DE PEELHORST 7% RIJKER
van productievelden naar meerlaags landschap van boeren, vogelaars en fietsers
Afstudeerplan Inge Vleemingh Academie van Bouwkunst Landschapsarchitectuur 23 maart 2013 commissie: Hank van Tilborg (mentor), Maike van Stiphout en Lonny van Ryswyck
DE PEELHORST 7% RIJKER
van productievelden naar meerlaags landschap van boeren, vogelaars en fietsers
Afstudeerplan Inge Vleemingh Academie van Bouwkunst Landschapsarchitectuur 8 maart 2013 commissie: Hank van Tilborg (mentor), Maike van Stiphout en Lonny van Ryswyck
INHOUD
Samenvatting Fascinatie Leerdoelen Aanleiding Locatie Peelhorst Onderzoeksvragen Werkwijze Resultaat Commissie en adviseurs Bronnen
Fascinatie - Als echte Achterhoekse waardeer ik het coulisselandschap van de oude zandlandschappen. Het kleinschalige landschap is dooradert met bosjes en singels en vormt een raamwerk dat zich uitstekend leent voor allerlei voor rode ontwikkelingen. De jonge ontginningen in Nederland zijn daarentegen vaak grootschalig en open. Veel in het landschap is zichtbaar en ligt langs lange rechte wegen. Het landschap om ons heen wordt al eeuwenlang door boeren
SAMENVATTING
gevormd. Van de oude ontginningen tot de steeds efficiëntere jonge heide ontginningen. Veel in het landschap lijkt groter te worden, de kavels, de schuren, de tractoren en zelfs de koeien. Is dit de tijdsgeest, moeten we er aan wennen? Immers, bijna alle wat historisch is wordt gewaardeerd. Missen er bepaalde elementen die vroeger wel aanwezig waren of heeft het met de schaal te maken? Ik wil een landschap maken dat een moderne grote schaal heeft en tegelijkertijd dezelfde ruimtelijke kwaliteiten bezit als het zo gewaardeerde landschap van 1900. Aanleiding - Het vernieuwde Gemeenschappelijk (Europees) Landbouw Beleid (GLB) schrijft voor dat permanent grasland gehandhaafd moet blijven, akkerbouwers een 3-slagstelsel moeten toepassen en 7% van de landbouwgrond gebruikt moet worden voor ecologische zones, waar geen productie kan of mag plaatsvinden. Deze ecologische zones zijn vooral gericht op biodiversiteit, maar verder niet gespecificeerd. Het is aan elke lidstaat zelf om de verdere uitwerking te bepalen. Locatie - Ik ben vaak in Venray en omgeving, het landschap van Oost-Brabant en Noord-Limburg, de Peelhorst. Dit type landschap, veenontginningen ken ik niet goed en het trekt me ook totaal niet aan. Ik wil er meer van leren om het te kunnen begrijpen en misschien ooit zelfs wel te waarderen. Het landschap oogt mij kaal, versleten en er zijn veel grote, intensieve veehouderijbedrijven die veelal ruim in het zicht staan. Ik denk dat dit gebied een impuls nodig heeft,
waardoor het landschap aantrekkelijker wordt en de waardering voor jonge ontginningslandschappen omhoog gaat. Doel - De 7% regeling van het GLB wordt een belangrijke pijler in de ontwikkeling van landschappen. Ik ga aantonen dat de 7% regeling een grote ruimtelijke impact heeft op het landschap, omdat het zorgt voor ruimtelijk aantrekkelijke regio’s en een enorm boost voor de natuur en zijn verbindingen. Daarnaast zijn er ook kansen om recreatie, regiobranding en hydrologie mee te koppelen. De 7% regeling wordt een zegen voor het landschap. Dit plan zal als voorbeelduitwerking dienen voor andere regio’s. Ontwerp en resultaat - Als start wil ik de Peelhorst leren kennen. Het veld in, kijken, kijken, kijken. En daarna analyseren. De landschapstructuur uitpluizen, het verschijnsel van de horst begrijpen, lokale problemen inventariseren. Ook ga ik me verdiepen in het GLB en de 7% regeling. Wat houdt dit nu precies in en hoe ver kan ik gaan? Waar liggen de grenzen en wat is natuur? Als die 7% geen landbouw mag zijn, wat is het dan wel? Ecologisch, recreatief, hydrologisch, productief? Daarna ga ik vanuit een laag schaalniveau (1:500) ontwerpen aan een aantal locaties, erven of bedrijven. Kijken wat daar kan en past, variërend per deelgebied. Dit worden uitwerkingen op erfniveau op basis van de 7% regeling. Al deze erfontwerpjes zullen een palet van ingredienten worden voor de Peelhorst die ik op meerdere plekken kan toepassen. Hieruit volgen 3 scenario’s; elke boer voor zich, aansluiten bij dorpsstructuren of één grote structuur oppakken. Alle drie zullen één groot netwerk van natuur, waterberging, verstilde plekken, tuinen, boomgaarden, wandel- en fietspaden en bossen worden. Dit vormt een regionaal ontwerp dat een productielandschap omvormt naar een meerlaags landschap met landbouw, natuur en recreatie. Deze scenario’s dienen als voorbeelduitwerkingen hoe het GLB toe te passen in de rest van Nederland.
Als echte Achterhoekse waardeer ik het coulisselandschap van de oude zandlandschappen. Het kleinschalige landschap is dooradert met bosjes en singels en vormt een raamwerk dat zich uitstekend leent voor allerlei voor rode ontwikkelingen. Daarnaast biedt dit raamwerk ook een goede basis voor vele recreatievormen en wordt er op de voedzame grond goed geboerd. Het is een consumptie- en een productielandschap tegelijk.
FASCINATIE
Na de Eerste Wereld Oorlog breekt de tijd aan van grote economische groei, stijging van de welvaart en uitbreiding van de bevolking. Er was veel arbeidskracht aanwezig en de belangrijkste invloed: olie, was in ruime mate aanwezig. Kunstmest was al ruim tachtig jaar eerder uitgevonden en de oogsten werden groter. Er moesten meer monden gevoed worden.
Daarnaast speelt er nog een andere discussie. Onze (groot)ouders hebben dit landschap zo gebouwd om voedsel te kunnen produceren, om welvaart te brengen en om de economie te laten groeien. Het moet zichtbaar zijn in het landschap dat er geld verdient wordt. Boeren mogen trots zijn op hun bedrijf en hoeven het niet te verstoppen achter schaamgroen. Veel boeren zien het als hun verantwoordelijkheid om de wereld te voeden. Goede landbouwgrond geef je niet weg aan de natuur! Mooi of lelijk, groot of klein, wat mij vooral fascineert is ons landschap dat door boeren wordt gevormd.
De jonge ontginningen in Nederland zijn vaak grootschalig en open. Veel in het landschap is zichtbaar en ligt langs lange rechte wegen. De jongste ontginningen zijn erg monofunctioneel ingericht, gefocust op land- en bosbouw. Architectonisch zijn ze erg aantrekkelijk met hun lange rechte lijnen en statige bomenrijen. Maar voor de recreant en de bewoner is het een saai en eentonig landschap. De jonge ontginningen zijn gemaakt om voedsel te produceren, het zijn productielandschappen. Het landschap om ons heen wordt al eeuwenlang door boeren gevormd. Van de oude ontginningen tot de steeds efficiëntere jonge heide ontginningen. Veel in het landschap lijkt groter te worden, de kavels, de schuren, de tractoren en zelfs de koeien. Is dit de tijdsgeest, moeten we er aan wennen? Immers, bijna alle wat historisch is wordt gewaardeerd. Missen er bepaalde elementen die vroeger wel aanwezig waren of heeft het met de schaal te maken? Ik wil een landschap maken dat een moderne grote schaal heeft en tegelijkertijd dezelfde ruimtelijke kwaliteiten bezit als het zo gewaardeerde landschap van 1900.
door de mens (de boer) gevormde landschappen
Verder kijken Het afstudeervak op de Academie duurt een jaar. Dat is ruim drie keer zo lang als een P5- of P6 project. Alle tijd dus om van alles te verkennen. Ik wil meer tijd nemen om zaken goed uit te zoeken en verder door te ontwerpen. De ruimte nemen om iets uit te werken en na een paar dagen te kunnen concluderen dat het de verkeerde richting was. Waar ik normaal in
LEERDOELEN
één streep naar de finish ging, wil ik mezelf nu meer dwingen van het rechte pad af te wijken. Daarom heb ik Maike van Stiphout en Lonny van Ryswyck gevraagd mij te helpen om regelmatig verder te kijken. Vooral Maike zal meer doorvragen, op zoek naar redenen en argumentatie. Lonny heeft als kunstenaar een heel andere kijk op het landschap dan ik. Zij ziet wat ze ziet en werkt daar mee. Als ik daarentegen naar het landschap kijk zie ik de boekjes van landschapsbouw al voor me. Ik weet hoe het ontstaan is, heb achterliggende kennis die soms heel hinderlijk kan zijn. Ik hoop dat Lonny mij naar nieuwe ideeën kan helpen. Als eerste tip van haar kijk ik nu al naar grondstoffen en producten van het gebied. Middenschaal Ik heb moeite met het ontwerpen van de middenschaal, bijvoorbeeld een camping, landgoed of wijk. De strategie en het masterplan gaan prima en aan het eind kan ik ook aardige profielen tekenen van een straat, bomenlaan en watergang. Ook detaillering van bestrating, plantvakken en openbare ruimtes gaat goed. Maar vaak hebben deze grootste en kleinste schaal weinig met elkaar te maken. ze missen de verbinding op de middenschaal. Tijdens mijn Tentamen 2 is dit ook naar voren gekomen. Gaandeweg weet ik dat dit wordt veroorzaakt door mijn uitgangspunten. Op zich zet ik die wel helder op papier, maar ik toets ze vervolgens niet meer. Wanneer een uitwerking ‘mooi’ is, vind ik het vaak voldoende. Maar ik kan niet uitleggen waarom het goed is, de uitgangspunten ontbreken. Aan dit probleem heb ik met Maike
tijdens de Clinic gewerkt, wat erg goed beviel. Vandaar dat ik haar nu weer gevraagd heb. Daarnaast denk ik dat Hank mij hier ook erg goed bij kan helpen. Als Wageninger is hij opgeleid om methodisch te werken. Vooral tijdens het eerste onderzoek en analyseren kan hij mij helpen met het opzetten van een heldere en doelgerichte aanpak. In de ontwerpfase hoop ik dat hij mij kan wijzen op het gebruik en toepassen van de uitgangspunten die ik in die eerste onderzoeksfase heb geformuleerd. Veenontginningen leren kennen Ik ben geboren op de oude zandgronden, in de Achterhoek. Dit is het landschap dat ik waardeer en soms probeer ik het principe van het coulisselandschap toe te passen in andere landschappen. Vaak met het idee dat een groene achtergrond/raamwerk/wand/structuur een landschap beter maakt. Het is goed om de tijd van mijn afstuderen te investeren in het leren kennen van een landschap dat nieuw is voor mij. Na een week of vier werken aan dit project merk ik al dat ik het gebied meer ga waarderen. Het veenontginningslandschap is onbekend voor mij en ik geloof echt dat onbekend onbemind maakt. Een deel van de afstudeerperiode steek ik daarom in het leren kennen van de veenontginningen en de bewoners van OostBrabant. Specialiseren Hoe saai het onderwerp ook klinkt: Europees landbouwbeleid toepassen in het veenontginningslandschap van Oost-Brabant, het interesseert mij enorm. Ik merk, hoe meer ik ervan weet, hoe meer ik wil weten. Het ontstaan van de Europese Unie, afspraken tussen lidstaten, werking van beleid op het landschap. Veranderingen van ons cultuurlandschap door de jaren heen, effect van boerenactiviteiten op de ruimtelijke verschijningsvorm. Allemaal zaken die samenhangen met het landelijk gebied, de aansturing hiervan en het allerbelangrijkste: de verschijningsvorm in het landschap. Dat is waar ik met verder in wil specialiseren.
Het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) van de Europese Unie bestaat uit twee pijlers: de marktordening en de plattelandsontwikkeling: - Eerste pijler: Het klassieke markt- en prijsbeleid, van oudsher gericht op het ondersteunen van de inkomens in de landbouw. - Tweede pijler: Het zogenaamde plattelandsbeleid. In het Nederlands heet deze pijler:’POP’.
AANLEIDING
Na de ondertekening van het Verdrag van Rome in 1957 ontstond de Europese Economische Gemeenschap. In het vervolg hierop werd het Gemeenschappelijke Landbouwbeleid (GLB) uitgewerkt. De Europese Commissie deed hiervoor een voorstel in 1960. Sicco Mansholt, commissaris van landbouw, was hiervan de geestelijk vader. In 1962 trad het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid in werking. Het huidige GLB is in 2008 geëvalueerd; het beleid is gemoderniseerd. De belangrijkste punten zijn: - meer marktwerking waardoor Europese agrarische ondernemers beter de concurrentie op de wereldmarkt aan kunnen; - verruimen van het melkquotum (maximaal toegestane melkproductie); - meer aandacht voor het plattelandsbeleid; - verduurzaming van de landbouwproductie. Naast het meer gelijktrekken van de toeslagen, wil de Commissie ook de eisen aan de ontvangers van de toeslagen opschroeven. Zo zou permanent grasland gehandhaafd moeten blijven, moeten akkerbouwers een 3-slagstelsel toepassen en zou 7% van de landbouwgrond gebruikt moeten worden voor ecologische zones, waar geen productie kan of mag plaatsvinden.
Vergroening van de eerste pijler is een belangrijke rode draad door de discussies over de toekomst van het GLB. Ook in de tweede pijler, het plattelandsbeleid gaat er een en ander veranderen: Geld uit deze pijler moet van oudsher worden ingezet op het gebied van leefbaarheid, concurrentiekracht, agrarisch natuurbeheer en het Leader beleid. Onder het nieuwe GLB moet Nederland duidelijk maken hoe ze met de 2e pijler gaat bijdragen aan de 6 prioriteiten: 1. Kennisoverdracht in landbouw en bosbouw 2. Versterking concurrentiekracht 3. Risicobeheer en versterking keten organisatie 4. Bescherming van ecosystemen, afhankelijk van land en bosbouw 5. Duurzaam grondstofgebruik en CO2 reductie 6. Stimulering werkgelegenheid Tot op heden weet ik nog niet wat de 7% regel verder inhoudt. Het is nu nog een heel algemene regel, geldend voor heel Europa. In mijn afstudeerplan wil ik een voorstel doen hoe deze regel te interpreteren en toepasselijk te maken voor Nederland, met de Peelhorst als voorbeeld. Er gaan stemmen op om te sturen op biodiversiteit. Maar dit is nog steeds een ruim begrip, is dat inheems, flora of ook fauna, gebiedseigen? Kan het een tuin zijn, waterberging, moeras, natuur, bos of is braak liggende grond al voldoende? Volgens mij zijn dit knoppen waar ik nog aan kan draaien. Ons landschap is het resultaat van boerenactiviteiten. Alles wat de boeren in het landelijk gebied doen heeft invloed op ons landschap. Lang ging dat goed en was iedereen blij. Nu lijkt het alsof we als burgers het niet eens zijn met de manier waarop boeren hun bedrijf inrichten
en dus het landschap vormen. Daarom moeten we als landschapsarchitecten op zoek naar nieuwe manieren hoe we deze twee werelden die steeds verder uit elkaar groeien weer kunnen samen brengen. Kan de 7% vergroening van het GLB ons hierin helpen? Kan dit instrument van betekenis zijn en hoe moeten we het dan inzetten?
AANLEIDING
Daarnaast ligt er voor de landschapsarchitecten ook een rol in het ontwerpen van nieuwe landschappen. Er ontstaan altijd nieuwe vormen van landbouw die een nieuw landschap nodig hebben. Op dit moment is bijvoorbeeld de teelt van biomassa enorm in opkomst. Het verbouwen van riet, wilgen, elzen of olifantengras zorgt voor enorm veel massa in het landschap, een grote wijziging ten opzichte van het huidige landschapsbeeld. Een ander voorbeeld is het productielandschap, de veenontginning van de Peelhorst. Gemaakt voor het produceren van voedsel, maar tegenwoordig onder grote druk van de recreant en natuurontwikkelaars. Het veenontginningslandschap moet omgevormd worden van productielandschap naar een meerlaagslandschap. De bemoeienis van landschappers bij al deze kwesties lijkt mij zeer gewenst. Niet alleen in het ontwerp en beeld, maar ook in de voorliggende strategie. De taak voor de landschapsarchitect is het aan elkaar knopen van stromen en kringlopen, het verbinden van de economie aan het landschap. Ik wil onderzoeken of de 7% groen regel hierin kan helpen.
Ik kom regelmatig in Venray, mijn vriend komt daar vandaan en zijn ouders wonen er nog steeds. Wanneer ik in het buitengebied kom verbaas ik me over het landschap. Ik vind het niet aantrekkelijk. Het kan mij niet bekoren en ik snap
Mill
Uden
LOCATIE PEELHORST
niet zo goed waarom. Op de kaart zie ik een interessante structuur, veel natuurgebieden, mooie kleine dorpjes en beekdalen. Maar in het veld dat tussen deze structuren ligt zie ik vooral een kaal, versleten landschap met grote intensieve veehouderijen. Komend uit het coulisselandschap van de Achterhoek ken ik dit soort landschappen (veenontginningen) niet. Ik wil meer over het landschap leren. Weten hoe de historie in elkaar steekt en snappen hoe de huidige verschijningsvorm ontstaan is. Hopelijk kan ik mijn toekomstige kennis (over het veenontginningslandschap) en kunde (landschapsarchitectuur) bij elkaar brengen en een vernieuwend plan maken, gestoeld op historische kennis dat recht doet aan het landschap van de Peelhorst.
St Anthonis
NIJMEGEN OSS S HERTOGENBOSCH
CUIJK
UDEN
VENRAY HELMOND DEURNE EINDHOVEN VENLO
Gemert
Venray
De Peelhorst is een horst in de aarde die omhoog gedrukt wordt. De slenken ten oosten en westen; het Maasdal en de beekdalen van Brabant, zakken naar beneden. In de ondergrond zitten oude rivierafzettingen met grof rivierzand. Door de wrijving en bijbehorende versmering van de verschillende delen langs de randen van de horst ontstaan er kwelstromen die water naar het oppervalk van de hoge horst brengen. In de ijstijd is in dit gebied dekzand afgezet, op de slenken meer dan op de hoge horst. Dekzand is erg fijn en houdt weinig water vast. Deze ontwikkelingen samen zorgen voor een omgekeerde wereld; de hooggelegen horst is nat, terwijl de laaggelegen slenken droog zijn. Daarnaast is de horst ook vrij vlak van de bovenkant, regenwater stroomt niet snel af naar de lager gelegen delen.
LOCATIE PEELHORST
Ruim 10.00 jaar geleden werd het een paar graden warmer. Deze omstandigheden zorgden voor een snelle groei van veen op de horst. Jarenlang diende het ontoegankelijke veen als natuurlijke buffer tegen gevaar uit het oosten. Later werden de randen gebruikt voor de landbouw. Ontginning van de woeste gronden was niet nodig door het oude landbouwsysteem. De heidevelden werden begraasd door het vee. Het vee produceerde mest dat samen met heideplaggen in potstallen werd opgespaard. Dit werd in het voorjaar op de akkers dichterbij het dorp uitgereden. Hierdoor ontstonden bolliggende akkers, de zogenaamde essen die voor voedsel zorgden. Doordat er niet meer mest beschikbaar was, bleef het aantal akkers beperkt en was het niet nodig de woeste gronden te ontginnen.
hoogte op schaal van Zuidoost Nederland
geomorfologie op schaal van Zuidoost Nederland
Sinds de Middeleeuwen wordt het veen afgegraven en gebruikt als brandstof. Veelal door de lokale boeren, voor eigen gebruik. In principe bleef er na de ontvening schrale zandgrond achter die weinig waarde had. Het zand stoof vooral heel erg en vormde een bedreiging voor de dorpen. Daarom werd hierop veelal naaldbos aangeplant, dat vanaf 1900 in de mijnbouw in Limburg werd gebruikt.
1850
LOCATIE PEELHORST 1900
1950
Doorsnede van het landschap in 1850, 1900, 1950 en 2000, ter hoogte van Gemert en de Vredepeel, een ontwikkeling van woeste grond, via veenontginningen naar voedselproductie.
2000
Vanaf 1850 komen er grotere spelers in beeld die op grote schaal het gebied ontvenen. Kort daarna wordt kunstmest geïntroduceerd. Het mesttekort wordt daarmee opgelost en de woeste (veen-) gronden worden vanaf 1930 op grote schaal door bedrijven als de Heidemij en Grontmij ontgonnen en daarmee geschikt voor de landbouw. De meeste delen zijn eerst ontveend en daarna ontgonnen, meer naar het zuiden van de Peel zijn sommige gronden niet of niet geheel ontveend en direct ontgonnen.
NIJMEGEN
OSS
LOCATIE PEELHORST CUIJK
OSCH
UDEN
VENRAY HELMOND DEURNE
EINDHOVEN
VENLO
WEERT
Het projectgebied bestaat grotendeels uit jonge ontginningen en natuurgebieden.
Het landschap van de Peelhorst zoals we dat nu kennen bestaat dus nog niet zo lang. Het heeft vele veranderingen ondergaan van woeste, onbewerkbare grond, via turfwinning naar het jonge heideontginningslandschap dat het nu is. Het heeft een aantal bijzondere kenmerken; aan de ene kant is het een gemengd landschap met tuinbouw, weilanden, boom- & fruitteelt, akkerbouw en intensieve veehouderijen. Maar in veel van deze zaken is het ook een extreem gebied. Brabant heeft het grootste aantal megastallen en na Limburg het meest productieintensieve landschap. In 2004 voorspelde het Landbouw Economisch Instituut dat in Nederland bij deze voortgaande schaalvergroting rond 2050 er ongeveer 1.000 varkens- en pluimveebedrijven en 26.000 grondgebonden bedrijven (akkerbouw, rundvee en schapen) over zouden zijn. Ieder varkensbedrijf zou gemiddeld 16.000 varkens huisvesten, melkveebedrijven rond de 130 koeien. Deze bedrijven zijn volautomatisch en worden daardoor volledig anonieme, gesloten bedrijfshallen zonder een levendig erf. Een woning ontbreekt, waardoor de leefbaarheid en de plattelandsgemeenschap verminderd. De bedrijven zijn letterlijk footloose en hadden ook op een industrieterrein kunnen staan. Deze steeds groter wordende bedrijven hebben grote invloed op het landelijk gebied. Het landschap wordt verschraald en heeft een versleten indruk. Singels worden opgeruimd en bomen gekapt, waardoor kavels kunnen worden vergroot en stallen meer ruimte krijgen. Wat ik me afvraag: heeft de Peelhorst altijd dit open, kale uiterlijk gehad, hoort het bij de heideontginning? Willen en kunnen we hier een nieuw landschapstype vormen?
DE MEEST GEMENGDE
DE GROOTSTE
DE INTENSIEFSTE
In Limburg en Brabant is het aantal megastallen het grootst. (Bron: GD, 2005)
Tussen 2000 en 2008 is de productie-intensiteit toegenomen in de Peelhorst. (Bron: Landbouwatlas van Nederland)
LOCATIE PEELHORST
In de Peelhorst komen alle bedrijfstypen voor. (Bron: Landbouwatlas van Nederland)
Peelhorst 28.600 ha
Teelbare grond 14.300 ha
OPGAVE 7% 50% overig -stad -infrastructuur -bos -water -erven -weiland -beplanting
landschapsstructuur op schaal van de Peelhorst
gronden die in aanmerking komen voor de 7%regeling
50% teelbare grond -graan -mais -kwekerijen -aardappelen -bloemen + bollen -bieten
Wanneer we het nieuwe GLB-beleid en de 7%-regeling toepassen op de Peelhorst komen er een aantal getallen naar voren. Het lijkt erop dat ongeveer de helft van de gronden in het gebied in aanmerking voor de regeling. Dit zijn de teelbare gronden van grondgebonden landbouw (melkveehouderij, akkerbouw en kwekerijen). De rest is grasland, bebouwing of bos. Dit is in totaal ongeveer 14.300 ha. Wanneer we hier 7% van nemen is dat ruim 1000 ha. Dit is in oppervlak net zo groot als de binnenstad Amsterdam, 2000 voetbalvelden of de Vinkeveense Plassen. Afhankelijk van de te volgen strategie wordt deze 1000 hectare geconcentreerd of verspreid over het gebied. Uiteraard worden deze getallen later met behulp van GIS exact berekend. Dan wordt ook bekeken welke bedrijven onder de regeling vallen, waar die bedrijven zitten en wat ze telen. Hopelijk is tegen die tijd ook meer bekend over de 7%-regeling. Vallen bestaande landschapselementen zoals heggen en sloten daar ook onder? Voor nu geldt deze grove schatting als vertrekpunt.
Wat houdt de 7% groener regel van het GLB precies in? Wat is de historie en het ontstaan van de Peelhorst? Is het landschap van de Peelhorst gebaat bij een groen raamwerk?
ONDERZOEKSVRAGEN of heeft de Peelhorst enkele geclusterde gebieden nodig? of is het mogelijk in dit gebied één grote geconcentreerde ingreep te doen? Wat kunnen een raamwerk, clusters of een concentratiegebied toevoegen aan dit gebied? Zijn er meerdere functies te koppelen aan de 7% regeling? Wat is de uitwerking van de 7% regeling? Wat levert deze maatregel op voor het boerenbedrijf, de gemeenschap en het landschap?
Landschap en bewoners leren kennen Als start wil ik de Peelhorst leren kennen. Het veld in, kijken, kijken, kijken. En daarna analyseren. De landschapstructuur uitpluizen, het verschijnsel van de horst begrijpen, lokale problemen inventariseren. Ik maak analyse over de historie, de landschapsstructuur en de agrarische bedrijven. Hiervoor wil ik de GISafdeling van DLG gebruiken die mij kunnen helpen met gegevens over bedrijven, eigendom, getallen en berekeningen. Parlallel daaraan wil ik de bewoners en gebruikers van de Peelhorst leren kennen. Ik hoop iemand te vinden die aan de ontvening heeft gewerkt. Hopelijk kan diegene mij helpen met het vinden van een grondstof, product of gegeven dat ik kan gebruiken in mijn strategie.
WERKWIJZE
Gemeenschappelijk Landbouw Beleid (GLB) Ook ga ik me verdiepen in het GLB en de 7% regeling. Wat houdt dit nu precies in en hoe ver kan ik gaan? Waar liggen de grenzen en wat is natuur? Als die 7% geen landbouw mag zijn, wat is het dan wel? Ecologisch, recreatief, hydrologisch, productief? Hierbij krijg ik hulp van Erik Luiten, Rijksadviseur van het Landschap en zijn rechterhand bij DLG; Rienke Groot. Zij zijn al ingelezen in het GLB en kunnen mij voorzien van beleidskennis. Aanvliegroute Daarna ga ik vanuit een laag schaalniveau (1:500) ontwerpen aan een aantal locaties, erven of bedrijven. Ik kies een tiental bedrijven uit, verdeeld over de Peelhorst. Samen met de boeren ga ik kijken hoe zij de 7% willen indelen en wat ze kunnen gebruiken in het bedrijfsopzet. Kiezen ze voor de meest oncourante percelen, de randen of willen ze ook aansluiten bij hun buren? Al deze erfontwerpjes zullen een stalenkaart worden voor de hele Peelhorst. Drie scenario’s Met deze staalkaarten heb ik een aantal ingredienten die ik op meerdere plekken kan toepassen. Hierbij ga ik uit van drie mogelijkheden. Als eerste; elke boer richt de 7% in op zijn eigen manier. Er zal een patchwork ontstaan van kleine onderdelen. De tweede optie is het inschakelen van de Agrarische Natuur Verenigingen. Door de vraag op te schalen naar dorpsniveau kan ik aansluiten bij regionale verschillen en invloeden. Daarmee kan ik problemen oplossen die spelen op het vlak van hydrologie, recreatie en biodiversiteit. Het derde en laatste scenario gaat uit van één benadering voor de hele Peelhorst. Hiermee kan ik een grote structuur als bijvoorbeeld de Peel Raam Stelling oppakken. Totaal Alle drie scenario’s, elk op een andere manier, zullen bijdragen aan één groot netwerk van natuur, waterberging, verstilde plekken, tuinen, boomgaarden, wandel- en fietspaden en bossen. Eindresultaat is een regionaal ontwerp dat een productielandschap omvormt naar een meerlaags landschap met landbouw, natuur en recreatie. Deze scenario’s dienen als voorbeelduitwerkingen hoe het GLB toe te passen in de rest van Nederland.
Start ontwerpen op erfniveau
Peelhorst
WERKWIJZE
10 erfontwerpen verdeeld over het gebied overleg met de boer ingredienten voor het plan op regionaal niveau
ied
eb
elg
de
Peelhorst
Scenario boer +100 kleine ingrepen < 2 ha perceelsgewijs erfniveau
ied
eb
elg
de
Peelhorst
Scenario Vereniging 10 verschillende ingrepen 100 ha buurtgebonden dorpsniveau
ied
eb
elg
de
Scenario Peelhorst 1 grote ingreep 1000 ha regionaal regio niveau
Analyse
RESULTAAT
- ontstaangeschiedenis in kaart Peelhorst 1:100.000 - landschapsstructuurkaart met beschrijving Peelhorst 1:50.000 - onderzoek naar specificaties van ‘natuur’ in het GLB (wat is vergroening/natuur, biodiversitiet, natuurdoelsoorten) - onderzoek naar effect 7% regeling op boerenbedrijf (grootte bedrijven, samenstelling, economische vitaliteit, verkaveling)
Staalkaarten
- ontwerpen op erfniveau die dienen als staalkaart voor het hele gebied, geordend op groot/klein, nat/droog, zand/veen, functie, ligging, enz. 1:500 - maquettes erfniveau 1:500
3 Scenario’s
Scenario’s 1:25.000, Scenario Boer: elke boer richt zijn 7% zoals hij of zij wil, met variaties tussen poelen, heggen, boomgaarden, speeltuinen, bloemenweides, akkerranden en waterbergingen, Scenario Vereniging: met behulp van de Agrarische Natuur, Verenigingen (ANV) ontstaat een structuur op dorpsniveau dat lokale problemen oplost op het vlak van recreatie, waterproblematiek, biodiversiteit en werkt aan regiobranding, Scenario Peelhorst: in de gehele Peelhorst verzameDE PEELHORST 7% RIJKER IS EEN MEERLAAGS PLAN len de 7% gronden zich op één structuur die bijvoorbeeld een grote structuur als de Peel Raam Stelling oppakt, de randen van de horst opzoekt of aansluiten bij de reeds aanwezige bossen, deeluitwerkingen op dorpsniveau 1:5000, maquettes dorpsniveau 1:5000
NATUUR biodiversiteit en verbinding
LANDBOUW opbrengst en bedrijfsstructuur
LANDSCHAP omgeving en structuur
RECREATIE routes en branding
8 inleveren plan 22 februari 10 plan presentatie 8 maart 20 mentorengesprek 17 mei 40 afstudeersalon 4 okt 6 tentamen 6 februari
afstudeerplan
afstudeerplan schrijven landschapsanalyse afstudeerplan
analyse en onderzoek
Berekeningen met GIS
Berekeningen met GIS
Koninginnedag + bevrijdingsda
Berekeningen met GIS
uitwerking GLB
verkenning GLB
7 8
4 5 6
1 2 3
werk week nr
staalkaarten 3 scenario's uitwerking en uitloop
presentatie klaar
afgestemde schalen
maquettes
.pdf presentatie
A1 panelen
verhaallijn
Kerstvakantie
Kerstvakantie
uitloop
uitloop
uitloop
38 39 40 41 42
januari
februari
2 3 5 5 6
december
november
oktober
september
augustus
juli
juni
mei
april
maart
februari
52 1
45 46 47 48 49 50 51 31 32 33 34 35 36 37 detaillering, materialisatie, afstemming tussen verschillende schalen
34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44
31 32 33
21 22 23 24 25 26 27 27 28 29 30
11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
6 7 8 9 10
kalen der week nr
20 21 22 Scenario’s 1:25.000; Scenario 23 Boer, Scenario Vereniging en 24 Scenario Peelhorst, deeluitwerkingen op 25 dorpsniveau 1:5000, 26 maquettes dorpsniveau 27 1:5000 28 deeluitwerkingen op 29 dorpsniveau 1:5000, maquettes 30 dorpsniveau 1:5000
Zomervakantie
Zomervakantie
Zomervakantie
9 10 11 bedrijfsbezoeken, ontwerpen 12 op erfniveau als staalkaart 13 voor hele gebied, geordend 14 op groot/klein, nat/droog, 15 zand/veen, functie, ligging, enz. 16 17 erfontwerpen 1:500, maquettes 18 erfniveau 1:500, staalkaarten 19 met ingredienten
Gegevens en getallen
samenvatting 7% regeling
Pasen
gebiedsanalyse landschapsstructuur, historische historische analyse serie, ontwikkeling bos, landhistorische analyse bouw, wegen en bebouwing
commissie samenstellen
afstudeerplan schrijven
afstudeerplan schrijven
werkzaamheden
reactie afstudeercommissie 1/3
14 1e commissiebijeenkomst 27 2e commissiebijeenkomst 37 3e commissiebijeenkomst 48 4e commissiebijeenkomst
concept afstudeerplan
resultaat
PLANNING
presentatie
COMMISSIE Hank van Tilborg Maike van Stiphout Lonny van Rijswijck
(mentor), Analist, methodische onderzoek, strategie en overzicht Ontwerper, scherp, kleinere schaal Kunstenaar, Atelier NL, link tussen design en landbouw
COMMISSIE EN ADVISEURS ADVISEURS Eric Luiten Rienke Groot Roelf de Boer Niek Hazendonk Hans Jolink Michael van Buuren Eric-Jan Pleijster Rianne Makkink Jan Douwe van der Ploeg Henk de Haan Han Wiskerke
Rijksadviseur van het Landschap , speerpunt Landschapsarchitect DLG en Atelier Rijksbouwmeester Voorzitter Agrarische Natuurvereniging Lingestreek onderzoeker Ministerie EL&I landbouwspecialist, Dienst Landelijk Gebied hoofdontwerper, Dienst Landelijk Gebied vernieuwend ontwerper bij LOLA architect, erfniveau Alterra WUR, landbouwspecialist Alterra WUR, landbouw specialist WUR, verbrede landbouw, rurale sociologie
LITERATUUR -Alterra, Less favoured area’s, Vergroening van het GLB door Ecological Focus Area’s -Andela, Gerrie, Gemengd bedrijf, De verandering van het agrarisch landschap, NAi Uitgevers/ SKOR Uitgevers, Rotterdam/Amsterdam, 2004 -Brabants kenniscentrum voor Kunst en cultuur, Stallen in het landschap, 2009
BRONNEN
-Brand, M. P. J. van den, Lief en leed in en over de oude PeelStichting Historie Peel-Maas-Niersgebied, 1995 -Haan, Henk de, Rurale sociologie en platteland, discours, representatie en rurale praktijken, Gammakennis van de Groene Ruimte, Alterra, 2000 -Innovatienetwerk, Grensverleggend vernieuwen in groene ruimte, landbouw en voeding 20022005, december 2005 -Janssen, Theo, Reizen door de oude Peel, Stichting Verleden Peel, 2001 -Molen, S. J. van der, Boerderijen boek, Boerderij, Doetinchem, 1987 Ploeg Jan van der, Nieuwe verhoudingen op het platteland -Renes, Landschappen van Peel en Maas -Steel Carolyn, De hongerige stad, NAi uitgevers, 2011 -Steenhuis, Maakbaar landschap -Wolters Noordhoff Atlasprodukties, Grote Historische Provincie Atlas Limburg 1837-1844, Groningen , 1992 -Ziel, Tjirk van der, Verzet en verlangen, Het platteland in de greep van mkz en stedeling, IJsselacademie, 2008
WEBSITES -toekomstglb.nl -netwerkdepeelhorst.nl -landschapsbeheer.nl -brabant.nl -agriholland.nl -dialoogmegastallen.nl -knooperven.nl -alterra.wur.nl -boerenvoornatuur.nl -statline.nl -goedboereninkleinschaliglandschap.nl -hoesnel.nl