Fontys Pabo Veghel
Afstudeeronderzoek
Rob Vervoort
Afstudeeronderzoek Over ICT, media, technologie, betrokkenheid en motivatie
Studentennummer: 21 23 23 7 Opdrachtgever: BS Franciscus te Sint-Oedenrode Studie: Fontys PABO Veghel SLB: J.W.F.A. Widlak Onderzoeksdocenten: M.A.E. van Lieshout – Diepstraten A.W.J.M. Plompen - van der Wijst
Rob Vervoort Juni 2013
Fontys Pabo Veghel
Afstudeeronderzoek
Rob Vervoort
Fontys Pabo Veghel
Afstudeeronderzoek
Rob Vervoort
Inhoudsopgave 1 – Probleemanalyse 1.1 Aanleiding en context 1.2 Motivatie 1.3 Media 1.4 Probleemstelling & doelstelling
Pagina 5 Pagina 5 Pagina 5 Pagina 7 Pagina 7
2 – Theoretisch kader 2.1 Motivatie 2.2 Betrokkenheid 2.3 Zelfkritische houding & zelfverantwoordelijkheid 2.4 ICT & Media 2.5 Leerkrachtvaardigheden
Pagina 9 Pagina 9 Pagina 10 Pagina 11 Pagina 12 Pagina 15
3 – De onderzoeksvragen
Pagina 17
4 – Opzet van het onderzoek
Pagina 19
5 – Resultaten 5.1 Deelvraag 1 5.2 Deelvraag 2 5.3 Deelvraag 3 5.4 Deelvraag 4 5.5 Deelvraag 5 5.6 Deelvraag 6 5.7 Deelvraag 7 5.8 Deelvraag 8 5.9 Deelvraag 9
Pagina 21 Pagina 21 Pagina 23 Pagina 25 Pagina 26 Pagina 27 Pagina 30 Pagina 33 Pagina 34 Pagina 36
6 – Conclusies 6.1 Conclusie 1 6.2 Conclusie 2 6.3 Conclusie 3 6.4 Antwoord op de hoofdvraag 6.5 Kritische reflectie op onderzoeksproces
Pagina 39 Pagina 39 Pagina 39 Pagina 40 Pagina 40 Pagina 40
7 – Implicaties voor in de praktijk 7.1 Aanbeveling 1 7.2 Aanbeveling 2 7.3 Aanbeveling 3
Pagina 43 Pagina 43 Pagina 44 Pagina 45
8 – Geraadpleegde bronnen
Pagina 47
Bijlage 1
Pagina 49
Bijlage 2
Pagina 59
Fontys Pabo Veghel
Afstudeeronderzoek
Rob Vervoort
Fontys Pabo Veghel
Afstudeeronderzoek
Rob Vervoort
1 - Probleemanalyse 1.1 Aanleiding en context Op BS Franciscus in Sint-Oedenrode is een probleem rondom motivatie en ligt een uitdaging betreft moderne media in het onderwijs. Door bij beide specialisten rondom deze onderwerpen een interview af te nemen, een verdieping in het beleidsplan en de schoolgids, gesprekken met collega’s en verdieping in de theorie worden deze twee onderwerpen gecombineerd. Na deze verdieping volgt een analyse waarin de raakvlakken benoemd worden. 1.2
Motivatie Op BS Franciscus in Sint-Oedenrode speelt een probleem rondom motivatie in leren bij de leerlingen. Uit een gesprek met directeur en intern begeleidster kwamen de volgende zaken naar voren;
Leerkrachten zien dat de motivatie bij kinderen incidenteel en soms bij hele klassen slecht is. Leerkrachten denken dat kinderen zich niet verantwoordelijk voelen voor hun eigen werk en dat het ten koste gaat van het werk en indirect van de resultaten. Het team van BS Franciscus wil dat de intrinsieke motivatie meer naar voren komt en vindt dat het teveel gebruik moet maken van excentrieke motivatie.
Dit probleem speelt bij meerdere scholen binnen de stichting SKOSO. Als het probleem niet opgelost wordt zal het groter worden. Momenteel wordt opgemerkt dat wanneer de kinderen ouder worden, de motivatie minder wordt. In de huidige groep 6 spelen de motivatieproblemen al zeker drie jaar. De motivatie ontbreekt bij de vakken waarbij cognitief veel gevraagd wordt, ongeacht hoe ze aangeboden worden. De leerkrachten merken vooral door de werkhouding van de leerlingen dat het ontbreekt aan motivatie, ‘moet dat of mag dat?’ gezucht en gekreun is eerder regel dan uitzondering. Er wordt beter gepresteerd als er een punt voor gegeven wordt maar dan nog willen ze er zo min mogelijk voor doen. Leerkrachten vinden leerlingen niet zelfkritisch en zien de leerlingen fouten maken die niet nodig zijn. De leerkrachten merken dat ze teveel achter leerlingen aan moeten zitten, de leerlingen zijn zelf niet gemotiveerd. De leerlingenresultaten en de werkverzorging gaan volgens de IB’er naar beneden doordat er motivatieproblemen zijn. De kinderen krijgen hulp van de leerkracht maar BS Franciscus streeft naar een houding van leerlingen waarbij ze zelf willen leren, de leerkrachten willen een intrinsieke motivatie van de leerlingen zien. De leerkrachten zijn zich bewust van het probleem, het is tijdens de groepsbesprekingen aan het begin van het jaar meerdere malen door leerkrachten aangegeven. De leerkrachten geven aan dat de motivatie voornamelijk laag is bij de vakken waar kinderen laag scoren. Deze vakken worden klassikaal aangeboden, er zijn meerdere verschillende werkvormen geprobeerd, bijvoorbeeld groepswerk en zelfstandig werken. Deze werkvormen waren zonder effect, de leerlingen bleven ongemotiveerd en niet zelfkritisch. Als de leerlingen iets leuk vinden, bijvoorbeeld crea dan willen ze wel werken, dan nog ontbreekt de zelfkritische houding en doen ze niet wat verwacht wordt. Er wordt momenteel ook gekeken of de motivatie misschien verloren gaat in een bepaald vakgebied. BS Franciscus kijkt ook naar zichzelf en stelt zichzelf daar vragen bij; Is de methode goed? Is het niveau goed? Doe ik het goed als leerkracht?
Fontys Pabo Veghel
Afstudeeronderzoek
Rob Vervoort
Elke twee jaar worden er stichting-breed enquêtes afgenomen bij ouders, medewerkers en leerlingen. De uitslag hiervan wordt geanalyseerd. Wat zijn de verwachtingen en ervaringen van de leerlingen en van de leerkracht en komt dit overeen? In deze enquête wordt niet naar de werkhouding en motivatie van kinderen gevraagd, daardoor is conclusies trekken niet mogelijk. Kinderen worden volgens ouders gemotiveerd door het enthousiasme van de leerkracht, echter ligt deze score onder het landelijk gemiddelde. BS Franciscus wil dat de leerkrachten meer de mogelijkheden zien om bij kinderen intrinsieke motivatie naar boven te halen. Dit geldt niet voor een bepaald vak maar bij begrippen als werkhouding, inzet en verantwoordelijk zijn voor eigen werk. 1.3
Media BS Franciscus valt onder de stichting SKOSO, dit is een overkoepelend orgaan van zeven scholen in de gemeente Sint-Oedenrode. Een deel van de schoolgids en het gehele beleidsplan is stichting breed opgesteld. Hierin zijn de kansen van ICT opgenomen. Volgens SKOSO vindt er een verschuiving plaats van analoog leren naar digitaal leren. SKOSO heeft de ambitie om ICT de komende jaren als middel in het primaire en secundaire proces verder inhoud te geven. SKOSO wil de digitale en niet-digitale wereld als vanzelfsprekend op elkaar aan laten sluiten en het onderwijs aan laten sluiten op wat de maatschappelijke ontwikkelingen vragen, rekening houdend met de kinderen van nu. SKOSO wil een gecoördineerde samenwerking voor ICT; binnen de groep, de school en de stichting. Dit ten einde kennis, vaardigheden, inzichten en het saamhorigheidsgevoel te vergroten, zodat het onderwijs voor iedereen, maar voornamelijk voor de leerling, aantrekkelijker is of zal worden, waardoor de leergierigheid geprikkeld wordt en dientengevolge een hoger leereffect genereert. SKOSO wil de leerprestaties verhogen met behulp van ICT. Om een goede samenwerking te realiseren is er winst te behalen bij het creëren van draagvlak bij het team en daarbij gebruik te maken van de kennis en kunde die al aanwezig is. De ICT-coach van SKOSO merkt in het werkveld dat leerkrachten veel willen weten maar niet weten waar te beginnen. Dit laatste wordt onderschreven door het beleidsplan ICT. Als er niets met deze uitdaging gedaan wordt blijft BS Franciscus achter in een landelijke tendens en is het niet meer in staat de leerlingen op te leiden tot actieve burgers in een snel veranderende maatschappij. De ICT-coach ziet bij leerlingen die met ICT mogen werken meer motivatie in het leren, de lessen worden interactiever en kinderen worden gemotiveerd om thuis verder te werken aan bepaalde onderwerpen.
Fontys Pabo Veghel
Afstudeeronderzoek
Rob Vervoort
1.4 Probleemstelling & doelstelling SKOSO wil zich ontwikkelen in media, SKOSO wil de leerprestaties verhogen met behulp van ICT. SKOSO wil het onderwijs aantrekkelijker maken waardoor de leergierigheid geprikkeld wordt. De IB’er vindt motivatie een hele belangrijke eigenschap waaruit verantwoordelijkheid voor eigen werk en opbrengstgericht werken kan ontstaan. Ondanks herhaaldelijke pogingen de motivatie van leerlingen te verbeteren is er nog geen verbetering waargenomen. Een mogelijkheid is om de betrokkenheid te verbeteren door middel van ICT en media. Doelstelling Met behulp van dit onderzoek wil men erachter komen wat de leerkrachten op de BS Franciscus in Sint-Oedenrode nodig hebben om met behulp van ICT de betrokkenheid van leerlingen te vergroten.
Fontys Pabo Veghel
Afstudeeronderzoek
Rob Vervoort
Fontys Pabo Veghel
Afstudeeronderzoek
Rob Vervoort
2 - Theoretisch kader De probleemanalyse beschrijft de problemen rondom motivatie en de uitdagingen rondom ICT die op BS Franciscus maar ook bij het overkoepelend orgaan SKOSO op dit moment spelen. Het onderzoek en de probleemanalyse bestaan uit twee delen; motivatie en media. In het theoretisch kader zal dan ook uit twee delen bestaan. De koppeling tussen deze twee onderwerpen zal zichtbaar worden in het theoretisch kader, het praktijkdeel maar ook bij de formulering van de onderzoeksvraag. 2.1 Motivatie In de theoretische verdieping naar motivatie wordt onderscheid gemaakt tussen twee soorten motivatie; intrinsieke motivatie en extrinsieke motivatie. Iemand met intrinsieke motivatie heeft plezier in de inspanning zelf en wordt van binnenuit geprikkeld tot handelen. De uitdaging zit hem bijvoorbeeld in de aard van het werk, ontplooiingsmogelijkheden en bepaalde verantwoordelijkheden, samenwerking in een team en de mate van zelfstandig kunnen werken (Brakkee, 2011). Intrinsieke motivatie moet volgens (Convington & Mueller, 2001) niet gepaard gaan met een beloning. Bij extrinsieke motivatie spant iemand zich in om een behoefte te bevredigen die inhoudelijk los staat van de inspanning. Je wordt van buitenaf geprikkeld door bijvoorbeeld geld, status of complimenten van leidinggevende (Brakkee, 2011). Volgens Ryan en Deci (Deci & Ryan, Facilitating Optimal Motivation and Psychological Well-Being Across., 2008) zijn er vier verschillende vormen van extrinsieke motivatie. Sommige daarvan liggen dichter bij intrinsieke motivatie dan andere. Leerlingen kunnen taken uitvoeren omdat het moet en zijn dan extern gemotiveerd. Er kan ook een houding ontstaan waarbij men het nut van een taak inziet, er wordt dan vrijwillig een extern doel geaccepteerd. Van Parreren (van Parreren, 2001) geeft in de twaalf onderwijsleerprincipes van Van Parreren aan dat de leerkracht moet vertellen wat het doel is en waarom iets geleerd moet worden. De leerlingen begrijpen dan waarom ze iets moet en leren en dat werkt motiverend. Intrinsieke motivatie kan heel vaak niet zonder extrinsieke motivatie ontstaan, voor veel taken kun je alleen maar gemotiveerd raken als je deze taken door middel van extrinsieke motivatie leert kennen en boeiend, inspirerend en interessant gaat vinden (Wyffels, 2006). Volgens Covington en Mueller (Convington & Mueller, 2001) kan extrinsieke motivatie de intrinsieke motivatie versterken. Mensen maken vaak vanuit persoonlijke interesse een beroepskeuze, de intrinsieke motivatie en dus de beroepskeuze wordt dan door externe factoren beïnvloed. Volgens de zelfdeterminatietheorie van Ryan en Deci (Deci & Ryan, Overview of SelfDetermination Theory, 2002) is het zo dat extrinsieke motivatie de intrinsieke motivatie kan verdringen. Deze gaan er vanuit dat een persoon optimaal kan functioneren en kan groeien als er voldaan wordt aan drie basisbehoefte; autonomie, competentie en verbondenheid. Als er extrinsiek gemotiveerd moet worden, frustreert dit deze basisbehoefte en zal dat ten koste gaan van de intrinsieke motivatie. Een persoon die extrinsiek gemotiveerd wordt zal zich niet autonoom voelen wat volgens de zelfdeterminatietheorie ten koste gaat van de intrinsieke motivatie. Ryan en Deci (Deci & Ryan, Overview of Self-Determination Theory, 2002) zeggen dat intrinsieke motivatie versterkt kan worden door extrinsieke redenen. Als een leerling rekenen leuk vindt en daarom een koptelefoon krijgt omdat hij anders snel afgeleid is, zal dat zijn motivatie voor rekenen
Fontys Pabo Veghel
Afstudeeronderzoek
Rob Vervoort
steunen. Het materiële hulpmiddel draagt niet bij aan zijn rekenvaardigheden maar geeft de leerling wel de kans om goed te kunnen rekenen en om zijn interesse te houden. Daniel Pink (Pink, 2010) maakt onderscheid tussen motivatie 1.0, motivatie 2.0 en motivatie 3.0. Motivatie 1.0 is al duizenden jaren oud, Pink zegt dat mensen biologische wezens zijn die worstelen om te overleven. Motivatie 2.0 is gebaseerd op de reactie van mensen op belonen en straffen, of op ‘wortels en stokken’ zoals Pink het in zijn boek noemt, deze drijfveer is pas een paar eeuwen oud. De derde drijfveer, motivatie 3.0 is een drijfveer die volgens Pink ieder mens bezit. De drive om te leren, te creëren en de wereld te verbeteren. Pink zegt dat extrinsiek motivatie slechts zelden werkt, er zitten grote risico’s aan het belonen en straffen. De risico’s worden daarin als volgt omschreven; extrinsiek motiveren kan intrinsieke motivatie de kop indrukken, de prestaties verminderen, creativiteit vernietigen, goed gedrag verdringen, het kan bedrog, laksheid en onethisch gedrag bevorderen, verslavend worden en het kan het kortetermijndenken in de hand werken. In het boek ‘Drive’ worden deze risico’s stuk voor stuk beschreven. Hoe moet het dan wel volgens Pink? Pink ziet het liefst motivatie 3.0, hij omschrijft dit als een derde drijfveer die ieder mens bezit. Hij linkt motivatie 3.0 aan type I-gedrag. Type I-gedrag wordt meer geleid door intrinsieke verlangens dan door extrinsieke beloningen. Type I-gedrag is gericht de inherente voldoening die een activiteit oplevert. De tegenhanger van type I-gedrag is type X-gedrag. Type X-gedrag is minder gericht op inherente voldoening van een activiteit maar meer op de externe beloningen. Niemand vertoont altijd puur type-X of type I-gedrag, maar we hebben wel bepaalde, vaak zeer duidelijke neigingen. Type I-gedrag heeft volgens Pink drie zaken nodig; autonomie, meesterschap en zingeving. Dat is herkenbaar bij wat Brakkee (Brakkee, 2011) zegt, autonomie, meesterschap en zingeving hebben een sterke overeenkomst met de mate van zelfstandig kunnen werken, ontplooiingsmogelijkheden, verantwoordelijkheden waar Brakkee (Brakkee, 2011) het over heeft. Type I-gedrag is zelfsturend en erop gericht om steeds beter in iets te worden. Het goede nieuws is volgens Pink dat van Type X-gedrag, type I-gedrag te maken is! Samenvattend: De essentie bij het thema motivatie zit in het verschil tussen intrinsieke en extrinsieke motivatie. Intrinsieke motivatie wordt door de meeste wetenschappelijke theorieën op nagenoeg dezelfde manier benaderd, je wordt van binnenuit geprikkeld en dat gaat niet per se gepaard met een materiele beloning. Bij extrinsieke motivatie ligt het iets gecompliceerder. Alle theorieën zijn het er over eens dat je bij extrinsieke motivatie geprikkeld wordt van buitenaf. Het verschil zit hem in de manier van benaderen. Wyffels (2006) en van Parreren (2001) zeggen dat je niet intrinsiek gemotiveerd kan raken zonder extrinsiek te motiveren. Ryan en Deci (2002) en Pink (2010) geven aan dat extrinsiek motivatie de intrinsieke motivatie belemmert en in sommige gevallen zelfs vernietigt. 2.2 Betrokkenheid De beschrijving van de derde drijfveer, het type X-gedrag en type I-gedrag waar Pink het in zijn boek Drive over heeft, toont grote gelijkenissen met de manier waarop Ferre Laevers (Laevers, Heylen, & Daniels, 2005) de begrippen welbevinden en betrokkenheid in het boek ‘Ervaringsgericht werken met 6- tot 12-jarigen in het basisonderwijs’ benadert. Laevers zegt dat we met welbevinden en betrokkenheid beschikken over twee bouwstenen die op klasniveau, schoolniveau en op landelijk niveau aangeven wat de kwaliteit van onderwijs is. Deze zijn beide meetbaar door verschillende betrokkenheidsschalen die hij in zijn boek weergeeft. Voornamelijk betrokkenheid is een begrip wat aansluit bij de motivatie in leren. Motivatie is volgens Laevers een bijzondere kwaliteit van
Fontys Pabo Veghel
Afstudeeronderzoek
Rob Vervoort
menselijke activiteit die zich laat herkennen door concentratie, tijd-vergeten en volhouding. Een persoon stelt zich daarbij open en voelt zich gemotiveerd en geboeid, er komt energie vrij en de activiteit sluit aan bij het interessepatroon en de exploratiedrang van deze persoon. Het zit tegen of net over de grens van zijn eigen kunnen, daardoor ontstaat ontwikkeling. Volgens Laevers zijn er vijf factoren die invloed hebben op de betrokkenheid van het kind; sfeer en relatie, aanpassing aan het niveau, aansluiting bij de werkelijkheid, activiteiten en leerling-initiatief. Waar Laevers zegt zoveel mogelijk uit te gaan van de vraaggerichtheid en de ervaring van kinderen, zegt Wyffels (Wyffels, 2006) dat dit niet altijd mogelijk is. Hij zegt dat er op school geleerd moet worden voor later en dat sluit niet altijd aan op de momentane behoefte van kinderen. Kinderen leren geen tafels omdat ze die zo graag willen leren maar omdat het noodzakelijk is om later goed te kunnen functioneren. Leren gaat volgens Wyffels hand in hand wanneer vraaggerichtheid en aanbod gestuurd goed op elkaar aansluit. Volgens Peter Petersen (Petersen, 1985) van het Jenaplanonderwijs is het belangrijk dat betrokkenheid gecreëerd wordt door leerlingen uit te nodigen in een pedagogische situatie. In een Jenaplanschool worden leerlingen geconfronteerd met pedagogische situaties en wordt op die manier getracht leerlingen in aanraking te laten komen met de werkelijkheid. Leerlingen worden hierbij uitgenodigd tot meedenken en meedoen, ze leren de werkelijkheid te problematiseren. Ze leren vragen stellen en te zoeken naar verklaringen doordat ze zich er actief mee bezig te houden. Laevers vat het begrip betrokkenheid samen: ‘Wie betrokken is, voelt zich goed, heeft gevoel van voldoening, geniet ten volle. De voorwaarde voor totstandkoming van betrokkenheid zijn het aanbieden van een rijk milieu en het zich welbevinden van het kind’. Samenvattend: De theorieën zijn het er over eens dat betrokkenheid een belangrijke bouwsteen is in het onderwijs. Betrokkenheid sluit aan bij de motivatie in leren. Betrokkenheid ontstaat als een activiteit aansluit bij de exploratiedrang en het interessepatroon van een persoon. Het venijn zit in wat dat op school geleerd moet worden, niet altijd aansluit bij de behoefte van een kind op dat moment, voornamelijk Wyffels (Wyffels, 2006) benadrukt dit. Peter Petersen (Petersen, 1985) zegt dat betrokkenheid gecreëerd kan worden door kinderen in aanraking te laten komen met de werkelijkheid. 2.3 Zelfkritische houding & zelfverantwoordelijkheid Bijna ieder mens streeft ernaar een relatief positief zelfbeeld te hebben, we hebben bijna allemaal een gemiddeld tot hoog gevoel van eigenwaarde. Een mens heeft de behoefte zichzelf te beschouwen als een redelijk, moreel en slim persoon (Aronson, Wilson, & Akers, 2011). In Sociale psychologie worden verschillende voorbeelden gegeven. Als je ergens heel erg je best voor doet maar het blijkt dan tegen te vallen is de mens geneigd zijn eigen opvattingen aan te passen. Mensen willen dissonantie zoveel mogelijk vermijden, zelfs als deze onaangename gevoelens ervoor zorgen dat het ten koste gaat van rationeel gedrag. Betreft motivatie, zelfverantwoordelijkheid en zelfkritische houding gaat Ivo Engelen (Engelen, 2001) uit van drie bouwstenen. De eerste bouwsteen is ik voel me goed in mijn vel, de tweede zegt ik ben gemotiveerd bezig, en de laatste zegt ik werk probleemoplossingsgericht en stuur mezelf bij. Zonder de eerste bouwsteen kan de tweede en derde niet functioneren. Dit sluit aan bij wat Pink (Pink, 2010) zegt; het streven naar meesterschap, autonomie en zingeving. Het leren zelfkritisch, gemotiveerd en zelfverantwoordelijk te zijn heeft soms meer te maken met de emotionele steun van een kind dan met het aanleren van vaardigheden. Als mensen teveel energie in hun persoonlijke,
Fontys Pabo Veghel
Afstudeeronderzoek
Rob Vervoort
emotionele problemen moeten steken blijft er geen energie over voor leren en werken. Je kunt je energie immers maar één keer gebruiken (Engelen, 2001). Samenvattend: De belangrijkste voorwaarde voor een betrokken en gemotiveerde houding is dat je dissonantie voorkomt. Als dat teveel energie kost of als je zelfs toe moeten geven aan een onaangename spanning door tegenstrijdigheden van gevoelens of gedachte blijft er geen energie over voor leren, zelfkritisch zijn en een behoorlijke zelfverantwoordelijkheid. 2.4 ICT & Media De ontwikkeling van ICT (Informatie en communicatietechnologie) en media (het middel, wat je met ICT kunt doen) is de laatste kwart eeuw als een speer onze samenleving binnen komen vliegen. Marshall McLuhan (McLuhan, 1967) zei in 1967 al dat een maatschappij die nieuwe technologieën gaat gebruiken daardoor zelf ook verandert, dat is dus behoorlijk ingrijpend maar herkenbaar voor veel mensen. Kijk in de huidige maatschappij maar eens om je heen. Frank van den Oetelaar (van den Oetelaar & Lamers, 2012) schrijft in zijn whitepaper wat deze digitale revolutie, ook wel 21ste century skills genoemd, met onze snel veranderde maatschappij doet. In ongeveer 30 jaar zijn we van grote, logge en trage computers naar compacte, handzame en snelle smartphones, tablets en laptops gegaan. Internet is de laatste drie decennia maar vooral het laatste decennia veranderd van een puur informatief platform naar een medium waar veel communicatie over en weer plaatsvindt. Iedereen kan informatie toevoegen en met elkaar communiceren. Het internet als bron van kennis en als communicatiemiddel is overal ter wereld voor iedereen beschikbaar. De omgeving ICT en media wordt ook wel het virtuele milieu genoemd. Vroeger waren er voor kinderen drie milieus, thuis, school en de wereld daaromheen. ICT en media is zo omvangrijk te noemen dat het een eigen status heeft gekregen volgens Martine E. Delfos (Delfos, 2012). Ze verstaat onder het virtuele milieu de fictieve wereld die gecreëerd wordt door media met beeldscherm, waarin men zich passief (tv, dvd), actief of interactief (internet, tablets, social media) voort beweegt. John Bronkhorst (Bronkhorst, 2005) zegt dat kinderen vaak gefascineerd zijn door de computer, er zijn zoveel mogelijkheden met ICT dat de nieuwsgierigheid van kinderen geprikkeld wordt. Daarnaast hebben kinderen een ontzettende drang tot uitproberen. ICT biedt de mogelijkheid tot interactie, je kunt zelf regelen wat er gebeurt, dat prikkelt de nieuwsgierigheid en zorgt voor een betere concentratie. Kinderen kunnen actief en spelend met ICT omgaan. Het vervaagt de grenzen tussen spelen en leren, leren komt volgens Bronkhorst weer dichter bij zijn natuurlijke oorsprong te staan. Delfos (Delfos, 2012) zegt juist dat het leren niet meer spelenderwijs is maar voor een groot deel van buitenaf opgelegd wordt, voornamelijk bij kinderen van acht jaar en ouder. Toch blijven kinderen volgens Delfos (Delfos, 2012) actief in het ontwikkelen van vaardigheden. Volgens Bronkhorst zijn leerkrachten niet langer de alwetende mens. De leerlingen hebben via ICT en media de beschikking over een enorme berg met informatie. Leerkrachten moeten steeds meer weten hoe ze deze informatieberg inzetten, zodat er op een goede manier gebruik van gemaakt wordt. De leerkracht moet een leerstrateeg worden en wegwijs zijn met ICT en media, hij moet de beschikbare gereedschappen kunnen raadplegen en de beschikking hebben over de nodige dosis humor en empathie. Delfos (Delfos, 2012) zegt dat het niet meer over kennis zelf gaat maar over hoe deze kennis te vinden, te beoordelen en te downloaden. Patti Valkenburg (Valkenburg, 2008) omschrijft het cognitief ontwikkelingsniveau en de voorkeuren voor verschillende media. Het jonge basisschoolkind begint steeds meer te beseffen dat niet alles wat ze in de media zien in het echt ook mogelijk is. Kinderen op deze leeftijd kunnen steeds
Fontys Pabo Veghel
Afstudeeronderzoek
Rob Vervoort
langer intens en aandachtig met media bezig zijn. Spanning en avontuur spelen daarbij een grote rol, dat verklaart waarom deze leeftijdsgroep vaak een voorkeur heeft voor entertainment met weinig tot geen educatieve waarde. Delfos (Delfos, 2012) voegt daaraan toe dat het belangrijk is te doseren en te zorgen dat volwassenen bijhouden wat het kind meemaakt en te leren wat betrouwbaar is en wat niet. Als we naar het oudere basisschoolkind kijken zien we volgens Valkenburg (Valkenburg, 2008) duidelijke verschillen met het jonge basisschoolkind. Deze kinderen kunnen concentreren op detail. Het oudere basisschoolkind is minder onder de indruk van special effects en fantasiefiguren, kan fantasie van realiteit onderscheiden. Vanaf het moment dat kinderen ongeveer 7 jaar oud zijn worden ze ook steeds socialer. Ze kunnen emoties van andere kinderen steeds beter herkennen en daarop inspelen. Dat beïnvloedt niet alleen hoe kinderen met hun omgeving omgaan maar ook de keuze in ICT en media. Ze trekken steeds meer naar de sociale en interactieve media, ze delen daarop informatie met elkaar. Ze ontwikkelen een grote betrokkenheid en loyaliteit naar een groep waar ze graag bij willen horen. Delfos (Delfos, 2012) zegt dat begrenzen en beleid hierin heel belangrijk is. Waar kinderen juist emoties kunnen onderscheiden zijn deze in het de actieve en interactieve media juist lastiger weer te geven. Het internet geeft de mogelijkheid dag en nacht, wereldwijd te communiceren maar mist vaak non-verbale informatie waardoor communicatie ruwer en harder dan bedoeld over kunnen komen. Pesten op internet is hierdoor een groot probleem geworden. Internet kan volgens Delfos (Delfos, 2012) interessant, avontuurlijk, spannend, eng, en soms gevaarlijk maar je redt het onder voorwaarde dat je ouders achter je staan. Volgens Delfos heeft het virtueel milieu, ICT en media, de kennis gekanteld van ‘overbrengen’ naar ‘zelf opzoeken’. Kinderen vinden het inmiddels vanzelfsprekend. Het is hierbij belangrijk dat de kinderen het opgezochte materiaal ook begrijpen en verwerken. Ze moeten het zien te plaatsen in een groter geheel. De afbeelding hiernaast (figuur 1) laat zien wat bedoeld wordt. Kennis kan pas geplaatst worden op het moment dat er een bodem met denkkaders bestaat waarop deze kennis geplaatst kan worden en er een bepaalde waarde aan gegeven kan worden. Kennis wordt het best wanneer er sprake is van emotionele ervaring, het liefst positief. Via ICT en media is nieuwe kennis gemakkelijk te vinden maar moeilijker op te slaan omdat er geen ‘bodem’ is om de nieuwe kennis op te kunnen plaatsen. Volgens Delfos (Delfos, 2012) moet het onderwijs een pedagogische en onderwijskundige visie ontwikkelen op het virtuele milieu en het gebruik daarvan. De 'Vier in Balans Monitor’ wordt elk jaar door Figuur 1 – Delfos (2011) Kennisnet (ten Brummelhuis, A; van Amerongen, M; Stichting Kennisnet;, 2011) uitgebracht, deze hebben een Vier in Balans-model (figuur 2) opgezet waar uitgegaan wordt van vier bouwstenen. De invoering van ICT heeft volgens Kennisnet meer kans van slagen wanneer naar deze bouwstenen gekeken wordt. De bouwstenen zijn visie, deskundigheid, digitaal leermateriaal en ICT-infrastructuur. De uitgave werkt vanuit veel verschillende bronnen en toont daar verschillende opbrengsten op het gebied van ICT aan, ook op het gebied van motivatie. Het onderzoek van Luyten, Ehren & Meelissen (Luyten, Ehren, & Meelissen, 2011) toont aan dat de inzet van een text-tospeechprogramma bij dyslectische leerlingen de motivatie en zelfverzekerdheid vergroot. Een
Fontys Pabo Veghel
Afstudeeronderzoek
Rob Vervoort
tegenhanger daarvan is het onderzoek Hovius, van Kessel & van der Linden (Hovius, van Kessel, & van der Linden, 2010). Hovius heeft de Nederlandse basisscholen laten experimenteren met de begeleiding van tutors via het digibord voor het vak Engels. Daarbij werden films en opdrachten in het Engels aangeboden. Leerlingen die de digitale les hadden bleken net zo gemotiveerd als de leerlingen die dit niet hadden. De prestaties waren ook vergelijkbaar met de leerlingen die op de traditionele manier klassikaal les hadden. Het onderzoek van Hovius (Hovius, van Kessel, & van der Linden, 2010) toont aan dat het goed is wanneer er gebruik gemaakt wordt van motivatieprincipes als spanning en competitie. Ze concluderen dat kinderen die rekenen oefenen op een spelcomputer sneller en beter leren rekenen. Volgens Lemke en Fadel (Lemke & Fadel, 2009) is het onduidelijk of de laatstgenoemde methoden van e-learning het onderwijs verbeteren. Lesgeven via het digibord vraagt heel erg veel vaardigheid van een leerkracht, voornamelijk omdat het een stuk moeilijker is orde te houden, te controleren of de stof begrepen is en een verband te leggen tussen digitale en reguliere stof. Samenvattend: De maatschappij verandert door de razendsnelle opkomt van ICTtoepassingen. We leven in een informatie- en communicatietijdperk. Naast thuis, school en de wereld daar omheen verdient het omvangrijke ICT een ook een eigen milieu, het virtuele milieu. Bronkhorst (Bronkhorst, 2005) en Figuur 2 - Het vier in balans-model van Kennisnet Delfos (Delfos, 2012) geven aan dat de leerkracht steeds meer een leerstrateeg wordt die op een goede manier gebruik maakt van de mogelijkheden binnen ICT. Daarvoor zijn leerkrachtvaardigheden in ICT nodig maar ook de nodige empathie en humor is belangrijk. Het leren gaat volgens Delfos (Delfos, 2012) minder over kennis zelf maar meer over hoe deze kennis te vinden, te beoordelen en te downloaden. Volwassenen moeten hierbij een begeleidende rol aannemen. Als kinderen ouder worden verplaatst de aandacht zich naar meer sociale en interactievere media, ze profileren zich naar een bepaalde groep waar ze bij willen horen. Kinderen leren vanaf die leeftijd ook steeds beter emoties onderscheiden, maar door de afwezigheid van non-verbale informatie is juist emotie op internet heel lastig weer te geven. Door miscommunicatie kan een boodschap harder en ruwer dan bedoeld overkomen. Delfos geeft aan dat, zeker voor kinderen, informatie steeds gemakkelijker zelf te vinden is. Belangrijk is dat kinderen ook de kans krijgen om het te verwerken. Kennis kan geplaatst worden wanneer er een bepaalde waarde aan gegeven kan worden door het in een groter geheel te plaatsen, kennis wordt het best opgeslagen wanneer er sprake is van een emotionele ervaring. Via ICT en media is kennis gemakkelijker te vinden maar moeilijker op te slaan om dat er geen ‘bodem’ is om de nieuwe kennis op te kunnen plaatsen. Er zijn heel veel onderzoeken gedaan op gebied van motivatie, prestaties en zelfverzekerdheid met behulp van ICT-toepassingen. De uitslagen zijn vrij wisselend, van grote twijfel over ICT-toepassingen tot een duidelijk bewijs van een positieve werking.
Fontys Pabo Veghel
Afstudeeronderzoek
Rob Vervoort
2.5 Leerkrachtvaardigheden Volgens de Vier in Balans Monitor van Kennisnet (ten Brummelhuis, A; van Amerongen, M; Stichting Kennisnet;, 2011) vindt het merendeel van de leraren zichzelf ICT-vaardig en is er een heldere ambitie om meer ICT in te zetten, voornamelijk voor kennisoverdracht en kennisconstructie. Dat ICT een steeds prominentere rol krijgt wil niet zeggen dan leerkrachten overbodig worden. Sterker nog, hoe competenter een leerkracht met ICT is, hoe effectiever ICT in het onderwijs ingezet kan worden (ten Brummelhuis, A; van Amerongen, M; Stichting Kennisnet;, 2011). Figuur 3 – TPACK van Koehler & Mishra (2008) Kennisnet (ten Brummelhuis, A; van Amerongen, M; Stichting Kennisnet;, 2011) beschrijft dat acht van de tien huidige leerkrachten beschikken over de basis ICT-vaardigheden. Zes van de tien leerkrachten beschikken tevens over de didactisch vaardigheden om ICT in te zetten in het onderwijs. Met didactische vaardigheden wordt het inzetten van ICT als hulpmiddel bedoeld. Om ICT op een doeltreffende manier in te zetten in het onderwijs dient de leerkracht drie vaardigheden te integreren in zijn onderwijs; vakinhoud, ICT en didactiek (de Voogt, Fisser, & Tondeur, 2010). Matthew Koehler en Punya Mishra (Koehler & Mishra, 2008) ontwikkelde in 2008 hiervoor het TPACK-model (figuur 3). Samenvattend: Kennisnet zegt dat het merendeel van de leerkrachten zichzelf ICT-vaardig vindt, voornamelijk betreft kennisoverdracht en kennisconstructie. Hoe competenter de leerkracht met ICT, hoe effectiever ICTtoepassingen ingezet kunnen worden. Zes van de tien leerkrachten bezit de didactisch vaardigheden om ICT in zijn onderwijs in te zetten. Leerkrachten hadden tot voorheen genoeg aan een goede pedagogische en een goede didactische basis. Met ICT-toepassingen komt daar technologische kennis op het gebied van ICT bij, het T-PACK model laat dit zien.
Fontys Pabo Veghel
Afstudeeronderzoek
Rob Vervoort
Fontys Pabo Veghel
Afstudeeronderzoek
Rob Vervoort
3 – De onderzoeksvragen Met als fundering de probleemanalyse en het conceptueel kader is het theoretisch kader opgebouwd. Aan de hand van onder andere deze verdieping, gesprekken met experts, externe bronnen, wetenschappelijke artikelen en wetenschappelijk onderzoek, is een hoofdvraag opgesteld. Om deze hoofdvraag te kunnen beantwoorden zullen er eerst een aantal deelvragen beantwoord moeten worden. Deze deelvragen vloeien voort uit de hoofdvraag en zullen gerichter, meer praktisch en concreter geformuleerd zijn dan de hoofdvraag. Hoofdvraag: Wat hebben de leerkrachten van de BS Franciscus nodig om ICT-toepassingen dusdanig in te zetten dat de betrokkenheid in leren verhoogd wordt bij de leerlingen in de bovenbouw? Om tot een concreet en betrouwbaar antwoord te komen op deze hoofdvraag is er een conceptueel kader ontworpen waarin de verschillende topics rondom de hoofdvraag weergegeven worden. Daarna is de hoofdvraag gesplitst in deelvragen, door deze deelvragen te beantwoorden kan een concreet en betrouwbaar antwoord op de hoofdvraag gegeven worden. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
Hoe betrokken zijn de leerlingen op BS Franciscus nu? Hoe kijken de leerlingen naar hun eigen betrokkenheid tijdens het onderwijsleerproces? Wat vinden de leerlingen van de betrokkenheid op school? Wat geven leerlingen aan, op welk moment denken zij dat hun betrokkenheid het hoogst is? Hoe benutten leerlingen op de BS Franciscus nu ICT en media? Waar zien leerlingen en leerkrachten de mogelijkheid om ICT-toepassingen te integreren in hun les? Hoe vaardig zijn de leerkrachten op de BS Franciscus nu met ICT en media? Wat hebben leerkrachten nodig om voldoende toegerust te zijn om ICT en media in de groep te implementeren? Hoe zien leerkrachten het implementatietraject om ICT-toepassingen zich eigen te maken en deze te integreren in hun didactiek?
Fontys Pabo Veghel
Afstudeeronderzoek
Rob Vervoort
Fontys Pabo Veghel
Afstudeeronderzoek
Rob Vervoort
4 – Opzet van het onderzoek Voor een degelijk onderzoeksresultaat zijn goede onderzoeksmethoden vereist. Naar aanleiding van de deelvragen kan de hoofdvraag beantwoordt worden en kunnen de aanbevelingen geschreven worden. De deelvragen kunnen beantwoord worden door een goede procedure van onderzoek en het gebruik van degelijke onderzoeksmethode en instrumenten. In het praktijkonderzoek wordt een dataverzameling opgebouwd door middel van verschillende onderzoeksinstrumenten. De verschillende onderzoeksinstrumenten worden beschreven en verantwoord. Deelvraag 1, 4, 5, 6, 7, 8, en 9 worden beantwoord door een enquête aan leerkrachten en leerlingen. Vraag 6, 7, 8 en 9 worden tevens beantwoord door middel van een interview met vier leerkrachten. Deelvraag 2 en 3 wordt beantwoord door de leerlingenenquête beantwoord. Er is gekozen voor de instrumenten enquêteren en interviewen. Als belangrijkste instrument is in dit onderzoek gekozen voor enquêteren. De enquête verzamelt kwantitatieve, feitelijke en controleerbare gegevens. De enquêtes voor volwassenen zal door meer dan vijftien respondenten ingevuld worden waaronder leerkrachten, stagiaires, directie en coaches. De leerling-enquête wordt door ruim zestig leerlingen ingevuld. Om tot goed gestructureerde antwoorden te komen bestaat de enquête voor het grootste deel uit gesloten vragen. De enquête voor leerkracht en leerling is niet identiek, de leerlingenversie is visueel aantrekkelijker gemaakt en aan de leerkrachtversie zijn enkele open vragen toegevoegd zodat de leerkrachten ruimte heeft om meer te vertellen en zijn antwoord toe te lichten. Beide versies zijn digitaal aangeboden met behulp van de website Kwik Surveys (Kwik Surveys, 2008) en toegankelijk gemaakt door middel van een QRcode. Dat maakt dat de enquête gemakkelijk met een tablet te bereiken is. Nadat de enquêtes afgenomen en geanalyseerd zijn worden er vier leerkrachten geïnterviewd. De resultaten van de enquête zijn gebruikt voor het ontwerpen van de interviews en zijn voor sommige interviewvragen zelfs het uitgangspunt geweest. Er is een gestructureerd interview afgenomen door middel van een passende vragenlijst, daarnaast is er doorgevraagd op de antwoorden omdat dit ruimte geeft voor extra informatie. Er is voor deze instrumenten gekozen omdat ze de informatie opleveren die nodig is om de deelvragen en uiteindelijk de hoofdvraag te beantwoorden. De deelvragen zijn gekoppeld aan de verschillende topics uit het conceptueel kader. De interviews worden na de enquêtes afgenomen, dit geeft de mogelijkheid om dieper in te gaan op de resultaten van de enquête. Daardoor ontstaat een overlap betreffend het onderwerp en wordt meer duidelijkheid gegeven over het hoe en waarom. De betrokken respondenten zijn vijftien respondenten, hieronder bevinden zich leerkrachten, directieleden, stagiaires en leerlingen van BS Franciscus. Daarnaast is de ICT-coach betrokken, zij is werkzaam op meerdere scholen binnen SKOSO, de stichting waaronder de BS Franciscus valt. De enquête voor leerkrachten is door tien leerkrachten en vier stagiaires ingevuld. Stagiaires zijn meegenomen in de enquêtering omdat de expertise van de studenten op het gebied van ICT niet onderdoet voor die van leerkrachten. Daarnaast hebben zestig leerlingen van de basisschool de enquête voor leerlingen ingevuld. Na analyse van deze enquêtes zijn interviewvragen opgesteld en is het interview afgenomen bij drie leerkrachten uit de bovenbouw en de ICT-coach. De geïnterviewde leerkrachten zijn zeer bewust
Fontys Pabo Veghel
Afstudeeronderzoek
Rob Vervoort
uitgekozen. Er zijn twee leerkrachten geïnterviewd die zeer ICT-vaardig zijn en twee leerkrachten die de nodige moeite hebben om de huidige ontwikkelingen op gebied van ICT & media in hun didactiek toe te passen. Dit om de bandbreedte en mogelijkheden van de leerkrachten, stagiaires, directies en coaches te onderkennen. Doordat de enquêtes digitaal afgenomen worden kunnen de resultaten automatisch verwerkt. Het programma Kwik Surveys berekent de resultaten, dat zorgt voor een betrouwbare en nauwkeurige analyse. De open vragen betreffende de enquête worden afgenomen via een Padlet. Een Padlet is een digitaal prikbord wat het mogelijk maakt met meerdere mensen op een onderwerp te reageren, deze resultaten zijn daardoor transparant te beoordelen. De interviews worden na enquêtering afgenomen, de interviews worden vastgelegd middels spraakopnames. Deze worden nadien geanalyseerd en verwerkt in een vooraf vastgestelde structuur. De uitwerking van de interviews is per interviewvraag terug te vinden in bijlage 1.
Fontys Pabo Veghel
Afstudeeronderzoek
Rob Vervoort
5 – Resultaten Door het opstellen van een goede probleemanalyse, het opstellen van een degelijke onderzoeksvraag en deze te verdelen in deelvragen is er een betrouwbaar en verantwoord onderzoek uitgevoerd. Door de theoretische verdieping, enquêteren en het houden van interviews zijn deze deelvragen betrouwbaar beantwoord. Een verwerking van deze resultaten is hieronder weergegeven. 1. Hoe betrokken zijn de leerlingen op BS Franciscus nu? Deze vraag is door middel van een digitale enquête beantwoord. Daarbij is gebruik gemaakt van een schaal van 1 tot 10 en werd zowel leerkracht als leerling gevraagd zich hierin te schalen. Volgens de leerlingen zelf zijn ze individueel behoorlijk betrokken op school, ze geven zichzelf gemiddeld een 7,0 voor betrokkenheid op school. De leerkrachten zijn positiever, zij hebben de betrokkenheid in de groep geschaald van 1 t/m 10, het ging hierbij om de betrokkenheid van de gehele groep en niet per kind afzonderlijk. De leerkrachten geven de leerlingen een gemiddelde van 7,4 voor de betrokkenheid die de leerlingen tijdens de lessen laten zien. Daarnaast hebben zowel leerling als leerkracht de betrokkenheid per vakgebied geschaald. De resultaten daarvan zijn verwerkt middels een grafiek.
Fontys Pabo Veghel
Afstudeeronderzoek
Rob Vervoort
De leerlingen is gevraagd hun eigen betrokkenheid op school per vak te schalen, daarbij is gebruik gemaakt van een 5-puntsschaal waarbij 1 staat voor geen betrokkenheid en 5 voor een maximale betrokkenheid.
Bij leerkrachten is gebruik gemaakt van dezelfde 5-puntsschaal, zij hebben tevens alle schoolvakken geschaald op de betrokkenheid die ze tijdens deze lessen zien.
Fontys Pabo Veghel
Afstudeeronderzoek
Rob Vervoort
2. Hoe kijken de leerlingen naar hun eigen betrokkenheid tijdens het onderwijsleerproces? Naar aanleiding van de resultaten bij deelvraag kan gesteld worden dat kinderen hun eigen betrokkenheid voldoende tot goed beoordelen. Naar aanleiding daarvan is de kinderen gevraagd wat ze nodig hebben om hun aandacht bij de les te houden. Wat hebben zij nodig om optimaal betrokken te zijn?
Fontys Pabo Veghel
Afstudeeronderzoek
Rob Vervoort
Om iets te kunnen zeggen over de verschillen in verwachting en behoeftes is dezelfde vraag gesteld aan de leerkrachten met het onderstaande resultaat.
Fontys Pabo Veghel
Afstudeeronderzoek
Rob Vervoort
3. Wat vinden de leerlingen van de betrokkenheid op school? Zoals bekend naar aanleiding van de gegevens bij deelvraag 1 geven de leerlingen zichzelf gemiddeld een 7.0 voor de betrokkenheid op school. Daarna is doorgevraagd op de betrokkenheid van de groep. Er is de kinderen gevraagd om hun eigen klas een punt te geven. Hoe is de algemene betrokkenheid op school bij jou in de klas? Het gemiddelde wat de kinderen de betrokkenheid van hun klas gegeven hebben is een 6.1. Dit cijfer ligt lager dan het individuele gemiddelde. Kinderen geven zichzelf gemiddeld een 7.0 voor betrokkenheid op school en geven betrokkenheid van de klas een 6.1, dat wil zeggen dat een groot deel zichzelf bovengemiddeld betrokken inschat.
Zoals bekend vanuit deelvraag 1 scoort de betrokkenheid van de klas volgens de leerkrachten een 7.4. Daarmee scoren ze aanzienlijk hoger dan de leerlingen zelf, voor toelichting zie de grafiek.
Fontys Pabo Veghel
Afstudeeronderzoek
Rob Vervoort
4. Wat geven leerlingen aan, op welk moment denken zij dat hun betrokkenheid hoogst is? Leerlingen hebben hiervoor een enquête ingevuld, hierbij hebben ze aangegeven op welk moment van de week de betrokkenheid het hoogst is.
Voor de volledigheid is besloten om de leerkracht ook te vragen naar de betrokkenheid van de klas. Op welk moment is hun klas het meest betrokken bij de het onderwijsleerproces?
Om een nog beter beeld te krijgen van de momenten wanneer de leerlingen het meest betrokken zijn kan het gesplitst worden in de verschillende vakgebieden, daarvoor wordt dan ook terug verwezen naar de grafieken van deelvraag 1 die hierover uitsluitsel geven.
Fontys Pabo Veghel
Afstudeeronderzoek
Rob Vervoort
5. Hoe benutten leerlingen op de BS Franciscus nu ICT en media? De kinderen is gevraagd om in te vullen of en wat zij waardevol vinden met betrekking tot ICT op school.
Fontys Pabo Veghel
Afstudeeronderzoek
Rob Vervoort
Fontys Pabo Veghel
Afstudeeronderzoek
Rob Vervoort
Om een goed beeld te krijgen en sociaal wenselijke antwoorden deels uit te sluiten is dezelfde vraag is aan de leerkrachten gesteld.
Fontys Pabo Veghel
Afstudeeronderzoek
Rob Vervoort
6. Waar zien leerlingen en leerkrachten de mogelijkheid om ICT-toepassingen te integreren in hun les? Deze vraag is tevens beantwoord door middel van enquêteren en is bevraagd op vakgebied én op toepassingsgebied. Als eerst is, in vervolg op de vorige vraag, gevraagd waar de leerlingen graag meer ICT-toepassingen voor zouden gebruiken.
Fontys Pabo Veghel
Afstudeeronderzoek
Dezelfde vraag is aan de leerkrachten gesteld.
Rob Vervoort
Fontys Pabo Veghel
Afstudeeronderzoek
Rob Vervoort
Er is apart gevraagd op welk vakgebied leerkrachten en leerlingen graag meer ICT zouden gebruiken. Het antwoord van de leerlingen.
Onderstaand het antwoord van de leerkrachten.
Zoals eerder vernoemd is er tevens een Padlet ingevuld door de leerkrachten, daarin geven ze aan dat ze ICT-toepassingen in kunnen zetten om de betrokkenheid te vergroten. Voorwaarden zijn volgens de leerkrachten: -
ICT moet interactief gebruikt worden. ICT moet op veel vlakken ingezet worden, daar moet in de onderbouw een start mee gemaakt worden. Er moet aanbod zijn wat aansluit, leerkrachten moeten weten wat de mogelijkheden zijn en welke ICT-toepassingen als school ingezet gaat worden. ICT moet geleidelijk ingevoerd worden, het moet tijd krijgen om te implementeren in het huidige aanbod, dat is belangrijk voor zowel leerling als leerkracht.
Fontys Pabo Veghel
Afstudeeronderzoek
Rob Vervoort
7. Hoe vaardig zijn de leerkrachten op de BS Franciscus nu in met ICT en media? De leerkrachten is gevraagd zichzelf te schalen op hun eigen vaardigheid betreft ICT-toepassingen. Op BS Franciscus geven de leerkrachten zichzelf gemiddeld een 5,7 voor de manier waarop ze hun ICT-vaardigheid benutten in hun onderwijs. Het landelijke gemiddelde betreft ICT-vaardigheid bij leerkrachten in het PO ligt op 6,2. Vervolgens is de leerkrachten gevraagd of ze zichzelf ICT-vaardig genoeg vinden om ICT-toepassingen op een goede manier in hun onderwijs in te zetten.
Om een compleet antwoord op deze deelvraag te krijgen is de onderstaande vraag gesteld. Het antwoord was unaniem.
Fontys Pabo Veghel
Afstudeeronderzoek
Rob Vervoort
8. Wat hebben leerkrachten nodig om voldoende toegerust te zijn om ICT en media in de groep te implementeren? Deze deelvraag is getracht te beantwoorden door open vragen in de enquête, daarnaast is met enkele docenten en de ICT-coach een interview gehouden rondom dit thema. De resultaten vanuit de enquête waren het met elkaar eens, een opsomming van de benodigdheden: -
ICT-vaardigheden Meer kennis over ICT Samenwerking met collega’s, communicatie met elkaar Tijd Kant-en-klare toepassingen om direct in te zetten Elkaars enthousiasme Durf, open durven staan voor het experimenteren met ICT Zelfvertrouwen
Drie leerkrachten en de ICT-coach zijn naar aanleiding van de enquêtes geïnterviewd, de onderstaande conclusie is voortgekomen uit de volgende vraag; Wat heb jij nodig om voldoende toegerust te zijn om ICT-toepassingen in de groep goed tot hun recht te laten komen? Resultaat Leerkrachten geven aan dat er nog gewerkt moet worden aan eigen vaardigheden. Daar is tijd voor nodig. Ze geven hierbij aan dat ze graag zelf ontdekkend leren met zo nu en dan sturing vanaf de zijlijn. Er wordt om extra scholing gevraagd, van buitenaf maar een andere zeer reële optie is het uitwisselen van expertise binnen SKOSO. Samenwerken wordt als heel waardevol gezien. Een stukje durf is ook heel belangrijk, leerkrachten geven aan te moeten leren om los te durven laten. Ze hebben nog geen goed beeld van wat er dan gaat gebeuren, daar zit een stukje angst voor het onbekende.
Fontys Pabo Veghel
Afstudeeronderzoek
Rob Vervoort
Als laatst wordt discipline bij de kinderen gevraagd, dit zou kunnen door middel van een protocol dat opgesteld wordt zodat iedereen weet op welke manier er omgegaan moet worden met ICTtoepassingen. Als laatst werd een stukje bewustwording aangehaald; door de nieuwe ontwikkelingen binnen onderwijs veranderd de rol van de leerkracht. Deze gaat van een coachende rol met kennisoverdracht naar kennisdeling. Leerkrachten moeten zich daar bewust van worden en daarvoor openstaan, ze moeten de zingeving ervan zien.
Fontys Pabo Veghel
Afstudeeronderzoek
Rob Vervoort
9. Hoe zien leerkrachten het implementatietraject om ICT-toepassingen zich eigen te maken en deze te integreren in hun didactiek? Deze vraag heeft sterke overeenkomsten met de vorige deelvraag, echter draait het hier meer om hoe de leerkracht tegen het implementatietraject aankijkt en niet zozeer om wat men nodig heeft. Deze vraag is beantwoord middels de interviews. Onderstaand de gestelde vragen en een samenvatting van het antwoord. Met welke ICT-toepassingen ben je bekend met betrekking tot school? Wat gebruik je al met betrekking tot ICT-toepassingen op school? Wat zou je graag willen met betrekking tot ICT-toepassingen op school? Samenvatting/resultaat Een aantal ICT-toepassingen die al jaren gebruikt - bordboeken, methodesoftware, ParnasSys worden, zijn bij iedereen in zijn didactiek geïntegreerd. Sommige leerkrachten zijn zich hier meer bewust van dan andere. Wat de leerkrachten met ICT-toepassingen willen is wisselend, de tablets spelen hierbij een belangrijke rol. Een deel van de leerkrachten zien de tablets graag meer geïntegreerd in hun lesaanbod, de één lukt dit beter dan de ander. De manier waarop men te werkt gaat verschilt ook aanzienlijk, de één ziet een ICT-toepassing graag kant-en-klaar aangeleverd en de ander is meer van het zelf uitproberen en experimenteren. Er is een leerkracht die het de nodige moeite kost bij te blijven met de snelheid waarin het huidige ICT-aanbod integreert in het onderwijs. Voor deze leerkracht is het doel dan ook het bijblijven betreft de huidige ICT-ontwikkelingen. Wat is je doel en hoe wil je dat bereiken? Op welke termijn wil je dat bereiken? Resultaat De doelen die door de leerkrachten gesteld worden zijn wisselend. Sommige hebben er genoeg aan om het huidige ICT-aanbod bij te blijven betreft hun eigen vaardigheden. Anderen zijn al een stukje verder, gebruiken de tablets maar willen hier graag meer uithalen, ze zien absoluut de meerwaarde maar nog niet altijd hoe het effectief in hun didactiek ingezet kan worden. Dat is voor deze leerkrachten dan ook een doel; hoe zet ik ICT-toepassingen (en voornamelijk tablets) effectief in bij mijn onderwijs? Dat ligt dicht bij de onderzoeksvraag van mijn onderzoek. De ICT-coach ziet veel mogelijkheden en wil daar graag in ondersteunen, ze geeft aan dat ICT binnen een aantal jaren veel meer geïntegreerd zal zijn op alle facetten binnen het onderwijs. Denk je dat collega’s een rol kunnen spelen in dit traject? Samenvatting/resultaat De strekking van dit antwoord is om met elkaar te overleggen, elkaar te inspireren, motiveren, ondersteunen en om veel samen te werken. Niet iedereen ziet dit per se als taak voor collega’s maar ook van bovenaf, Prowise zou met meer mogelijkheden en ondersteuning mogen komen. Structureel, kort en effectief overleg in werkvergaderingen wordt aangedragen als waardevol, evenals het uitwisselen van elkaars ervaringen. Er moet gezorgd worden dat ICT gemeengoed wordt, dat kan door middel van de eerder genoemde acties.
Fontys Pabo Veghel
Afstudeeronderzoek
Rob Vervoort
Hoe denk je dat de kinderen het best ICT-toepassingen toe kunnen passen in de lessen? Samenvatting/resultaat De resultaten zijn wisselend maar samenwerken en los durven laten staan centraal. Het wordt als waardevol gezien dat kinderen elkaar leren hoe ze met de ICT-toepassingen om moeten gaan en er van leren. Er wordt ook erkend dat ICT-toepassingen voor de kinderen al erg vanzelfsprekend zijn. Iedereen is het erover eens dat ICT een meerwaarde in het onderwijs is alleen niet iedereen ziet het vooralsnog terug bij de kinderen. Kinderen kun je het best toe laten passen door te laten ervaren, een begeleide, geleidelijke invoering van ICT is hierbij belangrijk. Hoe integreer jij ICT-toepassingen in je didactiek? Samenvatting/resultaat De meeste leerkrachten integreren ICT-toepassingen het best in hun didactiek door zelf te ervaren. Ze willen zelf proberen hun eigen vaardigheid te verbeteren en daar hebben ze soms hulp bij nodig. Bevestiging dat ze op de goede weg zitten en het leren van elkaar is hierbij ook heel belangrijk. De leerkrachten vinden dat de eigen vaardigheid eerst goed moet zijn voordat ze het in de praktijk toe gaan passen, ze werken het liefst aan deze eigen vaardigheid door zelf te ervaren. Sommige leerkrachten geven aan dat ze graag pasklare toepassingen aangereikt krijgen die aansluiten bij hun eigen didactiek.
Fontys Pabo Veghel
Afstudeeronderzoek
Rob Vervoort
Fontys Pabo Veghel
Afstudeeronderzoek
Rob Vervoort
6 – Conclusies Doel van het onderzoek was erachter komen wat de leerkrachten op de BS Franciscus nodig hebben om met behulp van ICT de betrokkenheid van leerlingen te vergroten. Naar aanleiding van deze doelstelling is er een onderzoeksvraag opgesteld waarop in deze katern antwoord gegeven wordt. De onderzoeksvraag luidt als volgt: Wat hebben de leerkrachten van de BS Franciscus nodig om ICT-toepassingen dusdanig in te zetten dat de betrokkenheid in leren verhoogd wordt bij de leerlingen in de bovenbouw? Naar aanleiding van theoretische verdieping, het uitvoeren van verschillende activiteiten in de praktijk, het analyseren van de resultaten die voortgekomen zijn uit de enquête en interviews en verschillende andere interventies kan een antwoord op de onderzoeksvraag gegeven worden. Daarvoor is het belangrijk dat de resultaten objectief geanalyseerd worden en in logisch verband worden gebracht met het theoretisch kader. 6.1 Conclusie 1 Leerkrachten moeten durven openstaan voor deze verandering in het onderwijs, ze moeten zich hier bewust van worden. In het theoretisch kader is naar voren gekomen dat de leerkracht steeds meer een leerstrateeg wordt, leren gaat minder over kennis zelf maar meer over hoe kennis te vinden en te beoordelen (Delfos, 2012). De leerkracht is niet meer de alwetende mens (Bronkhorst, 2005). In de afgenomen interviews tijdens en bij de resultaten op deelvraag 5, 8 en 9 komt dit eveneens naar voren. De rol van leerkracht verandert van een coachende rol betreft kennisoverdracht naar een coachende rol kennisdeling. De meerderheid van de leerlingen – 85,19% – geeft aan dat ze meer kunnen leren wanneer ICT op een effectievere manier ingezet wordt. 6.2 Conclusie 2 Het is op de BS Franciscus noodzakelijk dat leerkrachten hun eigen vaardigheden verbeteren om ICT op een goede manier in te zetten en daarmee de betrokkenheid te verhogen. ICT krijgt een steeds prominentere rol in het onderwijs maar dat wil niet zeggen dat de leerkracht overbodig wordt. Hoe competenter een leerkracht met ICT is, hoe effectiever ICT in het onderwijs ingezet kan worden (ten Brummelhuis, A; van Amerongen, M; Stichting Kennisnet;, 2011). Leerlingen geven massaal aan – 87% – dat ze de lessen leuker vinden wanneer ze meer gebruik mogen maken van ICT. Leerkrachten van de BS Franciscus geven aan dat ze graag ICT-vaardiger zouden zijn (100%) en 60% vindt zichzelf niet vaardig genoeg om ICT goed in hun onderwijs in te zetten. Laatstgenoemde gegevens zijn gebaseerd op deelvraag 5 en 7. Tevens is er naast goede didactiek en vakinhoud eveneens technische kennis noodzakelijk om ICT goed in je onderwijs te kunnen implementeren (de Voogt, Fisser, & Tondeur, 2010).
Fontys Pabo Veghel
Afstudeeronderzoek
Rob Vervoort
6.3 Conclusie 3 Leerkrachten hebben een goede samenwerking met collega’s en leerlingen nodig om ICT op een goede manier in hun onderwijs te implementeren. Leerkrachten geven bij deelvraag 6 en 8 aan dat ze samenwerking als heel waardevol ervaren. Voornamelijk om de eigen vaardigheid met betrekking tot ICT vergroten. Tevens vergroot samenwerking de motivatie en betrokkenheid, het geeft de kans om autonoom te zijn, de zingeving van ICT in te zien en het streven naar meesterschap (Pink, 2010). Deze houding en discipline zullen bij zowel leerkracht als leerling al vanuit de onderbouw ingevoerd moeten worden. 6.4 Antwoord op de hoofdvraag: Wat hebben de leerkrachten van de BS Franciscus nodig om ICT-toepassingen dusdanig in te zetten dat de betrokkenheid in leren verhoogd wordt bij de leerlingen in de bovenbouw?
Durf Bewustwording Een verbetering van de eigen vaardigheid Een goede samenwerking
6.5 Kritische reflectie op het onderzoeksproces Het onderzoek is zeer behouden en in goed overleg met experts op verschillende gebieden uitgevoerd. Echter is een kritische reflectie op het onderzoeksproces nodig om de waarde van het onderzoek in te schatten en een verklaring te geven voor de uitkomsten. Sterk aan het onderzoek is het theoretisch kader, er zijn ruim twintig goede, relevante, recente en volledige bronnen gebruikt, hieronder bevinden zich internationale en wetenschappelijke artikelen die voortkomen uit wetenschappelijk onderzoek. Tijdens de uitvoering van dit onderzoek zijn verschillende experts aan het woord gekomen middels interviews, gesprekken of tijdens de enquêtering. Ruim zeventig personen hebben meegewerkt aan het onderzoek wat het betrouwbaar en objectief maakt. Tijdens de enquêtering is gebruik gemaakt van het programma Kwik Surveys, deze website maakt het mogelijk om digitaal te enquêteren. Dat zorgt voor betrouwbare resultaten omdat de berekeningen niet meer handmatig gemaakt gedaan worden maar er automatisch gegenereerde resultaten weergegeven worden. Tevens zijn de enquêtes door zowel leerkracht als leerling op de tablet ingevuld waardoor deze respondenten eigenaar gemaakt zijn van het leerproces en zich betrokken voelden bij het onderzoek. Sterk aan het onderzoek is tevens dat de interviews en de enquêtes een sterke overlap hebben wat de resultaten van het onderzoek sterker maakt. Gaande het onderzoek werd ontdekt dat de hoofdvraag te vakgericht was. In eerste instantie richtte de hoofdvraag zich heel erg op rekenen waardoor het onderzoek te gekaderd werd. ICT, media en technologie zijn niet gericht op een enkel vak maar het richt zich over de gehele linie van onderwijs. Tijdens het onderzoek werd ontdekt dat ICT zich integreert in de gehele didactiek waardoor de hoofdvraag breder geformuleerd moest worden. Dit is het onderzoek ten goede gekomen.
Fontys Pabo Veghel
Afstudeeronderzoek
Rob Vervoort
Zwak aan het onderzoek is dat deelvraag 3 – Wat geven leerlingen aan, op welk moment denken zij dat hun betrokkenheid hoogst is? – mogelijk verkeerd geïnterpreteerd is door de kinderen. Gezien de verschillen in antwoord met de leerkrachten is het zeer aannemelijk dat de leerlingen verkeerd geïnterpreteerd hebben. De leerkrachten schalen de betrokkenheid in het begin van de week erg hoog, de leerlingen juist de aan het eind van de week. Aannemelijk is dat de kinderen juist bij de vakken die ze leuk vinden de betrokkenheid ook hoog geschaald hebben, gezien de leuke vakken ook vaak aan het eind van de week gepland staan. De leerlingen hebben zich waarschijnlijk meer gericht op dat wat leuk is in plaats van de momenten waarop hun concentratie het best is. Leerlingen zouden nog bevraagd kunnen worden op de vaardigheden van hun eigen leerkracht, dat zou een waardevolle toevoeging aan het onderzoek zijn. Echter bleek pas bij de analyse dat deze vraagstelling wellicht waardevol was geweest voor de resultaten van het onderzoek. Er is in dit onderzoek geen betrokkenheidsschaal gemeten, dat maakt het lastig te bepalen hoe de huidige betrokkenheid op de BS Franciscus is. Het doel van een dergelijke observatie is de verschillen weergeven tussen een les die traditioneel aangeboden wordt en een les die volledig met behulp van nieuwe media aangeboden wordt. Echter is het lastig de verschillen goed weer te geven, op de BS Franciscus is geen leerkracht dusdanig bekwaam met ICT dat ze een volledige les enkel met behulp van ICT kunnen aanbieden. Betrokkenheid is moeilijk meetbaar maar de Leuvense betrokkenheidsschaal zou een waardevolle toevoeging zijn geweest in dit onderzoek. Dit hiaat is opgevangen door te enquêteren bij zowel leerkracht als leerling, er is gevraagd hoe hun betrokkenheid in het onderwijs is. Een logisch vervolgonderzoek op het voorgaande is onderzoeken hoe men bewustwording bij het huidige personeel creëert aangaande de veranderende rol van de leerkracht. Hierna kan onderzocht worden welke betekenis deze bewustwording voor het huidige onderwijs heeft. Tevens zou onderzocht kunnen worden waar de leerkrachten het meeste baat bij hebben betreffende het verbeteren van hun eigen vaardigheid en in hoeverre dit effect heeft op de betrokkenheid en leerresultaten. Op welke manier heeft de professionalisering rondom ICTvaardigheden bij de leerkrachten binnen SKOSO betrekking op de leerresultaten en de betrokkenheid in de klas?
Fontys Pabo Veghel
Afstudeeronderzoek
Rob Vervoort
Fontys Pabo Veghel
Afstudeeronderzoek
Rob Vervoort
7 – Implicaties voor in de praktijk Naar aanleiding van onderzoek, analyse en conclusie kunnen relevante en passende suggesties gegeven worden om het onderwijs te verbeteren. In het beginstadium van het onderzoek is een probleem geschetst rondom de betrokkenheid van de leerlingen op de BS Franciscus. In de probleemanalyse is dit probleem in logisch verband gebracht met de huidige ontwikkelingen betreft ICT & media. Naar aanleiding van het onderzoek staan de implicaties voor de praktijk beschreven. 7.1
Aanbeveling 1
Het professionaliseren van eigen vaardigheden Leerkrachten geven unaniem aan dat ze graag ICT-vaardiger willen zijn. Ze zien in dat dit een belangrijke competentie is omdat ICT een steeds prominentere rol in het onderwijs krijgt. Onderwijs is gekanteld van kennisoverdracht naar kennisdeling en zelf opzoeken (Delfos, 2012). Lesgeven met ICT vraagt heel veel eigen vaardigheid van een leerkracht maar hoe competenter een leerkracht met ICT is, hoe effectiever ICT in het onderwijs ingezet kan worden (ten Brummelhuis, A; van Amerongen, M; Stichting Kennisnet;, 2011). Het is dus belangrijk dat die eigen vaardigheid verbeterd wordt, extra scholing speelt hierbij een belangrijke rol. Deze extra scholing zou van buitenaf kunnen komen maar binnen de organisatie SKOSO lopen ook erg veel specialisten rond die erg bekwaam zijn met ICT, zoals een ICT-coach. Advies is om met elkaar te leren en te ontdekken hoe ICT effectief in het onderwijs ingezet kan worden in de vorm van een training on the job. Dit advies omdat het belangrijk is dat leerkrachten meteen zien hoe ze ICT zo effectief mogelijk in de praktijk kunnen inzetten. Volgend schooljaar moet tijdens elke vergadering kort behandeld worden wat iedereen met ICT doet en op welke manier leerkrachten ermee bezig zijn. Er ontstaat dan betrokkenheid en de leerkracht kunnen van elkaar leren. Tevens heeft de ICT-coach hier een belangrijke rol, deze moet samen met de leerkrachten heel praktijkgericht gaan ontdekken hoe bijvoorbeeld de tablets effectief in het onderwijs ingezet kunnen worden. Een goede start maken met verbeteren van eigen vaardigheden kan vanuit het document ICT-bekwaamheid van leerkrachten van Kennisnet, deze is toegevoegd in bijlage 2 en bereikbaar via de QR-code.
Fontys Pabo Veghel 7.2
Afstudeeronderzoek
Rob Vervoort
Aanbeveling 2
Samenwerken Niet op de laatste plaats spelen de kinderen een grote rol, zij vinden de verandering van kennisoverdracht naar kennisdeling vanzelfsprekend (Delfos, 2012). Daar moet dan ook gebruik van gemaakt worden, het advies is om kinderen in grote mate te betrekken bij de inzet van ICT. Laat de kinderen meedenken over hoe de tablets ingezet moeten worden en maak ze mede-eigenaar van het implementatietraject. Het advies is om samen met de ICT-coach het ‘dilemma’ aan de kinderen voor te leggen; ‘We hebben hier 15 tablets, we moeten dit leren en we kunnen de tablets hiervoor gebruiken, hoe gaan we dat doen?’. Je maakt de leerlingen dan eigenaar van het product, dat creëert betrokkenheid en zorgt voor autonomie, zingeving en meesterschap (Pink, 2010), er zal hierdoor ook zekere discipline bij kinderen ontstaan betreft ICT. Daarnaast kan de leerkracht veel van de kinderen leren op het gebied van ICT. Het is wel belangrijk dat dit een geleid traject is waarbij de grenzen voor de kinderen duidelijk gekaderd zijn. Om de eigen vaardigheid van leerkrachten te verbeteren staat samenwerking en kennisdeling centraal, zowel met leerkrachten als leerlingen en ICT-coaches. Advies is dan ook om een werkgroep op te zetten die zich bezig houdt met de vraag: Hoe zetten we tablets zo goed mogelijk in tijdens onze lessen? Advies is om in deze werkgroep leerkrachten, kinderen en de ICT-coach te betrekken. Tevens wordt aangeraden om met rekenen, nieuwsbegrip en/of geschiedenis te beginnen met het implementeren van ICT. Bij deelvraag 6 geven zowel leerkracht als leerling aan, hierbij graag meer ICT te willen gebruiken.
Fontys Pabo Veghel 7.3
Afstudeeronderzoek
Rob Vervoort
Aanbeveling 3
Visievorming Het is belangrijk dat het onderwijs een pedagogische en onderwijskundige visie ontwikkeld op het virtuele milieu en het gebruik daarvan (Delfos, 2012). Dat zal bijdrage aan een stukje bewustwording van de veranderde rol als leerkracht en zal meer inzicht geven in de manier waarop de BS Franciscus ICT in wil zetten. Door deze visie vanuit de onderbouw naar kinderen uit te dragen zal ook een zeker discipline bij kinderen ontstaan. Bij ICT is het heel belangrijk dat kinderen het opgezochte materiaal ook begrijpen en kunnen verwerken, ze moeten de kans krijgen het in een groter geheel te plaatsen (Delfos, 2012). Daarom is het advies om een heldere visie te schrijven op ICT, het virtuele milieu en het gebruik hiervan en deze uit te dragen naar de kinderen. Kennisnet biedt een hele handige doe-het-zelf workshop aan om met de school een visie te creëren. Advies is om deze workshop volgend schooljaar uit te voeren en uit te dragen, leerkrachten zouden deze taak met behulp van directie of ICT-coach op zich moeten nemen. De visieversneller van Kennisnet is te vinden via de link in bijlage 2 of de onderstaande QR-code.
Fontys Pabo Veghel
Afstudeeronderzoek
Rob Vervoort
Fontys Pabo Veghel
Afstudeeronderzoek
Rob Vervoort
8 – Geraadpleegde bronnen Aronson, E., Wilson, T., & Akers, R. (2011). Sociale psychologie. Amsterdam: Pearson Education Benelux bv. Brakkee, S. (2011). Effectief en motiverend leidinggeven. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers. Bronkhorst, J. (2005). Basisboek ICT didactiek. Baarn: HB-Uitgevers. Convington, M., & Mueller, K. (2001). Intrinsic Versus Extrinsic Motivation. United States: Education Psychology Review. de Boer, C., & Brennecke, S. (2006). Media en publiek - Theorieen over media impact. Amsterdam: Uitgeverij Boom. de Voogt, J., Fisser, P., & Tondeur, J. (2010). Wat weten we over.... TPACK? Zoetermeer: Kennisnet. Deci, E., & Ryan, R. (2002). Overview of Self-Determination Theory. Rochester. Deci, E., & Ryan, R. (2008). Facilitating Optimal Motivation and Psychological Well-Being Across. Canada: Canadian Psychology. Delfos, M. E. (2012). In 80 dagen de virtuele wereld rond. Amsterdam: Uitgeverij SWP. Engelen, I. (2001). Kijk mama, zonder handen! Tiel: Uitgeverij Lannoo. Hovius, M., van Kessel, N., & van der Linden, M. (2010, Januari 1). Take it easy. Opgeroepen op Januari 1, 2013, van Kennisnet: http://onderzoek.Kennisnet.nl/attachments/session=cloud_mmbase+2145747/20100322_Ta ke_it_Easy_def.pdf Koehler, M., & Mishra, P. (2008). Introducing TPCK. New York: Routledge. Kwik Surveys. (2008, 1 januari). http://www.kwiksurveys.com/?p=about. Opgeroepen op April 1, 2013, van http://www.kwiksurveys.com/: http://kwiksurveys.com/s.asp?sid=9ozcnxbdn06tiv7125873 & http://kwiksurveys.com/s.asp?sid=sv18xc6b65e5gb0125910 Laevers, F., Heylen, L., & Daniels, D. (2005). Ervaringsgericht werken met 6- tot 12-jarigen in het basisonderwijs. Leuven: Uitgeverij CEGO Publishers. Lemke, C., & Fadel, C. (2009, Januari 1). What research says. Opgeroepen op Januari 1, 2013, van Cisco: http://www.cisco.com/web/strategy/docs/education/tech_in_schools_what_research_says. pdf
Fontys Pabo Veghel
Afstudeeronderzoek
Rob Vervoort
Luyten, H., Ehren, M., & Meelissen. (2011, Januari 1). Opbrengsten van EXPO. Opgeroepen op December 1, 2011, van Kennisnet: http://redactie.Kennisnet.nl/attachments/session=cloud_mmbase+2350902/Nr._31_Opbren gsten_van_EXPO.pdf McLuhan, M. (1967). Mens en Media. Utrecht: Uitgeverij Ambo. Petersen, P. (1985). Her kleine Jenaplan. . Barendrecht: Uitgeverij Doorbraak. Pink, D. H. (2010). Drive. De verassende waarheid over wat ons motiveert. Amsterdam: Uitgeverij Business Contact. Stichting Kennisnet. (2012). Vier in balans monitor. Zoetermeer: Stichting Kennisnet. ten Brummelhuis, A; van Amerongen, M; Stichting Kennisnet;. (2011). Vier in Balans Monitor 2011. Zoetermeer: Kennisnet. Valkenburg, P. (2008). Beeldschermkinderen, theorieen over kind en media. Amsterdam: Boom Lemma Uitgevers. van den Oetelaar, F., & Lamers, H. (2012, januari 1). 21st Century Skills in het onderwijs. Opgeroepen op December 1, 2012, van 21st Century Skills: http://www.21stcenturyskills.nl/download/Whitepaper_21st_Century_Skills_in_het_onderw ijs.pdf van Parreren, C. (2001). Ontwikkelend onderwijs. Leuven: Uitgeverij Acco. Wijffels, D. (2006). Hoe coach ik mijn klas. Tiel: Uitgeverij Lannoo nv.
Fontys Pabo Veghel
Afstudeeronderzoek
Rob Vervoort
Bijlage 1 De volledige uitwerkingen betreft het interview zijn hieronder per vraag verwerkt. Interviewvragen Vraag Topic Met welke ICT-toepassingen ben je al bekend met betrekking tot school? ICT & Media Wat gebruik je al met betrekking tot ICT-toepassingen op school? LeerkrachtWat zou je graag willen met betrekking tot ICT-toepassingen op school? vaardigheden Code Korte samenvatting antwoord Kernwoorden geïnterviewde Er is onbewust al veel geïntegreerd in mijn didactiek Gebruikt bordboeken, zoals bordboeken, ParnasSys en methodesoftware. methodesoftware, is een Ik ken best veel maar gebruik sommige dingen als gewoonte. Intensief Facebook ook bewust niet. Twitter zou ik graag meer gebruik, soms bewust niet. willen gebruiken en ik zou meer met de tablets Wil meer met tablets. willen doen. Ik zou graag willen dat het een gewoonte wordt. Lkr groep 5/6 Ik gebruik de bordboeken, ParnasSys, de methodeGebruikt bordboeken, software. Ik ken zelf heel weinig toepassingen die ik methodesoftware. graag wil gebruiken. Ik heb al moeite genoeg om bij Wil graag mee met ICT te houden wat er allemaal komt nu. maar moeite om huidig aanbod bij te houden. ICT-coach Ik ken oneindig veel ICT-toepassingen en ik gebruik Zéér ICT-gericht. Stimuleert bovenschools er ook behoorlijk veel. Ik probeer vooral leerkrachten ICT toe te leerkrachten te stimuleren en te helpen bij gebruik passen. van verschillende toepassingen. Ik zou graag zien dat ICT nog meer vanzelfsprekend wordt en dat leerkrachten succeservaringen opdoen. Lkr grp 7/8 Ik gebruik de standaard dingen als bordboeken en Gebruikt bordboeken, nieuwsbegrip. Leerlingen gaan heel vrij met internet methodesoftware. om bij mij voor web- kwesties, spreekbeurten of Wil meer met tablets. Wil Prezie. Ik wil graag meer met de tablets maar die kennis meerder mogelijkheden zie ik nog niet. Het is nog te simpel mogelijkheden. en er moet veel meer mogelijk zijn. Ik wil graag kennis maken met meerdere mogelijkheden. Samenvatting/resultaat Een aantal ICT-toepassingen die al jaren gebruikt - bordboeken, methodesoftware, ParnasSys worden, zijn bij iedereen in zijn didactiek geïntegreerd. Sommige leerkrachten zijn zich hier meer bewust van dan andere. Wat de leerkrachten met ICT-toepassingen willen is wisselend, de tablets spelen hierbij een belangrijke rol. Een deel van de leerkrachten zien de tablets graag meer geïntegreerd in hun lesaanbod, de één lukt dit beter dan de ander. De manier waarop men te werkt gaat verschilt ook aanzienlijk, de één ziet een ICT-toepassing graag kant-en-klaar aangeleverd en de ander is meer van het zelf uitproberen en experimenteren. Er is één leerkracht die het de nodige moeite kost bij te blijven met de snelheid waarin het huidige ICT-aanbod integreert in het onderwijs. Voor deze leerkracht is het doel dan ook het bijblijven betreft de huidige ICT-ontwikkelingen. De behoeftes zijn zeer verschillend, mogelijk door verschillen in niveau van eigen vaardigheden, verwachtingen van ICT en kennis.
Fontys Pabo Veghel
Afstudeeronderzoek
Rob Vervoort
Interviewvragen Vraag Topic Wat is je doel en hoe wil je dat bereiken? ICT & Media Op welke termijn wil je dat bereiken? Code Korte samenvatting antwoord Kernwoorden geïnterviewde Lkr grp 5/6 Ik wil ICT meer integreren in mijn didactiek, ik wil de ICT meer integreren. Extra middelen in gaan zetten in de klas en mijn doel is om tablets optimaal inzetten. erachter te komen hoe we dat voor elkaar kunnen Elkaar motiveren en krijgen. Volgend jaar krijgen we extra tablets, er inspireren. Komend komen blokken van 4 weken per klas met de tablets, schooljaar. we gaan met elkaar ervaringen delen en elkaar motiveren en inspireren. Komend schooljaar zal de tablet meer integreren in ons onderwijs. Lkr groep 5/6 Mijn doel is om bij te blijven bij de rest, dat lukt me Bijblijven bij de rest, niet altijd want veel collega’s gaan sneller mee met zekerder worden in ICTICT-toepassingen dan ik. Ik ben onzeker over of ik gebruik. het goed doe maar kom er door succeservaringen wel achter dat het niet altijd aan mij ligt. Ik sta er zeker voor open en wil heel graag mee. ICT-coach Ik wil leerkrachten ondersteunen in het gebruik van Ondersteunen van bovenschools ICT, ik wil dat leerkrachten zelf in gaan zien waar ze leerkrachten. ICT ICT in kunnen zetten. Ik wil iedereen helpen met het implementatie traject juist inzetten van ICT-toepassingen, vanaf volgend begeleiden. Binnen een jaar gaat dat ook voor iedereen gelden en niet alleen paar jaar BYOD*, en ICT voor degene die dat leuk vinden. ICT moet t/m crea geïntegreerd. geïmplementeerd worden in het onderwijs. Als je ziet hoe snel ICT geïntegreerd is in het onderwijs dan zie je die vaart nog wel even zo door zal blijven gaan. Binnen een paar jaar denk ik dat kinderen hun eigen device mee gaan nemen en dat ICT tot in crea aan toe geïntegreerd is. Lkr grp 7/8 Ik wil graag meer uit het gebruik van tablets halen, Effectiever gebruik van deze moeten over 2 jaar helemaal geïntegreerd zijn. tablets. Moet meer Er wordt nu nog teveel nagedacht over waar de integreren in mijn tablets ingezet moeten worden maar dat moet meer didactiek. vanzelfsprekend worden. Ik wil ICT graag meer in mijn didactiek integreren. Samenvatting/resultaat De doelen die door de leerkrachten gesteld worden zijn wisselend. Sommige hebben er genoeg aan om het huidige ICT-aanbod bij te blijven betreft hun eigen vaardigheden. Anderen zijn al een stukje verder, gebruiken de tablets maar willen hier graag meer uithalen, ze zien absoluut de meerwaarde maar nog niet altijd hoe het effectief in hun didactiek ingezet kan worden. Dat is voor deze leerkrachten dan ook een doel; hoe zet ik ICT-toepassingen (en voornamelijk tablets) effectief in bij mij onderwijs? Dat ligt dicht bij de onderzoeksvraag van mijn onderzoek. De ICT-coach ziet veel mogelijkheden en wil daar graag in ondersteunen, ze geeft aan dat ICT binnen een aantal jaar veel meer geïntegreerd zal zijn op alle facetten binnen het onderwijs.
Fontys Pabo Veghel
Afstudeeronderzoek
Interviewvragen Vraag Denk je dat collega’s een rol kunnen spelen in dit traject?
Rob Vervoort
Topic Leerkrachtvaardigheden Kernwoorden
Code Korte samenvatting antwoord geïnterviewde Lkr grp 5/6 Ik denk dat we elkaar moeten motiveren en Motiveren, inspireren, inspireren, komend jaar gaan we intensiever met de elkaar helpen, ervaring tablets aan de slag en dan gaan we in elke uitwisselen. vergadering een korte update van onze ervaringen houden. Ik denk dat zoiets heel goed is. Lkr groep 5/6 Ik vind het heel fijn om met een duo-collega te Collega’s inspireren, werken die ICT-vaardiger is dan ik ben. Ik vind het motiveren, ondersteunen. namelijk heel belangrijk dat kinderen met ICT aan de ICT-vaardige duo partner. slag gaan maar door mijn beperkte eigen vaardigheid lukt me dat niet altijd. Ik wil eerst vertrouwen hebben in mijn eigen vaardigheid en daarna wil ik het pas in mijn klas toepassen. Collega’s hebben hier een rol in omdat ze me ondersteunen en motiveren. Zowel de ICT-coach als mijn naaste collega’s. ICT-coach Ja zeker, we moeten elkaar motiveren en inspireren, Motiveren, inspireren, bovenschools we moeten structureel overleggen, we moeten overleggen, samenwerken, elkaar vertellen waar we mee bezig zijn zodat het ICT moet gemeen goed gemeengoed wordt. Elkaar helpen en motiveren, worden. samen ideeën opdoen. Lkr grp 7/8 Er zijn collega’s die heel ICT-vaardig zijn en eerder Overleggen, elkaar als mogelijkheden zien dan ik. Ik doe mijn best maar ik collega’s gericht iets leren. zei ze niet, collega’s zouden daar wel een rol in ICT-aanbod vanuit Prowise. kunnen spelen. Als collega’s iets te bieden hebben kunnen we samenwerken maar dan moet het wel iets zijn wat ik wil leren. Verder zie ik een rol voor Prowise, die zouden naar mijn idee veel meer mogelijkheden mogen bieden. Samenvatting/resultaat De strekking van dit antwoord is om met elkaar te overleggen, elkaar te inspireren, motiveren, ondersteunen en om veel samen te werken. Niet iedereen ziet dit per se als taak voor collega’s maar ook van bovenaf, Prowise zou met meer mogelijkheden en ondersteuning mogen komen. Structureel, kort en effectief overleg in werkvergaderingen wordt aangedragen als waardevol, evenals het uitwisselen van elkaars ervaringen. Er moet gezorgd worden dat ICT gemeengoed wordt, dat kan door middel van de eerder genoemde acties.
Fontys Pabo Veghel
Afstudeeronderzoek
Rob Vervoort
Interviewvragen Vraag Hoe denk je dat de kinderen het best ICT-toepassingen toe kunnen passen in de lessen? Code Korte samenvatting antwoord geïnterviewde Lkr grp 5/6 Ik zie veel meer betrokkenheid bij het werken met ICT, kinderen kunnen ICT prima toepassen in hun leren. Het sluit heel goed aan bij de belevingswereld van de kinderen. Het is voor kinderen als vanzelfsprekend, het is niet nieuw. Het is voor ons nieuw. Kinderen schakelen heel snel, doen alles tegelijk maar dat vinden ze fijn en daar leren ze van. Bij kinderen is het vaak al meer geïntegreerd dan bij leerkrachten. Je moet er ook voor openstaan als leerkracht, durf hebben. Ik laat kinderen uit groep 6 het programma powerpoint aan groep 5 leerlingen uitleggen, laat ze leren van elkaar, samenwerking is heel belangrijk! Lkr groep 5/6 Ik zie kinderen heel enthousiast met ICT in de klas aan het werk gaan, je ziet dat het waardevol is. Kinderen wijzen me er ook op; ‘Juf, zet het digibord dan aan!’ dat het zo vanzelfsprekend voor de kinderen is wil voor mij zeggen dat het heel belangrijk is voor ze, ze bevestigen hun eigen behoeftes. Ze kunnen het toe passen door het gewoon te gaan doen, door het in te zetten in hun eigen leren. ICT-coach Kinderen zijn veel meer van de beelden en leren heel bovenschools veel door te kijken en te zien. Dat maakt een tablet mogelijk, de diversiteit is veel groter, je pakt er heel snel een filmpje of andere toepassing bij. Dat was eerst veel moeilijker. Kinderen zijn ook veel meer betrokken, ik zie op alle scholen dat kinderen het echt geweldig vinden om op een tablet te mogen werken. Kinderen passen ICT het best toe als ook nieuwe toepassingen geleidelijk ingevoerd worden. Dan krijgt een nieuwe toepassing waarde, voor zowel leerkracht als leerling. Kinderen moeten van elkaar leren, als iemand goed is in Prezi moet je hem daar een spreekbeurt over laten geven, dat samenwerken op die manier is heel belangrijk en heel waardevol. Lkr grp 7/8 Ik zie nu dat kinderen het heel leuk vinden maar het wordt niet zinnig ingezet. Het wordt als speelgoed gebruikt, ze spelen er alleen spelletjes op. Er zijn nog niet genoeg mogelijkheden en er zit geen uitdaging voor ze in, het is niets nieuws voor ze. Mijn eigen vaardigheid belemmert me daar ook in, ik vind dat we bijgeschoold moeten worden.
Topic Leerkrachtvaardigheden Betrokkenheid Kernwoorden Betrokkenheid, belevingswereld, het is vanzelfsprekend. Als leerkracht voor openstaan, durf hebben. Samenwerken.
Het is vanzelfsprekend. Belangrijk voor de kinderen, enthousiasme. Toepassen door in de praktijk te ervaren.
Leren door beelden. Grote diversiteit. Meer betrokkenheid. Geleidelijke invoering, nieuwe toepassing moet waarde krijgen. Samenwerken, van elkaar leren.
Speelgoed, het wordt nog niet gebruikt zoals bedoeld. Veel afleiding, geen uitdaging. Bijscholing betreft mijn eigen vaardigheid.
Fontys Pabo Veghel
Afstudeeronderzoek
Rob Vervoort
Samenvatting/resultaat De resultaten zijn wisselend maar samenwerken en los durven laten staan centraal. Het wordt als waardevol gezien dat kinderen elkaar leren hoe ze met de ICT-toepassingen om moeten gaan en er van leren. Er wordt ook erkend dat ICT-toepassingen voor de kinderen al erg vanzelfsprekend zijn. Iedereen is het erover eens dat ICT een meerwaarde in het onderwijs is alleen niet iedereen ziet het vooralsnog terug bij de kinderen. Kinderen kun je het best toe laten passen door te laten ervaren, een begeleide, geleidelijke invoering van ICT is hierbij belangrijk.
Fontys Pabo Veghel
Afstudeeronderzoek
Interviewvragen Vraag Hoe integreer jij ICT-toepassingen in je didactiek?
Code Korte samenvatting antwoord geïnterviewde Lkr grp 5/6 Ik ga in heel veel nieuwe toepassingen mee maar ik weet niet of dat genoeg is. Ik vind het lastig te bepalen wanneer het genoeg is, misschien is het wel nooit genoeg. Ik doe al heel veel door het gewoon te proberen en ermee aan de slag te gaan. Vaak doordat ik het ergens gehoord of gezien heb. Lkr groep 5/6 Ik moet er zelf vaardig in zijn en dan moet ik er de meerwaarde ook van inzien. Meestal gaat dat redelijk snel om dat het heel praktijkgericht is. Ik wil het niet inzetten om het te gebruiken maar omdat het een meerwaarde heeft. Als middel en niet als doel. Ik leer het liefst door zelf te ervaren en te doen, ik neem de tablet mee naar huis en log in op ParnasSys en Prowise zodat ik dingen kan oefenen. Ik vind het soms prettig om uitleg van de ICT-coach te krijgen, dat geeft bevestiging van wat ik doe, dan ga ik thuis oefenen en wordt het vanzelfsprekend. Ik vind het fijn om af en toe een tip te krijgen waarmee ik dan weer vooruit kan. Ik ben wat minder snel dan de rest maar op die manier kan ik aardig bijblijven. ICT-coach Ikzelf doe het niet omdat ik een andere rol heb. bovenschools Betreft wat ik binnen SKOSO zie ben ik positief, af en toe zou er meer ICT toegepast mogen worden maar door ontbreken van durf, tijdsdruk, andere prioriteiten gaat dat niet altijd. Ik vind wel dat iedereen ervoor openstaat en probeer daarom mensen te motiveren, helpen en te stimuleren. Dat doe ik door tips en apps rond te sturen en door gericht problemen op te lossen. Ik merk dat het werkt doordat het steeds meer gemeengoed wordt en de laatste jaren steeds meer geïntegreerd geraakt is in het onderwijs. Lkr grp 7/8 Door te gebruiken wat bij ons al vanzelfsprekend is, ik gebruik bijvoorbeeld de bordboeken en ParnasSys. Betreft bijvoorbeeld de tablets gebruik ik nog weinig mogelijkheden, ik heb een les gezien en zie dat het gewoon als speelgoed gebruikt wordt. Ik moet eerst de meerwaarde zien voordat ik het goed toe kan passen in mijn didactiek. Ik zie soms wel meerwaarde maar daar heb ik nog geen goede toepassingen voor kunnen vinden.
Rob Vervoort
Topic Leerkrachtvaardigheden ICT & Media Kernwoorden Uitproberen, zelf doen, ermee aan de slag gaan.
Zelf ervaren, uitproberen, thuis proberen. Soms een tip of een handreiking waar ik mee vooruit kan. Bevestiging dat ik het goed doe.
Openstaan voor nieuwe dingen, elkaar motiveren, helpen en stimuleren. Zelf ervaren met mij als ondersteuning. Steeds meer gemeen goed en steeds meer geïntegreerd.
Meerwaarde eerst zien, eigen vaardigheid moet groeien. Goede toepassing vinden die past in mijn didactiek.
Fontys Pabo Veghel
Afstudeeronderzoek
Rob Vervoort
Samenvatting/resultaat De meeste leerkrachten integreren ICT-toepassingen het best in hun didactiek door zelf te ervaren. Ze willen zelf proberen hun eigen vaardigheid te verbeteren en daar hebben ze soms hulp bij nodig. Bevestiging dat ze op de goede weg zitten en het leren van elkaar is hierbij ook heel belangrijk. De leerkrachten vinden dat de eigen vaardigheid eerst goed moet zijn voordat ze het in de praktijk toe gaan passen, ze werken het liefst aan deze eigen vaardigheid door zelf te ervaren. Sommige leerkrachten geven aan dat ze graag pasklare toepassingen aangereikt krijgen die aansluiten bij hun eigen didactiek.
Fontys Pabo Veghel
Afstudeeronderzoek
Rob Vervoort
Interviewvragen Vraag Wat heb jij nodig om voldoende toegerust te zijn om ICT-toepassingen in de groep goed tot hun recht te laten komen?
Topic ICT & Media Leerkrachtvaardigheden Kernwoorden
Code Korte samenvatting antwoord geïnterviewde Lkr grp 5/6 Durf, ik moet het los durven laten, ik wil niet alles via Durf, durven. de methode doen, ik wil het boek laten liggen en Extra scholing. met ICT dezelfde doelen behalen. Dat durf ik nog niet omdat ik niet weet hoe ik dan verder moet. Extra scholing, niet per se van buitenaf, binnen SKOSO zijn genoeg mensen die vaardig zijn en hun kennis met andere kunnen delen. Lkr groep 5/6 Tijd. Die tijd ga ik gebruiken om te werken aan mijn Tijd, eigen vaardigheden. eigen ontwikkeling, aan mijn eigen vaardigheden. Ik Collega’s, samenwerking. wil de problemen waar ik nu tegenaan loop eruit filteren. Mijn collega’s spelen hierbij ook een belangrijke rol. ICT-coach Voorwaarde is dat leerkrachten openstaan voor Openstaan voor nieuwe bovenschools nieuwe ontwikkelingen en ICT-toepassingen. Tevens ontwikkelingen. moeten leerkrachten openstaan voor de Veranderende rol als veranderende rol als zijnde leerkracht; een leerkracht. coachende rol van kennisoverdracht naar Durf, durf leerlingen los te kennisdeling. laten. Durf; om leerlingen ICT-toepassingen aan de Basisvaardigheden ICT. leerkracht uit te laten leggen. Tijd om van nieuw een Basisvaardigheden voor de pc; Office, Windows, gewoonte te maken. internet, etc. Tijd, om alle nieuwe toepassingen te implementeren in je didactiek. Mediawijs zijn en/of worden. Door nieuwe dingen uit te durven proberen; ingaan op dingen die leerlingen je aandragen. Lkr grp 7/8 Ik mis nog een aantal middelen zoals laptops en Extra middelen, een goed tablets. Verder moet er een goed protocol komen, protocol voor de kinderen, regels waar de kinderen zich aan dienen te houden, discipline bij de leerlingen. ik zie dingen op de pc gebeuren die niet de Extra scholing, collega’s die bedoeling zijn. Verder mis ik discipline bij kinderen, mij kunnen helpen. die moet van onderaf gecreëerd worden, ze moeten leren omgaan met ICT. Ik heb ook bijscholing voor mijn eigen vaardigheden nodig. Wanneer collega’s iets te bieden hebben kunnen deze zeker ook een rol spelen, echter moet het dan wel passen in mijn didactiek. Samenvatting/resultaat Leerkrachten geven aan dat er nog gewerkt moet worden aan eigen vaardigheden. Daar is tijd voor nodig. Ze geven hierbij aan dat ze graag zelf ontdekkend leren met zo nu en dan sturing vanaf de zijkant. Er wordt om extra scholing gevraagd, van buitenaf maar ook zeker binnen SKOSO elkaar expertise uitwisselen. Samenwerken wordt als heel waardevol gezien.
Fontys Pabo Veghel
Afstudeeronderzoek
Rob Vervoort
Een stukje durf is ook heel belangrijk, leerkrachten geven aan te moeten leren om los te durven laten. Ze hebben nog geen goed beeld van wat er dan gaat gebeuren, daar zit een stukje angst voor het onbekende. Als laatst wordt een discipline bij de kinderen gevraagd, dit zou kunnen door middel van een protocol wat opgesteld wordt zodat iedereen weet op welke manier er omgegaan moet worden met ICT-toepassingen. Als laatst werd een stukje bewustwording aangehaald; door de nieuwe ontwikkelingen binnen onderwijs veranderd de rol van de leerkracht. Deze gaat van een coachende rol naar kennisoverdracht naar kennisdeling. Leerkrachten moeten zich daar bewust van worden en daarvoor openstaan, ze moeten de zingeving ervan zien.
Fontys Pabo Veghel
Afstudeeronderzoek
Rob Vervoort
Fontys Pabo Veghel
Afstudeeronderzoek
Rob Vervoort
Bijlage 2 Op de onderstaande website bevindt zich de reader ‘ICT-bekwaamheid van leerkrachten’ van Kennisnet. Deze is geschikt om aan de eigen vaardigheid van leerkrachten te werken, deze te verbeteren en erachter te komen wat er van een leerkracht in de 21ste eeuw verwacht mag worden betreffende ICT-bekwaamheid. Door de onderstaande QR-code te scannen kom je eveneens bij deze reader terecht. http://www.Kennisnet.nl/fileadmin/contentelementen/Kennisnet/Bestanden_Hans/ictbekwaamheid.pdf