AFVALBELEIDSPLAN 2014 en verder ‘Afval: Sliedrecht hergebruikt het!’
Portefeuillehouder: A. de Waard Ambtelijk opdrachtgever: L. Mourik Primaathouder: D.J.B. Sakko Versie: definitief, d.d. 19 augustus 2013
Samenvatting Bij de inzameling van huishoudelijk afval geven gemeenten invulling aan de verplichte gescheiden inzameling, zoals vastgelegd in het tweede Landelijk Afvalbeheerplan (LAP2). Het doel is om 60 procent van het ingezamelde afval in 2015 te hergebruiken. In augustus 2011 heeft staatssecretaris Atsma een afvalbrief opgesteld met ambities om de hoeveelheid afval te verminderen en het huishoudelijk afval in 2015 voor 65 procent te hergebruiken. De gemeenteraad heeft via de startnotitie deze ambitie overgenomen en uitgesproken om richting 2020 65 procent afval te hergebruiken. Leidend is de voorkeursvolgorde: preventie, producthergebruik, materiaalhergebruik, nuttige toepassing en verwijdering. De huidige afvalinzameling levert met 53 procent hergebruik van huishoudelijk afval nog niet voldoende op om aan de doelstelling te voldoen. Toch zijn er voldoende kansen om wel aan deze doelstelling te voldoen. Het restafval bestaat namelijk voor ruim twee derde uit groente-, fruit- en tuinafval, kunststof verpakkingen, oud papier, glas en textiel. Maar hoe bereiken we dan een trendbreuk om deze grondstoffen gescheiden in te zamelen? Betrokkenheid van de burgers en het daaruit voortkomende gedrag uitmondend in respons, zijn de succesfactoren voor het behalen van de doelstelling. De proef droog en herbruikbaar is een goede inzamelmethode gebleken om de beoogde milieudoelstellingen te behalen. HVC heeft inmiddels echter aangegeven dat grootschalige, mechanische scheiding van droog en herbruikbaar huishoudelijk afval in kwalitatief goed bruikbare grondstoffen technisch onhaalbaar is gebleken. Inmiddels is duidelijk dat de afvalinzameling zich op dit moment moet richten op scheiding door burgers aan de bron waarbij de stromen na inzameling direct aan een partij afgezet kunnen worden. Het advies is de trendbreuk te realiseren door het denken en handelen van bewoners (nog) verder om te schakelen van ‘afval naar grondstof’. De focus wordt gelegd op de waarde van hergebruik van alle grondstoffen. Centraal staat afvalpreventie, de bereidheid van burgers het afval te scheiden, hoge service voor het ophalen van grondstoffen en het minder vaak of niet meer aan huis ophalen van restafval. Een systeem met een serviceprikkel past hier bij beter bij dan een systeem met een financiële prikkel, ondanks dat diftar (gedifferentieerde tarieven) een bewezen inzamelsysteem is gebleken om de milieudoelstellingen te kunnen halen. Het advies is de afvalinzameling de komende jaren te richten op ‘omgekeerd inzamelen’. Bij omgekeerd inzamelen wordt restafval naar een (ondergrondse) verzamelcontainer gebracht en niet meer aan huis ingezameld/opgeslagen. De grijze minicontainer voor restafval wordt ingezet voor de inzameling van kunststof verpakkingen die eens in de twee weken wordt geledigd. Deze minicontainer is een verbetering van de huidige inzameling met zakken en een goed antwoord op toekomstige ontwikkelingen zoals de mogelijke afschaf van statiegeld en de nascheiding van kunststof in combinatie met andere fracties zoals drankenkartons en zelfs blik. Het dienstverleningsniveau verschuift. De dienstverlening voor grondstoffen wordt verbeterd en de service op de inzameling van restafval vermindert. Bepalend is de vast te stellen afstand tot de verzamelcontainer voor restafval. Hoe verder deze afstand hoe positiever het te verwachten milieueffect, hoe lager de investeringskosten en inzamelingskosten maar ook hoe lager de service op het restafval. De inwoners moeten hier bij aanvang aan wennen. Ook wordt een beroep gedaan op de zelfredzaamheid van burgers, bijvoorbeeld als ze slecht ter been zijn. Om de doelstellingen te bereiken is het advies om naast de invoering van een nieuw inzamelsysteem ook een aantal maatregelen te nemen om de dienstverlening op de inzameling van grondstoffen te vergroten.
1
Naast het restafval is een deel van het grof huishoudelijk restafval geen grondstof. Op de milieustraat wordt het grof huishoudelijk afval beter gescheiden. Het advies is de frequentie van de ophaalservice te verminderen naar eens in de vier weken en oneigenlijk gebruik van de milieustraat zo veel als mogelijk uit te sluiten door het introduceren van een pasjessysteem. Grosso modo kunnen de invoering van een nieuw inzamelsysteem, de inzamelkosten en de maatregelen worden gefinancierd door de besparing op verwerking van restafval en de inkomsten uit de waardevolle grondstoffen. De burger moet het doen. Om het gekozen inzamelsysteem en de maatregelen ook effectief te laten zijn, is het van belang de noodzaak van het scheiden van afval goed onder de aandacht van de burger te brengen. Goede communicatie over het doel van gescheiden afvalinzameling, en over de uiteindelijke verwerking en toepassing van de gescheiden stromen is van cruciaal belang voor het gedrag van de burger om het afval te scheiden. Daarnaast is het creëren van draagvlak voor het uitvoeren van gewenst gedrag noodzakelijk. Een uitgebreide communicatiecampagne ‘Afval: Sliedrecht hergebruikt het!’ vindt de komende jaren plaats. Aan de hand van de resultaten wordt beoordeeld of de doelstellingen gehaald zijn. Indien de doelstellingen niet gehaald zijn is het advies om het aanbieden van restafval verder te ontmoedigen door het limiteren van en/of het betalen voor het aanbieden van restafval. Vooraf zal dan met de gemeenteraad de discussie gevoerd worden welke financiële prikkels worden aangewend.
2
Inhoudsopgave SAMENVATTING........................................................................................................................... 1 INHOUDSOPGAVE ........................................................................................................................ 3 1.
INLEIDING .............................................................................................................................. 4 1.1 1.2
2.
PROFIEL .................................................................................................................................. 5 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8 2.9
3.
LADDER VAN LANSINK ..................................................................................................... 13 DOELSTELLING RESTAFVAL EN GROF HUISHOUDELIJK RESTAFVAL ................................ 14 WELKE GRONDSTOFFEN MOETEN UIT HET RESTAFVAL .................................................... 15 TRENDBREUK NOODZAKELIJK .......................................................................................... 16
VAN AMBITIE NAAR RICHTING GEVEN AAN HET AFVALBELEID .................... 17 4.1 4.1.1 4.1.2 4.1.3 4.1.4 4.2 4.2.1 4.2.2 4.3 4.4
5.
VOORAF .............................................................................................................................. 5 VOORZIENINGEN EN DIENSTEN........................................................................................... 5 INZAMELRESULTAAT RESTAFVAL ...................................................................................... 7 GROF HUISHOUDELIJK AFVAL ............................................................................................ 7 SORTEERANALYSE RESTAFVAL .......................................................................................... 8 INZAMELRESULTAAT EN POTENTIE GRONDSTOFFEN .......................................................... 9 CO2 .................................................................................................................................. 11 BURGERPEILING ............................................................................................................... 11 AFVALSTOFFENHEFFING .................................................................................................. 12
DOELSTELLINGEN............................................................................................................. 13 3.1 3.2 3.3 3.4
4.
AANLEIDING ....................................................................................................................... 4 LEESWIJZER ........................................................................................................................ 4
SERVICEPRIKKEL .............................................................................................................. 17 DROOG EN HERBRUIKBAAR .............................................................................................. 18 OMGEKEERD INZAMELEN ................................................................................................. 19 EXTRA MINICONTAINER BIJ LAAGBOUW .......................................................................... 20 GRONDSTOFFEN VAKER OPHALEN, RESTAFVAL MINDER VAAK ....................................... 20 STURING DOOR FINANCIËLE PRIKKELS ............................................................................. 21 DIFTAR ............................................................................................................................. 21 BELONEN .......................................................................................................................... 22 EFFECTEN INZAMELSYSTEMEN OP MILIEU, SERVICE EN KOSTEN ..................................... 23 SECUNDAIRE MAATREGELEN: ACTIES TER VERSTERKING ................................................ 24
AFWEGING EN AANBEVELINGEN ................................................................................ 25 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5
AFWEGING FINANCIËLE PRIKKEL OF SERVICEPRIKKEL? .................................................. 25 ADVIES INZAMELSYSTEEM EN MAATREGELEN ................................................................ 26 KOSTEN ............................................................................................................................ 28 MONITORING EN RISICOBEPERKING ................................................................................. 28 BESLUITVORMING ............................................................................................................ 29
BIJLAGE 1 WET- EN REGELGEVING BIJLAGE 2 FACTSHEET BEWONERSONDERZOEK BIJLAGE 3 OMSCHRIJVING MAATREGELEN
3
1.
Inleiding
1.1
Aanleiding
De wereldbevolking groeit, de consumptie per persoon neemt toe en beschikbare grondstoffen nemen af. Grondstoffen nemen af door uitputting en doordat er steeds minder ruimte is voor productie. Steeds meer natuur wordt opgeofferd voor het winnen en produceren van grondstoffen, waarbij steeds minder waarde wordt gehecht aan het omliggende milieu. De groeiende vraag naar grondstoffen, gecombineerd met de afnemende beschikbaarheid leidt tot schaarste. Op de vraag naar grondstoffen en het zoeken naar alternatieven, hebben gemeenten geen invloed. Vanuit de zorgplicht voor de inzameling van huishoudelijk afval, hebben gemeenten wel grote invloed op hergebruik. Het ligt daarom voor de hand bij de gescheiden inzameling niet meer uit te gaan van afval, maar van grondstoffen. Een belangrijk bijkomend effect is gelegen in de toenemende financiële waarde van afval. Hoe schaarser (en duurder) nieuwe grondstoffen zijn, des te meer zijn herbruikbare grondstoffen waard. Gemeenten en bewoners worden met het scheiden van afval in feite grondstoffenleveranciers. In 2015 dient 60 procent van het huishoudelijk afval hergebruikt te worden. Deze doelstelling is lokaal overgenomen en vastgesteld in het milieubeleidsplan 2012-2015. De huidige afvalinzameling levert met 53 procent nog niet voldoende op om aan deze doelstelling te voldoen. De gemeenteraad heeft via de startnotitie deze ambitie overgenomen en uitgesproken om richting 2020 65 procent hergebruik van huishoudelijk afval te realiseren. Om deze doelstellingen te behalen moet een trendbreuk plaatsvinden. In het verleden heeft bij de introductie van de inzameling van groente-, fruit- en tuinafval in 1994 een trendbreuk plaatsgevonden. Kleine verhogingen van het scheidingspercentage zijn gerealiseerd door de invoering van de minicontainer voor oud papier en de gescheiden inzameling van kunststof verpakkingen. Om een nieuwe trendbreuk te realiseren zijn diverse inzamelsystemen en maatregelen beschreven De uitgewerkte systemen en maatregelen variëren op de invulling en het gewicht dat gegeven wordt aan de belangen lastendruk, milieudruk en serviceniveau en vormen zo de basis voor de politieke afweging van deze belangen.
1.2
Leeswijzer
Hoofdstuk 2 schetst de huidige resultaten op het gebied van de afvalinzameling. Er wordt een overzicht gegeven van de ingezamelde afvalhoeveelheden en de samenstelling van het afval dat als restafval wordt ingezameld. Op deze manier wordt in hoofdstuk 3 gepresenteerd welke doelstellingen behaald moeten worden. Hoofdstuk 4 bevat de omschrijvingen van diverse mogelijke inzamelsystemen en maatregelen. Deze worden beoordeeld op de afwegingscriteria milieu, service en kosten. In hoofdstuk 5 wordt op basis van het wettelijk kader, de ambities, de huidige resultaten voor het afvalbeheer en de uitkomsten van een bewonersonderzoek geadviseerd welke maatregelen uitgevoerd dienen te worden. Dit gekozen scenario wordt uitgewerkt in een plan van aanpak; de geldende regelgeving (afvalstoffenverordeningen en een uitvoeringsbesluit) wordt hierop aangepast.
4
2.
Profiel
2.1
Vooraf
Voordat de huidige resultaten beschreven worden, verdeeld naar het inzamelresultaat en de samenstelling van het restafval, wordt onderstaand eerst een aantal basisgegevens weergegeven.
2.2
De gemeente Sliedrecht heeft een stedelijkheidsklasse 2. De mate van verstedelijking (1 meest stedelijk; 5 minst stedelijk) geeft weer hoeveel omgevingsadressen er per vierkante kilometer zijn en schetst daarmee een beeld van de mogelijke te realiseren afvalscheiding. Verondersteld wordt dat meer stedelijke gemeenten minder afvalscheiding kunnen realiseren door de beperkte openbare ruimte, het percentage hoogbouw en de samenstelling van de bevolking. Van minder stedelijke gemeenten wordt omgekeerd verwacht dat een hogere afvalscheiding gerealiseerd kan worden. Ook de hoeveelheid afval per inwoner is meer naar mate de gemeente stedelijker is.
Alle resultaten worden weergegeven in kilogrammen per inwoner per jaar, zodat een vergelijking met landelijke normen en resultaten van gemeenten in dezelfde stedelijkheidsklasse mogelijk wordt gemaakt. Er wordt van 24.230 inwoners uitgegaan (bron: CBS 2012).
De afvalstromen waar de focus op is gericht zijn groente- fruit- en tuinafval (gft), oud papier, glas, kunststof verpakkingen, textiel, klein chemisch afval, en grof huishoudelijk afval. Dit zijn de afvalstromen die in de wettelijke kaders ook benoemd worden. LAP2 kent geen aparte doelstellingen voor bronscheiding meer voor de verschillende afvalstromen uit het huishoudelijk afval. Over wet- en regelgeving is meer terug te lezen in bijlage 1.
Voorzieningen en diensten
Een goed serviceniveau betekent voldoende gelegenheid voor inwoners om gescheiden afval aan te bieden (haal- en brengmogelijkheden) en een hoge waardering voor deze voorzieningen. De huidige afvalinzameling bevat een ruim pakket aan diensten; bij laagbouwwoningen wordt groente- fruit en tuinafval en restafval om de week opgehaald met behulp van minicontainers; een tweede minicontainer voor groente-, fruit- en tuinafval en oud papier is gratis in gebruik gegeven. Uitgifte van minicontainers voor restafval in de praktijk vanaf een 4 persoonshuishouden; bij hoogbouwwoningen (flat, etagewoning, bovenwoning of appartement) zijn verzamelcontainers voor restafval (131) en oud papier (50), slechts incidenteel is er nog een inpandige voorziening; er zijn 45 bovengrondse verzamelcontainers voor groente-, fruit- en tuinafval aanwezig; kunststof verpakkingen in de speciale zakken wordt eens in de vier weken huis aan huis opgehaald, daarnaast zijn er 19 brengvoorzieningen bij supermarkten en hoogbouw; textiel wordt 4 maal per jaar door verschillende charitatieve instellingen huis aan huis opgehaald, daarnaast zijn er 8 brengvoorzieningen op wijkniveau; er zijn op wijkniveau 16 locaties brengvoorzieningen voor glas aanwezig; in de westwijk haalt de Merwebolder plastic, glas, blik en kleding huis aan huis op; een kringloopwinkel; een milieupark met ruime openingstijden; grof huishoudelijk afval wordt op afspraak wekelijks op dinsdag opgehaald.
5
Oud papierinzameling met verenigingen en kerken Momenteel vindt de huis- aan huisinzameling van de blauwe papiercontainer 11 maal per jaar plaats door vrijwilligers van verenigingen en kerken. De inzamelvoertuigen en chauffeur worden geleverd door de gemeente. Sinds de inzameling van oud-papier in september 1991 krijgen de verenigingen een garantieprijs. Deze garantieprijs bedroeg aanvankelijk f 0,05 per kilogram en is met ingang van 1 januari 2002 vastgesteld op € 0,03 per kilogram (uitgaande van een periode van 10 jaar). De garantieprijs van de totale hoeveelheid oud papier wordt gedeeld door het aantal oud papierwijken en wordt per kwartaal aan de verenigingen uitbetaald. De gemiddelde meeropbrengst van het betreffende jaar wordt aan het einde van dit jaar gedeeld tussen verenigingen en gemeente. Het deel van de verenigingen wordt gedeeld door het aantal oud papierwijken. In totaal wordt jaarlijks een bedrag van circa € 60.000 uitgekeerd aan verenigingen en kerken. Oude Uitbreiding West geheel op ondergrondse containers Alle laagbouwwoningen hebben de beschikking over 3 minicontainers voor restafval, groente-, fruit en tuinafval en oud papier. Het uitgangspunt hierbij is dat er ruimte gevonden is op elk individueel perceel of in de eigen berging om deze containers te plaatsen. In de praktijk blijkt er in een aantal wijken nauwelijks ruimte om de containers op het eigen terrein te plaatsen en is het voor de vuilnisauto lastig te manoeuvreren in krappe wijken. Bij de herstructurering van de Oude Uitbreiding West is gekozen om de afvalinzameling in de gehele wijk door middel van ondergrondse containers te laten plaatsvinden. Hier was een aantal locaties met bovenwoningen voorzien waardoor eenvoudig een wijziging van het inzamelsysteem kon plaatsvinden.
6
2.3
Inzamelresultaat restafval
De hoeveelheid restafval bij de laagbouw was in 2012 gemiddeld 204 en bij de hoogbouw gemiddeld 222 kilogram per inwoner per jaar. Het verwerken van restafval kost in 2014 € 78,28 per ton. De totale hoeveelheid afval was in 2012 535 kilogram per inwoner. In 2011 was de totale hoeveelheid afval voor stedelijkheidsklasse 2 528 kilogram per inwoner per jaar. De hoeveelheid restafval was 224 kilogram per inwoner per jaar. Bron: Benchmark Afvalscheiding, benchmarkanalyse peiljaar 2011 van de NVRD. In onderstaande tabel is de hoeveelheid restafval ten opzichte van de totale hoeveelheid ingezameld afval in Sliedrecht in de periode 2003 tot en met 2012 weergegeven. Verhouding aanbod restafval versus totaal
Kilogram per inwoner per jaar
700 600 500 400
restafval totale hoeveelheid afval
300 200 100
20 11 sk la 20 ss 1 e 2 2 20 11
20 10
ge m id
de ld
st ed el ijk he id
20 09
20 08
20 07
20 06
20 05
20 04
20 03
0
2.4
Grof huishoudelijk afval
Grof huishoudelijk restafval is een verzamelnaam voor allerlei soorten afval. Grof huishoudelijk afval wordt wekelijks bij gemiddeld 25 adressen opgehaald en kan naar het milieupark worden gebracht. Het verwerken van grof huishoudelijk restafval kost in 2014 € 78,28 per ton. De laatste jaren is er een afname te zien van de hoeveelheid ingezameld grof huishoudelijk restafval. In 2012 is 22 kilogram grof huishoudelijk restafval per inwoner naar de milieustraat gebracht. Op afspraak is in 2012 nog eens 12 kilogram per inwoner aan huis opgehaald. Het grof huishoudelijk restafval dat op de milieustraat na een eerste voorselectie wordt ingezameld wordt bij verwerking nog voor een deel nagescheiden en is hierdoor weer geschikt voor hergebruik. Het afval dat op afspraak aan huis wordt opgehaald wordt direct naar de verwerker gebracht en is ook door nascheiding nog voor een deel te hergebruiken. Op basis van sorteerproeven bij de verwerker blijkt dat gemiddeld 30 procent van het grof huishoudelijk afval weer in aanmerking komt voor hergebruik.
7
2.5
Sorteeranalyse restafval
Eind mei/begin juni 2013 is een sorteeranalyse van het restafval uitgevoerd. Uit de sorteeranalyse blijkt waaruit het restafval bestaat. In de onderstaande grafieken zijn de resultaten weergegeven van de uitgevoerde analyse bij de laagbouw en de hoogbouw.
Samenstelling restafval laagbouw in kilogram per inwoner per jaar Restafval; 38,2 Elektr(on)ische apparaten; 2,6 Groente-, fruit- en tuinafval; 69,9 Klein Chemisch Afval; 1,4
S teen en Puin; 5,9
Hout; 3,4 Metaal; 5,1 Textiel; 11,7 Papier en karton; 16,0
Plastic flacons en flessen; 4,4 Kunststof verpakkingen; 24,2
Drankkartons; 8,7 Glas; 10,7
Samenstelling restafval hoogbouw in kilogram per inwoner per jaar Elektr(on)ische apparaten; 1,6
Restafval; 33,7
Klein Chemisch Afval; 5,3 S teen en Puin; 0,2
Groente-, fruit- en tuinafval; 98,3
Hout; 0,7
Metaal; 8,9 Textiel; 9,8
Plastic flacons en flessen; 3,6 Kunststof verpakkingen; 21,3
Papier en karton; 25,1
Glas; 7,3 Drankkartons; 6,4
Ruim twee derde van het restafval bestaat uit de grondstoffen groente-, fruit- en tuinafval, kunststof verpakkingen, oud papier, glas en textiel.
8
2.6
Inzamelresultaat en potentie grondstoffen
Groente- fruit- en tuinafval Groente-, fruit- en tuinafval (gft) wordt gecomposteerd. Composteren is een versnelde vorm van het natuurlijke verteringsproces. Daarnaast vindt vergisting plaats. Vergisten is het afbreken van organisch materiaal door bacteriën in een zuurstofloze omgeving. De bacteriën zetten de organische stoffen in het gft in een aantal stappen om in biogas; gas dat gebruikt kan worden voor energieproductie of als groen gas voor de transportsector. Het verwerken van gft kost in 2014 € 46,35 per ton. Verwerken van gft is dus € 31,92 per ton goedkoper dan de verwerking van restafval. In 2012 is 68 kilogram gft per inwoner ingezameld, in 2011 was dit 67 kilogram. In stedelijkheidsklasse 2 was het gemiddelde inzamelresultaat in 2011 in Nederland 67 kilogram per inwoner. In het restafval zit gemiddeld 80 kilogram gft. Bij volledige scheiding is de hoeveelheid gft 148 kilogram per inwoner per jaar. Oud papier Van oud papier en karton wordt bijvoorbeeld krantenpapier, golfkarton, toiletpapier en papieren zakdoekjes gemaakt. Oud papier en karton brengen afhankelijk van de marktprijs gemiddeld circa € 80,00 per ton op. In 2012 is gemiddeld 61 kilogram oud papier en karton ingezameld, in 2011 was dit 63 kilogram. In stedelijkheidsklasse 2 was het gemiddelde inzamelresultaat in 2011 in Nederland 59 kilogram per inwoner. In het restafval zit gemiddeld 19 kilogram oud papier en karton. Bij volledige scheiding is de hoeveelheid oud papier 80 kilogram per inwoner per jaar. Glas Bont, groen en wit glasafval wordt zoveel mogelijk op kleur gesorteerd. Daarna wordt het naar glasfabrieken gebracht waar het schoongemaakt wordt en wordt hergebruikt tot nieuw glas zoals glazen flessen en potten. De inzameling en verwerking van glas kost op dit moment (na aftrek van de opbrengsten) circa € 25,00 per ton. In 2012 is gemiddeld 15 kilogram glas ingezameld, in 2011 was dit 16 kilogram. In stedelijkheidsklasse 2 was het gemiddelde inzamelresultaat in 2011 in Nederland 21 kilogram per inwoner. In het restafval zit gemiddeld 10 kilogram glas. Bij volledige scheiding is de hoeveelheid glas 25 kilogram per inwoner per jaar. Kunststof verpakkingen Gescheiden ingezameld kunststof verpakkingsmateriaal wordt hergebruikt tot nieuwe plastic producten zoals autobumpers, dashboards, fleecetruien, toetsenborden en nog veel meer. We hoeven dan geen nieuw plastic te gebruiken. Plastic wordt gemaakt van aardolie. Aardolie wordt schaars en het gebruik ervan draagt bij aan de opwarming van de aarde. Kunststof brengt € 430,00 per ton op. In 2012 is gemiddeld 5,5 kilogram kunststof verpakkingen ingezameld, in 2011 was dit 5,3 kilogram. De hoeveelheid ingezameld kunststof verpakkingen met de huis aan huisinzameling is afgenomen terwijl mede door de toename van het aantal voorzieningen de hoeveelheid in de brengvoorzieningen is gestegen. In stedelijkheidsklasse 2 was het gemiddelde inzamelresultaat in 2011 in Nederland 6,0 kilogram per inwoner. In het restafval zit gemiddeld 29 kilogram kunststof verpakkingen en plastic flacons en flessen. Bij volledige scheiding is de hoeveelheid kunststof verpakkingen 34,5 kilogram per inwoner per jaar.
9
Textiel Helaas verdwijnt nog veel textiel in het restafval terwijl producthergebruik en materiaalhergebruik mogelijk is. Door kleding en textiel een tweede leven te geven worden andere mensen geholpen. Tegenwoordig wordt alle kleding en textiel hergebruikt, dus ook oude gordijnen of gescheurde kleding. Deze ‘niet-herdraagbare’ spullen worden vervezeld: dat betekent dat ze worden teruggebracht tot garens. Hiervan worden weer nieuwe producten gemaakt. Textiel ingezameld in de brengvoorzieningen brengt op dit moment € 150,00 per ton op. Het huis aan huis ingezamelde textiel door maximaal 4 charitatieve instellingen per jaar levert de gemeente geen inkomsten op. In 2012 is gemiddeld 2,6 kilogram textiel ingezameld, in 2011 was dit 2,2 kilogram. In stedelijkheidsklasse 2 was het gemiddelde inzamelresultaat in 2011 in Nederland 4,1 kilogram per inwoner. In het restafval zit gemiddeld 12 kilogram textiel, wat bij volledige scheiding zou kunnen leiden tot 14,6 kilogram gescheiden ingezameld textiel per inwoner per jaar. Klein Chemisch afval Klein chemisch afval in het restafval zorgt voor een hoge milieubelasting terwijl hergebruik goed mogelijk is. Zo wordt het metaal uit batterijen en accu's hergebruikt. Van het zink worden bijvoorbeeld dakgoten gemaakt en van het staal spijkers en staaldraad. Cadmium komt weer terug in nieuwe batterijen. Van foto-ontwikkelaar en -fixeer is het waardevolle zilver weer bruikbaar. Olie wordt ten slotte weer als brandstof benut. Kca dat niet kan worden hergebruikt of veilig worden verbrand, wordt veilig opgeslagen. Het verwerken van klein chemisch afval kost op dit moment € 270,00 per ton. Per jaar wordt 1,5 kilogram per inwoner ingezameld.
Kilogram per inwoner per jaar
Gescheiden ingezameld/ ongescheiden in restafval 160 140 120
80
100
Ongescheiden in restafval
80
19
60 40
68
Gescheiden ingezameld
61
20
10 15
0
2,6
K
un s
Pa p
tst of v
Te xt iel
G
n ier e
er pa kk in ge n
la s
n ka rto
fv al tu in a en te,f ru i t-
12 5,5
G
ro en
29
volume
10
2.7
CO2
Activiteiten in de afvalbranche leiden tot zowel het uitstoten als het vermijden van CO2-emissie. Uitstoot komt voort uit bijvoorbeeld het gebruik van diesel en het verbranden van restafval. Er wordt ook veel CO2-emissie vermeden door gescheiden inzameling van afvalstoffen. Door grondstoffen uit het afval te hergebruiken, worden er minder nieuwe grondstoffen geproduceerd. Bij afvalverbranding wordt warmte en elektriciteit teruggewonnen, wat het gebruik van olie en kolen bespaart. Ook dit vermijdt CO2-emissies. De uitgestoten en vermeden CO2 kan worden berekend met behulp van de stromen GFT, oud papier, kunststofverpakkingen, glasverpakkingen en textiel. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen het deel van een stroom dat gescheiden is ingezameld en het deel dat nog in het restafval zit. De CO2-impact is gebaseerd op het iWaste model van de Universiteit Utrecht, gebaseerd op de gemiddelde Nederlandse kwaliteit van verwerking. Jaarlijks komt er 3642 kilogram CO2 vrij per huishouden. (8400 kilogram CO2 per huishouden bron Milieucentraal). Hiervan is overigens maar een klein deel echt beïnvloedbaar. De relatieve vermeden CO2-uitstoot van hergebruik van grondstoffen ten opzichte van verbranding van afval kan in Sliedrecht oplopen tot wel 314 kilogram per inwoner per jaar. Vooral de stromen kunststof en textiel hebben een hoog besparingspotentieel. Bron: Benchmark Afvalscheiding, benchmarkanalyse peiljaar 2011 van de NVRD.
2.8
Burgerpeiling
In 2011 en 2013 heeft het Onderzoekcentrum Drechtsteden een regionale burgerpeiling gehouden. In een enquête zijn vragen gesteld over voorzieningen, leefbaarheid en veiligheid, verkeer en vervoer en de gemeentelijke organisatie. De bewoners van Sliedrecht waardeerden de afvalinzameling in 2011 met een cijfer van een 8,3, dit was gemiddeld in Drechtsteden een 7,6. In 2013 waardeerden de inwoners van Sliedrecht de afvalinzameling met een 7,9, dit was gemiddeld in Drechtsteden een 7,7. In juli 2013 is door het Onderzoekcentrum Drechtsteden aan deelnemers van het bewonerspanel in Sliedrecht een vragenlijst voorgelegd. Hieruit blijkt dat 95 procent van het Bewonerspanel Sliedrecht (bijna) altijd oud papier gescheiden aanbiedt. Voor de overige soorten afval ligt dit aandeel iets lager. Drie kwart doet dit bijna altijd met glas (77 procent). Zes à zeven op de tien inwoners zeggen kunststof verpakkingen, gft en textiel bijna altijd gescheiden aan te bieden. Er valt nog veel winst te behalen bij de inzameling van gft en kunststof verpakkingen; twee op de tien panelleden bieden dit (bijna) nooit gescheiden aan. De meest genoemde reden om afval gescheiden in te zamelen is omdat het goed is voor het milieu (78 procent). Een ander veelgenoemd motief is omdat men het simpelweg gewend is om afval te scheiden (52 procent). Voor bijna vier op de tien panelleden (36 procent) is het een reden dat de afvalstoffenheffing daardoor niet omhoog gaat. De gehele factsheet is als bijlage bijgevoegd. De uitkomsten van de vragen met betrekking tot de te nemen maatregelen zijn verwerkt in de onderstaande tekst.
11
2.9
Afvalstoffenheffing
Op grond van artikel 10.21 van de Wet Milieubeheer hebben gemeenten zorgplicht voor de inzameling van huishoudelijk afval bij huishoudens. Deze inzameling dient tenminste eenmaal per week plaats te vinden nabij elk perceel waar huishoudelijke afvalstoffen geregeld kunnen ontstaan. De daaraan verbonden kosten verhaalt de gemeente op haar inwoners via een belasting (de afvalstoffenheffing) of een retributie (reinigingsrecht). Het grote verschil tussen de twee heffingen is de betaalplicht voor de burger. Bij het reinigingsrecht moet de burger feitelijk gebruik maken van de inzameldienst. Bij de afvalstoffenheffing is dit niet aan de orde. De burger dient deze heffing te voldoen, omdat hij gebruiker is van een perceel waarvoor een inzamelplicht geldt. Het grootste deel van de gemeenten heeft gekozen voor de afvalstoffenheffing, zodat niet hoeft te worden aangetoond dat er gebruik wordt gemaakt van de inzameldienst. Bij het reinigingsrecht is dit immers wel het geval. Bij toepassing van de afvalstoffenheffing is de betalingsadministratie gemakkelijker en inkomenszekerheid voor de gemeente groter. In onderstaande tabel wordt de afvalstoffenheffing in Sliedrecht afgezet tegen de gemiddelde afvalstoffenheffing in Nederland, Zuid-Holland en een aantal regiogemeenten.
Landelijke gemiddelde Gemiddelde Zuid-Holland Alblasserdam Dordrecht Hardinxveld-Giessendam Hendrik Ido Ambacht Papendrecht Sliedrecht Zwijndrecht
Gemiddeld tarief per huishouden € 246,00 € 273,00 € 249,00 € 241,00 € 245,00 € 280,00 € 222,00 € 193,00 € 278,00
Tarief meerpersoonshuishouden € 263,00 € 287,00 € 264,00 € 241,00 € 245,00 € 300,00 € 222,00 € 213,00 € 285,00
Tarief éénpersoonshuishouden € 215,00 € 250,00 € 207,00 € 241,00 € 245,00 € 211,00 € 222,00 € 146,00 € 261,00
Sliedrecht behoort dus tot de goedkopere gemeenten in Nederland, Zuid-Holland en in de regio. (bron: afvalstoffenheffing 2012, een uitgave van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer).
12
3.
Doelstellingen
3.1
Ladder van Lansink
De Ladder van Lansink is een standaard op het gebied van afvalbeheer. De standaard is genoemd naar de Nederlandse politicus Ad Lansink, die in 1979 in de Tweede Kamer een motie voor deze werkwijze indiende. Internationaal wordt het algemene principe achter de Ladder van Lansink vaak aangeduid met de term ‘afvalhiërarchie’. Het afvalbeleid is erop gericht prioriteit te geven aan de meest milieuvriendelijke verwerkingswijzen. Deze staan bovenaan de 'ladder'. Het beleid moet erop gericht zijn zo veel mogelijk afval de Ladder van Lansink te laten 'beklimmen'. In de praktijk betekent dit dat altijd wordt gekeken of een bepaalde stap gerealiseerd kan worden. Pas indien dit niet het geval is volgt een volgende, lagere stap. In het Landelijk afvalbeheerplan 2002 - 2012 (LAP) is de indeling verfijnd: a) kwantitatieve preventie: het ontstaan van afvalstoffen wordt voorkomen of beperkt b) kwalitatieve preventie: bij het vervaardigen van stoffen, preparaten of andere producten
c) d) e) f) g)
wordt gebruikgemaakt van stoffen en materialen die na gebruik van het product geen of zo min mogelijk nadelige gevolgen voor het milieu veroorzaken nuttige toepassing door producthergebruik: stoffen, preparaten, of andere producten worden na gebruik als zodanig opnieuw gebruikt nuttige toepassing door materiaalhergebruik: stoffen en materialen waaruit een product bestaat worden na gebruik van het product opnieuw gebruikt nuttige toepassing als brandstof: afvalstoffen worden toegepast met een hoofdgebruik als brandstof of voor een andere wijze van energieopwekking verbranden als vorm van verwijdering: afvalstoffen worden verwijderd door deze te verbranden op het land storten: afvalstoffen worden gestort
Het doel is: minder restafval produceren en verwijderen, meer grondstoffen voor hergebruik aanbieden, en alle materialen een zo hoogwaardig mogelijk tweede leven geven. Preventie en producthergebruik betekent dat het scheidingspercentage rekenkundig af neemt. Ook kan door economische invloeden de hoeveelheid van een afvalstroom afnemen, waardoor er überhaupt minder ingezameld kan worden (ook al wordt de afvalstroom gescheiden aangeboden).
13
3.2
Doelstelling restafval en grof huishoudelijk restafval
Ondanks dat de huidige afvalverbrandingsovens in staat zijn om op een zeer efficiënte wijze energie uit het afval terug te winnen, worden er waardevolle schaarse grondstoffen vernietigd. Het scheidingspercentage is niet gelijk aan het percentage materiaal hergebruik. Niet alle materialen zijn voor 100 procent te hergebruiken. Op dit moment wordt 55 procent van het huishoudelijk afval gescheiden ingezameld (alle afvalstromen met uitzondering van restafval en grof huishoudelijk restafval). Hierdoor wordt op dit moment 53 procent van het afval hergebruikt (bron: HVC hergebruik monitor). De Staatssecretaris van o.a. Milieu Atsma heeft naar aanleiding van zijn ‘afvalbrief’ in augustus 2011 (zie bijlage 1) de afvalbranche gevraagd een advies uit te brengen dat moet leiden tot een forse toename van het hergebruiken van huishoudelijk afval. Een belangrijk onderdeel van het advies is daarom de introductie van een gemeentelijke doelstelling voor restafval. Een uitvoerige analyse van de verschillende gemeenten heeft geleid tot een doelstelling voor restafval gedifferentieerd naar het percentage hoogbouwwoningen dat aanwezig is. Voor Sliedrecht (met een percentage hoogbouw van circa 40 procent) geldt een doelstelling van maximaal 180 kilogram restafval en grof huishoudelijk restafval. Doelstelling: 65% hergebruik
500
400
Gescheiden ingezamelde grondstoffen
toename door afvalscheiding
Kilogram per inwoner per jaar
600
284
300
34
Grof huishoudelijk afval* Ongescheiden grondstoffen ingezameld als restafval
200 100
0
178
reductie
30
Restafval
111 39 huidig: 55% bronscheiding/ 53% hergebruik
39 doelstelling: 65% hergebruik * waarvan 30% na te scheiden
Om de doelstelling van 65 procent hergebruik te behalen dient door preventie en toename van het scheiden van huishoudelijk afval de hoeveelheid restafval en grof huishoudelijk afval gereduceerd te worden tot maximaal 180 kilogram per inwoner per jaar (afname van minimaal 71 kilogram).
14
3.3
Welke grondstoffen moeten uit het restafval
Milieu Uit de sorteeranalyse is gebleken dat er voldoende potentie van grondstoffen in het restafval aanwezig is om de doelstellingen te kunnen halen. Vanwege de gestelde doelen ligt de grootste uitdaging bij de zware stromen: groente-, fruit- en tuinafval, oud papier, en grof huishoudelijk restafval en vanwege volume en milieu-impact ook op kunststof en glas. Daarnaast moet er ook focus zijn op stromen met groeipotentieel, grote milieuimpact of schaarste van strategisch belangrijke materialen zoals textiel, drankenkartons en blik. Besparing en inkomsten De grondstoffen die nu nog in het restafval zitten, worden verbrand, waarvoor verbrandingskosten in rekening worden gebracht. Grondstoffen leveren door de toenemende schaarste steeds meer geld op. Dit geldt zeker voor papier, glas en textiel. Door meer afval gescheiden in te zamelen vallen niet alleen verbrandingskosten vrij, ook de opbrengsten nemen toe. Het mes snijdt dus aan twee kanten. De afvalbeheerkosten worden voor 100 procent doorberekend in de afvalstoffenheffing. Dit geldt dus ook voor de besparingen en of extra kosten van het afvalbeheer. Voor sommige afvalstromen geldt producentenverantwoordelijkheid. Voor afvalstromen zoals plastic verpakkingsafval en afgedankte elektr(on)ische apparaten ontvangen gemeenten een inzamelvergoeding van het bedrijfsleven. Deze vergoeding wordt uitbetaald per gescheiden ingezamelde ton afval. Hoe meer afval gescheiden wordt ingezameld hoe hoger de inzamelvergoeding. In 2012 is gemiddeld per inwoner 6,1 kilogram aan elektr(on)ische apparaten en energiezuinige lampen ingezameld. In stedelijkheidsklasse 2 was in 2012 het gemiddelde inzamelresultaat 5,3 kilogram per inwoner. In het restafval zit gemiddeld nog ruim 2,5 kilogram per inwoner per jaar. Landelijke ontwikkelingen Op 12 december 2012 is de Raamovereenkomst Verpakkingen gesloten die in de periode 2013 tot en met 2022 van kracht en is van toepassing voor de verpakkingsmaterialen glas, papier, karton, hout, metalen en kunststof. De afspraken moeten er toe leiden dat het jaarlijks hergebruik van kunststof verpakkingsmateriaal toeneemt van 42 procent nu naar 52 procent over vijf jaar (streefdoel 2017), maar in ieder geval over tien jaar (resultaatverplichting 2022). Ook de komende 10 jaar zal de gescheiden inzameling van kunststof verpakkingsafval - bij wijze van gedelegeerde verantwoordelijkheid - worden uitgevoerd door de gemeenten, waarvoor de gemeenten een kostendekkende vergoeding ontvangen. Onderdeel van het Verpakkingsakkoord is ook het voornemen om het statiegeld op grote PETflessen vanaf 2015 af te schaffen. De gemeenten worden dan ook verantwoordelijk voor het verzamelen en verwerken van de grote PET-flessen. Onderdeel van de verduurzamingsagenda is de afspraak dat vóór 2014 een landelijke pilot wordt uitgevoerd naar het inzamelen en hergebruik van drankenkartons. De onderzoeksresultaten leiden uiteindelijk tot besluitvorming over de vraag of, en zo ja hoe, de drankenkartons het beste kunnen worden ingezameld. De afvalstromen drankenkartons en metalen verpakkingen zijn niet eerder specifiek vermeld. Het sorteren hiervan past technisch gezien goed in het sorteerproces van kunststoffen en wordt momenteel landelijk veel bekeken. In het restafval zit gemiddeld nog bijna 9 kilogram drankenkartons per inwoner per jaar en voor blik is dit 6 kilogram.
15
3.4
Trendbreuk noodzakelijk
Hoewel de ambitie fors is om hergebruik van het huishoudelijk afval sterk te verhogen lijkt het geen onhaalbare kaart. Hoewel er nog een kleine winst te behalen valt door middel van de optimalisatie van het huidige inzamelsysteem en communicatie(campagnes), is een trendbreuk echt noodzakelijk om de ambitie de komende jaren te realiseren. De oplossing dient lokaal te worden bepaald waarbij de maatregelen en middelen per materiaalstroom bekeken worden. Gemeenten kiezen ervoor om burgers te belonen, de service te verbeteren, of een mix van beide in te zetten in combinatie met bepaalde innovatieve inzamelmanieren. De focus en doelstelling zijn centraal gericht op preventie en serviceverhoging op de herbruikbare stromen en ontmoediging van het aanbieden van restafval. Betrokkenheid van de burgers en het daaruit voortkomende gedrag, uitmondend in respons, zijn de succesfactoren voor het behalen van de beoogde doelstellingen. Maar welk inzamelsysteem en welke maatregelen dragen hier het beste aan bij in Sliedrecht?
16
4.
Van ambitie naar richting geven aan het afvalbeleid
Om gedegen afwegingen te maken op het afvalbeleid en de maatregelen voor verbeteringen te beoordelen wordt vaak gebruik gemaakt van de afvaldriehoek. De afvaldriehoek is een goed instrument om de ambities en doelen aangaande afvalbeheer duidelijk te maken. Het model gaat uit van drie prestatiegebieden: · Milieu (doeltreffendheid); · Service (dienstverlening); · Kosten (doelmatigheid). Om een optimaal afvalbeleid te voeren moet er op alle drie aspecten in voldoende mate resultaat worden bereikt. Ambities en doelen kunnen per prestatiegebied worden vastgesteld, maar moeten altijd in onderlinge samenhang worden bekeken. Milieu In het prestatiegebied milieu wordt de doeltreffendheid bepaald door de mate van afvalpreventie, afvalhoeveelheid, scheidingsresultaat en de verbeteringen die hierin nog mogelijk zijn en de mate waarin en de manier waarop het afval nuttig wordt hergebruikt. Service Het serviceniveau wordt bepaald door de omvang van het dienstverleningspakket en hoe de inwoners de dienstverlening ervaren/waarderen. De omvang van het dienstverleningspakket bestaat uit de inzamelmethoden, inzamelfrequenties, de beschikbaarheid van inzamelmiddelen (per inwoner), de beschikbaarheid van informatie. Kosten In het prestatiegebied kosten wordt de doelmatigheid bepaald door de efficiëntie waarmee en tegen welke inzamel- en verwerkingskosten de milieuresultaten en het serviceniveau worden gerealiseerd.
4.1
Serviceprikkel
Door het aanpassen van het inzamelsysteem gaan bewoners automatisch het juiste gedrag vertonen. Er wordt dus een beroep gedaan op betrokkenheid en bereidheid om een extra inspanning te leveren (motivatie). Er hebben zich diverse initiatieven ontplooid, ook wel bekend onder de benamingen ‘droog en herbruikbaar’, ‘de basisbak’ en ‘omgekeerd (of gespiegeld) inzamelen’. Centraal in al deze initiatieven staat dat restafval minder vaak of niet meer aan huis wordt opgehaald en dat afvalstoffen die grondstoffen zijn frequent aan huis worden opgehaald. Hieronder volgt een beschouwing van de verschillende inzamelsystemen.
17
4.1.1 Droog en herbruikbaar Eind juni 2011 is samen met HVC gestart met de proef inzameling van droog en herbruikbaar afval bij 1100 laagbouw huishoudens in Sliedrecht. In de blauwe container mogen naast oud papier ook onder andere kunststof verpakkingen, metalen, textiel en hout. Gft en droog en herbruikbaar afval worden eens in de twee weken opgehaald. Het droge en herbruikbare afval wordt (handmatig) gesorteerd en per afvalstroom afgezet voor hergebruik. Restafval wordt nog maar eens in de drie weken opgehaald. Milieu De praktijkproef heeft geleid tot goede inzamelresultaten. De juiste materialen worden in toenemende mate gescheiden. Het positieve effect ontstaat doordat meerdere fracties gecombineerd aan huis gehaald worden. De afname van het restafval/toename van de grondstoffen in de proefwijk was in 2012 ruim 38 kilogram/per inwoner ten opzichte van bewoners buiten de proefwijk. Indien dit systeem gemeentebreed ingezet wordt betekent dit een hergebruikpercentage van ruim 62 procent. Service Uit een bewonersonderzoek eind april 2012, met een respons van 33 procent van 1100 huishoudens, is gebleken dat 85 procent van de huishoudens graag door wil gaan met deze wijze van afvalinzameling. De motivatie is dat de service op de grondstoffen oud papier, kunststof verpakkingen en textiel erg groot is doordat deze wijze van afvalscheiding gemakkelijk is. De service op het restafval vermindert bij dit inzamelsysteem. De aanpassingen in het inzamelsysteem zijn gemakkelijk geaccepteerd. Aan reacties over te weinig capaciteit in de minicontainer voor droog en herbruikbaar afval en stank van de groene (gft) container in de zomer is tegemoetgekomen door een aanpassing van het inzamelschema vanaf juli 2012. Logistiek zijn er (ondanks de aanpassing in het inzamelschema) geen problemen. Kosten De proef droog en herbruikbaar is een goede methode om de beoogde milieudoelstellingen te behalen. Bovendien zijn de inzamelkosten niet noemenswaardig toegenomen. Een ander doel van de proef was meer inzicht te verkrijgen in de technische mogelijkheden van nascheiding van gecombineerde fracties. Onder nascheiding wordt verstaan het sorteren op deelstroom na integrale inzameling. HVC heeft inmiddels aangegeven dat grootschalige, mechanische scheiding van droog en herbruikbaar huishoudelijk afval in kwalitatief goed bruikbare grondstoffen technisch onhaalbaar is gebleken. Vooral voor het oud papier wordt gescheiden inzameling aanbevolen. Droog en herbruikbaar is hiermee op dit moment geen inzamelmethode gebleken met een goed toekomstperspectief. Het doorzetten van deze methode (gemeentebreed) is evenals andere varianten van inzameling van gecombineerde fracties dan ook niet als maatregel verder uitgewerkt.
Op dit moment is volledige nascheiding technisch nog te onvolmaakt. Inmiddels is duidelijk dat de afvalinzameling zich op dit moment moet richten op scheiding van deelstromen op materiaalsoort door burgers aan de bron waarbij de stromen na inzameling direct aan een (markt)partij afgezet kunnen worden. Er wordt dus een inspanning gevraagd van bewoners.
18
4.1.2 Omgekeerd inzamelen Alle woningen die drie minicontainers hebben, houden deze ook. De minicontainers voor oud papier en voor groente-, fruit- en tuinafval blijven en de bestaande inzamelfrequenties wijzigen niet. De minicontainer voor restafval wordt bestemd voor kunststof verpakkingen die eens in de twee weken wordt leeggemaakt. Afhankelijk van de mogelijkheden van nascheiding kunnen in de toekomst hier mogelijk blik en drankenkartons aan toegevoegd worden. Restafval bieden inwoners niet meer via een minicontainer aan huis aan maar brengen dat naar verzamelcontainers. Het uitgangspunt daarbij is dat er een ‘acceptabele’ loopafstand wordt vastgesteld voor het gebruik van een verzamelcontainer voor restafval. De vastgestelde maximale loopafstand heeft direct invloed op de mate van service op het restafval en de kosten van de investering. Omgekeerd inzamelen (ook wel gespiegeld inzamelen genoemd) betekent dus ook dat de burger zijn afval moet gaan zien als waardevolle grondstof. Dus naast inzamelmiddelen aanpassen, is omgekeerd inzamelen ook gericht op een proces waarin de burger anders – bewuster – gaat nadenken over het de grondstoffen die in huis aanwezig zijn. Milieu Eén van de eerste gemeenten in Nederland die ervaring heeft opgedaan met deze inzamelmethode is de gemeente Zwolle. In de proefwijk waar deze alternatieve inzamelwijze is getest is de hoeveelheid ingezameld kunststof verpakkingsafval 53 kg per huishouden, tegenover 11 kg buiten het proefgebied. De hoeveelheid restafval is afgenomen van 542 naar 452 kilogram per huishouden (- 17 procent bij laagbouw). Dit systeem is de proeffase inmiddels voorbij en Is wegens succes in 2012 verder opgeschaald en gemeentebreed ingevoerd. Als we deze gegevens omrekenen naar de Sliedrechtse situatie betekent dit dat dit systeem een hergebruikpercentage oplevert van 60 procent. De hoogbouw is hierbij buiten beschouwing gelaten. Service De mate van het ontmoedigen van het aanbieden van restafval hangt mede af van de loopafstand. Uit een bewonersonderzoek dat door de gemeente Zwolle is gehouden blijkt dat 75 procent van de bewoners na de pilot door wil gaan met deze inzamelmethode. De gemeenteraad van Zwolle heeft inmiddels besloten om deze inzamelwijze in de gehele stad in te voeren. In navolging daarvan zijn ook de gemeenten Arnhem, Woerden en Utrecht en een groot aantal kleine gemeenten omgekeerd gaan inzamelen. Een belangrijke succesfactor is de aparte minicontainer voor kunststof verpakkingsmateriaal. Naast een aanbiedmiddel is een minicontainer ook een handig bewaar-/opslagmiddel. De plastic-herozak wordt als onhygiënisch ervaren en is niet handig in de keuken. Weerstand is te verwachten doordat het restafval weggebracht moet worden. Uit het bewonersonderzoek is gebleken dat dit minder weerstand oproept dan een extra container of het betalen voor het weggooien van restafval. Kosten De investeringskosten worden bepaald door het aantal ondergrondse containers voor restafval. Dus hoe groter de loopafstand des te kleiner is de investering. Op dit moment zijn er op 65 locaties ondergrondse- en op 45 locaties bovengrondse verzamelcontainers voor restafval aanwezig. De aanwezigheid van (ondergrondse) verzamelcontainers zorgt voor een beperking van de investering.
19
4.1.3 Extra minicontainer bij laagbouw Voor het aanbieden van de herbruikbare afvalstromen wordt aan de laagbouwwoningen een extra minicontainer beschikbaar gesteld (de vierde minicontainer). Deze minicontainer wordt bestemd voor kunststof verpakkingen. Afhankelijk van de mogelijkheden van nascheiding kunnen in de toekomst hier mogelijk blik en drankenkartons aan toegevoegd worden. De minicontainers voor oud papier en voor groente-, fruit- en tuinafval blijven en de bestaande inzamelfrequenties wijzigen niet. De minicontainer voor kunststof verpakkingen wordt eens in de twee weken leeggemaakt, die voor restafval nog maar eens in de vier weken. Milieu In zowel Amersfoort, Almere als in Emmeloord zijn proeven gehouden met het inzamelen van kunststof verpakkingen door het gebruik van minicontainers. De laagbouwwoningen in Amersfoort hebben net als in Sliedrecht drie verschillende minicontainers: voor restafval, gft en oud papier. Als proef heeft één wijk een vierde container ontvangen, bedoeld voor kunststof verpakkingen. Daarnaast werden alle grote minicontainers (240 liter) voor restafval vervangen voor kleinere minicontainers (140 liter). In de proefwijk waar deze alternatieve inzamelwijze is getest is de hoeveelheid ingezameld kunststof verpakkingsafval 56 kg per huishouden, tegenover 7,5 kg buiten het proefgebied. De hoeveelheid restafval is afgenomen van 536 naar 403 kilogram per huishouden (- 25 procent bij laagbouw). Als we deze gegevens omrekenen naar de Sliedrechtse situatie betekent dit dat dit model een hergebruikpercentage oplevert van 62 procent. De hoogbouw is hierbij buiten beschouwing gelaten. Service Een belangrijke succesfactor is de aparte minicontainer voor kunststof verpakkingsmateriaal. Naast een aanbiedmiddel is een minicontainer ook een handig bewaar-/opslagmiddel. De plastic-herozak wordt als onhygiënisch ervaren en is niet handig in de keuken. Weerstand is te verwachten doordat het plaatsen van een extra minicontainer op eigen terrein vaak praktisch niet mogelijk is. Uit het bewonersonderzoek is gebleken dat de meningen nogal verdeeld zijn; 44 procent spreekt een vierde minicontainer voor kunststof aan terwijl 53 procent dit niet ziet zitten. Kosten De investeringskosten bestaan uit het aanschaffen en verspreiden van nieuwe minicontainers en de aanschaf van een nieuwe huisvuilwagen om het aantal inzamelingen te kunnen realiseren. Door de extra inzamelrondes stijgen de inzamelkosten.
4.1.4 Grondstoffen vaker ophalen, restafval minder vaak Een systeem dat voortborduurt op het huidige inzamelsysteem is het vaker inzamelen van grondstoffen en het verminderen van de frequentie van het ophalen van restafval. Uitgegaan is van een wekelijkse inzameling van gft en elke twee weken een huis aan huis inzamelronde van kunststof verpakkingen met de plastic-herozakken. Om de inzameling van het restafval te ontmoedigen wordt deze inzamelfrequentie terug gebracht naar eens in de vier weken. Milieu Als we ervan uitgaan dat de hoeveelheid ingezameld huis aan huis kunststof verpakkingen verdubbelt en de hoeveelheid ingezameld gft met 20 procent toeneemt levert dit systeem een hergebruikpercentage op van 58,5. Service De service op grondstoffen neemt toe en op restafval af. Weerstand is te verwachten door capaciteitsproblemen van de minicontainer voor restafval doordat het afval (te) beperkt wordt gescheiden. Kosten Een kleine stijging van de inzamelkosten.
20
4.2
Sturing door financiële prikkels
Om afvalscheiding te stimuleren kan een methode met financiële prikkels geïntroduceerd worden. Deze prikkels zorgen ervoor dat het financieel voordeel oplevert om afvalstoffen die grondstof zijn, apart van het restafval weg te gooien. Dit kan door te laten betalen voor het weggooien van restafval of door het geven van beloningen voor het gescheiden aanbieden van grondstoffen. De eerste manier staat bekend onder de term ‘diftar’; van de tweede manier is afgelopen periode het initiatief ‘afval loont’ op de markt gezet.
4.2.1 Diftar Diftar staat voor gedifferentieerde tarieven waarbij per huishouden geregistreerd wordt hoeveel afval aangeboden wordt en hoe meer afval een burger aanbiedt hoe hoger de afvalstoffenheffing is. Omgekeerd levert betere afvalscheiding en het aanbieden van minder afval een lagere afvalstoffenheffing op. Momenteel heeft ruim een derde van de gemeenten een vorm van diftar. Diftar wordt veel toegepast in kleine, weinig tot niet stedelijke gemeenten buiten de Randstad; gemeenten met relatief weinig hoogbouw. Uitzonderingen hierop zijn de gemeenten Apeldoorn, Nijmegen en Maastricht die alle drie al enige jaren tariefdifferentiatie hebben. Er zijn verschillende vormen van diftar zoals ‘volume’, ‘volume/frequentie’, ‘gewicht’, ‘gewicht/frequentie’. Milieu Uit de landelijke resultaten blijkt dat door het invoeren van diftar vooral minder restafval wordt aangeboden (het scheidingspercentage neemt rekenkundig dan wel toe). Indien groente-, fruit- en tuinafval tegen een nultarief kan worden aangeboden is er een positief effect zichtbaar op deze afvalstroom. De resultaten bij de verschillende systemen en tariefstellingen lopen nogal uiteen. Diftar is een inzamelsysteem waar de doelstellingen mee behaald worden, mede omdat de sterkte van de prikkel bijgesteld kan worden. Steden als Apeldoorn, Nijmegen en Maastricht hebben met de inzet van diftar scheidingspercentages bereikt van 60 tot 65 procent. Als er gekozen wordt voor één van deze vormen moet het individueel afvalaanbod geregistreerd worden en zowel de individuele inzamelmiddelen (minicontainers) als de verzamelcontainers worden voorzien van informatiesystemen die worden uitgelezen bij inzameling. Alle huishoudens worden individueel aangeslagen naar gebruik van het systeem. Daarbij moet de administratie dusdanig ingericht worden dat het afvalaanbod geregistreerd wordt en dat er facturen gestuurd kunnen worden. Bij het implementeren van diftar moeten keuzes gemaakt worden over de wijze van factureren, de tariefstructuur (wat valt onder de vaste afvalstoffenheffing en wat valt onder het variabele deel), het toepassen van diftar bij hoogbouw met inpandige voorzieningen of zonder afgesloten verzamelcontainers, het aanbieden van bedrijfsafval en het gebruik van het milieupark. Service Het moeten betalen voor het weggooien van restafval kan bij bewoners het gevoel creëren van een verlaging van de service. Aan de andere kant zijn er bewoners die geheel achter het principe ‘de vervuiler betaalt’ staan. Uit het bewonersonderzoek blijkt dat 64 procent het belonen voor het goed scheiden aanspreekt terwijl 60 procent van de burgers het niet ziet zitten om te betalen voor het weggooien van het restval. Kennelijk voelt het betalen als bestraffen en ligt de demotivatie in de trant van: ‘Ik heb kinderen in de luiers en het wordt voor mij dus duurder’, ‘Wij hebben een heel grote tuin en dus veel gft’. De burger begrijpt blijkbaar heel goed dat er een directe relatie bestaat tussen afval, afvalgedrag en hoogte van de afvalstoffenheffing. Men vindt ‘de vervuiler betaalt’ wel een eerlijk principe, maar in de praktijk is het minder aantrekkelijk.
21
De ongewilde effecten door ontduiking van het diftarsysteem, doordat inwoners andere afzetkanalen zoeken voor het kwijtraken van huishoudelijk afval (dumping, bedrijfscontainer, prullenbakken) zijn in huidige diftar-gemeenten nogal wisselend. Deze risico’s moeten echter wel worden ingecalculeerd. Gerichte handhaving op correcte aanbieding van gescheiden afvalstromen is een noodzakelijke voorwaarde bij invoering van diftar en/of beloningsystemen. Aanspreken op verkeerd aanbiedgedrag kan daarnaast een middel zijn om het huidig aanbiedgedrag van gescheiden stromen te verbeteren. Kosten De kosten die gepaard gaan met omvorming van het inzamelsysteem en de opzet van de administratieve organisatie zijn hoog. Uit onderzoeken blijkt dat sommige gemeenten de kosten hiervan terugverdienen door de ombuiging van de afvalstroom, in een groot aantal gemeenten gebeurt dit echter niet.
4.2.2 Belonen Het initiatief afval loont en het retourettesysteem zijn erop gebaseerd dat inwoners geld of punten krijgen als ze afvalstoffen die grondstof zijn, brengen naar door de gemeente ingerichte punten. Het succes van deze initiatieven hangt af of het geven van geld of het kunnen sparen van punten, voldoende mensen beweegt om het afval te gaan brengen naar een verzamelpunt. Milieu De ervaringen met dit systeem zijn kleinschalig en zeer beperkt. Uit de proeven moet blijken tegen welke kosten een dergelijk (arbeidsintensief) innamesysteem kan worden opgezet en welke prijs betaald dient te worden om een positieve blijvende prikkel te hebben op het gebied van afvalscheiding. Na het stopzetten van de beloning is de prikkel ook minder of zelfs geheel weg. Service Bewoners moeten zorgvuldiger omgaan met afvalscheiding om kostenvoordelen te behalen, het zelf wegbrengen van afval wordt ervaren als een lagere service. Uit het bewonersonderzoek blijkt dat belonen voor het scheiden van afval de burger aanspreekt. Kosten De financiële effecten van een systeem van belonen zijn niet op voorhand in te schatten en dragen daarmee het risico van een open-eind financiering. Voor de invoering van een beloningssysteem moet nader onderzoek gedaan worden naar de wijze van inrichten van de brengpunten, de afvalstromen die via dit systeem ingezameld worden en de mogelijke effecten op en noodzakelijke aanpassingen in de bestaande inzamellogistiek. De ervaringen met dit systeem zijn kleinschalig en zeer beperkt. Daarom is het op dit moment af te raden dit systeem toe te gaan passen.
22
4.3
Effecten inzamelsystemen op milieu, service en kosten
Grondstoffen vaker ophalen, restafval minder vaak
62%*² ++ ++ ++ 0/+ 0
58,5% + + ++ 0/+ 0
Diftar
Extra minicontainer bij laagbouw
Systeem
Omgekeerd inzamelen
De toename van het hergebruikpercentage en de financiële aspecten zijn onderstaand geraamd. De kosten en opbrengsten zijn afhankelijk van een groot aantal factoren zoals de ontwikkelingen in de afval-/grondstoffenmarkt (onder andere de grondstoffenprijzen) en ontwikkelingen in het landelijk beleid. Ook wordt in onderstaande raming uitgegaan van bepaalde ingezamelde hoeveelheden grondstoffen. De praktijk moet uitwijzen of deze hoeveelheden gehaald worden.
-- negatief
- negatief
0 gelijk
laag- en hoogbouw
bereik ‘vervuiler betaalt' inzameling restafval inzameling grondstoffen ruimtebeslag containers inrichting openbare ruimte eenvoud invoering verwachte weerstand bij invoering structurele vragen/klachten Raming kosten/baten (aansluiting per jaar) investering inzameling organisatie besparing verwerkingskosten totale kosten per huishouden per jaar
60%65%*¹ + / ++*³ 0 0/+ ++ -- / -
laagbouw
60%*² ++ ++ ++ ++ -/0 laagbouw
aanname te behalen hergebruik (procent) toename grondstoffen toekomstbestendig bewustwording grondstoffen bijsturing mogelijk ongewenst gedrag Service
laagbouw
Milieu:
0 - / -++ 0/+ - / -0/-
0 ++ -0 - / -0
0 + 0 0 0 0 0
+ 0/0 0 0 --- / --
€ 8,90 € 12,09 € 0,00 - € 22,70 - € 1,71
€ 1,51 € 19,21 € 0,00 - € 21,82 - € 1,10
€ 0,31 € 4,61 € 0,00 - € 7,53 - € 2,61
€ 11,47 € 3,42 € 8,77 - € 16,21 € 7,45
+ positief
++ zeer positief
*¹ minder stedelijke gemeenten behalen tot wel 65%, Apeldoorn (stedelijkheidsklasse 2 op dit moment 62%) *² op basis van doorrekenen eerste resultaten inzamelproeven Zwolle en Amersfoort *³ afhankelijk van keuze diftarsysteem
23
4.4
Secundaire maatregelen: acties ter versterking
Naast de keuze voor een inzamelsysteem kunnen ondersteunende maatregelen uitgevoerd worden om de milieudoelstellingen te behalen. Deze maatregelen zijn uitgewerkt in de bijlage en samengevat:
Maatregel
1. meer communicatie 2. stimuleren preventie van afval (en van grondstoffen) 3. diverse maatregelen verbeteren service inzameling gft: a. kleine gft minicontainers vervangen door grote b. inzamelfrequentie gft minicontainer verhogen in tuinperiodes (april, mei, juni, september en oktober) *¹ c. 4 maal per jaar ophaalronde grof tuinafval d. inzet inzamelmiddel- of inzamelvoorziening groente en fruitafval hoogbouw 4. 10 extra brengvoorzieningen voor glas 5. 3 extra brengvoorzieningen textiel, registratie met vergunningen 6. ophalen van grof huishoudelijk afval eens in de vier weken, beschikbaar stellen aanhanger 7. pasjessysteem milieustraat *²
Aanname toename percentage hergebruik Positief effect, niet meetbaar Negatief effect
Aanname kosten/ opbrengsten per aansluiting per jaar € 0,00 € 0,00
0,1%
€ 0,20
1,1% 0,2%
€ 6,23 € 0,47
2,8% 1,3% 0,4%
€ 20,66 € 0,00 - € 1,52
0,1%
- € 3,67
0,4%
€ 0,00
*¹ deze maatregel is al meegerekend in het systeem grondstoffen vaker ophalen, restafval minder vaak *² deze maatregel dient in ieder geval meegerekend te worden in het systeem diftar
Oud papier inzameling De volledige inzameling van oud papier kan overdag met eigen personeel worden uitgevoerd. Hierdoor kunnen voertuigen beter benut worden en kan het eigen personeel efficiënter worden ingezet. Mogelijk wordt de service door de burger bij daginzameling iets hoger. De container hoeft niet meer in de avonduren aan de straat gezet en gehaald te worden Het kosteneffect bedraagt een besparing van € 2,80 per aansluiting per jaar. Het afschaffen van de inspanningsvergoeding voor oud papier heeft een grote impact op de verenigingen en kerken die deze bijdrage al jarenlang in hun exploitatie hebben ingecalculeerd.
24
5.
Afweging en aanbevelingen
5.1
Afweging financiële prikkel of serviceprikkel?
Uit de landelijke resultaten blijkt dat door het invoeren van diftar de afvalscheiding verbetert en dat er vooral minder restafval wordt aangeboden. De resultaten liggen bij de verschillende systemen en tariefstellingen nogal uiteen. Naast de hoge kosten voor invoering van diftar is voor de registratie, facturatie, communicatie, klachtenafhandeling en handhaving structurele uitbreiding van de organisatie nodig met circa 1,5 formatieplaats. Een deel van de kosten wordt terugverdiend door een besparing op de verwerking van restafval en de toename grondstoffen die geld opleveren. De essentie van de serviceprikkel is het aan huis ophalen van herbruikbare grondstoffen, afgestemd op het afdankmoment. Hoge service wordt verleend voor wat herbruikbaar is zodat inwoners gemakkelijk deze grondstoffen kunnen aanleveren. Met betrekking tot preventie richt dit plan zich op bewustwording van de inwoner om zo gedragsverandering verder te stimuleren. Inwoners kunnen afval voorkomen door kritisch in te kopen. Afval dat toch wordt veroorzaakt is een verzameling van waardevolle grondstoffen en dient ook zo door onze inwoners te worden gezien. Dat er wat van de burger verwacht mag worden sluit volledig aan op de kadernota ‘Ruimte voor Burgerparticipatie’, waarmee de beweging richting een participatie gemeente is ingezet. Het advies is de trendbreuk te realiseren door het denken en handelen van bewoners om te schakelen van ‘afval naar grondstof’. De focus wordt gelegd op de waarde van hergebruik van alle grondstoffen. Centraal staat de hoge service voor het ophalen van grondstoffen en het minder vaak of niet meer aan huis ophalen van restafval. Een inzamelsysteem met een serviceprikkel past hier bij aanvang beter bij dan een systeem met een financiële prikkel, ondanks dat diftar een bewezen inzamelsysteem is gebleken om de milieudoelstellingen te kunnen halen. Indien toch voorkeur is voor de invoering van diftar moet in een plan van aanpak de meest passende vorm, de wijze en het tijdpad van implementeren worden uitgewerkt. De voorbereiding en invoering zijn een kwetsbaar proces. Daarom is voorafgaand aan de nadere uitwerking een goede discussie noodzakelijk en is bij eventuele invoering een zeer gedegen projectorganisatie nodig. Welke serviceprikkel gaan we dan toepassen? Extra minicontainer bij laagbouw Het plaatsen van een extra minicontainer op eigen terrein is door het ruimtebeslag voor veel bewoners ongewenst en soms zelfs praktisch onmogelijk. De acceptatie is dan ook twijfelachtig. Daarnaast is het nog steeds laagdrempelig om de grondstoffen bij het restafval in te zamelen. Door de toename van het aantal inzamelrondes zijn de inzamelkosten in vergelijking met de andere systemen hoog. Deze kosten worden terugverdiend door een besparing op de verwerking van restafval en de toename van vooral kunststof verpakkingen en andere grondstoffen die geld opleveren. Een nadeel is dat dit systeem zich richt op de laagbouw. Grondstoffen vaker ophalen, restafval minder vaak Een systeem waarbij de kosten voor invoering en inzameling beperkt blijven is het vaker inzamelen van grondstoffen en het minder vaak ophalen van restafval. De invoering van dit systeem verbetert de inzameling van grondstoffen maar er is geen sprake van een echte trendbreuk. De verwachting is dat met dit systeem de beoogde doelstellingen niet behaald worden. Klachten worden verwacht van grote huishoudens, huishoudens met veel restafval zoals luiers, incontinentiemateriaal en dergelijke en/of huishoudens die niet of onvoldoende meewerken aan het scheiden van afval.
25
Omgekeerd inzamelen Omgekeerd inzamelen richt zich op het ophalen van grondstoffen aan huis en het wegbrengen van restafval naar een verzamelcontainer. De inzameling van restafval wordt hierdoor sterk ontmoedigd. De service op onder andere de inzameling van kunststof verpakkingsmateriaal wordt hier bij sterk vergroot. Bepalend voor de service en de kosten is de afstand tot de verzamelcontainer voor het restafval. Een nadeel is dat dit systeem zich richt op de laagbouw. Ook wordt een beroep gedaan op de zelfredzaamheid van burgers, bijvoorbeeld als ze slecht ter been zijn.
5.2
Advies inzamelsysteem en maatregelen
Het advies is de afvalinzameling de komende jaren te richten op omgekeerd inzamelen; laagbouw 3 minicontainers en een (ondergrondse) verzamelcontainer voor restafval. Belangrijkste voordelen (ten opzichte van andere inzamelsystemen): • sterke stimulering afvalscheiding door hoge service op grondstoffeninzameling • een lage service voor wat waardeloos is (restafval) terwijl er toch voldoende capaciteit aanwezig is • duidelijk inzamelsysteem • minder inzamelmiddelen voor de burger • verbetering inzamelmiddel kunststof • na gewenning nauwelijks klachten te verwachten • goed antwoord op ontwikkelingen mogelijke afschaffing statiegeld en nascheiding kunststof in combinatie met andere fracties zoals drankenkartons en blik • mogelijkheid om de toekomst restafval verder te ontmoedigen door afsluiten verzamelcontainers en limiteren van en/of betalen voor het aanbieden van restafval Belangrijkste nadelen (ten opzichte van andere inzamelsystemen): • ervaringen zijn beperkt waardoor niet met zekerheid is aan te geven of met dit inzamelsysteem de beoogde doelstellingen direct behaald worden • omgekeerd inzamelen is alleen bij laagbouw mogelijk • er wordt een beroep gedaan op de zelfredzaamheid van burgers om het restafval weg te brengen Balans tussen ontmoedigen restafval, acceptabele loopafstand en investering De mate van het ontmoedigen van het aanbieden van restafval hangt mede af van de loopafstand. Het advies is de acceptabele loopafstand afstand voor de verzamelcontainer restafval vast te stellen op maximaal 150 meter en bij uitzondering tot 200 meter. Deze uitzondering kan worden gemaakt als door de locatiekeuze van een ondergrondse verzamelcontainer maximaal 15 procent van de gebruikers meer dan 150 meter moet lopen. Op dit moment zijn er op 65 locaties ondergrondse- en op 45 locaties bovengrondse verzamelcontainers voor restafval aanwezig. De aanwezigheid van (ondergrondse) verzamelcontainers en de voorgestelde loopafstand tot een verzamelcontainer zorgt ervoor dat de extra financiering beperkt blijft tot het bijplaatsen van 87 locaties voor ondergrondse containers voor restafval. Daarnaast dienen 15 bovengrondse verzamelcontainers die in de huidige situatie bedoeld zijn voor slechts enkele huishoudens vervangen te worden door ondergrondse containers. Capaciteitsproblemen (in de beginfase van het nieuwe inzamelsysteem) kunnen opgevangen worden door de containers vaker te ledigen.
26
Hoogbouw De inzameling van grondstoffen bij de hoogbouw blijft zich richten op oud papier en kunststof verpakkingen. Voor de hoogbouw zijn de brengvoorzieningen voor glas en textiel op wijkniveau beschikbaar. Laagbouw altijd met minicontainers voor grondstoffen Bij de herstructurering van de Oude Uitbreiding West is gekozen om de afvalinzameling in de gehele wijk door middel van ondergrondse containers te laten plaatsvinden. Het vervangen van minicontainers door verzamelcontainers ten behoeve van de inzameling van huishoudelijk afval bij laagbouw in andere krappe wijken zoals de Oude Uitbreiding Oost en Staatsliedenbuurt past niet bij de focus op serviceverhoging op de herbruikbare stromen en wordt daarom afgeraden. In de toekomst vindt de inzameling van grondstoffen bij laagbouwwoningen uitsluitend plaats met behulp van minicontainers. De afvalinzameling in de wijk Oude Uitbreiding West geheel door middel van ondergrondse containers is een blijvende uitzonderingssituatie. Secundaire maatregelen: acties ter versterking Om het scheiden van grondstoffen verder te stimuleren is het advies het serviceniveau op grondstoffen te vergroten door naast de keuze voor het inzamelsysteem ook aanvullende maatregelen te nemen, te weten: kleine gft minicontainers (140 liter) te vervangen door grote (240 liter); inzamelfrequentie gft minicontainer te verhogen in tuinperiodes (april, mei, juni, september en oktober); 4 maal per jaar een inzamelronde voor grof tuinafval te organiseren; 10 extra brengvoorzieningen voor glas te realiseren; 3 extra brengvoorzieningen voor textiel en registratie van inzamelaars met vergunningen; het eens in de vier weken ophalen van grof huishoudelijk afval en het beschikbaar stellen van een aanhanger. Deze aanvullende maatregelen zullen bijdragen aan de milieudoelstellingen. De inzameling van kunststof verpakkingen in de westwijk door de Merwebolder vervalt bij de keuze voor het inzamelsysteem omgekeerd inzamelen. De Merwebolder is mogelijk bereid om de huis aan huis textielinzameling gemeentebreed te gaan verzorgen. Circa 70 procent van het grof huishoudelijk restafval komt niet meer in aanmerking voor hergebruik. Op de milieustraat wordt het grof huishoudelijk afval beter gescheiden. Het advies is de frequentie van de ophaalservice te verminderen naar eens in de vier weken en oneigenlijk gebruik van de milieustraat zo veel als mogelijk uit te sluiten door het introduceren van een pasjessysteem op de milieustraat. De kosten voor het ophalen van groente- en fruitafval bij hoogbouw zijn erg hoog terwijl er nauwelijks een besparing op de verwerkingskosten laag is. Deze maatregel wordt dan ook niet op voorhand voorgesteld maar kan als aanvullend worden uitgevoerd indien de beoogde doelstellingen niet worden gehaald. Het afschaffen van de inspanningsvergoeding voor oud papier heeft een grote impact op de verenigingen en kerken die deze bijdrage al jarenlang in hun exploitatie hebben ingecalculeerd. Deze maatregel wordt afgeraden.
27
Verschuiving dienstverleningsniveau en communicatie Het dienstverleningsniveau verschuift. De dienstverlening voor grondstoffen verbetert en de service op de inzameling van restafval vermindert. De burger moet het doen. Om het gekozen inzamelsysteem en de maatregelen ook effectief te laten zijn, is het van belang de noodzaak van het scheiden van afval goed onder de aandacht van de burger te brengen. Goede communicatie over het doel van gescheiden afvalinzameling en over de uiteindelijke verwerking en toepassing van de gescheiden stromen is van cruciaal belang voor het gedrag van de burger het afval te scheiden. Daarnaast is het creëren van draagvlak voor het uitvoeren van gewenst gedrag noodzakelijk. Een uitgebreide communicatiecampagne ‘Afval: Sliedrecht hergebruikt het!’ zal de komende jaren plaats vinden.
5.3
Kosten
Om het voorgestelde inzamelsysteem en de voorgestelde aanvullende maatregelen te kunnen realiseren zijn grote investeringen nodig. De hieruit voortvloeiende toename van exploitatielasten en kapitaallasten (rente en afschrijving) resulteert in een hoger tarief van de afvalstoffenheffing aangezien de gemeente Sliedrecht het uitgangspunt van 100 procent kostendekking hanteert. Aangenomen wordt echter dat de hogere lasten kunnen worden gecompenseerd door lagere verwerkingskosten en door extra opbrengsten van waardevolle afvalstromen zoals kunststof, oud papier en textiel. Dit betekent dat het verhogend effect op de afvalstoffenheffing door de invoering van het nieuwe inzamelsysteem beperkt of mogelijk nihil is.
5.4
Monitoring en risicobeperking
Monitoring Monitoring vindt plaats aan de hand van: de jaarrapportages die inzicht geven in de ingezamelde hoeveelheden per stroom; jaarlijks uit te voeren sorteeranalyses waarbij de samenstelling van het restafval steekproefsgewijs wordt onderzocht; het kosteneffect; de klachtenregistratie; een tevredenheidsonderzoek over de afvalinzameling onder de bevolking in 2017. Een mogelijkheid om het inzamelgedrag van het restafval te kunnen monitoren is het afsluiten van de ondergrondse verzamelcontainers en direct een pasjessysteem te introduceren. De meerkosten bedragen dan de investeringkosten (circa € 700.000,00) en de helft van de kosten voor de organisatie zoals vermeld bij het inzamelsysteem diftar. Op dit moment wordt deze forse investering afgeraden. Risicobeperking Voor een volledige doorvoering van een nieuw inzamelsysteem is tijd nodig. Het advies is om eerst omgekeerd inzamelen in te voeren. Aan de hand van de resultaten wordt beoordeeld of de doelstellingen gehaald zijn. Indien de maatregelen niet tot de beoogde doelstellingen leiden wordt voorgesteld in 2018: de verzamelcontainers voor restafval af te sluiten en het limiteren van/betalen voor het aanbieden van restafval te introduceren; de discussie te voeren welk diftar systeem wordt toegepast met of zonder een variabel tarief; de mogelijkheden van het inzetten van inzamelmiddelen/inzamelvoorzieningen voor groente- en fruitafval bij de hoogbouw verder te onderzoeken.
28
5.5
Besluitvorming
Voorgestelde kaders voor het nieuwe afvalbeleid door preventie en toename van het scheiden van huishoudelijk afval de hoeveelheid restafval en grof huishoudelijk afval voor 2020 te reduceren tot maximaal 180 kilogram per inwoner per jaar (afname van minimaal 71 kilogram); de afvalinzameling de komende jaren richten op ‘omgekeerd inzamelen’; de hemelsbrede afstand tot de verzamelcontainer voor restafval vaststellen op maximaal 150 meter en bij uitzondering tot 200 meter; aanvullende maatregelen nemen om het serviceniveau op grondstoffen te vergroten; het brengen van grof huishoudelijk afval naar de milieustraat stimuleren en oneigenlijk gebruik van de milieustraat uit te sluiten; meer inspanningen vragen van de inwoners om doelstellingen te realiseren; groter beroep doen op de zelfredzaamheid van de inwoners; aanvullend vanaf 2018 het aanbieden van restafval verder ontmoedigen door het limiteren van en/of het betalen voor het aanbieden van restafval indien de doelstelling van 65 procent hergebruik van huishoudelijk afval niet gehaald is (2017 evaluatie). Vooraf dient dan de discussie gevoerd te worden over de keuze voor het diftarsysteem.
29
BIJLAGE 1 Wet- en regelgeving Het afvalbeleid van gemeenten moet afgeleid worden van het Europese beleid en het daaruit voortvloeiende nationale beleid. Onderstaand volgt een overzicht van de belangrijkste wet- en regelgeving met betrekking tot afval. Europese Kaderrichtlijn Afvalstoffen 2008 De belangrijkste Europese richtlijn op het gebied van afval is de Kaderrichtlijn afvalstoffen (2008/98/EG). De Kaderrichtlijn Afvalstoffen 2008 stelt regels en doelstellingen vast voor het hergebruik en de recycling van afval. De kaderrichtlijn geeft basisregels voor alle andere onderdelen van de EU-wetgeving met betrekking tot afval, geeft duidelijkheid over definities en bevat de volgende doelstellingen voor 2020 voor huishoudelijk afval: recycling van 50 procent van al het papier, metaal, glas en soortgelijke items uit huishoudens; recycling van 70 procent van ongevaarlijk bouw- en sloopafval. In de richtlijn wordt de hiërarchie van de Ladder van Lansink aangehouden, waarbij preventie boven op de ladder staat, gevolgd door hergebruik, recycling en andere nuttige toepassing zoals energieterugwinning. Verwijdering van afval en afvalstoffen staat op de laagste traptrede en is daarmee het minst wenselijk. Op 12 mei 2010 heeft de ministerraad ingestemd met een voorstel van de minister van het toenmalige ministerie van VROM om de Wet milieubeheer te wijzigen ter implementatie van deze Europese richtlijn. Hierin namen nationale afvalpreventieplannen een belangrijke rol in. Nationale Wet milieubeheer De Wet milieubeheer vormt het landelijke kader voor de regelgeving op het gebied van afvalstoffen en regelt op hoofdlijnen preventie, hergebruik en verwijdering van huishoudelijk en bedrijfsafval, gevaarlijk afval en het grensoverschrijdende transport. Vrij vertaald bepaalt de Wet milieubeheer wie wat moet doen op het gebied van de afvalinzameling en verwerking, op basis van welke randvoorwaarden. Een van de belangrijkste randvoorwaarden is de voorkeursvolgorde voor verwijdering van afvalstoffen, die gebaseerd is op de Ladder van Lansink. Ook legt de Wet milieubeheer de gemeenten de zorgplicht op voor het inzamelen van het huishoudelijk afval, en stelt daaraan de volgende randvoorwaarden: er moet minstens eenmaal per week huisvuil worden ingezameld of er moet een voorziening worden ingericht nabij percelen (grof huishoudelijk afval uitgezonderd); groente-, fruit- en tuinafval (gft) moet apart worden ingezameld waarbij gemeenten de vrijheid hebben om delen van de gemeente hiervan uit te zonderen; en de gemeente kan besluiten tot het afzonderlijk inzamelen van andere bestanddelen van het huishoudelijk afval (zoals glas, oud papier, textiel, etc.). Omdat de Wet milieubeheer een kaderwet is, moet een groot deel van de regelgeving vervolgens via een Algemene Maatregel van Bestuur, Besluiten en gemeentelijke regelgeving tot stand komen. Landelijk afvalbeheerplan Volgens de Wet milieubeheer is de Minister van VROM verplicht om eenmaal in de zes jaar een landelijk afvalbeheerplan (LAP) vast te stellen. Het LAP bevat minimaal de hoofdlijnen van het beleid voor afvalbeheer, een uitwerking van die hoofdlijnen voor afzonderlijke afvalstoffen, een berekening van de benodigde verwerkingscapaciteit per beheervorm en het beleid voor in- en uitvoer van afvalstoffen. Alle overheden moeten rekening houden met het LAP. Deze verplichting vloeit voort uit artikel 10.14 van de Wet milieubeheer. Dat lagere overheden zijn 'gebonden' aan een plan dat de Minister vaststelt, wordt ook wel aangeduid als 'verticale binding'. In maart 2003 is het eerste LAP in werking getreden. LAP1 beschreef het afvalbeleid voor een periode van vier jaar met een doorkijk naar 2012. De minister heeft in 2004 de geldigheidsduur van het LAP1 met twee jaar verlengd. Op 24 december 2009 is het LAP2 in werking getreden en is geldig tot en met 2015, met een doorkijk tot 2021. Net als in het vorige LAP is hierin de doelstelling opgenomen om voor het huishoudelijk afval 60 procent huishoudelijk afval nuttig toe te passen.
LAP2 kent geen aparte bronscheidingsdoelstellingen meer voor de verschillende afvalstromen uit het huishoudelijk afval. Dit betekent dat de gemeenten een bepaalde mate van vrijheid hebben bij het invullen van het behalen van de doelstelling in 2015 om 60 procent van het ingezamelde afval nuttig toe te passen. Echter als gevolg van de implementatie van de Europese Kaderrichtlijn wordt onder nuttige toepassing ook het verbranden met terugwinning van energie gerekend. Dat betekent dus dat al het afval dat in een afvalverbrandingsinstallatie wordt verbrand als ‘nuttige toepassing’ kan worden aangemerkt. Dat heeft er toe geleidt dat de doelstelling in het LAP 2 aangepast zal gaan worden via de Tweede wijziging. De aangepaste doelstelling voor huishoudelijk afval zal als volgt luiden: “95 procent nuttige toepassing waarvan minimaal 60 procent nuttige toepassing als materiaalhergebruik”. LAP2 kent nog wel de verplichting om dezelfde afvalstromen als genoemd in LAP1 gescheiden in te zamelen. Nieuw in LAP2 is dat ook kunststofverpakkingen uit huishoudens gescheiden worden ingezameld dan wel via nascheiding uit het huishoudelijk afval wordt verkregen. De nadruk in LAP2 ligt op het vanuit ketengericht afvalbeleid beperken van de milieudruk van productieketens (grondstofwinning, productie, gebruik en afvalbeheer, inclusief hergebruik). Dit betekent dat voor vermindering van de milieudruk in de afvalfase de gehele keten in beschouwing wordt genomen en dat de inzet op vermindering van de milieudruk in de afvalfase niet mag resulteren in afwenteling van milieudruk op andere fases in de keten. De Staatssecretaris van o.a. Milieu Atsma heeft de Tweede kamer in augustus 2011 laten weten dat hij zijn ambities voor het verminderen en recyclen van afval verder wil verhogen. De in de brief geformuleerde acties dragen bij aan efficiënt gebruik van hulpbronnen door preventie en hoogwaardige recycling. Leidend is de voorkeursvolgorde afvalbeheer, bekend als de Ladder van Lansink. In de afvalbrief is tevens de doelstelling opgenomen om de hoeveelheid afval te verminderen en het percentage recycling verder te verhogen. Voor het huishoudelijk afval betekent dit dat het hergebruik moet stijgen naar 65 procent in 2015. Raamovereenkomst verpakkingen Vanaf 1 januari 2006 is het Besluit beheer verpakkingen en papier en karton (Besluit Verpakkingen) van kracht. Hiermee is de producentenverantwoordelijkheid vormgegeven voor verpakkingsafval. Producenten en importeurs die verpakte producten op de Nederlandse markt brengen moeten ervoor zorgen dat steeds minder verpakkingsmateriaal in het huisvuil of in het zwerfvuil terecht komt. Bovendien zijn de kosten van preventie, inzameling en recycling voor hun rekening. Ter uitwerking van het besluit is in 2008 de raamovereenkomst verpakkingen afgesloten tussen VROM, VNG en het bedrijfsleven die geldig was tot 2012. Op 12 december 2012 is de Raamovereenkomst Verpakkingen gesloten die in de periode 2013 tot en met 2022 van kracht en is van toepassing voor de verpakkingsmaterialen glas, papier, karton, hout, metalen en kunststof. De afspraken moeten er toe leiden dat het jaarlijks hergebruik van kunststof verpakkingsmateriaal toeneemt van 42 procent nu naar 52 procent over vijf jaar (streefdoel 2017), maar in ieder geval over tien jaar (resultaatverplichting 2022). Ook het hergebruik van houten verpakkingsmateriaal gaat omhoog: van 25 procent nu naar 45 procent over vijf jaar (streefdoel 2017), maar in ieder geval over tien jaar (resultaatverplichting 2022). Voor verpakkingen van glas, papier en karton en metalen blijven de doelstellingen in het Besluit Verpakkingen gehandhaafd: 90% van de op de markt gebrachte glazen verpakkingen moet nuttig worden toegepast. 75% van de op de markt gebrachte papieren en kartonnen verpakkingen moet nuttig worden toegepast. 85% van de op markt gebrachte metalen verpakkingen moet nuttig worden toegepast. Onderdeel van het Verpakkingsakkoord is ook het voornemen om het statiegeld op grote PETflessen vanaf 2015 af te schaffen. De gemeenten worden dan ook verantwoordelijk voor het verzamelen en verwerken van de grote PET-flessen. Dit zal de inzameling van kunststof verpakkingen veranderen in samenstelling en omvang, en problemen als zwerfafval verhogen.
Gemeentelijke afvalstoffenverordening Op grond van artikel 10.23 van de Wet milieubeheer is de gemeente verplicht een afvalstoffenverordening vast te stellen in het belang van de bescherming van het milieu. In de afvalstoffenverordening wordt het gemeentelijke afvalbeleid vertaald naar regels voor burgers en bedrijven die zich willen ontdoen van afval. In de verordening wordt dan ook aangegeven waar, hoe en aan wie het huishoudelijk afval moet worden aangeboden. In 2010 heeft de gemeente Sliedrecht de afvalstoffenverordening vastgesteld (aan de hand van het model van de Vereniging Nederlandse Gemeenten). In deze afvalstoffenverordening is ervoor gekozen om meer gedetailleerde regels, die aan verandering onderhevig kunnen zijn, in uitvoeringsbesluiten van het college op te nemen.
BIJLAGE 2 Factsheet bewonersonderzoek
BIJLAGE 3 Omschrijving maatregelen Maatregel 1: meer communicatie/campagnes Van meer communicatie kan niet direct een aanzienlijke stijging in de afvalscheiding worden verwacht. Er wordt al een aantal jaren gecommuniceerd over het nut en de noodzaak van afvalscheiding. Mensen zijn inmiddels in zekere mate immuun geworden voor de boodschap en het gedrag rondom afval (dat inmiddels automatisch is geworden binnen de bestaande kaders) zal niet radicaal wijzigen bij gelijkblijvende omstandigheden (gelijkblijvende faciliteiten). Door meer communicatie wordt uiteraard een deel van de bevolking bereikt, waarbij een deel vatbaar is voor de boodschap: gebruik (in toenemende mate) het inzamelsysteem of de inzamelvoorziening en draag zo bij aan een betere afvalscheiding. De gemeente stimuleert samen met Wecycle inwoners om elektrische apparaten in te leveren. Dat is belangrijk, want door recycling behouden we de grondstoffen voor generaties na ons en hoeven er minder grondstoffen te worden onttrokken aan de natuur. Ook komen de schadelijke stoffen niet terecht in het milieu. Van elektrische apparaten wordt 75 tot 90 procent hergebruikt. Spaarlampen zelfs voor meer dan 90 procent. Kunststoffen, ijzer, glas, koper: het worden na recycling allemaal weer nieuwe grondstoffen. Inleveren kan bij de elektronicawinkel waar een nieuw apparaat gekocht kan worden, bij de kringloopwinkel of de milieustraat. Milieu: creëren van draagvlak voor het uitvoeren van gewenst gedrag is noodzakelijk. Het directe effect op afvalscheiding is moeilijk meetbaar. Service: service kan verbeterd worden door duidelijke communicatie over het nut en noodzaak van afvalscheiding en over de werking van het inzamelsysteem. Kosteneffect: binnen de reguliere capaciteit/beschikbare middelen
Maatregel 2: Stimuleren preventie afval Preventie moet voor een groot deel op nationaal niveau worden aangepakt, zoals vermindering van het verpakkingsmateriaal. Lokaal kunnen er wel maatregelen uitgevoerd worden Lessen op basisscholen De jeugd is de toekomst. Uit onderzoek van Universiteit Utrecht blijkt dat oud-leerlingen die vroeger op school natuur- en milieueducatie hebben gehad, op latere leeftijd meer kennis hebben en een positievere houding ten aanzien van milieu en natuur (Universiteit Utrecht, 2006). Daarom worden tijdens de jaarlijkse week van Sliedrecht Schoon in maart lessen verzorgd met als onderwerp, (zwerf)afval, afvalpreventie en afvalscheiding. Dit gebeurd in samenwerking met het Natuur, Milieu en Educatiecentrum. Kringloop De kringloopwinkel Sliedrecht is een uitstekende factor voor producthergebruik. Na de renovatie van de milieustraat wordt in overleg met de kringloopwinkel gekeken of de inzameling van spullen voor de kringloopwinkel georganiseerd kan worden. Communicatie tegengaan voedselverspilling Tegengaan van voedselverspilling is een belangrijke preventiemaatregel. Zeker omdat het meeste van dit afval ook nog bij het restafval belandt. Er wordt een communicatiecampagne rondom dit thema georganiseerd. Ja/nee of nee/nee sticker oud papier Elk huishouden ontvangt elke week 36 folders in de brievenbus, dat komt neer op circa 34 kilogram reclamedrukwerk per jaar. Daarvan belandt -vaak ongelezen- ongeveer de helft bij het oud papier en de andere helft bij het gewone huisvuil. Een sticker op de brievenbus zorgt aantoonbaar voor minder reclamemateriaal.
Bij de productie van folders wordt namelijk rekening gehouden met het aantal mensen dat een nee/ja- of nee/nee sticker heeft geplakt. En dat scheelt productie-energie en afval in de vorm van (ongelezen) drukwerk. Voor ongeadresseerde reclame zijn twee stickers beschikbaar voor op de brievenbus. De nee/ nee sticker weert zowel ongeadresseerd reclamedrukwerk als de huis aan huis bladen en wijkbladen. Bij een nee/ja sticker wordt geen reclamedrukwerk (reclamefolders en magazines) ontvangen, maar wel huis aan huis- en wijkbladen. Eenmalig kunnen alle adressen voorzien worden van beide stickers. Structureel zijn de stickers op het gemeentekantoor op te halen. Milieu: preventie van het ontstaan van afval Service: geen Kosteneffect: binnen de reguliere capaciteit/beschikbare middelen
Maatregel 3: diverse maatregelen verbeteren service inzameling gft 3.1 kleine gft minicontainers (140 liter) gratis vervangen door grote (240 liter) en stimuleren tweede minicontainer 3.2 inzamelfrequentie gft minicontainer verhogen in tuinperiodes 3.3 haalsysteem voor grof tuinafval 3.4 inzet inzamelmiddel- of inzamelvoorziening groente en fruitafval hoogbouw Omschrijving 3.1 Er zijn nog een groot aantal kleine (140) liter minicontainers voor gft in omloop. Om de capaciteit te vergroten en hierdoor het scheiden van gft te stimuleren kunnen de kleine minicontainers gewisseld worden voor grotere. Hier zal actief over gecommuniceerd worden. De verwachting is dat 1000 minicontainers omgewisseld zullen gaan worden. 3.2 De groene gft minicontainer wordt alternerend ingezameld, eenmaal per 14 dagen. In periodes waarin veel tuinafval vrijkomt (april, mei, juni, september en oktober) wordt de frequentie verhoogd naar wekelijks inzamelen. 3.3 De geleidelijke daling landelijk van de gescheiden inzameling gft is mede te verklaren door de gestegen fractie grof tuinafval. In het huidige inzamelsysteem kan grof tuinafval worden gebracht naar de milieustraat en kan een afspraak worden gemaakt om het te laten ophalen. Van deze laatste mogelijkheid wordt relatief weinig gebruik gemaakt. Door in de periodes dat er veel tuinafval vrijkomt 4 maal een aparte tuinafvalroutes te rijden zal de in te zamelen hoeveelheid stijgen. 3.4 Sliedrecht bestaat voor circa 30 procent uit hoogbouw en bovenwoningen. Bij deze huishoudens wordt geen gft ingezameld. In het verleden wogen de kosten van de inzameling van gft hier, vooral door het ontbreken van het tuinafval, niet op tegen de kleine hoeveelheden (vaak vervuilt). Hier ligt een grote uitdaging. De gemeente Dordrecht (45 procent hoogbouw) start in september 2013 een proef met de inzameling van gft bij hoogbouw. In de Binnenstad wordt 2 maal per week het gft met behulp van de inzet van biozakken en kleine afvalemmertjes ingezameld. In de wijk Crabbehof worden containers geplaatst. Milieu: meer gescheiden ingezameld gft leidt tot een belangrijke bijdrage aan de scheidingsdoelen. De doelstelling van het nemen van deze maatregelen is een afname van het restafval/toename van de hoeveelheid gescheiden ingezameld gft te realiseren. Service: het gebruiksgemak stijgt door extra haalservice. Kosteneffect: de extra inzamelronden leiden tot hoge inzamelkosten, een klein deel van deze kosten kan gecompenseerd worden door lagere verwerkingskosten.
Maatregel 4: 10 extra brengvoorzieningen voor glas Verspreid over de gemeente staan op 16 locaties in totaal 27 glasbakken (inclusief het afvalbrengstation). Dit komt overeen met één glasbak per 904 inwoners. De landelijke richtlijn gaat uit van één glasbak per 650 inwoners waarmee een respons mogelijk moet zijn van 90 procent. Het aantal locaties met glasbakken ligt onder de richtlijn. De keuze voor strategische locaties van de glascontainer heeft naar verwachting een grotere invloed op de inzamelresultaten dan de dichtheid. Er dient dan ook kritisch gekeken te worden naar de locaties van de glascontainers. Milieu: een positief milieueffect wordt verwacht van deze maatregel. De doelstelling van deze maatregel is een toename van de hoeveelheid gescheiden ingezameld glas met 8 kilogram/per inwoner/per jaar te realiseren. Service: de service voor de gebruiker neemt toe door een betere beschikbaarheid van de inzamelvoorziening. Kosteneffect: deze maatregel kan naar verwachting kostenneutraal worden uitgevoerd.
Maatregel 5: 3 extra brengvoorzieningen voor textiel en registratie van inzamelaars met vergunningen Verspreid over de gemeente staan op 8 locaties textielcontainers (inclusief het afvalbrengstation). Dit komt overeen met één container per 904 inwoners. Het aantal locaties met textielcontainer voldoet hiermee aan de richtlijn van 1 container per 1000 inwoners. Op 3 locaties worden extra brengvoorzieningen gerealiseerd, te weten in Baanhoek West, in de Julianastraat (plein) en bij de Merwebolder. De inzameling van kleding met de verzamelcontainers wordt op dit moment georganiseerd door Reshare Leger des Heils. Daarnaast worden jaarlijks vergunningen afgegeven aan maximaal 4 charitatieve instellingen voor de huis aan huis inzameling. De vergunninghouder communiceert zelf over het moment van de huis aan huis inzameling. De achterblijvende resultaten op dit moment zijn (deels) te verklaren door initiatieven waarbij door de gemeente geen registratie plaats vindt. Het advies is om (naast de kringloopwinkel) uitsluitend lokale initiatieven zonder commerciële doeleinden toe te staan op basis van afgifte van een vergunning. Voorwaarde is dat vergunninghouder een opgave doet van de ingezamelde hoeveelheden. In onderzoek is om de inzameling huis aan huis en met de brengvoorziening bij één partij onder te brengen waardoor de gemeente ‘ontzorgt‘wordt. Ook is er oriënterend gesproken met de Merwebolder over de huis aan huisinzameling. Milieu: een zeer positief milieueffect wordt verwacht van deze maatregel. De doelstelling van deze maatregel is een toename van de hoeveelheid gescheiden ingezameld textiel met 3,4 kilogram/per inwoner/per jaar te realiseren. Service: de service voor de gebruiker neemt toe. Kosteneffect: het is mogelijk om ook uit de huis aan huis inzameling inkomsten te genereren.
Maatregel 6: ophalen van grof huishoudelijk afval minder vaak, beschikbaar stellen aanhanger en stimuleren brengen grof huishoudelijk afval naar het milieupark Omschrijving In het huidige inzamelsysteem wordt grof huishoudelijk afval wekelijks gratis op afspraak aan huis gehaald. In totaal gaat het hierbij om circa 1300 afspraken per jaar. Daarnaast kan grof huishoudelijk afval gebracht worden naar het milieupark. Voor een deel van deze verzoeken geldt dat de bewoner wel in staat is grof afval naar het milieupark te brengen. Voor het overige deel kan een beroep worden gedaan op het zelforganiserend vermogen van de samenleving. Gemeenten zijn verplicht om grof huishoudelijk afval in te zamelen bij elk perceel. Hiervoor is in de wet geen vaste frequentie genoemd (art. 10.22 Wm). Door het eens in de vier weken op afspraak grof huishoudelijk afval op te halen en het beschikbaar stellen van een aanhanger wordt preventie, kringloop en wegbrengen van grof huishoudelijk afval naar het milieupark gestimuleerd. Dit levert een positieve bijdrage aan de doelstellingen en zorgt bovendien voor een besparing. Een alternatief is om het grof huishoudelijk afval tegen betaling op te halen. Uit het bewonersonderzoek is gebleken dat dit niet de voorkeur geniet. Milieu: scheiding van afval is op het milieupark beter mogelijk dan bij het halen aan huis. Deze maatregel heeft een positieve bijdrage. Service: de service voor het aanbieden van grof huishoudelijk afval aan huis vermindert. Een gevolg kan zijn dat illegaal afval wordt gedumpt. Hier moet handhavend tegen opgetreden worden. Kosteneffect: een besparing kan gerealiseerd worden door minder inzamelrondes en (een kleine) besparing op de verwerkingskosten. Er zullen wel aanhangers aangeschaft worden.
Maatregel 7: pasjessysteem milieustraat Er is een start gemaakt met een renovatie van de milieustraat. De milieustraat is bedoeld voor Sliedrechtse huishoudens. Tot nu toe is alleen legitimatie verplicht. Om bedrijfsafval zo veel als mogelijk te weren is het mogelijk een pasjes systeem te introduceren. Overwogen wordt oneigenlijk gebruik in te perken door deze pasjes dan te limiteren met een maximaal aan bezoeken van 12 maal per jaar. Hierna kost een bezoek € 10,00 per keer (door middel van pinnen). Het limiteren van het aantal bezoeken werkt drempelverhogend terwijl het de bedoeling is dat bewoners naar de milieustraat komen omdat het scheiden van het afval hier beter mogelijk is dan bij het halen aan huis. Milieu: er wordt een positief milieu-effect verwacht van deze maatregel. Service: voor een gemiddeld huishoudens blijft de service gelijk. Kosteneffect: de investering bedraagt circa € 35.000,00. Uit ervaringen van andere gemeenten blijkt deze maatregel zich terug te verdienen.