Raad voor Rechtsbijstand Centraal kantoor Utrecht Croeselaan 15 3521 UJ Utrecht Postbus 24080 • 3502 MB Utrecht Tel. 088 7871000 Internet www.rvr.org
Utrecht, 14 april 2016 Betreft: besluit n.a.v. klacht Geachte heer Namens het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand (verder: het bestuur) bericht ik u als volgt. De Klachtencommissie Rechtsbijstand Asiel en Vreemdelingenbewaring (verder: de _over door u KRAV) heeft op 22 december 2015 een klacht ontvangen van mr. verleende asielrechtsbijstand. Op 31 maart 2016 heeft de KRAV advies uitgebracht aan het bestuur (zie bijlage). —
Besluit Het bestuur neemt het advies van de KRAV over. Gelet op het bepaalde in artikel 14, 15 en 17 van de Wet op de rechtsbijstand en het bepaalde in het onderdeel asiel- en vluchtelingenrecht van de Inschrijvingsvoorwaarden 2015 en 2016, wordt de klacht gegrond verklaard en u de maatregel van een waarschuwing opgelegd met de mededeling dat bij herhaling uitsluiting (in enigerlei vorm) kan worden overwogen. Hoogachtend, Namens het bestuur,
J.H. Gerritsen
Algemeen directeur/bestuurder
Een afschrift van dit besluit en het advies wordt verzonden aan: Mw. drs. M. Stegeman, Hoofd afdeling uitvoering Dhr. H.J. Spiegelenberg, secretaris KRAV Dhr. mr. J.L.N. Alberts, manager asiel Dhr. mr. P.N. van Regteren Altena, deken van de Orde van Advocaten arrondissement Amsterdam
Klachtencommissie Rechtsbiistand Asiel en Vreemdelincienbewprjnp
van de Raad voor rechtsbiistand Advies inzake
Klager Beklaagde
mr. : mr.
1. Verloop van de procedure (verder: klager) een klacht Per ernail van 22 december 2015 heeft mr. en Vreemdelingenbewaring Asiel ingediend bij de Klachtencommissie Rechtsbijstand (verder: beklaagde), advocaat te (verder: de KRAV) tegen mr.
Beklaagde is per brief van 28 december 2015 van de klacht op de hoogte gesteld en in de gelegenheid gesteld om voor 25 januari 2016 een verweerschrift in te dienen. Beklaagde heeft er vanaf gezien om een verweerschrift in te dienen. De klacht is besproken ter zitting op 11 februari 2016. Een verslag van de hoorzitting is bij dit advies gevoegd. De KRAV heeft op eigen verzoek op 1 maart 2016 nadere informatie ontvangen van de CIT Schiphol en op 3 maart 2016 nadere informatie ontvangen van de CIT Den Bosch. De CIT Ter Apel heeft aangegeven niet over nadere informatie te beschikken. 2. Inhoud klacht
Klager heeft via NIDOS drie zaken toegewezen gekregen van drie minderjarige asielzoekers. De AA procedure is gedaan door beklaagde. De drie minderjarige asielzoekers zijn niet tevreden over de verleende rechtsbijstand. De gesprekken op de -1 dag hebben zeer kort geduurd. Beklaagde heeft zijn cliënten daardoor (inhoudelijk) onvoldoende voorbereid op de asielprocedure. Op de op dag 2 geplande gesprekken is beklaagde niet verschenen wegens problemen met de trein. Hij heeft daarbij ten onrechte niet voor vervanging gezorgd of gevraagd om uitstel voor het indienen van aanvullingen en correcties op het eerste gehoor. Op dag 4 zijn het eerste en het nader gehoor doorgenomen in gesprekken van steeds minder dan een uur. Per persoon ging het om bijna 40 pagina’s gehoor die doorgenomen moesten worden. Slechts in één zaak heeft beklaagde correcties en aanvullingen ingediend. In deze correcties en aanvullingen heeft beklaagde voorts geen pogingen gedaan het asielrelaas nader te onderbouwen dan wel aan te vullen, terwijl hiertoe gelet op de inhoud wel aanleiding was. Beklaagde heeft, tot slot, geen rekening gehouden met dag 6 omdat hij er van uitging dat de drie verzoeken zouden worden ingewilligd. De voornemens zijn dan ook niet besproken en er zijn slechts zeer summiere zienswijzen ingediend. In alle fases van de asielprocedure zijn de minimumnormen in ernstige mate geschonden. Bij een fatsoenlijke voorbereiding en een zorgvuldige nabespreking hadden in ieder geval 2 van de 3 zaken anders kunnen lopen. Inmiddels is in één zaak het beroep tegen de afwijzende beschikking door de rechtbank gegrond verklaard. Volgens de rechtbank was de IND onvoldoende ingegaan op alle elementen van het asielrelaas.
3. Standpunt beklaagde Beklaagde erkent dat hij fouten heeft gemaakt. De periode waarin hij de drie zaken heeft behandeld was het erg druk. Beklaagde was erg moe. Wellicht heeft hij de drie klanten verwisseld met drie eerdere klanten en is hij er ten onrechte van uitgegaan dat de drie klanten de Syrische nationaliteit hadden en zonder meer in aanmerking zouden komen voor een verblijfsvergunning. 4. Overwegingen van de KRAV Uit de klacht en het verhandelde ter hoorzitting volgt dat beklaagde in de drie door hem behartigde zaken de volgende tekortkomingen heeft laten zien: 1. Op de -1 dag heeft beklaagde zijn cliënten slechts zeer kort gesproken en hen daarmee (inhoudelijk) onvoldoende voorbereid op de asielprocedure. 2. Beklaagde heeft, nadat hij door problemen met het openbaar vervoer op dag 2 niet tijdig aanwezig kon zijn, geen adequate maatregelen genomen om het gemis aan rechtsbijstand op te vangen. 3. De nabespreking van de rapporten van het eerste gehoor en het nader gehoor heeft onvoldoende zorgvuldig plaatsgevonden. In twee gevallen zijn geen aanvullingen en correcties ingediend. De, in de derde zaak, wel door beklaagde ingediende correcties & aanvullingen zijn zeer summier. 4. De voornemens zijn niet besproken en er zijn zeer summiere zienswijzen ingediend. Het Bestuur van de Raad voor rechtsbijstand heeft minimumnormen opgesteld waar aan moet worden voldaan bij de verlening van rechtsbijstand in asielzaken. Deze normen staan vermeld in de leidraad “Best practice guide asiel”. Beklaagde heeft aan meerdere minimumnormen niet voldaan en is aldus in ernstige mate te kort geschoten in alle door hem behartigde fases van de drie door klager genoemde asielprocedures. De tekortkomingen van beklaagde in de drie klachtzaken zijn opvallend en ernstig. Reden waarom de KRAV verkennend onderzoek heeft gedaan naar de vraag of deze tekortkomingen onderdeel zijn van een patroon of dat, zoals beklaagde stelt, deze als op zichzelf staand beschouwd moeten worden. De verkregen informatie van de CIT Den Bosch, Schiphol en Ter Apel heeft onvoldoende opgeleverd om de wijze van optreden van beklaagde in de drie klachtzaken niet als op zichzelf staand te beschouwen. De KRAV hecht er wel aan op te merken dat uit de informatie van het CIT Schiphol volgt dat beklaagde in een aantal zaken die in zijn ogen weinig kans van slagen hadden, bepaalde handelingen als het bespreken van het voornemen en het indienen van correcties en aanvullingen soms niet dan wel op summiere wijze heeft verricht. De KRAV wijst beklaagde, wellicht ten overvloede, erop dat de Best Practice Guide Asiel voorschrijft dat een advocaat inschattingen terzake kansloosheid van een aanvraag, en het voornemen van de advocaat om als gevolg daarvan bepaalde (proces)handelingen achterwege te laten, tijdig met zijn cliënt bespreekt en daarbij de cliënt ook wijst op de mogelijkheid van een second opinion. Uit het voorgaande volgt dat de klacht deels gegrond is. De vastgestelde klachtwaardige gedragingen zijn laakbaar maar niet structureel gebleken. Beklaagde heeft ter hoorzitting erkend dat bij adequate rechtsbijstand twee van de drie zaken anders hadden kunnen lopen. In ieder geval in twee zaken zijn de belangen van de cliënten aldus in ernstige mate geschaad. Gelet op het maatregelenbeleid van de Raad dient daarom de maatregel van een waarschuwing met de mededeling dat bij herhaling uitsluiting (in enigerlei vorm) kan worden overwogen, te worden opgelegd.
5 Advies
De KRAV adviseert de Raad voor Rechtsbijstand de klacht deels gegrond te verklaren. De KRAV ziet in de omstandigheden van het geval aanleiding om te adviseren om beklaagde de maatregel van een waarschuwing op te leggen met de mededelinc dat bil herhaling uitsluiting injgerIei vorm) kan worden overwogen. Dit advies is gegeven door mr. R.H.G. Odink (voorzitter), mr. C.G. Peper (vicevoorzitter), mr. J. Wedemeijer, mr. H. Postma en mr. P.3.M. van Kuppenveld (leden), in tegçnwoordigheid van H.3. Spiegelenberg, secretaris. >
—
Utrecht 201 6_—
Mr. FULG. Odink Voorzitter /
-
/
De klachtencommissie geeft door middel van een afschrift kennis van het advies aan: klager beklaagde
-
-
Klachtencommissie en asiel rechtsbijstand Verslag hoorzitting vreemdelingenbewaring (KRAV d.d. 11 februari 2016 inzake de tegen mr. ER. Hagenaars ingediende klacht. De klachtencommissie is als volgt samengesteld: mr. R.H.G. Odink (voorzitter), mr. C.G. Peper (vicevoorzitter), mr. J. Wedemeijer, mr. H. Postma en mr. P.J.M. van Kuppenveld. De commissie is bijgestaan door H.J. Spiegelenberg (secretaris). Mr. (klager). (beklaagde) is verschenen. Tevens is verschenen mr. -
VERSLAG
(zakelijk samengevat)
De voorzitter opent de hoorzitting en stelt vast dat iedereen beschikt over alle relevante stukken. Beklaagde geeft aan dat hij bewust geen verweerschrift heeft ingediend omdat hij de inhoud van de klacht onderschrijft. Waarom hij de drie genoemde zaken zo slordig heeft behandeld kan hij niet verklaren anders dan dat het een erg drukke periode betrof en beklaagde erg moe was. Wellicht heeft hij de drie klanten verwisseld met drie eerdere klanten en is hij er ten onrechte van uitgegaan dat de drie klanten de Syrische nationaliteit hadden. Normaliter bereidt hij zijn klanten altijd tweemaal voor op een gehoor. De hele gang van zaken heeft ertoe geleid dat beklaagde zich heeft voorgenomen om het rustiger aan te gaan doen. Desgevraagd geeft beklaagde aan dat hij voor het merendeel “LHBT” klanten bijstaat. Ook klanten uit Eritrea, Syrië, Irak en Afghanistan staat hij bij. Andere klanten verwijst hij door. De voorzitter geeft aan de zaken stap voor stap door te willen nemen. Aanmeldfase/Dag -1 Desgevraagd geeft beklaagde aan dat het zijn vaste werkwijze is om het verslag van het aanmeldfasegehoor met zijn klanten door te nemen. Indien dit verslag niet in het dossier aanwezig is informeert hij actief bij de IND naar het verslag, tenzij uit het dossier reeds blijkt dat er geen verslag aanwezig is. Het is niet de werkwijze van beklaagde om het verslag woordelijk met de klanten door te nemen. Hij houdt het kort omdat de klanten al zo veel gesprekken hebben. In de onderhavige gevallen kan beklaagde zich niet meer herinneren hoe lang de besprekingen exact hebben geduurd. Wel herinnert beklaagde zich dat hij speciaal voor de gesprekken naar Den Bosch is gereisd. Beklaagde geeft aan veel overleg te hebben met collega’s over hoe zaken aan te pakken. De conclusie van beklaagde is dat iedereen min of meer zijn eigen werkwijze heeft. De voorzitter geeft aan dat in de best practice guide een aantal minimumnormen staan opgenomen waar de werkwijze van beklaagde niet aan lijkt te voldoen. Beklaagde geeft aan al 20 jaar volgens de door hem geschetste wijze te werken en zich niet te hebben gerealiseerd dat hij niet aan de minimumnormen voldoet. Beklaagde geeft aan zijn werkwijze inmiddels te hebben aangepast door meer tijd te nemen voor de gesprekken (half uur â drie kwartier) en de verslagen meer woordelijk door te nemen met de klanten. Klager geeft aan niet zomaar een klacht in te dienen. Omdat de rechtsbijstand in de onderhavige drie gevallen dermate ver onder de maat was heeft hij ervoor gekozen om de klacht in te dienen. De gesprekken hebben ongeveer 10 minuten geduurd. Deze tijd is veel te kort om de klanten goed voor te bereiden op de komende stappen in de asielprocedure. Om een klant zo goed mogelijk te kunnen begeleiden tijdens de
behandeling van de asielaanvraag is het noodzakelijk om zo volledig mogelijk op de hoogte te komen van alle omstandigheden van de klant. Ook de genoemde gespreksduur van 30 minuten vindt klager erg kort. Dag 2 nabespreking eerste gehoor
Beklaagde geeft aan dat hij voor de drie nabesprekingen de hele middag had gereserveerd. Door diverse treinstoringen, die de gehele middag duurden, kwam hij echter pas om 18,30 uur aan op het AC te Den Bosch. Onverrichter zake is beklaagde weer huiswaarts gekeerd nadat hij de Raad voor rechtsbijstand heeft laten weten het rapport van het eerste gehoor en het rapport van het nader gehoor in één gesprek met de klanten te zullen gaan bespreken. Achteraf gezien was het beter geweest als hij om uitstel had verzocht voor het indienen van de aanvullingen en correcties op het rapport van het eerste gehoor. Aan deze mogelijkheid heeft beklaagde niet gedacht. Evenmin heeft beklaagde gedacht aan de mogelijkheid om een collega te vragen voor hem waar te nemen. Dag 4 nabespreking rapport eerste en nader gehoor
Beklaagde geeft desgevraagd aan de verslagen niet woordelijk met de klanten te hebben doorgenomen. Aan het relaas van de homoseksuele klant had hij niets toe te voegen. De klant die stelde bekeerd te zijn tot het Christendom had er blijk van gegeven helemaal niets te weten van het Christelijke geloof. Beklaagde geeft aan zijn klanten in een dergelijk geval echter geen woorden in de mond te leggen. Desgevraagd geeft beklaagde aan dat hij in voorkomende gevallen tijdens een gesprek zijn klanten eerlijk laat weten dat zij een kansloze zaak hebben. Hij heeft zich niet minder ingespannen omdat het zwakke zaken waren. Beklaagde geeft aan er, achteraf bezien ten onrechte, van uit te zijn gegaan dat de klanten sowieso in aanmerking zouden komen voor een vtv omdat zij minderjarig zijn. Het nader gehoor heeft plaatsgevonden op zondag en de klanten zijn daarbij begeleid door Vluchtelingenwerk. Klager geeft desgevraagd aan dat het verhaal van de bekeerde klant inderdaad niet geloofwaardig was. Maar het achterliggende verhaal van deze klant was wel relevant en intens. Dit had aan de orde moeten komen tijdens de bespreking. Beklaagde geeft aan zich af te vragen of dit nog wel de taak van de advocaat is. Hij kan hier voor een deel in meegaan maar geeft aan zijn klanten geen woorden in de mond te willen leggen. Voornemen/zienswijze
Beklaagde geeft aan er van worden uitgebracht door de zouden worden ingewilligd. werden gefaxt was hij dan met een kantoorgenoot.
uit te zijn gegaan dat er helemaal geen voornemens zouden IND omdat hij had aangenomen dat de asielaanvragen direct Toen de voornemens tot afwijzing van de asielaanvragen ook totaal verrast, hetgeen hij toen gelijk heeft besproken
De voorzitter houdt beklaagde voor dat uit de stukken blijkt dat klager in één geval desalniettemin al binnen anderhalf uur een zienswijze heeft ingediend terwijl hij nog minimaal 1 dag tijd had. De vraag is hoe dit moet worden uitgelegd, zeker gelet op de gebrekkige en onvolledige inhoud van de zienswijze. In de zienswijze wordt niet diep op zaken ingegaan en worden stellingen onvoldoende onderbouwd. Beklaagde begrijpt dat zulks vreemd overkomt Beklaagde geeft aan bekend te zijn met de wijze waarop een zienswijze moet worden ingediend. Waarom hij in de onderhavige gevallen heeft gehandeld zoals hij heeft gehandeld, kan hij niet verklaren anders dan uit de eerder gestelde drukke agenda en vermoeidheid.
Klager geeft aan dat klanten met name boos zijn over het feit dat het voornemen niet met ze is besproken door beklaagde. Het voornemen is met ze doorgenomen door Vluchtelingenwerk. Gevolgen
Klager geeft voorts aan dat de uitkomst van de zaak van de homoseksuele klant anders had kunnen zijn bij een zorgvuldige rechtsbijstandverlening. In de eerste drie alinea’s van het nader gehoor wordt de zaak weggegeven. Inmiddels loopt er hoger beroep nadat het beroep ongegrond is verklaard. Beklaagde deelt de inschatting van klager. In de zaak van de bekeerde klant is het achterliggende verhaal niet aan de orde gekomen. Of dat tot een inwilliging had geleid is de vraag maar het had wel tot een VA zending kunnen leiden. Klager geeft aan dat het beroep inmiddels ongegrond is verklaard. Beklaagde stelt de vraag hoe ver een advocaat moet gaan als de klant niet zelf met iets komt. Beklaagde voelt zich niet geroepen om klanten woorden in de mond te leggen. Klager geeft aan dat in de derde zaak het beroep gegrond is verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat de IND niet goed op alle elementen van het asielrelaas is ingegaan. Beklaagde geeft aan blij te zijn voor de vreemdeling en constateert dat hij dus inderdaad punten heeft laten liggen. De voorzitter sluit de hoorzitting en geeft aan dat de KRAV er naar streeft om binnen zes weken advies uit te brengen.