagenoeg elke flankerende geluidstransmissie geëlimineerd. Gelet op het feit dat de ontdubbelde vloer als een ‘zwevende vloer’ (massa-veer-massasysteem) werkt, is er daarenboven geen zwevende dekvloer vereist.
Algemeen bouwprincipe
TC Akoestiek
WTCB-Dossiers 2012/2.18 | 19
Literatuurlijst 1. Bureau voor Normalisatie NBN EN 1996-3 Eurocode 6. Ontwerp en berekening van constructies van metselwerk. Deel 3: vereenvoudigde berekeningsmethoden voor niet-gewapende constructies van metselwerk. Brussel, NBN, 2006. 2. Bureau voor Normalisatie NBN EN 12354-1 Bouwakoestiek. Schatting van de geluidgedraging van gebouwen van uit de bouwdeelgedraging . Deel 1: luchtgeluidwering tussen vertrekken. Brussel, NBN, 2000. 3. Bureau voor Normalisatie NBN EN 12354-2 Bouwakoestiek. Schatting van de geluidgedraging van gebouwen uit de bouwdeelgedraging. Deel 2: klopgeluidwering tussen vertrekken. Brussel, NBN, 2000. 4. Bureau voor Normalisatie NBN EN 12354-3 Bouwakoestiek. Schatting van de geluidgedraging van gebouwen uit de bouwdeelgedraging. Deel 3: luchtgeluidwering tegen buitenlawaai. Brussel, NBN, 2000. 5. Bureau voor Normalisatie NBN EN 12354-4 Bouwakoestiek. Schatting van de geluidgedraging van gebouwen vanuit de bouwdeelgedraging. Deel 4: overdracht van binnengeluid naar buiten. Brussel, NBN, 2001. 6. Bureau voor Normalisatie NBN EN 12354-5 Bouwakoestiek. Schatting van de geluidgedraging van gebouwen uit de bouwdeelgedraging. Deel 5: geluidsniveaus veroorzaakt door gebouwuitrusting. Brussel, NBN, 2009. 7. Bureau voor Normalisatie NBN EN 12354-6 Bouwakoestiek. Schatting van de geluidgedraging van gebouwen uit de bouwdeelgedraging. Deel 6: geluidabsorptie in gesloten ruimten. Brussel, NBN, 2004. 8. Bureau voor Normalisatie NBN S 01-400-1 Akoestische criteria voor woongebouwen. Brussel, NBN, 2008. 9. Ingelaere B. Geluidsisolatie tussen twee vertrekken. Inleidende begrippen. Brussel, WTCB, WTCBTijdschrift, nr. 1/2001.
TC Akoestiek
10. Van Damme M. Respecteren van de contactgeluidsisolatiecriteria uit de norm NBN S 01-400-1. Brussel, WTCB, WTCB-Dossiers, nr. 2009/3.15.
20 | WTCB-Dossiers 2012/2.18