Raad voor Rechtsbijstand Voorwoord _________________________________________________________________________________
Voorwoord Dit rapport toont de resultaten van een onderzoek uitgevoerd bij de Raad voor Rechtsbijstand ‘s-Hertogenbosch, Bureau Wet schuldsanering natuurlijke personen (hierna Bureau Wsnp), dat de landelijke coördinatie heeft over de uitvoering van de Wet schuldsanering natuurlijke personen, gedurende de periode september 2005 t/m januari 2006. Het onderzoek is uitgevoerd in het kader van het afstuderen aan de Academie voor Algemeen en Financieel Management, opleiding Management Economie en Recht aan de Avans Hogeschool Breda. Een onderzoek wordt nooit tot een succesvol einde gebracht zonder de hulp van anderen. Ik wil daarom ook de volgende mensen bedanken die mij hebben geholpen gedurende mijn afstudeerperiode: Mijn coaches vanuit de Avans Hogeschool te Breda, Monique Vermijs voor haar kritische terugkoppelingen en haar interesse niet alleen in het rapport maar ook in de afstudeerder zelf, en Ton Hermans voor zijn indirecte invloed op de voortgang van mijn afstudeerperiode. Mijn begeleiders vanuit het Bureau Wsnp, Han von den Hoff en Linda van de Grint, voor hun praktische en theoretische kennis en niet onbelangrijk hun adviezen die de voortgang van mijn rapport hebben gestimuleerd. Alle medewerkers van het Bureau Wsnp en in het bijzonder, Ingrid von Burg, Marina Dumais, Martin Monsieur, Inge de Nijs en Mirjam Schuurman voor de prettige samenwerking en bruikbare hulp bij mijn problemen. Iedere bewindvoerder, rechter, rechtbank, (justitiële) instantie, kortom iedereen die mijn vragen heeft beantwoord. Mijn familie en vrienden die een luisterend oor waren en mij hebben gesteund.
“Nihil sine labore: Niets zonder inspanning”
Maarten Verboven ’s-Hertogenbosch/Breda, 10 januari 2006
1
Raad voor Rechtsbijstand Managementsamenvatting _________________________________________________________________________________
Managementsamenvatting Probleemomschrijving en opdrachtformulering Het kan voorkomen dat een persoon die onder beschermingbewind (OBM) is gesteld, ook in de Wsnp terechtkomt. Een beschermingsbewind kan namelijk niet voorkomen dat iemand totaal geen schulden meer kan maken. Andersom kan het ook gebeuren dat de persoon waarop de Wsnp van toepassing is, niet meer in staat is zijn financiële zaken te regelen. Dan kan beschermingsbewind ingesteld worden. De volgende doelstelling is geformuleerd: Het Bureau Wsnp te ’s-Hertogenbosch verwacht een adviesrapport met betrekking tot de problemen die voortkomen uit de wisselwerking tussen het beschermingsbewind meerderjarigen en de wettelijke schuldsanering. Daaruit zijn enkele meer concrete subdoelstellingen gekomen: - Welke problemen ontstaan er als een bewindvoerder Wsnp en een bewindvoerder beschermingsbewind meerderjarigen ieder zijn bewind voert over één en dezelfde persoon? Breng die problemen in kaart en schep waarnodig duidelijkheid over juridische aspecten. - Draag praktische en procesmatige oplossingen aan, geschikt voor de bewindvoerders van beide regimes. - Adviseer in het institutionaliseren van de praktische oplossingen. Onderzoeksmodel Bij het onderzoek is gebruik gemaakt van het Tien Stappen Plan van Kempen/Keizer. Hierin wordt van begin tot het eind van de studie een planning gegeven. Uit het opzetten van de visualisatie van het onderzoeksmodel zijn hoofdvragen naar voren gekomen. Bij elke vraag zijn enkele deelvragen geformuleerd. Er is gebruik gemaakt van een enquête om zoveel mogelijk problemen en oplossingen van de bewindvoerders te verzamelen en om een indicatie te krijgen van het aantal zaken waarin beide bewinden van toepassing zijn op dezelfde persoon. Ook zijn verschillende deskundigen geïnterviewd en zijn de dagelijkse processen van de bewindvoerders vastgelegd door een dag een bewindvoerder Wsnp en een beschermingsbewindvoerder te observeren. Verder is er gebruik gemaakt van aanwezige literatuur over de onderwerpen. Resultaten Het onderzoek heeft enkele problemen blootgelegd, oplossingen verwoord en antwoord gegeven op enkele onduidelijkheden die er zijn als beide bewinden van toepassing zijn. Volgens de enquête zijn de belangrijkste problemen tussen de bewindvoerders: • Door de postblokkade in de Wsnp ontvangen beschermingsbewindvoerders de post later. Gevolgen hiervan kunnen zijn dat rekeningen te laat betaald worden en er geen goed overzicht is van de inkomsten en uitgaven van de rechthebbende. Andersom komt het voor dat beschermingsbewindvoerders de post, die zij nodig hebben voor de uitvoering van hun werk, rechtstreeks aan zichzelf laten adresseren. De postblokkade werkt dan voor de bewindvoerder Wsnp niet naar behoren. • De communicatie tussen de beide bewindvoerders is niet optimaal. Soms weet een bewindvoerder pas maanden later dat het andere bewind van
2
Raad voor Rechtsbijstand Managementsamenvatting _________________________________________________________________________________
•
toepassing is verklaard op zijn cliënt. De bereikbaarheid van de verschillende bewindvoerders is niet optimaal. Bewindvoerders Wsnp geven aan dat een beschermingsbewindvoerder vaak niet goed op de hoogte is van de werkzaamheden van een bewindvoerder Wsnp en de werking van de Wsnp zelf. Beschermingsbewindvoerders geven aan dat bewindvoerder Wsnp maatregelen neemt, die tegen de werking van het beschermingsbewind in druisen.
Ook uit interviews en de literatuur zijn verschillende problemen naar voren gekomen: • de verdeling van de boedel; • het voeren van beide bewinden door één organisatie; • het voeren van beide bewinden door één persoon; • de postblokkade; • het aanvragen van het beschermingsbewind door de bewindvoerder Wsnp; • de communicatie tussen de bewindvoerders; • het salaris van de beschermingsbewindvoerder. Conclusies Uit de resultaten is naar voren gekomen dat met een betrouwbaarheid van 95% het totaal aantal zaken waarin zowel een beschermingsbewind als de Wsnp van toepassing zijn op dezelfde persoon, tussen de 2906 en 3134 van ± 45.000 Wsnpzaken ligt. De bewindvoerder Wsnp heeft de beschikking over alle bovenmatige boedel en het inkomen dat buiten het vrij te laten bedrag (hierna Vtlb) valt. De beschermingsbewindvoerder heeft het beheer over de goederen die onder het beschermingsbewind vallen. Mocht daarbij vermogen zitten waarover ook de Wsnp van toepassing is, dan zal dat vermogen bij de toepassing van de Wsnp onder de Wsnp vallen. Wat dan vaak overblijft, is het vrij te laten bedrag en de inboedel. Een goede communicatie levert veel voordeel op voor beide bewinden. Als blijkt dat het andere bewind is ingesteld, zou het zo moeten zijn dat de bewindvoerders overleg voeren en afspraken maken. Ze kunnen documenten uitwisselen zodat men niet twee keer hetzelfde werk hoeft te doen. Beide bewinden moeten uitgevoerd kunnen worden door één organisatie. Een belangrijke voorwaarde moet wel zijn dat de organisatie gecertificeerd is. De organisatie moet daarnaast bewijzen dat de administratieve organisatie en de interne logistiek per bewind gescheiden is. Het kan in zeer beperkte gevallen mogelijk zijn om één bewindvoerder beide bewinden te laten uitvoeren. De belangrijkste voorwaarde is dat de geestelijke situatie van de schuldenaar/ rechthebbende daarom vraagt. De postblokkade hoeft geen probleem te zijn als bewindvoerders Wsnp de post binnen een week zouden doorsturen naar de beschermingsbewindvoerder. Voor de bewindvoerder Wsnp moet het mogelijk zijn beschermingsbewind aan te vragen voor de schuldenaar. Beschermingsbewind kan voorkomen dat de schuldenaar nieuwe schulden maakt. De resultaten van dit onderzoek zijn niet voldoende om duidelijkheid te geven of het toezicht van de rechters kan worden gecombineerd. Aanbevelingen De aanbevelingen worden in het rapport per onderwerp gegeven. De belangrijkste aanbevelingen zijn de volgende: 3
Raad voor Rechtsbijstand Managementsamenvatting _________________________________________________________________________________
Bewindvoerders Wsnp en OBM moeten geïnformeerd worden over elkaars taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden. Verder moeten zij op de hoogte zijn van de gevolgen zodra beide bewinden van toepassing zijn. Hoe zijn de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden verdeeld. De geldende richtlijnen voor beschermingsbewind (LOK) en Wsnp (Recofa en Raad voor Rechtsbijstand ’s-Hertogenbosch) moeten aangepast worden. Nu vermelden de richtlijnen dat de bewindvoerder minimaal éénmaal per week post doorstuurt aan de schuldenaar. Dit moet veranderen in: de bewindvoerder stuurt de post binnen een week door. Ook kan in beide richtlijnen worden aangegeven wat de bewindvoerders moeten doen als het andere bewind wordt ingesteld. Het Bureau Wsnp zou samen met Recofa, de Brancheverening voor Professionele Bewindvoerders en Inkomensbeheerders (BPBI) en het Landelijk Overleg Kantonsectorvoorzitters (LOK) een proefproject kunnen starten, waarbij binnen een arrondissement bewindvoerderorganisaties beide bewinden mogen voeren over dezelfde persoon. Hiermee kan worden bewezen dat een organisatie beide bewinden kan voeren, of juist het tegendeel. Een strikte voorwaarde is dat de organisatie gecertificeerd is bij het Bureau Wsnp en de BPBI. De kwaliteitsnormen die tot certificering leiden, eisen dat de organisatie haar processen gescheiden houdt. Een bewindvoerder moet beide bewinden kunnen uitvoeren voor één persoon, mits is vastgesteld dat de geestelijke situatie van die persoon dat verlangt. Verder onderzoek is gewenst om de voorwaarden hieromtrent vast te stellen. Het Bureau Wsnp moet samen met de BPBI de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) of het ministerie van SoZaWe ertoe brengen een richtlijn of advies uit te brengen aan alle gemeenten. Daarin kan staan dat bij de behandeling van de aanvraag voor Bijzondere Bijstand moet worden meegenomen dat de aanvrager in de Wsnp zit. Lukt dit niet, dan is het zaak dat het Bureau Wsnp bij de werkgroep Vrij te laten bedrag van Recofa bewerkstelligt dat het salaris van de beschermingsbewindvoerder als correctiepost wordt opgevoerd en dat de periode van de Wsnp wordt verlengd zolang het nodig is om het gemis aan boedelafdracht te compenseren. Aan art. 1:432 lid 1 BW moet de bewindvoerder Wsnp worden toegevoegd als persoon die het beschermingsbewind mag aanvragen.
4
Raad voor Rechtsbijstand Probleem en opdrachtformulering _________________________________________________________________________________
Leeswijzer Het doel van dit rapport is om de problemen in kaart te brengen die zich voordoen tussen de bewindvoerders en te adviseren in oplossingen die bruikbaar zijn voor beide bewindvoerders. Het rapport is als volgt opgebouwd: Hoofdstuk 1: Een algemene beschrijving van de Raad voor Rechtsbijstand, het Bureau Wsnp en de beide bewinden. Hoofdstuk 2: De probleemschets en de daaruit gekomen opdrachtformulering. Hoofdstuk 3: Een beschrijving van het aantal mensen dat in de Wsnp zit en het aantal faillissementen per jaar. Hoofdstuk 4: Het onderzoeksmodel en de methode van uitvoer. Hoofdstuk 5: De resultaten van het onderzoek. Hoofdstuk 6: De conclusies die voortvloeien uit het onderzoek en de aanbevelingen aan de Raad voor Rechtsbijstand. Hoofdstuk 7: Het plan van implementatie.
5
Raad voor Rechtsbijstand Probleem en opdrachtformulering _________________________________________________________________________________
Inhoudsopgave Voorwoord
1
Management samenvatting
2
Leeswijzer
5
Inhoudsopgave
6
H1
Algemene beschrijving Raad voor Rechtsbijstand en Bureau Wsnp 1.1 Wet schuldsanering natuurlijke personen 1.2 Onderbewindstelling ter bescherming van meerderjarigen
7 7 7
H2
Probleem en opdrachtformulering 2.1 Probleemschets 2.2 Probleemstelling 2.3 Opdrachtformulering
9 9 9 10
H3
Situatiebeschrijving
11
H4
Onderzoeksmodel en onderzoeksmethode 4.1 Het Tien Stappen Plan 4.2 Deel I: Conceptueel Ontwerp 4.3 Deel II: Onderzoekstechniek
12 12 13 14
H5
Resultaten 5.1 Resultaten enquête 5.1.1 Kwalitatieve resultaten 5.1.2 Kwantitatieve resultaten 5.2 Resultaten uit de interviews
16 16 16 18 19
H6
Conclusies en Aanbevelingen
26
Literatuurlijst
36
6
Raad voor Rechtsbijstand Probleem en opdrachtformulering _________________________________________________________________________________
H1
Algemene beschrijving
1.1
Wet schuldsanering natuurlijke personen
De Wsnp is sinds 1 december 1998 van kracht en is als derde titel toegevoegd aan de Faillissementswet. Een groot verschil met de eerste twee titels van de Faillissementswet is dat de Wsnp een debiteurenwet is. Door invoering van deze wet is het mogelijk geworden voor natuurlijke personen – particulieren en ondernemers zonder rechtspersoonlijkheid – om onder voorwaarden, een ‘schone lei’ voor hun schulden te verkrijgen nadat zij in financiële moeilijkheden zijn geraakt. 1 Bij het opstellen van de wet heeft men drie doelstellingen voor ogen gehad 2 : •
•
•
De wet biedt een regeling die voorkomt dat natuurlijke personen tot in de lengte van dagen door hun schuldeisers worden achtervolgd. Hierbij wordt de mogelijkheid van een ‘schone lei’ geboden zelfs wanneer schuldeisers niet akkoord gaan met de schuldsanering. De wet bevordert de bereidheid van schuldeisers om akkoord te gaan met een minnelijke regeling. Het wettelijke traject is voor schuldeisers minder aantrekkelijk in vergelijking tot het minnelijke traject. Bij het wettelijke traject worden salariskosten van een bewindvoerder samen met publicatie- en eventuele andere kosten uit de boedel onttrokken voordat wordt uitgedeeld aan de schuldeisers. De aflossing in de Wsnp is daardoor lager dan bij een minnelijk akkoord. Op deze wijze zou de Wsnp als stok achter de deur moeten fungeren. De wet beoogt het aantal faillissementen van natuurlijke personen terug te dringen. Natuurlijke personen hebben onder meer de mogelijkheid om toepassing van de Wsnp aan te vragen indien hun schuldeisers een faillissement hebben aangevraagd.
Uit evaluatie van de Wsnp is onder meer gebleken dat de regeling onvoldoende oplossingen biedt voor schuldenaren met psychosociale problemen. Een wetsvoorstel tot wijziging van de Wsnp is in behandeling bij de Tweede Kamer. Dit wetsvoorstel strekt ertoe de Wsnp-regeling te vereenvoudigen en de toegang tot de regeling beter te beheersen, met een tweeledig doel: De toegang beperken tot die schuldenaren die 'er klaar voor zijn' en verlichting van de werklast voor de rechterlijke macht en de bewindvoerders. 1.2
Onderbewindstelling ter bescherming van meerderjarigen 3
Deze wet is sinds 1 september 1982 in werking getreden en is als titel 19 toegevoegd aan Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek. Het doel van de regeling: Het beschermingsbewind is ingevoerd vanuit de behoefte aan een beschermingsmaatregel voor wilsonbekwame meerderjarigen die minder ingrijpend is 1
N. Huls; V. Schellekens. Je ziet de gaten in hun handen. 2005 MvT wetsvoorstel 14 december 2004 3 Hierna beschermingsbewind genoemd 2
7
Raad voor Rechtsbijstand Probleem en opdrachtformulering _________________________________________________________________________________
dan de curatele en specifiek toegespitst op vermogensbeheer 4 . Onderbewindstelling van goederen is mogelijk voor meerderjarigen die door hun lichamelijke of psychische toestand tijdelijk of blijvend niet in staat zijn om hun financiële belangen te behartigen. Het is niet altijd nodig om alle goederen van iemand onder beschermingsbewind te stellen. Soms kan er volstaan worden met een bewind over bepaalde goederen. In de aanvraag moet dan wel precies worden aangegeven om welke goederen het gaat. De onder bewind gestelde persoon (rechthebbende) kan dan niet meer zelfstandig over deze goederen beslissen. Hij mag bijvoorbeeld niet iets verkopen zonder toestemming van de bewindvoerder. Andersom mag de bewindvoerder niet zelfstandig beschikken over de goederen, zonder toestemming van de rechthebbende of tussenkomst van de kantonrechter. Beslissingen moeten wel, zolang dat gaat, samen met rechthebbende worden genomen. De bewindvoerder gaat over het beheer van de goederen. De hoofdtaak van de beschermingsbewindvoerder is het beheren en administreren van het vermogen van de rechthebbende.
4
K. Blankman; I.G. Oehlers-Oosterhof; H.C.D.M. Oomens. Onderbewindstelling ter bescherming van meerderjarigen, het beschermingsbewind nader onderzocht. 2002
8
Raad voor Rechtsbijstand Probleem en opdrachtformulering _________________________________________________________________________________
H2
Probleem en opdrachtformulering
2.1
Probleemschets
Het Bureau Wsnp is ter ore gekomen dat zich praktische problemen (kunnen) voordoen als beide bewinden van toepassing zijn op dezelfde persoon. Zo zouden de beschermingsbewindvoerders last kunnen hebben van de postblokkade die in het kader van de Wsnp wordt opgelegd. Post kan daardoor later of niet aankomen bij de beschermingsbewindvoerder. Deze heeft de post nodig om rekeningen te kunnen betalen en andere activiteiten ten bate van de boedel uit te voeren. Ook is niet duidelijk wie van de bewindvoerders uiteindelijk verantwoordelijk is voor de boedel. Beiden voeren het beheer daarover. Daarnaast wordt het salaris van de beschermingsbewindvoerder in de regel betaald door de schuldenaar zelf. Hier wordt echter geen rekening gehouden bij de berekening van het vrij te laten bedrag 5 . Als het salaris van de beschermingsbewindvoerder niet kan worden betaald, kan dat leiden tot nieuwe schulden, terwijl de beschermingsbewindvoerder er juist is om te voorkomen dat (nieuwe) schulden ontstaan. Binnen het Bureau Wsnp rezen enkele vragen: 1. Mogen beide bewinden wel tegelijkertijd doorlopen worden? 2. Welke wet prevaleert boven de ander? 3. Is de uitvoer van het beschermingsbewind vergelijkbaar met de uitvoer van de Wsnp? 4. Mag een organisatie beide bewinden uitvoeren en is het mogelijk om één persoon als bewindvoerder voor beide bewinden te laten optreden? Om zowel de aanwezigheid en de omvang van eventuele problemen bevestigd te krijgen, heb ik oriënterende interviews 6 afgenomen. Hieruit is gebleken dat er voldoende gronden bestaan voor een onderzoek. 2.2
Probleemstelling
Op basis van de hierboven beschreven probleemschets en de oriënterende interviews is de probleemstelling als volgt: Er ontstaan problemen tussen de bewindvoerder Wsnp en de bewindvoerder beschermingsbewind meerderjarigen als beide bewinden van toepassing zijn op dezelfde persoon. Daaruit komen enkele onderzoeksvragen naar voren, die door het volgen van een model zijn geformuleerd. Deze vragen worden in hoofdstuk 4 gesteld.
5
Het vrij te laten bedrag is het bedrag waarover de bewindvoerder Wsnp maandelijks niet over kan beschikken. Het is vrij aan de schuldenaar om dit bedrag te spenderen, maar het bedrag heeft als uitgangspunt 95% tot 100% van de bijstandsnorm 6 Zie bijlage 5 voor de uitwerkingen van de oriënterende interviews
9
Raad voor Rechtsbijstand Probleem en opdrachtformulering _________________________________________________________________________________
2.3
Opdrachtformulering
De opdrachtformulering wordt als uitgangspunt genomen voor het eindresultaat van het onderzoeksrapport. Het Bureau Wsnp te ’s-Hertogenbosch verwacht aan het eind van de afstudeerperiode (16 januari 2006) een adviesrapport met betrekking tot de problemen die voortkomen uit de wisselwerking tussen het beschermingsbewind meerderjarigen en de wettelijke schuldsanering. Concreet: - Welke problemen ontstaan er als een bewindvoerder Wsnp en een bewindvoerder beschermingsbewind meerderjarigen ieder zijn bewind voert over één en dezelfde persoon? Breng die problemen in kaart en schep waar nodig duidelijkheid over juridische aspecten. - Draag praktische en procesmatige oplossingen aan, geschikt voor de bewindvoerders van beide regimes. - Adviseer in het institutionaliseren van de praktische oplossingen. Het Bureau Wsnp wenst een plan voor implementatie van de oplossingen van de problemen. Buiten de opdracht valt: - De taken van de curator (volgens het BW) en de bewindvoerder beschermingsbewind meerderjarigen komen voor een groot deel overeen. Toch zijn er duidelijke verschillen. Wegens tijdgebrek beperk ik me tot de bewindvoerders. - Dat geldt ook voor het toezicht van de rechtbanken op de uitvoer van de werkzaamheden van zowel beschermingsbewindvoerders als bewindvoerders Wsnp. Er wordt wel gekeken naar de uitvoer, maar niet naar het proces van het toezicht. - Natuurlijke personen die het beschermingsbewind uitvoeren zijn uitgesloten van het onderzoek, omdat er weinig problemen bekend zijn met natuurlijke personen. Ik beperk mij tot de problemen die voor komen met rechtspersoonlijke bewindvoerders. Oplossingen en adviezen uit mijn onderzoek kunnen evengoed voor natuurlijke personen gelden. De opdracht is volgens de SMART methode 7 opgezet.
7
Zie bijlage 6
10
Raad voor Rechtsbijstand Onderzoeksmodel en onderzoeksmethode _________________________________________________________________________________
H3
Situatiebeschrijving
Groei aantal uitgesproken Wsnp zaken Het aantal nieuwe Wsnp zaken groeit in 2005 nog steeds. De toename is echter minder sterk dan in 2004. Gedurende de eerste acht maanden van 2005 verklaarden de rechtbanken gezamenlijk bijna 9900 keer de schuldsanering van toepassing, tegen ruim 9.400 keer in het vorige jaar. Het aantal zaken voor het gehele jaar zal daarmee naar verwachting op 15.000 uitkomen. Figuur 1
Definitief uitgesproken schuldsaneringen 16000 14000 12000 10000 8000 6000 4000 2000 0 1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
Jaar Bron: CBS/Bureau Wsnp Tabel 1
Schuldsanering Onderwerpen Schuldsaneringen Totaal schuldsaneringen Regio
Perioden
Nederland
1999
6 360
2000
8 669
2001
8 678
absoluut
2002
9 480
2003
10 599
2004 2005 naar verwachting
14 054 ±15.000
2005 1e kwartaal
3 865
2005 2e kwartaal
3 642
2005 3e kwartaal
3 302
© Centraal Bureau voor de Statistiek, Voorburg/Heerlen 2005-12-19
Het aantal lopende Wsnp zaken is op 19 december 2005 41.462 8
8
Bron: Bureau Wsnp, vastgesteld op 19 december 2005
11
Raad voor Rechtsbijstand Onderzoeksmodel en onderzoeksmethode _________________________________________________________________________________
Aantal uitgesproken beschermingsbewinden Het is niet met zekerheid te zeggen hoeveel beschermingsbewinden er op het moment zijn ingesteld. Bij het CBS en de BPBI is hierover niets bekend. In 2002 is onderzoek gedaan naar de werking van het beschermingsbewind in de praktijk 9 . Eén van de onderzoeksvragen was: “Ten behoeve van hoeveel rechthebbenden zijn er momenteel in Nederland bewinden ingesteld?” Uit dit onderzoek komt een schatting naar voren van 48.000 lopende bewinden (peildatum 1 januari 2001). Over groei of daling van het aantal bewinden is niets bekend.
H4
Onderzoeksmodel en onderzoeksmethode
De rode draad door mijn gehele afstudeerstage is het Tien Stappen Plan (TSP) 10 . Dit is een voorgeschreven standaardmethode. Voor het vaststellen van onderzoeksvragen is gekozen voor een model wat beschreven wordt in het boek “Het ontwerpen van een onderzoek” van P. Verschuren en H. Doorewaard. De dataverzamelingsmethoden zijn ontleend aan het boek “Kwalitatief onderzoek” van Baarda, De Goede en Teunissen. 4.1
Het Tien Stappen Plan
Het Tien Stappen Plan kent drie belangrijke fasen. Binnen deze fasen worden in totaal tien op elkaar aansluitende stappen onderscheiden. De fasen zijn: 1 Oriënterende fase, gericht op het extern en intern verkennen van het probleem en het maken van contractuele afspraken tussen organisatie en adviseur/ stagiair. 2 Onderzoeks- en oplossingsfase, gericht op de uitvoering van het eigenlijke onderzoek en het genereren van passende oplossingen. 3 Invoeringsfase, waarin geaccepteerde adviezen daadwerkelijk worden ingevoerd.
Mijn onderzoek heeft een juridisch karakter en uit onderzoek van organisatorische modellen blijkt dat een dergelijk model zich daar niet voor leent. 9
Blankman K., Oehlers-Oosterhof I.G. en Oomens H.C.D.M., Onderbewindstelling ter bescherming van meerderjarigen, Het beschermingsbewind nader onderzocht. Vrije Universiteit Amsterdam, 2002 10 P. Kempen; J. Keizer. Advieskunde voor praktijkstages, organisatieverandering als leerproces. 2000
12
Raad voor Rechtsbijstand Onderzoeksmodel en onderzoeksmethode _________________________________________________________________________________
Verschuren en Doorewaard geven een bruikbare handleiding tot het opzetten van een onderzoeksmethode. De handleiding is opgebouwd uit twee delen: het conceptueel ontwerp en de onderzoekstechnieken. In het conceptueel ontwerp wordt bepaald wat de doelstelling, de onderzoeksvragen en het onderzoeksmodel zijn. In het tweede deel wordt bepaald welke onderzoeksinstrumenten worden gebruikt. 4.2
Deel I: Conceptueel ontwerp11
Korte omschrijving van het doel van het onderzoek: Het verzamelen van problemen die voortkomen uit de wisselwerking tussen het beschermingsbewind meerderjarigen en de wettelijke schuldsanering. Het aanbieden van praktische oplossingen en verduidelijking van juridische aspecten. Vaststellen van het te bestuderen onderzoeksobject De wettelijke schuldsanering en het beschermingsbewind meerderjarigen als beide bewinden van toepassing zijn op dezelfde persoon. Onderzoeksoptiek De optiek is de wijze waarop naar het onderzoeksobject wordt gekeken. Het onderzoek zal voor een deel probleemsignalerend onderzoek zijn. De opdrachtformulering laat duidelijk zien dat de aanleiding voor het onderzoek enkele gesignaleerde problemen zijn. Voor het andere deel zal het onderzoek veranderingsgericht zijn. De uitkomst van het onderzoek moet een verandering teweegbrengen. Visualisering en verwoording
Theorie
Dataverzamelingsmethoden
Proces Analyse resultaten Beoordelingscriteria
Problemen verzamelen Vooronderzoek
(a)
Analyse resultaten
Aanbeveling: breng de problemen tussen beide regimes in kaart en geef oplossingen
Formele regelingen
(b)
(c)
(d)
(a) De verschillende dataverzamelingsmethoden 12 : de theorie, het in kaart brengen van de problemen en het vooronderzoek leveren de praktische en theoretische beoordelingscriteria (b) waarmee ik het proces en 11 12
P. Verschuren; H. Doorewaard. Het ontwerp van een onderzoek. 2000 Baarda, De Goede en Teunissen, “Kwalitatief onderzoek”. Zie Onderzoekstechnieken
13
Raad voor Rechtsbijstand Onderzoeksmodel en onderzoeksmethode _________________________________________________________________________________
regelingen/wetgeving beoordeel. Deze resultaten worden geanalyseerd (c) , zodat aanbevelingen (d) voor (praktische) oplossingen van de problemen gegeven worden. Mocht blijken dat de voorgaande fase onvoldoende heeft opgeleverd voor de volgende fase, dan kan altijd een stap teruggedaan worden. Hoofdvragen en deelvragen Welke problemen zijn er tussen de bewindvoerders Wsnp en Beschermingsbewind? Bij a) Welke praktische problemen zijn er? Welke juridische aspecten kunnen problemen veroorzaken? Hoe vaak komen ‘dubbele’ regimes voor? Wat voor een invloed hebben de problemen op de werkzaamheden van de bewindvoerders? Bij b) en c) Geven de processen van de bewindvoerders een mogelijkheid om praktische problemen op te lossen? Stagneren hun dagelijkse werkzaamheden als de problemen tussen beiden zich voordoen? Geeft wet- en regelgeving enige mogelijkheid tot oplossing van problemen? Welke adviezen vloeien voort uit de analyse van de processen en de vastgestelde problemen? Bij d) Welke praktische en procesmatige oplossingen zijn te bedenken? Welke mogelijkheden zijn er om de oplossingen te formaliseren? Uit de onderzoeksvragen is afgeleid dat voor een groot deel een kwalitatief onderzoek uitvoerd is 13 . Echter, Verschuren en Doorewaard maken in hun tweede deel van het ontwerpen van een onderzoek geen onderscheid tussen een kwalitatief onderzoek en een kwantitatief onderzoek. In het tweede deel, de onderzoekstechnieken, is gekozen om gebruik te maken van het boek “Kwalitatief onderzoek” van D. Baarda, M. de Goede en J. Teunissen. 4.3
Deel II: Onderzoekstechniek 14
Voor deze dataverzamelingsmethoden is gekozen: Empirisch onderzoek - Enquête - Observeren van de werkzaamheden van beide bewindvoerders - Open, topic-interviews Deskresearch - Studie van documenten De aanpak van het probleem door gebruik te maken van meerdere dataverzamelingsmethoden noemt Baarda de multimethode- of triangulatieaanpak.
13 14
D. Baarda; M. de Goede; J. Teunissen geven hierover bevestiging in hun boek “Kwalitatief Onderzoek”. D. Baarda; M. de Goede; J. Teunissen. Kwalitatief Onderzoek. 2000
14
Raad voor Rechtsbijstand Onderzoeksmodel en onderzoeksmethode _________________________________________________________________________________
Enquête Het doel van de enquête is het inventariseren van problemen die bewindvoerders Wsnp en OBM in de uitvoering van hun werkzaamheden ondervinden als zij met een bewindvoerder van het andere regime te maken krijgen. Daarnaast wil het Bureau Wsnp een indicatie van het aantal personen dat zowel onder beschermingsbewind als bewindvoering Wsnp staat. 15 . Dit is het enige kwantitatieve onderdeel van mijn kwalitatief onderzoek. Er zijn twee enquêtes opgesteld. Eén voor bewindvoerders Wsnp en één voor beschermingsbewindvoerders. De steekproef onder bewindvoerders Wsnp is een selecte steekproef 16 . Reden hiervoor is dat de kans op problemen bij organisaties, met meer dan 90 zaken per jaar, groter is. De steekproef bij beschermingsbewindvoerders is een sneeuwbalsteekproef 17 . Het verzamelen van adressen van de bewindvoerders verliep zeer moeizaam. Van hen bestaat geen register. Het startpunt hierbij waren enkele personen die bekend zijn met het beschermingsbewind. Observeren Door een dag mee te lopen met zowel een beschermingsbewindvoerder als een bewindvoerder Wsnp was het mogelijk beide processen te observeren en in kaart te brengen. Interviewen Er is gebruik gemaakt van de methode van een open interview. Het doel van een open interview is dat antwoorden geput worden uit de deskundigheid en ervaringen van de geïnterviewde. Dit sluit aan bij een kwalitatief onderzoek 18 . De methode van een open interview is gecombineerd met de methode van de halfgestructureerde interviews. Er is namelijk gebruik gemaakt van topics die aan de te interviewen personen zijn voorgelegd. Per te interviewen persoon wordt bekeken welke topic relevant is. Documenten Er is gebruik gemaakt van archieven en specifieke documenten, waar door de geïnterviewden op gewezen is. Het ging dan wel om niet-persoonlijke documenten zoals notulen, ambtelijke stukken, cliëntendossiers en objectieve verslaglegging van feiten en regelingen.
15
Hiervoor heb ik gebruik gemaakt van “Basisboek Methoden en Techniek” van D. Baarda en M. de Goede. Steekproeven komen uit Brinkman, “Cijfers spreken” 17 Een sneeuwbalsteekproef is noodzakelijk als er geen gegevens bekend zijn om de populatie te kunnen vaststellen. Er wordt dan gebruik gemaakt van mensen die weer mensen kennen die weer mensen kennen. 18 D. Baarda, M. de Goede en J. Teunissen. Kwalitatief onderzoek. 2000 16
15
Raad voor Rechtsbijstand Resultaten _________________________________________________________________________________
H5
Resultaten
De resultaten komen voort uit de verschillende dataverzamelingsmethoden. De enquête had voornamelijk een inventariserend karakter. De gesprekken hadden een verklarend en onderzoekend karakter. De nadruk lag op de ervaring en deskundigheid van de geïnterviewde. Uit literatuurstudie is niet veel informatie naar voren gekomen over oplossingen voor de problemen. De literatuur diende meer ter ondersteuning van het onderzoeksproces en het benoemen van problemen. Derhalve is het resultaat te marginaal gebleken om het hier apart te bespreken. 5.1
Resultaten enquête
5.1.1 Kwalitatieve resultaten Voor het verzamelen van de praktische problemen is het gebruik van een enquête een zeer goed middel gebleken. Ook is op basis van de kwantitatieve gegevens uit de enquête een ruwe schatting gemaakt over hoe vaak op één persoon beiden bewinden van toepassing zijn. Het aantal reacties op de verzonden enquêtes was bij de bewindvoerders Wsnp 45% (verzonden: 98, reacties: 44). Daarnaast hebben drie niet-aangeschreven bewindvoerders de enquête via de website ingevuld, wat het totaal aantal ontvangen enquêtes op 47 brengt. Bij de beschermingsbewindvoerders lag het aantal reacties op 29% (41 van de 139 verstuurde enquêtes). Eén bewindvoerder is niet aangeschreven, maar heeft via de website gereageerd. Drie organisaties gaven aan dat zij geen beschermingsbewinden uitvoeren (een nadeel van de sneeuwbalsteekproef) en één organisatie is in ver gevorderd stadium van oprichting. Dit brengt het totaal aantal bruikbare enquêtes op 38 van de 42 ontvangen reacties. Uit de enquête verstuurd aan bewindvoerders Wsnp zijn de volgende problemen naar voren gekomen: 1. Post die rechtstreeks naar de beschermingsbewindvoerder wordt gestuurd. Uit navraag blijkt dat veel beschermingsbewindvoerders aan de belastingdienst en financiële instellingen verzoeken de post van de schuldenaar op het adres van de beschermingsbewindvoerder te laten bezorgen. De postblokkade werkt daardoor niet meer. 2. Slechte communicatie met de beschermingsbewindvoerder. Bewindvoerders zijn slecht bereikbaar en reageren niet of zeer laat. 3. Geen zicht op de financiële situatie van de schuldenaar. Schuldenaren ontvangen niet altijd informatie van hun beschermingsbewindvoerder over hun financiën. Zo verstrekken sommige beschermingsbewindvoerders geen overzicht van de maandelijkse inkomsten en uitgaven. 4. De beschermingsbewindvoerder voert zijn taken niet goed uit. Het gaat hier om het niet op tijd betalen van de vaste lasten, het verstrekken van te weinig leefgeld aan de schuldenaar en het te laat aanvragen van bijvoorbeeld een uitkering of huursubsidie.
16
Raad voor Rechtsbijstand Resultaten _________________________________________________________________________________
5. De beschermingsbewindvoerder is niet goed op de hoogte van de werking van de Wsnp. Dit uit zich in het niet afdragen van het positieve saldo bij aanvang van de Wsnp, een overlap in de werkzaamheden, een overlap in de kosten en onenigheid over de boedelafdrachten. 6. 18 Van de 47 respondenten geven aan dat zij geen problemen hebben ondervonden. Zij ervaren de samenwerking juist als prettig en juichen het instellen van beschermingsbewind toe. In deze gevallen verloopt de communicatie ook goed. De respondenten hadden vaak goede afspraken kunnen maken met de beschermingsbewindvoerder over onder andere het uitwisselen van gegevens en het afbakenen van de taken. Oplossingen die door de bewindvoerders Wsnp worden aangegeven: 1. Een betere communicatie met de beschermingsbewindvoerders, waarbij onder andere gesproken wordt over: • Afbakenen van de taken • Zeuren of dreigen met het doorgeven van een klacht • Over het uitwisselen van gegevens • Vaststellen dat de bewindvoerder Wsnp betreffende de boedelafdracht altijd gelijk heeft 2. De kosten voor beschermingsbewind als correctiepost in het Vtlb opnemen. 3. Zolang de postblokkade van kracht is gaat alle post eerst naar de bewindvoerder Wsnp. 4. Het beschermingsbewind laten opheffen door de kantonrechter. Uit de enquête verstuurd aan de beschermingsbewindvoerders zijn de volgende problemen door de bewindvoerders ingevuld: 1. Postblokkade, waaronder: • Niet tijdig ontvangen van de post • Geen of niet alle post ontvangen 2. Slechte communicatie met de bewindvoerder Wsnp, waaronder: • Slecht of niet doorgeven van financiële wijzigingen en het Vtlb • Nauwelijks reageren op vragen en slecht overleg met de bewindvoerder Wsnp • Financiële zaken worden overlegd met de schuldenaar in plaats van met de beschermingsbewindvoerder 3. Slechte samenwerking met de bewindvoerder Wsnp, zoals het niet gesplitst willen opsturen van de post naar de beschermingsbewindvoerder en de schuldenaar. 4. Problemen met de financiën van het eigen bewind sinds de Wsnp van toepassing is verklaard op de rechthebbende, waaronder: • Met de kosten van het beschermingsbewind wordt geen rekening gehouden • Het inhouden van voorlopige teruggave en de heffingskorting door de bewindvoerder Wsnp • Moeite om het budget sluitend te krijgen
17
Raad voor Rechtsbijstand Resultaten _________________________________________________________________________________
• • •
Het afdragen van de alimentatie aan de boedel Het beslagleggen op de rekening van het beschermingsbewind Er ontstaat een nieuwe schuld als de rekening van de rechthebbende wordt omgezet naar een debetstand • Een onjuiste boedelafdracht wordt berekend • De bewindvoerder Wsnp maakt een verkeerde Vtlb-berekening 5. Onvoldoende zorg van de bewindvoerder Wsnp voor de ontvangen gelden en voor de cliënt. 6. Onduidelijkheid over de bevoegdheden van beide bewindvoerders. 7. De bewindvoerder Wsnp wenst geen beschermingsbewind meer, waaronder: • Het beschermingsbewind is volgens de bewindvoerder Wsnp overbodig doordat de bewindvoerder Wsnp min of meer de taken van de beschermingsbewindvoerder overneemt. • De bewindvoerder Wsnp stelt dat het beschermingsbewind is afgelopen bij de toepassing van de Wsnp. 8. Een paar respondenten geeft aan dat ze geen problemen hebben met de bewindvoerder Wsnp. Het overleg en de samenwerking met de bewindvoerder Wsnp verloopt goed. Oplossingen die door de beschermingsbewindvoerders zijn aangegeven of zijn uitgevoerd: 1. Er dient beter te worden gecommuniceerd met de bewindvoerder Wsnp. 2. De bewindvoerder Wsnp moet de gesprekken met de beschermingsbewindvoerder voeren in plaats van met de cliënt/schuldenaar. 3. In enkele gevallen kan juridische interventie een oplossing bieden zoals: • het inschakelen van de kantonrechter • een klacht naar de rechtbank. 4. Bezuinigen op reserveringen van de rechthebbende (= schuldenaar). 5.1.2 Kwantitatieve resultaten Het doel van de enquête was het verzamelen van zoveel mogelijk problemen die bewindvoerders Wsnp en OBM ondervinden tijdens de samenwerking met de ander. Daarnaast wilde het Bureau Wsnp een indicatie van het aantal personen dat onder beide bewinden staat. De totale caseload van de Wsnp-respondenten is 12.266 zaken. In 806 schuldsaneringzaken is tevens het beschermingsbewind van toepassing. Uit de enquête is gebleken dat in ongeveer 6,6% van de Wsnp-zaken ook het beschermingsbewind van toepassing is. Passen we dit percentage toe op het huidige totaal van 41.462 19 lopende schuldsaneringzaken, dan zal in 2736 Wsnp-zaken het beschermingsbewind van toepassing zijn. De beschermingsbewindvoerders gaven aan dat in gemiddeld 7,1% van de beschermingsbewinden tevens de Wsnp van toepassing is. Dit percentage komt van de 7258 zaken die de OBM-respondenten in totaal hebben. Hier is in 520 zaken ook de Wsnp van toepassing. Over het totale aantal zaken beschermingsbewind is zeer 19
Op 19 december 2005
18
Raad voor Rechtsbijstand Resultaten _________________________________________________________________________________
moeilijk iets te zeggen. In een rapport 20 van de Vrije Universiteit Amsterdam, uit 2002, is een schatting gemaakt van 48.000 lopende beschermingsbewinden. De peildatum is 1 januari 2001. Van een latere periode zijn er geen aantallen bekend. Als we uitgaan van 7,1% van 48.000 beschermingsbewinden, houdt dit in dat er in 3408 zaken tevens Wsnp van toepassing is. 5.2
Resultaten uit de interviews
De interviews zijn afgenomen bij personen in de functie van bewindvoerder Wsnp, beschermingsbewindvoerder, kantonrechter en rechter-commissaris. Daarnaast is er telefonisch contact geweest met medewerkers van verschillende rechtbanken, aan wie specifieke vragen zijn voorgelegd. Hieronder vindt u de uitwerking van de interviews, gecategoriseerd in verschillende onderwerpen. Boedelverdeling en verdeling van bevoegdheid De respondenten gaven aan dat het voor hen duidelijk is waar de scheiding van de boedel ligt. De bewindvoerder Wsnp legt beslag op de bovenmatige boedel en het inkomen dat overblijft na berekening van het Vtlb (art. 21 en 295 Fw). De kantonrechter bepaalt bij het onder bewindstellen welke goederen onder het bewind vallen. Als de Wsnp van toepassing is verklaard, dan heeft de beschermingsbewindvoerder alleen het beheer en beschikking over het Vtlb en de inboedel van de schuldenaar, voor zover niet bovenmatig. Tijdens de uitvoering van beide bewinden ziet de verdeling van de boedel er als volgt uit: De boedel van de schuldenaar: Deel voor de Wsnp-bewindvoerder: het inkomen boven het vrij te laten bedrag + bovenmatige inboedel
Wat buiten de boedel valt, waaronder de inboedel voor zover niet bovenmatig en het Vtlb, is het speelveld van de beschermingsbewindvoerder. Hieraan is te zien dat de bewindvoerders elkaar helemaal niet in de weg hoeven te lopen of zoals een geïnterviewde vertelde: Ze hoeven elkaar niet te bijten. Voor de beschermingsbewindvoerder kun je stellen dat zijn rekening weer op nul begint wanneer de Wsnp van toepassing is verklaard. Hij heeft immers nu alleen het beheer en deels de beschikking over het Vtlb en de inboedel van de schuldenaar. Het is belangrijk om bij discussie over de uitvoering van beide bewinden te weten welke wetsbepaling van toepassing is. De meeste geïnterviewden zijn van mening dat de wetsbepalingen van de Wsnp en het beschermingsbewind niet strijdig zijn met elkaar. Uit jurisprudentie van de Hoge Raad blijkt dat in de meeste gevallen de jongere wet prevaleert. In dit geval de Wsnp. 20
Blankman K., Oehlers-Oosterhof I.G. en Oomens H.C.D.M., Onderbewindstelling ter bescherming van meerderjarigen, Het beschermingsbewind nader onderzocht. Vrije Universiteit Amsterdam, 2002
19
Raad voor Rechtsbijstand Resultaten _________________________________________________________________________________
De literatuur geeft meer duidelijkheid over de rangorde van wetten 21 . Een rechter heeft enkele rangregels wanneer meerdere wetten in materiële zin dezelfde materie regelen: Hoog gaat boven laag (“Lex superior derogat legi inferiori”); Jong gaat boven oud (“Lex posterior derogat legi proiri”); Bijzonder gaat boven algemeen (“Lex specialis derogat legi generali”). In een later gesprek vermeldde een respondent dat er tijdens het beschermingsbewind geen sprake is van het ‘afpakken’ van het eigendom van de rechthebbende. De bewindvoerder Wsnp hoeft derhalve geen toestemming te vragen aan de beschermingsbewindvoerder voordat hij insolventiebeslag legt. Voor de beschermingsbewindvoerder staat geen bezwaarmogelijkheid open. Dat niet altijd duidelijk is waar de scheiding ligt, blijkt uit een casus die tijdens de interviews is besproken. De rechthebbende, tevens schuldenaar en/of de beschermingsbewindvoerder willen beiden het huis van de rechthebbende verkopen of hebben een plaatsvervangende machtiging van de kantonrechter. Alleen wil de bewindvoerder Wsnp niet dat hij verhuist. Wie van de twee bewindvoerders zal gelijk krijgen? De geïnterviewden die voornamelijk met de Wsnp te maken hebben, zijn van mening dat de bewindvoerder Wsnp gelijk krijgt, omdat dat deel van het vermogen onder zijn bewind valt. De geïnterviewden die meer te maken hebben met het beschermingsbewind zetten daar echter vraagtekens bij. Zij denken dat in het geval van een ‘luxeverhuizing’ de Wsnp voor gaat. Is de verhuizing nodig omdat de schuldenaar/rechthebbende zich de woning niet meer kan veroorloven dan zal de bewindvoerder Wsnp volgens hen aan het kortste end trekken. Beide bewinden door één persoon uitgevoerd Op deze vraag verschilden de geïnterviewden sterk. De voordelen die de geïnterviewden schetsten zijn de communicatie en minder kans op discussie en problemen tussen de schuldenaar/rechthebbende en de bewindvoerder. Als één bewindvoerder heb je alle informatie voorhanden en voor de schuldenaar/rechthebbende en de schuldeisers is er maar één aanspreekpunt voor beide bewinden. Ook ontstaat er dan geen discussie over het vermogen en de boedel. De bewindvoerder heeft namelijk de gelegenheid om direct beslag te leggen op bovenmatige inboedel en de opbrengst hiervan over te maken op de boedelrekening. Een geïnterviewde stelde als voorwaarde dat als een bewindvoerder beide bewinden wil uitoefenen, hij lid moet zijn van de BPBI. Leden van BPBI moeten namelijk aan bepaalde kwaliteitseisen voldoen. Sommige geïnterviewden zijn van mening dat er geen belangenverstrengeling is als beide regimes door één bewindvoerder worden uitgevoerd. Hoewel de bewindvoerder Wsnp in beginsel de belangen van de schuldeisers behartigt, is de schuldenaar ook gebaat bij een goed verloop van de Wsnp. Het beschermingsbewind behartigt de belangen van de schuldenaar. Als de bewindvoerder beide bewinden mag uitvoeren, zal er een soepeler verloop van de Wsnp zijn.
21
Algra N.E. en Janssen H.C.J.G. (1996). Rechtsingang. Een oriëntatie in het recht. pp 72-73
20
Raad voor Rechtsbijstand Resultaten _________________________________________________________________________________
Andere geïnterviewden vertellen dat het combineren van beide functies praktische voordelen heeft, maar dat er nadelen zijn die zwaarder wegen. Deze mensen stellen dat er tegenstelling van belangen bestaat. Als bewindvoerder Wsnp wil je zoveel mogelijk boedelafdracht creëren voor de crediteuren terwijl de beschermingsbewindvoerder juist wil dat zijn cliënt zoveel mogelijk inkomsten (een hogere Vtlb) heeft, waardoor zijn speelruimte groter wordt. Ook zit je als één bewindvoerder met twee petten op. Enerzijds voer je als bewindvoerder Wsnp de wettelijke taken van de Wsnp uit, wat onder meer betekent dat hij beslag mag leggen op de bovenmatige boedel van de schuldenaar/rechthebbende. Hij kan tevens verzoeken om de schuldsanering te beëindigen, wat een faillissement als gevolg kan hebben 22 . Anderzijds beheer je als beschermingsbewindvoerder zijn vermogen, bestaande uit het Vtlb en de inboedel en ben je als beschermingsbewindvoerder meer hulpverlener voor de rechthebbende/schuldenaar. Ontstaat er discussie tussen de schuldenaar en de bewindvoerder Wsnp over onder meer het Vtlb, vaststelling van de bovenmatige boedel, liquidatie van het vermogen en/of het voldoen van de verplichtingen door de schuldenaar jegens de Wsnp, dan is het niet mogelijk om als beschermingsbewindvoerder de rechthebbende bij te staan in die discussie. Daarnaast hebben enkele geïnterviewden aangegeven dat de bewindvoerder Wsnp al de mogelijkheid heeft om een vorm van budgetbeheer uit te kunnen voeren. Artikel 310 Fw geeft de bewindvoerder de mogelijkheid om bepaalde betalingen namens en ten behoeve van de schuldenaar te verrichten. Dat dit in de praktijk zeer weinig voorkomt, ligt aan het feit dat bewindvoerders Wsnp voor deze extra taken bijna nooit een beloning kunnen bedingen bij de rechter-commissaris. Echter, budgetbeheer van het vrij te laten bedrag is geen standaard taak van de bewindvoerder Wsnp 23 . Het kan wel een hulpmiddel zijn om de doelstellingen van de schuldsanering te bereiken. In een zeer uitzonderlijk geval heeft een rechtbank toegestaan dat de bewindvoerder Wsnp tevens de beschermingsbewindvoerder is. De geestelijke situatie van die persoon werd boven de door de rechtbank bevonden tegengestelde belangen gesteld. De rechtbank volgt of volgde zo’n zaak wel kritischer dan andere zaken. Beide bewindvoerders onder één dak Enkele geïnterviewden zien er een praktisch voordeel in. De lijnen zijn kort waardoor de communicatie en het uitwisselen van gegevens tussen de bewindvoerders sneller verloopt. Omdat de beide bewindvoerders werkzaam zijn voor dezelfde organisatie, is er ook meer begrip voor elkaar. Er zouden geen problemen hoeven te worden verwacht als beide bewinden in één organisatie worden gevoerd. Wel zijn er verschillende voorwaarden genoemd. Beide bewinden moeten wel weten wat de taken en bevoegdheden van de andere bewindvoerder zijn. Iemand anders stelde dat de organisatie gecertificeerd en jaarlijks geaudit moet worden op dossiers en processen. Daardoor moet de organisatie zijn administratieve organisatie duidelijk in orde hebben. Zijn processen moeten transparant gemaakt worden, gecertificeerd zijn 22
Mocht een beëindiging op een van de gronden vermeld in artikel 350 Fw, lid 3 onder c, d en e zijn, dan vindt van rechtswege het faillissement van de schuldenaar plaats. Deze gronden zijn: de schuldenaar komt zijn verplichtingen niet meer na, de schuldenaar doet of laat bovenmatige schulden ontstaan en de schuldenaar tracht zijn schuldeisers te benadelen. 23 Richtlijn 17 uit Richtlijnen voor schuldsaneringen, augustus 2005.
21
Raad voor Rechtsbijstand Resultaten _________________________________________________________________________________
en de processen dienen logistiek op elkaar te zijn afgestemd. Een groot voordeel is dat je de gegevens van de cliënt maar eenmaal hoeft te registreren. Zowel voor het beschermingsbewind als de bewindvoering Wsnp bestaat er een systeem om de kwaliteit van de organisatie te meten. Dit systeem wordt bij de Wsnp toegepast op alle Wsnp-bewindvoerderorganisaties. Bij het beschermingsbewind gebeurt dit enkel bij organisaties die zijn aangesloten bij BPBI. Anderen zijn van mening dat er op zijn minst een sterke scheiding van de processen in de organisatie moet zijn. En zelfs al bestaat er een duidelijke scheiding, dan nog is het zeer twijfelachtig voor één cliënt beide bewinden te voeren binnen één organisatie. Veel geïnterviewden vinden dat er toch sprake kan zijn van belangenverstrengeling. Dit is ook de reden dat enkele rechtbanken niet willen dat één organisatie zowel Wsnp als beschermingsbewind uitvoert. Ook schijnen enkele rechtbanken dit standpunt te hanteren om organisaties te behoeden voor interne conflicten tussen de verschillende bewindvoerders. Eén rechtbank maakt een uitzondering als blijkt dat vanuit de situatie van de schuldenaar/rechthebbende gewenst is om beide bewinden bij één organisatie onder te brengen. Dit is dezelfde rechtbank die ook in een uiterst geval één bewindvoerder voor de beide bewinden heeft aangesteld. Een rechtbank heeft eens gezegd dat de argumenten tegen het voeren van beide bewinden onder één dak vooral suggestief zijn. De rechtbanken zouden het tegen willen houden omdat ze verwachten dat er situaties kunnen ontstaan waarin bewindvoerders om commerciële redenen beide bewinden uitvoeren, terwijl dat de kwaliteit niet ten goede komt. Ook verwachten enkele rechtbanken dat bewindvoerders binnen één kantoor elkaar beschermen, mocht er iets fout gaan. Tevens vermelden de kwaliteitsnormen voor Wsnp-organisaties dat er een duidelijke functiescheiding moet zijn 24 wanneer tevens beschermingsbewind wordt uitgevoerd binnen dezelfde organisatie. Postblokkade De geïnterviewden die met de Wsnp te maken hebben, zijn van mening dat de post daadwerkelijk binnen een week door de bewindvoerder Wsnp kan worden doorgestuurd. De richtlijnen van de ReCoFa vermelden dat de bewindvoerder Wsnp minstens eenmaal per week post moet doorzenden. Deze richtlijn sluit dus niet uit dat een poststuk veel langer dan een week bij de bewindvoerder blijft liggen. Zolang de bewindvoerder Wsnp maar eenmaal per week iets van post doorstuurt, voldoet hij aan de richtlijn. Twee respondenten geven aan dat sommige poststukken die van belang zijn voor de bewindvoerder, langer achtergehouden worden. De bewindvoerder kijkt dan wel of hier geen problemen door ontstaan. Vaak maakt de bewindvoerder kopieën van de poststukken. De schuldenaar krijgt de originele stukken van de bewindvoerder Wsnp doorgestuurd. De geïnterviewden die een relatie met het beschermingsbewind hebben, geven te kennen dat de postblokkade een probleem is voor de beschermingsbewindvoerder. Post komt soms later aan of poststukken worden achtergehouden. Dit levert 24
Norm 1.2.2 van Kwaliteitsnormen bewindvoerderorganisaties in kader van Wsnp.
22
Raad voor Rechtsbijstand Resultaten _________________________________________________________________________________
problemen op met onder andere het betalen van rekeningen en de zogenaamde Wet Mulderboetes 25 . Een geïnterviewde gaf aan dat de oplossing gevonden zou kunnen worden door de post eerst langs de beschermingsbewindvoerder te sturen, om daarna de post naar de bewindvoerder Wsnp door te sturen. De beschermingsbewindvoerder is dan wel verantwoordelijk dat de post bij de bewindvoerder Wsnp terechtkomt. Het beschermingsbewind kent geen postblokkade zoals die in de Wsnp ingesteld kan worden, maar als een beschermingsbewind eerder is ingesteld dan de Wsnp, zal de beschermingsbewindvoerder vaak aan verschillende instellingen verzocht hebben om de financiële post van zijn cliënt naar hem te zenden. Dit is wettelijk niet verboden, maar op deze manier werkt de postblokkade van de bewindvoerder Wsnp niet naar behoren. Het doel van een postblokkade is juist om te controleren of er op financieel gebied wijzigingen plaatsvinden die niet volgens de regels van de Wsnp zijn. Denk hierbij aan het ontstaan van nieuwe schulden, niet opgegeven inkomsten van de schuldenaar of bestaande vermogensbestanddelen waarvan de bewindvoerder niet op de hoogte was. Aanvraag OBM door bewindvoerder Wsnp Deze vraag heb ik voorgelegd aan de geïnterviewden. Hier is uitgekomen dat een bewindvoerder Wsnp ook het beschermingsbewind zou moeten kunnen aanvragen. Op het moment is het zeer moeilijk voor de bewindvoerder Wsnp om een beschermingsbewind aan te vragen voor zijn cliënt. Het verzoek om beschermingsbewind kan ingediend worden door de rechthebbende, zijn echtgenoot, zijn geregistreerde partner dan wel andere levensgezel, zijn bloedverwanten in de rechte lijn en die in de zijlijn tot de vierde graad ingesloten, zijn voogd, zijn curator, of zijn mentor of het openbaar ministerie 26 . Wil de bewindvoerder Wsnp dat zijn cliënt onder beschermingsbewind wordt geplaatst, dan moet hij via één van deze bovenstaande personen de aanvraag indienen. Daarnaast moet de schuldenaar aan bepaalde voorwaarden voldoen. De bewindvoerder Wsnp constateert dat de schuldenaar: • psychische en/of lichamelijke problemen heeft of krijgt; • totaal niet met zijn geld om kan gaan • geen begeleiding meer krijgt nu de hulpverlening is gestopt omdat de Wsnp is uitgesproken. Het instellen van beschermingsbewind kan voorkomen dat de schuldenaar nieuwe of meer schulden maakt. De vraag is of een bewindvoerder Wsnp kan beoordelen of beschermingsbewind nodig is. Bewindvoerders zijn niet op de hoogte dat het andere bewind is ingesteld Vaak weten bewindvoerders niet dat op hun cliënt ook het beschermingsbewind/ bewind Wsnp van toepassing is.
25
Wet Mulderboetes. Vernoemd naar de bedenker van de wet. Verkeersovertredingen werden bestraft met een boete. Hierdoor kon een “verdachte” tot in de lengte van dagen de tenuitvoerlegging van de boete rekken. In 1990 werd de afhandeling van deze boetes overgeheveld naar het administratief recht. De overtreding werd daarmee een gedraging, de verdachte een betrokkene en de boete een sanctie. Hierdoor dient de sanctie voor een bepaalde vervaldatum te worden betaald. 26 Art 1:432 lid 1 BW
23
Raad voor Rechtsbijstand Resultaten _________________________________________________________________________________
Een oplossing zou kunnen zijn om in de 285-verklaring 27 een regel op te nemen waarin aangegeven wordt dat beschermingsbewind van toepassing is op de aanvrager. Een beschermingsbewindvoerder dient de 285-verklaring eigenlijk ook te ondertekenen. Navraag bij verschillende beschermingsbewindvoerders leert dat zij dat bijna nooit doen. Tevens kan een beschermingsbewindvoerder het Centraal Insolventieregister raadplegen om te kijken of zijn cliënt is toegelaten tot de Wsnp. Een register, met daarin de personen onder beschermingsbewind, bestaat nog niet, maar is wel wenselijk. Het gaat hier niet om een openbaar register, maar een register dat slechts in te zien is door bepaalde beroepsgroepen zoals notarissen, kantonrechters, deurwaarders en bewindvoerders Wsnp. Ook moet er een compleet register komen waarin alle beschermingsbewindvoerders en kantoren zijn opgenomen. Bewindvoerders die hier geregistreerd staan moeten dan wel aan bepaalde eisen voldoen. Momenteel bestaat er wel een dergelijk register via de branchevereniging BPBI. De bewindvoerders die hier geregistreerd staan voldoen wel aan een kwaliteitsstandaard die is opgesteld door de branchevereniging, maar dit is slechts een klein percentage van het totaal aantal beschermingsbewindvoerders. Tijdens de opleiding ‘Bewindvoering Wsnp voor niet-advocaten’ wordt geen aandacht besteed aan het beschermingsbewind. Beschermingsbewindvoerders hebben geen opleiding nodig om hun taak uit te voeren. Beide bewindvoerders worden dus niet over het andere bewind geïnformeerd. De BPBI is wel bezig met het opzetten van een cursus voor beschermingsbewindvoerders en in de richtlijnen 28 voor de beschermingsbewindvoerders staat kort vermeld wat de gevolgen zijn voor het beschermingsbewind als de Wsnp wordt uitgesproken. De vraag is echter of dit voldoende is. Salaris van de beschermingsbewindvoerder tijdens de Wsnp De rechthebbende betaalt het salaris van de beschermingsbewindvoerder. Is de rechthebbende tevens schuldenaar, dan betaalt hij het salaris uit het Vtlb. Kan hij dit niet betalen dan ontstaat er een schuld. In sommige gemeenten is het mogelijk bijzondere bijstand aan te vragen voor het salaris van de beschermingsbewindvoerder. De gemeente kijkt dan onder andere naar het inkomen van de persoon in kwestie. Niet elke gemeente houdt rekening met het feit dat, door de Wsnp, iemand een lager te besteden inkomen heeft. In verband met rechtsgelijkheid zou dat wel moeten. Er is landelijk echter geen richtlijn voor het toekennen van de Bijzondere Bijstand 29 . Mocht de Bijzondere Bijstand niet toegewezen worden, dan zou het opnemen van het salaris van de beschermingsbewindvoerder als correctiepost in het Vtlb, een oplossing kunnen bieden. Het salaris van de beschermingsbewindvoerder zou volgens enkele respondenten minder mogen zijn dan normaal. De tijd die de 27
Vernoemd naar art. 285 lid 1e van de Faillissementswet Richtlijnen bewindvoerder 2005. Uitgegeven door de werkgroep Bewind & Familie van het LOK en inmiddels in gebruik genomen in het arrondissement Zwolle-Lelystad en licht gewijzigd ook in het arrondissement Utrecht. 29 Bron: Vereniging van Nederlandse Gemeenten 28
24
Raad voor Rechtsbijstand Resultaten _________________________________________________________________________________
bewindvoerder besteedt aan zijn cliënt neemt immers af zodra de Wsnp wordt uitgesproken en een Wsnp-bewindvoerder benoemd wordt. De werkgroep Rekenmethode van de Recofa heeft echter besloten om deze correctie in het Vtlb niet toe te staan. Mocht het salaris van de beschermingsbewindvoerder problemen met zich meebrengen voor het Wsnp-traject, dan kan de rechter-commissaris alsnog, op verzoek van de schuldenaar, beslissen om de gemiddelde termijn van drie jaar te verlengen. Er kan dan een hoger Vtlb berekend worden zonder dat het schuldsaneringtraject hier nadeel aan ondervindt. Wet en toezicht door rechters verenigen In vervolg op de vraag of één persoon beide bewinden zou mogen uitvoeren, is aan een kantonrechter en een rechter-commissaris gevraagd of de wetten gebundeld kunnen worden, met één rechter die toezicht houdt op beide bewinden. De kantonrechter was het hier wel mee eens. Het karakter van de Wsnp (titel 3) is simpeler dan titel 1 en 2 van de Faillissementswet. Daarnaast ziet de kantonrechter de schuldsaneringsregeling als een soort bescherming van de schuldenaar tegen zichzelf. Het is een soort van milde vorm van curatele. De rechter-commissaris is juist van mening dat het toezicht op de Wsnp intensiever is dan het toezicht van een kantonrechter bij beschermingsbewind. Het beschermingsbewind is opgesteld met de verwachting dat familieleden het bewind zouden voeren. De tendens is echter dat er steeds meer professionele bewindvoerders het bewind uitvoeren. De verhouding tussen kantonrechter en bewindvoerder is daardoor veranderd. De rechtercommissaris vraagt zich af of het nog wel de taak van de kantonrechter is om het beschermingsbewind uit te spreken en toezicht te houden. Verder rijst de vraag of het wel de taak van de rechter is om toezicht te houden op vermogensbeheer bij het beschermingsbewind 30 en op het beheer en vereffening van de boedel bij de Wsnp. De respondenten zijn van mening dat het toezicht op de bewindvoerder(organisaties) uitbesteed kan worden, net zoals het Bureau Financieel Toezicht bij het notariaat doet. Het voordeel voor de rechters hierbij is dat zij dan alleen op verzoek uitspraken doen en geen tijd kwijt zijn met het toezicht op de voortgang van het bewind.
30
Zie ook de conclusie 5.5.3 in Onderbewindstelling ter bescherming van meerderjarigen, Het beschermingsbewind nader onderzocht. Blankman K., Oehlers-Oosterhof I.G. en Oomens H.C.D.M., Vrije Universiteit Amsterdam, 2002.
25
Raad voor Rechtsbijstand Conclusies en Aanbevelingen _________________________________________________________________________________
H6
Conclusies en aanbevelingen
Aantal Wsnp en OBM zaken met dezelfde cliënt Zoals eerder in dit rapport staat vermeld is op 6,6% van de mensen in de Wsnp, ook het beschermingsbewind van toepassing. De bewindvoerders van het beschermingsbewind gaven aan dat in 7,1% van hun zaken, de Wsnp van toepassing is. Omdat het hier niet mogelijk is om exacte aantallen weer te geven, is gebruik gemaakt van een formule. Met een betrouwbaarheidspercentage van 95% is te zeggen dat tussen de 2542 en 2906 Wsnp-zaken tevens het beschermingsbewind van toepassing is. Nemen we het beschermingsbewind, dan blijkt dat tussen de 3134 en 3701 OBM-zaken ook de Wsnp van toepassing is. Nu was het doel van de enquête niet om een exact cijfer te geven, maar eerder een indicatie. Uit de gegevens mag worden geconcludeerd dat het aantal zaken, waarin beide regimes van toepassing zijn op dezelfde cliënt, tussen de 2906 en 3134 ligt. De taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de bewindvoerders zijn over en weer niet duidelijk genoeg Met name beschermingsbewindvoerders zijn niet voldoende op de hoogte van de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de bewindvoerder Wsnp. Het gaat dan vooral om de taken met betrekking tot de financiën van de schuldenaar. De aard van deze problemen ligt meestal niet bij de bewindvoerder Wsnp, maar bij de beschermingsbewindvoerder. Zij weet niet precies wat er in de Wsnp afgedragen wordt aan de boedel. Toch zijn de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de bewindvoerder Wsnp duidelijk in de Wet schuldsanering natuurlijke personen uiteen gezet. Daarnaast zijn er richtlijnen voor de bewindvoeders Wsnp uitgegeven. De taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van beschermingsbewindvoerders daarentegen zijn een stuk moeilijker te definiëren. Titel 19 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, het onder bewindstellen ter bescherming van meerderjarigen, geeft dit niet duidelijk weer. De basisopleiding “Bewindvoering Wsnp voor niet-advocaten” besteedt geen aandacht aan het beschermingsbewind. Voor de beschermingsbewindvoerders bestaat momenteel geen opleiding. BPBI is bezig voor deze beroepsgroep een cursus op te zetten. In de richtlijnen voor beschermingsbewindvoerders staat kort beschreven wat de gevolgen voor het beschermingsbewind zijn wanneer de Wsnp van toepassing wordt verklaard. Deze richtlijnen worden tot nu toe alleen gebruikt in de arrondissementen Zwolle-Lelystad en Utrecht waardoor deze informatie niet bij alle beschermingsbewindvoerders bekend is. In de richtlijnen voor bewindvoerders Wsnp staat niets vermeld over beschermingsbewind. Aanbeveling 1: Beter informatieverstrekking over beide bewindvoerderstromen. Zijn bewindvoerders op de hoogte van de inhoud van de werkzaamheden van de ander, dan zullen er minder misverstanden ontstaan. Dit kan verwezenlijkt worden door:
26
Raad voor Rechtsbijstand Conclusies en Aanbevelingen _________________________________________________________________________________
In de basisopleiding “Bewindvoering Wsnp voor niet-advocaten” aandacht te besteden aan het beschermingsbewind. Een cursus/opleiding voor beschermingsbewindvoerders te organiseren waarbij de Wsnp ook aan bod komt. Aanbeveling 2: Het Bureau Wsnp geeft folders uit over de werking van de Wsnp. Wellicht kunnen zij ook een folder uitbrengen over beschermingsbewind. Daarin kan uitgelegd worden: • wat de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van bewindvoerders Wsnp zijn. • op welk deel van de boedel de Wsnp van toepassing is en over welk deel de beschermingsbewindvoerder zijn bewind voert • hoe het Vrij te laten bedrag wordt berekend door de bewindvoerder Wsnp. Het Bureau Wsnp kan er voor zorgen dat alle bewindvoerders Wsnp de folder ontvangen. Voor verzending naar beschermingsbewindvoerders zijn de BPBI en de rechtbanken de aangewezen instanties. De scheiding van de boedel De scheiding van de boedel is als volgt: De boedel van de schuldenaar: Deel voor de Wsnp-bewindvoerder: het inkomen boven het vrij te laten bedrag + bovenmatige inboedel
Wat buiten de boedel valt, waaronder de inboedel voor zover niet bovenmatig en het Vtlb, is het speelveld van de beschermingsbewindvoerder. Het deel van de boedel dat in de Wsnp valt Volgens artikel 295 Fw heeft de bewindvoerder Wsnp de zeggenschap over de goederen van de schuldenaar ten tijde van de uitspraak tot de toepassing van de schuldsaneringsregeling, evenals de goederen die hij tijdens de toepassing van die regeling verkrijgt. Daarbuiten valt de beslagvrije voet (90% van de bijstandsnorm) aangevuld met 5 % van de bijstandsnorm als de schuldenaar niet werkt of 10 % als de schuldenaar wel werkt. Daarnaast worden, indien nodig, correcties toegepast voor bijzondere kosten. De rechter-commissaris stelt deze correcties en daarmee ook het Vtlb vast. De inboedel voor zover niet bovenmatig (art. 3:5 BW) valt hier ook buiten. Goederen die niet ten laste van de boedel zijn verkregen vallen voorts ook buiten de boedel, mits ze aan drie voorwaarden voldoen: 1. de goederen moeten verkregen zijn uit een overeenkomst die tot stand is gekomen ná het tijdstip van het van toepassing verklaren van de Wsnp 2. de goederen moeten verkregen zijn ‘anders dan om niet’; zo zullen schenkingen daar niet onder vallen
27
Raad voor Rechtsbijstand Conclusies en Aanbevelingen _________________________________________________________________________________
3. de met de verkrijging van de goederen samenhangende prestatie van de schuldenaar mag niet ten laste van de boedel komen. 31 Artikel 296 Fw zegt verder dat het van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling betekent dat de schuldenaar geen feitelijke handelingen en beschikkingshandelingen mag verrichten ten aanzien van tot de boedel behorende goederen. Het beheer over deze goederen, evenals de bevoegdheid om daarover in het kader van het beheer en de vereffening te beschikken, berust bij de bewindvoerder. De tot de boedel behorende goederen zullen in beginsel door de bewindvoerder te gelde moeten worden gemaakt, voor zover de rechter niet anders beslist. (art. 343 lid 3 onder b) 32 Als de Wsnp en het beschermingsbewind tegelijkertijd van toepassing zijn Op het moment dat zowel de Wsnp als het beschermingsbewind van toepassing zijn op dezelfde persoon, zal de boedel van de onder beschermingsbewind gestelde goederen, verminderd worden met de goederen die in de Wsnp vallen. Bij het instellen van de Wsnp wordt er namelijk beslag gelegd op de goederen die eigendom zijn van de schuldenaar 33 , het zogenoemde insolventiebeslag. De beschermingsbewindvoerder kan wel het beheer voeren over de goederen die onderbewind zijn gesteld, maar hij kan hier niet over beschikken zonder toestemming van de rechthebbende of zonder machtiging van de kantonrechter 34 . Bij een beschermingsbewind blijven de goederen namelijk eigendom van de rechthebbende. De bewindvoerder Wsnp heeft wel het recht om beslag te leggen op de eigendommen van de rechthebbende/schuldenaar. De beschermingsbewindvoerder kan hier niets tegen doen. Er is hier dus geen sprake van de ene wet die prevaleert boven de andere. Mocht hierover in de toekomst twijfel bestaan, dan zal volgens de lex posterior derogat legi priori de Wsnp prevaleren boven het beschermingsbewind, omdat de Wsnp een jongere wet is. Ook is de Wsnp vergeleken met het beschermingsbewind een bijzondere regeling. Deze gaat voor een algemene regeling: Lex specialis derogat legi generali. Aanbeveling 3: Bovenstaande informatie moet – al dan niet in een andere vorm – opgenomen worden in de aanbeveling 1 en/of 2. Aanbeveling 4: Zodra bekend wordt dat bepaalde goederen, van iemand die onder beschermingsbewind staat, in de Wsnp vallen, geeft de beschermingsbewindvoerder dit door aan de kantonrechter. Zijn bewind beperkt zich dan tot de goederen die buiten het beslag van de Wsnp vallen. De beide bewindvoerders combineren hun boedelbeschrijving in één document, waarin aangegeven staat welke goederen in de Wsnp vallen en over welke goederen van de beschermingsbewindvoerder buiten de Wsnp zijn bewind voert. Deze boedelbeschrijving dient door beide bewindvoerders te zijn ondertekend. Had de beschermingsbewindvoerder eerst zeggenschap over bepaalde goederen die stonden ingeschreven in openbare registers, en vallen deze nu onder de werking van de Wsnp, dan dient de 31
Faillissementswet, Tekst & Commentaar Faillissementswet, Tekst & Commentaar 33 artikel 296 Fw 34 artikel 1:441 BW 32
28
Raad voor Rechtsbijstand Conclusies en Aanbevelingen _________________________________________________________________________________
beschermingsbewindvoerder zich als zodanig uit die openbare registers te schrijven. Vanaf dat moment voert de beschermingsbewindvoerder geen bewind meer over dat goed. Deze aanbeveling kan worden opgenomen in de middelen bij aanbeveling 1 en/of 2. Communicatie Problemen tussen de verschillende bewindvoerders voorkom je door een goede communicatie. Vooraf dienen goede afspraken gemaakt te worden over bijvoorbeeld het onderlinge contact, de bereikbaarheid en de eventuele uitwisseling van documenten. De communicatie hoeft daarna dan niet intensief te zijn. Zolang alles goed gaat, hoeven ze geen contact met elkaar op nemen. Het uitwisselen van gegevens kan ervoor zorgen dat de later aangestelde bewindvoerder geen ‘dubbel’ werk verricht, omdat de eerdere bewindvoerder al enkele zaken geregistreerd heeft. De beschermingsbewindvoerders hebben vaak nog het meest last van het gebrek aan communicatie. Aanbeveling 5: De bewindvoerders dienen tijdens een kennismaking de volgende onderwerpen te bespreken: • de postblokkade; • het uitwisselen van gegevens zoals de boedelbeschrijving en financiële gegevens van de cliënt; • de bereikbaarheid van beide bewindvoerders; • de afbakening van taken; • het beheer van de boedel; • de salariskosten. Als beide bewinden zijn ingesteld, moeten bewindvoerders elkaar op de hoogte houden door middel van het uitwisselen van verslagen. De beschermingsbewindvoerder kan zijn jaarlijkse verslaggeving aan de kantonrechter ook verzenden aan de bewindvoerder Wsnp. Tevens dient hij een maandelijks verslag van alle inkomsten en uitgaven te verzenden aan de bewindvoerder Wsnp. De bewindvoerders moeten dan wel op de hoogte zijn dat het andere bewind is ingesteld. Beschermingsbewindvoerders kunnen in het CIR opzoeken of hun rechthebbende tevens is toegelaten tot de Wsnp. Andersom is er geen register waarin alle rechthebbende zijn opgenomen. De bewindvoerder Wsnp kan niet via een register raadplegen of zijn schuldenaar ook onder bewind is gesteld. Ook blijkt dat beschermingsbewindvoerders niet altijd de 285-verklaring ondertekenen, terwijl een richtlijn 35 stelt dat, indien op verzoeker curatele of beschermingsbewind van toepassing is, het verzoek mede door de beschermingsbewindvoerder ondertekend moet zijn. Uit navraag blijkt dat de beschermingsbewindvoerders zelden een 285verklaring ondertekenen. Aanbeveling 6:
35
Richtlijn 1c. Richtlijnen voor schuldsaneringen. Augustus 2005
29
Raad voor Rechtsbijstand Conclusies en Aanbevelingen _________________________________________________________________________________
De bewindvoerders Wsnp en OBM dienen aan het begin van hun bewind op de hoogte te zijn van de andere bewindvoerder. - Als de Wsnp al van toepassing is verklaard en beschermingsbewind wordt ingesteld: Zo gauw een persoon onder beschermingsbewind wil worden gesteld of is gesteld, dient de beschermingsbewindvoerder op te zoeken in het CIR/LRS of de Wsnp van toepassing is verklaard op zijn cliënt. De beschermingsbewindvoerder dient dan contact op te nemen met de bewindvoerder Wsnp. - Als beschermingsbewind is ingesteld en de Wsnp wordt van toepassing verklaard: Er is geen openbaar register waarin de bewindvoerder Wsnp kan kijken of de schuldenaar ook onder beschermingsbewind staat. Een oplossing is om een regel in de 285-verklaring op te nemen, waarin de aanvrager moet aangeven dat hij onder beschermingsbewind staat. In een bijlage voegt de aanvrager de contactgegevens van zijn bewindvoerder toe, zodat de bewindvoerder Wsnp contact met hem kan opnemen om afspraken te maken. De ‘later’ aangestelde bewindvoerder neemt contact op met de bewindvoerder van het andere bewind. De ‘latere’ bewindvoerder zal namelijk graag van de andere bewindvoerder willen horen wat de inhoud van de boedel is, welke schulden en schuldeisers er al bekend zijn en wat het vermogen is van de rechthebbende/ schuldenaar. Dit bespaart beiden veel tijd. Aanbeveling 7: Een register waarin is opgenomen wie er onder beschermingsbewind staat en wie de bewindvoerder van de rechthebbende is. Dit register is dan niet openbaar, maar slechts te raadplegen door de bewindvoerders Wsnp en overige belanghebbenden. Een extra regel in de 285-verklaring is dan niet nodig. Wel zal het Bureau Wsnp intensief overleg moeten voeren met instanties als het LOK, de werkgroep Bewind & Familie van het LOK en andere betrokkenen, om een dergelijk register daadwerkelijk te realiseren. Aanbeveling 8: In de landelijke richtlijnen voor de Wsnp kan een extra richtlijn opgenomen worden over de werkzaamheden die een bewindvoerder Wsnp moet verrichten wanneer een beschermingsbewind wordt of is ingesteld. Recofa heeft deze richtlijnen opgesteld. Zij zullen overtuigd moeten worden van het belang van de toevoeging. De richtlijn zou als volgt kunnen luiden: Beschermingsbewind a. Als het beschermingsbewind (titel 19 Boek 1 BW) van toepassing is op de schuldenaar, dient er contact te worden opgenomen met de uitvoerder van dit bewind. b. De volgende onderwerpen dienen besproken te worden: • de postblokkade; • het uitwisselen van gegevens zoals de boedelbeschrijving en financiële gegevens van de cliënt; • de bereikbaarheid van beide bewindvoerders; • de afbakening van taken; • het beheer van de boedel; • de salariskosten.
30
Raad voor Rechtsbijstand Conclusies en Aanbevelingen _________________________________________________________________________________ c.
De bewindvoerder verleent zijn medewerking als de beschermingsbewindvoerder vraagt om uitwisseling van de documenten die hij nodig heeft voor het kunnen samenstellen van het vermogen, inkomsten, uitgaven, schulden en vorderingen van de schuldenaar.
Beide bewinden in één organisatie De uitvoering van beide bewinden, binnen één organisatie, moet mogelijk zijn. Dit heeft voordelen. Zo bestaat er meer begrip voor de werkzaamheden van de ander en zijn de lijnen tussen verschillende bewindvoerders korter. Tevens moet het mogelijk zijn om dezelfde cliënt voor beide bewinden in dezelfde organisatie te hebben. Het voordeel daarvan is dat alle financiële informatie van de cliënt in de organisatie aanwezig is. Het registreren van de gegevens van de cliënt hoeft maar één keer te gebeuren en de communicatielijnen tussen de bewindvoerders zijn zeer kort. De problemen rond de postblokkade wordt hiermee opgelost. Voor de schuldenaar/rechthebbende kan het prettiger zijn als dezelfde organisatie beide bewinden over hem voert, want hierdoor heeft hij maar te maken met één organisatie. De mogelijkheid bestaat dat er intern conflicten ontstaan. Een gezonde organisatie die zijn processen goed in kaart heeft gebracht, zal zich zeer waarschijnlijk indekken tegen dit soort risico’s. De kwaliteitsnormen 36 waar de Wsnpbewindvoerderorganisatie sinds kort aan moeten voldoen, dragen bij aan een duidelijke scheiding van functies 37 en daardoor werkzaamheden. Ook de BPBI heeft een kwaliteitssysteem. Zij audit jaarlijks haar leden. Ook bestaat er de vrees dat er intern sneller afspraken gemaakt worden tussen de bewindvoerder Wsnp en de beschermingsbewindvoerder buiten de rechtercommissaris om. Deze afspraken zouden nadelig kunnen zijn voor de schuldeisers. De vrees hiervoor is ongegrond, want de rechter-commissaris stelt het deel van de boedel vast dat in de Wsnp valt. Het is dan duidelijk voor alle partijen wat er in de boedel valt en wat er maandelijks afgedragen moet worden. De rechter-commissaris heeft de middelen om te controleren dat er elke maand voldoende wordt afgedragen. Onderhandse afspraken zullen naar boven komen als blijkt dat er te weinig is afgedragen. De bewindvoerders zijn ieder verantwoordelijk 38 voor de uitvoer van hun bewind, dus zij zullen niet riskeren om te weinig geld af te dragen aan de boedelrekening. Aanbeveling 9: De organisaties moeten hun processen gecertificeerd hebben, willen zij beide bewinden uitvoeren. Dit houdt in dat zij lid zijn van de BPBI, zodat zij de audit op het beschermingsbewind uit kunnen voeren. Vanuit de Wsnp voert een extern bureau de audits over de processen van de Wsnp uit. Aanbeveling 10: De onzekerheid over het al dan wel of niet slagen van beide bewinden in één organisatie, kan worden bestreden door samen met de BPBI en een willekeurige rechtbank een proefopstelling te creëren. Het is dan toegestaan voor organisaties om beide bewinden in één organisatie te voeren, mits hun 36
Kwaliteitsnormen bewindvoerderorganisaties in kader van Wsnp. Norm 1.2.2 “Functiescheiding” uit Kwaliteitsnormen bewindvoerderorganisaties in kader van Wsnp 38 Bewindvoerder Wsnp: art. 316 Fw vermeldt waarmee de bewindvoerder belast is. Art. 317 Fw vermeldt vervolgens dat de schuldeisers en schuldenaar tegen elke handeling van de bewindvoerder kunnen opkomen. Beschermingsbewindvoerder: art. 1:444 BW 37
31
Raad voor Rechtsbijstand Conclusies en Aanbevelingen _________________________________________________________________________________
processen gecertificeerd zijn volgens de normen van het Bureau Wsnp en de BPBI. Een werkgroep, dat bestaat uit leden van de Recofa, het LOK, het Bureau Wsnp en de BPBI, houdt toezicht op de ontwikkelingen. Zij evalueren na een bepaalde periode de resultaten van deze proefopstelling. Afhankelijk van de uitkomst wordt bepaald of beide bewinden binnen één organisatie kunnen worden uitgevoerd. Uitvoer van beide bewinden door één persoon Uit praktische overwegingen is het zeer aantrekkelijk om één persoon tot bewindvoerder Wsnp en OBM te benoemen. Deze bewindvoerder heeft dan de volledige controle over iemands inkomsten en uitgaven, heeft alle documenten van die persoon in zijn bezit, kent de situatie waarin de persoon zich bevindt en de cliënt en schuldeisers hebben te maken met maar één bewindvoerder. De bewindvoerder heeft geen last van de postblokkade en er kunnen zich geen communicatieproblemen tussen de bewindvoerders voordoen. Maar het feit dat de bewindvoerder Wsnp zowel de belangen van de schuldeisers als van de schuldenaar behartigt, maakt het minder geschikt om hem ook als beschermingsbewindvoerder op te laten treden. Als beschermingsbewindvoerder behartig je de belangen van de rechthebbende. Mochten er problemen voordoen tussen de verschillende partijen, dan kan de bewindvoerder niet èn hulpverlener zijn van de rechthebbende/ schuldenaar èn de beschuldiger zijn van de schuldenaar/ rechthebbende. Daarom is het niet verstandig dat één persoon het beschermingsbewind én de Wsnp uitvoert. Er zijn echter geen juridische argumenten tegen de uitvoering van beide bewinden door één persoon. In zeer beperkte gevallen moet het wel mogelijk zijn om één persoon tot bewindvoerder Wsnp en beschermingsbewindvoerder te benoemen. De geestelijke situatie van de schuldenaar is dan zo slecht, dat één persoon gewenst is.
32
Raad voor Rechtsbijstand Conclusies en Aanbevelingen _________________________________________________________________________________
Aanbeveling 11: Nader onderzoek wijst uit of één bewindvoerder beide bewinden mag uitvoeren. Daarbij moet onder meer gekeken worden naar verschillende voorwaarden: - De geestelijke situatie van de schuldenaar/ rechthebbende. - De bewindvoerder werkt bij een organisatie die voor beide processen gecertificeerd is door het Bureau Wsnp en de BPBI. Een persoon waarvan de geestelijke situatie zeer slecht is, heeft meestal hulpverlening om zich heen. Vaak zal deze hulpverlening de noodzaak van één bewindvoerder inzien. Toch is het verstandig om uit te leggen wat de voor- en nadelen zijn één bewindvoerder voor beide bewinden. Het is ook belangrijk dat het toezicht op deze bewinden verscherpt wordt door één der rechters. Dat kan zowel de rechter-commissaris als de kantonrechter zijn. Postblokkade De post die de bewindvoerder Wsnp ontvangt via de postblokkade, kan binnen een week doorgestuurd worden. Door de bewindvoerder Wsnp wordt de richtlijn 39 van de Recofa momenteel anders geïnterpreteerd, waardoor enkele poststukken later dan gewenst bij de schuldenaar arriveren. Er staat namelijk niet duidelijk weergegeven dat de post van bijvoorbeeld maandag 2 januari 2006 voor maandag 9 januari 2006 moet zijn doorgestuurd. Zolang de bewindvoerder Wsnp per week wat post doorstuurt, houdt hij zich aan de regel. Deze richtlijn dient daarom aangepast te worden en het moet dan mogelijk zijn een sanctie op te leggen wanneer de bewindvoerder deze regel overtreedt. De beschermingsbewindvoerders geven er de voorkeur aan de post eerst te ontvangen voordat deze wordt doorgestuurd naar de schuldenaar. Zo beschikken ze eerder over de informatie die zij nodig hebben om hun werkzaamheden naar behoren te kunnen uitvoeren. Het komt ook voor dat poststukken eerst langs de beschermingsbewindvoerder gaan, alvorens de bewindvoerder Wsnp ze ontvangt. De bewindvoerders kunnen hierover een overeenkomst sluiten. De poststukken die de beschermingsbewindvoerder graag eerder ontvangt zijn over het algemeen bankafschriften, rekeningen van gas, water en elektriciteit, verzekeringen en post omtrent inkomensaanvullende middelen zoals een uitkering of bijstand. De beschermingsbewindvoerder heeft deze poststukken nodig om zijn werkzaamheden direct uit te kunnen voeren. De bewindvoerder Wsnp kan de poststukken later ontvangen, want hij gebruikt deze poststukken voornamelijk ter controle van de schuldenaar of hij zich aan zijn verplichtingen houdt die voortvloeien uit de Wsnp en om nog niet bekende schuldeisers op te sporen. Het voordeel van deze manier is dat de beschermingsbewindvoerder zijn werkzaamheden zonder problemen zal kunnen uitvoeren. Daarnaast heeft de bewindvoerder Wsnp de mogelijkheid om de overeenkomst op te zeggen mocht de beschermingsbewindvoerder zijn verplichtingen die voortvloeien uit de overeenkomst niet nakomen. De bewindvoerder Wsnp stelt de postblokkade dan weer in zoals vanouds.
39
Richtlijn 13a. Richtlijnen voor schuldsaneringen, augustus 2005.
33
Raad voor Rechtsbijstand Conclusies en Aanbevelingen _________________________________________________________________________________
Aanbeveling 12: De post moet binnen een week zijn doorgestuurd door de bewindvoerder Wsnp. De richtlijn van de Recofa dient daarvoor aangepast te worden. Op dit moment luidt de richtlijn als volgt: “Bij de postblokkade wordt de post minstens éénmaal per week aan de schuldenaar doorgezonden.” Verander deze richtlijn in: “Bij de postblokkade wordt de post binnen één week aan de schuldenaar doorgezonden.” Er is dan geen ruimte meer voor een andere interpretatie. Mocht er post bijzitten dat om latere actie of om nadere beschouwing vraagt, dan kan de bewindvoerder Wsnp daar een kopie van maken. De Raad voor Rechtsbijstand te ’s-Hertogenbosch dient in overleg te gaan met de Recofa om de richtlijn te wijzigen. Het niet nakomen van de richtlijn zou een sanctie tot gevolg moeten hebben. Tijdens de periodieke audit gaat de auditor in op de postverwerking. Daarbij wordt verwezen naar de richtlijnen van de Recofa. Wanneer blijkt dat een organisatie zich niet aan deze regel houdt, betekent dit een tekortkoming van de organisatie. De organisatie moet dan verplicht worden deze tekortkoming binnen een bepaalde periode op te heffen. Aanvraag beschermingsbewind door bewindvoerder Wsnp Bewindvoerders Wsnp kunnen momenteel niet zelfstandig het beschermingsbewind voor hun schuldenaren aanvragen. Dit kan enkel de rechthebbende zelf, zijn officiële partner, zijn bloedverwant in rechte lijn of die in de zijlijn tot de vierde graad, zijn voogd, zijn curator, zijn mentor of het openbaar ministerie. Dit zou moeten veranderen. De bewindvoerder Wsnp heeft vaak goed zicht op de financiële situatie van de schuldenaar. Wanneer blijkt dat beschermingsbewind nodig is, ter voorkoming van nieuwe schulden, kan hij hierom verzoeken zonder toestemming van derden. Toestemming van de rechter-commissaris is wel een vereiste. Beschermingsbewind dient niet als redmiddel te worden aangevraagd. Aanbeveling 13: In art. 1:432 lid 1 BW dient te worden opgenomen dat de bewindvoerder Wsnp ook het beschermingsbewind mag aanvragen. Voorwaarde is dat de bewindvoerder Wsnp aan de kantonrechter moet aangeven dat het beschermingsbewind ter preventie van nieuwe schulden is, niet als redmiddel. Het salaris van de beschermingsbewindvoerder tijdens de Wsnp Het salaris van de beschermingsbewindvoerder wordt voldaan door de rechthebbende. De beschermingsbewindvoerder kan daarvoor Bijzondere Bijstand aanvragen, maar zal dit niet altijd ontvangen. De reden hiervan is dat sommige gemeenten geen rekening houden met het feit dat iemand in de Wsnp zit. Op papier is het inkomen van de aanvrager hoger dan de norm voor de Bijzondere Bijstand, terwijl zijn werkelijk inkomen een stuk lager ligt. Helaas bestaat hierover geen uniforme regelgeving. De kosten van het beschermingsbewind kunnen ook als correctiepost aangegeven worden in het Vtlb. Hierdoor wordt de afdracht aan de boedel minder, wat een nadeel is voor de schuldeisers. Aan de andere kant kan een beschermingsbewind voorkomen dat iemand voortijdig de Wsnp verlaat. Door de looptijd van de Wsnp te verlengen worden nadelige financiële gevolgen voor de schuldeisers omzeild.
34
Raad voor Rechtsbijstand Conclusies en Aanbevelingen _________________________________________________________________________________
Aanbeveling 14: De gemeenten moeten uniform overeenkomen dat iemand die in de Wsnp zit, een lager te besteden inkomen heeft dan dat uit zijn inkomen op papier blijkt. Het Bureau Wsnp en de BPBI moeten samen het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid overtuigen van de noodzaak hierover een circulaire aan de gemeenten op te stellen. Aanbeveling 15: De rechtbank stelt het Vtlb bedrag vast. De bewindvoerder Wsnp voert het bedrag van het salaris van de beschermingsbewindvoerder op als correctiepost in het Vtlb. Daarnaast berekent de bewindvoerder wat de correctie aan verlies voor de schuldeisers betekent. Gewenst is om de schuldsanering net zo lang door te laten lopen om het verlies op de boedelrekening te compenseren. De berekening hiervan moet terugkomen op het rekenblad van het Vtlb. Mocht de schuldenaar in deze langere periode vermogen ontvangen, dan valt dit zoals gewoonlijk in de boedel. De schuldeisers zullen dan een hoger bedrag uitgekeerd krijgen dan eerder is berekend. Met de werkgroep Rekenmethode Vtlb van Recofa dient het voordeel van deze regeling te worden besproken. Taken van de rechters en het bundelen van beide wetten Of de taken van beide rechters kunnen worden gecombineerd en uitgevoerd door één van de rechters of door een onafhankelijke instelling, kan op basis van het onderzoek niet aangeven worden. Wel reageren de respondenten vrij positief op de vraag of het toezicht uitgevoerd moet worden door een onafhankelijk justitiële accountantsdienst. Het neemt de rechters enkele taken af, zodat zij zich kunnen concentreren op andere zaken. Aanbeveling 16: Nader onderzoek is gewenst om te kijken of de toezichthoudende taak van rechters behouden moet blijven zoals hij nu is of als beide bewinden van toepassing zijn op één persoon dat één van de rechters toezicht houdt op beide regimes. Een derde mogelijkheid is dat het toezicht wordt uitbesteed en wordt uitgevoerd door een financiële instelling zoals een justitiële accountantsdienst.
35
Raad voor Rechtsbijstand Literatuurlijst _________________________________________________________________________________
Literatuurlijst Literatuur [1], Kempen, P.M.; Keizer, J.A. (2000). “Advieskunde voor praktijkstages”, 239p. [2], Wessels, B.; Van Sint Truiden, M.Ph. (1999). “Faillissementswet. Tekst & Commentaar”, pp 271-357 [3], Nieuwenhuis, J.H.; Stolker, C.J.J.M.; Valk, W.L. (2005). “Burgerlijk Wetboek. Tekst & Commentaar”, pp 543-570 [4], Schols, F.W.J.M.; Blankman, K.; Vegter, J.B. (2004). “Bewind en aan bewind verwante vormen”, pp73-91 [5], Huls, N.J.H.; Schellekens, V.M. (2005). “Je ziet de gaten in hun handen”, 211p. [6], Wessels, B. (1999). “Schuldsanering natuurlijke personen” [7], Dethmers, H.H. (2005). “Van schuldsanering tot schone lei”, 227p. [8], Verschoof, R.J. (1998). “Schuldsanering voor natuurlijke personen”, 207p. [9], Matthijssen, A. (2005). “Scheiden tijdens Wsnp”, pp 1-16 [10], Verschuren, P.; Doorewaard, H. (2000). “Het ontwerpen van een onderzoek”, pp 15-92 [11], Baarda, D.B.; De Goede, M.P.M. (2001). “Basisboek Methoden en Technieken”, pp 188-303 [12], Baarda, D.B.; De Goede, M.P.M.; Teunissen, J. (2000). “Kwalitatief Onderzoek”, 255p. [13], Hulshof, M. (1992). “Leren interviewen”, 71p. [14], Blankman, K.; Oehlers-Oosterhof, I.G.; Oomens, H.C.D.M. (2002). “Onderbewindstelling ter bescherming van meerderjarigen”, 92p. [15], Zw informatiecentrum; Redactie sociale en juridische informatie (2005). “De grote almanak, voor informatie en advies. Juli – december 2005”, pp 469-473, 641646 [16], Brochure Postbus 51/ Ministerie van Justitie. “Curatele, bewind en mentorschap”, 24p. [17], Brinkman, J. (2001). “Cijfers spreken”, pp 99-125 [18], Artikel Schuldsanering (2000/3). “Postblokkade: de achtergrond, omvang en opheffing”, pp 11-12 [19], Landelijk Platform Integrale Schuldhulpverlening (2002). Katernen “Integrale Schuldhulpverlening”, nr. 8 [20], ReCoFa (augustus 2005). “Richtlijnen voor schuldsaneringen”, 11p. [21], LOK (juni 2004). “Aanbevelingen meerderjarigenbewind”, 15p. [22], Rechtbank Zwolle-Lelystad (2005). “Richtlijnen bewindvoerder”, 11p. [23], Algra, N.E.; Janssen, H.C.J.G. (1996). “Rechtsingang. Een oriëntatie in het recht”, pp 72-73 [24], OSR Juridische Opleidingen. “Opleiding bewindvoerders Wet schuldsanering natuurlijke personen” (2005); “Bijscholing Wsnp” (2002); “Bijscholing bewindvoerders Wet natuurlijke personen” (2003); “Actualiteiten Wsnp” (2004) [25], De Raad voor Rechtsbijstand ’s-Hertogenbosch (september 2005). “Besluit. Beleid vastgesteld ten aanzien van de kwaliteitsaudit voor bewindvoerderorganisatie.” Bijlage: Kwaliteitsnormen bewindvoerderorganisaties in kader van Wsnp. 9p.
36
Raad voor Rechtsbijstand Literatuurlijst _________________________________________________________________________________
Internetsites www.rvr.org www.wsnp.rvr.org www.ktv.rvr.org www.rechtspraak.nl www.opmaat.sdu.nl www.bpbi.nl www.bewindvoering.nl www.justitie.nl
37