Raad vanState 200700246/1. Datum uitspraak: 6 juni 2007
AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van: de Raad voor Rechtsbijstand 's-Gravenhage, appellant, tegen de uitspraak in zaak no. AWB 05/6444 van de rechtbank 's-Gravenhage van 29 november 2006 in het geding tussen: wonend te en appellant.
200700246/1
1.
2
6 juni 2007
Procesverloop
Bij besluit van 31 mei 2005 heeft appellant een aanvraag van om een toevoeging voor rechtsbijstand afgewezen. Bij besluit van 4 augustus 2005 heeft appellant het door mr J.L.A.M. Ie Cocq d'Armandville (hierna: de advocaat) daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Bij uitspraak van 29 november 2006, verzonden op 4 december 2006, heeft de rechtbank 's-Gravenhage {hierna: de rechtbank) het daartegen door voornoemde ingestelde beroep gegrond verklaard en dat besluit vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 januari 2006, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. Bij brief van 6 februari 2007 heeft de advocaat van antwoord gediend. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 mei 2007, waar appellant, vertegenwoordigd door M.A.H, de Pagter, secretaris van de Commissie Bezwaar en Beroep van de Raad voor Rechtsbijstand 's-Gravenhage, is verschenen. Overwegingen 2.1. Appellant betoogt dat de rechtbank, door te overwegen dat de advocaat namens zijn cliënt, (hierna: de cliënt) bezwaar heeft gemaakt, heeft miskend dat het bezwaarschrift namens de advocaat door de secretaresse is ondertekend. 2.2. Het betoog slaagt. In het bezwaarschrift heeft de advocaat op eigen naam bezwaar gemaakt, nu daarin staat: "maak ik bezwaar", "De reden van mijn bezwaar", en "Bij deze verzoek ik u". Bovendien staat de naam van de advocaat onder het bezwaarschrift en is het namens hem door diens secretaresse ondertekend. Dat het gemaakte bezwaar omstandigheden betreft die de cliënt aangaan, maakt dit niet anders. Dat de advocaat naderhand heeft gesteld dat hij in opdracht van de cliënt heeft gehandeld, doet dat evenmin. 2.3. De conclusie is dat de rechtbank het beroep ten onrechte niet niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat geen grond bestaat voor het oordeel dat de cliënt redelijkerwijs niet kan worden verweten dat hij tegen de afwijzing geen bezwaar heeft gemaakt.
200700246/1
3
6 juni 2007
2.4. Het beroep van de Raad is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep niet-ontvankelijk verklaren. 2.5. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
200700246/1
3.
4
6 juni 2007
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I. II. III.
verklaart het hoger beroep gegrond; vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 29 november 2006 in zaak no. AWB 05/6444; verklaart het bij de rechtbank in die zaak ingestelde beroep nietontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L. Groenendijk, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb Lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Groenendijk ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 juni 2007
164-554. Verzonden:
HP ft ffl ' ^ Voor eensluidend afschrift, de Secretaris van de Raad van State,
voor deze,
mr. H.H.C. Visser, directeur Bestuursrechtspraak
Rechtbank 's-Gravenhage sector bestuursrecht tweede afdeling, enkelvoudige kamer Reg. nr. AWB 05/6444 WKB
UITSPRAAK als bedoeld in artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Uitspraak in het geding tussen wonende te
eiser,
en de Raad voor Rechtsbijstand te 's-Gravenhage, verweerder.
Ontstaan en loop van het geding Bij brief van 13 mei 2005 heeft de gemachtigde van eiser bij verweerder een aanvraag ingediend tot afgifte van een toevoeging ingevolge de Wet op de rechtsbijstand (Wrb) ten behoeve van een strafrechtelijke procedure. Bij besluit van 31 mei 2005 heeft verweerder de aanvraag afgewezen, aangezien het inkomen van eiser de bij de wet gestelde grens overschrijdt. Tegen dit besluit is door de gemachtigde van eiser bij brief van 8 juni 2005 een bezwaarschrift bij verweerder ingediend. Bij besluit van 4 augustus 2005 heeft verweerder het ingestelde bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 7 september 2005, ingekomen bij de rechtbank op 14 september 2005, beroep ingesteld. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en tevens een verweerschrift ingediend. De zaak is op 11 oktober 2006 ter zitting aan de orde gesteld. Partijen zijn niet ter zitting verschenen.
Motivering De rechtbank ziet zich allereerst geplaatst voor de vraag of eiser ontvankelijk is in zijn beroep. Artikel 6:13 van de Awb bepaalt dat geen beroep kan worden ingesteld tegen een op bezwaar of in administratief beroep genomen besluit door een
Reg.nr. AWB 05/6444 WRB
2
belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten geen bezwaar te hebben gemaakt of administratief beroep te hebben ingesteld tegen het oorspronkelijke besluit. Verweerder heeft zich in bestreden besluit op het standpunt gesteld dat het bezwaar tegen het besluit van 31 mei 2005 is ingesteld door de rechtsb ij standsverlener van eiser en derhalve (kennelijk) niet-ontvankelijk is vanwege het ontbreken van een bij dat besluit rechtstreeks betrokken belang. Eiser heeft in beroep betoogd dat zijn gemachtigde uitdrukkelijk in zijn opdracht op 8 juni 2005 bezwaar heeft ingediend. De rechtbank is van oordeel dat verweerder er in dit geval ten onrechte vanuit is gegaan dat mr. Le Cocq D'Armandville, de advocaat om wiens toevoeging werd verzocht en die thans optreedt als gemachtigde van eiser en namens hem beroep heeft ingesteld bij de rechtbank, zelf bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit van 31 mei 2005. Het bezwaarschrift vangt weliswaar aan in de ik-vorm echter, gezien het feit dat in de aanhef van het bezwaarschrift is vermeld dat "Inzake: ' bezwaar wordt ingesteld en voorts consequent wordt gesproken over "cliënt", waarmee duidelijk de heer Imamoglu wordt bedoeld, moet het ervoor worden gehouden dat mr. Le Cocq D'Armandville bedoeld heeft namens zijn cliënt, eiser, bezwaar in te dienen. Het woord "cliënt" wijst er bovendien op dat mr. Le Cocq D'Armandville in zijn hoedanigheid als advocaat diensten verleent aan de heer Nu derhalve is vastgesteld dat eiser bezwaar heeft aangetekend tegen het besluit van 31 mei 2005 is de rechtbank van oordeel dat artikel 6:13 van de Awb niet in de weg staat aan eisers ontvankelijkheid in beroep. Uit het vorenoverwogene volgt (voorts) dat verweerder bij het bestreden besluit van 4 augustus 2005 ten onrechte niet heeft beslist op het door eiser ingestelde bezwaar. Dit betekent dat het beroep gegrond moet worden verklaard en dat het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking komt. Verweerder dient alsnog op eisers bezwaarschrift te beslissen. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder met toepassing van artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de door eiser in verband mei de behandeling van dit beroep gemaakte kosten. De kosten zijn op voet van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 322,- voor het indienen van het beroepschrift bij een zaak van gemiddeld gewicht.
Reg.nr. AWB 05/6444 WRB
3
Beslissing De Rechtbank 's-Gravenhage, RECHT DOENDE: verklaart het beroep gegrond; vernietigt het bestreden besluit van 4 augustus 2005; veroordeelt verweerder in de proceskosten ten bedrage van € 322,-, welke kosten de Raad voor Rechtsbijstand 's-Gravenhage aan eiser moet vergoeden; bepaalt dat de Raad voor Rechtsbijstand 's-Gravenhage aan eiser het door hem betaalde griffierecht, te weten € 37,- vergoedt.
Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Aldus gegeven door mr. M.D.J, van Reenen-Stroebel en in het openbaar uitgesproken op 29 november 2006, in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.M.C. Wesseldijk.
—\ vl •J
Voor eensluidend afschrift, de griffier van de Rechtbank 's-Gravenhage,
Verzonden op:
[14 DEC. 2006
*
.
F-
03/31/_307
17:03
.-.•/.=.
3733S2-:-36-i
0i/-3i
DEM HAA6
T^an van Me?rd«voort 51
AW7J1.CB -.3TM
2517 AE s-Gravenrugc Posibus 450 3501 CL 'ï-Cravcnhagc
S0794
TeleKKin 1.0 70} 37(1 U U lelt:f.u |0 79) 362 23 6-ï
jRaad voor Rechtsbijstand
Raad van S t a t e Afdeling B e s t u u r s r e c h t s p r a a k t . a . v . de v o o r z i t t e r P o s t b u s 20019 2S00 EA ' s - G r a v e n h a g e
'i-Oravenfiagc
Brief cntvangen
Datum S/1/07
d.d.
5 december 2006
Sczuaar
50794
RAAD VAN STATE eeireft
I32-.8
3DV7270, ' 0 5 / 6 4 4 4 W?3 VOi 3B G306
- 9 JAN 2007 ZAAKMR.
Geachte mevrouw/mijnheer
INGEKOMEN
,
AA«:
,,^*yw«6
BEHANDELD: DD:
PAR:
Namens de Eaaa voor J.ecnteoiDStanél stel ik hierbij hoger beroep ir. tegen de uitspraak d.d. 29 november 200S (verzonden op 4 december 2006), registratienummer 05 / 6444 WRE V01 S3 G306 (zie bijlage) van de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage. Het hoger beroepschrift alsmede een machtiging treft u ingesloten in cwc«v©ud aan.
Deze brief is tevens per telefax verzonden. Het origineel met alle overige 3tukken vordc heden per post vertonden.
In. hot vcrtrouwon, cat ik u hiermee voldoende heb geinformeerd. token ik.
end. Raad v o o r
KechtsbiJstand.
Pagter = C o m m i s s i e v e e r 3 e = wA A r
aq-ai-?ttT7
17: ;C\
vOs?~^~~-'~.i-
*•?'/.
P.31