Afrikaanderwijk Bestemmingsplan
Opgesteld door:
datum:
november 2011
Stadsontwikkeling Ruimtelijke Ordening, Team Bestemmingsplannen Galvanistraat 15
Vastgesteld d.d.:
24-11-2011
Onherroepelijk d.d.:
........
Postbus 6575 3002 AN, Rotterdam
Inhoudsopgave
Toelichting Hoofdstuk1
5 Inleiding
5
1.1
Aanleiding
5
1.2
Ligging en begrenzing
5
1.3
Vigerende bestemmingsplannen
5
1.4
Gekozen planopzet
6
Beleid
7
2.1
Rijksbeleid
7
2.2
Provinciaal en regionaal beleid
8
2.3
Gemeentelijk beleid
9
2.4
Beleid deelgemeente
11
Beschrijving van het plangebied
13
3.1
Ontstaansgeschiedenis
13
3.2
Archeologie en cultuurhistorie
14
3.3
Stadsgezichten en Monumenten
15
Planbeschrijving
17
4.1
Inleiding
17
4.2
Ontwerpkader (ontwerpuitgangspunten, ambities)
18
4.3
Ontwikkelingen
19
4.4
Juridische planbeschrijving
20
Water
24
5.1
Beleidskader
24
5.2
Samenwerking met de waterbeheerder
26
5.3
Huidige watersysteem
26
5.4
De wateropgave
28
Milieu
30
6.1
Beleid
30
6.2
Milieu effectrapportage
30
6.3
Milieuzonering
31
6.4
Geluid
31
6.5
Luchtkwaliteit
35
6.6
Bodem
37
6.7
Externe veiligheid
37
6.8
Flora en Fauna
39
Hoofdstuk2
Hoofdstuk3
Hoofdstuk4
Hoofdstuk5
Hoofdstuk6
2
6.9
Duurzaamheid en energie
40
Hoofdstuk7
Sociale veiligheid en leefbaarheid
42
Hoofdstuk8
Handhaving
43
Hoofdstuk9
Financiële uitvoerbaarheid
44
Hoofdstuk10
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
45
10.1
Vooroverleg
45
10.2
Participatie
48
Bijlagen
49
Bijlage 1 Ontwerpbesluit hogere grenswaarden ontwerpbestemmingsplan Afrikaanderwijk Regels
51 59
Hoofdstuk1
INLEIDENDEREGELS
60
Artikel 1
Begrippen
60
Artikel 2
wijze van meten
66
Hoofdstuk2
BESTEMMINGSREGELS
67
Artikel 3
Bedrijf - 1
67
Artikel 4
Bedrijf - 2
68
Artikel 5
Bedrijf - Nutsvoorziening
69
Artikel 6
Gemengd - 1
70
Artikel 7
Gemengd - 2
72
Artikel 8
Groen
73
Artikel 9
Kantoor
74
Artikel 10
Maatschappelijk - 1
75
Artikel 11
Maatschappelijk - 2
76
Artikel 12
Sport
77
Artikel 13
Sport - Sport- en speelterrein
78
Artikel 14
Tuin
79
Artikel 15
Verkeer - Erf
80
Artikel 16
Verkeer - Metro/sneltram
81
Artikel 17
Verkeer - Verblijfsgebied
82
Artikel 18
Verkeer - Wegverkeer
83
Artikel 19
Water - 1
84
Artikel 20
Wonen - 1
85
Artikel 21
Wonen - 2
87
Artikel 22
Woongebied - 1
89
Artikel 23
Woongebied - 2
91
Artikel 24
Woongebied - 3
93
Artikel 25
Woongebied - 4
94
3
Artikel 26
Waarde - Archeologie
96
Artikel 27
Waterstaat - Waterkering
98
Hoofdstuk3
ALGEMENEREGELS
99
Artikel 28
Antidubbeltelbepaling
99
Artikel 29
Algemene bouwregels
100
Artikel 30
Algemene aanduidingsregels
101
Artikel 31
Algemene afwijkingsregels
102
Artikel 32
wro-zone - wijzigingsgebied - 1
103
Artikel 33
wro-zone - wijzigingsgebied - 2
105
Artikel 34
wro-zone - wijzigingsgebied - 3
106
Artikel 35
wro-zone - wijzigingsgebied - 4
108
Artikel 36
wro-zone - wijzigingsgebied - 5
110
Artikel 37
wro-zone - wijzigingsgebied - 6
111
Artikel 38
Algemene procedureregels
112
Artikel 39
Overige regels
113
Hoofdstuk4
OVERGANGS-EN SLOTREGELS
114
Artikel 40
Overgangsrecht
114
Artikel 41
Slotregel
115
Bijlagen Bijlage 1
117 Lijst van bedrijfsactiviteiten categorie 1 t/m 2
118
4
Toelichting Hoofdstuk 1 1.1
Inleiding
Aanleiding
Dit bestemmingsplan dient ter actualisering van het huidige vigerende bestemmingsplan en vormt mede de juridisch-planologische basis voor de herstructurering van delen van de wijk.
1.2
Ligging en begrenzing
Het plangebied Afrikaanderwijk ligt in de deelgemeente Feijenoord. Het plangebied wordt -globaal bezien- in het oosten begrensd door de Parallelweg en Hilledijk, in het zuiden door de Putselaan en in het westen door de Maashaven oostzijde en Hillelaan.
1.3
Vigerende bestemmingsplannen
Op dit moment is voor het plangebied het bestemmingsplan Afrikaanderwijk ( 472) van kracht . Dit plan is op 26-11-1987 vastgesteld, op 5-7-1988 goedgekeurd door GS en op 2-10-1989 onherroepelijk geworden.
Afb.1.1: vigerend bestemmingsplan Afrikaanderwijk
5
1.4
Gekozen planopzet
Het bestemmingsplan is zowel gedetailleerd als globaal van aard. Daar waar geen veranderingen worden voorgesteld is het plan conserverend en gedetailleerd van aard. In de gebieden waar de komende jaren ruimtelijke ingrepen zullen plaatsvinden - de ontwikkellocaties- is gekozen voor een globale opzet teneinde de noodzakelijke flexibiliteit te krijgen. Daarbij is voor de locaties die pas na 2015 ontwikkeld worden een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, omdat deze ontwikkelingen nog niet financieel rond zijn. Dit betekent dat zij overeenkomstig de bestaande situatie bestemd zullen worden.
6
Hoofdstuk 2
Beleid
Algemeen Het kader voor een bestemmingsplan wordt gevormd door diverse nationale, provinciale, regionale en (deel)gemeentelijke beleidsnota's. Deze geven de randvoorwaarden aan waarmee bij het opstellen van een bestemmingsplan rekening moet worden gehouden. In dit hoofdstuk wordt het voor het plangebied Afrikaanderwijk relevante algemene ruimtelijke beleid samengevat. Relevant beleid ten aanzien van water en milieu wordt behandeld in de hoofdstukken vijf en zes.
2.1
Rijksbeleid
2.1.1
Nota Ruimte
De visie van het Kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland staat beschreven in de Nota Ruimte (2006). In deze nota is het ruimtelijk beleid tot 2020 vastgelegd met een doorkijk tot 2030. De Nota heeft een strategisch karakter en richt zich op de hoofdlijnen van het beleid. Het hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid kan worden samengevat als: ruimte scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies. Gelet op de beperkte ruimte in Nederland dient dit efficiënt en duurzaam te geschieden. Meer specifiek richt het kabinet zich hierbij op vier algemene doelen: versterken van de concurrentiepositie van Nederland, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden, en borging van de veiligheid. Het kabinet heeft gekozen voor een dynamisch en op ontwikkeling gericht ruimtelijk beleid, met als uitgangspunt 'decentraal waar dat kan, centraal waar dit moet'. In de Nota Ruimte wordt duidelijk welke waarden overal ten minste gegarandeerd worden, "de basiskwaliteit" en voor welke ruimtelijke structuren het Rijk een grotere verantwoordelijkheid heeft: de nationale "Ruimtelijke Hoofdstructuur". Bij de Ruimtelijke Hoofdstructuur, waar het rijk een hogere ambitie heeft, gaat het op het gebied van economie, infrastructuur en verstedelijking vooral om de economische kerngebieden, mainports, brainports en greenports, nieuwe sleutelprojecten, hoofdverbindingsassen en de nationale stedelijke netwerken. Met betrekking tot water, natuur en landschap bestaat de nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur uit de grote rivieren, het IJsselmeergebied, de Kust, de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden en natuurbeschermingsgebieden, de Ecologische Hoofdstructuur en robuuste ecologische verbindingen, werelderfgoedgebieden en nationale landschappen. Voorbeelden waarin de hogere ambitie van het rijk voor Rotterdam (dat deel uitmaakt van de Ruimtelijke Hoofdstructuur) tot uitdrukking komt, zijn bijvoorbeeld de rijksinzet voor de Rotterdamse haven en Rotterdam Centraal. Zowel de vier grote steden als de middelgrote steden hebben te maken met sociaal-economische en sociaal-culturele problemen, waardoor de leefbaarheid is teruggelopen. Bovendien bestaat er een tweedeling tussen een relatief arme multiculturele stad en een relatief rijk, autochtoon ommeland. De Nota schept voorwaarden om middengroepen voor de stad te behouden. Steden dienen veilig te zijn, een breed scala aan voorzieningen te kennen en meer variatie in het aanbod aan woningen te bieden. Van de totale uitbreiding van de woningvoorraad met 360.000 woningen voor 2030, moet 40 procent plaatsvinden binnen het huidige stedelijke gebied. Herstructurering, stedelijke vernieuwing en transformatie van steden is derhalve van grote betekenis. 2.1.2
AMvB Ruimte
Onder de (nieuwe) Wet ruimtelijke ordening (in werking getreden op 1 juli 2008) heeft een Planologische Kernbeslissing (PKB), zoals de Nota Ruimte, niet meer dezelfde wettelijke status als voorheen. De Nota Ruimte is alleen nog bindend voor het Rijk zelf en niet meer voor lagere overheden. Om er toch voor te zorgen dat bepaalde nationale belangen geborgd blijven, is besloten om een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) in te voeren: de AMvB Ruimte. Het ontwerpbesluit hiervoor is op 2 juni 2009 aan de Eerste en Tweede Kamer toegezonden. De AMvB Ruimte biedt een inhoudelijk beleidskader waaraan bestemmingsplannen dienen te voldoen.
7
Daarnaast kan in de AMvB provincies worden opgedragen bepaalde thema's verder uit te werken of te borgen in een provinciale verordening, waaraan een gemeente zich dient te houden bij het opstellen van een bestemmingsplan. Het Rijk heeft besloten om nog geen nieuwe beleidskoers op te nemen in de AMvB Ruimte; deze volgen pas bij de tweede tranche, die naar verwachting in 2011 wordt vastgesteld. de AMvB Ruimte houdt dus de koers aan van de Nota Ruimte. 2.1.3
Structuurvisie Randstad 2040
Op 5 september 2008 heeft het Kabinet de Structuurvisie Randstad 2040 vastgesteld. De structuurvisie bevat de kabinetskeuzen, die er aan moeten bijdragen dat de Randstad uitgroeit tot een duurzame en internationaal concurrerende topregio. Achteruitgang van leefbaarheid, klimaatverandering, bereikbaarheidsproblemen en toenemen internationale concurrentie maken versterking van de Randstad voor de lange termijn noodzakelijk. Ook moet er tot 2040 naar verwachting voor 500.000 woningen een plek worden gevonden in de Randstad. het Kabinet wil deze kwalitatieve en kwantitatieve opgave onder andere aanpakken door sterkte verdichting en herstructurering van verouderde woon-werklocaties in de steden en transformatie van in onbruik geraakte terreinen tot nieuwe stedelijke gebieden met woon-/werkfunctie. 2.1.4
Nota Mobiliteit
De Nota Mobiliteit (2006) is een nationaal verkeer- en vervoersplan op grond van de Planwet Verkeer en Vervoer (1998), het is de opvolger van het huidige Structuurschema Verkeer en Vervoer (SVV-2). De hoofdlijnen van het verkeer- en vervoersbeleid voor de komende vijftien jaar zijn in de Nota Mobiliteit vastgelegd. De Nota Mobiliteit werkt het ruimtelijk beleid, zoals beschreven in de Nota Ruimte, verder uit. Uitgangspunt daarbij is dat mobiliteit een noodzakelijke voorwaarde is voor economische en sociale ontwikkeling. Een goed functionerend systeem voor personen en goederenvervoer en een betrouwbare bereikbaarheid van deur tot deur zijn essentieel om de internationale concurrentiepositie van Nederland te versterken. Permanente verbetering van de verkeersveiligheid door reductie van het aantal slachtoffers is een belangrijk punt in de Nota Mobiliteit. Daarnaast wordt kwaliteit van de leefomgeving nagestreefd door duurzame mobiliteit. Belangrijke thema's daarin zijn aandacht voor klimaat, luchtkwaliteit, geluid, natuur en landschap.
2.2
Provinciaal en regionaal beleid
2.2.1
Structuurvisie "Visie op Zuid-Holland"
In het kader van de Wet ruimtelijke ordening stellen provincies niet meer een streekplan op maar een structuurvisie. Zo'n structuurvisie bindt wel de provincie maar is niet meer bindend voor lagere overheden, is met andere woorden zelfbindend. Provinciale Staten van Zuid-Holland hebben begin juli 2010 de structuurvisie "Visie op Zuid-Holland" vastgesteld. De kern van deze structuurvisie is "het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie". Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers. Dit wil de provincie bereiken door het realiseren van een samenhangend stedelijk netwerk en groenstructuur. "Goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur, zijn daarin kenmerkende kwaliteiten." Deze structuurvisie vervangt de eerdere streekplannen, waaronder het Ruimtelijk Plan Regio Rotterdam 2020 (RR2020) uit 2005. De hoofdlijnen van het beleid, dus ook die van het RR2020, zijn ongewijzigd gebleven in deze structuurvisie. Wel zijn nieuwe accenten gelegd of is de koers iets gewijzigd op basis van trends, ontwikkelingen en de sturingsfilosofie van de provincie. In deze structuurvisie geeft de provincie aan wat zij van provinciaal belang acht. Relevant voor het provinciaal belang en de inzet van instrumenten is het bestuurlijke uitgangspunt 'Lokaal wat kan, provinciaal wat moet'. Dit betekent dat de provincie alleen vraagstukken oppakt waar zij een toegevoegde waarde heeft. Dit betreft vraagstukken op regionale schaal (provincie). Gemeenten krijgen
8
vrijheid om binnen de gestelde kaders de ruimte voor burgers en bedrijven optimaal in te richten. De ambitie van de provincie is om het aantal regels en procedures te verminderen. De provinciale belangen zijn in de structuurvisie geordend volgens vijf integrale en ruimtelijk relevante hoofdopgaven: 1. Aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel; 2. Duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie; 3. Divers en samenhangend stedelijk netwerk; 4. Vitaal, divers en aantrekkelijk landschap; 5. Stad en land verbonden. Ten aanzien van stedelijke ontwikkelingen zijn de provinciale beleidsuitgangspunten in de structuurvisie ongewijzigd gebleven ten opzichte van het eerdere streekplan RR2020. Binnen stedelijk gebied blijft uitbreiding en herstructurering van stedelijk functies mogelijk. In de structuurvisie is bovendien sprake van een woonopgave van 65.000 woningen in de periode 2010-2020 binnen de stadsregio Rotterdam, waarvan 36.800 toevoeging en 28.200 vervanging. 2.2.2
Verordening Ruimte
Een aantal provinciale belangen die zijn weergegeven in de structuurvisie "Visie op Zuid-Holland" acht de provincie dermate essentieel dat zij de doorwerking en borging ervan geregeld heeft via het instrument van de verordening. In samenhang met eerdergenoemde structuurvisie heeft de provincie daarom ook een Verordening Ruimte opgesteld. Provinciale Staten hebben de verordening op 2 juli 2010 vastgesteld. In de Verordening worden regels gesteld over de inhoud van bestemmingsplannen en over de inhoud van de toelichting op bestemmingsplannen. 2.2.3
CultuurhistorischeHoofdstructuur
De Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS, 2002) biedt een overzicht in hoofdlijnen van het cultureel erfgoed van de provincie. Daartoe zijn de belangrijkste archeologische, historisch-landschappelijke en historisch-stedenbouwkundige structuren, patronen en terreinen op kaart gezet en gewaardeerd. De provincie heeft met de CHS een onderlegger willen verschaffen voor een integraal - in samenhang met overige beleidsvoornemens - en gebiedsgericht monumentenbeleid. Op deze kaart zijn de historisch waardevolle structuren en gebieden in drie kwaliteitsniveaus aangegeven: zeer hoog, hoog en redelijk hoog waardevol. De kaart heeft een signaalfunctie bij het ontwerpen aan de stad. De CHS geeft voor dit gebied geen bijzondere waarden aan.
2.3
Gemeentelijk beleid
2.3.1
Ruimtelijk Plan Rotterdam 2010
Het gemeentelijk structuurplan Ruimtelijk Plan Rotterdam 2010 (RPR 2010), dat in maart 2010 door de gemeenteraad is vastgesteld, geeft een kader om gericht aan de stad te werken. Het RPR 2010 is een plan voor het bestaand stedelijk gebied van Rotterdam. In het RPR 2010 zijn drie centrale ambities geformuleerd. Ze komen voort uit de beleidsdoelstellingen van de gemeente en uit wensen van bewoners, organisaties en bedrijven die zich hebben uitgesproken over ontwikkeling van de stad. Daarnaast berusten de ambities op een historisch-ruimtelijke schets van Rotterdam en op prognoses omtrent economie, de bevolking, de mobiliteit en de recreatie. De ambities zijn als volgt: 'Rotterdam als gevarieerde en aantrekkelijke stad', 'Rotterdam als centrum in de zuidvleugel' en 'Rotterdam als Europese stad met een wereldhaven'. De drie ambities zijn de toetsstenen voor vijf sectorale wensbeelden: 'de woonstad', 'de ondernemende stad', 'de recreatieve stad', 'de mobiele stad' en 'de blauwe stad'. Voor deze vijf sectoren is vastgesteld wat voor 2010 de gewenste hoofdstructuur is, wat de belangrijkste projecten zijn en welke ruimteclaims daarmee gemoeid zijn.
9
2.3.2
Stadsvisie Rotterdam: Ruimtelijke ontwikkelingsstrategie 2030
Op 29 november 2007 is de Stadsvisie Rotterdam vastgesteld door de gemeenteraad. Deze Stadsvisie vormt het ruimtelijk kader voor alle investeringen, projecten en plannen die in de stad worden gerealiseerd. De Stadsvisie is een ontwikkelingsstrategie voor de stad Rotterdam, voor de periode tot 2030. De Stadsvisie heeft als missie een sterke economie en een aantrekkelijke woonstad. Deze missie is uitgewerkt in een aantal kernbeslissingen op de onderwerpen wonen en economie en deze bepalen wat er de komende jaren op deze gebieden gebeurt in de stad. Veel van de kernbeslissingen zullen de komende vijftien jaar worden omgezet in de uitvoering van een aantal (bouw) projecten in de stad, waardoor Rotterdam over pakweg vijftien jaar inderdaad een sterke economie heeft en aantrekkelijke woongebieden kent, ook voor haar hoogopgeleide bewoners. Op basis van effectmeting zijn dertien gebiedsontwikkelingen aangewezen die het belangrijkst zijn voor de realisatie van de doelen 'sterke economie' en 'aantrekkelijke woonstad', zogenoemde VIP-gebieden. Deze dertien grote gebiedsontwikkelingen krijgen prioriteit in de nabije toekomst (de komende 10 jaar). Afrikaanderwijk maakt samen met Rijn-Maashaven en Parkstad deel uit van het VIP-gebied 'Woonmilieu Kop van Zuid". 2.3.3
Woonvisie Wonen in Rotterdam
De gemeentelijke woonvisie, die op 19 juni 2003 is vastgesteld door de gemeenteraad, beschrijft de aanpak van de huisvesting tot 2006 en de koers naar 2017. Het verwoordt de ambities om van Rotterdam een aantrekkelijke woonstad te maken voor iedereen. Op 11 oktober 2007 is de geactualiseerde visie "Wonen in Rotterdam, geactualiseerde woonvisie 2007-2010" vastgesteld. Het betreft een instrumentele uitwerking van de Stadsvisie op het onderwerp wonen op de korte termijn. De geactualiseerde woonvisie richt zich op acties in de huidige woningmarkt, binnen de kaders van het collegeprogramma, om zo de ambitie van de Stadsvisie te helpen realiseren. 2.3.4
Verkeer- en vervoersplan Rotterdam 2003-2020
Het verkeer- en vervoersbeleid voor de stad Rotterdam is vastgelegd in het Verkeer- en Vervoersplan Rotterdam 2003- 2020 (VVPR). Voor de Stadsregio Rotterdam is het verkeer- en vervoerbeleid beschreven in het Regionale Verkeer- en vervoersplan 2002-2020 (RVVP). Het VVPR en het RVVP zijn in 2003 bestuurlijk vastgesteld en sluiten inhoudelijk nauw op elkaar aan. Het Rotterdamse verkeer- en vervoersbeleid staat in dienst van twee doelen: het stimuleren van de werkgelegenheid en het creëren van een aantrekkelijke woonstad. Het verkeer- en vervoersbeleid is gericht op het ontsluiten van de economische belangrijke plekken in de stad door het realiseren van stedelijke vervoerscorridors (stimuleren werkgelegenheid) en het creëren van stadsleefgebieden (aantrekkelijke woonstad). De basis van het Rotterdamse verkeer- en vervoersnetwerk wordt gevormd door een spinnenwebstructuur. De routes tussen de rand van de stad en de routes tussen de verschillende subcentra onderling moeten van voldoende kwaliteit zijn. Tussen de rand van de stad en de binnenstad worden stedelijke vervoerscorridors gecreëerd. Elke vervoerscorridor heeft een stadspoort waar wegen, openbaar vervoer en fiets samenkomen en waar de overstap kan worden gemaakt tussen verschillende modaliteiten. Stadsleefgebieden zijn aaneengesloten gebieden met een herkenbare stedenbouwkundige structuur, die goed bereikbaar zijn per openbaar vervoer, maar waar doorgaand autoverkeer zo veel mogelijk omheen wordt geleid. Om stadsleefgebieden te creëren wordt ingezet op de volgende maatregelen: bundelen, ordenen en inpassen van verkeer op een beperkt aantal hoofdaders, verbeteren verkeersveiligheid en tegengaan parkeerproblematiek in woonwijken. 2.3.5
Horecanota Rotterdam 2007-2011
In de op 15 maart 2007 door de gemeenteraad vastgestelde Horecanota is beleid opgenomen over de vestiging van nieuwe horecabedrijven, openingstijden, terrassen, partycentra en het vergunningverleningtraject. Met betrekking tot de gewenste ontwikkeling van de horeca hanteert de gemeente drie uitgangspunten: 1) minder regels en strakker toezicht, 2) de markt bepaalt en de gemeente schept de condities, 3) concentratie en versterking van de horeca in de binnenstad. Om de gemeentelijke visie vorm te geven, worden in deze Horecanota vier concrete doelstellingen
10
geformuleerd: 1. 2. 3. 4.
stimuleren van de groei van de horecasector; verlichten van de lasten van de ondernemers; beschermen van het woon- en leefklimaat en handhaven van de openbare orde; creëren van een gevarieerd horeca-aanbod van goede kwaliteit.
2.3.6
Monumentenbeleid
In de Beleidsnota Collectie Rotterdam, Monumentenbeleid 2005-2008 en de Monumentenverordening Rotterdam (vastgesteld door de gemeenteraad op respectievelijk 3 februari 2005 en 30 januari 2003) worden de bakens voor de toekomst van het Rotterdamse erfgoed uitgezet. Rode draad is de opvatting dat cultuurhistorie onlosmakelijk verbonden is met ruimtelijke kwaliteit en identiteit. De monumenten en beschermde stadsgezichten zijn de bewezen kwaliteiten van de stad en vertellen het verhaal van Rotterdam. Het monumentenbeleid van de gemeente Rotterdam is er op gericht de historische gelaagdheid van de stad te behouden voor toekomstige generaties en de kennis over de historische bebouwde omgeving te vergroten.
2.4
Beleid deelgemeente
2.4.1
Ontwikkelingsvisie Feijenoord 2020
Dit document geeft voor de komende 20 jaar richting aan de toekomst van de deelgemeente en vormt de basis voor de plannen op fysiek, economisch en sociaal gebied. In de Ontwikkelingsvisie Feijenoord wordt veel aandacht besteed aan de versterking van de specifieke gebiedskenmerken. Binnen de ontwikkelingsvisie worden drie woon- en werkmilieus onderscheiden: centrumwijken, stadswijken en tuindorp. De specifieke kwaliteiten van de centrumwijken zijn de hogere bebouwingsdichtheid, de overal voelbare aanwezigheid van havens en de rivier, de strategische ligging in de stad, de goede bereikbaarheid en de mogelijkheden om gevarieerder woonmilieus te creëren. De nadruk ligt op het gelijktijdig versterken van woonfuncties en economische activiteiten. De stadswijken zijn meer op woonfunctie gericht, waarbij de functiemenging minder is dan in de centrumwijken. De Afrikaanderwijk behoort tot de centrumwijken. Deze wijken moeten een gebied vormen dat aantrekkelijk is voor een zeer brede doelgroep van stedelijk georiënteerde huishoudens. Elk van de centrumwijken kent een eigen specifieke opgave. Bij de Afrikaanderwijk gaat het om een verbeterde inpassing in het stedelijk netwerk en om het opnieuw definiëren van de economische positie en de toekomst van de woningvoorraad. 2.4.2
Wijkvisie Afrikaanderwijk 2020
Door de deelgemeente Feijenoord en Vestia Feijenoord Rotterdam is in overleg met bewoners, bewonersorganisatie en ondernemers de Wijkvisie Afrikaanderwijk opgesteld (juni 2009). In deze visie wordt een beeld geschetst van de wijk in 2020 op sociaal, economisch, cultureel en ruimtelijk gebied. Eén van de doelen die in de visie wordt aangegeven richt zich op de bebouwde omgeving en het sociaal-economisch functioneren van de wijk. Hierbij worden drie aandachtspunten genoemd: betere fysieke verbinding van de wijk met de omgeving, het mogelijk maken van een wooncarrière in de wijk en het geven van een impuls aan de wijkeconomie. In visie wordt aangegeven dat tot 2020 gestreefd wordt naar meer differentiatie in woningtypen, eigendomsvarianten en prijsklassen, zodat huidige en nieuwe bewoners in elke levensfase en met elk inkomen in de wijk (kunnen) blijven wonen. Daarvoor worden nieuwe woonmilieus toegevoegd. Een groot deel van deze nieuwe woonmilieus worden gerealiseerd in het naastgelegen Parkstad, maar ook in de Afrikaanderwijk moet meer variatie komen. Dit zal enerzijds gebeuren door een kwaliteitsverbetering en anderzijds door op slooplocaties andere woonmilieus te realiseren.
11
2.4.3
Horecabeleid Deelgemeente Feijenoord 2007-2011
Deze nota van de deelgemeente werkt de stedelijke horecanota 2007-2011 verder uit voor de deelgemeente Feijenoord. Een belangrijke rol van het horecabeleid van de deelgemeente Feijenoord is om vanuit verschillende pijlers als veiligheid, economie en ruimtelijke ordening - de diverse horecagebieden in de deelgemeente in te kleuren. Per deelgebied wordt aangegeven of er wordt ingezet op het ontwikkelen, consolideren of verminderen van de horecafunctie.
afb. 2.1.: Horecabeleid 2007-2011 deelgemeente Feijenoord voor de Afrikaanderwijk Voor de Putselaan geldt "consolideren" als beleid tot 2011. Dit beleid houdt in, dat gelet op het dominante woonkarakter van de Putselaan, voorkomen dient te worden dat onder woningen horeca gevestigd wordt. Het huidige aantal vestigingen is derhalve het maximum, waarbij nachtontheffingen niet mogelijk zijn. Voor het gebied "cluster Afrikaanderwijk-Winkeldriehoek-Maashaven O.z.", dat op de kaart in afb. 2.1. met groen is aangeduid - is het beleid van de deelgemeente in de periode 2007-2011 gericht op: ontwikkelen eet- en ontmoetingsfunctie; verminderen c.q. omvormen alcoholfunctie. In dit gebied worden uitbreidings- (bijvoorbeeld terrassen/ overterrassen) c.q. vestigingsmogelijkheden geboden aan die horeca-inrichtingen die voldoen aan de ruimtelijke uitgangspunten en kwalitatieve criteria. Bij deze vormen van horeca die gericht zijn op de eet- en ontmoetingsfunctie ligt het in de verwachting dat de openbare orde en veiligheid en het woon- en leefklimaat niet zal worden aangetast. Ook ligt het ontwikkelen van een horecagelegenheid (volgend op planvorming) in het Afrikaanderpark binnen de mogelijkheden. Voor de horecagelegenheden met een dominante alcoholfunctie die niet in aanmerking komen voor uitbreidings- c.q. vestigingsmogelijkheden blijft het verminderingsbeleid in stand. Verplaatsing naar de plangebieden met duidelijke kwaliteitsverbeteringen zijn in beperkte mate bespreekbaar. Inzet hierbij is dat dan eerst verplaatsing van bestaande bedrijven vanuit de Pretorialaan en de Paul Krugerstraat overwogen moet worden. Aangetekend wordt dat het horecabeleid van de deelgemeente Feijenoord volop in beweging is. De nadruk ligt daarbij vooral op de ontwikkeling van kwalitatief goede eethoreca.
12
Hoofdstuk 3 3.1
Beschrijving van het plangebied
Ontstaansgeschiedenis
De Afrikaanderwijk maakt ruim een eeuw deel uit van de Rotterdamse stadsgeschiedenis. Tot 1869 lagen de opgehoogde buitendijkse gronden ten noorden van de (Brede) Hilledijk in de gemeente Charlois. De uitgestrekte Hillepolder ten zuiden van deze dijk behoorde tot 1894 toe aan deze gemeente. Dit polderlandschap was sinds de middeleeuwen gekoloniseerd en voornamelijk voor agrarische doeleinden in gebruik genomen. Meteen na de annexatie in 1869 en 1894 begon de verstedelijking. Rotterdam had namelijk grote behoefte aan extra ruimte voor nieuwe havens, pakhuizen en woningen omdat de historische binnenstad vol raakte. In de periode 1187-1905 werden achtereenvolgens de Rijnhaven en de Maashaven gegraven. De bedrijvigheid in de havens trok veel nieuwe arbeiders aan. De nieuwkomers kwamen vooral van de Zuid-Hollandse eilanden en de provincies Zeeland en Brabant waar op dat moment een landbouwcrisis heerste. De stadsuitbreiding had omstreeks de eeuwwisseling een gefragmenteerd en willekeurig karakter. Op Zuid lag het primaat bij de havenwerken. De woningbouw was een optelsom van stratenplannen en woningbouwprojecten, die zich tussen de goederenspoorlijnen voegden. De Woningwet van 1901 bracht hierin verandering. Krachtens deze wet moest Rotterdam een algemeen uitbreidingsplan voor de hele stad opstellen. In 1903 bracht ir. G.J. de Jongh zijn eerdere havenontwerpen en stratenplannen samen tot één geheel. Voor de Afrikaanderwijk resulteerde dat in een - aan de polderstructuur ontleend rechtlijnig stratenpatroon met een uitgespaard rechthoekig plein tot aan de Putselaan, een nieuwe hoofdroute (zie uitsnede uitbreidingsplan 1903). Hoewel dit gedeelte van het uitbreidingsplan niet officieel werd vastgesteld, lag het wel jarenlang ten grondslag aan de verstedelijking van de Afrikaanderwijk.
Afb. 3.1: Uitsnede Uitbreidingsplan 1903 (bron: Cultuurhistorische Verkenning Afrikaanderwijk) Op 6 juli 1901 bracht Paul Kruger een bezoek aan Rotterdam. Hij was voormalig president van de Zuid-Afrikaansche Republiek en leider van de opstand van de Afrikaanders tegen het Britse bestuur tijdens de Tweede Boerenoorlog (1899-1902). In Nederland bestond grote sympathie voor de Boeren, die als nazaten van de Hollandse kolonisten werden gezien. Daarom besloot het stadsbestuur van Rotterdam om hen te gedenken in de naamgeving van de nieuwe straten in de wijk in aanbouw. De straatnamen werden ontleend aan toponiemen (Bloemfontein, Pretoria, Transvaal, Kaap, Natal, Goede Hoop) of generaals en leiders van de Afrikaners (Paul Kruger, Louis Botha, Christiaan de Wet, Koos de la Rey, Piet Cronjé, Piet Joubert, Martinus Steijn, Pieter Retief en Willem Schalk Burger).
13
(Deze paragraaf is ontleend aan de Cultuurhistorische Verkenning van Afrikaanderwijk, opgesteld in opdracht van Vestia Rotterdam Feijenoord, september 2007)
3.2
Archeologie en cultuurhistorie
3.2.1 Beleidskader: Beleidsnota Archeologie 2008-2011, Archeologische Waarden- en Beleidskaart (AWK), lijst met Archeologische Belangrijke Plaatsen (ABP's)en Archeologieverordening Rotterdam In 1992 hebben de Ministers van Cultuur van de bij de Raad van Europa aangesloten landen te Valletta (Malta) het Europese Verdrag inzake de bescherming van het Archeologisch Erfgoed ondertekend. Met het Verdrag van Malta is het streven vastgelegd naar onder meer: - het behoud van het archeologisch bodemarchief ter plaatse (in situ); - het documenteren van het archeologisch bodemarchief, indien behoud niet mogelijk blijkt; - het vroegtijdig en volwaardig betrekken van de archeologie bij ontwikkelingen op het gebied van de ruimtelijke ordening; - het verbreden van het draagvlak voor de archeologie; - het toepassen van het beginsel 'de verstoorder betaalt'. De afspraken van Malta zijn verwerkt in de Wet op de archeologische monumentenzorg, die op 1 september 2007 in werking is getreden. Het zwaartepunt van het archeologiebeleid is bij gemeenten komen te liggen. In bestemmingsplannen moeten gemeenten aangeven welke archeologische waarden in het geding zijn. Rotterdam draagt sinds 1960 zorg voor het eigen archeologisch erfgoed en is in het bezit van een door het rijk verleende opgravingsbevoegdheid. Het doel van de Rotterdamse archeologie is: (1) te zorgen voor het behoud van archeologische waarden ter plaatse in de bodem; (2) te zorgen voor de documentatie van archeologische waarden indien behoud ter plaatse niet mogelijk is; (3) te zorgen dat de resultaten van het archeologisch onderzoek bereikbaar en kenbaar zijn voor derden. De gemeente Rotterdam bezit een Archeologische Waardenkaart (AWK) en een vastgestelde lijst met Archeologisch Belangrijke Plaatsen (ABP's), die opgenomen zijn in de gemeentelijke archeologieverordening. Deze verordening is op 5 november 2009 vastgesteld door de gemeenteraad. Genoemde beleidsinstrumenten moeten een tijdige en volwaardige inbreng van archeologische belangen bij ruimtelijke ontwikkelingen waarborgen. Dit instrumentarium sluit aan op en komt mede voort uit het rijksbeleid en het provinciale beleid dat naar aanleiding van het "Verdrag van Malta" is ontwikkeld. Het vaststellen, waarderen en documenteren van archeologische waarden vindt binnen de archeologische monumentenzorg gefaseerd plaats. Na een bureau-onderzoek kan het nodig zijn een archeologische inventarisatie in het veld uit te voeren. De resultaten van de inventarisatie kunnen vervolgens leiden tot een aanvullend archeologisch onderzoek. De resultaten van laatstgenoemd onderzoek vormen het uitgangspunt bij de keuze om een vindplaats te behouden, op te graven, waarnemingen uit te voeren tijdens het bouwproject of geen verdere stappen te ondernemen. 3.2.2
Bewoningsgeschiedenis
Het plangebied lag in de late Middeleeuwen ten zuiden van het oude eiland Feyenoord. Het eiland, dat omgeven werd door de Nieuwe Maas en het Zwanegat, wordt al in 1441 vermeld. In 1591 werd het voor tweederde en in 1658 voor het resterende deel door de stad Rotterdam gekocht. Oorspronkelijk was het als opwas slechts 13 morgen groot. Door aanpoldering en aanplemping was het in 1814 167 morgen groot. Door het graven van de Noorderhaven ontstond in 1874 het Noordereiland. Het Zwanegat werd vergraven tot Spoorweghaven, juist ten noorden van het plangebied. De ondergrond van het grootste deel van het plangebied bestaat uit kom- en oeverafzettingen op een afwisseling van Hollandveen en Afzettingen van Gorkum (kom- en oeverafzettingen). Tijdens de aanleg van de Willemsspoortunnel zijn door het Bureau Oudheidkundig Onderzoek van Gemeentewerken Rotterdam (BOOR) in erosieafzettingen van de Nieuwe Maas vondsten van verspoeld aardewerk uit het Neolithicum, de Ijzertijd, de Romeinse tijd en de Middeleeuwen (8ste-12de eeuw) gedaan. Het geeft aan dat de oevers van de Maas vanouds aantrekkelijk waren voor bewoning.
14
Het Maasmondgebied heeft zwaar te lijden gehad van overstromingen aan het einde van de 12de eeuw. Mogelijk is Feyenoord bij het (her)bedijken van het verloren gegane gebied buiten de toen ontstane Riederwaard komen te liggen. De noordelijke dijk van de Riederwaard kan door het plangebied hebben gelopen, ongeveer paralllel aan de Putselaan. De Riederwaard ging in 1373 ten onder. Mogelijk zijn restanten van de dijk, met eventuele bewoningssporen erop, in het plangebied bewaard gebleven. Ten zuiden van het Zwaansgat vonden vanaf de 15de eeuw (Hillepolder en Hillebuitenpolder) herbedijkingen plaats. Het Zwaansgat zou in 1373 gevormd kunnen zijn. In de 17de eeuw wist men nog te vertellen dat bij het uitgraven van sloten bij de Hille en Varkensoord boomstronken werden opgedolven "alsmede sware moppen, daer men wil seggen eertijdts een clooster gestaen zoude hebben". Dat dit niet denkbeeldig hoeft te zijn, bewijzen de diverse opgegraven funderingen van gebouwen uit de periode vóór 1373 op het eiland IJsselmonde, zoals bijvoorbeeld de kasteelfunderingen in Oud-Charlois en bij Ridderkerk. 3.2.3
Archeologische verwachtingen
In het hele plangebied, waar de oude kom- en oeverafzettingen en het veen nog intact in de bodem aanwezig zijn, kunnen bewoningssporen vanaf het Neolithicum tot in de late Middeleeuwen aanwezig zijn. De bewoningssporen bevinden zich onder laat-en postmiddeleeuwse kleidekken, die wisselend van dikte kunnen zijn. Het kleidek is vermoedelijk gefaseerd tot stand gekomen. Bewoningssporen uit de Nieuwe Tijd tot ca 1850 zullen mogelijk samenhangen met de locatie van de dijken van de voormalige Hillepolder (Hilledijk/Brede Hilledijk). In het bestemmingsplangebied zijn zowel grote landschappelijke fenomenen (slootstructuren, akkercomplexen) te verwachten als kleinere structuren die in een booronderzoek traceerbaar zijn, zoals huisplaatsen uit de prehistorie of de Romeinse tijd. Dergelijke structuren hebben een gemiddelde oppervlakte van 100-200 m2. Archeologische indicatoren aangetroffen in een klein plangebied (kleiner dan 200 m2) leveren doorgaans een beperkte wetenschappelijke waarde op en de archeologische informatie is sterk gefragmenteerd. Het verlies aan archeologische informatie als in dergelijke gevallen geen onderzoek wordt uitgevoerd is relatief gering. Het registreren van een enkel spoor of een enkele vondst die bij dergelijke bodemingrepen wordt aangetroffen kan wel zinvol zijn. Daarom wijst de gemeente, wanneer (nader) archeologisch onderzoek niet verplicht is, altijd op de meldingsplicht in geval van ‘toevalsvondsten’, zoals verwoord in artikel 53 van de Monumentenwet 1988. Bij melding van dergelijke vondsten zal het Bureau Oudheidkundig Onderzoek van Gemeentewerken Rotterdam (BOOR) indien nodig ter plekke komen documenteren. 3.2.4
Aanbevelingen
Voor het hele plangebied geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken met een oppervlakte van meer dan 200 vierkante meter en die tevens dieper reiken dan 1,50 meter beneden NAP.
3.3
Stadsgezichten en Monumenten
3.3.1
Algemeen
De gemeente Rotterdam kent een groot aantal panden en gebieden die vanwege cultuurhistorische waarden worden beschermd. Voor de bescherming wordt gebruik gemaakt van bestaand instrumentarium. In het bestemmingsplan zijn geen nadere planologische regelingen opgenomen, behoudens (indien aan de orde) de planologische bescherming die overeenkomstig de Monumentenwet (1988) dient te rusten op een beschermd dorps- of stadsgezicht. De gemeente Rotterdam maakt onderscheid tussen de volgende gebieden en gebouwen: Beschermde stadsgezichten (BS) Rotterdam kent door haar stedelijke omgeving alleen beschermde stadsgezichten. Een beschermd stadsgezicht is een groep van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens schoonheid, onderlinge ruimtelijke structurele samenhang of wetenschappelijke waarde. De bescherming richt zich op de stedenbouwkundige karakteristiek en op een samenhangend geheel van straten en bebouwing.
15
Het gaat om gebieden die ouder zijn dan vijftig jaar (Monumentenwet). Na aanwijzing van een beschermd stadsgezicht dient er binnen twee jaar een bestemmingsplan beschikbaar te zijn waarin de historische kwaliteiten en de relatie tot eventuele toekomstige ontwikkelingen vastliggen. Wederopbouwaandachtsgebieden Naast de van rijkswege beschermde stadsgezichten kent Rotterdam in de binnenstad een aantal wederopbouwaandachtsgebieden met een waardevolle samenhang tussen het stratenplan, de invulling van de bouwblokken en de architectuur. Bij nieuwe ontwikkelingen dient bekeken te worden hoe deze historische kwaliteiten kunnen worden behouden. Betreffende gebieden hebben geen juridische of formele status. Rijksmonumenten (RM) en Gemeentelijke monumenten (GM) Een rijks- of gemeentelijk monument kan zijn een gebouw, water, terrein of een ander object dat van nationaal belang is, of van algemeen belang voor Rotterdam is (gemeentelijk monument), vanwege de schoonheid, betekenis voor de wetenschap of de cultuurhistorische waarde. Dit is vastgelegd in respectievelijk de Monumentenwet 1988 en de monumentenverordening Rotterdam 2003. Bij een monument gaat het om één gebouw of complex, zowel van buiten als van binnen. Voor een Rijksmonument geldt dat het object tenminste vijftig jaar oud moet zijn. Vanzelfsprekend is het verboden om wijzigingen aan te brengen aan een beschermd monument zonder vergunning. Beeldbepalende objecten (BO) en Beeldbepalende gevelwanden (BG) In Rotterdam is een groot aantal gebouwen te vinden die geen status hebben als gemeentelijk monument, maar wel van monumentale waarde zijn, zogenaamde beeldbepalende objecten. Voor deze panden geldt geen wettelijke bescherming, maar de gemeente zet zich wel in om de waarden van deze panden te behouden. Ook kent Rotterdam monumentale gevelwanden. Deze komen zelden in aanmerking voor een monumentstatus, maar zij bepalen voor een belangrijk deel wel het karakter van de stad. Deze wanden versterken de ruimtelijke kwaliteit en instandhouding wordt dan ook gestimuleerd. 3.3.2
Plangebied
Binnen het bestemmingsplangebied is geen beschermd stadsgezicht gelegen. Binnen het bestemmingsplangebied liggen de volgende rijks- en gemeentelijke monumenten. Rijksmonumenten Scholengemeenschap Van Oldenbarneveldt, Afrikaanderplein 40, architect: ir. A. van der Steur/W.G. Witteveen, bouwjaar: 1925, bouwstijl: Amsterdamse School, oorspronkelijke functie: Schoolgebouw; Scholengemeenschap Van Oldenbarneveldt, Afrikaanderplein 37, architect: ir. A. van der Steur/W.G. Witteveen, bouwjaar: 1927, bouwstijl: Landschapsstijl, oorspronkelijke functie: Botanische Tuin; Scholengemeenschap Van Oldenbarneveldt, Afrikaanderplein 37, architect: ir. A. van der Steur/W.G. Witteveen, bouwjaar: 1925, bouwstijl: Amsterdamse School, oorspronkelijke functie: Tuinmanswoning. Beeldbepalende Objecten -, Brede Hilledijk 62-70, architect: J.P. Stok Wzn, bouwjaar ca. 1905, bouwstijl: Overgangsstijl, oorspronkelijke functie: kantoor; Metrostation Rijnhaven, Hillelaan 40, architect: C. Veerling, bouwjaar: 1968, oorspronkelijke functie: metrostation; Drinkwaterleiding, Pretorialaan 141-147, bouwjaar: ca. 1896, bouwstijl: Neo-Renaissance, oorspronkelijke functie: stoomgemaal; -, Jacominastraat 6-62, bouwjaar 1891, bouwstijl neo-Renaissance, oorspronkelijke functie: wonen.
16
Hoofdstuk 4 4.1
Planbeschrijving
Inleiding
De Afrikaanderwijk ligt -globaal genomen- tussen de Laan op Zuid, de Maashaven Oostzijde en de Putselaan. De wijk ligt centraal in de deelgemeente Feijenoord en grenst aan de wijken Bloemhof, Hillesluis, Katendrecht en de nieuwbouw van de Kop van Zuid. De Afrikaanderwijk is ontstaan in de 19e eeuw toen door een explosieve groei van de havens woningen moesten worden gerealiseerd voor de havenarbeiders. Tussen de industrie van de havens werden woningen van beperkte kwaliteit gebouwd. Veel van de eerste bewoners waren arbeidersgezinnen afkomstig uit Brabant en Zeeland. In het hart van de wijk ligt het Afrikaanderplein. Deze openbare ruimte heeft een omvang van 7 hectare. Twee maal per week wordt op de rand rond het park de Afrikaandermarkt gehouden: de op één na grootste warenmarkt van Rotterdam. De Pretorialaan en de Paul Krugerstraat zijn de hoofdwegen die centraal door de wijk lopen. Volgens gegevens van het Centrum voor Onderzoek en Statistiek telde Afrikaanderwijk in 2010 ca. 9.000 inwoners. Het totaal aantal woningen bedroeg ca. 3.800, waarvan 90% huur. De wijk kent nauwelijks eengezinswoningen, het merendeel van de woningen is een portiek-/galerijwoning zonder lift (50%). Samengevat levert dat het volgende beeld op voor wat betreft de woningtypologie in 2010: type woning
percentage
eengezinswoningen
3
benedenwoningen
10
etagewoningen
15
port./gal. zonder lift
50
port./gal. met lift
21
Het merendeel van de woningen heeft 3 kamers (43%) of 4 kamers (33%). Het gebied maakt deel uit van het Pact op Zuid: een stadsdeel waar de gemeente, deelgemeenten en woningcorporaties de aandacht op gevestigd hebben om in de periode tot 2016 de sociale, economische, culturele en fysieke achterstand op de overige stadsdelen van Rotterdam te verkleinen. Het plangebied bestaat op dit moment vooral uit woonbebouwing, openbaar groen, wegen en een klein percentage oppervlaktewater. Volgens het huidige bestemmingsplan is het plangebied vooral bestemd voor wonen, werken en recreatie. Figuur 4.1 geeft weer hoe het grondgebruik over het bestemmingsplangebied verdeeld is.
17
Afb. 4.1: Grondgebruik in het plangebied
4.2
Ontwerpkader (ontwerpuitgangspunten, ambities)
De Wijkvisie Afrikaanderwijk 2020 vormt samen met het Stedenbouwkundig Ontwerp Parkstad/Afrikaanderwijk de basis voor dit bestemmingplan. In de wijkvisie wordt ten aanzien van het fysieke aspect geconstateerd dat de Afrikaanderwijk ruimtelijk geïsoleerd ligt van de aangrenzende wijken. Als oplossing hiervoor wordt een verbinding van de wijk met de Kop van Zuid aangegeven, door het doortrekken van de Paul Krugerstraat en de Martinus Steijnstraat tot aan de Laan op Zuid. Ook het aantrekkelijker en herkenbaarder maken van de entrees van de wijk wordt als een oplossing genoemd. De Afrikaanderwijk moet een kwaliteitsimpuls krijgen door meer differentiatie in woningtypen, eigendomsvarianten en woontypen, zodat huidige en nieuwe bewoners in elke levensfase en met elk inkomen in de wijk kunnen (blijven) wonen. Dit gebeurt enerzijds door een kwaliteitsverbetering van de bestaande woningvoorraad en anderzijds door op slooplocaties andere woonmilieus te realiseren. Dit gebeurt in de Afrikaanderwijk tot 2020 op de locaties Bloemfontein, Brabantse huisjes, Leeuwenkuil en Martinus Steijnblok. Daarnaast wordt gestreefd naar meer groen in de wijk. Het stedenbouwkundig ontwerp Parkstad/Afrikaanderwijk werkt de wijkvisie verder uit voor onder andere de oostrand van de Afrikaanderwijk. De ruimtelijke opgave die in het stedenbouwkundig ontwerp wordt gedefinieerd is het grotendeels braakliggende terrein in Parkstad om te vormen tot een stedelijke woonwijk en in samenhang daarmee de vernieuwing van de oostzijde van de Afrikaanderwijk vorm te geven. In Parkstad en Afrikaanderwijk wordt - als uitvloeisel van de Stadsvisie Rotterdam - ingezet op het ontwikkelen van een groot aantal grondgebonden woningen. In het stedenbouwkundig ontwerp worden ten aanzien van Afrikaanderwijk drie uitgangspunten gehanteerd: de verkavelingsstructuur op het emplacement wordt verweven met de verkavelingsstructuur van de oostzijde van de Afrikaanderwijk; de maaiveldverschillen worden daar waar ze hinderlijk zijn opgeheven;
18
de bebouwingsstructuur van de te vernieuwen blokken sluit aan op de in de Afrikaanderwijk gangbare gesloten bouwblokken. Belangrijk element in het stedenbouwkundig ontwerp is dat een sprong over de waterkering wordt gemaakt. Tussen het restant van het emplacement en de Afrikaanderwijk ligt een primaire waterkering, gevormd door de Hilledijk en de Brede Hilledijk. Na de dijkverhoging naar aanleiding van de watersnoodramp van 1953 is de dijk een barrière geworden in het stedelijk gebied. Dit wordt nog sterker met de herontwikkeling van het emplacement tot woongebied. In het stedenbouwkundig ontwerp wordt deze barrière geslecht door de Paul Krugerstraat en de Martinus Steijnstraat op te laten lopen tot het niveau van de kruin van de dijk en ze vervolgens te verlengen tot aan de Laan van Zuid. Hierdoor ontstaat een samenhangend netwerk van routes. Om dit te kunnen realiseren zal in de Paul Krugerstraat aan één zijde de aanliggende bebouwing worden gesloopt, in de Martinus Steijnstraat aan twee zijden.
4.3
Ontwikkelingen
Voor de planperiode van dit bestemmingsplan zijn de volgende ontwikkelingen relevant: 1. Verlenging van de Paul Krugerstraat en Martinus Steijnstraat tot aan de Laan op Zuid. 2. Aanleg van 3 kleine parken, te weten het Leeuwenkuilpark, Hilledijkpark en Tweebospark. 3. Reconstructie van diverse bouwblokken door sloop/nieuwbouw: het gebied omsloten door Brede Hilledijk, Hilledijk, Paul Krugerstraat, Bloemfonteinstraat en Hillelaan (locaties A t/m E); op de hoek Riebeekstraat / de la Reystraat (locatie F); het gebied omsloten door Hilledijk, Martinus Steijnstraat, Tweebosstraat, Riebeekstraat (locatie G); het gebied omsloten door Hilledijk, Putselaan, de la Reystraat, en Martinus Steijnstraat (locatie H); het gebied omsloten door de la Reystraat / Putselaan / Chr. De Wetstraat (locatie I).
Afb. 4.1: Ontwikkellocaties
19
De ontwikkellocaties zullen in 2 fasen tot stand komen. Tot 2015 worden de locaties B tot en met E (zie afb. 4.1: Ontwikkellocaties) ontwikkeld. De overige locaties, de locaties A, F, G, H en I, volgen daarna. Voor laatstgenoemde locaties, die na 2015 ontwikkeld worden, is in dit plan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen omdat deze ontwikkelingen nog niet financieel rond zijn. Dit betekent dat zij overeenkomstig de bestaande situatie bestemd worden. De locaties die voor 2015 ontwikkeld worden, zijn globaal bestemd, dit om een flexibele inpassing van de plannen mogelijk te maken. Tenslotte is er een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het toelaten van extra horeca (wro-zone wijzigingsgebied - 6) De doortrekking van de Brede Hilledijk is al eerder planologisch mogelijk gemaakt. Dit bestemmingsplan maakt minder woningen mogelijk dan er nu zijn, er is dus sprake van verdunning. Verder neemt de hoeveelheid openbaar groen toe (van ca. 11.000 m2 naar ca. 23.500 m2) . Daar staat tegenover dat de oppervlakte tuinen-binnenterreinen afneemt (van ca. 25.000 m2 naar ca. 16.500 m2). Maar in totaal neemt dus als gevolg van de nieuwe ontwikkelingen de hoeveelheid groen in de Afrikaanderwijk toe.
4.4
Juridische planbeschrijving
4.4.1
Plansystematiek
Bij het opstellen van de regels is aansluiting gezocht bij het 'Standaard bestemmingsplan Rotterdam' van 1 mei 2009. Met het gebruik van een standaardbestemmingsplan beoogt de gemeente een samenhangend geheel aan bestemmingsplannen te creëren, waarbij de verschillende regelingen zo min mogelijk uiteenlopen. De regels van het plan bestaan uit de volgende onderdelen: inleidende regels; bestemmingsregels; algemene regels; overgangs- en slotregel. Op de verbeelding (voorheen aangeduid als plankaart) zijn de voorkomende functies apart bestemd. Hierdoor is het mogelijk om met bijbehorend renvooi (verklaring van de bestemming) te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied zijn gegeven. In de bijbehorende regels zijn de bouwregels en de gebruiksregels, alsmede afwijkingsregels te vinden. 4.4.2
Wonen
4.4.2.1 Werken aan huis In de voorschriften is een regeling voor werken aan huis opgenomen. Deze regeling gaat uit van een zo groot mogelijke flexibiliteit in toegestane bedrijfsactiviteiten, mits de omgeving geen gevaar loopt en geen onevenredige hinder ondervindt van de activiteit. De bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan in alle woningen, ongeacht het type woning of het gebied waar de woning staat. De belangrijkste voorwaarden zijn dat maximaal 30% van de woning voor beroeps-/bedrijfsactiviteiten mag worden gebruikt en dat de woning er aan de buitenkant als woning uit blijft zien. Reclame-uitingen aan de buitenzijde van de woning zijn niet toegestaan. Verder worden detailhandelsactiviteiten en bedrijfsmatige reparatie en onderhoud aan motorvoertuigen nadrukkelijk uitgesloten. 4.4.2.2 Vergunningvrij bouwen in tuin Per 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden, alsmede het Besluit omgevingsrecht (Bor). Gelijktijdig is het Besluit bouwvergunningvrije en licht bouwvergunningplichtige bouwwerken van de Woningwet vervallen. De vergunningvrije activiteiten zijn nu opgesomd in de artikelen 2 en 3 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht.
20
Een omgevingsvergunningvrij bouwwerk op grond van artikel 2 bijlage II Bor is zonder meer toegestaan, hiervoor mag niet worden getoetst aan het bestemmingsplan. Een bouwwerk dat toegestaan is op grond van artikel 3 bijlage II Bor behoeft bij strijdigheid met het bestemmingsplan wel een omgevingsvergunning. 4.4.2.3 Diverse woonbestemmingen De bestaande woningen in het plangebied die afgedekt zijn met een plat dak zijn bestemd als "Wonen 1". De woningen die afgedekt zijn of mogen worden met een kap of schuin dakvlak zijn bestemd als "Wonen - 2". De verschillende ontwikkellocaties in het plangebied zijn aangeduid als "Woongebied" (Woongebied 1 tot en met 4) 4.4.3
Buitenruimte (wegen, water, groen en tuin)
4.4.3.1 Verkeers- en verblijfsgebied De hoofdwegen in het plangebied hebben de bestemming "Verkeer - Wegverkeer" gekregen. Deze bestemming is bedoeld voor wegen ten behoeve van het doorgaande verkeer, met de bijbehorende bruggen en viaducten, tramlijnen en parkeerplaatsen. En daarnaast natuurlijk ook voor wandel- en fietspaden en gebouwtjes en bouwwerken ten behoeve van deze functies. Binnen deze bestemming zijn de 50-km wegen opgenomen die, gebaseerd op de wegcategorisering duurzaam veilig, ook in de toekomst 50-km wegen zullen blijven. De bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" is opgenomen voor de buurtontsluitingswegen met de bijbehorende trottoirs. Ook pleinen, snippergroen, speeltoestellen en water vallen hieronder. Binnen deze bestemmingen is ook de aanleg van ondergeschikte waterpartijen en watergangen mogelijk indien dit vanuit het oogpunt van waterbeheer wenselijk is. Dit betekent dat veranderingen in de inrichting van de openbare ruimte kunnen worden doorgevoerd zonder planherziening (mits de veranderingen passen binnen deze bestemming). . De bestemming "Verkeer-Erf" is gelegd op enige verharde terreinen die dienen als ontsluiting van de niet openbaar toegankelijke aanliggende gronden. De in het plangebied aanwezige watergangen en -partijen hebben de bestemming "Water-1" gekregen. 4.4.3.2 Groen Structurele groengebieden zijn bestemd als "Groen". Binnen deze bestemming zijn behalve groenvoorzieningen, ook voet- en fietspaden, water en speeltoestellen toegestaan. Ook in deze bestemming is de aanleg van ondergeschikte watergangen mogelijk zonder planherziening. 4.4.3.3 Tuin In de bestemming "Tuin" is de bouwregeling opgenomen voor hetgeen aan bebouwing is toegelaten in een tuin. Hierbij is rekening gehouden met wat zonder omgevingsvergunning is toegestaan krachtens het Besluit omgevingsrecht (artikel 2 van bijlage II) ). 4.4.4
Voorzieningen (detailhandel, horeca, sociaal-culturele voorzieningen e.d.)
4.4.4.1 Horeca In de nota "Horecabeleid deelgemeente Feijenoord 2007-2011" worden de hoofdlijnen van het horecabeleid in deze deelgemeente beschreven (zie ook paragraaf 2.4.3). Dit beleid is, voor zover ruimtelijk relevant, vastgelegd in dit bestemmingsplan. De horeca is in de huidige panden bestemd met een aanduiding "horeca" op de verbeelding. Ook in de regels is aangegeven op welke adressen horeca is toegestaan. Door middel van een wijzigingsbevoegdheid nummer 6 (artikel 36) wordt de mogelijkheid geopend van nieuwe horeca (maximaal 8 vestigingen) in het plangebied, mits passend in het horecabeleid van de deelgemeente. Horecaterrassen zijn mogelijk gemaakt op het Afrikaanderplein, met name op de verharde randen van het plein. Voor het exploiteren van een horecaterras is een vergunning nodig op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV).
21
4.4.4.2 Maatschappelijke voorzieningen Onder maatschappelijke voorzieningen worden sociale, culturele, medische, educatieve en levensbeschouwelijke voorzieningen verstaan. Dit betekent dat een functie die past in deze definitie zonder planwijziging vervangen kan worden door een andere passende functie. Deze functie is met de bestemming "Maatschappelijk - 1" of "Maatschappelijk - 2" op de verbeelding gezet, waarbij laatstgenoemde bestemming voorbehouden is voor de niet-geluidsgevoelige maatschappelijke voorzieningen. 4.4.4.3 Bedrijven en andere voorzieningen De bedrijven in het plangebied zijn bestemd als "Bedrijf-1 of als "Bedrijf -2", waarmee aangeduid is dat het gaat om bedrijven in milieucategorie 1 of om bedrijven tot en met categorie 2 van de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij de regels van dit plan. Bestaande bouwwerken van openbaar nut zijn bestemd als "Bedrijf - Nutsvoorziening". Nieuwe, kleinschalige voorzieningen van openbaar nut zijn mogelijk gemaakt binnen de bestemmingen "Groen" en Verkeer - Verblijfsgebied"; het gaat hierbij om gebouwtjes met een inhoud van minder dan 80 m3. De bestemming "Gemengd - 1" voorziet in een flexibele bestemming waarbinnen functies zijn toegestaan als detailhandel, kantoren, maatschappelijke voorzieningen en bedrijven (t/m categorie 1) , uitsluitend op de begane grond. De bestemming "Gemengd - 2" is gelegd op het gebouw van het "gemaal" aan de Pretorialaan; binnen deze bestemming zijn de functies horeca en maatschappelijke voorzieningen toegestaan. 4.4.4.4 Sport- en speelvoorzieningen De bestemming "Sport" is toegekend aan de sporthal aan het Afrikaanderplein, terwijl de bestemming "Sport - Sport- en Speelterrein" is gelegd op het zodanige terrein aan de Martinus Steijnstraat. 4.4.5
Algemene aanduidingsregels
In artikel 29 van de planregels is de "vrijwaringszone - spoor" vastgelegd. Het betreft een beschermingszone voor de metro/sneltram. In deze zone zijn andere functies slechts toegestaan, mits het belang van het metro/sneltramverkeer niet wordt geschaad. 4.4.6
Dubbelbestemmingen
In het plangebied komen twee dubbelbestemmingen voor te weten: Ter bescherming van de archeologische waarden in de ondergrond is de bestemming "Waarde Archeologie" opgenomen. Het plangebied ligt achter primaire waterkeringen die deel uitmaken van dijkring 17 (IJsselmonde). De in het plangebied gelegen keringen zijn de Hilledijk, de Brede Hilledijk en de Maashaven Oostzijde. Deze waterkering en hun beschermingszones zijn met de dubbelbestemming "Waterstaat - Waterkering" aangegeven. 4.4.7
Wijzigingsbevoegdheden
Voor 5 ontwikkelingslokaties, waarvan de herstructurering na 2015 aan bod komt, zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen, omdat voor de ontwikkeling van deze lokaties nog geen nterieure overeenkomst gesloten is. Het betreft de wro-zone - wijzigingsgebied - 1 t/m 5. Door middel van deze bevoegdheden is straks via de procedure van het wijzigingsplan herstructurering mogelijk van de betreffende gebieden in de zin van sloop en nieuwbouw van woningen en andere voorzieningen. Wijzigingsbevoegdheid nummer 6 (wro-zone - wijzigingsgebied - 6) maakt maximaal 8 extra horecavestigingen mogelijk, met name langs de Pretorialaan, Paul Krugerstaat en Maashaven OZ.
22
4.4.8
Belhuizen (bij winkels) en seksinrichtingen
4.4.8.1 Belhuizen (bij winkels) In dit plangebied komt een aantal bestaande belhuizen (bij winkels) voor. De aanwezigheid van belwinkels wordt in Rotterdam in menig deelgemeente in toenemende mate als problematisch ervaren. Voor belwinkels die alleen de mogelijkheid bieden om (goedkoop) te telefoneren geldt de Winkeltijdenwet niet en dat betekent dat die dienst 24 uur per dag, 7 dagen in de week, mag worden aangeboden. Dit kan leiden tot overlast door het komen en gaan van klanten op late uren in straten waar wonen en detailhandel van oudsher worden gecombineerd. Het voorkomen van overlast in verband met de bescherming van de leefbaarheid van een gebied, wordt in dit bestemmingsplan vertaald in direct werkende beperkende gebruiksregels. Overeenkomstig Rotterdams beleid in de 'leefmilieuverordening belhuizen' (van kracht geworden op 22 december 2006) legt dit bestemmingsplan de realisatie van belwinkels aan banden. Het beleid is gericht op het beperken van het aantal belwinkels in Rotterdam tot het aantal dat aanwezig was ten tijde van het van kracht worden van de genoemde leefmilieuverordening. Het bestemmingsplan bestemt hiertoe dergelijke bestaande belwinkels positief. Op de plankaart en in de planregels wordt hiertoe op adres de aanduiding 'belwinkel' opgenomen (Goede Hoopstraat 40, Pretorialaan 28 en Paul Krugerstraat 143). Elders in dit plangebied is geen belwinkel toegestaan. 4.4.8.2 Seksinrichtingen Het schrappen van het algemene bordeelverbod uit het Wetboek van Strafrecht maakt het mogelijk de exploitatie van seksinrichtingen aan gemeentelijke regelgeving te onderwerpen. In de nota "Het Rotterdams prostitutiebeleid" (juni 2000) staat hoe dit in de gemeente Rotterdam is geregeld. Het beleid is gericht op het tegengaan van uitbreiding van het aantal seksinrichtingen. Eén van de criteria waar de vergunningaanvraag voor een seksinrichting aan wordt getoetst is het bestemmingsplan. Nieuwe vestigingen zijn niet toegestaan als dit niet past in het bestemmingsplan. Voor de bestaande vestigingen, seksinrichtingen die bestonden vóór 1-2-2000, geldt dat zij gevestigd mogen zijn in strijd met het bestemmingsplan (overgangsrecht). Deze vestigingen zijn positief bestemd in dit bestemmingsplan. In dit bestemmingsplan zijn twee seksinrichtingen bestemd met een op de plankaart aangegeven aanduiding "seksinrichting" (Pretorialaan 17 en Hilledijk 50a).
23
Hoofdstuk 5
Water
5.1
Beleidskader
5.1.1
Rijksbeleid
In december 2009 heeft het kabinet het Nationaal Waterplan vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiervoor worden genomen. Het Nationale Waterplan bevat tevens de stroomgebiedbeheerplannen die op basis van de Kaderrichtlijn Water zijn opgesteld. Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet die met ingang van 22 december 2009 van kracht is. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. Het kabinet kiest in het Nationaal Waterplan voor een strategie die bestaat uit "meebewegen, weerstand bieden, kansen pakken". Daarnaast is sinds 1 november 2003 de watertoets wettelijk verplicht voor onder andere gemeentelijke structuurplannen, bestemmingsplannen en projectbesluiten. De wijziging op het Besluit Ruimtelijke Ordening (Bro) per 1 november 2003 regelt vooral een verplichte waterparagraaf in de toelichting bij de genoemde ruimtelijke plannen en een uitbreiding van het wettelijk vooroverleg. Sinds eind 2000 is ook de Europese Kaderrichtlijn Water van kracht. Die richtlijn moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in Europa in 2015 op orde is. In 2009 is de Waterwet in werking getreden. Deze wet is het resultaat van het samenvoegen van een achttal waterbeheerwetten, zoals de Wet verontreiniging oppervlaktewateren en de Wet Beheer Rijkswaterstaatswerken. De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Een gevolg van de Waterwet is dat de vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten worden gebundeld in één watervergunning. Het relevante Rijksbeleid voor buitendijkse gebieden is de "Beleidslijn grote Rivieren". deze beleidslijn is gebaseerd op de regelgeving in het Waterbesluit. De beleidslijn bevat een kader voor het beoordelen van de toelaatbaarheid - vanuit rivierkundig en ruimtelijk oogpunt - van nieuwe activiteiten in het rivierbed van de grote rivieren. Op het buitendijks gelegen deel van de Afrikaanderwijk is artikel 6.16 van het Waterbesluit van toepassing. Op basis van dit artikel is in bijlage IV van het besluit een aantal gebieden aangewezen waarvoor de restricties uit paragraaf 6.6 niet van toepassing zijn aangezien die gebieden rivierkundig van minder belang zijn (de vroegere Wbr artikel 2a gebieden). In deze gebieden is het vergunningsregime dan ook niet van toepassing. Dit betekent dat er voor bouwen en aanleggen in (het buitendijkse deel van) het bestemmingsplan Afrikaanderwijk geen vergunning van Rijkswaterstaat is vereist. De beleidslijn gaat uit van een eigen risico en verantwoordelijkheid ten aanzien van ontstane schade door hoog water aan activiteiten in het rivierbed (het buitendijks gebied). Initiatiefnemers in het rivierbed zijn zelf aansprakelijk voor schade en zelf verantwoordelijk voor het nemen van maatregelen om zich tegen potentiële schade te beschermen. De gemeente is verantwoordelijk voor de veiligheid in buitendijks gebied. Bij bestaande situaties kan de gemeente bijdragen aan een goede veiligheidssituatie door het opstellen van evacuatieplannen, bij nieuwe situaties kan dit ook door het opnemen van bepalingen in het ruimtelijk plan.
24
5.1.2
Provinciaal beleid
Het beleid van de provincie Zuid-Holland met betrekking tot water is vastgelegd in het provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010 - 2015. Dit waterplan is 11 november 2009 door Provinciale Staten vastgesteld. In het Provinciaal Waterplan zijn de opgaven van de Europese Kaderrichtlijn Water, het Nationaal Bestuursakkoord Water en het Nationale Waterplan vertaald naar strategische doelstellingen voor Zuid-Holland. Het Provinciaal Waterplan beschrijft op hoofdlijnen wat de provincie in de periode tot 2015 samen met haar waterpartners wil bereiken. Het Waterplan heeft vier hoofdopgaven: 1. Waarborgen waterveiligheid 2. Zorgen voor mooi en schoon water 3. Ontwikkelen duurzame zoetwatervoorziening 4. Realiseren robuust en veerkrachtig watersysteem In het plan zijn deze opgaven verder uitgewerkt in 19 thema's én voor drie gebieden, in samenhang met economische, milieu- en maatschappelijke opgaven. 5.1.3
Beleid gemeente en deelgemeente
De gemeenteraad van Rotterdam heeft op 18 september 2007 het Waterplan2 Rotterdam vastgesteld. Het Waterplan 2 is een gezamenlijk en integraal product van alle waterbeheerders in de regio. In het Waterplan 2 staat in hoofdlijnen beschreven hoe de gemeente Rotterdam en de waterschappen de komende tijd willen omgaan met het water in de stad. Hierbij wordt met name gekeken naar drie cruciale ontwikkelingen: Een hogere waterstand door de stijging van de zeespiegel. In buitendijkse gebieden ontstaan risico's op overstromingen. Versterking van waterkeringen is onvermijdelijk; Wateroverlast door toenemende neerslag. Door klimaatsverandering kan er in korte tijd veel neerslag vallen. Om dat water te verwerken is opvang en berging nodig; Strengere eisen aan de kwaliteit van het water. Rotterdam wil een aantrekkelijke waterstad zijn, met schoon, helder en plantrijk water. De stad moet bovendien voldoen aan de eisen uit de Europese Kaderrichtlijn Water. Er worden voor alle wateren in de stad kwaliteitsbeelden opgesteld volgens die eisen. Een onderdeel van het Waterplan 2 Rotterdam is het uitvoeringsprogramma 2007-2012. Hierin staat welke projecten in de komende 5 jaar worden uitgevoerd en welke projecten worden voorbereid voor uitvoering na 2012. Het Waterplan 2 biedt tevens een perspectief voor Rotterdam als waterstad in 2030. In het Deelgemeentelijk Waterplan Feijenoord-Charlois staat aangegeven dat in de niet buitendijkse delen van het bestemmingsplangebied er een wens is om meer oppervlaktewater aan te leggen. Bovendien moet het plangebied bestendiger worden gemaakt tegen wateroverlast door neerslagpieken door het realiseren van waterberging in combinatie met infrastructuur, groen, pleinen of daken. Ook het tijdelijk onder laten lopen van hiervoor aangewezen locaties wordt gezien als een mogelijkheid om gecontroleerd water te bergen (pleinen, sportvelden en groenvoorzieningen). 5.1.4
Beleid waterschap
Het waterschap Hollandse Delta is de waterkwaliteits- en -kwantiteitsbeheerder voor alle binnendijks oppervlaktewater aan de linker Maasoever. De strategie en het beleid van het waterschap Hollandse Delta is vooral gericht op: het bieden van veiligheid tegen wateroverlast; veilige (vaar)wegen; voldoende en schoon oppervlaktewater. Daarnaast werkt het waterschap ook actief aan de ruimtelijke inbedding van "water", met oog voor de ecologie en het landschap en dat water mee bepalend wordt voor de gewenste ruimtelijk economische ontwikkelingen. Het waterschap Hollandse Delta heeft een waterbeheerplan opgesteld voor de periode 2009-2015. In het waterbeheerplan geeft het waterschap onder andere aan wat de lange termijn doelstellingen voor het waterbeheer zijn. Het gaat hierbij om alle watertaken van het waterschap: waterkwantiteit,
25
waterkwaliteit, waterkering en waterketen. Tevens wordt aangegeven welk beleid gevoerd wordt voor watergerelateerde thema's en wat het waterschap in de planperiode wil doen om de doelstellingen te bereiken. In het waterbeheerplan zijn ook de doelstellingen en maatregelen verankerd om te kunnen voldoen aan de verplichtingen van de Kaderrichtlijn Water.
5.2
Samenwerking met de waterbeheerder
De gemeente Rotterdam werkt in overleg met alle betrokken waterbeheerders aan een gemeenschappelijke procedurele en inhoudelijke invulling van de Watertoets en de waterparagraaf. Rijkswaterstaat is de water- en vaarwegbeheerder van de Nieuwe Maas en van het daarbij behorende buitendijks gebied. De beheerder van het oppervlaktewater en de waterkeringen in het bestemmingsplan Afrikaanderwijk is het waterschap Hollandse Delta. Op basis van de Keur verlenen de waterschappen vergunningen voor werken op, in en rond watergangen en waterkeringen en voor werken die de waterhuishouding beïnvloeden.
5.3
Huidige watersysteem
5.3.1
Oppervlaktewater
Het plangebied kent weinig oppervlaktewater. Het ligt in het peilgebied 50-17 Hillevliet, dat een vast peil heeft van 2,4 meter beneden NAP. De noordelijke punt van het plangebied ligt buitendijks. Het oppervlaktewater in de Afrikaanderwijk staat op zichzelf en is geen onderdeel van het watersysteem in het peilgebied. 5.3.2
Grondwater
De gemiddelde grondwaterstand in de Afrikaanderwijk ligt rond de 1,47 meter boven NAP. Door de grote hoogteverschillen (aanwezigheid van huidige en voormalige dijken) is deze ontwateringdiepte niet representatief voor het hele plangebied. Uit de grondwaterstijgingsrisicokaart voor het gebied blijkt dat in het plangebied de ontwateringdiepte groter of gelijk is aan 0,9 meter. Grondwateroverlast wordt dan ook niet verwacht. 5.3.3
Waterkering
Het plangebied ligt voor het grootste deel binnendijks achter primaire waterkeringen die deel uitmaken van dijkring 17 (IJsselmonde). In de onderstaande afbeelding zijn de waterkeringen in en nabij het plangebied met hun kernzone en beschermingszone weergegeven. De in het plangebied gelegen waterkeringen zijn de Hilledijk, de Brede Hilledijk en de Maashaven Oostzijde. De waterkeringen zijn op de plankaart aangegeven met een dubbelbestemming "Waterstaat-Waterkering", deze bestemming omvat zowel de kernzone als de beschermingszone.
26
Afb. 5.1: Waterkeringen en beschermingszones rondom het plangebied 5.3.4
Riolering
Het plangebied valt binnen rioleringsdistrict Zuiden. Door het hoofdgemaal Pretorialaan wordt het rioolwater via riooldistrict Carnisse afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsintallatie Dokhaven in het riooldistrict Charlois. Na zuivering wordt het water op de Nieuwe Maas geloosd. Bij zeer grote piekafvoeren (door hevige neerslag) is het mogelijk het rioolwater via overstortgemaal Hillestraat rechtstreeks en ongezuiverd vanuit riooldistrict Zuiden in de Nieuwe Maas te pompen. De Afrikaanderwijk heeft een gemengd rioolstelsel, dat betekent dat het regenwater en het afvalwater via dezelfde buis worden afgevoerd. In het plangebied ligt één rioolwateroverstort. Deze ligt in het buitendijks gebied en laat het water weglopen in de Rijnhaven. Er zijn geen rioolwateroverstorten die lozen op het oppervlaktewater in het plangebied, zodat de waterkwaliteit hierdoor niet verslechterd. Doordat er na planrealisatie sprake is van minder woningen dan in de huidige situatie neemt de afvalwaterbelasting af.
27
5.3.5
Waterveiligheid
Voor de waterveiligheid wordt gekeken naar het risico (kans x gevolg) voor overstroming van met name primaire waterkeringen, in dit geval de waterkering van de Nieuwe Maas. De kans wordt bepaald door de normfrequentie die voor de dijkring is vastgesteld. Voor de waterkering langs de Nieuwe Maas ter plaatse van het plangebied is de normfrequentie 1/4.000 jaar. Wat inhoudt dat de kering beschermt tegen hoog water dat gemiddeld eens per 4.000 jaar voorkomt. Voor de gevolgenkant is een aantal aspecten van belang, zoals de afstand tot de waterkering. Als de afstand groot genoeg is kan tijdig worden geëvacueerd. Ook is van belang hoeveel water op straat komt. Een kleine waterlaag geeft overlast maar geeft niet direct een risico voor de bebouwing, de openbare ruimte of voor de aanwezig mensen en dieren. Is de waterlaag 0,9 meter of meer, dan geeft dat meer schade en leidt dit ook tot risico voor de aanwezige mensen en dieren. Samen met de afstand en de waterdiepte bepaalt de economische waarde in het gebied de uiteindelijke schade door de overstroming. De provincie Zuid-Holland heeft voor de gehele provincie berekend hoe het gebied kan onderlopen bij een doorbraak vanuit de Nieuwe Maas en welke overstromingsdiepte op elke locatie bereikt kan worden. Hieruit blijkt dat bij een dijkdoorbraak de overstromingsdiepte in het plangebied 0,2 tot 2,0 meter is. Er valt in de lager gelegen plandelen dan ook aanzienlijke schade te verwachten bij een overstroming vanuit de Nieuwe Maas. Uiteraard is de kans op een overstroming in het buitendijkse deel van het plangebied veel groter dan de kans op een dijkdoorbraak. De schade is bij een overstroming van het buitendijks gebied echter geringer vanwege de hogere ligging. Omdat een buitendijkse overstroming in tegenstelling tot een dijkdoorbraak goed is te voorspellen is de kans op slachtoffers erg klein.
5.4
De wateropgave
5.4.1
Oppervlaktewater en compensatie
Compensatie Om wateroverlast door neerslag te beperken, moet uitbreiding van het verharde oppervlak worden gecompenseerd. Het Waterschap Hollandse Delta hanteert hierbij de vuistregel dat de netto toename aan verharding gecompenseerd moet worden met 10% van die hoeveelheid aan wateroppervlak. Het bestemmingsplan Afrikaanderwijk legt -zoals al eerder gezegd- in hoofdzaak de bestaande situatie vast. In de in het bestemmingsplan opgenomen ontwikkellocaties A, B en C wordt vervangende nieuwbouw gepleegd waarbij de hoeveelheid verhard oppervlak niet toe- of afneemt. In de ontwikkellocaties D, E, F, G, H en I neemt in het plan het verharde oppervlak af. Het openbaar groen neemt in dit bestemmingsplan toe, maar het aandeel tuinen/binnenterreinen neemt af. In totaal zal het verharde oppervlak met 2.765 m2 afnemen en het onverharde oppervlak zal met eenzelfde hoeveelheid toenemen. Bij uitvoer van de ontwikkelingen zal de verharding in het gebied dus afnemen. Het is dan ook niet nodig om als compensatie extra oppervlaktewater aan te leggen. Bestaande wateropgave Er bestaat voor het peilgebied 50-17, waar de Afrikaanderwijk een onderdeel van is, een wateropgave voor het realiseren van 40.464 m3 oppervlaktewater in het kader van Waterplan 2 Rotterdam. Er wordt gezocht naar locaties om deze opgave te realiseren. In de Afrikaanderwijk is echter weinig ruimte om oppervlaktewater te realiseren. Bovendien is het een forse opgave om binnen de Afrikaanderwijk gelegen water te verbinden met het in het peilgebied aanwezige watersysteem. Omdat het bestemmingsplan Afrikaanderwijk hoofdzakelijk de huidige situatie bestemd en er bij de ontwikkelingen sprake is van vervangende nieuwbouw in hoofdzakelijk gesloten bouwblokken biedt de planontwikkeling geen mogelijkheden voor het realiseren van oppervlaktewater.
28
5.4.2
Grondwater
Bij planontwikkeling is er sprake van een geringe afname van het verharde oppervlak. De hoeveelheid regenwater die door de bodem wordt opgenomen en het grondwater aanvult zal daarom door de planontwikkeling niet verminderen. Er is dus geen risico op een verlaging van de grondwaterstand door de plannen.
29
Hoofdstuk 6 6.1
Milieu
Beleid
Rotterdam is een compacte stad. Compact bouwen biedt aan de ene kant grote voordelen voor milieu en duurzaamheid op een hoger schaalniveau (minder mobiliteit, minder aantasting van natuurlijk en landelijk gebied). Aan de andere kant kan door compact bouwen de milieubelasting in de stad toenemen; dit wordt de paradox van de compacte stad genoemd. Rotterdam moet bovenal een leefbare stad zijn. Een woonomgeving met weinig milieuhinder is één van de aspecten die de leefbaarheid bepalen naast bijvoorbeeld bereikbaarheid en sociale veiligheid. Het milieubeleid in Rotterdam is erop gericht om ondanks de verdichting en intensivering van de stad toch de milieubelasting terug te dringen. Om aan de bovenstaande doelstelling bij te dragen heeft de gemeente Rotterdam voor een aantal milieuthema's gemeentelijk milieubeleid opgesteld dat moet worden toegepast bij ruimtelijke ontwikkelingen. Een voorbeeld van gemeentelijk milieubeleid is de nota “Ontheffingsbeleid Wet geluidhinder voor bouw- en bestemmingsplannen in de gemeente Rotterdam”. Hierin is vastgelegd onder welke voorwaarden de gemeente haar bevoegdheid toepast om hogere waarden voor de maximale geluidbelasting op gevels vast te stellen. Ander gemeentelijk milieubeleid met een relatie met de ruimtelijke ordening is de afspraak om geen woningen te bouwen op locaties waar de concentraties van fijnstof en stikstofdioxide hoger is dan 40 microgram per m3.
6.2
Milieu effectrapportage
6.2.1
Algemeen
De centrale doelstelling van het instrument milieueffectrapportage is het milieubelang een volwaardige plaats te geven in de besluitvorming over activiteiten met mogelijk belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. De basis van de milieueffectrapportage wordt gevormd door de EU Richtlijn m.e.r . De richtlijn is van toepassing op de milieueffectbeoordeling van openbare en particuliere projecten die aanzienlijke gevolgen voor het milieu kunnen hebben. De Europese regelgeving is in de Nederlandse wetgeving onder andere geïmplementeerd in de Wet milieubeheer (verder Wm) en in het Besluit milieueffectrapportage 1994. In de bijlagen behorende bij het Besluit m.e.r. zijn de m.e.r.-plichtige activiteiten (de C-lijst) en de m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten (de D-lijst) beschreven. 6.2.2
Plan/besluit
In het bestemmingsplan Afrikaanderwijk wordt vervangende nieuwbouw mogelijk gemaakt, waarbij er na sloop en nieuwbouw per saldo minder woningen aanwezig zullen zijn dan in de huidige situatie. Daarnaast is er een geringe toename van het vloeroppervlak aan winkels en maatschappelijke voorzieningen. De ontwikkelingen in de Afrikaanderwijk zitten derhalve qua omvang ruim onder de grens voor een m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit. Zoals de hieronder beschreven milieuonderzoeken aantonen heeft het bestemmingsplan Afrikaanderwijk ook om andere redenen dan de omvang (zoals bijvoorbeeld de aard van de ontwikkelingen of een ligging nabij een gevoelig gebied) geen significante nadelige gevolgen voor het milieu. Hiermee is dit bestemmingsplan niet m.e.r.-beoordelingsplichtig, en dus ook niet m.e.r.-plichtig.
30
6.3
Milieuzonering
De gemeente Rotterdam stuurt al sinds de jaren '50 de inpasbaarheid van inrichtingen binnen de gemeentegrens door middel van de Hinderwetverordening. Vanaf de jaren '70 werkt de gemeente met de Rotterdamse 'Staat van Inrichtingen'. Deze is afgeleid van de inrichtingen vernoemd in het Hinderbesluit en uitgebreid met een indeling in milieucategorieën. Vanaf het begin van de jaren '90 wordt gebruikt gemaakt van de bedrijvenlijst die is opgesteld door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (de zogenaamde VNG-lijst Bedrijven en milieuzonering). De VNG-lijst geeft informatie over milieuhinder van vrijwel alle bedrijfstypen en andere activiteiten. Hierin zijn voor de milieuaspecten geur, stof (luchtkwaliteit), geluid en gevaar 'afstandswaarden' gegeven. De hinderaspecten zijn bepalend voor de vraag in hoeverre tussen een belastende en een gevoelige functie verweving mogelijk is, dan wel ruimtelijke scheiding noodzakelijk is. Er wordt uitgegaan van de milieugevoelige functie wonen. Deze informatie over milieukenmerken is indicatief en is niet als norm of richtlijn bedoeld. De lijst van bedrijfsactiviteiten bij het bestemmingsplan heeft geen betrekking op activiteiten zoals agrarische doeleinden, kantoren, detailhandel, horeca, maatschappelijke voorzieningen, sport of recreatie. In de Rotterdamse praktijk krijgen dergelijke activiteiten een andere bestemming. De indicatieve afstanden uit de VNG-lijst Bedrijven en milieuzonering worden gebruikt bij het ontbreken van nadere informatie over milieuhinder. Plangebied In het plangebied zijn alleen kleine bedrijven in de milieucategorieën 1 ("Bedrijf - 1") en 2 ("Bedrijf - 2") aanwezig. In de bestemming "Gemengd - 1" zijn nieuwe bedrijven in milieucategorie 1 toegestaan. Bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 zijn weinig belastend voor omliggende woningen en worden als acceptabel gezien in gemengde woonwijken zoals de Afrikaanderwijk. In de wijk en in de omgeving daarvan zijn geen bedrijfsactiviteiten aanwezig die als belemmerend gezien kunnen worden voor het realiseren van nieuwe woningen. Ook andere activiteiten zoals recreatie en ontspanning zijn niet op een afstand tot de nieuwe woningen gelegen die als strijdig met een goede ruimtelijke ordening moet worden gezien.
6.4
Geluid
Geluidhinder kan ontstaan door verschillende activiteiten. In de Wet geluidhinder en de Wet milieubeheer zijn geluidsnormen opgenomen voor wegverkeerslawaai, railverkeerslawaai en industrielawaai. Deze normen geven de hoogst acceptabele geluidsbelasting bij geluidsgevoelige functies zoals woningen. Bij het bepalen van de maximaal toegestane geluidsbelasting maakt de Wet onderscheid tussen bestaande situaties en nieuwe situaties. Nieuwe situaties zijn nieuw te bouwen geluidgevoelige functies of nieuwe geluidhinder veroorzakende functies. Plangebied Het bestemmingsplan Afrikaanderwijk maakt op negen ontwikkellocaties (A t/m I, zie afb. 4.1) vervangende nieuwbouw van geluidgevoelige bestemmingen mogelijk. Vervangende nieuwbouw waarbij binnen de begrenzing van de gesloopte bebouwing wordt teruggebouwd is geen nieuwe situatie en is niet onderzoeksplichtig. Op de ontwikkellocaties in de Afrikaanderwijk kan soms echter hoger worden gebouwd dan de huidige bebouwing, en soms met een andere situering van de gevels of met een groter programma aan maatschappelijke voorzieningen. Daarom moeten alle negen nieuwbouwlocaties worden gezien als nieuwe geluidgevoelige situaties in het kader van de Wet geluidhinder. Op alle ontwikkellocaties behalve locatie D worden woningen mogelijk gemaakt en op alle locaties behalve locatie F worden maatschappelijke voorzieningen mogelijk gemaakt. Maatschappelijke voorzieningen zijn o.a. onderwijs en gezondheidszorg. Bij gezondheidszorg wordt een onderscheid gemaakt in ziekenhuizen en verpleeghuizen, waarvoor dezelfde geluidnormen gelden als voor woningen, en in andere gezondheidszorggebouwen waarvoor strengere normen gelden. In de onderstaande tabel is
31
aangegeven welke voorkeurswaarden en maximale waarden op de Afrikaanderwijk van toepassing zijn. Grenswaarde
Geluidgevoelige bestemming
Wegverkeer [dB]
Railverkeer [dB]
Industrie [db(A)]
Voorkeurswaarde
Woning Onderwijsgebouw Ander gezondheidszorggebouw
48 48 48
55 53 53
50 50 50
Maximale waarde
Woning Onderwijsgebouw Ander gezondheidszorggebouw
63 63 53
68 68 68
55 60 55
De voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder is de hoogste geluidbelasting (op de gevel) die zonder meer acceptabel is. Het college van burgemeester en wethouders hebben volgens artikel 83 van de Wet geluidhinder de bevoegdheid om een hogere waarde dan de voorkeurswaarde vast te leggen, tot de maximale grenswaarde. De onderbouwing van dit voornemen, het ontwerpbesluit, wordt tegelijkertijd met het ontwerp bestemmingsplan ter inzage gelegd. Om na te gaan in hoeverre aan de normen van de Wet geluidhinder kan worden voldaan zijn door het Ingenieursbureau van Gemeentewerken Rotterdam geluidberekeningen uitgevoerd. De resultaten hiervan zijn vastgelegd in het akoestisch onderzoek voor het bestemmingsplan Afrikaanderwijk, d.d. 27 augustus 2010. 6.4.1
Wegverkeer
Als in een zone langs een weg nieuwe situaties mogelijk worden gemaakt, dan moet conform de Wet geluidhinder een akoestisch onderzoek worden uitgevoerd. De breedte van de zone is afhankelijk van het aantal rijstroken, het stedelijk gebied en de maximum snelheid. Wegen waar een snelheid van maximaal 30 km/u geldt hebben geen onderzoekszone. In de onderstaande tabel is de zonebreedte aangegeven. Tabel Breedte geluidszones langs wegen Soort gebied Aantal rijstroken Zonebreedte
Stedelijk gebied
Buitenstedelijk gebied
1 of 2
3 of meer
1 of 2
3 of 4
5 of meer
200 meter
350 meter
250 meter
400 meter
600 meter
Geluidbelasting per locatie Hieronder is per locatie de geluidbelasting vanaf de relevante wegen op de gevels aangegeven. Het gaat hierbij om de hoogste berekende geluidbelasting per weg in 2020, waarbij zowel de zoneplichtige wegen als de relevante 30-km wegen worden behandeld. Hoewel er voor wegen met een maximumsnelheid van 30 kilometer per uur geen wettelijke onderzoeksplicht geldt, kunnen 30-km wegen met een aanzienlijke hoeveelheid verkeer toch voor een forse geluidbelasting op de gevel zorgen. Daarom zijn de "zwaardere" 30-km wegen in het akoestisch onderzoek meegenomen en zijn deze meegewogen in de planvorming en bij het vaststellen van hogere waarden. Omdat de Wet geluidhinder uitgaat van hele decibellen zijn de berekende geluidbelastingen afgerond aangegeven. Op de onderstaande decibellen voor het wegverkeer is een aftrek van 5 decibel toegepast, conform artikel 110g van de Wet geluidhinder. Evenals voor 30-km wegen geldt voor trambanen dat deze niet onder de werking van de Wet geluidhinder vallen, maar dat ze wel zijn meegewogen in de planvorming en bij het vaststellen van hogere waarden. Locatie A De geluidbelasting van de Brede Hilledijk op locatie A is 54 dB, bij de Hillelaan en de Maashaven oostzijde is dit 60 dB en 52 dB. De Bloemfonteinstraat is een 30-km weg met een geluidbelasting van 50 dB op locatie A. De geluidbelasting van andere zoneplichtige wegen en 30-km wegen op locatie A is 48 dB of minder en voldoet dus aan de voorkeursgrenswaarde. De geluidbelasting vanaf de drie relevante zoneplichtige wegen op locatie A is hoger dan de voorkeursgrenswaarde, maar lager dan de maximale grenswaarde voor woningen en scholen, zodat burgemeester en wethouders hiervoor hogere grenswaarden kunnen vaststellen. De geluidbelasting vanaf de Maashaven oostzijde op locatie A is eveneens lager dan de maximale grenswaarde voor andere gezondheidszorggebouwen. De
32
geluidbelastingen vanaf de Brede Hilledijk en de Hillelaan zijn hoger dan de maximale geluidbelasting voor gezondheidszorggebouwen, zodat deze functies alleen mogelijk zijn langs deze wegen als ze worden gerealiseerd met een dove gevel. Locatie B Voor locatie B geldt dat de geluidbelasting vanaf alle zoneplichtige wegen lager of gelijk is aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De geluidbelasting vanaf de Bloemfonteinstraat (niet gezoneerd, want een 30-km weg) is 50 dB. De overige 30-km wegen overschrijden de voorkeursgrenswaarde niet. Locatie C De geluidbelasting vanaf de Brede Hilledijk op de gevel van locatie C is met 52 dB hoger dan de voorkeursgrenswaarde, maar lager dan de maximale grenswaarden. De geluidbelasting vanaf de Bloemfonteinstraat is 50 dB. Vanaf de overige zoneplichtige en 30-km wegen is de geluidbelasting op locatie C niet hoger dan de voorkeursgrenswaarde. Locatie D De geluidbelasting vanaf de Brede Hilledijk is op locatie D eveneens 52 dB. De geluidbelasting van de overige zoneplichtige wegen en van de 30-km wegen is niet hoger dan de voorkeursgrenswaarde. Locatie E Ook op locatie E is de geluidbelasting vanaf de Brede Hilledijk 52 dB. De geluidbelasting vanaf de Laan op Zuid op deze locatie is 49 dB. De Paul Krugerstraat is een 30-km weg. De hoogste geluidbelasting vanaf deze weg op locatie E is 54 dB. De geluidbelasting vanaf de overige zoneplichtige wegen en 30-km wegen is niet hoger dan de voorkeursgrenswaarde. De hoogste geluidbelasting vanwege de tramlijnen 20, 23 en 25, die op de Laan op Zuid rijden, is berekend op locatie E en bedraagt 51 dB. Locatie F Er zijn geen zone-plichtige wegen die een geluidbelasting op de gevels van locatie F veroorzaken die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde. De Hilledijk is een 30-km weg, de geluidbelasting van deze weg op locatie F is maximaal 53 dB. De geluidbelasting van andere 30-km wegen overschrijdt de voorkeursgrenswaarde niet. Locatie G Voor locatie G geldt het zelfde als voor locatie F, behalve dat de geluidbelasting vanaf de Hilledijk op deze locatie 56 dB bedraagt. Locatie H Bij locatie H is de hoogste berekende geluidbelasting op de gevel 56 dB vanaf de 2e Rosestraat en 58 dB vanaf de Putselaan. Dit is lager dan de maximale grenswaarde van 63 dB voor woningen en scholen, maar hoger dan de maximale grenswaarde van 53 dB voor andere gezondheidszorggebouwen. De geluidbelasting vanaf de andere zoneplichtige wegen is niet hoger dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De geluidbelasting vanaf de Hilledijk is op locatie H maximaal 56 dB, de geluidbelasting vanaf de overige 30-km wegen overschrijdt de voorkeursgrenswaarde niet. De tramlijnen 20 en 25 rijden over de 2e Rosestraat, de hoogste geluidbelasting van deze tramlijnen op locatie H is 47 dB. Locatie I De geluidbelasting vanaf de Putselaan op locatie I is 59 dB. De geluidbelasting vanaf de overige zoneplichtige wegen en vanaf de 30-km wegen is op de gevels van locatie I niet hoger dan de voorkeursgrenswaarde. Over de Putselaan ten westen van de Pretorialaan rijdt tramlijn 2, de hoogste geluidbelasting van deze tram op locatie I is 35 dB.
33
6.4.2
Railverkeer
Overeenkomstig de systematiek van verkeerswegen hebben ook spoorwegen een toetsingzone voor geluidhinder. De omvang van deze zone is per traject opgenomen in het 'Besluit geluidhinder spoorwegen'. De spoorlijn Rotterdam - Barendrecht, die ten oosten van het plangebied is gelegen, heeft een toetsingszone van 800 meter. Alle locaties behalve locatie A liggen binnen deze zone (B deels).De geluidbelasting vanaf de spoorlijn Rotterdam - Barendrecht is overal lager dan de voorkeursgrenswaarden van 55 dB voor woningen en 53 dB voor onderwijs en gezondheidszorg. Voor de metrolijn D, die ten westen van het plangebied ligt, bedraagt de geluidszone 100 meter. Locatie A ligt deels binnen deze toetsingszone. De hoogste berekende geluidbelasting van de metro op locatie A is 66 dB. Dit is een hoge geluidbelasting, maar lager dan de maximale grenswaarde van 68 dB, zodat de berekende waarde door burgemeester en wethouders gemotiveerd als hogere grenswaarde kan worden vastgesteld.
6.4.3
Industrielawaai
Alle ontwikkellocaties bevinden zich binnen de 50 dB(A)-toetsingszone van het industrieterrein Maas-Rijnhaven. Aangezien er op dit industrieterrein maatregelen zijn genomen in het kader van de sanering van industrielawaai, en er aanvullende afspraken zijn gemaakt met diverse bedrijven op Katendrecht, is er bij de ontwikkellocaties in de Afrikaanderwijk echter geen sprake van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A). 6.4.4
Cumulatie
Bij de toetsing aan de normen van de Wet geluidhinder wordt naar de geluidproductie per afzonderlijke geluidbron gekeken. Als er op een gevel van een geluidgevoelige bestemming evenwel sprake is van overschrijdingen van de voorkeursgrenswaarde veroorzaakt door meer dan één soort geluidbron, dan wordt de gecumuleerde geluidbelasting berekend. In sommige gevallen kan de gecumuleerde geluidbelasting aanzienlijk hoger zijn dan de geluidbelasting van de hoogste afzonderlijke geluidbron. Bij de planvorming en het vaststellen van hogere grenswaarden is het van belang om te weten of dit het geval is. Bij ontwikkellocatie A is er sprake van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde door verschillende wegen en door de metro. Daarom is de gecumuleerde geluidbelasting op deze locatie berekend. Deze gecumuleerde geluidbelasting van weg- en railverkeer is maximaal 67 dB op de gevels van locatie A. Dit is slechts 1 decibel meer dan de geluidbelasting van de metro op locatie A, zodat van een significant cumulatie-effect geen sprake is. 6.4.5
Afweging hogere waarden
Op de (meeste) ontwikkellocaties in de Afrikaanderwijk zijn geluidbelastingen berekend vanaf een aantal 50-km wegen en vanaf de metro die hoger zijn dan de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder, maar lager dan de maximale grenswaarde. Voor deze situaties zijn burgemeester en wethouders bevoegd om de berekende geluidbelastingen als hogere grenswaarden vast te stellen. Voor dit besluit is een motivatie vereist. Welke aspecten hierbij worden betrokken en op welke manier is vastgelegd in het gemeentelijke ontheffingsbeleid. In de eerste plaats moet worden bekeken of er maatregelen mogelijk en haalbaar zijn om de geluidbelasting op de gevel te beperken, waardoor een hogere waarde mogelijk niet nodig is of lager kan zijn. Eén van de belangrijkste criteria van het gemeentelijke ontheffingsbeleid is het creëren van minimaal één geluidluwe gevel per woning. Bij het al dan niet vaststellen van een hogere waarde wordt ook gekeken naar de geluidbelasting van niet-zoneplichtige bronnen, 30-km wegen en trambanen. Als de geluidbelasting vanaf deze bronnen te hoog is dan kan het zijn dat er geen sprake is van een goede ruimtelijke ordening, ook al wordt er voldaan aan de normen uit de Wet geluidhinder. Als bronmaatregelen kan gedacht worden aan vermindering van (vracht)verkeer, snelheidsverlaging en of toepassing van stillere wegdekken. Gelet op de (toekomstige) ontwikkelingen binnen en in de directe omgeving van het plangebied is een vermindering van (vracht)verkeer op de onderhavige wegen niet aan de orde. Tevens is, gezien de verkeersfunctie van deze wegen, een snelheidsverlaging op deze wegen verkeerskundig niet gewenst. De Brede Hilledijk tussen de Hillelaan en de Laan op Zuid en delen van de
34
Laan op Zuid ter hoogte van de Brede Hilledijk zijn in het najaar van 2010 voorzien van een stiller type wegdek met een geluidreductie van maximaal 4 dB. In de geluidberekeningen is hiermee al rekening gehouden, zodat de geluidbelastingen op de locaties A t/m E lager zijn dan met gewoon asfalt. Voor de overige zoneplichtige wegen is er geen zicht op het toepassen van stil asfalt, daarom kan hiermee bij het vaststellen van hogere waarden geen rekening mee worden gehouden. Voor overdrachtsmaatregelen als een geluidswal of een groenstrook tussen de bron en de bebouwing is geen ruimte en het aanbrengen van een geluidscherm is vanuit verkeerskundig en stedenbouwkundig oogpunt niet mogelijk/wenselijk. Het railverkeer van de metro geeft de grootste geluidbelasting op de Afrikaanderwijk. Het toepassen van stiller materieel of raildempers is aan de RET. Het toepassen van een geluidscherm is bij de metro wel denkbaar. Het is echter de vraag of dit constructietechnisch mogelijk is. Bovendien gaat het realiseren van een geluidscherm met hoge kosten gepaard. Daarom wordt de realisatie van nieuwe geluidgevoelige functies op locatie A niet afhankelijk gemaakt van maatregelen aan de metro. De geluidbelasting van de trambanen is laag en komt op dezelfde gevels terecht als de geluidbelasting van het wegverkeer. Daarom staat tramverkeer niet in de weg aan een goede ruimtelijke ordening. Er zijn drie relevante 30-km wegen, de Bloemfonteinstraat, de Paul Krugerstraat en de Hilledijk. De geluidbelasting vanaf de Bloemfonteinstraat is met 50 dB op de locaties A, B en C niet hoog. De geluidbelastingen vanaf de Paul Krugerstraat op locatie E en vanaf de Hilledijk op locatie H zijn met 54 dB en 56dB voor een 30-km weg relatief hoog. Omdat deze geluidbelasting op de voorkant van de woningen is berekend, op gevels waar geen sprake is van een hoge belasting van een 50-km weg, wordt dit niet als reden gezien om maatregelen te treffen of het plan hierop aan te passen. Uit de rekenresultaten van het akoestisch onderzoek blijkt dat alle ontwikkellocaties over minimaal één geluidluwe gevel beschikken. Derhalve kunnen alle beoogde woningen op de ontwikkellocaties worden voorzien van minimaal één geluidluwe gevel. Het gegeven dat alle nieuwe woningen die het bestemmingsplan mogelijk maakt over een geluidluwe gevel kunnen beschikken is het belangrijkste argument om de berekende geluidbelastingen ook als acceptabel te zien als deze de voorkeursgrenswaarde overschrijden. 6.4.6
Conclusie
Gezien het bovenstaande is er voor gekozen om de berekende geluidbelastingen die tussen de voorkeursgrenswaarden en de maximale grenswaarde liggen als hogere grenswaarden vast te stellen. Als er andere gezondheidszorggebouwen worden gerealiseerd moeten deze op sommige locaties over een "dove gevel" beschikken. Voor woningen en onderwijs zijn dove gevels niet nodig, omdat de maximale ontheffingswaarde voor deze functies nergens wordt overschreden. Omdat het akoestisch onderzoek laat zien dat alle nieuwe woningen over tenminste één geluidluwe gevel kunnen beschikken, is in het besluit hogere waarden als eis opgenomen dat elke woning over minimaal één geluidluwe gevel dient te beschikken. In de regels van dit bestemmingsplan is vastgelegd dat er bij het realiseren van geluidgevoelige bebouwing moet worden voldaan aan de voorwaarden waaronder de hogere grenswaarden zijn verleend.
6.5
Luchtkwaliteit
Op 15 november 2007 is de Wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen), hierna de Wet luchtkwaliteit genoemd, in werking getreden. Deze wet vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. De Wet luchtkwaliteit geeft invulling aan een dubbele opgave. Er is sprake van negatieve effecten op de volksgezondheid als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Tegelijkertijd heeft het feit dat er sprake is van overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor de luchtkwaliteit tot gevolg dat de realisatie van grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen onder druk staat. Hierom is er haast geboden met het zo snel mogelijk verbeteren van de luchtkwaliteit en het zo veel mogelijk wegnemen van belemmeringen van gewenste ontwikkelingen. In de Wet luchtkwaliteit zijn grenswaarden opgenomen voor de volgende stoffen; zwaveldioxide, stikstofdioxide, stikstofoxiden, zwevende deeltjes (fijnstof), lood, koolmonoxide en benzeen. De grenswaarden voor stikstofdioxide en fijnstof worden in Nederland in bepaalde gevallen overschreden, vooral langs drukke wegen in stedelijk gebied. Aan de andere grenswaarden wordt voldaan.
35
De kern van de Wet luchtkwaliteit is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). In de gebieden waar de normen voor luchtkwaliteit niet worden gehaald, gaan de betrokken overheden met gebiedsgerichte programma's de luchtkwaliteit verbeteren. Het NSL bevat zowel ruimtelijke ontwikkelingen die de luchtkwaliteit verslechteren als maatregelen die de luchtkwaliteit verbeteren. Het NSL moet ervoor zorgen dat overal de grenswaarden worden gehaald. Het NSL is op 31 juli 2009 in werking getreden. Tegelijk met de Wet luchtkwaliteit is het Besluit niet in betekenende mate bijdragen in werking getreden. De wet maakt onderscheid tussen ruimtelijke projecten die in betekenende mate bijdragen aan de luchtvervuiling en projecten die daaraan niet in betekenende mate bijdragen. Het besluit regelt de grens daartussen. Ruimtelijke ontwikkelingen worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit bij de vaststelling van een ruimtelijk plan. Ontwikkelingen die niet in betekenende mate bijdragen hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden. De gemeenteraad kan een bestemmingsplan vaststellen als: 1. er door (de ontwikkelingen in) het plan geen grenswaarden worden overschreden; 2. de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof door het plan verbetert of ten minste gelijk blijft; 3. er sprake is van een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof en deze toename wordt gecompenseerd door een met het plan samenhangende maatregel of effect; 4. het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtvervuiling; 5. de in het plan opgenomen ontwikkelingen passen binnen het NSL, of een programma voor het verbeteren van de luchtkwaliteit dat door een ander bestuursorgaan dan het Rijk is opgesteld. Plangebied Door het Ingenieursbureau van Gemeentewerken Rotterdam is een notitie opgesteld (d.d. 17 september 2010) waarin uiteen wordt gezet wat het effect is van het bestemmingsplan Afrikaanderwijk op de luchtkwaliteit. Daarbij is gebruik gemaakt van de mogelijkheid om aannemelijk te maken dat het bestemmingsplan niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtvervuiling. De Wet Luchtkwaliteit maakt nieuwbouw van een beperkte omvang mogelijk zonder onderzoek en zonder toetsing aan grenswaarden (luchtkwaliteitseisen). Dit geldt voor de zogenaamde niet in betekenende mate (NIBM) projecten. Thans is de 3% regeling van kracht. Dit houdt in dat er sprake is van een NIBM project als de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) ten gevolge van het plan met maximaal 1,2 microgram/m3 toenemen ten opzichte van de autonome ontwikkeling. NIBM projecten voldoen aan de Wet luchtkwaliteit en kunnen worden gerealiseerd zonder toets aan de grenswaarden uit de Wet Luchtkwaliteit. Volgens de Regeling NIBM ligt de grens tot waar een project NIBM is bij 3.000 woningen of 200.000 m2 b.v.o. kantoren bij twee of meer onsluitingswegen voor het plangebied, de Afrikaanderwijk heeft meer dan twee ontsluitingswegen. Door voor de netto toenames van het verkeer de bijbehorende toename van het aantal ritten te bepalen, kan een inschatting worden gemaakt hoeveel extra ritten erbij komen voor het nieuwe programma. Door deze te vergelijken met de grens tot waar een project NIBM is kan worden bepaald of onder deze norm wordt gebleven. Daarnaast moet worden beoordeeld of het project afzonderlijk kan worden bekeken of dat ook andere ontwikkelingen binnen een straal van 1.000 meter dienen te worden meegenomen bij de bepaling of het project NIBM is (de anti-cumulatieregeling). Het gaat er hierbij om of de ontwikkellocaties gebruik maken van dezelfde ontsluitingsweg, waarbij een ontsluitingsweg wordt gedefinieerd als een weg waar minimaal 50% van het verkeer vanuit de nieuwe ontwikkeling overheen gaat. Indien plannen gebruik maken van dezelfde ontsluitingsweg dienen ze te worden gecumuleerd. Aangezien de ontwikkelingen verspreid liggen over het plangebied dat meerdere ontsluitingswegen kent gaat over geen enkele weg 50% van de autoritten die door het totaal van de ontwikkelingen wordt gegenereerd. Bij volledige planrealisatie van het bestemmingsplan Afrikaanderwijk zullen er minimaal 72 woningen minder zijn dan in de huidige planologische situatie. Het bestemmingsplan maakt de realisatie van maximaal 10.348 m2 aan detailhandel, kantoren/bedrijven en/of maatschappelijke voorzieningen (niet geluidgevoelig) mogelijk. Dit programma kan met elke combinatie van de genoemde functies worden ingevuld, dus ook met het hele programma aan detailhandel. De omvang van individuele detailhandelsvestigingen is beperkt tot 200 m2, dus supermarkten zijn uitgesloten. Het
36
bestemmingsplan maakt de realisatie van maximaal 6.000 m2 aan onderwijsvoorzieningen mogelijk. Hierbij is uitgegaan van een worst-case benadering dat dit niet-woonprogramma volledig nieuw is. Uit een berekening met kengetallen blijkt dat het programma dat het bestemmingsplan nieuw mogelijk maak, minus 72 woningen, 5.515 autoritten per etmaal genereert. Het aantal autoritten per etmaal dat wordt gegenereerd door 3.000 woningen of 200.000 m2 aan kantoren is bepaald op 15.000. Het bestemmingsplan Afrikaanderwijk draagt dus niet in betekenende mate bij aan de luchtvervuiling. Luchtkwaliteit vormt geen knelpunt voor dit bestemmingsplan.
6.6
Bodem
Het wettelijk kader bij de bepaling van de mate en ernst van bodemverontreiniging wordt gevormd door de Wet bodembescherming (Wbb). Op grond van de mate en omvang van een verontreiniging in grond en/of grondwater wordt bepaald of, conform de Wbb, sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Hierop is de principiële noodzaak tot sanering gebaseerd. In de Wbb wordt op basis van risico's voor mens en ecosystemen vervolgens onderscheid gemaakt tussen spoedeisende en niet spoedeisende sanering. Als een sanering spoedeisend is, dient binnen vier jaar aangevangen te worden met de sanering. Als geen sprake is van een spoedeisende sanering, kan sanering worden uitgesteld totdat op de locatie een herinrichting en/of bestemmingswijziging aan de orde is. Voor het verkrijgen van een bouwvergunning, moet worden aangetoond dat de bodemkwaliteit goed genoeg is om te bebouwen ten behoeve van de toegekende bestemming (bodemgeschiktheids-verklaring): er mag pas worden gebouwd als de bodem schoon genoeg is bevonden. In het kader van de bouwplannen zal de bodem ter plaatse nader worden onderzocht. Indien nodig zal de bodem voorafgaand of tijdens de bouw geschikt gemaakt worden op basis van de nota "Naar een gezamenlijk Bodemsaneringsbeleid in provincie en stad". Plangebied Tot 1895 bestond het gebied voornamelijk uit polders. De bouwactiviteiten beginnen in het uiterste noorden van de wijk vanaf 1895. Tussen 1900 en 1910 wordt ook het binnendijkse deel in de voormalige Hillepolder volgebouwd. Er is in die tijd tevens een laag zandig bodemmateriaal, opgemengd met puin en koolassen opgebracht. Door projectontwikkelaars worden kleine kwalitatief slechte hoogbouwwoningen gerealiseerd op smalle kavels in hoge dichtheden. Vanaf 1981 wordt de stadsvernieuwing gestart, waarbij geleidelijk alle bouwtechnisch te slechte woningen worden vervangen door nieuwbouw en de overige woongebouwen zijn gerenoveerd. Vanaf 1985 wordt hierbij veelal ook de bodem gesaneerd. In het onderzoeksgebied zijn geen asbestverdachte activiteiten aanwezig geweest. Het algemene beeld van de bodemkwaliteit in de Afrikaanderwijk is dat de contactzone (de bovenste meter van de bodem) matig verontreinigd is. Er zijn wel concentraties van PAK en zware metalen te verwachten die groter zijn dan de interventiewaarde. De ondergrond van de Afrikaanderwijk is licht verontreinigd. Er is in het gebied een middelhoge kans op puntbronnen (plaatselijke hoge concentraties van verontreiniging). Uit eerder bodemonderzoek is gebleken dat er ter plaatse van de ontwikkellocaties mogelijk sprake is van ernstige bodemverontreiniging. Aanvullend bodemonderzoek zal daarom plaatsvinden in het kader van de procedure voor het afgeven van een bouwvergunning.
6.7
Externe veiligheid
Binnen het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt tussen plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico zegt iets over de theoretische kans op overlijden op een bepaalde plaats voor een persoon die een jaar lang op die plaats zou staan. Hiervoor geldt dat een kans groter dan 1 op de miljoen per jaar (10-6/jaar) onacceptabel wordt geacht. De norm voor het plaatsgebonden risico is bij kwetsbare objecten een grenswaarde die niet mag worden overschreden. Bij beperkt kwetsbare objecten is de 10-6/jaar-norm een richtwaarde die alleen mag worden overschreden als daar gewichtige redenen voor zijn. Het is aan het lokale bevoegd gezag (de gemeente) om een invulling te geven aan het begrip "gewichtige reden". Hierbij kan worden gedacht aan het toestaan van een extensief gebruikt terrein, zoals een sportveld, binnen de 10-6-plaatsgebonden risicocontour. Ook kan worden gedacht aan het opvullen van een open plek in bestaand stedelijk gebied.
37
In tegenstelling tot het plaatsgebonden risico, dat in één getal kan worden uitgedrukt, wordt het groepsrisico door een (grafiek)lijn weergegeven. Naarmate de groep mogelijke slachtoffers groter wordt, moet de kans op zo'n ongeval kleiner zijn. Bij stationaire bronnen ligt de lijn op 10-5/jaar voor tien slachtoffers en 10-7/jaar voor 100 slachtoffers. Voor de transportmodaliteiten weg, rail, water en buisleiding ligt de lijn op 10-4/jaar voor 10 slachtoffers en 10-6/jaar voor 100 slachtoffers. De normen voor het groepsrisico weerspiegelen geen grenswaarde maar een oriënterende waarde. Dit houdt in dat bij de beoordeling van het groepsrisico het lokaal en regionaal bevoegd gezag de mogelijkheid geboden wordt om gemotiveerd van de oriënterende waarde af te wijken. Een afwijking moet in een openbare en goed inzichtelijke belangenafweging door het bevoegd gezag worden gemotiveerd. Plangebied Het plangebied ligt in de invloedssfeer van het transport van gevaarlijke stoffen over het spoor, het traject Rotterdam-Lombardijen v.v. Rotterdam Centrum dat ten oosten van het plangebied is gelegen. De afstand van het plangebied tot aan het spoor is ten minste 335 meter. In het bestemmingsplangebied, of in de directe omgeving, komen geen andere risicobronnen voor. De 10-6 plaatsgebonden risicocontour van het transport van gevaarlijke stoffen is 12 meter uit het hart van het spoor, deze contour ligt dus op ruime afstand van het plangebied. Uit onderzoek blijkt dat bij het huidige (2006) transport het huidige groepsrisico 27,2 maal de oriënterende waarde bedraagt, uitgaande van het vervoer van brandbare gassen in bonte treinen en 1,9 maal de oriënterende waarde bedraagt, uitgaande van het vervoer van brandbare gassen in bloktreinen. Deze bandbreedte wordt weergegeven omdat ProRail niet kan aangeven welk deel van het transport in 2006 in bonte treinen of bloktreinen is vervoerd. Bij het toekomstige transport (Marktprognose uit 2007 voor het jaar 2020) is het groepsrisico 21,3 maal de oriënterende waarde als brandbare gassen in een combinatie van bonte treinen en bloktreinen worden vervoerd en 3,1 maal de oriënterende waarde als brandbare gassen in de toekomst in bloktreinen worden vervoerd. In de Prognose 2007 is wel een verdeling van bonte treinen en bloktreinen gemaakt. Omdat Basisnet Spoor (AMvB Transport van gevaarlijke stoffen) het perspectief biedt op 100% bloktreinen is ook met dit scenario gerekend. Bij 100% bloktreinen kan het ongevalsscenario Warme Bleve niet voorkomen. Deze risicoreducerende maatregel betekent een verbod op samenlading van brandbare gassen met (zeer) brandbare vloeistoffen in één trein. Een calamiteit op het spoor kan effect hebben op de Afrikaanderwijk bij een toxisch scenario. Het is daarom bij de nieuwbouw in de Afrikaanderwijk van belang dat bij een calamiteit met een gifwolk installaties voor mechanische ventilatie snel uitgeschakeld kunnen worden, zodat het gebouw van de buitenlucht kan worden afgesloten. Zulks kan evenwel niet in een bestemmingsplan geregeld worden. In het bestemmingsplan Afrikaanderwijk is er na planrealisatie sprake van minder woningen dan in de huidige situatie. Dit heeft een gunstig effect op het berekende groepsrisico. Verder is van belang dat het plangebied is gelegen buiten de 1% letaliteitscontour van het meest geloofwaardige scenario (toxisch scenario). De Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond heeft aangegeven dat de bereikbaarheid van het plangebied voldoende is; het aanrijden van hulpdiensten is mogelijk van meerdere zijden. Er zijn voldoende opstelplaatsen; de bluswatervoorzieningen voldoen aan de eisen die eraan worden gesteld. Daarom ziet de gemeente Rotterdam het groepsrisico langs het spoor, ondanks de overschrijding van de oriënterende waarde, niet als een belemmering voor het bestemmingsplan Afrikaanderwijk.
38
6.8
Flora en Fauna
De Flora- en faunawet (Ffwet) is sinds 1 april 2002 van kracht. De wet regelt de bescherming van de in het wild levende planten en dieren in Nederland met het oog op de instandhouding van soorten. Dit betreft soorten die zijn aangemerkt als beschermd op basis van de Flora- en faunawet. Om de instandhouding van de beschermde soorten te waarborgen moeten negatieve effecten op de instandhouding worden voorkomen. Hiertoe zijn in de wet verschillende verbodsbepalingen geformuleerd. Overtreding van een verbodsbepaling is alleen toegestaan met een ontheffing op basis van de Flora- en faunawet (art. 75). Op 10 september 2004 is het 'Besluit houdende wijziging van een aantal algemene maatregelen van bestuur in verband met wijziging van artikel 75 van de Flora- en faunawet en enkele andere wijzigingen' in werking getreden. In dit besluit zijn de volgende drie categorieën opgenomen: categorie 1: bij activiteiten die te kwalificeren zijn als bestendig beheer en onderhoud of bestendig gebruik of ruimtelijke ontwikkelingen, geldt voor de soorten in deze categorie een vrijstelling voor artikel 8 t/m 12 van de Ffwet. Er hoeft voor deze activiteiten geen ontheffing te worden aangevraagd; categorie 2: bij activiteiten die te kwalificeren zijn als bestendig beheer en onderhoud of bestendig gebruik of ruimtelijke ontwikkelingen, geldt voor de soorten in deze categorie een vrijstelling voor artikel 8 t/m 12 van de Ffwet, mits activiteiten worden uitgevoerd op basis van een door de minister van LNV goedgekeurde gedragscode. Deze gedragscode moet door een sector of ondernemer zelf worden opgesteld en ingediend voor goedkeuring. Is er geen goedgekeurde gedragscode aanwezig, dan dient ontheffing aangevraagd te worden; categorie 3: bij activiteiten die te kwalificeren zijn als ruimtelijke ontwikkelingen, geldt voor soorten in deze categorie geen vrijstelling. Ook niet op basis van een gedragscode. Hiervoor is een ontheffing nodig. Ontheffingaanvragen op basis van categorie 1 en 2 worden getoetst aan het criterium 'doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort' (de zogenaamde lichte toets). Ontheffingaanvragen op basis van categorie 3 krijgen te maken met de 'uitgebreide toets'. Dit houdt in dat wordt getoetst op drie criteria, te weten 1) er is sprake van een in of bij de wet genoemd belang, 2) er is geen alternatief en 3) doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort. Aan alle criteria moet worden voldaan. Plangebied Het plangebied ligt niet in of nabij een gebied dat is aangewezen in het kader van de natuurbeschermingswet of de provinciale structuurvisie. Het gebied maakt ook geen onderdeel uit van de PEHS van Zuid-Holland. Gebiedsbescherming is dan ook niet aan de orde. Flora Het plangebied is sterk stedelijk en grotendeels verhard. De niet verharde delen van het plangebied bestaan uit intensief onderhouden gazon of zijn aangeplant. Naar verwachting komen in het plangebied dan ook geen beschermde soorten flora voor. Kleine zoogdieren Vrijwel het gehele plangebied is geschikt voor kleine zoogdieren als konijn, mol en verschillende muizensoorten. Al deze soorten vallen onder het lichte beschermingsregime van de Flora- en faunawet, waarvoor een algemene vrijstelling geldt voor het verstoren en/of aantasten van vaste rust- en verblijfplaatsen. Andere, meer strikt beschermde, grondgebonden zoogdiersoorten worden niet in het plangebied verwacht. Vleermuizen Het grootste deel van het plangebied heeft een sterk stedelijk karakter en biedt daardoor weinig tot geen mogelijkheden voor vleermuizen om te foerageren of migreren. De Hilledijk is voor vleermuizen geschikt foerageergebied. Dit in combinatie met de oudere woningen die langs de Hilledijk staan, maakt de oost en noord-oost rand van het plangebied geschikt leefgebied voor vleermuizen. Sloop- en kapwerkzaamheden kunnen leiden tot aantasting van vaste rust- en verblijfplaatsen. Hiernaast kunnen door de werkzaamheden vliegroutes en foerageergebieden tijdelijk verstoord worden.
39
Hiermee dient met name bij de ontwikkellocaties D tot en met H rekening te worden gehouden. Aangezien alle vleermuizen in de Flora- en faunawet als beschermde diersoorten zijn benoemd geldt dat voor dergelijke activiteiten een verzoek om afwijking van de Flora- en faunawet gedaan moet worden. Verwacht kan worden dat een dergelijk afwijkingsverzoek gehonoreerd zal worden. Vogels De quick scan milieu geeft aan dat op basis van de gebiedskenmerken van het plangebied het waarschijnlijk is dat in dit gebied vast rust- en verblijfplaatsen van vogels als de huismus en gierzwaluw aanwezig zijn. Hiervoor geldt hetzelfde als hiervoor onder het kopje Vleermuizen is aangegeven.
6.9
Duurzaamheid en energie
Duurzaamheid is onder andere zodanig bouwen, renoveren en beheren dat, gedurende de hele kringloop van het bouwwerk en de gebouwde omgeving, het milieu en de menselijke gezondheid zo min mogelijk negatieve effecten ondervinden. Het begrip duurzaamheid speelt op verschillende schaalniveaus een rol, zowel op het niveau van de stad, de wijk als het gebouw. Rotterdam heeft een ambitieus klimaatprogramma vastgesteld. Om een bijdrage te kunnen leveren aan het klimaatprogramma van Rotterdam moet bij het ontwerp van gebouwen rekening worden gehouden met duurzaam bouwenprincipes en de energieprestatie eisen. 6.9.1
Duurzaam bouwen
Het Bouwbesluit vormt het minimaal te realiseren kwaliteitsniveau in Nederland. De gemeente Rotterdam heeft daar boven op het document 'De Rotterdamse Woningkwaliteit' (RWK) opgesteld (meest recente versie maart 2005). Het RWK is een eenvoudig systeem van aanvullende kwaliteiten op het Bouwbesluit en bestaat uit zes thema's: oppervlakte, veiligheid, toegankelijkheid, duurzaamheid, flexibiliteit en comfort. Het RWK is vrijblijvend te gebruiken. Hieronder staan een aantal duurzaam bouwen maatregelen, die toegepast kunnen worden bij nieuwe ontwikkelingen in de Afrikaanderwijk: Afkoppeling van hemelwater, zodat regen en afvalwater niet in hetzelfde riool terecht komen. Geen zink gebruiken voor bijvoorbeeld dakgoten. Zink heeft de eigenschap uit te logen waarbij neerslag zink oplost in het regenwater. Een alternatief zijn stalen dakgoten. Gebruik hout met een milieukeur, bijvoorbeeld FSC. Het keurmerk FSC geeft aan dat het hout uit een goed beheerd bos afkomstig is. Pas waterbesparende maatregelen toe, bijvoorbeeld een waterbesparende douchekop of een waterbesparend toilet. Maak gebruik van zonne-energie zoals een zonneboiler of zonnecellen. Bekijk of nieuwe gebouwen uitgevoerd kunnen worden met een groen dak. 6.9.2
Energie
Het Rotterdam Climate Initiative is het nieuwe, ambitieuze klimaatprogramma waarbij de gemeente tracht de CO2-uitstoot van Rotterdam fors terug te brengen. Om een belangrijke bijdrage aan deze doelstelling te leveren en energie te besparen, is het beleid van de gemeente Rotterdam er op gericht zoveel mogelijk woningen, bedrijven en voorzieningen aan te sluiten op een collectief warmtenet. Een warmtenet omvat een stelsel van leidingen waardoor warm water wordt gepompt voor verwarming en warm tapwater. Door het toepassen van industriële restwarmte als warmtebron voor het collectieve warmtenet wordt een bijdrage geleverd aan het behalen van de doelstellingen van de gemeente Rotterdam. Bij grootschalige toepassing, op gemeentelijk niveau, wordt een grote milieuwinst behaald op het gebied van het broeikaseffect (CO2) en de lokale luchtkwaliteit (NOx ). Met de aanpassing van de bouwverordening op 12 juli 2007 stimuleert de gemeenteraad de aansluiting op het warmtedistributienet. Indien in een deel van de gemeente een warmtedistributienet aanwezig is, dan moet een aldaar te bouwen bouwwerk zijn aangesloten op die publieke voorziening. Dit geldt indien
40
het bouwwerk niet verder dan 40 meter van de dichtstbijzijnde leiding is gelegen, of als de kosten van de aansluiting niet hoger zijn dan bij een afstand van 40 meter. Sinds 1995 is het verplicht een EPC-berekening (EnergiePrestatieCoëfficiënt in te dienen in het kader van het aanvragen van de bouwvergunning).
41
Hoofdstuk 7
Sociale veiligheid en leefbaarheid
Het Rotterdams beleid is erop gericht om bij nieuwbouwplannen de aandacht voor sociale veiligheid en leefbaarheid een integraal onderdeel te laten zijn van de planvorming. Bij het aspect leefbaarheid gaat het om fysiekruimtelijke voorzieningen voor de toegankelijkheid van gebouwen en openbare ruimten, het parkeren en stallen van auto's en fietsen, ruimte voor spelen en groen, bezonnings- en uitzichtconsequenties voor omwonenden, afvalmanagement en consequenties voor het beheer van de openbare ruimte. Voor de leefbaarheid van de wijken is veiligheid van groot belang. Het gaat dan zowel om objectieve veiligheid (het voorkomen van criminaliteit) als om subjectieve veiligheid (het gevoel van veiligheid dat men ervaart). Beide aspecten spelen een rol bij de uitwerking van het plan. Bij de delen binnen het plangebied die conserverend zijn van aard, zal het zonodig verbeteren van de sociale veiligheid en leefbaarheid vooral uitgevoerd moeten worden via beheermaatregelen. Het bestemmingsplan maakt het mogelijk om kleine fysieke ingrepen in de buitenruimte te plegen, zoals bijvoorbeeld het ondergronds aanbrengen van afvalcontainers. In deze delen zijn immers geen (grote) functionele wijzigingen voorgesteld. Voor de overig deel wordt als toetsingsinstrument gebruik gemaakt van de nota "Ontwerpen voor een geëmancipeerde samenleving", dS+V, oktober 1996. Hierin zijn 3 hoofditems geformuleerd voor het stedenbouwkundig plan: het scheppen van ruimtelijke voorwaarden voor mannen en vrouwen om desgewenst werken en zorgen te kunnen combineren door (zorgvuldige) menging van de functies, het strategisch plaatsen van voorzieningen en de bereikbaarheid van de wijken te verzekeren; differentiatie en flexibiliteit van woningen; veiligheid als basisvoorwaarde voor een normaal maatschappelijk leven.
42
Hoofdstuk 8
Handhaving
Met betrekking tot handhaving is er een groot verschil tussen een stedelijk gebied en een buitengebied. In tegenstelling tot in een buitengebied is het in een omvangrijk en dichtbebouwd stedelijk plangebied ondoenlijk alle bestaande illegale bebouwing en gebruik te inventariseren. In de praktijk is het lang niet altijd mogelijk om van buitenaf waar te nemen wat zich in een pand of op een besloten binnenterrein afspeelt en het ontbreekt aan capaciteit om hier in het kader van de opstelling van een bestemmingsplan een stelselmatig onderzoek naar in te stellen. Bovendien zou een dergelijke inventarisatie altijd een momentopname zijn. Het zou te ver voeren om uit de jurisprudentie, die leert dat er in beginsel een handhavingsplicht bestaat, af te leiden dat er ook in alle gevallen een opsporingsplicht bestaat. Uiteraard zal altijd worden gereageerd op klachten van omwonenden. Doordat illegale situaties, die reeds in strijd waren met het voorgaande bestemmingsplan, worden uitgezonderd van het overgangsrecht, bestaat, op grond van de jurisprudentie, ook na langere tijd in beginsel nog de mogelijkheid om handhavend op te treden, indien een situatie aan het licht komt die redelijkerwijze niet eerder bekend kon zijn. Juridisch zijn deze situaties immers wegbestemd. Per geval zal door het bevoegde bestuursorgaan een zorgvuldige belangenafweging worden gemaakt. Op 16 april 2002 hebben burgemeester en wethouders de "Kadernota handhaving dS+V" vastgesteld, waarin de beleidsuitgangspunten voor de handhaving op het gebied van de dS+V zijn vastgelegd. Deze nota wordt door de dagelijks besturen van de meeste Rotterdamse deelgemeenten formeel onderschreven. In de nota wordt de wijze waarop het handhavingsbeleid wordt georganiseerd vastgelegd. Zo is onder andere een Handhavingscommissie ingesteld, die advies uitbrengt. Voorts heeft het college een beleid ingezet dat is gericht op programmatisch handhaven (bijvoorbeeld horeca, kinderdagverblijven, verblijfsinrichtingen). Hierbij ligt de prioriteit bij veiligheid.
43
Hoofdstuk 9
Financiële uitvoerbaarheid
De 1e fase van de herstructurering Afrikaanderwijk, betreffende de locaties Bloemfontein, Brabantse huisjes en Leeuwenkuil, zal in de periode voor 2015 ontwikkeld worden. De huidige bebouwing van deze locaties is in eigendom van de Stichting Vestia Groep. Op hun verzoek heeft de gemeente Rotterdam meegedacht over de ruimtelijke en programmatische invulling en financiële haalbaarheid van de plannen. Op basis van programma studies, het stedenbouwkundige plan en deskundigen ramingen is de financiële haalbaarheid van de plannen door partijen getoetst. Om de ontwikkelingen mogelijk te maken zijn in de gebiedsovereenkomst Parkstad ( emplacementzijde) en Afrikaanderwijk Westzijde tussen de Gemeente Rotterdam en Stichting Vestia Groep december 2010 afspraken gemaakt over prestaties en verantwoordelijkheid van beide partijen vastgelegd. De verantwoordelijkheid en het risico van de grond- en vastgoedexploitatie ligt volledig bij de Stichting Vestia Groep. De Gemeente zal een bijdrage leveren met de inrichting van de buitenruimte. Exploitatieplan Er hoeft geen exploitatieplan voor Afrikaanderwijk te worden vastgesteld, aangezien middels privaatrechtelijke overeenkomsten kostenverhaal gegarandeerd is.
44
Hoofdstuk 10 10.1
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Vooroverleg
In her kader van het overleg ex art. 3.1.1. van het Besluit op de ruimtelijke ordening is het concept ontwerp bestemmingsplan “Afrikaanderwijk” toegezonden aan: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13.
BOOR Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond DCMR Gedeputeerde Staten van Zuid Holland VROM-Inspectie regio Zuid-West Gasunie Ministerie van Defensie Ministerie van Landbouw Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed Rijkswaterstaat Stadsregio Tennet Hollandse Delta
Door de partijen vermeld onder nummer 1 tot en met 6 (vetgedrukt) is schriftelijk gereageerd. Daarvan had partij 6 geen inhoudelijke opmerkingen. Van de overige partijen is geen reactie ontvangen.
1.
BOOR
De gemaakte opmerkingen worden opgenomen in het bestemmingsplan.
2.
Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond (VRR)
In en rond het plangebied is één relevante risicobron aanwezig namelijk het spoortraject Rotterdam Lombardijen – Rotterdam Centraal. Voor dit spoortraject is één worstcase scenario beschouwd, het toxische scenario (instantaan falen spoorketelwagon). Het plangebied is gelegen buiten de 1% letaliteitscontour van de meest geloofwaardige scenario, daarom worden hiervoor geen aanvullende maatregelen geadviseerd. De bereikbaarheid van het plangebied is voldoende, aanrijden is mogelijk van meerdere zijden. Er zijn voldoende en passende opstelplaatsen en de bluswatervoorzieningen voldoen aan de eisen die eraan gesteld worden. Advies De VRR adviseert om de volgende voorzieningen te realiseren, teneinde de risico's te beperken en de zelfredzaamheid en de mogelijkheden voor de hulpverlening te vergroten: 1. voor nieuwe gebouwen en vervangende nieuwbouw geldt dat bij een toxische wolk de mogelijkheden tot zelfredzaamheid van personen verbeterd kan worden door de gebouwen geschikt te maken om enkele uren in te schuilen. Hiervoor dienen deuren, ramen en ventilatieopeningen afsluitbaar te zijn en het lucht verversingssysteem uitgeschakeld te kunnen worden. 2. Voorziene ontwikkelingen binnen het plangebied behoren te voldoen aan de bereikbaarheid, ontsluiting en bluswatervoorziening zoals gesteld conform de richtlijnen van de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding (NVBR). Eventuele wijzigingen dienen derhalve voorgelegd te worden aan de afdeling Brandveiligheid van de Regionale Brandweer Rotterdam-Rijnmond District Zuid. 3. Draag zorg voor een goede voorlichting en instructie van de aanwezige personen zodat men weet hoe te handelen tijdens een calamiteit door middel van de campagne Denk Vooruit (“Rampen vallen niet te plannen. Voorbereidingen wel”).
45
Reactie Het bij punt 1 genoemde "safe haven" principe is als advies opgenomen in de toelichting, maar kan niet worden geborgd in de regels van het bestemmingsplan. Ten aanzien van punt 2 geldt dat in de huidige situatie het plangebied voldoet aan de eisen die gesteld worden aan bereikbaarheid, bluswatervoorzieningen en opstelplaatsen. Het bestemmingsplan voorziet in sloop/nieuwbouw waarbij de ruimtelijke structuur niet wezenlijk veranderd; bij de nieuwe ontwikkelingen zal er in de inrichtingsfase zorg voor gedragen worden dat het gebied blijft voldoen aan de eisen van de Brandweer. Punt 3, voorlichting over hoe te handelen tijdens een calamiteit, valt buiten het bestek van een bestemmingsplan.
3.
DCMR
3.1. Met betrekking tot geluid is de DCMR nog in afwachting van een nieuw akoestisch onderzoek. Het nieuwe onderzoek zal leiden tot aanpassingen van de geluidparagraaf in de toelichting. Opstellen van het concept hogere waarde besluit is pas mogelijk indien overeenstemming bestaat over het akoestisch onderzoek. Reactie Inmiddels zijn het onderzoek en de geluidparagraaf aangepast en heeft de DCMR een concept hogere waardenbesluit opgesteld.
3.2. Voorstel tot tekstaanpassing in hoofdstuk 3, Algemene regels. Achtergrond van dit voorstel is de wens om vroegtijdig aan te kunnen geven dat gebruik ten behoeve van horeca soms alleen kan met bouwkundige aanpassingen. Verzocht wordt de artikelen 32.3 en 37.3 aan te vullen met de bepaling dat een schriftelijk advies van een milieudeskundige noodzakelijk is. Reactie De betreffende artikelen zijn op dit punt aangepast.
4.
VROM-Inspectie regio Zuid-West
4.1.
Nationaal belang 10: Hoofdwatersystemen
In paragraaf 5.2 wordt de samenwerking met de waterbeheerder en de invulling van de Watertoets beschreven. Rijkswaterstaat wordt niet genoemd als beheerder van de Nieuwe Maas en is ook niet betrokken bij het watertoetsproces. Verzocht wordt Rijkswaterstaat te noemen als water- en vaarwegbeheerder van de Nieuwe Maas in paragraaf 5.2 in de toelichting. Tevens wordt verzocht Vrom-Inspectie in de toekomst te betrekken bij het watertoetsproces voor plannen die betrekking hebben op rijkswater. Voor watertoetsoverleg kan contact opgenomen worden met Rijkswaterstaat Zuid-Holland. Reactie Thans is in paragraaf 5.2 opgenomen dat Rijkswaterstaat de water- en vaarwegbeheerder van de Nieuwe Maas en van het daarbij behorende buitendijks gebied is. Het bestemmingsplan Afrikaanderwijk heeft echter geen betrekking op rijkswater, het gebied grenst wel aan rijkswater (de Rijnhaven). De noordelijke punt van het plangebied ligt in buitendijks gebied. Hier is echter artikel 6.16 van het Waterbesluit van toepassing, zodat hier voor bouwen en aanleggen geen vergunning van Rijkswaterstaat is vereist.
4.2.
Rijksbeleid m.b.t. waterkwaliteit en waterkwantiteit
46
Er wordt water uit het plangebied geloosd op de Nieuwe Maas. Om de waterkwaliteit en –kwantiteit van de Nieuwe Maas op orde te houden is het van belang dat het geloosde water van goede kwaliteit is en dat er niet te veel water wordt geloosd. Verzocht wordt de voorkeursvolgorden uit artikel 10.29a van de Wet milieubeheer te noemen in paragraaf 5.1. De voorkeursvolgorde voor waterkwaliteit is schoonhouden-scheiden-zuiveren, die voor waterkwantiteit is vasthouden-bergen-afvoeren. Tevens wordt verzocht te onderbouwen hoe de voorkeursvolgorden toegepast gaat worden op het watersysteem en de wateropgave van het plangebied. Reactie De voorkeursvolgorden worden in het hoofdstuk Water opgenomen als die relevant zijn voor het bestemmingsplan; dat is bij het bestemmingsplan Afrikaanderwijk niet het geval. Er is geen oppervlaktewatersysteem in het plangebied. Het is daardoor lastig de historische wateropgave binnen dit plangebied te realiseren, hier zijn dan ook geen concrete plannen voor.
4.3. Verzocht wordt de oude benaming in paragraaf 5.1. van het artikel 2a van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken te wijzigen in artikel 6.16 van het Waterbesluit. Reactie Aan dit verzoek is voldaan.
5.
Gedeputeerde Staten van Zuid Holland
5.1.
Externe veiligheid
In de ruimtelijke onderbouwing wordt aangegeven dat het plangebied in het invloedsgebied is gelegen van het spoorvervoer Rotterdam CS-Rotterdam Lombardijen. Met de ruimtelijke ontwikkeling en de meest recente inzichten in het vervoer (ontwikkelingen in het kader van de vaststelling van het Basisnet Spoor) ontstaat een eindsituatie, waarbij het groepsrisico de oriëntatiewaarde met een factor 3,1 overschrijdt. Deze eindsituatie is in strijd met het provinciaal ruimtelijke belang betreffende het beschermen van grote groepen mensen, omdat nog onvoldoende aannemelijk wordt gemaakt dat op termijn kan worden voldaan aan de oriëntatiewaarde. In het kader van de vaststelling van het Basisnet Spoor wordt met gemeenten, waar in de eindsituatie nog sprake is van een overschrijding van de oriëntatiewaarde, overleg gevoerd om te kijken welke mogelijkheden er zijn om deze overschrijding aan te pakken (in het kader van vaststelling Basisnet Spoor blijkt de eindsituatie ter hoogte van het plangebied uit te komen op 1,6 maal de oriëntatiewaarde). Reactie Het groepsrisico binnen het invloedsgebied is aan het einde van de planperiode van het bestemmingsplan Afrikaanderwijk inderdaad hoger dan de oriëntatiewaarde. Dit betekent echter niet dat (de vaststelling van) het bestemmingsplan Afrikaanderwijk in strijd is met het provinciaal belang. Het plangebied bevindt zich buiten de 1% letaliteitscontour van het groepsrisico van het meest geloofwaardige scenario (toxisch scenario). Bovendien is de persoonsdichtheid na planrealisatie lager dan in de huidige situatie, wat in theorie voor een lichte verbetering van het groepsrisico zorgt. De gemeente Rotterdam stelt zich daarom op het standpunt dat het vaststellen van het bestemmingsplan Afrikaanderwijk, gewenst vanwege de kwaliteitsslag door de (vervangende) nieuwbouw en vanuit het actualiseren van bestemmingsplannen, niet in strijd is met het provinciaal ruimtelijk belang.
5.2. Met betrekking tot nieuwbouw wordt een aantal maatregelen genoemd in verband met de toxische scenario's zoals het snel kunnen uitschakelen van mechanische ventilatie en het van de risicobron af situeren van nooduitgangen. De vraag is hoe deze maatregelen worden geborgd. Reactie Een calamiteit op het spoor kan effect hebben op de Afrikaanderwijk bij een toxisch scenario. Het is daarom bij de nieuwbouw in de Afrikaanderwijk van belang dat bij een calamiteit met een gifwolk
47
installaties voor mechanische ventilatie snel uitgeschakeld kunnen worden, zodat het gebouw van de buitenlucht kan worden afgesloten. Dit betreft een uitvoeringskwestie dat niet in een bestemmingsplan geregeld kan worden. Het plangebied is gelegen buiten de 1% letaliteitscontour van het meest geloofwaardige scenario (toxisch scenario). In verband hiermede heeft de VRR geen advies opgenomen met betrekking tot de situering van (nood)uitgangen.
5.3. In de ruimtelijke onderbouwing ontbreekt een beoordeling met betrekking tot de bereikbaarheid van het plangebied voor hulpverleningsdiensten en een beschrijving (inclusief borging) van de eventuele maatregelen die ter verbetering daarvan noodzakelijk worden geacht. Dit moet onder meer blijven uit een advies van de Veiligheidsregio Rijnmond-Rotterdam (VRR) die eveneens ontbreekt. Reactie De Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond heeft bij brief van 4 november 2010 advies uitgebracht. Hieruit blijkt onder andere dat de bereikbaarheid van het plangebied voldoende is; aanrijden is mogelijk van meerdere zijden. Er zijn voldoende en passende opstelplaatsen en de bluswatervoorzieningen voldoen aan de eisen die eraan gesteld worden.
10.2
Participatie
De basis voor dit bestemmingsplan wordt gevormd door de Wijkvisie Feijenoord en het Stedenbouwkundig Ontwerp Parkstad/Afrikaanderwijk. Voor beide plannen is door gemeente, deelgemeente en Vestia een uitgebreid particpatietraject gevolgd. Hierbij is gebruikt gemaakt van voorlichtingsbijeenkomsten voor burgers en ondernemers, voorlichtingskranten en websites. Naast deze participatie vindt in het kader van dit bestemmingsplan de formeel voorgeschreven participatie plaats conform de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet milieubeheer (Wm).
48
Bijlagen
49
50
Bijlage 1 Ontwerpbesluit hogere grenswaarden ontwerpbestemmingsplan Afrikaanderwijk
51
52
Gemeente Rotterdam Gemeentewerken
Besluit hogere waarden Wet geluidhinder bestemmingsplan Afrikaanderwijk Kenmerk: 21199141 1.
Aanleiding
ln verband met het bestemmingsplan Afrikaanderwijk dienen hogere waarden te worden vastgesteld voor het realiseren van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen wonen en maatschappelijke voorzieningen op een drietal locaties (C,D en E) in Afrikaanderwijk. De locaties staan op figuur 1.1 in het akoestisch onderzoek en betreffen de bestemmingen WG-2, WG-3 en WG-4 op de plankaart van het bestemmingsplan. Het gaat om bijna 400 woningen en maatschappelijke voorzieningen waaronder ook gezondheidszorggebouwen en onderwijsvoorzieningen. Op deze locaties wordt de hoogste toelaatbare geluidsbelasting (voorkeurswaarde) overschreden. Daarnaast wordt op locatie B de bouw van 102 woningen en maatschappelijke voorzieningen mogelijk gemaakt. Op deze locatie is echter geen sprake van een overschrijding van de voorkeurswaarde. Voor een vijftal locaties is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Na het vaststellen van een wijzigingsplan kunnen hier woningen en maatschappelijke voorzieningen gerealiseerd worden. Het akoestisch onderzoek laat zien dat op drie van de vijf locaties de voorkeurswaarde vanwege wegverkeer en railverkeer overschreden wordt. Voor overige gezondheidszorggebouwen en zorginstellingen is sprake van een overschrijding van de maximaal vast te stellen hogere waarde. Voor de locaties met een wijzigingsbevoegdheid wordt het nemen van een hogere waarde besluit (met aanvullende eisen zoals mogelijk een dove gevel voor gezondheidszorggebouwen) gekoppeld aan het wijzigingsplan. In dit besluit worden alleen hogere waarden vastgesteld voor die nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen waarvoor het verlenen van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen direct mogelijk is. 2.
Onderzoek
Het besluit is gebaseerd op het akoestisch onderzoek van Ingenieursbureau Gemeentewerken Gemeente Rotterdam van 14 december 2010, projectcode 20100019/MR10002, versie Definitief v l . In het onderzoek is berekend wat de geluidbelasting is van wegverkeer, industrielawaai en spoorwegverkeer. Aan de geluidnormen voor de andere wettelijke bron(nen) wordt voldaan, in het onderzoek wordt aangegeven welke maatregelen worden genomen om de geluidsbelasting te beperken en op welke wijze aan het Ontheffingsbeleid gemeente Rotterdam wordt voldaan. In verband hiermee en in verband met de goede ruimtelijke onderbouwing van het bestemmingsplan wordt in het onderzoek ook aandacht besteed aan de niet-wettelijke bronnen. Dit betreft wegverkeer op de 30 km/uur wegen Hilledijk, Bloemfonteinstraat en Paul Krugerstraat en ook het tramverkeer op de Laan op Zuid. Het akoestisch onderzoek ligt bij dit besluit ter inzage. Uit het rapport blijkt dat de geluidsbelasting op de locaties C, D en E uitsluitend voor wegverkeer hoger is dan de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting. De geluidsbelasting is echter niet hoger dan de maximaal vast te stellen hogere waarde. 3.
Overweging
Het akoestisch rapport voldoet aan de bepalingen van de Wet geluidhinder en geeft voldoende informatie over de akoestische situatie. In het rapport wordt een motivering gegeven voor de aangevraagde hogere waarden. Deze staat hieronder weergegeven.
Pagina 1 van 5
Maatregelen Volgens het ontheffingsbeleid moet onderzoek gedaan worden naar maatregelen die toegepast kunnen worden om de geluidbelasting op woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen te beperken. Daarbij geldt een volgorde van de toe te passen maatregelen: • bronmaatregelen • overdrachtsmaatregelen • gevelmaatregelen Wegverkeer De ten hoogste toelaatbare waarde voor woningen (voorkeurswaarde) is 48 dB. Een te verienen hogere waarde mag voor woningen in stedelijk gebied niet hoger zijn dan 63 dB. Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat op locatie C, D en E vanwege de Brede Hilledijk de geluidsbelasting maximaal 52 dB bedraagt. De voorkeurswaarde wordt dus met 4 dB overschreden. Op locatie E is er ook een overschrijding van de voorkeurswaarde van 48 dB met 1 dB vanwege de Laan op Zuid. Bronmaatregelen De Brede Hilledijk en de Laan op Zuid zijn reeds voorzien van een zeer stil asfalttype. De wegen kunnen dus niet nog stiller gemaakt worden. Vermindering van de hoeveelheid verkeer, en daarmee van de geluidsbelasting, is niet mogelijk omdat de wegen belangrijke schakels zijn in het wegennet van de deelgemeente Feijenoord. Overdrachtsmaatregelen. Het aanhouden van een grotere afstand tot de relevante wegen levert teveel beperkingen op voor het ontwikkelen van dit bestemmingsplan. Op de te ontwikkelen locaties zijn op dit moment woningen en onderwijsvoorzieningen aanwezig. Het plaatsen van schermen en/of geluidswallen is om stedenbouwkundige en verkeerstechnische redenen in dit stedelijke gebied niet mogelijk. Gevelmaatregelen. Om te kunnen voldoen aan de normen van het Bouwbesluit zullen voorzieningen aan de gevel worden getroffen. Deze voorzieningen zijn technisch en financieel haalbaar. Spoorwegverkeer De locaties C,D en E liggen buiten de zone van 100 meter van de metrolijn (traject 624). De locaties liggen wel binnen de zone van de spooriijn Rotterdam-Dordrecht'(traject 607/609). De ten hoogste toelaatbare waarde voor woningen is 55 dB, voor andere geluidsgevoelige bestemmingen is dit 53 dB. Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat deze waarden niet worden overschreden, Industrielawaai De locaties C,D en liggen in de zone van het industrieterrein Maas-Rijnhaven, De voorkeurswaarde van 50 dB(A) wordt op de ontwikkellocaties, in verband met genomen maatregelen in het kader van sanering industrielawaai en aanvullende afspraken met diverse bedrijven op Katendrecht, niet overschreden. Cumulatie van geluid Volgens de Wet geluidhinder mag cumulatie van geluid van de wettelijke bronnen niet leiden tot een onaanvaardbare geluidbelasting. Op locatie E is sprake van een overschrijding van de maximaal toelaatbare geluidsbelasting vanwege de Brede Hilledijk en de Laan op Zuid (inclusief tram). De gecumuleerde geluidsbelasting bedraagt maximaal 61 dB (exclusief aftrek). Dit is 7 dB lager de maximaal vast te stellen hogere waarde voor een individuele weg. Er is geen sprake van een onaanvaardbare geluidsbelasting. Geluidluwe gevel en buitenruimte Volgens het ontheffingsbeleid dient iedere woning, waarvoor een hogere waarde wordt vastgesteld te beschikken over een geluidluwe gevel en indien aanwezig over een geluidluwe buitenruimte. Bij het bepalen of sprake is van een geluidluwe gevel en buitenruimte wordt ook gekeken naar niet wettelijke bronnen. In het plan is bij alle woningen een geluidsluwe gevel en buitenruimte mogelijk omdat het altijd mogelijk is een gevel te realiseren die niet georiënteerd is op enige geluidbron.
Pagina 2 van 5
5.
Besluit
Gelet op artikel 83 lid 2 en 110a van de Wet geluidhinder besluiten burgemeester en wethouders van Rotterdam voor het bestemmingsplan Afrikaanderwijk de hogere waarden vanwege wegverkeer onder de navolgende voorwaarden als volgt vast te stellen: 1.
De woningen dienen te beschikken over een geluidluwe gevel en buitenruimte.
Vast te stellen hogere waarden.(Voor locaties: zie het akoestisch rapport en de bestemmingsplankaart). Wegverkeer Zoneplichtige weg: Brede Hilledijk Locatie onderzoek/plankaart/kadastraal
1
C/WG-2/* DA/VG-3/* EAWG-4/*
bestemming/ aantal 121 woningen Maatschappelijke voorzieningen 268 woningen
Hogere waarde in dB 52 52 52
Geluidsgevoelige maatschappelijke voorzieningen
52
bestemming/ aantal
Hogere waarde in dB 49 49
Zoneplichtige weg: Laan op Zuid Locatie onderzoek/plankaart/kadastraal *) E/WG-4/*
268 woningen Geluidsgevoelige maatschappelijke voorzieningen
*) Zie bijlage voor kadastrale aanduidingen Andere wettelijke regelingen Dit besluit laat onveriet dat er voor realisering van het bestemmingsplan Afrikaanderwijk mogelijk rekening gehouden dient te worden met andere wettelijke bepalingen. NAMENS HET COLLEGE VAN BURGEMEESTERS EN WETHOUDERS VAN ROTTERDAM DE ALGEMEEN DIRECTEUR VAN GEMEENTEWERKEN, (voor deze)
i 6 JUNI 2011 Drs. C. Verhoeckx Hoofd CMR
Pagina 4 van 5
Conclusie Op grond van bovenstaande overwegingen kan voor het bestemmingsplan Afrikaanderwijk onder voorwaarden hogere waarden als gevolg van wegverkeer worden verieend. 4.
Zienswijzen
Het ontwerpbesluit heeft van 21 april 2011 tot en met 1 juni 2011 ter inzage gelegen. Naar aanleiding van het ontwerpbesluit zijn geen zienswijzen ingediend.
Pagina 3 van 5
Procedure De termijn voor het indienen van een beroepsschrift tegen het besluit hogere waarden vangt aan met ingang van de dag waarop beroep kan worden ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan. Tegen het definitieve besluit hogere waarden kan gedurende zes weken na de dag waarop het bestemmingsplan ter inzage is gelegd beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State worden ingesteld door: belanghebbenden aan wie redelijkerwijs niet kan worden verweten geen zienswijzen te hebben ingebracht tegen het ontwerpbesluit. Het beroepschrift moet in tweevoud worden gezonden aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage. Het besluit wordt na afloop van de beroepstermijn van kracht tenzij voor deze datum beroep is ingesteld en een verzoek om vooriopige voorziening is gedaan. Het verzoek moet worden gericht aan de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. In dat geval wordt het besluit niet van kracht voordat op het verzoek is beslist. Voor het indienen van een beroepschrift en/of een verzoek om voortopige voorziening zijn griffierechten verschuldigd.
Bijlage 1. Akoestisch onderzoek van Ingenieursbureau Gemeentewerken Gemeente Rotterdam van 14 december 2010, projectcode 20100019/MR10002, versie Definitief v l . 2. Kadastrale aanduidingen. Afschrift N.v.t.
Pagina 5 van 5
Bijlage 2 Overzicht kadastrale gegevens
Locatie C CLSOO D 2191 2189 2185 t/m 2186 2575 t/m 2577 2917 2919 t/m 2921 2786 t/m 2787 2698 t/m 2699 2633 2635 t/m 2636 2672 t/m 2673 2625 t/m 2626 2628 2630 t/m 2631 2447 t/m 2448 2597 2598 2600 2603 2200 t/m 2201 2476 3351 3349 2732 t/m 2738 2665 t/m 2668 3345 t/m 3348 2593 t/m 2596 2191
Locatie D CLSOO D 5908 5909 8433 8434 (qed) 8368 7612 7631
Locatie E CLSOO D 8434 (qed) 8368 7592 t/m 7612 7866 t/m 7870 2887 8019 t/m 8022 3377 7842 t/m 7864 7631 t/m 7633 8298 t/m 8299 8292 t/m 8293 7988 t/m 7989 7995 t/m 8000 7984 t/m 7986 8241 8519 t/m 8526 7170 t/m 7179 7884 8104 t/m 8105 7886 t/m 7891 7785 t/m 7786 8025 t/m 8026 7791 8225 t/m 8226 8373
Regels
59
Hoofdstuk 1 Artikel 1 1.1
INLEIDENDE REGELS
Begrippen
Aanbouw (uitbouw)
Een uitbreiding van het hoofdgebouw in één bouwlaag (hieronder wordt tevens een uitbouw begrepen). 1.2
Aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden. 1.3
Aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft. 1.4
Andere gezondheidszorggebouwen (als bedoeld in artikel 1.2 Besluit geluidhinder)
Verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen, medische centra, poliklinieken, medische kleuterdagverblijven. 1.5
Archeologisch deskundige
Het Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam of een andere deskundige op het gebied van archeologie. 1.6
Archeologisch monument
Monument als bedoeld in artikel 1 onder c. van de Monumentenwet 1988. 1.7
Bebouwing
Een of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde. 1.8
Bebouwingspercentage
Een percentage dat aangeeft hoeveel van het oppervlak van een bestemmingsvlak door gebouwen mag worden ingenomen. 1.9
Bedrijven
De bedrijven genoemd in de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels. 1.10
Belwinkel
Een inrichting waarvan de bedrijfsvoering - onder welke benaming dan ook - is gericht op het ter plaatse tegen betaling bieden van gelegenheid tot elektronische berichtenuitwisseling in de vorm van telefonie of door middel van toegang tot het internet. Een op de openbare weg geplaatste telefooncel wordt hier niet onder begrepen. 1.11
Besluit externe veiligheid inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen zoals dat luidt ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan. 1.12
Besluit ruimtelijke ordening
Het Besluit ruimtelijke ordening zoals dat luidt ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan. 1.13
Bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
60
1.14
Bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO 0599BP1029Afrikndrwijk met de bijbehorende regels. 1.15
Bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming. 1.16
Bijgebouw
Vrijstaand gebouw dat door constructie en/of afmetingen ondergeschikt is aan een hoofdgebouw gelegen op hetzelfde perceel. 1.17
Bouwaanduidingen
Alle aanduidingen met betrekking tot de wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken. 1.18
Bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats. 1.19
Bouwgrens
De grens van een bouwvlak c.q. een lijn welke niet door gebouwen mag worden overschreden. 1.20
Bouwlaag
Het tussen twee opeenvolgende vloeren (of tussen een vloer en plat dak) gelegen, voor verblijf geschikt deel van een gebouw. Een kap, vliering, zolder, souterrain, alsmede een dakopbouw binnen het theoretisch profiel van een kap, worden niet als een afzonderlijke bouwlaag beschouwd. Alleen ingeval een dakopbouw breder is dan tweederde van de pandbreedte, wordt dit als een aparte bouwlaag geteld. NB: onder het "theoretisch profiel van een kap" wordt verstaan de ruimte binnen een kap met schuine zijden waarvan de hellingshoek ten minste 20 en maximaal 60 graden bedraagt. 1.21
Bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. 1.22
Bouwperceelgrens
Een grens van een bouwperceel. 1.23
Bouwverordening
Bouwverordening Rotterdam 1993, zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan. 1.24
Bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten. 1.25
Bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond. 1.26
Bruto vloeroppervlak (b.v.o.)
Het vloeroppervlak van een bouwwerk, inclusief de niet direct voor het hoofddoel bruikbare ruimten (bijvoorbeeld bij een productiebedrijf of winkel, de magazijn-, expeditie-, kantoorruimten). Gebouwde parkeervoorzieningen worden niet tot het b.v.o. gerekend.
61
1.27
Bijgebouw
Vrijstaand gebouw dat door constructie en/of afmetingen ondergeschikt is aan een hoofdgebouw gelegen op hetzelfde perceel. 1.28
Detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. 1.29
Dove gevel
a. een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A), alsmede, b. een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits deze niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte. In dit verband wordt onder een geluidsgevoelige ruimte verstaan een ruimte binnen een woning voor zover die kennelijk als slaap-, woon- of eetkamer wordt gebruikt of voor een zodanig gebruik is bestemd, alsmede een keuken van tenminste 11 m2. 1.30
Erf
Terrein ten behoeve van de ontsluiting van de aanliggende bebouwing, voor parkeren, groenvoorzieningen, waterlopen en bouwwerken van lichte constructie (carports, slagbomen, fietsenstallingen e.d.). 1.31
Gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. 1.32
Geluidsgevoelige functies (in de zin van de Wet geluidhinder)
Hieronder worden verstaan: woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, andere gezondheidszorggebouwen dan de genoemde (t.w. verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen, medische centra, poliklinieken en medische kleuterdagverblijven), alsmede de terreinen die behoren bij de andere gezondheidszorggebouwen, voor zover deze bestemd zijn of worden gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg, alsmede woonwagenstandplaatsen. NB Delen van een onderwijsgebouw die niet zijn bestemd voor geluidsgevoelige onderwijsactiviteiten, maken voor de toepassing van de Wet geluidhinder geen deel uit van een onderwijsgebouw. 1.33
Gestapelde woningen
Woningen, gestapeld met woningen of andere functies dan wonen, waarbij de woonfunctie overheerst. 1.34
Hoofdgebouw
Gebouw dat door zijn constructie en/of afmeting als dominant is aan te merken ten opzichte van de bijbehorende bijgebouwen gelegen op hetzelfde perceel. 1.35
Horeca
Inrichtingen voor het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccomodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf. 1.36
Kantoren
Gebouwen (c.q. deel van gebouwen) ten behoeve van het verrichten van werkzaamheden van administratieve aard.
62
1.37
Kap
Een afdekking van een gebouw met schuine zijden waarbij de hellingshoek ten minste 20 en ten hoogste 60 graden bedraagt. 1.38
Kleinschalige speelvoorzieningen
Speelvoorzieningen niet hoger dan 4 meter 1.39
Maaiveld
De bovenkant van het aansluitende, afgewerkte terrein dat een bouwwerk omgeeft, met dien verstande dat in geaccidenteerd terrein het gemiddelde van die bovenkanten wordt aangehouden. 1.40
Maatschappelijk
Voorzieningen op het gebied van onderwijs, religie, cultuur, gezondheidszorg, maatschappelijke dienstverlening en publieke dienstverlening. 1.41
Milieudeskundige
De directeur van de Dienst Centraal Milieubeheer Rijnmond (DCMR) of de daarvoor in de plaats tredende instantie. 1.42
Monumentenwet
De monumentenwet 1988, zoals deze luidt ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan. 1.43
Niet-gestapelde woningen
Woningen die niet gestapeld zijn met andere woningen of andere functies dan wonen. Woonwagens c.q. woonwagenstandplaatsen worden niet hiertoe gerekend. 1.44
Omgevingsvergunning
Omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht 1.45
Oorspronkelijke zijgevel / achtergevel
De zijgevel / achtergevel zoals op het tijdstip van eerste oplevering van een gebouw. 1.46
(Openbaar) nutsvoorzieningen
Op het openbaar leidingen net aangesloten voorzieningen op het vlak van gas-, water-, elektriciteitsdistributie, blokverwarming, (riool)gemalen (een gasdrukregelstation wordt niet hieronder begrepen). 1.47
Openbaar toegankelijk gebied
Weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder b. van de Wegenverkeerswet 1994, openbaar water, alsmede ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van de zogenaamde brandpaden voor de achterontsluiting van tuinen voor langzaam verkeer. 1.48
Peil (straat-)
a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de kruin van de weg; b. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang, na voltooiing van de aanleg van dat terrein. Indien een bouwwerk aan meer dan één weg wordt gebouwd, is het peil van de hoogstgelegen weg maatgevend.
63
1.49
Plan
Het bestemmingsplan Afrikaanderwijk van de gemeente Rotterdam. 1.50
Publieke dienstverlening
Bestuursorganen van de overheid en de daaraan gekoppelde ambtelijke diensten ten behoeve van de beleidsvoorbereiding en -uitvoering, alsmede politie, brandweer, reinigingsdiensten, gezondheidsdiensten. 1.51
Rijbaan
Elk voor rijdende voertuigen bestemd weggedeelte, met uitzondering van (brom)fietspaden. 1.52
Rijstrook
Gedeelte van de rijbaan van een weg (welke door middel van doorgetrokken of onderbroken strepen gemarkeerd is, ) van zodanige breedte dat bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen daarvan gebruik kunnen maken. 1.53
Seksinrichting
De voor publiek toegankelijke ruimte waarin bedrijfsmatig handelingen worden verricht c.q. diensten worden verleend van porno-erotische aard 1.54
Souterrain
Een gebruiksruimte in een gebouw dat zich gedeeltelijk ondergronds bevindt. 1.55
Straatmeubilair
Voorzieningen ten behoeve van de weggebruiker, zoals verkeersborden, straatverlichting, zitbanken, plantenbakken e.d. 1.56
Tuin
Terrein ten behoeve van de aanleg van groenvoorzieningen, met de daarbij behorende verharding (paden, terrassen) en vijvers en dat in overwegende mate niet voor bebouwing in aanmerking komt. 1.57
Uitstekende delen aan gebouwen
Erkers, luifels, balkons, galerijen e.d. 1.58
Verbeelding
De papieren c.q. digitale plankaart 1.59
Water
Waterlopen (sloten, singels, vijvers e.d.) ten behoeve van de waterberging, alsmede de aan- en afvoer van oppervlaktewater. 1.60
Werkwoning
Een woning gecombineerd met een werkfunctie. 1.61
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht zoals deze luidt op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan. 1.62
Wet geluidhinder
De Wet geluidhinder zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp voor dit bestemmingsplan.
64
1.63
Wet ruimtelijke ordening
De Wet ruimtelijke ordening zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp voor dit bestemmingsplan. 1.64
Winkel
Detailhandelsvestiging en/of daarmee vergelijkbare vestiging voor de verrichting van diensten aan of ten behoeve van particulier c.q. eindconsument. Een belwinkel wordt hier niet onder begrepen. 1.65
Woningwet
De Woningwet zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp voor dit bestemmingsplan. 1.66
Woonwagen
Een voor bewoning bestemd gebouw dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst en op een daartoe bestemd perceel is geplaatst.
65
Artikel 2
wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1
de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak. 2.2
de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen conctructiedeel. 2.3
de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels ( en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. 2.4
de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. 2.5
de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van een bouwwerk. Dakoverstekken, luifels, balkons en dergelijke worden hierbij niet meegeteld, mits zij niet verder uitsteken dan 0,5 meter. 2.6
de breedte van een gebouw
van en tot de buitenkant van een zijgevel dan wel het hart van een gemeenschappelijke scheidingsmuur, met dien verstande, dat wanneer de zijgevels verspringen of niet evenwijdig lopen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste breedte. 2.7
de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens
vanaf het punt van de gevel van een gebouw welke het dichtst bij de perceelsgrens is gelegen, haaks op de perceelsgrens.
66
Hoofdstuk 2 Artikel 3 3.1
BESTEMMINGSREGELS
Bedrijf - 1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. bedrijven (t/m categorie 1) met het daarbij behorende erf en werkterrein; b. nutsvoorzieningen, uitsluitend op de begane grond; c. 'Waarde - Archeologie', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. 3.2
Bouwregels
3.2.1
Algemeen
Op de voor 'Bedrijf - 1' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functie. 3.2.2
Bebouwingsnormen
a. de maximum toegestane bouwhoogte vermeld op de verbeelding, mag niet worden overschreden b. nutsvoorzieningen - uitsluitend inpandig - mogen per bestemmingsvlak niet meer dan 80 m3 innemen. 3.2.3
Medebestemming
Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Waarde - Archeologie', is voor het bouwen het bepaalde terzake in genoemde bestemming mede van toepassing.
3.3
Specifieke gebruiksregels
3.3.1
Bedrijfsgebonden kantoren
Bedrijfsgebonden kantoren mogen per bedrijf niet meer dan 50 % van het bruto vloeroppervlak innemen, met een maximum van 3000 m2 b.v.o.. 3.3.2
Toegestane bedrijven
Uitsluitend bedrijven t/m categorie 1 van de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels zijn toegestaan. 3.4
Afwijking van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.3.2 terzake van de toegestane bedrijfsactiviteiten ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die primair zijn toegelaten, welke - gehoord de milieudeskundige - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.
67
Artikel 4 4.1
Bedrijf - 2
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. bedrijven (t/m categorie 2) met het daarbij behorende erf en werkterrein; b. nutsvoorzieningen, uitsluitend op de begane grond; c. 'Waarde - Archeologie', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. 4.2
Bouwregels
4.2.1
Algemeen
Op de voor 'Bedrijf - 2' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functie. 4.2.2
Bebouwingsnormen
a. de maximum toegestane bouwhoogte en het maximum bebouwingspercentage vermeld op de verbeelding, mogen niet worden overschreden. b. nutsvoorzieningen - uitsluitend inpandig - mogen per bestemmingsvlak niet meer dan 80 m3 innemen. 4.2.3
Medebestemming
Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Waarde - Archeologie', is voor het bouwen het bepaalde terzake in genoemde bestemming mede van toepassing.
4.3
Specifieke gebruiksregels
4.3.1
Bedrijfsgebonden kantoren
Bedrijfsgebonden kantoren mogen per bedrijf niet meer dan 50 % van het bruto vloeroppervlak innemen, met een maximum van 3000 m2 b.v.o.. 4.3.2
Toegestane bedrijven
Uitsluitend bedrijven t/m categorie 2 van de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels zijn toegestaan. 4.4
Afwijking van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.3.2 terzake van de toegestane bedrijfsactiviteiten ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die primair zijn toegelaten, welke - gehoord de milieudeskundige - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.
68
Artikel 5 5.1
Bedrijf - Nutsvoorziening
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor; a. voorzieningen van openbaar nut; b. 'Waarde - Archeologie' , voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; 5.2
Bouwregels
5.2.1
Algemeen
Op de voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies. 5.2.2
Medebestemming
Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Waarde - Archeologie', is voor het bouwen het bepaalde terzake in genoemde bestemming mede van toepassing. 5.2.3
Bebouwingsnormen
a. De maximum bouwhoogte voor gebouwen bedraagt 5 meter, met dien verstande de bebouwing aan de Putselaan 91 een maximum bouwhoogte mag hebben zoals vermeld op de verbeelding. b. Het maximum bebouwingspercentage vermeld op de verbeelding, mag niet worden overschreden.
69
Artikel 6 6.1
Gemengd - 1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. bedrijven (t/m categorie 1), detailhandel, kantoren, maatschappelijke voorzieningen, nutsvoorzieningen, uitsluitend op de begane grond, met dien verstande dat bedrijven (t/m categorie 1) aan de Bloemfonteinstraat 78 op alle verdiepingen zijn toegestaan; b. woningen, zowel op de begane grond, als op de verdiepingen; c. ter plaatse van de aanduiding "horeca", tevens voor horeca op de begane grond (Afrikaanderplein 2, Hilledijk 247; Hillelaan 7, 11, 15, 19, 23, 25 t/m 39, 41B, 49D, 52; Maashaven O.z. 213, 216; Paul Krugerstraat 42, 50, 60, 85-87, 89B, 92, 133, 202, 204, 214; Pretorialaan 12, 25, 35, 62, 64, 66-68, 70B, 72A-74B; Putselaan 113, 165, 15B, 17A, 35); d. ter plaatse van de aanduiding "belwinkel", tevens voor een belwinkel ( Goede Hoopstraat 40, Pretorialaan 28, Paul Krugerstraat 143), met dien verstande dat nadat de belwinkel is vervangen door een andere functie zoals genoemd onder sub a. of sub b., een belwinkel niet meer is toegestaan; e. ter plaatse van de aanduiding "seksinrichting", tevens voor een seksrichting (Hillelaan 50 A, Pretorialaan 17), met dien verstande dat nadat de seksinrichting is vervangen door een andere functie zoals genoemd onder sub a. of sub b., een seksinrichting niet meer is toegestaan; f. de bij bovengenoemde functies behorende berg- /stallingsruimten; g. ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding overkraging", tevens voor een overkraging; h. ter plaatse van de aanduiding "onderdoorgang", tevens voor een onderdoorgang; i. ter plaatse van de aanduiding "plat dak", dienen gebouwen plat te worden afgedekt; j. ter plaatse van de aanduiding "kap", is afdekking met een kap verplicht; k. "Waarde - Archeologie", voor zover de gronden mede als zodanig zijn aangewezen; l. "Waterstaat - Waterkering", voor zover de gronden mede als zodanig zijn aangewezen. 6.2
Bouwregels
6.2.1
Algemeen
Op de voor 'Gemengd - 1' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies. 6.2.2
Medebestemming
Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Waarde - Archeologie' resp. "Waterstaat Waterkering", is voor het bouwen het bepaalde terzake in genoemde bestemmingen mede van toepassing. 6.2.3
Bebouwingsnormen
a. gebouwen dienen afgedekt te worden op de wijze zoals aangegeven op de verbeelding; b. het maximum toegestane aantal bouwlagen zoals vermeld op de verbeelding mag niet worden overschreden; c. kantoren mogen elk niet groter zijn dan 1000 m2 b.v.o., tenzij zij op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan groter zijn; dan geldt de maat op genoemd tijdstip; d. detailhandelsvestigingen mogen niet groter zijn dan 200 m2 b.v.o., tenzij zij op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan groter zijn, dan geldt de maat op genoemd tijdstip; e. nutsvoorzieningen - uitsluitend inpandig - mogen per bestemmingsvlak niet meer dan 80 m3 innemen.
70
6.3
Specifieke gebruiksregels
6.3.1
Woningen
Woningen mogen mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep/bedrijf, mits: a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij het bruto vloeroppervlak van de woning voor ten hoogste 30 % wordt gebruikt voor werkactiviteiten, t.w. kleine kantoren, maatschappelijke voorzieningen (niet geluidsgevoelig), alsmede bedrijven t/m categorie 1 van de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels. ; b. de gevel en dakrand van de woning niet worden gebruikt ten behoeve van reclame-uitingen; c. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen; d. er geen detailhandel plaatsvindt, tenzij als ondergeschikt onderdeel van de werkactiviteiten. 6.3.2
Bedrijfsgebonden kantoren
Bedrijfskantoren mogen per bedrijf niet meer dan 50% van het totale b.v.o. van het betreffende bedrijf innemen tot een maximum van 3000 m2 b.v.o. 6.3.3
Verbod geluidsgevoelige maatschappelijke voorzieningen
Geluidsgevoelige maatschappelijke voorzieningen zijn niet toegestaan. 6.3.4
Toegestane bedrijven
Uitsluitend bedrijven t/m categorie 1 van de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels zijn toegestaan. 6.4
Afwijking van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.3.4 en 6.3.1 ten behoeve van het toelaten van andere dan de aldaar genoemde beroepen/bedrijven, die, gehoord de milieudeskundige, daarmee naar aard en invloed op de omgeving zijn gelijk te stellen.
71
Artikel 7 7.1
Gemengd - 2
Bestemmingsomschrijving
De voor Gemengd - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor : a. b. c. d. e.
maatschappelijke voorzieningen; horeca; nutsvoorzieningen, uitsluitend op de begane grond; ter plaatse van de aanduiding "kap", is afdekking met een kap verplicht; "Waarde - Archeologie", voor zover de gronden mede als zodanig zijn aangewezen.
7.2
Bouwregels
7.2.1
Algemeen
Op de voor 'Gemengd - 2' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies. 7.2.2
Medebestemming
Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Waarde - Archeologie' , is voor het bouwen het bepaalde terzake in genoemde bestemming mede van toepassing. 7.2.3
Bebouwingsnormen
a. het maximum toegestane aantal bouwlagen zoals vermeld op de verbeelding mag niet worden overschreden. b. nutsvoorzieningen - uitsluitend inpandig - mogen per bestemmingsvlak niet meer dan 80 m3 innemen. 7.3
Specifieke gebruiksregels
7.3.1
Verbod geluidsgevoelige maatschappelijke voorzieningen
Geluidsgevoelige maatschappelijke voorzieningen zijn niet toegestaan.
72
Artikel 8 8.1
Groen
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. groenvoorzieningen, met bijbehorende voet- en fietspaden en watergangen; b. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming; c. kleinschalige voorzieningen voor openbaar nut en verkeer en vervoer, alsmede kleinschalige speelvoorzieningen; d. ter plaatse van de aanduiding "horeca", tevens voor horeca (Afrikaanderplein 38; alsmede horecaterrassen op het verharde gedeelte langs de randen van het Afrikaanderplein); e. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van cultuur en ontspanning - muziektent", tevens voor muziektent; f. ter plaatse van de aanduiding "speeltuin", tevens voor speeltuin; g. ter plaatse van de aanduiding "onderwijs", tevens voor onderwijs; h. "Waarde - Archeologie", voor zover de gronden mede als zodanig aangewezen. i. "Waterstaat - Waterkering", voor zover de gronden mede als zodanig aangewezen. 8.2
Bouwregels
8.2.1
Bebouwingsnormen
Op de voor 'Groen' bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens: a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke in de bestemming passen, zoals straatmeubilair, huisvuilcontainers, niet groter dan 10 m3 (al dan niet ondergronds), bovenleidingsmasten c.q. -portalen ten behoeve van trambanen, bruggen, duikers; b. uitstekende delen aan gebouwen, niet dieper dan 2 meter uit de gevel en ten minste 2,2 meter boven maaiveld; c. kleine gebouwen voor openbaar nut, verkeer en vervoer, zoals gemaalgebouwtjes, telefooncellen, wachthuisjes e.d., niet groter dan 80 m3; d. kleinschalige speelvoorzieningen, niet hoger dan 4 meter; e. een muziektent, niet hoger dan 12 meter. 8.2.2
Medebestemming
Voor zover de gronden mede bestemd zijn voor resp."Waarde - Archeologie", "Waterstaat Waterkering", is voor het bouwen het bepaalde terzake in genoemde bestemmingen mede van toepassing.
8.3
Specifieke gebruiksregels
Voor zover de gronden zijn aangeduid als "onderwijs", mogen zij worden gebruikt ten behoeve van de vogelklas Karel Schot.
73
Artikel 9 9.1
Kantoor
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. kantoren; b. "Waarde - Archeologie", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; c. "Waterstaat - Waterkering", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. 9.2
Bouwregels
9.2.1
Algemeen
Op de voor 'Kantoor' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functie. 9.2.2
Medebestemming
Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor "Waarde - Archeologie" resp. "Waterstaat Waterkering", is voor het bouwen het bepaalde terzake in genoemde bestemming mede van toepassing. 9.2.3
Bebouwingsnormen
a. kantoren mogen per vestiging niet groter zijn dan 1000 m2 b.v.o., met uitzondering van die kantoren die ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan groter waren; voor deze kantoren geldt de maximum maat welke zij hadden op genoemd tijdstip. b. de maximum toegestane bouwhoogte, zoals vermeld op de verbeelding, mag niet worden overschreden.
74
Artikel 10 10.1
Maatschappelijk - 1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor : a. voorzieningen op het gebied van onderwijs, religie, cultuur, gezondheidszorg, maatschappelijke dienstverlening en publieke dienstverlening, met het daarbij behorende erf; b. nutsvoorzieningen, uitsluitend op de begane grond; c. 'Waarde - Archeologie', voor zover de gronden mede als zodanig aangewezen; d. "Waterstaat - Waterkering", voor zover de gronden mede als zodanig zijn aangewezen. 10.2
Bouwregels
10.2.1 Algemeen Op de voor 'Maatschappelijk - 1' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies. 10.2.2 Medebestemming Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor "Waarde - Archeologie" resp. "Waterstaat Waterkering", is voor het bouwen het bepaalde terzake in genoemde bestemmingen mede van toepassing. 10.2.3 Bebouwingsnormen a. de maximum toegestane bouwhoogte en het maximum bebouwingspercentage vermeld op de verbeelding, mogen niet worden overschreden; b. nutsvoorzieningen - uitsluitend inpandig - mogen per bestemmingsvlak niet meer dan 80 m3 innemen. 10.3
Specifieke gebruiksregels
Gebruik van de gronden als bedoeld in het eerste lid gelegen aan de Joubertstraat ten behoeve van andere gezondheidszorggebouwen, is slechts toegestaan met een dove gevel aan de zijde van de Brede Hilledijk / Hillelaan.
75
Artikel 11 11.1
Maatschappelijk - 2
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. voorzieningen op het gebied van onderwijs, religie, cultuur, gezondheidszorg, maatschappelijke dienstverlening en publieke dienstverlening, met het daarbij behorende erf. b. nutsvoorzieningen, uitsluitend op de begane grond; c. 'Waarde - Archeologie' , voor zover de gronden mede als zodanig aangewezen; d. "Waterstaat - Waterkering" voor zover de gronden mede als zodanig zijn aangewezen. 11.2
Bouwregels
11.2.1 Algemeen Op de voor 'Maatschappelijk - 2' bestemde gronden mag uitsluitende worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies. 11.2.2 Medebestemming Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Waarde - Archeologie' resp. "Waterstaat - Waterkering" is voor het bouwen het bepaalde terzake in genoemde bestemmingen mede van toepassing. 11.2.3 Bebouwingsnormen a. in afwijking van de maximum toegestane bouwhoogte vermeld op de verbeelding, mag de maximum bouwhoogte van kerktorens / minaretten niet meer dan 30 meter bedragen; b. de maximum toegestane bouwhoogte en het maximum bebouwingspercentage vermeld op de verbeelding, mogen niet worden overschreden; c. nutsvoorzieningen - uitsluitend inpandig - mogen per bestemmingsvlak niet meer dan 80 m3 innemen. 11.3
Specifieke gebruiksregels
De voor 'Maatschappelijk - 2' bestemde gronden mogen niet worden gebruikt ten behoeve van geluidsgevoelige functies in de zin van de Wet geluidhinder.
76
Artikel 12
12.1
Sport
Bestemmingsomschrijving
De voor "Sport" aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c. d.
een sporthal; nutsvoorzieningen, uitsluitend op de begane grond; ter plaatse van de aanduiding "horeca", tevens voor horeca (Pretorialaan 102); "Waarde - Archeologie", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.
12.2
Bouwregels
12.2.1 Algemeen Op de voor 'Sport' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies. 12.2.2 Medebestemming Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Waarde - Archeologie', is voor het bouwen het bepaalde terzake in genoemde bestemming mede van toepassing. 12.2.3 Bebouwingsnormen a. de maximum bouwhoogte, zoals vermeld op de verbeelding, mag niet worden overschreden; b. nutsvoorzieningen, uitsluitend inpandig, mogen per bestemmingsvlak niet meer dan 80 m3 innemen.
77
Artikel 13 13.1
Sport - Sport- en speelterrein
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport - Sport- en speelterrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. een sportterrein, met bijbehorend erf; b. 'Waarde - Archeologie', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. 13.2
Bouwregels
13.2.1 Algemeen Op de voor 'Sport - Sport- en speelterrein' bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals lichtmasten, vlaggenmasten e.d.. 13.2.2 Medebestemming Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Waarde - Archeologie', is voor het bouwen het bepaalde terzake in genoemde bestemming mede van toepassing. 13.2.3 Bebouwingsnormen De maximum bouwhoogte voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 15 meter.
78
Artikel 14 14.1
Tuin
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. tuin; b. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming; c. aanbouwen en bijgebouwen bij grondgebonden woningen; d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde; e. 'Waarde - Archeologie', voor zover de gronden mede als zodanig aangewezen; f. "Waterstaat - Waterkering", voor zover de gronden mede als zodanig zijn aangewezen. 14.2
Bouwregels
14.2.1 Bebouwingsnormen Op de voor "Tuin" bestemde gronden is aan bebouwing toegestaan : a. een aanbouw aan de zijgevel van het hoofdgebouw mag niet breder zijn dan 3 meter, gemeten vanaf de oorspronkelijke zijgevel van het hoofdgebouw; b. een aanbouw aan de achtergevel van het hoofdgebouw mag niet dieper zijn dan 3 meter, gemeten vanaf de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw; c. de goothoogte van een aanbouw mag niet hoger zijn dan het vloerniveau (+30 cm) van de eerste verdieping van het hoofdgebouw, met dien verstande dat een aanbouw mag worden afgedekt met een schuin dakvlak met dezelfde hellingshoek als de kap/schuin dakvlak op het hoofdgebouw; d. bijgebouwen, uitsluitend in de achter- en/of zijtuin; zij mogen (inclusief vergunningvrije bijgebouwen) niet meer dan 30 m2 innemen; e. een bijgebouw mag niet hoger zijn dan 3 meter, gemeten vanaf maaiveld; f. aanbouwen / bijgebouwen dienen een afstand van tenminste 1 meter tot de denkbeeldige lijn getrokken in het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw aan te houden; g. aanbouwen / bijgebouwen dienen een afstand van tenminste 1 meter tot de erfgrens aan te houden aan de zijde waar de kavel grenst aan het openbaar toegankelijke gebied; h. gebouwde terrassen (dakterrassen worden niet hieronder begrepen) mogen niet hoger worden dan 0,2 meter boven maaiveld; i. uitstekende delen aan gebouwen, mogen niet dieper dan 2,5 meter uit de gevel steken en moeten tenminste 2,2 meter boven maaiveld blijven; j. brandtrappen, hellingbanen, keermuren; k. in afwijking van het bepaalde onder sub a. t/m e. geldt dat ingeval op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan de aldaar genoemde maten overschreden worden, deze grotere maten als maximum gelden. 14.2.2 Medebestemming Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor resp. 'Waarde - Archeologie' resp. "Waterstaat Waterkering" is voor het bouwen het bepaalde terzake in genoemde bestemming mede van toepassing. 14.3
Specifieke gebruiksregels
Voortuinen mogen niet worden gebruikt voor het parkeren of stallen van motorvoertuigen.
79
Artikel 15 15.1
Verkeer - Erf
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Erf" aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. terrein ten behoeve van de ontsluiting van de aanliggende bebouwing, voor parkeren, groenvoorzieningen en waterlopen; b. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming; c. 'Waarde - Archeologie', voor zover de gronden mede als zodanig aangewezen; d. "Waterstaat - Waterkering" , voor zover de gronden mede als zodanig zijn aangewezen. 15.2
Bouwregels
15.2.1 Medebestemming Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Waarde - Archeologie' resp. "Waterstaat - Waterkering" is voor het bouwen het bepaalde terzake in genoemde bestemmingen mede van toepassing.
15.2.2 Algemeen Op de voor 'Verkeer - Erf bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens: a. in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals een carport, slagboom, fietsenrekken, erfafscheidingen e.d. b. uitstekende delen aan gebouwen, niet dieper dan 2 meter uit de gevel en tenminste 2,2 meter boven maaiveld; c. een erfafscheiding mag niet hoger zijn dan 2 meter; overige bebouwing niet hoger dan 3 meter..
80
Artikel 16 16.1
Verkeer - Metro/sneltram
Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer - Metro/sneltram aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. spoorbanen (al dan niet op viaduct) ten dienste van de metro/sneltram, met de bijbehorende voorzieningen, alsmede groen, water, ontsluitingswegen en -paden e.d.; b. 'Waarde - Archeologie', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. 16.2
Bouwregels
16.2.1 Algemeen Op de voor Verkeer - Metro/sneltram bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens: a. de in lid 16.1 sub a bedoelde viaducten en overige voor het functioneren van het railverkeer nodige voorzieningen; b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals gebouwde spoorbanen, seinpalen, geluidswerende voorzieningen, straatmeubilair, reclame-inrichtingen e.d. 16.2.2 Medebestemming Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor Waarde - Archeologie, is voor het bouwen het bepaalde terzake in genoemde bestemming mede van toepassing. 16.2.3 Bebouwingsnormen Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen niet hoger zijn dan 15 meter.
81
Artikel 17 17.1
Verkeer - Verblijfsgebied
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. voorzieningen ten behoeve van wandelen, verblijven en spelen, zoals trottoirs, voetpaden en trappen; b. voorzieningen voor rijdende en stilstaande voertuigen, zoals rijstroken, trambanen, fietspaden, parkeerplaatsen; c. groenvoorzieningen, waterpartijen, waterlopen en overige in het kader van de waterhuishouding nodige voorzieningen, zoals taluds, keerwanden en beschoeiingen; d. bouwwerken voor kleinschalige openbaar nutsvoorzieningen, verkeer en vervoersvoorzieningen; e. geluidswerende voorzieningen; f. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming; g. ter plaatse van de aanduiding "markt", tevens voor markt; h. ter plaatse van de aanduiding "kantoor", tevens voor een marktkantoor; i. 'Waarde - Archeologie', voor zover de gronden mede als zodanig aangewezen; j. "Waterstaat - Waterkering", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. 17.2
Bouwregels
17.2.1 Bebouwingsnormen Op de voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens: a. in de bestemming passende bouwwerken (geen gebouwen zijnde), zoals straatmeubilair, huisvuilcontainers (al dan niet ondergronds) niet groter dan 10 m3, abri's, bovenleidingmasten c.q. portalen ten behoeve van trambanen, alsmede niet voor bewoning bestemde kleine gebouwen voor openbaar nut, verkeer en vervoer, welke gebouwen niet groter mogen zijn 80 m3; b. uitstekende delen aan gebouwen als bedoeld in lid 17.1, niet dieper dan 2 meter uit de gevel en tenminste 2,2 meter boven maaiveld; c. ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding overkraging", is een overkraging toegestaan; 17.2.2 Medebestemming Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor resp. 'Waarde - Archeologie', "Waterstaat -Waterkering", is voor het bouwen het bepaalde terzake in genoemde bestemmingen mede van toepassing. 17.3
Specifieke gebruiksregels
Voor zover de gronden mede zijn aangeduid als "markt", mogen zij tevens als marktterrein worden gebruikt.
82
Artikel 18 18.1
Verkeer - Wegverkeer
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Wegverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. voorzieningen voor rijdende en stilstaande voertuigen, zoals rijstroken, trambanen, fietspaden, parkeerplaatsen, met de daarbij behorende kunstwerken zoals viaducten, bruggen, duikers; b. voorzieningen ten behoeve van wandelen en verblijven, zoals trottoirs, paden en trappen; c. groenvoorzieningen, waterlopen en overige in het kader van de waterhuishouding nodige voorzieningen, zoals taluds, keerwanden en beschoeiingen; d. bouwwerken ten behoeve van kleinschalige openbaar nutsvoorzieningen, verkeer en vervoersvoorzieningen; e. geluidswerende voorzieningen; f. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming; g. ter plaatse van de aanduiding "openbaar vervoerstation", voor een metrostation op viaduct; h. ter plaatse van de aanduiding "vrijwaringszone - spoor", tevens voor bedoelde vrijwaringszone; i. 'Waarde - Archeologie', voor zover de gronden mede als zodanig aangewezen; j. "Waterstaat - Waterkering", voor zover de gronden mede als zodanig zijn aangewezen. 18.2
Bouwregels
18.2.1 Bebouwingsnormen Op de voor 'Verkeer - Wegverkeer' bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens: a. in de bestemming passende bouwwerken (geen gebouwen zijnde), zoals straatmeubilair, huisvuilcontainers (al dan niet ondergronds) niet groter dan 10 m3, abri's, bovenleidingmasten c.q. portalen ten behoeve van trambanen, alsmede niet voor bewoning bestemde kleine gebouwen voor openbaar nut, verkeer en vervoer, welke gebouwen niet groter mogen zijn 80 m3; b. een openbaar vervoerstation als bedoeld in lid 18.1; c. uitstekende delen aan gebouwen als bedoeld in lid 18.1, niet dieper dan 2 meter uit de gevel en tenminste 2,2 meter boven maaiveld. 18.2.2 Medebestemming Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor resp. 'Waarde - Archeologie' resp. "Waterstaat Waterkering" is voor het bouwen het bepaalde terzake in genoemde bestemmingen mede van toepassing.
83
Artikel 19 19.1
Water - 1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. waterlopen en waterberging, de aan- en afvoer van oppervlaktewater, met bijbehorende voorzieningen; b. 'Waarde - Archeologie' , voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. 19.2
Bouwregels
19.2.1 Algemeen Op de voor 'Water - 1' bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van waterbouwkundige aard, zoals bruggen, keerwanden, beschoeiingen, duikers,vlonders gemalen e.d. 19.2.2 Medebestemming Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Waarde - Archeologie', is voor het bouwen het bepaalde terzake in genoemde bestemming mede van toepassing.
84
Artikel 20 20.1
Wonen - 1
Bestemmingsomschrijving
De voor "Wonen - 1" aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. al dan niet gestapelde woningen, plat afgedekt (met de daarbij behorende inpandige bergingen / garageboxen); b. nutsvoorzieningen, uitsluitend op de begane grond; c. ter plaatse van de aanduiding "bibliotheek", tevens voor een bibliotheek op de begane grond (hoek Paul Krugerstraat / Bloemfonteinstraat); d. ter plaatse van de aanduiding "horeca", tevens voor horeca op de begane grond (Afrikaanderplein 7; Hilledijk 105, 155; Joubertstraat 74; Martinus Steijnstraat 8, Paul Krugerstraat 101, 250, Tweebosstraat 33, 116A); e. ter plaatse van de aanduiding "maatschappelijk", tevens voor maatschappelijke voorzieningen op de onderste 2 bouwlagen; f. ter plaatse van de aanduiding "onderwijs", tevens voor onderwijs op de begane grond; g. ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding overkraging", tevens voor een overkraging; h. ter plaatse van de aanduiding "onderdoorgang", tevens voor een onderdoorgang; i. "Waarde - Archeologie", voor zover de gronden mede als zodanig aangewezen; j. "Waterstaat - Waterkering" , voor zover de gronden mede als zodanig zijn aangewezen. 20.2
Bouwregels
20.2.1 Algemeen Op de voor ''Wonen - 1" bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies. 20.2.2 Medebestemming Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor resp. 'Waarde - Archeologie' resp. "Waterstaat Waterkering" is voor het bouwen het bepaalde terzake in genoemde bestemmingen mede van toepassing. 20.2.3 Bebouwingsnormen a. b. c. d.
gebouwen dienen plat te worden afgedekt; erfafscheidingen mogen niet hoger worden dan 2 meter. het maximum aantal bouwlagen zoals vermeld op de verbeelding, mag niet worden overschreden; nutsvoorzieningen - uitsluitend inpandig - mogen per bestemmingsvlak niet meer dan 80 m3 innemen.
20.3
Specifieke gebruiksregels
20.3.1 Woningen Woningen mogen mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep/bedrijf, mits: a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij het bruto vloeroppervlak van de woning voor ten hoogste 30 % wordt gebruikt voor werkactiviteiten, t.w. kleine kantoren, maatschappelijke voorzieningen (niet geluidsgevoelig), alsmede bedrijven t/m categorie 1 van de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels; b. de gevel en dakrand van de woning niet worden gebruikt ten behoeve van reclame-uitingen; c. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen; d. er geen detailhandel plaatsvindt, tenzij als ondergeschikt onderdeel van de werkactiviteiten.
85
20.3.2 Verbod geluidsgevoelige maatschappelijke voorzieningen Geluidsgevoelige maatschappelijke voorzieningen zijn niet toegestaan.
20.4
Afwijking van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 20.3.1 terzake van de toegestane bedrijfsactiviteiten ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die primair zijn toegelaten, welke - gehoord de milieudeskundige - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.
86
Artikel 21 21.1
Wonen - 2
Bestemmingsomschrijving
De voor "Wonen - 2" aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. al dan niet gestapelde woningen, met een kap /schuin dakvlak (met de daarbij behorende inpandige bergingen / garageboxen); b. nutsvoorzieningen, uitsluitend op de begane grond; c. ter plaatse van de aanduiding "horeca", tevens voor horeca op de begane grond (Joubertstraat 2F; Transvaalstraat 66); d. ter plaatse van de aanduiding "maatschappelijk", tevens voor maatschappelijke voorzieningen (Pretorialaan 111); e. ter plaatse van de aanduiding "onderdoorgang", tevens voor een onderdoorgang; f. "Waarde - Archeologie", voor zover de gronden mede als zodanig aangewezen; g. "Waterstaat - Waterkering" , voor zover de gronden mede als zodanig zijn aangewezen. 21.2
Bouwregels
21.2.1 Algemeen Op de voor ''Wonen - 2" bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies. 21.2.2 Medebestemming Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor resp. 'Waarde - Archeologie' resp. "Waterstaat Waterkering" is voor het bouwen het bepaalde terzake in genoemde bestemmingen mede van toepassing. 21.2.3 Bebouwingsnormen a. b. c. d.
woningen dienen met een kap / schuin dakvlak te worden afgedekt; erfafscheidingen mogen niet hoger worden dan 2 meter; het maximum aantal bouwlagen zoals vermeld op de verbeelding, mag niet worden overschreden; nutsvoorzieningen - uitsluitend inpandig - mogen per bestemmingsvlak niet meer dan 80 m3 innemen.
21.3
Specifieke gebruiksregels
21.3.1 Woningen Woningen mogen mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep/bedrijf, mits: a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij het bruto vloeroppervlak van de woning voor ten hoogste 30 % wordt gebruikt voor werkactiviteiten, t.w. kleine kantoren, maatschappelijke voorzieningen (niet geluidsgevoelig), alsmede bedrijven t/m categorie 1 van de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels; b. de gevel en dakrand van de woning niet worden gebruikt ten behoeve van reclame-uitingen; c. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen; d. er geen detailhandel plaatsvindt, tenzij als ondergeschikt onderdeel van de werkactiviteiten.
87
21.4
Afwijking van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 21.3.1 terzake van de toegestane bedrijfsactiviteiten ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die primair zijn toegelaten, welke - gehoord de milieudeskundige - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.
88
Artikel 22 22.1
Woongebied - 1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Woongebied - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. woningen en maatschappelijke voorzieningen, op alle bouwlagen, met de daarbij behorende inpandige bergingen / garageboxen, aanbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde; b. bedrijven (t/m categorie 1), detailhandel en openbaar nutsvoorzieningen, uitsluitend op de begane grond, met dien verstande dat detailhandel uitsluitend is toegestaan aan de Bloemfonteinstraat; c. (al dan niet) gebouwde parkeervoorzieningen; d. voorzieningen ten dienste van de bovengenoemde functies, t.w. groen, water, tuin, erf, openbare nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en ontsluitingswegen en -paden; e. 'Waarde - Archeologie', voor zover de gronden mede als zodanig aangewezen; f. "Waterstaat - Waterkering", voor zover de gronden mede als zodanig zijn aangewezen. 22.2
Bouwregels
22.2.1 Algemeen Op de voor 'Woongebied - 1' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies. 22.2.2 Medebestemming Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Waarde - Archeologie' resp. "Waterstaat - Waterkering" , is voor het bouwen het bepaalde terzake in genoemde bestemmingen mede van toepassing. 22.2.3 Bebouwingsnormen a. niet meer dan 102 woningen zijn toegestaan; b. bedrijven, detailhandel, maatschappelijke voorzieningen mogen tezamen niet meer dan 845 m2 b.v.o. innemen; c. detailhandelsvestigingen mogen elk niet groter zijn dan 200 m2 b.v.o., tenzij zij op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan groter zijn, dan is bedoelde maat de maximum grootte ; d. openbare nutsvoorzieningen - uitsluitend inpandig - mogen per bestemmingsvlak niet meer dan 5 eenheden van elk maximaal 80 m3 innemen; e. gebouwde parkeervoorzieningen zijn desgewenst ondergronds toegestaan; f. het maximum toegestane aantal bouwlagen bedraagt 6, voor niet-gestapelde woningen 4; g. voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat: 1. erfafscheidingen niet hoger mogen zijn dan 2 meter; 2. lichtmasten niet hoger mogen zijn dan 15 meter. h. voor gronden welke als parkeervoorzieningen, ontsluitingswegen en -paden, resp. erf, tuin, groen en water zullen fungeren, is ten aanzien van de toegestane bebouwing het bepaalde in resp. de bestemmingen "Verkeer - Verblijfsgebied", "Verkeer-Erf", "Tuin", "Groen", "Water - 1" van overeenkomstige toepassing. 22.3
Specifieke gebruiksregels
22.3.1 Woningen Woningen mogen mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep/bedrijf, mits: a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij het bruto vloeroppervlak van de woning voor ten hoogste 30 % wordt gebruikt voor werkactiviteiten, t.w. kleine kantoren, maatschappelijke voorzieningen (niet geluidsgevoelig), alsmede bedrijven t/m categorie 1 van de lijst
89
van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels; b. de gevel en dakrand van de woning niet worden gebruikt ten behoeve van reclame-uitingen; c. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen; d. er geen detailhandel plaatsvindt, tenzij als ondergeschikt onderdeel van de werkactiviteiten. 22.3.2 Toegestane bedrijven Uitsluitend bedrijven t/m categorie 1 van de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels zijn toegestaan.
22.4
Afwijking van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 22.3.1 resp. 22.3.2 terzake van de toegestane bedrijfsactiviteiten ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die primair zijn toegelaten, welke - gehoord de milieudeskundige - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.
90
Artikel 23 23.1
Woongebied - 2
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Woongebied - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. woningen, en maatschappelijke voorzieningen, op alle bouwlagen, met de daarbij behorende inpandige bergingen / garageboxen, aanbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde; b. bedrijven (t/m categorie 1), detailhandel, kantoren en openbaar nutsvoorzieningen, uitsluitend op de begane grond, met dien verstande dat detailhandel uitsluitend is toegestaan aan de Bloemfonteinstraat; c. (al dan niet) gebouwde parkeervoorzieningen; d. horeca, uitsluitend op de begane grond, aan de Bloemfonteinstraat; e. voorzieningen ten dienste van de bovengenoemde functies, t.w. groen, water, tuin, erf, openbaar nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, ontsluitingswegen en -paden; f. 'Waarde - Archeologie', voor zover de gronden mede als zodanig aangewezen; g. "Waterstaat - Waterkering" , voor zover de gronden mede als zodanig zijn aangewezen. 23.2
Bouwregels
23.2.1 Algemeen Op de voor 'Woongebied - 2' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies. 23.2.2 Medebestemming Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Waarde - Archeologie' resp. "Waterstaat - Waterkering" is voor het bouwen het bepaalde terzake in genoemde bestemmingen mede van toepassing. 23.2.3 Bebouwingsnormen a. niet meer dan 121 woningen zijn toegestaan; b. bedrijven, detailhandel, maatschappelijke voorzieningen mogen tezamen niet meer dan 845 m2 b.v.o. innemen; c. detailhandelsvestigingen mogen elk niet groter zijn dan 200 m2 b.v.o., tenzij zij op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan groter zijn, dan is bedoelde maat de maximum grootte ; d. niet meer dan een horecavestiging is toegestaan, niet groter dan 350 m2 b.v.o.; de aanvrager van een omgevingsvergunning ten behoeve van horeca dient een schriftelijk advies van de milieudeskundige te overleggen aan burgemeester en wethouders. Burgemeester en wethouders kunnen aan de omgevingsvergunning voorschriften verbinden ter bescherming van het milieu; e. openbare nutsvoorzieningen - uitsluitend inpandig - mogen per bestemmingsvlak niet meer dan 5 eenheden van elk maximaal 80 m3 innemen; f. gebouwde parkeervoorzieningen zijn desgewenst ondergronds toegestaan; g. het maximum toegestane aantal bouwlagen bedraagt 6 , voor niet-gestapelde woningen 4; h. voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat: 1. erfafscheidingen niet hoger mogen zijn dan 2 meter; 2. lichtmasten niet hoger mogen zijn dan 15 meter. i. voor gronden welke als parkeervoorzieningen, ontsluitingswegen en -paden, resp. erf, tuin, groen en water zullen fungeren, is ten aanzien van de toegestane bebouwing het bepaalde in resp. de bestemmingen "Verkeer - Verblijfsgebied","Verkeer-Erf", "Tuin", "Groen", "Water - 1" van overeenkomstige toepassing.
91
23.3
Specifieke gebruiksregels
23.3.1 Woningen Woningen mogen mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep/bedrijf, mits: a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij het bruto vloeroppervlak van de woning voor ten hoogste 30 % wordt gebruikt voor werkactiviteiten, t.w. kleine kantoren, maatschappelijke voorzieningen (niet geluidsgevoelig), alsmede bedrijven t/m categorie 1 van de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels; b. de gevel en dakrand van de woning niet worden gebruikt ten behoeve van reclame-uitingen; c. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen; d. er geen detailhandel plaatsvindt, tenzij als ondergeschikt onderdeel van de werkactiviteiten. 23.3.2 Toegestane bedrijven Uitsluitend bedrijven t/m categorie 1 van de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels zijn toegestaan.
23.4
Afwijking van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken het bepaalde in lid 23.3.1 resp. 23.3.2 terzake van de toegestane bedrijfsactiviteiten ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die primair zijn toegelaten, welke - gehoord de milieudeskundige - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.
92
Artikel 24 24.1
Woongebied - 3
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Woongebied - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c. d. e.
maatschappelijke voorzieningen, op alle bouwlagen; openbare nutsvoorzieningen, uitsluitend op de begane grond; al dan niet gebouwde parkeervoorzieningen; een park; voorzieningen ten dienste van de bovengenoemde functies, t.w. groen, water, tuin, erf, openbaar nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, ontsluitingswegen en -paden; f. 'Waarde - Archeologie', voor zover de gronden mede als zodanig aangewezen; g. "Waterstaat - Waterkering" voor zover de gronden mede als zodanig zijn aangewezen. 24.2
Bouwregels
24.2.1 Algemeen Op de voor 'Woongebied - 3' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies. 24.2.2 Medebestemming Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Waarde - Archeologie' resp. "Waterstaat - Waterkering" is voor het bouwen het bepaalde terzake in genoemde bestemmingen mede van toepassing. 24.2.3 Bebouwingsnormen a. maatschappelijke voorzieningen mogen niet meer dan 3000 m2 b.v.o innemen, exclusief een schoolplein van tenminste 600 m2; b. openbare nutsvoorzieningen (uitsluitend inpandig) mogen per bestemmingsvlak niet meer dan 5 eenheden van elk 80 m3 innemen; c. gebouwde parkeervoorzieningen zijn desgewenst ondergronds toegestaan; d. het maximum toegestane aantal bouwlagen bedraagt 3; e. voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat: 1. erfafscheidingen niet hoger mogen zijn dan 2 meter; 2. lichtmasten niet hoger mogen zijn dan 15 meter. f. voor gronden welke als parkeervoorzieningen, ontsluitingswegen en -paden, resp.erf, tuin, groen en water zullen fungeren, is ten aanzien van de toegestane bebouwing het bepaalde in resp. de bestemmingen "Verkeer - Verblijfsgebied","Verkeer-Erf", "Tuin", "Groen", "Water - 1" van overeenkomstige toepassing. 24.3
Specifieke gebruiksregels
24.3.1 Park Een park mag niet kleiner zijn dan 1930 m2.
93
Artikel 25 25.1
Woongebied - 4
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Woongebied - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. woningen en maatschappelijke voorzieningen, met de daarbij behorende inpandige bergingen / garageboxen, aanbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde; b. bedrijven (t/m catgeorie 1), detailhandel en openbaar nutsvoorzieningen, uitsluitend op de begane grond, met dien verstande dat detailhandel uitsluitend is toegestaan aan de Paul Krugerstraat; c. (al dan niet) gebouwde parkeervoorzieningen; d. voorzieningen ten dienste van de bovengenoemde functies, t.w. groen, water, tuin, erf, openbaar nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, ontsluitingswegen en -paden; e. 'Waarde - Archeologie', voor zover de gronden mede als zodanig aangewezen; f. "Waterstaat - Waterkering" voor zover de gronden mede als zodanig zijn aangewezen. 25.2
Bouwregels
25.2.1 Algemeen Op de voor 'Woongebied - 4' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies. 25.2.2 Medebestemming Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Waarde - Archeologie' resp. "Waterstaat - Waterkering" is voor het bouwen het bepaalde terzake in genoemde bestemmingen mede van toepassing. 25.2.3 Bebouwingsnormen a. niet meer dan 268 woningen zijn toegestaan; b. bedrijven, detailhandel, maatschappelijke voorzieningen mogen tezamen niet meer dan 1658 m2 b.v.o. innemen; c. detailhandelsvestigingen mogen elk niet groter zijn dan 200 m2 b.v.o., tenzij zij op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan groter zijn, dan is bedoelde maat de maximum grootte; d. openbare nutsvoorzieningen - uitsluitend inpandig - mogen per bestemmingsvlak niet meer dan 5 eenheden van elk maximaal 80 m3 innemen; e. gebouwde parkeervoorzieningen zijn desgewenst ondergronds toegestaan; f. het maximum aantal bouwlagen bedraagt 6, voor niet-gestapelde woningen 4; g. voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat: 1. erfafscheidingen niet hoger mogen zijn dan 2 meter; 2. lichtmasten niet hoger mogen zijn dan 15 meter. h. voor gronden welke als parkeervoorzieningen, ontsluitingswegen en -paden, resp. erf, tuin, groen en water zullen fungeren, is ten aanzien van de toegestane bebouwing het bepaalde in resp. de bestemmingen "Verkeer - Verblijfsgebied", "Verkeer-Erf", "Tuin", "Groen", "Water - 1" van overeenkomstige toepassing. 25.3
Specifieke gebruiksregels
25.3.1 Woningen Woningen mogen mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep/bedrijf, mits: a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij het bruto vloeroppervlak van de woning voor ten hoogste 30 % wordt gebruikt voor werkactiviteiten, t.w. kleine kantoren, maatschappelijke voorzieningen (niet geluidsgevoelig), alsmede bedrijven t/m categorie 1 van de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels;
94
b. de gevel en dakrand van de woning niet worden gebruikt ten behoeve van reclame-uitingen; c. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen; d. er geen detailhandel plaatsvindt, tenzij als ondergeschikt onderdeel van de werkactiviteiten. 25.3.2 Toegestane bedrijven Uitsluitend bedrijven t/m categorie 1 van de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels zijn toegestaan.
25.4
Afwijking van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 25.3.1 resp. 25.3.2 terzake van de toegestane bedrijfsactiviteiten ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die primair zijn toegelaten, welke - gehoord de milieudeskundige - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.
95
Artikel 26 26.1
Waarde - Archeologie
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden. 26.2
Bouwregels
26.2.1 Bouwverbod Op de voor "Waarde - Archeologie" bestemde gronden mag, in afwijking van de bouwregels voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en), niet worden gebouwd. NB : Dit verbod heeft uitsluitend betrekking op aanvragen om een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) welke voldoen aan de oppervlakte- en dieptematen welke genoemd zijn in lid 26.4.1. 26.3
Afwijken van de bouwregels
26.3.1 Rapport archeologisch deskundige Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van het bepaalde in lid 26.2.1 ten behoeve van bouwwerken welke toegelaten zijn krachtens de andere bestemming(en) dan "Waarde-Archeologie", nadat de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport aan burgemeester en wethouders heeft overgelegd van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. 26.3.2 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan omgevingsvergunning Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning de volgende regels verbinden : a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek; c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 26.4.1 Verbod In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de hierna onder lid 26.4.2 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren die dieper reiken dan 1,5 meter beneden NAP en die tevens een terreinoppervlak groter dan 200 m2 beslaan. 26.4.2 Het vergunningvereiste betreft de volgende werken c.q. werkzaamheden a. b. c. d. e. f.
grondbewerkingen (van welke aard dan ook); het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen; het indrijven van voorwerpen in de bodem; het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven; het ingraven van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies e.d.; het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen.
96
26.4.3 Uitgezonderde werkzaamheden Het vergunningvereiste geldt niet voor werken (geen bouwwerken zijnde) of voor werkzaamheden gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden, niet voor bedoelde activiteiten welke in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten. 26.4.4 Vergunning Vergunning wordt verleend nadat de aanvrager een rapport aan burgemeester en wethouders heeft overgelegd van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. 26.4.5 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan omgevingsvergunning Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning de volgende regels verbinden : a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek; c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
97
Artikel 27 27.1
Waterstaat - Waterkering
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor waterkering.
27.2
Bouwregels
In afwijking van de bouwregeling voor de andere toegelaten bestemming(en) dan 'Waterstaat Waterkering", mag op de betreffende gronden voor zover zij mede voor "Waterstaat - Waterkering" zijn bestemd niet worden gebouwd. 27.2.1 Uitgezonderde bebouwing Dit bouwverbod geldt niet voor bebouwing welke is toegestaan ingevolge de bestemming "Waterstaat Waterkering" en (vervangende nieuwbouw van) bebouwing welke aanwezig is op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan. 27.2.2 Toegestane bouwwerken Ten behoeve van de functie Waterstaat - Waterkering mogen worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van waterbouwkundige aard, zoals kademuren, duikers, keerwanden, beschoeiingen e.d.
27.3
Afwijking van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van het bepaalde in lid 27.2 ten behoeve van bouwwerken welke toegelaten zijn krachtens de andere toegelaten bestemming(en) dan "Waterstaat - Waterkering", mits het belang van de waterkering hierdoor niet wordt geschaad. 27.3.1 Advies Alvorens vergunning te verlenen, winnen zij het schriftelijk advies in van de dijkbeheerder, aan de hand waarvan zij desgewenst voorwaarden kunnen verbinden aan de vergunning, ter bescherming van genoemd belang.
98
Hoofdstuk 3
Artikel 28
ALGEMENE REGELS
Antidubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
99
Artikel 29 29.1
Algemene bouwregels
Toegestane bebouwing op een bestemmingsvlak
Ten aanzien van de toegestane bebouwing op een bepaald bestemmingsvlak, gelden de bebouwingsnormen (incl. de bestemmings- en bouwgrenzen) vermeld op de verbeelding, tenzij in de regels anders is bepaald. 29.2
Maximum bebouwingspercentage
Ingeval voor gronden welke voor bebouwing in aanmerking komen noch in de regels, noch op de verbeelding een maximum bebouwingspercentage is vermeld, mogen deze gronden volledig worden bebouwd. 29.3
Maximum goothoogte
Ingeval de toegestane bouwhoogte in bouwlagen is vermeld, dient voor het berekenen van de maximum toegestane goothoogte een hoogte van 3 meter voor een bouwlaag van een woonfunctie resp. een hoogte van 4 meter voor een niet-woonfunctie te worden aangehouden. 29.4
Maximum bouwhoogte / nokhoogte
a. voor zover in de regels geen bepalingen zijn opgenomen terzake van de maximum toegestane bouwhoogte, gelden de maatvoeringsaanduidingen terzake op de verbeelding; b. ingeval op de verbeelding een maximum aantal bouwlagen is vermeld en tevens een kap / schuin dakvlak is toegestaan, bedraagt de maximum toegestane nokhoogte niet meer dan 9 meter boven de maximum goothoogte. 29.5
Afdekking van gebouwen
Ingeval noch de regels, noch de verbeelding duidelijkheid verschaffen over de wijze van afdekking van gebouwen, mogen gebouwen zowel met een kap als plat worden afgedekt. 29.6
Dakkapellen
Op een kap / schuine dakvlakken is een dakkapel toegestaan, onder de volgende voorwaarden: a. ingeval zij geplaatst wordt op het voordakvlak of een naar het openbaar toegankelijke gebied gekeerd dakvlak, mag zij niet breder zijn dan 2/3 deel van bedoeld dakvlak; niet meer dan één dakkapel mag op elk van bedoelde dakvlakken worden gerealiseerd; b. op een ander dakvlak dan de onder sub a. genoemde, zijn meerdere dakkapellen toegestaan; c. op een aanbouw aan een hoofdgebouw is een dakkapel alleen toegestaan op het achterdakvlak; d. in alle gevallen geldt dat een dakkapel dient te voldoen aan de volgende eisen: 1. voorzien van een plat dak; 2. gemeten vanaf de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,75 meter; 3. onderzijde meer dan 0,5 meter en minder dan 1 meter boven de dakvoet; 4. bovenzijde meer dan 0,5 meter onder de daknok; 5. zijkanten meer dan 0,5 meter van de zijkanten van het dakvlak. 29.7
Souterrain
Een souterrain mag niet hoger reiken dan 2 meter boven peil. 29.8
Onderdoorgang
Ter plaatse van de aanduiding "onderdoorgang" mag een onderdoorgang worden gebouwd, waarvan de breedte en hoogte niet minder dan 2,5 meter mag bedragen, met dien verstande dat ingeval de onderdoorgang tevens voor autoverkeer bestemd is deze niet minder dan 3,5 meter breed resp. 4,2 meter hoog mag zijn.
100
Artikel 30 30.1
Algemene aanduidingsregels
vrijwaringszone - spoor
30.1.1 Verbod Ter plaatse van de aanduiding "vrijwaringszone - spoor" mag, in afwijking van hetgeen elders in deze regels in bepaald, op bedoelde gronden uitsluitend worden gebouwd ten dienste van spoorbanen op viaduct - met de bijbehorende voorzieningen, zoals metrostations e.d., ten behoeve van het metro/sneltram verkeer. 30.1.2 Afwijking Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van het bepaalde in lid 30.1.1 voor het bouwen overeenkomstig de in de vrijwaringszone gelegde bestemming(en) voor andere functies dan de metro / sneltram, mits het belang van het metro/sneltramverkeer niet wordt geschaad. 30.1.3 Advies Alvorens te besluiten over het verzoek om afwijking, winnen burgemeester en wethouders het schriftelijk advies in van de metro/sneltram beheerder. Burgemeester en wethouders kunnen aan het besluit voorwaarden verbinden ter bescherming van het belang van het metro/sneltramverkeer.
101
Artikel 31 31.1
Algemene afwijkingsregels
Afwijking toegestane bouwhoogte architectuur
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van het bepaalde in dit bestemmingsplan ten aanzien van de maximum toegestane bouwhoogte van een gebouw, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 meter, uitsluitend toe te passen ingeval extra bouwhoogte nodig is voor een architectonisch verantwoorde afronding van de bovenste bouwlaag c.q. kap/schuin dakvlak. 31.2
Afwijking toegestane bouwhoogte techniek
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van het bepaalde in dit bestemmingsplan ten aanzien van de maximum toegestane bouwhoogte van een gebouw, ten behoeve van technische voorzieningen op het dak, welke noodzakelijk zijn voor het doelmatig functioneren van het bouwwerk, zoals liftopbouwen, lichtkoepels, schoorstenen, antennemasten, luchtverversingsapparatuur, glazenwas installatie e.d., mits de overschrijding van de maximum bouwhoogte niet meer dan 5 meter bedraagt. 31.3
Afwijking wijze van afdekking gebouwen
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van het bepaalde in dit bestemmingsplan ten aanzien van de wijze van afdekking van gebouwen, mits de toegestane maximum bouwhoogte hierdoor niet wordt overschreden.
102
Artikel 32 32.1
wro-zone - wijzigingsgebied - 1
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders mogen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat ter plaatse van de aanduiding "wro-zone wijzigingsgebied -1" (Bloemfonteinstraat / Joubertstraat) mogen worden gerealiseerd : a. woningen en maatschappelijke voorzieningen, op alle bouwlagen; b. bedrijven (t/m categorie 1 van de lijst van bedrijfsactiviteiten, behorende bij deze regels), detailhandel en openbare nutsvoorzieningen, uitsluitend op de begane grond langs de Bloemfonteinstraat en Hillelaan; c. horeca, uitsluitend op de begane grond van Hillelaan 41 t/m 52; d. al dan niet gebouwde parkeervoorzieningen, al dan niet ondergronds; met de daarbij behorende tuinen, erf, ontsluitingswegen en -paden, groen, waterlopen en waterpartijen. 32.2
Voorwaarden voor toepassing
Van deze bevoegdheid mag slechts gebruik worden gemaakt onder voorwaarde dat de grondeigenaar(s) vooraf met de gemeente Rotterdam schriftelijk overeenstemming heeft (hebben) bereikt over de grondexploitatiekosten (anterieure overeenkomst), indien sprake is van een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening. 32.3
Randvoorwaarden bij toepassing
a. maximaal 173 woningen zijn toegestaan; b. maximaal 80 m3 openbaar nutsvoorzieningen (inpandig) zijn toegestaan; c. bedrijven, detailhandel en maatschappelijke voorzieningen mogen tezamen niet meer dan 2100 m2 b.v.o. innemen; d. detailhandelsvestigingen mogen elk niet groter zijn dan 200 m2 b.v.o.; e. niet meer dan 6 horecavestigingen zijn toegestaan aan de Hillelaan 41 t/m 51; horecavestigingen mogen elk niet groter zijn dan 350 m2 b.v.o.; de aanvrager van een wijzigingsplan ten behoeve van horeca dient een schriftelijk advies van de milieudeskundige te overleggen aan burgemeester en wethouders. Burgemeester en wethouders kunnen aan de toepassing van deze regels voorschriften verbinden ter bescherming van het milieu; f. andere gezondheidszorggebouwen zijn slechts toegestaan met een dove gevel aan de zijde van de Brede Hilledijk / Hillelaan; hiervan kan worden afgeweken indien uit akoestisch onderzoek ten behoeve van het wijzigingsplan / bouwplan blijkt dat door het toepassen van maatregelen de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting ten gevolge van wegverkeer (53 dB) niet wordt overschreden; g. het maximum aantal toegestane bouwlagen bedraagt 7, voor niet-gestapelde woningen 4; h. voor het gebruik van woningen zijn de specifieke gebruiksregels zoals geformuleerd in artikel 20.3.1, van overeenkomstige toepassing; i. voor het gebruik van bedrijven geldt dat : 1. bedrijfsgebonden kantoren per bedrijf niet meer dan 50 % van het bruto vloeroppervlak mogen innemen; 2. burgemeester en wethouders bij een omgevingsvergunning kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 32.1 onder b. terzake van de toegestane bedrijfsactiviteiten ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die primair zijn toegelaten, welke - gehoord de milieudeskundige - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn. 32.4
Voorlopig bouw- c.q. gebruiksverbod
Bouwen c.q. gebruik overeenkomstig het wijzigingsplan is slechts toegestaan op basis van een inwerking getreden wijzigingsplan. 32.5
Procedure
Alvorens een wijzigingsplan vast te stellen, bieden burgemeester en wethouders belanghebbenden de gelegenheid zienswijzen tegen het ontwerpwijzigingsplan aan hun college kenbaar te maken.
103
32.6
Afwijken van de toegestane bedrijfscategorie
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 32.1 terzake van de toegestane bedrijfsactiviteiten, ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten, welke gehoord de milieudeskundige - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.
104
Artikel 33 33.1
wro-zone - wijzigingsgebied - 2
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders mogen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat ter plaatse van de aanduiding "wro-zone wijzigingsgebied -2" (Riebeekstraat / De la Reystraat) mogen worden gerealiseerd : a. b. c. d.
woniningen, op alle bouwlagen; openbare nutsvoorzieningen, uitsluitend op de begane grond; al dan niet gebouwde parkeervoorzieningen, al dan niet ondergronds, met de daarbij behorende tuinen, erf, ontsluitingswegen en -paden, groen, waterlopen en waterpartijen.
33.2
Voorwaarden voor toepassing
Van deze bevoegdheid mag slechts gebruik worden gemaakt onder voorwaarde dat de grondeigenaar(s) vooraf met de gemeente Rotterdam schriftelijk overeenstemming heeft (hebben) bereikt over de grondexploitatiekosten (anterieure overeenkomst) indien sprake is van een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening. 33.3 a. b. c. d.
Randvoorwaarden bij toepassing
maximaal 54 woningen zijn toegestaan; maximaaal 80 m3 openbaar nutsvoorzieningen (inpandig) zijn toegestaan; het maximum aantal toegestane bouwlagen bedraagt 6, voor niet-gestapelde woningen 4; voor het gebruik van woningen zijn de specifieke gebruiksregels zoals geformuleerd in artikel 20.3.1, van overeenkomstige toepassing.
33.4
Voorlopig bouw- c.q. gebruiksverbod
Bouwen c.q. gebruik overeenkomstig het wijzigingsplan is slechts toegestaan op basis van een inwerking getreden wijzigingsplan. 33.5
Procedure
Alvorens een wijzigingsplan vast te stellen, bieden burgemeester en wethouders belanghebbenden de gelegenheid zienswijzen tegen het ontwerpwijzigingsplan aan hun college kenbaar te maken.
105
Artikel 34 34.1
wro-zone - wijzigingsgebied - 3
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders mogen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat ter plaatse van de aanduiding "wro-zone wijzigingsgebied - 3" (Riebeekstraat/Hilledijk, Martinus Steijnstraat / Tweebosstraat) mogen worden gerealiseerd : a. woningen en maatschappelijke voorzieningen op alle bouwlagen; b. bedrijven (t/m categorie 1 van de lijst van bedrijfsactviteiten behorende bij deze regels) en detailhandel, uitsluitend op de begane grond langs de Martinus Steijnstraat; c. openbaar nutsvoorzieningen, uitsluitend op de begane grond; d. al dan niet gebouwde parkeervoorzieningen, al dan niet ondergronds; e. een park, met de daarbij behorende tuinen, erf, ontsluitingswegen en -paden, groen, waterlopen en waterpartijen.
34.2
Voorwaarden voor toepassing
Van deze bevoegdheid mag slechts gebruik worden gemaakt onder voorwaarde dat de grondeigenaar(s) vooraf met de gemeente Rotterdam schriftelijk overeenstemming heeft (hebben) bereikt over de grondexploitatiekosten (anterieure overeenkomst) indien sprake is van een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening.
34.3
Randvoorwaarden bij toepassing
a. maximaal 93 woningen zijn toegestaan; b. de functies bedrijven, detailhandel en maatschappelijke voorzieningen mogen tezamen niet meer dan 3000 m2 b.v.o. innemen, exclusief een schoolplein van minimaal 600 m2, met dien verstande dat genoemde functies tezamen op de begane grond langs de Martinus Steijnstraat niet meer dan 690 m2 b.v.o. mogen innemen; c. maximaal 80 m3 openbaar nutsvoorzieningen (inpandig) zijn toegestaan; d. een park dient een minimale omvang van 4040 m2.te hebben; e. het maximum toegestane aantal bouwlagen bedraagt 6; f. voor het gebruik van woningen zijn de specifieke gebruiksregels zoals geformuleerd in artikel 20.3.1, van overeenkomstige toepassing; g. voor het gebruik van bedrijven geldt dat : 1. bedrijfsgebonden kantoren per bedrijf niet meer dan 50 % van het bruto vloeroppervlak mogen innemen; 2. burgemeester en wethouders bij een omgevingsvergunning kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 34.1 onder b. terzake van de toegestane bedrijfsactiviteiten ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die primair zijn toegelaten, welke - gehoord de milieudeskundige - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn. 34.4
Voorlopig bouw- c.q. gebruiksverbod
Bouwen c.q. gebruik overeenkomstig het wijzigingsplan is slechts toegestaan op basis van een inwerking getreden wijzigingsplan.
34.5
Procedure
Alvorens een wijzigingsplan vast te stellen bieden burgemeester en wethouders belanghebbenden de gelegenheid zienswijzen tegen het ontwerpwijzigingsplan aan hun college kenbaar te maken.
106
34.6
Afwijken van de toegestane bedrijfscategorie
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 34.1 terzake van de toegestane bedrijfsactiviteiten, ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten, welke gehoord de milieudeskundige - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.
107
Artikel 35 35.1
wro-zone - wijzigingsgebied - 4
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders mogen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat ter plaatse van de aanduiding "wro-zone wijzigingsgebied - 4" (Martinus Steijnstraat/Hilledijk / Putselaan / De la Reystraat) mogen worden gerealiseerd : a. woningen en maatschappelijke voorzieningen op alle bouwlagen; b. bedrijven (t/m categorie 1 van de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels), detailhandel en openbare nutsvoorzieningen, uitsluitend op de begane grond; c. al dan niet gebouwde parkeervoorzieningen, al dan niet ondergronds; d. een park, met de daarbij behorende tuinen, parkeervoorzieningen, ontsluitingswegen en -paden, groen, waterlopen en waterpartijen.
35.2
Voorwaarden voor toepassing
Van deze bevoegdheid mag slechts gebruik worden gemaakt onder voorwaarde dat de grondeigenaar(s) vooraf met de gemeente Rotterdam schriftelijk overeenstemming heeft (hebben) bereikt over de grondexploitatiekosten (anterieure overeenkomst) indien sprake is van een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening.
35.3
Randvoorwaarden bij toepassing
a. maximaal 267 woningen zijn toegestaan; b. de functies bedrijven, detailhandel en maatschappelijke voorzieningen tezamen, mogen op de begane grond langs de Martinus Steijnstraat niet meer dan 1840 m2 b.v.o. innemen, terwijl genoemde functies tezamen op de begane grond langs de Putselaan niet meer dan 1680 m2 b.v.o. mogen innemen; c. detailhandelsvestigingen mogen elk niet groter zijn dan 200 m2 b.v.o. ; d. maximaal 80 m3 openbare nutsvoorzieningen (inpandig) zijn toegestaan; e. een park dient een minimale omvang van 2450 m2 te hebben; f. het maximum toegestane aantal bouwlagen bedraagt 6, voor niet-gestapelde woningen 4; g. voor het gebruik van woningen zijn de specifieke gebruiksregels zoals geformuleerd in artikel 20.3.1, van overeenkomstige toepassing; h. voor het gebruik van bedrijven geldt dat : 1. bedrijfsgebonden kantoren per bedrijf niet meer dan 50 % van het bruto vloeroppervlak mogen innemen; 2. burgemeester en wethouders bij een omgevingsvergunning kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 35.1 onder b. terzake van de toegestane bedrijfsactiviteiten ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die primair zijn toegelaten, welke - gehoord de milieudeskundige - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn. 35.4
Voorlopig bouw- c.q. gebruiksverbod
Bouwen c.q. gebruik overeenkomstig het wijzigingsplan is slechts toegestaan op basis van een inwerking getreden wijzigingsplan. 35.5
Procedure
Alvorens een wijzigingsplan vast te stellen bieden burgemeester en wethouders belanghebbenden de gelegenheid zienswijzen tegen het ontwerpwijzigingsplan aan hun college kenbaar te maken.
108
35.6
Afwijken van de toegestane bedrijfscategorie
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 35.1 terzake van de toegestane bedrijfsactiviteiten, ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten, welke gehoord de milieudeskundige - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.
109
Artikel 36 36.1
wro-zone - wijzigingsgebied - 5
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders mogen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat ter plaatse van de aanduiding "wro-zone wijzigingsgebied - 5" (De la Reystraat / Putselaan, Chr. de Wetstraat) mogen worden gerealiseerd : a. woningen en maatschappelijke voorzieningen op alle bouwlagen; b. bedrijven (t/m categorie 1 van de lijst van bedrijfsactviteiten behorende bij deze regels), detailhandel en openbare nutsvoorzieningen uitsluitend op de begane grond langs de Putselaan; c. al dan niet gebouwde parkeervoorzieningen, al dan niet ondergronds; met de daarbij behorende tuinen, erf, ontsluitingswegen en -paden, groen, waterlopen en waterpartijen.
36.2
Voorwaarden voor toepassing
Van deze bevoegdheid mag slechts gebruik worden gemaakt onder voorwaarde dat de grondeigenaar(s) vooraf met de gemeente Rotterdam schriftelijk overeenstemming heeft (hebben) bereikt over de grondexploitatiekosten (anterieure overeenkomst) indien sprake is van een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening.
36.3
Randvoorwaarden bij toepassing
a. maximaal 59 woningen zijn toegestaan; b. maximaal 80 m3 openbare nutsvoorzieningen (inpandig) zijn toegestaan; c. de functies bedrijven, detailhandel en maatschappelijke voorzieningen tezamen, mogen op de begane grond langs de Putselaan niet meer dan 690 m2 b.v.o. innemen; d. detailhandelsvestigen mogen elk niet groter zijn dan 200 m2 b.v.o.; e. het maximum toegestane aantal bouwlagen bedraagt 6, voor niet-gestapelde woningen 4; f. voor het gebruik van woningen zijn de specifieke gebruiksregels zoals geformuleerd in artikel 20.3.1, van overeenkomstige toepassing; g. voor het gebruik van bedrijven geldt dat : 1. bedrijfsgebonden kantoren per bedrijf niet meer dan 50 % van het bruto vloeroppervlak mogen innemen; 2. burgemeester en wethouders bij een omgevingsvergunning kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 36.1 onder b. terzake van de toegestane bedrijfsactiviteiten ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die primair zijn toegelaten, welke - gehoord de milieudeskundige - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn. 36.4
Voorlopig bouw- c.q. gebruiksverbod
Bouwen c.q. gebruik overeenkomstig het wijzigingsplan is slechts toegestaan op basis van een inwerking getreden wijzigingsplan. 36.5
Procedure
Alvorens een wijzigingsplan vast te stellen bieden burgemeester en wethouders belanghebbenden de gelegenheid zienswijzen tegen het ontwerpwijzigingsplan aan hun college kenbaar te maken. 36.6
Afwijken van de toegestane bedrijfscategorie
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 36.1 terzake van de toegestane bedrijfsactiviteiten, ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten, welke gehoord de milieudeskundige - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.
110
Artikel 37
37.1
wro-zone - wijzigingsgebied - 6
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders mogen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat ter plaatse van de aanduiding "wro-zone wijzigingsgebied - 6" op de begane grond van de bebouwing tevens horeca is toegestaan. Het gebied betreft : Maashaven oostzijde 151 t/m 217, Pretorialaan 4 t/m 74 en 7 t/m 47, Paul Krugerstraat 72 t/m 222. 37.2
Voorwaarden voor toepassing
Uitsluitend die horeca is toegestaan die past in het horecabeleid van de deelgemeente Feijenoord op het tijdstip van aanvraag. 37.3
Randvoorwaarden bij toepassing
a. Van niet meer dan 8 panden mag de begane grond bestemming in die zin gewijzigd worden dat tevens horeca is toegestaan; horecavestigingen mogen elk niet groter zijn dan 350 m2 b.v.o. b. De aanvrager van een wijzigingsplan dient een schriftelijk advies van de milieudeskundige te overleggen aan burgemeester en wethouders. Burgemeester en wethouders kunnen aan de toepassing van deze regels voorschriften verbinden ter bescherming van het milieu. 37.4
Voorlopig bouw- c.q. gebruiksverbod
Bouwen c.q. gebruik overeenkomstig het wijzigingsplan is slechts toegestaan op basis van een inwerking getreden wijzigingsplan. 37.5
Procedure
Alvorens een wijzigingsplan vast te stellen bieden burgemeester en wethouders belanghebbenden de gelegenheid zienswijzen tegen het ontwerpwijzigingsplan aan hun college kenbaar te maken.
111
Artikel 38
38.1
Algemene procedureregels
Bevoegdheid tot vaststellen exploitatieplan
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ten behoeve van een wijzigingsplan dat voorziet in een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening, een exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12, eerste lid Wet ruimtelijke ordening vast te stellen.
112
Artikel 39 39.1
Overige regels
Geluidhinder
39.1.1 Realisatie van geluidsgevoelige objecten Bij nieuwe situaties in de zin van de Wet geluidhinder is de realisatie van geluidsgevoelige objecten voorzover gelegen binnen een geluidzone, alleen mogelijk indien voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarden van de Wet geluidhinder, dan wel aan het besluit hogere grenswaarden dat aan dit bestemmingsplan is toegevoegd. 39.1.2 Maximum aantal rijstroken wegen Wegen mogen niet meer dan 2 rijstroken tellen (voorsorteerstroken, parkeerstroken, op-en afritten aan viaducten niet meegeteld), met uitzondering van de Maashaven - Oostzijde en Hillelaan, welke niet meer dan 4 rijstroken mogen tellen.
39.2
Parkeereis
Voor wat betreft het aantal te realiseren parkeerplaatsen bij nieuwbouw c.q. verbouw van gebouwen dient voldaan te worden aan de parkeereis op grond van de Bouwverordening Rotterdam 1993.
113
Hoofdstuk 4 Artikel 40 40.1
OVERGANGS- EN SLOTREGELS
Overgangsrecht
Overgangsrecht bouwwerken
40.1.1 Aanwezige bouwwerken Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. 40.1.2 Afwijking Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %. 40.1.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 40.2
Overgangsrecht gebruik
40.2.1 Bestaand gebruik Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. 40.2.2 Strijdig gebruik Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. 40.2.3 Verboden gebruik Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. 40.2.4 Uitzonderingen op het overgangsrecht gebruik Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
114
Artikel 41
Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan "Afrikaanderwijk", gemeente Rotterdam.
115
116
Bijlagen
117
Bijlage 1 Lijst van bedrijfsactiviteiten categorie 1 t/m 2 Toelichting De Lijst van Bedrijfsactiviteiten geeft aan welke bedrijven binnen het plangebied in beginsel zijn toegestaan. Alle bedrijfsactiviteiten zijn ingedeeld in milieucategorieën, waarbij milieucategorie 1 betekent dat een bedrijfstype weinig potentiële milieuhinder veroorzaakt en milieucategorie 5 of 6 veel milieuhinder veroorzaakt. De Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft de lijst van bedrijfstypen ingedeeld aan de hand van de Standaard Bedrijfsindeling uit 1993 (SBI'93) van het CBS. Voor de zonering en de bij de zones behorende bedrijfscategorieën is uitgegaan van de VNG-publicatie "Bedrijven en milieuzonering - 2007". Per type bedrijf zijn afstanden gegeven met betrekking tot de milieuhinderaspecten geur, stof, geluid en gevaar. Voor geluid is aangegeven of sprake is van continu geluid en van activiteiten die op een gezoneerd terrein thuishoren. Voor wat betreft verkeersaantrekkende werking en visuele hinder zijn indices gegeven. De lijst van bedrijfsactiviteiten volgt de publicatie van de VNG, maar met een algemeen verschil. De lijst gaat alleen over activiteiten die in een bedrijfsbestemming zijn toegestaan. Zo zijn bijvoorbeeld sport- en recreatieve voorzieningen niet opgenomen, omdat die in Rotterdam een aparte bestemming zijn. Voor een uitsplitsing naar afstanden per categorie wordt verwezen naar de VNG-publicatie. In de tabel behorend bij het bestemmingsplan bepaalt de grootste indicatieve afstand de milieucategorie. De aanbevolen indicatieve afstand tussen een bedrijf en woningen: categorie 1: categorie 2: categorie 3.1: categorie 3.2: categorie 4.1: categorie 4.2: categorie 5.1: categorie 5.2: categorie 5.3: categorie 6:
afstand tot afstand tot afstand tot afstand tot afstand tot afstand tot afstand tot afstand tot afstand tot afstand tot
woningen 0 of 10 meter woningen 30 meter woningen 50 meter woningen 100 meter woningen 200 meter woningen 300 meter woningen 500 meter woningen 700 meter woningen 1000 meter woningen 1500 meter
Plangebied Voor dit plangebied wordt de onderstaande lijst met bedrijfsactiviteiten gehanteerd: sbi-code
Omschrijving
cat.
15
-
VERVAARDIGINGVAN VOEDINGSMIDDELENEN DRANKEN
1552
2
- consumptie-ijsfabrieken, productieoppervlak <= 200 m²
1581
0
Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen:
1581
1
- verwerkingscapaciteit < 2.500 kg meel/week
1584
0
Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk:
1584
3
- cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken, productieoppervlak <= 200 m²
2
1584
6
- suikerwerkfabrieken zonder suiker branden, productieoppervlak <= 200 m²
2
Vervaardiging van wijn, cider e.d.
2
1593 t/m 1595 18 182
-
2
2
VERVAARDIGINGVAN KLEDING; BEREIDENEN VERVEN VAN BONT Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer)
2
118
20
-
205 22
HOUTINDUSTRIEEN VERVAARDIGINGARTIKELENVAN HOUT, RIET, KURK E.D. Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken
-
2222.6
2
UITGEVERIJEN,DRUKKERIJENEN REPRODUCTIEVAN OPGENOMEN MEDIA Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen
2
2223
A
Grafische afwerking
1
2223
B
Binderijen
2
2224
Grafische reproductie en zetten
2
2225
Overige grafische activiteiten
2
223
Reproductiebedrijven opgenomen media
1
24
-
VERVAARDIGINGVAN CHEMISCHEPRODUCTEN
2442
0
Farmaceutische productenfabrieken:
2442
2
- verbandmiddelenfabrieken
26
-
VERVAARDIGINGVAN GLAS, AARDEWERK,CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUCTEN
262, 263
0
Aardewerkfabrieken:
262, 263
1
- vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW
30
-
VERVAARDIGINGVAN KANTOORMACHINESEN COMPUTERS
30
A
Kantoormachines- en computerfabrieken
31
-
VERVAARDIGINGVAN OVER. ELEKTRISCHEMACHINES, APPARATENEN BENODIGDHEDEN
316
Elektrotechnische industrie niet elders genoemd
2
2
2
2
33
-
VERVAARDIGINGVAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATENEN INSTRUMENTEN
33
A
Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d.
36
-
VERVAARDIGINGVAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDERENNIET ELDERS GENOEMD
361
2
Meubelstoffeerderijen bedrijfsoppervlak < 200 m²
1
362
Fabricage van munten, sieraden e.d.
2
363
Muziekinstrumentenfabrieken
2
3661.1
Sociale werkvoorziening
2
2
40
-
PRODUCTIE EN DISTRIBUTIE VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER
40
C0
Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:
40
C1
- < 10 MVA
40
D0
Gasdistributiebedrijven:
40
D3
- gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinstallaties cat. A
1
40
D4
- gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C
2
40
E0
Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt:
2
119
40
E2
41
-
41
-
41
B0
Waterdistributiebedrijven met pompvermogen:
41
B1
- < 1 MW
45
-
BOUWNIJVERHEID
45
3
- aannemersbedrijven met werkplaats: bedrijfsoppervlak < 1.000 m²
50
-
HANDEL/REPARATIEVAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS
501, 502, 504
- blokverwarming
2
WINNING EN DITRIBUTIE VAN WATER
2
2
Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven
2
Autobeklederijen
1
5020.5
Autowasserijen
2
503, 504
Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires
2
5020.4
B
505
0
Benzineservisestations:
505
3
- zonder LPG
51
-
GROOTHANDELEN HANDELSBEMIDDELING
2
5122
Groothandel in bloemen en planten
2
5134
Groothandel in dranken
2
5135
Groothandel in tabaksproducten
2
5136
Groothandel in suiker, chocolade en suikerwerk
2
5137
Groothandel in koffie, thee, cacao en specerijen
2
5138, 5139
Groothandel in overige voedings- en genotmiddelen
2
514
Groothandel in overige consumentenartikelen
2
5153
0
Groothandel in hout en bouwmaterialen:
5153
2
- algemeen, bedrijfsoppervlak <= 2.000 m²
5153.4
4
zand en grind:
5153.4
6
- algemeen, bedrijfsoppervlak <= 200 m²
5154
0
Groothandel in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:
5154
2
- algemeen: bedrijfsoppervlak < = 2.000 m²
2
5155.2
Groothandel in kunstmeststoffen
2
5156
Groothandel in overige intermediaire goederen
2
517
Overige Groothandel (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d.
2
52
-
527 55
2
DETAILHANDELEN REPARATIET.B.V. PARTICULIEREN Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen)
-
2
1
LOGIES-, MAALTIJDEN-EN DRANKENVERSTREKKING
5551
Kantines
1
5552
Cateringbedrijven
2
120
60
-
VERVOER OVER LAND
6022
Taxibedrijven
2
603
Pomp- en compressorstationsvan pijpleidingen
2
63
-
DIENSTVERLENINGT.B.V. HET VERVOER
6321
1
Autoparkeerterreinen, parkeergarages
64
-
POST EN TELECOMMUNICATIE
641
2
Post- en koeriersdiensten
2 1
642
A
Telecommunicatiebedrijven
642
B0
zendinstallaties:
642
B2
- FM en TV
1
642
B3
- GSM- en UMTS-steunzenders
1
70
-
VERHUURVAN EN HANDEL IN ONROERENDGOED
70
A
Verhuur van en handel in onroerend goed
71
-
VERHUURVAN TRANSPORTMIDDELEN,MACHINES, ANDEREROERENDE GOEDEREN
1
711
Personenautoverhuurbedrijven
2
714
Verhuurbedrijven voor roerende goederen niet elders genoemd
2
72
-
COMPUTERSERVICE-EN INFORMATIETECHNOLOGIE
72
A
Computerservice- en informatietechnologie-bureaus e.d.
1
72
B
Switchhouses
2
73
-
SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK
731 74
Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk -
2
OVERIGE ZAKELIJKEDIENSTVERLENING
7481.3
Foto- en filmontwikkelcentrales
2
7484.4
Veilingen voor huisraad, kunst e.d.
1
90
-
MILIEUDIENSTVERLENING
9001
A0
RWZI's en gierverwerkingsinrichtingen, met afdekking voorbezinktanks:
9001
B
rioolgemalen
9002.2
A0
Afvalverwerkingsbedrijven:
9002.2
A7
- verwerking fotochemisch en galvano-afval
93
-
9301.2
2
2
OVERIGE DIENSTVERLENING Chemische wasserijen en ververijen
2
9301.3
A
Wasverzendinrichtingen
2
9301.3
B
Wasserettes, wassalons
1
Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten
1
9302 9303
0
Begrafenisondernemingen:
9303
1
- uitvaartcentra
1
Fitnesscentra, badhuizen en sauna-baden
2
9304
121
9305
B
Persoonlijke dienstverlening niet elders genoemd
1
122