gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan
afbakening van het VSGB en aansluitende open ruimtegebieden
Bijlage II: stedenbouwkundige voorschriften
Provincie Vlaams-Brabant - Gemeente Asse, Beersel, Dilbeek, Drogenbos, Grimbergen, Halle, Kraainem, Machelen, SintPieters-Leeuw, Steenokkerzeel, Tervuren, Vilvoorde, Wemmel, Wezembeek-Oppem, Zaventem, Zemst
gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan
afbakening van het VSGB en aansluitende open ruimtegebieden
de ontwerpers
Jan Zaman
-
Charlotte Geldof
Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van houdende de definitieve vaststelling van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan voor de afbakening van het VSGB en aansluitende open ruimtegebieden. de minister-president van de Vlaamse regering
de Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport
Kris Peeters
Philippe Muyters
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 2
Verordenende stedenbouwkundige voorschriften
(aanduiding in overdruk) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur. Artikel A0.0 Afbakeningslijn Vlaams strategisch gebied rond Brussel De gebieden binnen de afbakeningslijn behoren tot het Vlaams strategisch gebied rond Brussel. Met uitzondering van de deelgebieden waarvoor in dit plan voorschriften werden vastgelegd, blijven de op het ogenblik van de vaststelling van dit plan bestaande bestemmings- en inrichtingsvoorschriften onverminderd van toepassing. De bestaande voorschriften kunnen daar door voorschriften in nieuwe gewestelijke, provinciale en gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen of BPA’s worden vervangen. Bij de vaststelling van die plannen en bij overheidsprojecten binnen de grenslijn gelden de relevante bepalingen van de ruimtelijke structuurplannen, conform de decretale bepalingen in verband met de verbindende waarde van die ruimtelijke structuurplannen.
Symbolische aanduiding voor waterwegen en onbevaarbare waterlopen van 1ste categorie (overdruk) Artikel A0.1.1. Waterwegen en onbevaarbare waterlopen van 1ste categorie Onder deze symbolische aanduiding in overdruk voor waterwegen en onbevaarbare waterlopen van 1ste categorie wordt de waterloop en het gebied van de waterloop tot 10 meter aan de buitenkant van de oever begrepen. In dit gebied zijn alle handelingen toegelaten voor: -
het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien,
-
het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, , met inbegrip van de oevers, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie,
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden,
-
het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen;
voor zover de technieken van natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige voorschriften 1
In dit gebied zijn alle handelingen toegelaten voor productie van hernieuwbare energie, energierecuperatie of warmtekrachtkoppeling voor zover ze de waterhuishouding niet verstoren. De aanvragen voor vergunningen worden beoordeeld rekening houdend met de in grondkleur aangegeven bestemming. De in grondkleur aangegeven bestemming is van toepassing voor zover ze verenigbaar zijn met de waterbeheerfunctie en het waterbergend vermogen van het gebied en de natuurverbindingen via de rivier- en beekvalleien niet doen afnemen. In de voor bebouwing bestemde gebieden en voor zover het reeds bebouwde delen betreft, die in overeenstemming zijn met de bestemming in grondkleur, betekent dit dat alle handelingen toegelaten zijn voor zover rekening wordt gehouden met: -
het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien;
-
het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, met inbegrip van de oevers, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie;
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden;
-
het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen.
In de voor bebouwing bestemde gebieden en voor zover het over nieuwe constructies gaat kan de aanleg van verharde constructies enkel vergund worden in functie van: -
het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien,
-
het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, met inbegrip van de oevers, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie,
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden,
het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen.
Symbolische aanduiding voor onbevaarbare waterlopen van 2de en 3de categorie en voor niet gecategoriseerde onbevaarbare waterlopen (overdruk) Artikel A0.1.2. Onbevaarbare waterlopen van 2de en 3de categorie en voor niet gecategoriseerde onbevaarbare waterlopen Onder deze symbolische aanduiding in overdruk voor onbevaarbare waterlopen van 2de en 3de categorie en voor niet gecategoriseerd onbevaarbare waterlopen wordt volgend gebied begrepen: -
de waterloop en tot 7,5 meter aan de buitenkant van de oever voor de onbevaarbare waterlopen van 2de categorie;
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 2
-
de waterloop en tot 5 meter aan de buitenkant van de oever voor de onbevaarbare waterlopen van 3de categorie;
-
de waterloop en tot 2,5 meter aan de buitenkant van de oever voor de nietgecategoriseerde onbevaarbare waterlopen.
In dit gebied In de onmiddellijke omgeving van het gebied aangeduid met deze overdruk voor waterloop, zijn alle handelingen toegelaten voor: -
het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien,
-
het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, , met inbegrip van de oevers, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie,
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden,
-
het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen.
In dit gebied zijn alle handelingen toegelaten voor productie van hernieuwbare energie, energierecuperatie of warmtekrachtkoppeling voor zover ze de waterhuishouding niet verstoren. De aanvragen voor vergunningen worden beoordeeld rekening houdend met de in grondkleur aangegeven bestemming. De in grondkleur aangegeven bestemming is van toepassing voor zover ze verenigbaar zijn met de waterbeheerfunctie en het waterbergend vermogen van het gebied en de natuurverbindingen via de rivier- en beekvalleien niet doen afnemen. Voor de reeds bebouwde of bebouwbare bestemming in grondkleur betekent dit dat alle handelingen rekening houden met: -
het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien,
-
het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie,
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden,
-
het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen.
Symbolische aanduiding / overdruk Artikel A0.2. Hoogspanningsleiding In het gebied, aangeduid met deze overdruk, zijn alle handelingentoegelaten voor de aanleg, de exploitatie en de wijzigingen van een hoogspanningsleiding en haar aanhorigheden. De aanvragen voor vergunningen voor een hoogspanningsleiding en aanhorigheden worden beoordeeld rekening houdend met de in grondkleur aangegeven bestemming.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 3
De in grondkleur aangegeven bestemming is van toepassing voor zover de aanleg, de exploitatie en wijzigingen van de hoogspanningsleiding niet in het gedrang worden gebracht.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘bedrijvigheid’. Artikel A1.1. Specifiek regionaal bedrijventerrein voor kleinhandel
Artikel A1.1.1. Het bedrijventerrein is bestemd voor bedrijven met als hoofdactiviteit grootschalige kleinhandel. Het betreft individuele grootschalige winkels, concentraties van grootschalige winkels. Daarnaast zijn de volgende hoofdactiviteiten toegelaten: -
groothandel;
-
horeca en toeristische logies.
Installaties voor het opwekken van hernieuwbare energie of energierecuperatie zijn toegelaten. De volgende hoofdactiviteiten zijn niet toegelaten: -
autonome kantoren;
-
recreatieve bedrijven
Artikel A1.1.2. Alle handelingendie nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze rekening houden met zuinig ruimtegebruik. Daarbij wordt minstens aandacht besteed aan: -
het optimaal gebruiken van de percelen, echter rekening houdend met de verplichtingen inzake veiligheid;
-
de mogelijkheid om bepaalde diensten onder te brengen in gemeenschappelijke gebouwen op het ;
-
het groeperen en organiseren op het bedrijventerrein van parkeermogelijkheden voor de gebruikers en bezoekers
Gemeenschappelijke en complementaire voorzieningen, inherent aan het functioneren van het regionaal bedrijventerrein, zijn toegelaten Inrichtingen voor de huisvesting van bewakingspersoneel van maximaal 200 m² vloeroppervlakte, geïntegreerd in het bedrijfsgebouw, zijn toegelaten. Indien het noodzakelijk is voor de veiligheid van het bewakingspersoneel is de niet-integratie toegelaten.
Artikel A1.1.3.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 4
Het gebied is gesplitst in vier deelzones aangeduid met de letters A, B, C en D. In dit gebied wordt de uitbreiding van de bruto verkoopsoppervlakte beperkt tot de bestaande stedenbouwkundig vergunde bruto verkoopsoppervlakte op het moment van de definitieve vaststelling van dit RUP. In geval van herstructurering van één van de deelzones van de kleinhandelsconcentratie mag de brutoverkoopsoppervlakte in die deelzone maximaal vermeerderd worden met 15%. Herstructurering houdt in dat de bestaande stedenbouwkundig vergunde bruto verkoopsoppervlakten worden gegroepeerd of samengevoegd waarbij aandacht gaat naar het stimuleren van verweving met woonfuncties, een gezamenlijke wegontsluiting en gedeelde parkeergelegenheid voor klanten. De bruto verkoopsoppervlakte bestaat uit de netto verkoopoppervlakte, reserve, technische en sociale lokalen, bureaus en andere handelsruimten, inclusief verkoopoppervlakte in open lucht. Artikel A1.1.4. in het geval van herstructurering zoals hoger aangegeven zijn in dit gebied naast kleinhandel ook woningen toegelaten indien voldaan wordt aan volgende voorwaarden: -
elke woongelegenheid beschikt over een eigen buitenruimte van minimaal 15m²
-
rondom de gebouwen met woningen wordt een gemeenschappelijke buitenruimte met tuin voorzien die minstens gelijk is aan 50% van de totale brutowoonoppervlakte
-
de toegang tot de woningen vanop de openbare weg is volledig gescheiden van de toegang tot de kleinhandelszaken
-
het aantal bouwlagen is beperkt tot 4. Wanneer er een hellend dak met een helling tussen 30 en 60 graden op het gebouw wordt voorzien, mag in dit volume een vijfde bouwlaag worden voorzien waarvan de nuttig te gebruiken hoogte niet hoger is dan 4 meter. Wanneer geen hellend dak wordt voorzien kan binnen het volume van het denkbeeldig hellend dak een derde bouwlaag worden gerealiseerd waarvan de nuttig te gebruiken hoogte niet hoger is dan 4,50 meter.Bij de beoordeling van vergunningsaanvragen kan kan op basis van het aantal bouwlagen in de omgeving en de bouwhoogte in de omgeving worden geoordeelddat er meer of minder bouwlagen toegelaten kunnen worden. Een bouwlaag is een nuttig te gebruiken bovengrondse verdieping. De hoogte van een bouwlaag wordt gemeten tussen vloer en plafond van elke verdieping. Een bovengrondse verdieping is een verdieping waarvan de vloer zich maximaal 1,50 meter onder het maaiveld bevindt, gemeten vanaf het laagste peil van het maaiveldniveau grenzend aan het gebouw. Bouwlagen die hoger zijn dan 4,50m worden gerekend als meerdere bouwlagen, te rekenen als veelvoud van 2,25 meter.
Artikel A1.1.5. Inrichtingen die vallen onder de toepassing van het samenwerkingsakkoord tussen de federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest betreffende de beheersing van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken zijn niet toegelaten.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 5
Artikel A1.1.6.
(aanduiding in overdruk) Het gebied behoort tot de bestemmingscategorie van de grondkleur. Tussen het bedrijventerrein en de aangrenzende zones wordt in een buffer voorzien. De buffer moet voldoen aan de voorwaarden van visuele afscherming, en landschappelijke inpassing. De buffer wordt beplant met streekeigen struiken en hoogstammige bomen met het oog op het bufferen van de bedrijfsactiviteiten ten opzichte van de aanliggende functies. Alleen werken en handelingen met het oog op de aanleg en het onderhoud van de buffer zijn toegelaten. Uiterlijk in het plantseizoen dat volgt op het verlenen van een stedenbouwkundige vergunning, na de inwerkingtreding van dit ruimtelijk uitvoeringsplan, moet de zone voor buffer aangelegd en beplant zijn.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘bedrijvigheid’. Artikel A1.2. Specifiek regionaal bedrijventerrein voor autohandel
Artikel A1.2.1. Het bedrijventerrein is bestemd voor bedrijven met als hoofdactiviteit handel in en herstel van auto’s, vrachtwagens en andere voertuigen. Daarnaast zijn volgende hoofdactiviteiten toegelaten: -
groothandel voor zover deze betrekking heeft op handel in voertuigen en onderdelen,
-
kleinhandel voor zover deze betrekking heeft op handel in voertuigen en onderdelen,
-
Activiteiten van de bestaande stedenbouwkundig vergunde bedrijven op het ogenblik van de definitieve vaststelling van dit ruimtelijk uitvoeringsplan,
-
Productie van energie en energierecuperatie
Volgende hoofdactiviteiten zijn niet toegelaten: -
autonome kantoren,
-
intensieve recreatieve bedrijven inclusief grootschalige attractieparken of grootschalige dagrecreatie,
-
horeca en toeristische logies.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 6
Artikel A1.2.2. Gemeenschappelijke en complementaire voorzieningen inherent aan het functioneren van het specifiek regionaal bedrijventerrein voor autohandel zijn toegelaten. Inrichtingen voor de huisvesting van bewakingspersoneel van maximaal 200 m² vloeroppervlakte, geïntegreerd in het bedrijfsgebouw, zijn toegelaten. Indien het noodzakelijk is voor de veiligheid van het bewakingspersoneel is de niet-integratie toegelaten. Artikel A1.2.3. Inrichtingen die vallen onder de toepassing van het samenwerkingsakkoord tussen de federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest betreffende de beheersing van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken zijn niet toegelaten. Artikel A1.2.4. buffer
(aanduiding in overdruk) Het gebied behoort tot de bestemmingscategorie van de grondkleur. Tussen het bedrijventerrein en de aangrenzende zones wordt in een buffer voorzien. De buffer moet voldoen aan de voorwaarden van visuele afscherming, geluidsafscherming, landschappelijke inpassing en afstand. De buffer wordt beplant met streekeigen struiken en hoogstammige bomen met het oog op het bufferen van de bedrijfsactiviteiten ten opzichte van de aanliggende functies. Alleen werken en handelingen met het oog op de aanleg en het onderhoud van de buffer zijn toegelaten. Uiterlijk in het plantseizoen dat volgt op het verlenen van een stedenbouwkundige vergunning, na de inwerkingtreding van dit ruimtelijk uitvoeringsplan, moet de zone voor buffer aangelegd en beplant zijn.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘bedrijvigheid’. Artikel A1.3. Gemengd regionaal bedrijventerrein
Artikel A1.3.1. Het bedrijventerrein is bestemd voor bedrijven met de volgende hoofdactiviteiten: -
productie, opslag, bewerking en verwerking van goederen;
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 7
-
productie van energie
-
-onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten.
-
op- en overslag, voorraadbeheer, groepage, fysieke distributie en groothandel;
De volgende hoofdactiviteiten zijn niet toegelaten: -
kleinhandel;
-
agrarische productie;
-
autonome kantoren;
Artikel A1.3.2. Inrichtingen die vallen onder de toepassing van het samenwerkingsakkoord tussen de federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest betreffende de beheersing van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken zijn niet toegelaten. Artikel A1.3.3. Alle handelingendie nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze rekening houden met zuinig ruimtegebruik. Daarbij wordt minstens aandacht besteed aan: -
het optimaal gebruiken van de percelen, echter rekening houdend met de verplichtingen inzake veiligheid;
-
de mogelijkheid om bepaalde diensten onder te brengen in gemeenschappelijke gebouwen op het bedrijventerrein;
-
het groeperen en organiseren op het bedrijventerrein van parkeermogelijkheden voor de gebruikers en bezoekers
Gemeenschappelijke en complementaire voorzieningen, inherent aan het functioneren van het regionaal bedrijventerrein, zijn toegelaten. Kantoren en toonzalen met beperkte vloeroppervlakte, ondergeschikt en gekoppeld aan de productieactiviteit van individuele bedrijven, zijn toegelaten voor zover die activiteiten geen loketfunctie hebben en geen autonome activiteiten uitmaken. De toonzalen mogen maximaal 10% van de gelijkvloerse bebouwde oppervlakte innemen, ongeacht op welk niveau de toonzalen worden ingericht, en de toonzaaloppervlakte mag maximaal 500 m² zijn. Inrichtingen voor de huisvesting van bewakingspersoneel van maximaal 200 m² vloeroppervlakte, geïntegreerd in het bedrijfsgebouw, zijn toegelaten. Indien het noodzakelijk is voor de veiligheid van het bewakingspersoneel is de niet-integratie toegelaten
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 8
Symbolische aanduiding (bruine pijl) Artikel A1.4. spoorinfrastructuur Deze symbolische aanduiding geeft aan dat binnen een strook van 30 meter uit de as van de symbolische aanduiding spoorinfrastructuur kan voorzien worden voor de doortrekking van de tramlijn tussen het Brussels Hoofdstedelijk gewest en het station van Ruisbroek.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘bedrijvigheid’. Artikel A1.5. Gemengd regionaal bedrijventerrein
Artikel A1.5.1. Het bedrijventerrein is bestemd voor bedrijven met de volgende hoofdactiviteiten: -
Productie, opslag en verwerking van goederen
-
Onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten
-
Op- en overslag, voorraadbeheer, groepage, fysieke distributie en groothandel.
De volgende hoofdactiviteiten zijn niet toegelaten: -
Kleinhandel
-
Agrarische productie
-
Autonome kantoren
-
Afvalverwerking met inbegrip van recyclage
-
Mestverwerking, slibverwerking
-
Verwerking en bewerking van grondstoffen met inbegrip van delfstoffen
Constructies, werken en handelingen in functie van collectief of openbaar vervoer zijn toegelaten.
Artikel A1.5.2. Alle handelingendie nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze rekening houden met zuinig ruimtegebruik. Daarbij wordt minstens aandacht besteed aan :
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 9
-
Het optimaal gebruiken van de percelen, echter rekening houdend met de verplichtingen inzake veiligheid;
-
De mogelijkheid om bepaalde diensten onder te brengen in gemeenschappelijke gebouwen op het bedrijventerrein;
-
Het groeperen en organiseren op het bedrijventerrein van parkeermogelijkheden voor de gebruikers en bezoekers.
Gemeenschappelijke en complementaire voorzieningen inherent aan het functioneren van het gemengd regionaal bedrijventerrein zijn toegelaten. Kantoren en toonzalen met beperkte vloeroppervlakte, ondergeschikt en gekoppeld aan de productieactiviteit van individuele bedrijven zijn toegelaten voor zover deze activiteiten geen loketfunctie hebben en geen autonome activiteiten uitmaken. De toonzalen mogen maximum 10% van de gelijkvloerse bebouwde oppervlakte innemen ongeacht op welk niveau de toonzalen worden ingericht en de toonzaaloppervlakte mag maximaal 500m² zijn. Inrichtingen voor de huisvesting van bewakingspersoneel van maximaal 200m² vloeroppervlakte, geïntegreerd in het bedrijfsgebouw, zijn toegelaten. Indien het noodzakelijk is voor de veiligheid van het bewakingspersoneel is de niet-integratie toegelaten. De minimale perceelsoppervlakte bedraagt 5000m². Uitzonderingen zijn toegestaan voor -
Percelen met bestaande stedenbouwkundig vergunde bedrijfsgebouwen binnen de zone
-
Percelen met bedrijven die gemeenschappelijke en complementaire voorzieningen verzorgen
-
Percelen met bedrijfsverzamelgebouwen
-
Een beperkt aantal percelen die omwille van de globale inrichting van het bedrijventerrein een kleinere terreinoppervlakte verkrijgen.
Artikel A1.5.3. Bij de aanleg van het terrein moet het waterbergend vermogen van het gebied zo veel mogelijk worden behouden en het overstromingsrisico worden beperkt. Vanuit een zorg voor de natuurlijke loop van de Zenne, dient een strook van minstens 5 meter langsheen de Zenne een natuurlijk beheer te krijgen. Het gedeelte tussen het geplande wachtbekken en het perceel 535_0, op de bestaande verharding en werkplaats na, dient ingericht en beheerd te worden als één oeverzone van de Zenne. Het oostelijk deel langs de Zenne moet bebost worden als bijkomende bufferrand naar de oude dorpskern van Drogenbos toe.
Artikel A1.5.4. Inrichtingen die vallen onder de toepassing van het samenwerkingsakkoord tussen de federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest betreffende de beheersing van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken zijn niet toegelaten
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 10
Artikel A1.5.5 Buffer
(aanduiding
in overdruk)
Het gebied behoort tot de bestemmingscategorie van de grondkleur. Tussen de bedrijven en de aangrenzende zones wordt in een buffer voorzien. De buffer moet voldoen aan de voorwaarden van visuele afscherming, geluidsafscherming, landschappelijke inpassing of afstand. Het gebied, hier aangeduid met deze overdruk, zorgt voor een buffer tussen het bedrijventerrein en het aanpalend natuurgebied en de visuele afscherming ten opzichte van de A7 (E19). De buffer wordt dicht beplant met streekeigen struiken en inheemse hoogstammige bomen met het oog op het bufferen van de bedrijfsactiviteiten ten opzichte van de aanliggende functies. Alleen werken en handelingen met het oog op de aanleg en het onderhoud van de buffer zijn toegelaten met inbegrip van de aanleg en het onderhoud van toegangswegen. Tevens is in de westelijke buffer tussen het bedrijf en de R0/E19 de aanleg van brandwegen in waterdoorlatende verharding toegelaten indien dit om redenen van brandveiligheid wordt opgelegd. Constructies, werken en handelingen in functie van onderhoud van bestaande buurt- en voetwegen en de weg “de wandeling” van 3 m breedte ter vervanging van de afgeschafte voetweg n°25, zijn toegelaten. Constructies, werken en handelingen in functie van collectief of openbaar vervoer zijn toegelaten Uiterlijk in het plantseizoen dat volgt op het verlenen van een stedenbouwkundige vergunning, na de inwerkingtreding van dit ruimtelijk uitvoeringsplan, moet de zone voor buffer aangelegd en beplant zijn. De bestaande ingebuisde beken dienen opnieuw als open waterloop aangelegd te worden. Het niveauverschil tussen het bedrijfsterrein en de Beemden dient opgevangen te worden in dit gebied. Het beheer van dit gebied richt zich naar het natuurlijk beheer van de aanpalende Beemden. Artikel A1.5.6 bouwvrije strook
(aanduiding in overdruk) In het gebied, aangeduid met deze overdruk, geldt een verbod om vergunningsplichtige gebouwen en constructies op te richten behalve handelingen voor:
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 11
-
leidingen, telecommunicatie infrastructuur, lokaal openbaar vervoer, lokale dienstwegen en paden voor niet-gemotoriseerd verkeer, lokale toegangswegen.
-
bestaande bebouwing en constructies, voor zover ze in overeenstemming zijn met de stedenbouw-kundige voorschriften van de grondkleur.
In geval van onteigening wordt bij het bepalen van de vergoeding geen rekening gehouden met de waardevermeerdering die uit bovenvermelde werken en handelingen voortvloeit. Langsheen de hoofdweg wordt beplanting voorzien, zodat het bedrijventerrein niet zichtbaar is van op de hoofdweg.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘reservaat en natuur’. Artikel A1.6. Natuurgebied
Artikel A1.6.1 Het gebied is bestemd voor de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van de natuur, het natuurlijk milieu en bos. Recreatief medegebruik is een ondergeschikte functie. Alle handelingendie nodig of nuttig zijn voor de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van de natuur, het natuurlijk milieu en van de landschapswaarden zijn toegelaten. Artikel A1.6.2.
(symbolische aanduiding in overdruk)
In de zone aangeduid met deze overdruk kunnen in hoofdzakelijk vergunde constructies behalve de activiteiten voor de realisatie van de bovenvermelde functies, ook de bestaande hoofdzakelijk vergunde activiteiten op het moment van de definitieve vaststelling worden toegelaten Alle instandhoudingswerken, ook structurele, zijn aan die gebouwen toegelaten. Daarnaast zijn toegelaten: -
verbouwen binnen het bestaande volume voor zover de ruimtelijke samenhang in het gebied, landschapswaarden en natuurwaarden in het gebied bewaard blijven en niet geschaad wordt.
-
herbouwen voor zover de ruimtelijke samenhang in het gebied, landschapswaarden en natuurwaarden in het gebied bewaard blijven en niet geschaad wordt.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 12
-
uitbreiden voor zover de ruimtelijke samenhang in het gebied, landschapswaarden en natuurwaarden in het gebied bewaard blijven en niet geschaad wordt.
-
het aanleggen en onderhouden van een parking voor zover de ruimtelijke samenhang in het gebied, landschapswaarden en natuurwaarden in het gebied bewaard blijven en niet geschaad wordt.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘wonen’. Artikel A2.1. Woongebied
Artikel A2.1.1 Tot 1 januari 2017 is dit gebied bestemd als bouwvrij agrarisch gebied zoals bedoeld in artikel A2.2. Vanaf 1 januari 2017 krijgt dit gebied de bestemming woongebied zoals bedoeld in artikel A2.1.2 tot en met A2.1.8. Artikel A2.1.2 Het gebied is bestemd voor wonen en aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen. Onder aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen worden verstaan: handel, horeca en toeristische logies, bedrijven, kantoren en diensten, openbare en private nuts- en gemeenschapsvoorzieningen, openbare groene ruimten en openbare verharde ruimten, socio-culturele voorzieningen en recreatieve voorzieningen. Langs de noordelijke grens van dit gebied in de richting van de Vogelzangbeek wordt een groenstrook voorzien van minstens 20 meter breed waarin de overgang tussen de woningen en de beekvallei wordt voorzien. Deze strook moet ingericht en beheerd worden in samenhang met de vallei. Artikel A2.1.3 Alle handelingendie nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze wat schaal en ruimtelijke impact betreft verenigbaar zijn met de omgeving. Daarbij wordt ten minste aandacht besteed aan: -
de relatie met de in de omgeving aanwezige functies;
-
de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers, bewoners of bezoekers;
-
de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid;
-
de relatie met de in de omgeving van het woongebied vastgelegde bestemmingen;
-
de bestaande of gewenste woondichtheid.
-
de inpassing in de omgeving.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 13
Artikel A2.1.4. In dit gebied is het aantal bouwlagen beperkt tot 2. Wanneer er een hellend dak met een helling tussen 30 en 60 graden op het gebouw wordt voorzien, mag in dit volume nog een derde bouwlaag worden voorzien, waarvan de nuttig te gebruiken hoogte niet hoger is dan 4,50 meter. Wanneer geen hellend dak wordt voorzien kan binnen het volume van het denkbeeldig hellend dak een derde bouwlaag worden gerealiseerd waarvan de nuttig te gebruiken hoogte niet hoger is dan 4,50 meter. Bij de beoordeling van vergunningsaanvragen kan kan op basis van het aantal bouwlagen in de omgeving en de bouwhoogte in de omgeving worden geoordeelddat er meer of minder bouwlagen toegelaten kunnen worden Een bouwlaag is een nuttig te gebruiken bovengrondse verdieping. De hoogte van een bouwlaag wordt gemeten tussen vloer en plafond van elke verdieping. Een bovengrondse verdieping is een verdieping waarvan de vloer zich maximaal 1,50 meter onder het maaiveld bevindt, gemeten vanaf het laagste peil van het maaiveldniveau grenzend aan het gebouw. Bouwlagen die hoger zijn dan 4,50m worden gerekend als meerdere bouwlagen, te rekenen als veelvoud van 2,25 meter. Het toegelaten aantal bouwlagen kan door de gemeente of de provincie worden gewijzigd in een ruimtelijk uitvoeringsplan tot maximum 5 bouwlagen. Zolang de gemeente of provincie het aantal woonlagen niet verhoogt door de vaststelling van een ruimtelijk uitvoeringsplan kunnen binnen het toegelaten aantal bouwlagen maximaal 2 woonlagen worden toegelaten. Artikel A2.1.5 Bij vergunningsaanvragen voor een project vanaf 1ha en/of 25 woongelegenheden wordt een inrichtingsstudie gevoegd. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied. De inrichtingsstudie geeft ook aan hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied en/of tot de mogelijke ontwikkeling van de rest van het gebied. De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als zodanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van de aanvragen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie of een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten.
Artikel A2.1.6 In dit gebied kan een vergunning voor: 1° verkavelingen van ten minste tien loten bestemd voor woningbouw, of met een grondoppervlakte groter dan een halve hectare, ongeacht het aantal loten; 2° groepswoningbouwprojecten waarbij ten minste tien woongelegenheden ontwikkeld worden; 3° de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen waarbij ten minste vijftig appartementen gecreëerd worden; 4° verkavelingen, groepswoningbouwprojecten en projecten voor de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen die niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in 1°, 2° of 3°, en waarvoor een verkavelingsvergunning of een stedenbouwkundige vergunning wordt
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 14
aangevraagd door een verkavelaar of een bouwheer wiens project aansluit op andere, door dezelfde verkavelaar of bouwheer te ontwikkelen gronden, die samen met de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, een oppervlakte van meer dan een halve hectare beslaan; pas afgeleverd worden indien binnen het verkavelings- of bouwproject een sociaal woonaanbod verwezenlijkt wordt dat gelijk is aan: a) hetzij ten minste veertig en ten hoogste vijftig procent voor gronden die in eigendom zijn van Vlaamse besturen of Vlaamse semipublieke rechtspersonen; b) hetzij ten minste twintig en ten hoogste vijfentwintig procent voor gronden die in eigendom zijn van overige natuurlijke of rechtspersonen. Er kan een objectief worden vastgesteld dat lager ligt dan de minimale objectieven, vermeld in de eerste alinea, a) respectievelijk b), indien dat gemotiveerd wordt vanuit het bestaande en geplande sociaal woonaanbod, de sociale contextfactoren en de ruimtelijke karakteristieken van het nieuwe woongebied. Dergelijke afwijking heeft nooit voor gevolg dat een objectief wordt vastgesteld dat lager ligt dan de helft van de minimale objectieven, vermeld in de eerste alinea, a) respectievelijk b). Artikel A2.1.7 In dit gebied kan een vergunning voor: 1° verkavelingen van ten minste tien loten bestemd voor woningbouw, of met een grondoppervlakte groter dan een halve hectare, ongeacht het aantal loten; 2° groepswoningbouwprojecten waarbij ten minste tien woongelegenheden ontwikkeld worden; 3° de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen waarbij ten minste vijftig appartementen gecreëerd worden; 4° verkavelingen, groepswoningbouwprojecten en projecten voor de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen die niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in 1°, 2° of 3°, en waarvoor een verkavelingsvergunning of een stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd door een verkavelaar of een bouwheer wiens project aansluit op andere, door dezelfde verkavelaar of bouwheer te ontwikkelen gronden, die samen met de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, een oppervlakte van meer dan een halve hectare beslaan; pas afgeleverd worden indien binnen het verkavelings- of bouwproject een bescheiden woonaanbod wordt verwezenlijkt van 40%, verminderd met het aandeel bepaald in artikel 13.6. Artikel A2.1.8 Tot een vergunning verleend is voor de realisatie van de bestemming zijn per perceel de handelingen, voorzieningen en inrichtingen toegelaten die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van landbouwbedrijven, met uitsluiting van het oprichten van gebouwen en vergelijkbare constructies.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 15
Artikel A2.2. Bouwvrij agrarisch gebied
Artikel A2.2.1 Het gebied is bestemd voor de beroepslandbouw. Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van landbouwbedrijven zijn toegelaten. Het oprichten van gebouwen en gelijkaardige constructies is niet toegelaten.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘bedrijvigheid’. Artike A3.1. Gemengd regionaal bedrijventerrein
Artikel A3.1.1 Het bedrijventerrein is bestemd voor regionale bedrijven met de volgende hoofdactiviteiten: -
productie, opslag, bewerking en verwerking van goederen;
-
productie van energie
-
onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten.
-
op- en overslag, voorraadbeheer, groepage, fysieke distributie en groothandel;
De volgende hoofdactiviteiten zijn niet toegelaten: -
kleinhandel;
-
agrarische productie;
-
autonome kantoren.
Artikel A3.1.2. Inrichtingen die vallen onder de toepassing van het samenwerkingsakkoord tussen de federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest betreffende de beheersing van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken zijn niet toegelaten.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 16
Artikel A3.1.3. Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze rekening houden met zuinig ruimtegebruik. Daarbij wordt minstens aandacht besteed aan: -
het optimaal gebruiken van de percelen, echter rekening houdend met de verplichtingen inzake veiligheid;
-
de mogelijkheid om bepaalde diensten onder te brengen in gemeenschappelijke gebouwen op het bedrijventerrein;
-
het groeperen en organiseren op het bedrijventerrein van parkeermogelijkheden voor de gebruikers en bezoekers
Gemeenschappelijke en complementaire voorzieningen, inherent aan het functioneren van het regionaal bedrijventerrein, zijn toegelaten. Kantoren en toonzalen met beperkte vloeroppervlakte, ondergeschikt en gekoppeld aan de productieactiviteit van individuele bedrijven, zijn toegelaten voor zover die activiteiten geen loketfunctie hebben en geen autonome activiteiten uitmaken. De toonzalen mogen maximaal 10% van de gelijkvloerse bebouwde oppervlakte innemen, ongeacht op welk niveau de toonzalen worden ingericht, en de toonzaaloppervlakte mag maximaal 500 m² zijn. Inrichtingen voor de huisvesting van bewakingspersoneel van maximaal 200 m² vloeroppervlakte, geïntegreerd in het bedrijfsgebouw, zijn toegelaten. Indien het noodzakelijk is voor de veiligheid van het bewakingspersoneel is de niet-integratie toegelaten.
aanduiding in overdruk Artikel A3.2. Overdruk beperking kleinhandel
In het gebied aangeduid met deze overdruk wordt de toename van de kleinhandels oppervlakte beperkt. Op percelen waar bij het in werking treden van dit plan geen kleinhandel aanwezig was, of waar een kleinhandel aanwezig was die kleiner is dan 150m² brutoverkoopsoppervlakte, wordt de maximale brutoverkoopsoppervlakte beperkt tot 150m². Op percelen waar bij het in werking treden van dit plan een kleinhandel aanwezig was met een brutoverkoopsoppervlakte groter of gelijk aan 150m², kan de brutoverkoopsoppervlakte maximaal met 15% toenemen.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 17
Indien een bestaande, hoofdzakelijk vergunde kleinhandel, groter dan 150m² brutoverkoopsoppervlakte geheel of gedeeltelijk wordt afgebroken, of van functie gewijzigd, kan na de realisatie van de werken of de functiewijziging de hoofdzakelijk vergunde brutoverkoopsoppervlakte worden overgedragen aan een ander perceel. Samen met de brutoverkoopsoppervlakte wordt ook de maximale uitbreiding van die brutoverkoopsoppervlakte met 15% ten opzichte van de brutoverkoopsoppervlakte die aanwezig was bij het in werking treden van dit plan, overgedragen. Het perceel waar de kleinhandel wordt verwijderd zal bij latere vergunningsaanvragen behandeld worden als een perceel bedoeld in de tweede alinea van dit artikel. De bruto verkoopsoppervlakte bestaat uit de netto verkoopoppervlakte, reserve, technische en sociale lokalen, bureaus en andere handelsruimten, inclusief verkoopoppervlakte in open lucht.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘wonen’. Artikel A4.1 Woongebied
Artikel A4.1.1 Het gebied is bestemd voor wonen en aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen. Onder aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen worden verstaan: handel, horeca en toeristische logies, bedrijven, kantoren en diensten, openbare en private nuts- en gemeenschapsvoorzieningen, openbare groene ruimten en openbare verharde ruimten, socio-culturele voorzieningen en recreatieve voorzieningen. Artikel A4.1.2 Alle handelingendie nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze wat schaal en ruimtelijke impact betreft verenigbaar zijn met de omgeving. Daarbij wordt ten minste aandacht besteed aan: -
de relatie met de in de omgeving aanwezige functies;
-
de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers, bewoners of bezoekers;
-
de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid;
-
de relatie met de in de omgeving van het woongebied vastgelegde bestemmingen;
-
de bestaande of gewenste woondichtheid.
-
de inpassing in de omgeving.
Artikel A4.1.3 In dit gebied is het aantal bouwlagen beperkt tot 2. Wanneer er een hellend dak met een helling tussen 30 en 60 graden op het gebouw wordt voorzien, mag in dit volume nog een derde bouwlaag worden voorzien, waarvan de nuttig te gebruiken hoogte niet hoger is dan 4,50 meter. Wanneer geen hellend dak wordt voorzien kan binnen het volume van het
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 18
denkbeeldig hellend dak een derde bouwlaag worden gerealiseerd waarvan de nuttig te gebruiken hoogte niet hoger is dan 4,50 meter. Bij de beoordeling van vergunningsaanvragen kan kan op basis van het aantal bouwlagen in de omgeving en de bouwhoogte in de omgeving worden geoordeelddat er meer of minder bouwlagen toegelaten kunnen worden. Een bouwlaag is een nuttig te gebruiken bovengrondse verdieping. De hoogte van een bouwlaag wordt gemeten tussen vloer en plafond van elke verdieping. Een bovengrondse verdieping is een verdieping waarvan de vloer zich maximaal 1,50 meter onder het maaiveld bevindt, gemeten vanaf het laagste peil van het maaiveldniveau grenzend aan het gebouw. Bouwlagen die hoger zijn dan 4,50m worden gerekend als meerdere bouwlagen, te rekenen als veelvoud van 2,25 meter. Het toegelaten aantal bouwlagen kan door de gemeente of de provincie worden gewijzigd in een ruimtelijk uitvoeringsplan tot maximum 5 bouwlagen.. Zolang de gemeente of provincie het aantal woonlagen niet verhoogt door de vaststelling van een ruimtelijk uitvoeringsplan kunnen binnen het toegelaten aantal bouwlagen maximaal 2 woonlagen worden toegelaten. Artikel A4.1.4. Bij vergunningsaanvragen vanaf 1ha en/of 25 woongelegenheden, wordt een inrichtingsstudie gevoegd. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied. De inrichtingsstudie geeft ook aan hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied en/of tot de mogelijke ontwikkeling van de rest van het gebied. De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als zodanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van de aanvragen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie of een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten. Artikel A4.1.5 In dit gebied kan een vergunning voor: 1° verkavelingen van ten minste tien loten bestemd voor woningbouw, of met een grondoppervlakte groter dan een halve hectare, ongeacht het aantal loten; 2° groepswoningbouwprojecten waarbij ten minste tien woongelegenheden ontwikkeld worden; 3° de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen waarbij ten minste vijftig appartementen gecreëerd worden; 4° verkavelingen, groepswoningbouwprojecten en projecten voor de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen die niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in 1°, 2° of 3°, en waarvoor een verkavelingsvergunning of een stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd door een verkavelaar of een bouwheer wiens project aansluit op andere, door dezelfde verkavelaar of bouwheer te ontwikkelen gronden, die samen met de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, een oppervlakte van meer dan een halve hectare beslaan;
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 19
pas afgeleverd worden indien binnen het verkavelings- of bouwproject een sociaal woonaanbod verwezenlijkt wordt dat gelijk is aan: a) hetzij ten minste veertig en ten hoogste vijftig procent voor gronden die in eigendom zijn van Vlaamse besturen of Vlaamse semipublieke rechtspersonen; b) hetzij ten minste twintig en ten hoogste vijfentwintig procent voor gronden die in eigendom zijn van overige natuurlijke of rechtspersonen. Er kan een objectief worden vastgesteld dat lager ligt dan de minimale objectieven, vermeld in de eerste alinea, a) respectievelijk b), indien dat gemotiveerd wordt vanuit het bestaande en geplande sociaal woonaanbod, de sociale contextfactoren en de ruimtelijke karakteristieken van het nieuwe woongebied. Dergelijke afwijking heeft nooit voor gevolg dat een objectief wordt vastgesteld dat lager ligt dan de helft van de minimale objectieven, vermeld in de eerste alinea, a) respectievelijk b). Artikel A4.1.6 In dit gebied kan een vergunning voor: 1° verkavelingen van ten minste tien loten bestemd voor woningbouw, of met een grondoppervlakte groter dan een halve hectare, ongeacht het aantal loten; 2° groepswoningbouwprojecten waarbij ten minste tien woongelegenheden ontwikkeld worden; 3° de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen waarbij ten minste vijftig appartementen gecreëerd worden; 4° verkavelingen, groepswoningbouwprojecten en projecten voor de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen die niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in 1°, 2° of 3°, en waarvoor een verkavelingsvergunning of een stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd door een verkavelaar of een bouwheer wiens project aansluit op andere, door dezelfde verkavelaar of bouwheer te ontwikkelen gronden, die samen met de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, een oppervlakte van meer dan een halve hectare beslaan; pas afgeleverd worden indien binnen het verkavelings- of bouwproject een bescheiden woonaanbod wordt verwezenlijkt van 40%, verminderd met het aandeel bepaald in artikel 13.6.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘wonen’. Artikel A4.2. Gebied voor wonen en park
Artikel A4.2.1 Dit gebied is bestemd voor park. Het gebied in ingedeeld in vier deelgebieden aangeduid met de letters C en D. In elk van de deelgebieden wordt een publiek toegankelijk park aangelegd en onderhouden, met een cumulatieve oppervlakte van minstens 7ha. De
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 20
verschillende parken worden met elkaar verbonden met wandel- en fietspaden, en met de routes naar het station van Ruisbroek en De Biest.
Artikel A4.2.2 De ontwikkeling van het gebied kan gebeuren per deelgebied. Zodra in één deelgebied de stedenbouwkundige vergunning is afgeleverd voor de aanleg van een park dat voldoet aan de criteria die van toepassing zijn in dat deelgebied, ligt de lokatie van het park in dat deelgebied vast. Dit is een vastgelegd park. De verdeling van de oppervlakte park gebeurt als volgt: -
deelgebied C: 3 ha park
-
deelgebied D: 4 ha park
Stroken die smaller zijn dan 10 meter en ingericht worden als publiek toegankelijk park worden niet in rekening gebracht bij deze minimale oppervlakte park per deelgebied. Voor alle aangelegde parken wordt één gezamenlijk beheersplan opgemaakt, zodat het onderhoud, de inrichting en het beheer op elkaar wordt afgestemd.
Artikel A4.2.3 De vastgelegde parken zijn bestemd voor de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van een park of parken. Het park is voor het publiek toegankelijk en heeft een sociale functie. Natuurbehoud, bosbouw, en landschapszorg zijn nevengeschikte functies. Recreatie is toegelaten voor zover de andere functies niet in het gedrang komen.
Artikel A4.2.4. In de delen van een deelgebied die buiten het vastgelegd park gelegen zijn, kunnen eveneens wonen en aan het wonen verwante voorzieningen toegelaten worden. Onder aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen worden verstaan: handel, horeca en toeristische logies, bedrijven, kantoren en diensten, openbare en private nuts- en gemeenschapsvoorzieningen, openbare groene ruimten en openbare verharde ruimten, socio-culturele voorzieningen en recreatieve voorzieningen. Voor gebouwen gelden de volgende voorschriften: -
de maximale bouwhoogte in deelgebieden C, en D bedraagt 15 meter, inclusief schouwen, daken, masten, technische installaties en andere constructies;
-
elk gebouw of groep van gebouwen die verbonden zijn met een gemene muur heeft een maximale grondoppervlakte van 500m²
-
tussen de gebouwen onderling en ten opzicht van de grens van het deelgebied wordt een strook vrijgelaten van minimaal 10 meter.
-
Elke woning in een gebouw beschikt over een eigen private buitenruimte aansluitend bij de woonvertrekken van minimaal 10m².
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 21
Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van woningen zijn toegelaten voor zover ze wat schaal en ruimtelijke impact betreft, verenigbaar zijn met de omgeving. Daarbij wordt ten minste aandacht besteed aan: -
de relatie met de in de omgeving aanwezige functies;
-
de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers, bewoners of bezoekers;
-
de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid;
-
de relatie met de in de omgeving van het woongebied vastgelegde bestemmingen.
-
de relatie met en de inpassing in het park.
Artikel A4.2.5. In de deelgebieden C en D wordt het aantal bouwlagen beperkt tot 2. Wanneer er een hellend dak met een helling tussen 30 en 60 graden op het gebouw wordt voorzien, mag in dit volume nog een derde bouwlaag worden voorzien, waarvan de nuttig te gebruiken hoogte niet hoger is dan 4,50 meter. Wanneer geen hellend dak wordt voorzien kan binnen het volume van het denkbeeldig hellend dak een derde bouwlaag worden gerealiseerd waarvan de nuttig te gebruiken hoogte niet hoger is dan 4,50 meter. Bij de beoordeling van vergunningsaanvragen kan kan op basis van het aantal bouwlagen in de omgeving en de bouwhoogte in de omgeving worden geoordeelddat er meer of minder bouwlagen toegelaten kunnen worden. Een bouwlaag is een nuttig te gebruiken bovengrondse verdieping. De hoogte van een bouwlaag wordt gemeten tussen vloer en plafond van elke verdieping. Een bovengrondse verdieping is een verdieping waarvan de vloer zich maximaal 1,50 meter onder het maaiveld bevindt, gemeten vanaf het laagste peil van het maaiveldniveau grenzend aan het gebouw. Bouwlagen die hoger zijn dan 4,50m worden gerekend als meerdere bouwlagen, te rekenen als veelvoud van 2,25 meter. Het toegelaten aantal bouwlagen kan door de gemeente of de provincie worden gewijzigd in een ruimtelijk uitvoeringsplan. Wanneer een gemeentelijk of provinciaal RUP wordt opgemaakt voor het verhogen van het toegelaten aantal bouwlagen mag het toegelaten aantal bouwlagen niet hoger zijn dan 5. Zolang de gemeente of provincie het aantal woonlagen niet verhoogt door de vaststelling van een ruimtelijk uitvoeringsplan kunnen binnen het toegelaten aantal bouwlagen maximaal 2 woonlagen worden toegelaten.
Artikel A4.2.6. Bij vergunningsaanvragen voor een project van 1 ha en/of 25 woongelegenheden wordt een inrichtingsstudie gevoegd. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied. De inrichtingsstudie zal tenminste aantonen op welke wijze de artikelen A4.2.1 tot A4.2.5 op het terrein worden geïmplementeerd en hoe de ontsluiting zal verlopen. De inrichtingsstudie geeft ook aan hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied en/of tot de mogelijke ontwikkeling van de rest van het gebied.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 22
De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als zodanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van de aanvragen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie of een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten.
Artikel A4.2.7. In dit gebied kan een vergunning voor: 1° verkavelingen van ten minste tien loten bestemd voor woningbouw, of met een grondoppervlakte groter dan een halve hectare, ongeacht het aantal loten; 2° groepswoningbouwprojecten waarbij ten minste tien woongelegenheden ontwikkeld worden; 3° de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen waarbij ten minste vijftig appartementen gecreëerd worden; 4° verkavelingen, groepswoningbouwprojecten en projecten voor de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen die niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in 1°, 2° of 3°, en waarvoor een verkavelingsvergunning of een stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd door een verkavelaar of een bouwheer wiens project aansluit op andere, door dezelfde verkavelaar of bouwheer te ontwikkelen gronden, die samen met de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, een oppervlakte van meer dan een halve hectare beslaan; pas afgeleverd worden indien binnen het verkavelings- of bouwproject een sociaal woonaanbod verwezenlijkt wordt dat gelijk is aan: a) hetzij ten minste veertig en ten hoogste vijftig procent voor gronden die in eigendom zijn van Vlaamse besturen of Vlaamse semipublieke rechtspersonen; b) hetzij ten minste twintig en ten hoogste vijfentwintig procent voor gronden die in eigendom zijn van overige natuurlijke of rechtspersonen. Er kan een objectief worden vastgesteld dat lager ligt dan de minimale objectieven, vermeld in de eerste alinea, a) respectievelijk b), indien dat gemotiveerd wordt vanuit het bestaande en geplande sociaal woonaanbod, de sociale contextfactoren en de ruimtelijke karakteristieken van het nieuwe woongebied. Dergelijke afwijking heeft nooit voor gevolg dat een objectief wordt vastgesteld dat lager ligt dan de helft van de minimale objectieven, vermeld in de eerste alinea, a) respectievelijk b).
Artikel A4.2.8 In dit gebied kan een vergunning voor: 1° verkavelingen van ten minste tien loten bestemd voor woningbouw, of met een grondoppervlakte groter dan een halve hectare, ongeacht het aantal loten; 2° groepswoningbouwprojecten waarbij ten minste tien woongelegenheden ontwikkeld worden; 3° de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen waarbij ten minste vijftig appartementen gecreëerd worden; 4° verkavelingen, groepswoningbouwprojecten en projecten voor de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen die niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in 1°, 2° of 3°, en waarvoor een verkavelingsvergunning of een stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd door een verkavelaar of een bouwheer wiens project aansluit op andere, door
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 23
dezelfde verkavelaar of bouwheer te ontwikkelen gronden, die samen met de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, een oppervlakte van meer dan een halve hectare beslaan; pas afgeleverd worden indien binnen het verkavelings- of bouwproject een bescheiden woonaanbod wordt verwezenlijkt van 40%, verminderd met het aandeel bepaald in artikel 13.6. Artikel A4.2.9. Tot een vergunning verleend is voor de realisatie van de bestemming zijn per perceel de handelingen, voorzieningen en inrichtingen toegelaten die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van landbouwbedrijven, met uitsluiting van het oprichten van gebouwen en vergelijkbare constructies.
Artikel A4.2.10. In het gebied zijn eveneens toegelaten, voor zover de hoofdbestemming niet in het gedrang komt, voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de watertoets, alle handelingenin functie van het bereiken van de randvoorwaarden die nodig zijn voor het behoud van de watersystemen en het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden toegelaten.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘wonen’. Artikel A4.3. Gebied voor wonen en voor landbouw
Artikel A4.3.1. Het gebied is bestemd voor wonen, landbouw, openbare groene ruimten en openbare verharde ruimten en aan het wonen verwante activiteiten. Onder aan het wonen verwante activiteiten worden verstaan: handel, horeca en toeristische logies, bedrijven, kantoren en diensten, openbare en private nuts- en gemeenschapsvoorzieningen, socio-culturele voorzieningen en recreatieve voorzieningen.
Artikel A4.3.2 Alle handelingendie nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze wat schaal en ruimtelijke impact betreft, verenigbaar zijn met de omgeving. Daarbij wordt ten minste aandacht besteed aan: -
de relatie met de in de omgeving aanwezige functies;
-
de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers, bewoners of bezoekers;
-
de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid;
-
de relatie met de in de omgeving van het woongebied vastgelegde bestemmingen.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 24
Artikel A4.3.3 In het gebied zijn eveneens toegelaten, voor zover de hoofdbestemming niet in het gedrang komt, voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de watertoets, alle handelingenin functie van het bereiken van de randvoorwaarden die nodig zijn voor het behoud van de watersystemen en het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden toegelaten.
Artikel A4.3.4. In dit gebied is het aantal bouwlagen beperkt tot 2. Wanneer er een hellend dak met een helling tussen 30 en 60 graden op het gebouw wordt voorzien, mag in dit volume nog een vierde bouwlaag worden voorzien, waarvan de nuttig te gebruiken hoogte niet hoger is dan 4,50 meter. Wanneer geen hellend dak wordt voorzien kan binnen het volume van het denkbeeldig hellend dak een derde bouwlaag worden gerealiseerd waarvan de nuttig te gebruiken hoogte niet hoger is dan 4,50 meter. Bij de beoordeling van vergunningsaanvragen kan kan op basis van het aantal bouwlagen in de omgeving en de bouwhoogte in de omgeving worden geoordeelddat er meer of minder bouwlagen toegelaten kunnen worden Een bouwlaag is een nuttig te gebruiken bovengrondse verdieping. De hoogte van een bouwlaag wordt gemeten tussen vloer en plafond van elke verdieping. Een bovengrondse verdieping is een verdieping waarvan de vloer zich maximaal 1,50 meter onder het maaiveld bevindt, gemeten vanaf het laagste peil van het maaiveldniveau grenzend aan het gebouw. Bouwlagen die hoger zijn dan 4,50m worden gerekend als meerdere bouwlagen, te rekenen als veelvoud van 2,25 meter. Het toegelaten aantal bouwlagen kan door de gemeente of de provincie worden gewijzigd in een ruimtelijk uitvoeringsplan tot maximum 5 bouwlagen... Zolang de gemeente of provincie het aantal woonlagen niet verhoogt door de vaststelling van een ruimtelijk uitvoeringsplan kunnen binnen het toegelaten aantal bouwlagen maximaal 2 woonlagen worden toegelaten.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘landbouw’. Artikel A4.4. Bouwvrij agrarisch gebied
Artikel A4.4.1. Het gebied is bestemd voor de beroepslandbouw. Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van landbouwbedrijven zijn toegelaten. Het oprichten van gebouwen en gelijkaardige constructies is niet toegelaten. Alle handeling die nodig of nuttig zijn voor het goed functioneren van het naastliggend Kanaal Brussel-Charleroi zijn toegelaten, met uitzondering van een verbreding over de gehele lengte van dit gebied.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 25
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘landbouw’. Artikel A4.5. Agrarisch gebied
Artikel A4.5.1 Het gebied is bestemd voor de beroepslandbouw. Alle handelingendie nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van landbouwbedrijven zijn toegelaten. Een landbouwbedrijfszetel mag alleen de noodzakelijke bedrijfsgebouwen en de woning van de exploitanten bevatten, alsook verblijfsgelegenheid, verwerkende en dienstverlenende activiteiten voor zover die een integrerend deel van het bedrijf uitmaken.
Artikel A4.5.2 In het gebied zijn ook aan de landbouw verwante bedrijven toegelaten voor zover hun aanwezigheid in het agrarisch gebied nuttig of nodig is voor het goed functioneren van de landbouwbedrijven in de omgeving. Die bedrijven moeten een directe en uitsluitende relatie hebben met de aanwezige landbouwbedrijven door afname of toelevering van diensten of producten. Primaire bewerking of opslag van producten kan worden toegelaten. Verwerking van producten is uitgesloten, met uitzondering van mestbehandeling en mestvergisting. Er moet rekening gehouden worden met de schaal en het ruimtelijke impact van deze bedrijven. Daarbij wordt ten minste aandacht besteed aan: -
de relatie met de in de omgeving aanwezige functies;
-
de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers of bezoekers;
-
de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid;
-
de relatie met de in de omgeving van het gebied vastgelegde bestemmingen
Artikel A4.5.3. Voor zover ze door hun beperkte impact de realisatie van de algemene bestemming niet in het gedrang brengen, is het aanbrengen van windturbines en windturbineparken, alsook andere installaties voor de productie van (hernieuwbare) energie of energierecuperatie toegelaten. De mogelijke effecten van de inplanting ten aanzien van efficiënt bodemgebruik, eventuele verstoring van de uitbating(smogelijkheden) en landschappelijke kwaliteiten dienen in een lokalisatienota te worden beschreven en geëvalueerd. Artikel A4.5.4 Indien een woning niet aangesloten is op een riolering, wordt de vergunningsaanvraag afhankelijk gemaakt van de aanleg van een installatie voor het behandelen van afvalwater.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 26
Artikel A4.5.5 Indien een gemeente of provincie voor delen van dit gebied een gemeentelijk of provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan opmaakt met voorschriften voor bestaande woningen, bedrijven, gebouwen en constructies waarvan de functie geen verband houdt met de algemene bestemming van het gebied krijgen de voorschriften van dat plan na goedkeuring ervan voorrang op de voorschriften opgenomen onder de artikels A4.5.1 tot en met A4.5.4. In de delen van dit gebied waarvoor op het ogenblik van de totstandkoming van dit plan een gemeentelijk of provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan van kracht is met voorschriften voor bestaande woningen, bedrijven, gebouwen of constructies waarvan de functie geen verband houdt met de algemene bestemming van het gebied, blijven de bepalingen van dat gemeentelijk of provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan gelden en hebben ze voorrang op de voorschriften opgenomen onder de artikels A4.5.1 tot en met A4.5.4.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘overig groen’. Artikel A4.6. Parkgebied
Artikel A4.6.1 Het gebied is bestemd voor de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van een park of parken. Dit gebied heeft ook een sociale functie. Binnen dit gebied zijn natuurbehoud, bosbouw, landschapszorg en recreatie nevengeschikte functies. Alle handelingendie nodig of nuttig zijn voor deze functies zijn toegelaten. De in artikel A4.6.1 tot A4.6.3 genoemde handelingen zijn toegelaten voor zover de ruimtelijke samenhang in het gebied, de cultuurhistorische waarden, horticulturele waarden landschapswaarden en natuurwaarden in het gebied bewaard blijven.
Artikel A4.6.2 In bestaande vergunde of vergund geachte gebouwen kunnen behalve de activiteiten voor de realisatie van de in de overige artikels vermelde functies, ook de volgende activiteiten toegelaten worden: -
wonen;
-
nuts- en gemeenschapsvoorzieningen;
-
socio-culturele voorzieningen;
-
toeristisch-recreatieve voorzieningen;
-
horeca en toeristische logies;
-
kantoor- of dienstenfunctie;
Ten behoeve van deze functies is het toegelaten:
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 27
-
Bestaande vergunde of vergund geachte gebouwen te verbouwen, uit te breiden of te herbouwen. Indien de gebouwen niet aangesloten zijn op een riolering, wordt de vergunningsaanvraag afhankelijk gemaakt van de aanleg van een installatie voor het behandelen van afvalwater.
-
Het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur die nodig of nuttig is voor het goed functioneren van de toegelaten activiteiten.
Er moet rekening gehouden worden met de schaal en de ruimtelijke impact van deze activiteiten. Daarbij wordt, onverminderd de bepalingen van artikel A4.6.1, ten minste aandacht besteed aan: -
de relatie met de in de omgeving aanwezige functies;
-
de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers of bezoekers;
-
de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid;
-
de relatie met de in de omgeving van het gebied vastgelegde bestemmingen.
Artikel A4.6.3. Handelingendie nodig of nuttig zijn voor: -
het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien,
-
het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie,
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden,
-
het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen
zijn toegelaten. De in artikel A4.6.1 tot A4.6.3 genoemde handelingenkunnen slechts toegelaten worden voor zover ze verenigbaar zijn met de waterbeheerfunctie van het gebied en het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien niet doen afnemen.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘recreatie’. Artikel A4.7. Gebied voor recreatie
Artikel A4.7.1. Het gebied is bestemd voor een jachthaven. Alle handelingendie nodig of nuttig zijn voor het realiseren van een jachthaven, inclusief parkeergelegenheid, onthaalgebouwen, infrastructuur voor toeristisch verblijf op boten en technische constructies zijn toegelaten. Een minicamping is eveneens toegelaten voor zover dit de activiteiten van de jachthaven niet in het gedrang brengt.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 28
Alle handelingendie nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze wat schaal en ruimtelijke impact betreft verenigbaar zijn met de omgeving. Daarbij wordt ten minste aandacht besteed aan: -
De relatie met de in de omgeving aanwezige functies;
-
De invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers, bewoners of bezoekers;
-
De invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid;
-
De relatie met de in de omgeving vastgelegde bestemmingen.
Artikel A4.7.2. In het gebied zijn eveneens toegelaten, voor zover de hoofdbestemming niet in het gedrang komt, voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de watertoets, alle handelingenin functie van het bereiken van de randvoorwaarden die nodig zijn voor het behoud van de watersystemen en het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden toegelaten.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘bedrijvigheid’. Artikel A5.1. Gemengd regionaal bedrijventerrein
Artikel A5.1.1 Het bedrijventerrein is bestemd voor bedrijven met de volgende hoofdactiviteiten: -
productie, opslag, bewerking en verwerking van goederen;
-
productie van energie
-
onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten.
-
op- en overslag, voorraadbeheer, groepage, fysieke distributie en groothandel;
De volgende hoofdactiviteiten zijn niet toegelaten: -
kleinhandel;
-
agrarische productie;
-
autonome kantoren.
Artikel A5.1.2 Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze rekening houden met zuinig ruimtegebruik. Daarbij wordt minstens aandacht besteed aan: -
het optimaal gebruiken van de percelen, echter rekening houdend met de verplichtingen inzake veiligheid;
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 29
-
de mogelijkheid om bepaalde diensten onder te brengen in gemeenschappelijke gebouwen op het bedrijventerrein;
-
het groeperen en organiseren op het bedrijventerrein van parkeermogelijkheden voor de gebruikers en bezoekers
Gemeenschappelijke en complementaire voorzieningen, inherent aan het functioneren van het regionaal bedrijventerrein, zijn toegelaten. Kantoren en toonzalen met beperkte vloeroppervlakte, ondergeschikt en gekoppeld aan de productieactiviteit van individuele bedrijven, zijn toegelaten voor zover die activiteiten geen loketfunctie hebben en geen autonome activiteiten uitmaken. De toonzalen mogen maximaal 10% van de gelijkvloerse bebouwde oppervlakte innemen, ongeacht op welk niveau de toonzalen worden ingericht, en de toonzaaloppervlakte mag maximaal 500 m² zijn. Inrichtingen voor de huisvesting van bewakingspersoneel van maximaal 200 m² vloeroppervlakte, geïntegreerd in het bedrijfsgebouw, zijn toegelaten. Indien het noodzakelijk is voor de veiligheid van het bewakingspersoneel is de niet-integratie toegelaten. Artikel A5.1.3 Voor zover er geen algemene adviesverplichting is, zijn handelingen die tegelijk aan de onderstaande voorwaarden voldoen in het gebiedsdeel op de oostelijke kanaaloever slechts toegelaten nadat de gewestelijke dienst die bevoegd is voor de veiligheidsrapportering advies heeft verstrekt volgens de bepalingen van de Vlaamse Codex ruimtelijke ordening over adviesvragen.: -
Het gaat over handelingen voor een nieuwe inrichting die vallen onder de toepassing van het samenwerkingsakkoord tussen de federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest betreffende de beheersing van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken.
-
De geplande inrichting is gelegen binnen een straal van 2 km van een gebied waar wonen is toegelaten, of van een aanwezige of geplande cluster van ten minste vijf niet-onteigende woongelegenheden, of van een gebied waar een ziekenhuis of een school of een verzorgingsinstelling of van een door publiek bezochte plaats of gebouw met inbegrip van recreatiegebied, aanwezig of gepland is.
Deze bepaling vervalt vanaf de inwerkingtreding van wetgeving waarin de adviesverplichting van de gewestelijke dienst die bevoegd is voor de veiligheidsrapportering voor stedenbouwkundige vergunningen wordt gereglementeerd. Inrichtingen die vallen onder de toepassing van het samenwerkingsakkoord tussen de federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest betreffende de beheersing van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken zijn niet toegelaten in het gebiedsdeel op de westelijke kanaaloever.
Artikel A5.1.4 De bestaande activiteiten of functies die niet inbegrepen zijn in artikel A5.1.1 en die aanwezig zijn in dit gebied op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan kunnen blijven bestaan. Alle handelingen die nodig zijn om een bestaande activiteit of functie te bestendigen zijn toegelaten. De uitbreiding van de bestaande activiteiten of functies is beperkt tot de percelen in eigendom of gebruik voor de bestaande activiteit in dit gebied op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 30
Artikel A5.1.5 Bij een vergunningsaanvraag voor een project van minstens 1000 m² bruto vloeroppervlakte wordt een inrichtingsstudie gevoegd. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied. De inrichtingsstudie zal tenminste aantonen hoe de ontsluiting van het bedrijventerrein naar de symbolisch aangeduide ontsluiting art. 5.4 verloopt, hoe watergebonden potenties kunnen worden benut, hoe het parkeren niet wordt afgewenteld op het openbaar domein, op welke wijze wordt ingespeeld op de bereikbaarheid met het openbaar vervoer, hoe de ontsluiting zal verlopen en hoe de waterhuishouding wordt geregeld. De inrichtingsstudie geeft ook aan hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied en/of tot de mogelijke ontwikkeling van de rest van het gebied. De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als zodanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van de aanvragen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie of een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten.
Artikel A5.1.6 Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze rekening houden met zuinig ruimtegebruik. Daarbij wordt minstens aandacht besteed aan: -
het optimaal gebruiken van de percelen, echter rekening houdend met de verplichtingen inzake veiligheid;
-
de mogelijkheid om bepaalde diensten onder te brengen in gemeenschappelijke gebouwen op het bedrijventerrein;
-
het groeperen en organiseren op het bedrijventerrein van parkeermogelijkheden voor de gebruikers en bezoekers.
Gemeenschappelijke en complementaire voorzieningen, inherent aan het functioneren van het regionaal bedrijventerrein, zijn toegelaten. Inrichtingen voor de huisvesting van bewakingspersoneel van maximaal 200 m² vloeroppervlakte, geïntegreerd in het bedrijfsgebouw, zijn toegelaten. Indien het noodzakelijk is voor de veiligheid van het bewakingspersoneel is de niet-integratie toegelaten.
Artikel A5.1.7 Bij een vergunningsaanvraag voor een project van minstens 1000 m² bruto vloeroppervlakte wordt een inrichtingsstudie gevoegd. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied. De inrichtingsstudie zal tenminste aantonen hoe het parkeren niet wordt afgewenteld op het openbaar domein, op welke wijze wordt ingespeeld op de bereikbaarheid met het openbaar vervoer, hoe de ontsluiting zal verlopen en hoe de waterhuishouding wordt geregeld.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 31
De inrichtingsstudie geeft ook aan hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied en/of tot de mogelijke ontwikkeling van de rest van het gebied. De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als zodanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van de aanvragen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie of een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten.
Artikel A5.1.8 Inrichtingen die vallen onder de toepassing van het samenwerkingsakkoord tussen de federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest betreffende de beheersing van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken zijn niet toegelaten.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘bedrijvigheid’. Artikel A5.2. Specifiek regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter
Artikel A5.2.1 Het bedrijventerrein is bestemd voor bedrijven met watergebonden karakter. Het watergebonden karakter bestaat uit het gebruik van de waterweg voor het vervoer van een substantiële hoeveelheid basisgrondstoffen en/of (half) afgewerkte producten of uit het gebruik van het water als onderdeel van het productieproces. De hoofdactiviteiten van deze bedrijven zijn: -
Productie en verwerking van goederen,
-
Productie van energie,
-
Verwerking en bewerking van grondstoffen met inbegrip van delfstoffen,
-
Op- en overslag, voorraadbeheer, groepage en fysieke distributie,
-
Logistiek complementaire en logistiek ondersteunende activiteiten inclusief exploitatie van intermodale en laad- en losinfrastructuur.
-
Afvalverwerking met inbegrip van recyclage
-
Verwerking en bewerking van mest,
-
Verwerking en bewerking van slib.
Een strook van 100 meter gemeten vanaf de oever van het Kanaal Brussel-Charleroi wordt voorbehouden voor watergebonden bedrijven met kadegebonden activiteiten. Daarnaast kunnen de bestaande niet-watergebonden activiteiten behouden blijven en eventueel uitbreiden voor zover ze de goede inrichting en exploitatie van het watergebonden bedrijventerrein niet in het gedrang brengen.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 32
Artikel A5.2.2 Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze rekening houden met zuinig ruimtegebruik. Daarbij wordt minstens aandacht besteed aan: -
het optimaal gebruiken van de percelen, echter rekening houdend met de verplichtingen inzake veiligheid;
-
de mogelijkheid om bepaalde diensten onder te brengen in gemeenschappelijke gebouwen op het bedrijventerrein;
-
het groeperen en organiseren op het bedrijventerrein van parkeermogelijkheden voor de gebruikers en bezoekers.
Gemeenschappelijke en complementaire voorzieningen inherent aan het functioneren van het specifiek regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter zijn toegelaten. Kantoren en toonzalen met beperkte vloeroppervlakte, ondergeschikt en gekoppeld aan de productieactiviteit van individuele bedrijven zijn toegelaten voor zover deze activiteiten geen loketfunctie hebben en geen autonome activiteiten uitmaken. De toonzalen mogen maximum 10% van de gelijkvloerse bebouwde oppervlakte innemen ongeacht op welk niveau de toonzalen worden ingericht en de toonzaaloppervlakte mag maximaal 500m² zijn. Inrichtingen voor de huisvesting van bewakingspersoneel van maximaal 200 m² vloeroppervlakte, geïntegreerd in het bedrijfsgebouw, zijn toegelaten. Indien het noodzakelijk is voor de veiligheid van het bewakingspersoneel is de niet-integratie toegelaten. Artikel A5.2.3. Voor zover er geen algemene adviesverplichting is, zijn handelingen die tegelijk aan de onderstaande voorwaarden voldoen slechts toegelaten nadat de gewestelijke dienst die bevoegd is voor de veiligheidsrapportering advies heeft verstrekt volgens de bepalingen van de Vlaamse Codex ruimtelijke ordening over adviesvragen: -
handelingen voor een nieuwe inrichting die vallen onder de toepassing van het samenwerkingsakkoord tussen de federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest betreffende de beheersing van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken.
-
De geplande inrichting is gelegen binnen een straal van 2 km van een gebied waar wonen is toegelaten, of van een aanwezige of geplande cluster van ten minste vijf niet-onteigende woongelegenheden, of van een gebied waar een ziekenhuis of een school of een verzorgingsinstelling of van een door publiek bezochte plaats of gebouw met inbegrip van recreatiegebied, aanwezig of gepland is.
Deze bepaling vervalt vanaf de inwerkingtreding van wetgeving waarin de adviesverplichting van de gewestelijke dienst die bevoegd is voor de veiligheidsrapportering voor stedenbouwkundige vergunningen wordt gereglementeerd.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 33
Artikel A5.2.4 In het gebied zijn eveneens toegelaten, voor zover de hoofdbestemming niet in het gedrang komt, voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de watertoets, alle handelingen in functie van het bereiken van de randvoorwaarden die nodig zijn voor het behoud van de watersystemen en het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden toegelaten. Artikel A5.2.5 Bij een vergunningsaanvraag voor een project van minstens 1000 m² bruto vloeroppervlakte wordt een inrichtingsstudie gevoegd. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied. De inrichtingsstudie zal aantonen hoe de ontsluiting van het bedrijventerrein naar de symbolisch aangeduide ontsluiting art. 5.4 verloopt. De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als dusdanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van deze aanvragen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie, of een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘reservaat en natuur’. Artikel A5.3. Natuurgebied
Artikel A5.3.1 Het gebied is bestemd voor de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van de natuur, het natuurlijk milieu en bos. Recreatief medegebruik is een ondergeschikte functie. Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van de natuur, het natuurlijk milieu en van de landschapswaarden zijn toegelaten. Artikel A5.3.2 Handelingen die nodig of nuttig zijn voor: -
het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien,
-
het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie,
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden,
-
het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen zijn toegelaten.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 34
De in artikel A5.3.1 tot A5.3.2 genoemde handelingen kunnen slechts toegelaten worden voor zover ze verenigbaar zijn met de waterbeheerfunctie van het gebied en het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien niet doen afnemen.
symbolische aanduiding Artikel A5.4. ontsluiting bedrijventerrein
Deze symbolische aanduiding is bestemd voor weginfrastructuur en aanhorigheden ter ontsluiting van de zones A5.1 en A5.2. In dit gebied zijn alle handelingen toegelaten voor de aanleg, het functioneren of de aanpassing van verkeers- en vervoersinfrastructuur en aanhorigheden. Daarnaast zijn alle handelingen met het oog op de ruimtelijke inpassing, buffers, ecologische verbindingen, kruisende infrastructuren, leidingen, telecommunicatie infrastructuur, lokaal openbaar vervoer, lokale dienstwegen, jaagpaden, recreatienetwerk en waterwegennetwerk en paden voor niet-gemotoriseerd verkeer toegelaten.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘gemeenschapsvoorzieningen – nutsvoorzieningen’. Artikel. A5.5 Gebied voor zuiveringsinfrastructuur voor afvalwater
Artikel A5.5.1. Het gebied is bestemd voor infrastructuur van openbaar nut voor de zuivering van afvalwater. Alle handelingen voor de aanleg, het functioneren of aanpassing van de infrastructuur voor de zuivering van afvalwater zijn toegelaten. Daarnaast zijn toegelaten: het aanleggen van nieuwe nutsleidingen, het herstellen of heraanleggen van bestaande nutsleidingen. Bestaande nutsleidingen kunnen verplaatst worden voor zover dat noodzakelijk is voor de kwaliteit van het leefmilieu, het herstel en de ontwikkeling van de natuur en het natuurlijk milieu, de openbare veiligheid of de volksgezondheid.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 35
Artikel A5.5.2 Parkeren wordt gegroepeerd. De aanleg van niet-bebouwde en niet-verharde ruimtes moet zodanig gebeuren dat het geheel een parkkarakter verkrijgt. Afsluitingen worden verwerkt in groenelementen. Waardevolle boselementen worden maximaal gevrijwaard. Artikel A5.5.3 Bij de aanleg van het terrein wordt het waterbergend vermogen van het gebied zoveel mogelijk behouden en het overstromingsrisico beperkt. In het gebied zijn eveneens toegelaten, voor zover de hoofdbestemming niet in het gedrang komt, voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de watertoets, alle handelingen in functie van het bereiken van de randvoorwaarden die nodig zijn voor het behoud van de watersystemen en het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden toegelaten.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘recreatie’. Artikel A7.1. Gebied voor recreatie
Artikel A7.1.1 Het gebied is bestemd voor dagrecreatie. Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor het realiseren van de bestemming, inclusief parkeergelegenheid, onthaalgebouwen en technische constructies zijn toegelaten. Een minicamping is toegelaten voorzover dit de overige activiteiten niet in het gedrang brengt. Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze wat schaal en ruimtelijke impact betreft verenigbaar zijn met de omgeving. Daarbij wordt ten minste aandacht besteed aan: -
De relatie met de in de omgeving aanwezige functies;
-
De invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers, bewoners of bezoekers;
-
De invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid;
-
De relatie met de in de omgeving vastgelegde bestemmingen;
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 36
Artikel A7.1.2 In het gebied zijn eveneens toegelaten, voor zover de hoofdbestemming niet in het gedrang komt, voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de watertoets, alle handelingen in functie van het bereiken van de randvoorwaarden die nodig zijn voor het behoud van de watersystemen en het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden toegelaten.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘wonen’. Artikel A7.2. Woongebied
Artikel A7.2.1. Het gebied is bestemd voor wonen en aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen. Onder aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen worden verstaan: handel, horeca en toeristische logies, bedrijven, kantoren en diensten, openbare en private nuts- en gemeenschapsvoorzieningen, openbare groene ruimten en openbare verharde ruimten, socio-culturele voorzieningen en recreatieve voorzieningen. Artikel A7.2.2 Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze wat schaal en ruimtelijke impact betreft verenigbaar zijn met de omgeving. Daarbij wordt ten minste aandacht besteed aan: -
de relatie met de in de omgeving aanwezige functies;
-
de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers, bewoners of bezoekers;
-
de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid;
-
de relatie met de in de omgeving van het woongebied vastgelegde bestemmingen;
-
de bestaande of gewenste woondichtheid.
-
de inpassing in de omgeving.
Artikel A7.2.3. In dit gebied is het aantal bouwlagen beperkt tot twee. Wanneer er een hellend dak met een helling tussen 30 en 60 graden op het gebouw wordt voorzien, mag in dit volume nog een derde bouwlaag worden voorzien, waarvan de nuttig te gebruiken hoogte niet hoger is dan 4,50 meter. Wanneer geen hellend dak wordt voorzien kan binnen het volume van het denkbeeldig hellend dak een derde bouwlaag worden gerealiseerd waarvan de nuttig te gebruiken hoogte niet hoger is dan 4,50 meter. Bij de beoordeling van vergunningsaanvragen kan kan op basis van het aantal bouwlagen in de omgeving en de bouwhoogte in de omgeving worden geoordeelddat er meer of minder bouwlagen toegelaten kunnen worden.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 37
Een bouwlaag is een nuttig te gebruiken bovengrondse verdieping. De hoogte van een bouwlaag wordt gemeten tussen vloer en plafond van elke verdieping. Een bovengrondse verdieping is een verdieping waarvan de vloer zich maximaal 1,50 meter onder het maaiveld bevindt, gemeten vanaf het laagste peil van het maaiveldniveau grenzend aan het gebouw. Bouwlagen die hoger zijn dan 4,50m worden gerekend als meerdere bouwlagen, te rekenen als veelvoud van 2,25 meter. Het toegelaten aantal bouwlagen kan door de gemeente of de provincie worden gewijzigd in een ruimtelijk uitvoeringsplan tot maximum 5 bouwlagen.. Zolang de gemeente of provincie het aantal woonlagen niet verhoogt door de vaststelling van een ruimtelijk uitvoeringsplan kunnen binnen het toegelaten aantal bouwlagen maximaal 2 woonlagen worden toegelaten. Artikel A7.2.4 Bij elke vergunningsaanvraag in de deelgebieden aangeduid met de letters A of B, wordt een inrichtingsstudie gevoegd. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied. De inrichtingsstudie zal tenminste aantonen hoe de ontsluiting van het gebied georganiseerd zal worden, hoe het project omgaat met reliefwijzigingen, verkavelingsvergunningen en nieuwe woningen. De inrichtingsstudie geeft ook aan hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied en/of tot de mogelijke ontwikkeling van de rest van het gebied. De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als zodanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van de aanvragen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie of een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten. Artikel A7.2.5. In dit gebied kan een vergunning voor: 1° verkavelingen van ten minste tien loten bestemd voor woningbouw, of met een grondoppervlakte groter dan een halve hectare, ongeacht het aantal loten; 2° groepswoningbouwprojecten waarbij ten minste tien woongelegenheden ontwikkeld worden; 3° de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen waarbij ten minste vijftig appartementen gecreëerd worden; 4° verkavelingen, groepswoningbouwprojecten en projecten voor de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen die niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in 1°, 2° of 3°, en waarvoor een verkavelingsvergunning of een stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd door een verkavelaar of een bouwheer wiens project aansluit op andere, door dezelfde verkavelaar of bouwheer te ontwikkelen gronden, die samen met de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, een oppervlakte van meer dan een halve hectare beslaan; pas afgeleverd worden indien binnen het verkavelings- of bouwproject een sociaal woonaanbod verwezenlijkt wordt dat gelijk is aan: a) hetzij ten minste veertig en ten hoogste vijftig procent voor gronden die in eigendom zijn van Vlaamse besturen of Vlaamse semipublieke rechtspersonen;
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 38
b) hetzij ten minste twintig en ten hoogste vijfentwintig procent voor gronden die in eigendom zijn van overige natuurlijke of rechtspersonen. Er kan een objectief worden vastgesteld dat lager ligt dan de minimale objectieven, vermeld in de eerste alinea, a) respectievelijk b), indien dat gemotiveerd wordt vanuit het bestaande en geplande sociaal woonaanbod, de sociale contextfactoren en de ruimtelijke karakteristieken van het nieuwe woongebied. Dergelijke afwijking heeft nooit voor gevolg dat een objectief wordt vastgesteld dat lager ligt dan de helft van de minimale objectieven, vermeld in de eerste alinea, a) respectievelijk b). Artikel A7.2.6. In dit gebied kan een vergunning voor: 1° verkavelingen van ten minste tien loten bestemd voor woningbouw, of met een grondoppervlakte groter dan een halve hectare, ongeacht het aantal loten; 2° groepswoningbouwprojecten waarbij ten minste tien woongelegenheden ontwikkeld worden; 3° de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen waarbij ten minste vijftig appartementen gecreëerd worden; 4° verkavelingen, groepswoningbouwprojecten en projecten voor de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen die niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in 1°, 2° of 3°, en waarvoor een verkavelingsvergunning of een stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd door een verkavelaar of een bouwheer wiens project aansluit op andere, door dezelfde verkavelaar of bouwheer te ontwikkelen gronden, die samen met de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, een oppervlakte van meer dan een halve hectare beslaan; pas afgeleverd worden indien binnen het verkavelings- of bouwproject een bescheiden woonaanbod wordt verwezenlijkt van 40%, verminderd met het aandeel bepaald in artikel 13.6.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘wonen’. Artikel A7.3. Gebied voor wonen en voor landbouw
Artikel A7.3.1. Het gebied is bestemd voor wonen, landbouw, openbare groene ruimten en openbare verharde ruimten en aan het wonen verwante activiteiten. Onder aan het wonen verwante activiteiten worden verstaan: handel, horeca en toeristische logies, bedrijven, kantoren en diensten, openbare en private nuts- en gemeenschapsvoorzieningen, socio-culturele voorzieningen en recreatieve voorzieningen.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 39
Artikel A7.3.2 Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze wat schaal en ruimtelijke impact betreft, verenigbaar zijn met de omgeving. Daarbij wordt ten minste aandacht besteed aan: -
de relatie met de in de omgeving aanwezige functies;
-
de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers, bewoners of bezoekers;
-
de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid;
-
de relatie met de in de omgeving van het woongebied vastgelegde bestemmingen.
Artikel A7.3.3. In het gebied zijn eveneens toegelaten, voor zover de hoofdbestemming niet in het gedrang komt, voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de watertoets, alle handelingen in functie van het bereiken van de randvoorwaarden die nodig zijn voor het behoud van de watersystemen en het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden toegelaten. Artikel A7.3.4 In dit gebied is het aantal bouwlagen beperkt tot 2. Wanneer er een hellend dak met een helling tussen 30 en 60 graden op het gebouw wordt voorzien, mag in dit volume nog een derde bouwlaag worden voorzien, waarvan de nuttig te gebruiken hoogte niet hoger is dan 4,50 meter. Wanneer geen hellend dak wordt voorzien kan binnen het volume van het denkbeeldig hellend dak een derde bouwlaag worden gerealiseerd waarvan de nuttig te gebruiken hoogte niet hoger is dan 4,50 meter. Bij de beoordeling van vergunningsaanvragen kan kan op basis van het aantal bouwlagen in de omgeving en de bouwhoogte in de omgeving worden geoordeelddat er meer of minder bouwlagen toegelaten kunnen worden Een bouwlaag is een nuttig te gebruiken bovengrondse verdieping. De hoogte van een bouwlaag wordt gemeten tussen vloer en plafond van elke verdieping. Een bovengrondse verdieping is een verdieping waarvan de vloer zich maximaal 1,50 meter onder het maaiveld bevindt, gemeten vanaf het laagste peil van het maaiveldniveau grenzend aan het gebouw. Bouwlagen die hoger zijn dan 4,50m worden gerekend als meerdere bouwlagen, te rekenen als veelvoud van 2,25 meter. Het toegelaten aantal bouwlagen kan door de gemeente of de provincie worden gewijzigd in een ruimtelijk uitvoeringsplan tot maximum 5 bouwlagen... Zolang de gemeente of provincie het aantal woonlagen niet verhoogt door de vaststelling van een ruimtelijk uitvoeringsplan kunnen binnen het toegelaten aantal bouwlagen maximaal 2 woonlagen worden toegelaten.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 40
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘landbouw’. Artikel A7.4. Agrarisch gebied
Artikel A7.4.1 Het gebied is bestemd voor de beroepslandbouw. Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van landbouwbedrijven zijn toegelaten. Een landbouwbedrijfszetel mag alleen de noodzakelijke bedrijfsgebouwen en de woning van de exploitanten bevatten, alsook verblijfsgelegenheid, verwerkende en dienstverlenende acti viteiten voor zover die een integrerend deel van het bedrijf uitmaken. Artikel A7.4.2. In het gebied zijn ook aan de landbouw verwante bedrijven toegelaten voor zover hun aanwezigheid in het agrarisch gebied nuttig of nodig is voor het goed functioneren van de landbouwbedrijven in de omgeving. Die bedrijven moeten een directe en uitsluitende relatie hebben met de aanwezige landbouwbedrijven door afname of toelevering van diensten of producten. Primaire bewerking of opslag van producten kan worden toegelaten. Verwerking van producten is uitgesloten, met uitzondering van mestbehandeling en mestvergisting. Er moet rekening gehouden worden met de schaal en het ruimtelijke impact van deze bedrijven. Daarbij wordt ten minste aandacht besteed aan: -
de relatie met de in de omgeving aanwezige functies;
-
de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers of bezoekers;
-
de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid;
-
de relatie met de in de omgeving van het gebied vastgelegde bestemmingen.
Artikel A7.4.3 Het perceel gelegen te Beersel afd1, sie A, nr 413e kan tijdelijk gebruikt worden als parkeerplaats voor het nabijgelegen GEN station en het kasteel van Beersel. Handelingen die nodig zijn voor het tijdelijk gebruik mogelijk te maken, zoals kleinschalige infrastructuur, verbeteren van de stabiliteit en draagvermogen van de grond, zijn toegelaten. De totale oppervlakte verharding, al dan niet in waterdoorlatend materiaal, mag 100m² niet overschrijden.
Artikel A7.4.4. Indien een woning niet aangesloten is op een riolering, wordt de vergunningsaanvraag afhankelijk gemaakt van de aanleg van een installatie voor het behandelen van afvalwater.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 41
Artikel A7.4.5. Indien een gemeente of provincie voor delen van dit gebied een gemeentelijk of provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan opmaakt met voorschriften voor bestaande woningen, bedrijven, gebouwen en constructies waarvan de functie geen verband houdt met de algemene bestemming van het gebied krijgen de voorschriften van dat plan na goedkeuring ervan voorrang op de voorschriften opgenomen onder de artikels A7.4.1 tot A7.4.4. In de delen van dit gebied waarvoor op het ogenblik van de totstandkoming van dit plan een gemeentelijk of provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan van kracht is met voorschriften voor bestaande woningen, bedrijven, gebouwen of constructies waarvan de functie geen verband houdt met de algemene bestemming van het gebied, blijven de bepalingen van dat gemeentelijk of provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan gelden en hebben ze voorrang op de voorschriften opgenomen onder de artikels A7.4.1 tot A7.4.4. Artikel A7.4.6. Voor zover ze door hun beperkte impact de realisatie van de algemene bestemming niet in het gedrang brengen, is het aanbrengen van windturbines en windturbineparken, alsook andere installaties voor de productie van (hernieuwbare) energie of energierecuperatie toegelaten. De mogelijke effecten van de inplanting ten aanzien van efficiënt bodemgebruik, eventuele verstoring van de uitbating(smogelijkheden) en landschappelijke kwaliteiten dienen in een lokalisatienota te worden beschreven en geëvalueerd. Artikel A7.4.7. Voor zover ze door hun beperkte impact de realisatie van de algemene bestemming niet in het gedrang brengen, zijn de volgende handelingen toegelaten : de handelingen die nodig of nuttig zijn voor: -
het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien,
-
het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie,
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden,
-
het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen.
Artikel A7.4.8.
Aanduiding in overdruk Het gebied behoort tot de bestemmingscategorie van de grondkleur. Het in overdruk aangeduide gebied is een natuurverwevingsgebied waarbij de functies natuurbehoud en landbouw nevengeschikt zijn.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 42
In het als natuurverwevingsgebied aangeduide gebied gelden ten aanzien van de artikels A7.4.1 tot A7.4.8 volgende bijkomende bepalingen: -
De vermelde handelingen zijn toegelaten voor zover de natuurwaarden van het gebied in stand gehouden worden.
-
Behoudens de mogelijkheden voor bestaande woningen, gebouwen of constructies bepaald in artikels A7.4.4 en A7.4.5 is het oprichten van nieuwe gebouwen en gelijkaardige constructies niet toegelaten.
Windturbines zijn toegelaten in het gedeelte van dit gebied gelegen ten westen van het Kanaal Brussel-Charleroi, in een strook tussen 30 en 100 meter gemeten van de rand van dit gebied langs het kanaal Brussel-Charleroi.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘reservaat en natuur’. Artikel A7.5. Natuurgebied
Artikel A7.5.1. Het gebied is bestemd voor de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van de natuur, het natuurlijk milieu en bos. Recreatief medegebruik is een ondergeschikte functie. Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van de natuur, het natuurlijk milieu en van de landschapswaarden zijn toegelaten. Artikel A7.5.2. Handelingen die nodig of nuttig zijn voor: -
het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien,
-
het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie,
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden,
-
het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen
zijn toegelaten. De in artikel A7.5.1 tot A7.5.2 genoemde handelingen kunnen slechts toegelaten worden voor zover ze verenigbaar zijn met de waterbeheerfunctie van het gebied en het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien niet doen afnemen.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 43
Artikel A7.5.3
Aanduiding in overdruk. Het gebied behoort tot de bestemmingscategorie van de grondkleur Het in overdruk aangeduide gebied is een grote eenheid natuur.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘overig groen’. Artikel A7.6. Gemengd openruimtegebied
Artikel A7.6.1. In dit gebied zijn natuurbehoud, bosbouw, landbouw, landschapszorg en recreatie nevengeschikte functies. Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor deze functies zijn toegelaten, met uitzondering van het oprichten van gebouwen behoudens de overige bepalingen van dit artikel.
Artikel A7.6.2. Voor zover de ruimtelijk-ecologische draagkracht van het gebied niet wordt overschreden zijn, in uitzondering op het onbebouwde karakter van het gebied, de volgende handelingen toegelaten: -
het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur die gericht op de sociale, educatieve of recreatieve functie van het gebied, waaronder sanitaire gebouwen of schuilplaatsen van één bouwlaag met een oppervlakte van ten hoogste 100 m² met uitsluiting van elke verblijfsaccomodatie;
-
het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur die gericht is op het gebruik van het gebied voor landbouw of hobbylandbouw.
Artikel A7.6.3. Indien een gemeente of provincie voor delen van dit gebied een gemeentelijk of provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan opmaakt met voorschriften voor functies en activiteiten vermeld in artikels A7.6.1 en A7.6.2. krijgen de voorschriften van dat plan na goedkeuring ervan voorrang op de voorschriften opgenomen onder de artikels A7.6.1 en A7.6.2.
Artikel A7.6.4. Indien een woning niet aangesloten is op een riolering, wordt de vergunningsaanvraag afhankelijk gemaakt van de aanleg van een installatie voor het behandelen van afvalwater.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 44
Artikel A7.6.5. Handelingen die nodig of nuttig zijn voor: -
het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien,
-
het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie,
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden,
-
het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen
zijn toegelaten. De in artikel A7.6.1 tot A7.6.2 genoemde handelingen kunnen slechts toegelaten worden voor zover ze verenigbaar zijn met de waterbeheerfunctie van het gebied en het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien niet doen afnemen. Artikel A7.6.6.
Aanduiding in overdruk Het gebied behoort tot de bestemmingscategorie van de grondkleur. Het in overdruk aangeduide gebied is een grote eenheid natuur.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘overig groen’. Artikel A7.7. Gemengd openruimtegebied met cultuurhistorische waarde
Artikel A7.7.1 Binnen dit gebied zijn natuurbehoud, bosbouw, landschapszorg en recreatie nevengeschikte functies. Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor deze functies zijn toegelaten. De in artikel A7.7.1 tot A7.7.4 genoemde handelingen zijn toegelaten voor zover de ruimtelijke samenhang in het gebied, de cultuurhistorische waarden, horticulturele waarden, landschapswaarden en natuurwaarden in het gebied bewaard blijven en de sociale functie niet geschaad wordt.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 45
Artikel A7.7.2 Voor zover ze door hun beperkte impact de realisatie van de algemene bestemming niet in het gedrang brengen, zijn volgende handelingen eveneens toegelaten: -
De inrichting van een hindernissenparcours voor kinderen
Artikel A7.7.3 In bestaande of vergund geachte gebouwen kunnen behalve de activiteiten voor de realisatie van de in de overige artikels vermelde functies, ook de volgende activiteiten toegelaten worden: -
wonen;
-
nuts- en gemeenschapsvoorzieningen;
-
socio-culturele voorzieningen;
-
toeristisch-recreatieve voorzieningen;
-
horeca en toeristische logies;
Ten behoeve van deze functies is het toegelaten: -
Hoofdzakelijk vergunde gebouwen te verbouwen, uit te breiden of te herbouwen. Indien de gebouwen niet aangesloten zijn op een riolering, wordt de vergunningsaanvraag afhankelijk gemaakt van de aanleg van een installatie voor het behandelen van afvalwater.
-
Het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur die nodig of nuttig is voor het goed functioneren van de toegelaten activiteiten.
Er moet rekening gehouden worden met de schaal en de ruimtelijke impact van deze activiteiten. Daarbij wordt, onverminderd de bepalingen van artikel A7.7.1, ten minste aandacht besteed aan: -
de relatie met de in de omgeving aanwezige functies;
-
de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers of bezoekers;
-
de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid;
-
de relatie met de in de omgeving van het gebied vastgelegde bestemmingen.
Artikel A7.7.4 In voorkomend geval is landbouw een nevengeschikte functie. Handelingen die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van de bestaande landbouwbedrijven zijn toegelaten. Een landbouwbedrijfszetel mag enkel de noodzakelijke bedrijfsgebouwen en de woning van de exploitanten bevatten, evenals verblijfsgelegenheid, verwerkende en dienstverlenende activiteiten voor zover deze een integrerend deel van een leefbaar bedrijf uitmaken. Nieuwe landbouwbedrijfszetels, gebouwen voor niet aan de grond gebonden agrarische bedrijven, glastuinbouw, toeleverende, verwerkende en dienstverlenende activiteiten en landbouwverwante activiteiten zijn niet toegelaten.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 46
Artikel A7.7.5 Handelingen die nodig of nuttig zijn voor: -
het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien,
-
het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie,
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden,
-
het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen
zijn toegelaten. De in artikel A7.7.1 tot A7.7.2 genoemde handelingen kunnen slechts toegelaten worden voor zover ze verenigbaar zijn met de waterbeheerfunctie van het gebied en het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien niet doen afnemen.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘bedrijvigheid’. Artikel A7.8. Gemengd regionaal bedrijventerrein
Artikel A7.8.1. De delen van dit gebied aansluitend bij het bestaand bedrijventerrein Laekebeek en de A Denysstraat zijn bestemd als agrarisch gebied zoals bepaald in artikel A7.4 tot de ingebruikname van de noordelijke omleiding rond Lot, aangeduid met artikel A7.10. Vanaf de ingebruikname van de noordelijke omleiding gelden de voorschriften van A7.8.2 tot en met A7.8.6. Voor de overige delen van dit gebied gelden de voorschriften van A7.8.2 tot en met A7.8.6.
Artikel A7.8.2. Het bedrijventerrein is bestemd voor bedrijven met de volgende hoofdactiviteiten: -
productie, opslag, bewerking en verwerking van goederen;
-
productie van energie;
-
onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten;
-
op- en overslag, voorraadbeheer, groepage, fysieke distributie en groothandel.
Installaties voor het opwekken van hernieuwbare energie of energierecuperatie zijn toegelaten. De volgende hoofdactiviteiten zijn niet toegelaten: -
kleinhandel;
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 47
-
agrarische productie;
-
autonome kantoren;
-
afvalverwerking met inbegrip van recyclage;
-
verwerking en bewerking van mest of slib;
-
verwerking en bewerking van grondstoffen met inbegrip van delfstoffen.
Artikel A7.8.3. Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze rekening houden met zuinig ruimtegebruik. Daarbij wordt minstens aandacht besteed aan: -
het optimaal gebruiken van de percelen, echter rekening houdend met de verplichtingen inzake veiligheid;
-
de mogelijkheid om bepaalde diensten onder te brengen in gemeenschappelijke gebouwen op het bedrijventerrein;
-
het groeperen en organiseren op het bedrijventerrein van parkeermogelijkheden voor de gebruikers en bezoekers.
Gemeenschappelijke en complementaire voorzieningen, inherent aan het functioneren van het gemengd regionaal bedrijventerrein, zijn toegelaten. Kantoren en toonzalen met beperkte vloeroppervlakte, ondergeschikt en gekoppeld aan de productieactiviteit van individuele bedrijven, zijn toegelaten voor zover die activiteiten geen loketfunctie hebben en geen autonome activiteiten uitmaken. De toonzalen mogen maximaal 10% van de gelijkvloerse bebouwde oppervlakte innemen, ongeacht op welk niveau de toonzalen worden ingericht, en de toonzaaloppervlakte mag maximaal 500 m² zijn. Inrichtingen voor de huisvesting van bewakingspersoneel van maximaal 200 m² vloeroppervlakte, geïntegreerd in het bedrijfsgebouw, zijn toegelaten. Indien het noodzakelijk is voor de veiligheid van het bewakingspersoneel is de niet-integratie toegelaten. Artikel A7.8.4. Inrichtingen die vallen onder de toepassing van het samenwerkingsakkoord tussen de federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest betreffende de beheersing van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken zijn niet toegelaten.
Artikel A7.8.5. Bij een vergunningsaanvraag voor een project van minstens 1000 m² bruto vloeroppervlakte wordt een inrichtingsstudie gevoegd. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied. De inrichtingsstudie zal tenminste aantonen hoe omgegaan wordt met de bestaande woningen, hoe de verkeersgeneratie wordt beperkt, hoe het parkeren niet wordt afgewenteld op het openbaar domein, hoe de ontsluiting zal verlopen en hoe de waterhuishouding wordt geregeld.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 48
De inrichtingsstudie geeft ook aan hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied en/of tot de mogelijke ontwikkeling van de rest van het gebied. De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als zodanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van de aanvragen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie of een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten.
Artikel A7.8.6.
Artikel A.7.8.6. Agrarisch gebied Het gebied aangeduid met deze overdruk is bestemd als agrarisch gebied conform artikel A7.4 tot de ingebruikname van de noordelijke omleiding rond Lot zoals bedoeld in artikel A7.10.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 49
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘landbouw’. Artikel A7.9. Bouwvrij agrarisch gebied
Artikel A7.9.1 Het gebied is bestemd voor de beroepslandbouw. Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van landbouwbedrijven zijn toegelaten. Het oprichten van gebouwen en gelijkaardige constructies is niet toegelaten.
symbolische aanduiding Artikel A7.10. Aanduiding omleiding rond Lot Deze symbolische aanduiding is bestemd voor weginfrastructuur en aanhorigheden. In dit gebied zijn alle handelingen toegelaten voor de aanleg, het functioneren of aanpassing van die voor verkeers- en vervoersinfrastructuur en aanhorigheden. Daarnaast zijn alle handelingen met het oog op de ruimtelijke inpassing, buffers, ecologische verbindingen, kruisende infrastructuren, leidingen, telecommunicatie infrastructuur, lokaal openbaar vervoer, lokale dienstwegen, jaagpaden, recreatienetwerk en waterwegennetwerk en paden voor niet-gemotoriseerd verkeer toegelaten.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie gemeenschapsvoorzieningen – nutsvoorzieningen’. Artikel. A7.11 Gebied voor zuiveringsinfrastructuur voor afvalwater
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 50
Artikel A7.11.1 Het gebied is bestemd voor infrastructuur van openbaar nut voor de zuivering van afvalwater. Alle handelingen voor de aanleg, het functioneren of aanpassing van de infrastructuur voor de zuivering van afvalwater zijn toegelaten. Daarnaast zijn toegelaten: het aanleggen van nieuwe nutsleidingen, het herstellen of heraanleggen van bestaande nutsleidingen. Bestaande nutsleidingen kunnen verplaatst worden voor zover dat noodzakelijk is voor de kwaliteit van het leefmilieu, het herstel en de ontwikkeling van de natuur en het natuurlijk milieu, de openbare veiligheid of de volksgezondheid.
Artikel A7.11.2 Parkeren wordt gegroepeerd. De aanleg van niet-bebouwde en niet-verharde ruimtes moet zodanig gebeuren dat het geheel een parkkarakter verkrijgt. Afsluitingen worden verwerkt in groenelementen. Waardevolle boselementen worden maximaal gevrijwaard. Artikel A7.11.3 Bij de aanleg van het terrein wordt het waterbergend vermogen van het gebied zoveel mogelijk behouden en het overstromingsrisico beperkt. In het gebied zijn eveneens toegelaten, voor zover de hoofdbestemming niet in het gedrang komt, voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de watertoets, alle handelingen in functie van het bereiken van de randvoorwaarden die nodig zijn voor het behoud van de watersystemen en het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden toegelaten.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ’infrastructuur’. Artikel A7.12. Gebied voor spoorinfrastructuur Dit gebied is bestemd voor spoorinfrastructuur en aanhorigheden. In dit gebied zijn alle handelingen toegelaten voor de aanleg, het functioneren of aanpassing van die voor verkeers- en vervoersinfrastructuur/ wegen- /spoor- /waterweginfrastructuur (te specifiëren)en aanhorigheden. Daarnaast zijn alle handelingen met het oog op de ruimtelijke inpassing, buffers, ecologische verbindingen, kruisende infrastructuren, leidingen, telecommunicatie infrastructuur, lokaal openbaar vervoer, lokale dienstwegen, jaagpaden, recreatienetwerk en paden voor niet-gemotoriseerd verkeer toegelaten. Gronden die niet voor de inrichting of het functioneren van de verkeers- en vervoersinfrastructuur gebruikt worden, worden op een kwaliteitsvolle manier geïntegreerd in de omgeving.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 51
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘bedrijvigheid’. Artikel A7.13. Specifiek regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter
Artikel A7.13.1 Het bedrijventerrein is bestemd voor bedrijven met watergebonden karakter. Het watergebonden karakter bestaat uit het gebruik van de waterweg voor de aanvoer van grondstoffen en de afvoer van afgewerkte of halfafgewerkte producten. De hoofdactiviteiten van deze bedrijven zijn: -
Productie en verwerking van goederen,
-
Productie van energie,
-
Verwerking en bewerking van grondstoffen met inbegrip van delfstoffen,
-
Op- en overslag, voorraadbeheer, groepage en fysieke distributie,
-
Logistiek complementaire en logistiek ondersteunende activiteiten inclusief exploitatie van intermodale en laad- en losinfrastructuur.
-
Afvalverwerking met inbegrip van recyclage
-
Verwerking en bewerking van mest,
-
Verwerking en bewerking van slib.
Daarnaast kunnen de bestaande niet-watergebonden activiteiten behouden blijven en eventueel uitbreiden voor zover ze de goede inrichting en exploitatie van het watergebonden bedrijventerrein niet in het gedrang brengen.
Artikel A7.13.2. Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze rekening houden met zuinig ruimtegebruik. Daarbij wordt minstens aandacht besteed aan: -
het optimaal gebruiken van de percelen, echter rekening houdend met de verplichtingen inzake veiligheid;
-
de mogelijkheid om bepaalde diensten onder te brengen in gemeenschappelijke gebouwen op het bedrijventerrein;
-
het groeperen en organiseren op het bedrijventerrein van parkeermogelijkheden voor de gebruikers en bezoekers.
Gemeenschappelijke en complementaire voorzieningen inherent aan het functioneren van het specifiek regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter zijn toegelaten. Kantoren en toonzalen met beperkte vloeroppervlakte, ondergeschikt en gekoppeld aan de productieactiviteit van individuele bedrijven zijn toegelaten voor zover deze activiteiten geen loketfunctie hebben en geen autonome activiteiten uitmaken. De toonzalen mogen maximum 10% van de gelijkvloerse bebouwde oppervlakte innemen ongeacht op welk niveau de toonzalen worden ingericht en de toonzaaloppervlakte mag maximaal 500m² zijn. Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 52
Inrichtingen voor de huisvesting van bewakingspersoneel van maximaal 200 m² vloeroppervlakte, geïntegreerd in het bedrijfsgebouw, zijn toegelaten. Indien het noodzakelijk is voor de veiligheid van het bewakingspersoneel is de niet-integratie toegelaten. Artikel A7.13.3 Inrichtingen die vallen onder de toepassing van het samenwerkingsakkoord tussen de federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest betreffende de beheersing van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken zijn niet toegelaten. Artikel A7.13.4. In het gebied zijn eveneens toegelaten, voor zover de hoofdbestemming niet in het gedrang komt, voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de watertoets, alle handelingen in functie van het bereiken van de randvoorwaarden die nodig zijn voor het behoud van de watersystemen en het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden toegelaten. Artikel A7.13.5. Bij aanvragen voor stedenbouwkundige vergunningen en verkavelingsvergunningen wordt een inrichtingsstudie gevoegd. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied. De jaagpaden moeten ingericht worden als functionele fietsroute. De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als dusdanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van deze aanvragen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie, of een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten.
Symbolische aanduiding (zwarte pijl) Artikel A7.14. fietsverbinding Deze symbolische aanduiding geeft aan dat een verbinding voor fietsers en voetgangers toegelaten is tussen beide oevers van het kanaal Brussel-Charleroi.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 53
aanduiding in overdruk Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie van de grondkleur.
bestemmingscategorie,
maar
volgt
de
Artikel B0.0 Afbakeningslijn Vlaams strategisch gebied rond Brussel De gebieden binnen de afbakeningslijn behoren tot het Vlaams strategisch gebied rond Brussel. Met uitzondering van de deelgebieden waarvoor in dit plan voorschriften werden vastgelegd, blijven de op het ogenblik van de vaststelling van dit plan bestaande bestemmings- en inrichtingsvoorschriften onverminderd van toepassing. De bestaande voorschriften kunnen daar door voorschriften in nieuwe gewestelijke, provinciale en gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen of BPA’s worden vervangen. Bij de vaststelling van die plannen en bij overheidsprojecten binnen de grenslijn gelden de relevante bepalingen van de ruimtelijke structuurplannen, conform de decretale bepalingen in verband met de verbindende waarde van die ruimtelijke structuurplannen.
Symbolische aanduiding voor onbevaarbare waterlopen van 2de en 3de categorie en voor niet gecategoriseerde onbevaarbare waterlopen (overdruk) Artikel B0.1.2. Onbevaarbare waterlopen van 2de en 3de categorie en voor niet gecategoriseerde onbevaarbare waterlopen de
Onder deze symbolische aanduiding in overdruk voor onbevaarbare waterlopen van 2 en 3de categorie en voor niet gecategoriseerd onbevaarbare waterlopen wordt volgend gebied begrepen: -
de waterloop en tot 7,5 meter aan de buitenkant van de oever voor de onbevaarbare waterlopen van 2de categorie;
-
de waterloop en tot 5 meter aan de buitenkant van de oever voor de onbevaarbare waterlopen van 3de categorie;
-
de waterloop en tot 2,5 meter aan de buitenkant van de oever voor de nietgecategoriseerde onbevaarbare waterlopen.
In dit gebied In de onmiddellijke omgeving van het gebied aangeduid met deze overdruk voor waterloop, zijn alle handelingen toegelaten voor: -
het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien,
-
het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, , met inbegrip van de oevers, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie,
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 54
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden,
-
het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen.
In dit gebied zijn alle handelingen toegelaten voor productie van hernieuwbare energie, energierecuperatie of warmtekrachtkoppeling voor zover ze de waterhuishouding niet verstoren. De aanvragen voor vergunningen worden beoordeeld rekening houdend met de in grondkleur aangegeven bestemming. De in grondkleur aangegeven bestemming is van toepassing voor zover ze verenigbaar zijn met de waterbeheerfunctie en het waterbergend vermogen van het gebied en de natuurverbindingen via de rivier- en beekvalleien niet doen afnemen. Voor de reeds bebouwde of bebouwbare bestemming in grondkleur betekent dit dat alle handelingen rekening houden met: -
het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien,
-
het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie,
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden,
-
het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen.
Symbolische aanduiding / overdruk Artikel B0.2. Hoogspanningsleiding In het gebied, aangeduid met deze overdruk, zijn alle handelingen toegelaten voor de aanleg, de exploitatie en de wijzigingen van een hoogspanningsleiding en haar aanhorigheden. De aanvragen voor vergunningen voor een hoogspanningsleiding en aanhorigheden worden beoordeeld rekening houdend met de in grondkleur aangegeven bestemming. De in grondkleur aangegeven bestemming is van toepassing voor zover de aanleg, de exploitatie en wijzigingen van de hoogspanningsleiding niet in het gedrang worden gebracht.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 55
(overdruk – symbolisch) Artikel B0.3. Enkelvoudige leiding In het gebied, aangeduid met deze overdruk, zijn alle handelingen toegelaten voor de aanleg, de exploitatie en de wijzigingen van een ondergrondse transportleiding en haar aanhorigheden. De aanvragen voor vergunningen voor een transportleiding en aanhorigheden worden beoordeeld rekening houdend met de in grondkleur aangegeven bestemming. De in grondkleur aangegeven bestemming is van toepassing voor zover de aanleg, de exploitatie en wijzigingen van de enkelvoudige leiding en haar aanhorigheden niet in het gedrang worden gebracht.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘landbouw’. Artikel B1.1 Bouwvrij agrarisch gebied
Artikel B1.1.1. Het gebied is bestemd voor de beroepslandbouw. Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van landbouwbedrijven zijn toegelaten. Het oprichten van gebouwen en gelijkaardige constructies is niet toegelaten. Artikel B1.1.2. Voor zover ze door hun beperkte impact de realisatie van de algemene bestemming niet in het gedrang brengen, zijn de volgende handelingen toegelaten : handelingen die nodig of nuttig zijn voor: -
het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien,
-
het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie,
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden,
-
het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 56
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘landbouw’. Artikel B1.2. Agrarisch gebied
Artikel B1.2.1 Het gebied is bestemd voor de beroepslandbouw. Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van landbouwbedrijven zijn toegelaten. Een landbouwbedrijfszetel mag alleen de noodzakelijke bedrijfsgebouwen en de woning van de exploitanten bevatten, alsook verblijfsgelegenheid, verwerkende en dienstverlenende activiteiten voor zover die een integrerend deel van het bedrijf uitmaken. Artikel B1.2.2 In het gebied zijn ook aan de landbouw verwante bedrijven toegelaten voor zover hun aanwezigheid in het agrarisch gebied nuttig of nodig is voor het goed functioneren van de landbouwbedrijven in de omgeving. Die bedrijven moeten een directe en uitsluitende relatie hebben met de aanwezige landbouwbedrijven door afname of toelevering van diensten of producten. Primaire bewerking of opslag van producten kan worden toegelaten. Verwerking van producten is uitgesloten, met uitzondering van mestbehandeling en mestvergisting. Er moet rekening gehouden worden met de schaal en het ruimtelijke impact van deze bedrijven. Daarbij wordt ten minste aandacht besteed aan: -
de relatie met de in de omgeving aanwezige functies;
-
de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers of bezoekers;
-
de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid;
-
de relatie met de in de omgeving van het gebied vastgelegde bestemmingen.
Artikel B1.2.3 Indien een woning niet aangesloten is op een riolering, wordt de vergunningsaanvraag afhankelijk gemaakt van de aanleg van een installatie voor het behandelen van afvalwater. Artikel B1.2.4 Voor zover ze door hun beperkte impact de realisatie van de algemene bestemming niet in het gedrang brengen, is het aanbrengen van windturbines en windturbineparken, alsook andere installaties voor de productie van (hernieuwbare) energie of energierecuperatie toegelaten. De mogelijke effecten van de inplanting ten aanzien van efficiënt bodemgebruik, eventuele verstoring van de uitbating(smogelijkheden) en landschappelijke kwaliteiten dienen in een lokalisatienota te worden beschreven en geëvalueerd.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 57
Artikel B1.2.5 Indien een gemeente of provincie voor delen van dit gebied een gemeentelijk of provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan opmaakt met voorschriften voor bestaande woningen, bedrijven, gebouwen en constructies waarvan de functie geen verband houdt met de algemene bestemming van het gebied krijgen de voorschriften van dat plan na goedkeuring ervan voorrang op de voorschriften opgenomen onder de artikels B1.2.1 tot B1.2.4. In de delen van dit gebied waarvoor op het ogenblik van de totstandkoming van dit plan een gemeentelijk of provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan van kracht is met voorschriften voor bestaande woningen, bedrijven, gebouwen of constructies waarvan de functie geen verband houdt met de algemene bestemming van het gebied, blijven de bepalingen van dat gemeentelijk of provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan gelden en hebben ze voorrang op de voorschriften opgenomen onder de artikels B1.2.1 tot B1.2.4.
Artikel B1.2.6 Voor zover ze door hun beperkte impact de realisatie van de algemene bestemming niet in het gedrang brengen, zijn de volgende handelingen toegelaten : handelingen die nodig of nuttig zijn voor: -
het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien,
-
het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie,
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden,
-
het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen.
Artikel B1.2.7
Aanduiding in overdruk Het gebied behoort tot de bestemmingscategorie van de grondkleur. Het in overdruk aangeduide gebied is een natuurverwevingsgebied waarbij de functies natuurbehoud en landbouw nevengeschikt zijn. In het als natuurverwevingsgebied aangeduide gebied gelden ten aanzien van de artikels B1.2.1 tot B1.2.7 volgende bijkomende bepalingen: -
De vermelde handelingen zijn toegelaten voor zover de natuurwaarden van het gebied in stand gehouden worden.
-
Alle handelingen voor de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van de natuur, het natuurlijk milieu en de landschapswaarden zijn toegelaten.
-
Het oprichten van gebouwen en gelijkaardige constructies is niet toegelaten met uitzondering van het oprichten van schuilhokken voor dieren voor zover de omvang ervan in verhouding staat tot de begraasbare oppervlakte.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 58
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘reservaat en natuur’. Artikel B1.3. Natuurgebied
Artikel B1.3.1 Het gebied is bestemd voor de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van de natuur, het natuurlijk milieu en bos. Recreatief medegebruik is een ondergeschikte functie. Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van de natuur, het natuurlijk milieu en van de landschapswaarden zijn toegelaten.
Artikel B1.3.2 Handelingen die nodig of nuttig zijn voor: -
het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien,
-
het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie,
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden,
-
het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen
zijn toegelaten. De in artikel B1.3.1 genoemde handelingen kunnen slechts toegelaten worden voor zover ze verenigbaar zijn met de waterbeheerfunctie van het gebied en het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien niet doen afnemen.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘overig groen’. Artikel B1.4. Gemengd openruimtegebied Artikel B1.4.1 Binnen dit gebied zijn natuurbehoud, bosbouw, landbouw, landschapszorg en recreatie nevengeschikte functies. Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor deze functies zijn toegelaten, met uitzondering van het oprichten van gebouwen behoudens de overige bepalingen van dit artikel.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 59
Artikel B1.4.2 Voor zover de ruimtelijk-ecologische draagkracht van het gebied niet wordt overschreden zijn, in uitzondering op het onbebouwde karakter van het gebied, de volgende handelingen toegelaten: -
het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur die gericht op de sociale, educatieve of recreatieve functie van het gebied, waaronder sanitaire gebouwen of schuilplaatsen van één bouwlaag met een oppervlakte van ten hoogste 100 m² met uitsluiting van elke verblijfsaccomodatie;
-
het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur die gericht is op het gebruik van het gebied voor landbouw of hobbylandbouw.
Artikel B1.4.3 Indien een gemeente of provincie voor delen van dit gebied een gemeentelijk of provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan opmaakt met voorschriften voor functies en activiteiten vermeld in artikels B1.4.1. en B1.4.2. krijgen de voorschriften van dat plan na goedkeuring ervan voorrang op de voorschriften opgenomen onder de artikels B1.4.1. en B1.4.2. Artikel B1.4.4 Voor zover ze door hun beperkte impact de realisatie van de algemene bestemming niet in het gedrang brengen, zijn de volgende handelingen toegelaten : handelingen die nodig of nuttig zijn voor: -
het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien,
-
het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie,
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden,
-
het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘overig groen’. Artikel B1.5. Gemengd openruimtegebied met cultuurhistorische waarde
Artikel B1.5.1 Binnen dit gebied zijn natuurbehoud, bosbouw, landschapszorg en recreatie nevengeschikte functies. Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor deze functies zijn toegelaten.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 60
De in artikel B1.5.1 tot B1.5.4 genoemde handelingen zijn toegelaten voor zover de ruimtelijke samenhang in het gebied, de cultuurhistorische waarden, horticulturele waarden, landschapswaarden en natuurwaarden in het gebied bewaard blijven en de sociale functie niet geschaad wordt.
Artikel B1.5.2 In bestaande of vergund geachte gebouwen kunnen behalve de activiteiten voor de realisatie van de in de overige artikels vermelde functies, ook de volgende activiteiten toegelaten worden: -
wonen;
-
nuts- en gemeenschapsvoorzieningen;
-
socio-culturele voorzieningen;
-
toeristisch-recreatieve voorzieningen;
-
horeca en toeristische logies;
Ten behoeve van deze functies is het toegelaten: -
Bestaande hoofdzakelijk vergunde gebouwen te verbouwen, uit te breiden of te herbouwen. Indien de gebouwen niet aangesloten zijn op een riolering, wordt de vergunningsaanvraag afhankelijk gemaakt van de aanleg van een installatie voor het behandelen van afvalwater.
-
Het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur die nodig of nuttig is voor het goed functioneren van de toegelaten activiteiten.
Er moet rekening gehouden worden met de schaal en de ruimtelijke impact van deze activiteiten. Daarbij wordt, onverminderd de bepalingen van artikel B1.5.1, ten minste aandacht besteed aan: -
de relatie met de in de omgeving aanwezige functies;
-
de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers of bezoekers;
-
de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid;
-
de relatie met de in de omgeving van het gebied vastgelegde bestemmingen.
Artikel B1.5.3 In voorkomend geval is landbouw een nevengeschikte functie. Handelingen die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van de bestaande landbouwbedrijven zijn toegelaten. Een landbouwbedrijfszetel mag enkel de noodzakelijke bedrijfsgebouwen en de woning van de exploitanten bevatten, evenals verblijfsgelegenheid, verwerkende en dienstverlenende activiteiten voor zover deze een integrerend deel van een leefbaar bedrijf uitmaken. Nieuwe landbouwbedrijfszetels, gebouwen voor niet aan de grond gebonden agrarische bedrijven, glastuinbouw, toeleverende, verwerkende en dienstverlenende activiteiten en landbouwverwante activiteiten zijn niet toegelaten.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 61
Artikel B1.5.4 Handelingen die nodig of nuttig zijn voor: -
het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien,
-
het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie,
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden,
-
het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen
zijn toegelaten. De in artikel B1.5.1 tot en met B1.5.3 genoemde handelingen kunnen slechts toegelaten worden voor zover ze verenigbaar zijn met de waterbeheerfunctie van het gebied en het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien niet doen afnemen. Artikel B1.5.5
(in overdruk) Het gebied aangeduid met deze overdruk is bestemd voor het behoud van de bestaande bedrijfsactiviteiten,wijnhandel, aan de H. Van den Eedestraat 30, te 1702 Dilbeek. Nevenactiviteiten zijn alleen toegelaten voor zover ze noodzakelijk zijn voor de bedrijfsvoering van het bestaand bedrijf. Kleinhandel, toonzalen en bedrijfswoning zijn niet toegelaten. Maximaal 1.500 m² verharding mag georganiseerd worden grenzend aan de H. Van den Eedestraat Alle verhardingen moeten waterdoorlatend zijn tenzij dit verboden wordt vanuit een andere regelgeving. Het waterbergend vermogen van het gebied mag door de aanleg van het bedrijventerrein niet verminderd worden en het overstromingsrisico moet worden beperkt. Stapeling in open lucht is niet toegelaten. De maximale bovengrondse bebouwbare oppervlakte bedraagt 700 m². Onder gebouwen moet worden verstaan: bedrijfsgebouwen en gelijkaardige constructies. De totale vloeroppervlakte van ondergrondse constructies en kelders bedraagt maximaal 550 m². Bij stopzetting van de huidige bedrijfsactiviteiten is het gebied bestemd volgens artikel B1.5.1 tot B.1.5.5.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 62
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘bos’. Artikel B1.6. Bosgebied
Artikel B1.6.1 Het gebied is bestemd voor de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van bos waarbij het recreatief medegebruik een ondergeschikte functie is. Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de aanleg, het beheer en de inrichting van bos zijn toegelaten. Alle handelingen voor de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van de natuur, het natuurlijk milieu en de landschapswaarden zijn toegelaten.
Artikel B1.6.2 Indien een woning niet aangesloten is op een riolering, wordt de vergunningsaanvraag afhankelijk gemaakt van de aanleg van een installatie voor het behandelen van afvalwater. Artikel B1.6.3 Tot aan de realisatie van de bestemming zijn per perceel alle handelingen toegelaten die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van landbouwbedrijven met uitsluiting van het oprichten van gebouwen en gelijkaardige constructies.
Artikel B1.6.4 Handelingen die nodig of nuttig zijn voor: -
het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien,
-
het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie,
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden,
-
het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen
zijn toegelaten. De in artikel B1.6.1 tot B1.6.4 genoemde handelingen kunnen slechts toegelaten worden voor zover ze verenigbaar zijn met de waterbeheerfunctie van het gebied en het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien niet doen afnemen.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 63
Artikel B1.6.5
Aanduiding in overdruk Het gebied behoort tot de bestemmingscategorie van de grondkleur. Het in overdruk aangeduide gebied is een natuurverwevingsgebied waarbij de functies natuurbehoud en bosbouw nevengeschikt zijn.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘bedrijvigheid’. Artikel B1.7 Gemengd regionaal bedrijventerrein
Artikel B1.7.1 Het bedrijventerrein is bestemd voor bedrijven met de volgende hoofdactiviteiten: -
productie, opslag, bewerking en verwerking van goederen;
-
productie van energie;
-
onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten;
-
op- en overslag, voorraadbeheer, groepage, fysieke distributie en groothandel.
Installaties voor het opwekken van hernieuwbare energie of energierecuperatie zijn toegelaten. De volgende hoofdactiviteiten zijn niet toegelaten: -
kleinhandel;
-
agrarische productie;
-
autonome kantoren;
-
afvalverwerking met inbegrip van recyclage;
-
verwerking en bewerking van delfstoffen.
Artikel B1.7.2 Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze rekening houden met zuinig ruimtegebruik. Daarbij wordt minstens aandacht besteed aan:
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 64
-
het optimaal gebruiken van de percelen, echter rekening houdend met de verplichtingen inzake veiligheid;
-
de mogelijkheid om bepaalde diensten onder te brengen in gemeenschappelijke gebouwen op het bedrijventerrein;
-
het groeperen en organiseren op het bedrijventerrein van parkeermogelijkheden voor de gebruikers en bezoekers.
Gemeenschappelijke en complementaire voorzieningen, inherent aan het functioneren van het gemengd regionaal bedrijventerrein, zijn toegelaten. Kantoren en toonzalen met beperkte vloeroppervlakte, ondergeschikt en gekoppeld aan de productieactiviteit van individuele bedrijven, zijn toegelaten voor zover die activiteiten geen loketfunctie hebben en geen autonome activiteiten uitmaken. De toonzalen mogen maximaal 10% van de gelijkvloerse bebouwde oppervlakte innemen, ongeacht op welk niveau de toonzalen worden ingericht, en de toonzaaloppervlakte mag maximaal 500 m² zijn. Inrichtingen voor de huisvesting van bewakingspersoneel van maximaal 200 m² vloeroppervlakte, geïntegreerd in het bedrijfsgebouw, zijn toegelaten. Indien het noodzakelijk is voor de veiligheid van het bewakingspersoneel is de niet-integratie toegelaten.
Artikel B1.7.3 Inrichtingen die vallen onder de toepassing van het samenwerkingsakkoord tussen de federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest betreffende de beheersing van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken zijn niet toegelaten.
Artikel B1.7.4 Bij elke vergunningsaanvraag voor een nieuw gebouw of constructie, met uitzondering van woningen, wordt een inrichtingsstudie gevoegd. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied. De inrichtingsstudie zal tenminste aantonen hoe omgegaan wordt met de bestaande woningen, hoe de verkeersgeneratie wordt beperkt, hoe het parkeren niet wordt afgewenteld op het openbaar domein, hoe de ontsluiting zal verlopen, hoe inpassing in het landschap zal gebeuren en hoe de waterhuishouding wordt geregeld. De inrichtingsstudie geeft ook aan hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied en/of tot de mogelijke ontwikkeling van de rest van het gebied. De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als zodanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van de aanvragen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie of een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 65
Artikel B1.7.5 Ontsluiting
Symbolische aanduiding Dit gebied dient ontsloten te worden naar de Industrialaan.
Symbolische aanduiding (zwarte pijl) Artikel B1.8. fietsverbinding Deze symbolische aanduiding geeft aan dat een verbinding voor fietsers en voetgangers toegelaten is langsheen de spoorlijn Dendermonde-Brussel
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘wonen’. Artikel B2.1. Woongebied
Artikel B2.1.1. Voor de percelen in gebiedsdeel A en de percelen met bestaande hoofdzakelijk vergunde constructies in de gebiedsdelen B en C geldt de bestemming woongebied zoals bedoeld in B2.1.2 tot B2.1.8. Voor de percelen zonder constructies in de gebiedsdelen B en C geldt tot 1 januari 2025 de bestemming bouwvrij agrarisch gebied zoals bedoeld in artikel B2.1.9. Vanaf 1 januari 2025 hebben deze gebiedsdelen de bestemming woongebied zoals bedoeld in artikel B2.1.2 tot en met B2.1.8
Artikel B2.1.2 Het gebied is bestemd voor wonen en aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen. Onder aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen worden verstaan: handel, horeca en toeristische logies, bedrijven, kantoren en diensten, openbare en private nuts- en gemeenschapsvoorzieningen, openbare groene ruimten en openbare verharde ruimten, socio-culturele voorzieningen en recreatieve voorzieningen.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 66
Artikel B2.1.3 Alle handelingendie nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze wat schaal en ruimtelijke impact betreft verenigbaar zijn met de omgeving. Daarbij wordt ten minste aandacht besteed aan: -
de relatie met de in de omgeving aanwezige functies;
-
de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers, bewoners of bezoekers;
-
de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid;
-
de relatie met de in de omgeving van het woongebied vastgelegde bestemmingen;
-
de bestaande of gewenste woondichtheid.
-
de inpassing in de omgeving.
In het gebiedsdeel A moet voor minimum 60% van de totale terreinoppervlakte groen worden voorzien.
Artikel B2.1.4. In dit gebied is het aantal bouwlagen beperkt tot 2 behalve voor het gebiedsdeel A waar het aantal bouwlagen beperkt is tot 4. Wanneer er een hellend dak met een helling tussen 30 en 60 graden op het gebouw wordt voorzien, mag in dit volume nog een bijkomende bouwlaag worden voorzien, waarvan de nuttig te gebruiken hoogte niet hoger is dan 4,50 meter. Wanneer geen hellend dak wordt voorzien kan binnen het volume van het denkbeeldig hellend dak een derde bouwlaag worden gerealiseerd waarvan de nuttig te gebruiken hoogte niet hoger is dan 4,50 meter. Bij de beoordeling van vergunningsaanvragen kan kan op basis van het aantal bouwlagen in de omgeving en de bouwhoogte in de omgeving worden geoordeeld dat er meer of minder bouwlagen toegelaten kunnen worden. Een bouwlaag is een nuttig te gebruiken bovengrondse verdieping. De hoogte van een bouwlaag wordt gemeten tussen vloer en plafond van elke verdieping. Een bovengrondse verdieping is een verdieping waarvan de vloer zich maximaal 1,50 meter onder het maaiveld bevindt, gemeten vanaf het laagste peil van het maaiveldniveau grenzend aan het gebouw. Bouwlagen die hoger zijn dan 4,50m worden gerekend als meerdere bouwlagen, te rekenen als veelvoud van 2,25 meter. Het toegelaten aantal bouwlagen kan door de gemeente of de provincie worden gewijzigd in een ruimtelijk uitvoeringsplan tot maximum 4 bouwlagen, en voor het gebiedsdeel A tot maximum 5 bouwlagen. Het aantal woonlagen wordt beperkt tot 2 zodat het verruimd toepassingsgebied van ‘wonen in eigen streek’ uit het Decreet Grond en Pandenbeleid niet van toepassing is.De gemeente of de Provincie kan het toegelaten aantal woonlagen wijzigen met een RUP. Artikel B2.1.5 Bij vergunningsaanvragen voor een project dat bepalend is voor de globale ontwikkeling van één der gebiedsdelen, of vanaf 1ha en/of 25 woongelegenheden, of bij elke vergunningsaanvraag in het gebiedsdeel A, wordt een inrichtingsstudie gevoegd. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 67
het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied. De inrichtingsstudie geeft ook aan hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied en/of tot de mogelijke ontwikkeling van de rest van het gebied. De inrichtingsstudie voor het gebiedsdeel A toont aan hoe ingespeeld wordt op het aanwezige reliëf en het zicht op de vallei van de Maalbeek en hoe voldaan wordt aan de minimum 60% groenoppervlakte. De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als zodanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van de aanvragen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie of een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten.
Artikel B2.1.6 In dit gebied kan een vergunning voor: 1° verkavelingen van ten minste tien loten bestemd voor woningbouw, of met een grondoppervlakte groter dan een halve hectare, ongeacht het aantal loten; 2° groepswoningbouwprojecten waarbij ten minste tien woongelegenheden ontwikkeld worden; 3° de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen waarbij ten minste vijftig appartementen gecreëerd worden; 4° verkavelingen, groepswoningbouwprojecten en projecten voor de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen die niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in 1°, 2° of 3°, en waarvoor een verkavelingsvergunning of een stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd door een verkavelaar of een bouwheer wiens project aansluit op andere, door dezelfde verkavelaar of bouwheer te ontwikkelen gronden, die samen met de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, een oppervlakte van meer dan een halve hectare beslaan; pas afgeleverd worden indien binnen het verkavelings- of bouwproject een sociaal woonaanbod verwezenlijkt wordt dat gelijk is aan: a) hetzij ten minste veertig en ten hoogste vijftig procent voor gronden die in eigendom zijn van Vlaamse besturen of Vlaamse semipublieke rechtspersonen; b) hetzij ten minste twintig en ten hoogste vijfentwintig procent voor gronden die in eigendom zijn van overige natuurlijke of rechtspersonen. Er kan een objectief worden vastgesteld dat lager ligt dan de minimale objectieven, vermeld in de eerste alinea, a) respectievelijk b), indien dat gemotiveerd wordt vanuit het bestaande en geplande sociaal woonaanbod, de sociale contextfactoren en de ruimtelijke karakteristieken van het nieuwe woongebied. Dergelijke afwijking heeft nooit voor gevolg dat een objectief wordt vastgesteld dat lager ligt dan de helft van de minimale objectieven, vermeld in de eerste alinea, a) respectievelijk b). Artikel B2.1.7 In dit gebied kan een vergunning voor: 1° verkavelingen van ten minste tien loten bestemd voor woningbouw, of met een grondoppervlakte groter dan een halve hectare, ongeacht het aantal loten; 2° groepswoningbouwprojecten waarbij ten minste tien woongelegenheden ontwikkeld worden; 3° de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen waarbij ten minste vijftig appartementen gecreëerd worden;
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 68
4° verkavelingen, groepswoningbouwprojecten en projecten voor de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen die niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in 1°, 2° of 3°, en waarvoor een verkavelingsvergunning of een stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd door een verkavelaar of een bouwheer wiens project aansluit op andere, door dezelfde verkavelaar of bouwheer te ontwikkelen gronden, die samen met de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, een oppervlakte van meer dan een halve hectare beslaan; pas afgeleverd worden indien binnen het verkavelings- of bouwproject een bescheiden woonaanbod wordt verwezenlijkt van 40%, verminderd met het aandeel bepaald in artikel 13.6.
Artikel B2.1.8 Tot een vergunning verleend is voor de realisatie van de bestemming zijn per perceel de handelingen, voorzieningen en inrichtingen toegelaten die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van landbouwbedrijven, met uitsluiting van het oprichten van gebouwen en vergelijkbare constructies. Artikel B2.1.9
Artikel B2.1.9. Bouwvrij agrarisch gebied Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van landbouwbedrijven zijn toegelaten. Het oprichten van gebouwen en gelijkaardige constructies is niet toegelaten.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘reservaat en natuur’. Artikel B2.2. Natuurgebied
Artikel B2.2.1 Het gebied is bestemd voor de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van de natuur, het natuurlijk milieu en bos. Recreatief medegebruik is een ondergeschikte functie. Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van de natuur, het natuurlijk milieu en van de landschapswaarden zijn Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 69
toegelaten. Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de aanleg van volkstuinparken zijn toegelaten voor zover het beheer verenigbaar is met de inrichting van het natuurgebied.
Artikel B2.2.2 Handelingen die nodig of nuttig zijn voor: -
het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien,
-
het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie,
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden,
-
het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen
zijn toegelaten. De in artikel B2.2.1 tot B2.2.2 genoemde handelingen kunnen slechts toegelaten worden voor zover ze verenigbaar zijn met de waterbeheerfunctie van het gebied en het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien niet doen afnemen.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘bedrijvigheid’. Artikel B2.3. Stationsomgeving
Artikel B2.3.1 Het gebied is bestemd voor wonen en voor personeelsintensieve en bezoekersintensieve activiteiten voor zover deze activiteiten gerelateerd zijn aan het openbaar vervoer. Naast wonen, zijn volgende activiteiten en voorzieningen toegelaten: -
Kantoren en diensten;
-
Handel;
-
Horeca en toeristische logies
-
Openbare en private nuts- en gemeenschapsvoorzieningen;
-
openbare groene en verharde ruimten;
-
Socio-culturele voorzieningen;
-
Recreatieve functies.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 70
Artikel B2.3.2 Volgende hoofdactiviteiten zijn niet toegelaten: -
Bedrijvigheid met een hoofdzakelijk weggericht mobiliteitsprofiel
-
Ambachtelijke en industriële bedrijvigheid;
-
Op- en overslag, voorraadbeheer, groepage, fysieke distributie en groothandel;
-
Afvalverwerking met inbegrip van recyclage;
-
Verwerking en bewerking van delfstoffen;
Artikel B2.3.3 Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten, voor zover ze wat schaal en ruimtelijke impact betreft verenigbaar zijn met de omgeving. Daarbij wordt ten minste aandacht besteed aan: - de relatie met de in de omgeving aanwezige functies; -
de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers, bewoners of bezoekers;
-
de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid;
-
de relatie met de in de omgeving vastgelegde bestemmingen;
-
de bestaande of gewenste woondichtheid;
-
de inpassing in de omgeving.
Ook alle handelingen voor de aanleg, het functioneren of de aanpassing van wegen en/of spoorwegen en aanhorigheden zijn toegelaten. Elke aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning zal worden beoordeeld aan de hand van volgende criteria: -
zorgvuldig ruimtegebruik;
-
een kwaliteitsvolle aanleg van het plangebied;
-
de afwerking van de gebouwen;
-
het groeperen en organiseren van parkeermogelijkheden.
Artikel B2.3.4 In de gebieden aangeduid met I en II gelden volgende bijkomende beperkingen en specifieke bepalingen: -
De totale bruto vloeroppervlakte per handels-, restaurant- of caféactiviteiten wordt beperkt tot 50m², inclusief netto verkoopoppervlakte, reserve, technische en sociale lokalen en bureaus.
-
Langs de Pontbeeklaan wordt een gesloten wand gerealiseerd van gebouwen die als geluidsbuffer kan fungeren ten aanzien van het achterliggende gebied.
-
Er wordt minimaal 30% en maximaal 50% van de vloeroppervlakte van elk gebied (I en II) voorzien voor woningen.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 71
-
De hoofdontsluiting van deze gebieden staat op geen enkele wijze in verbinding met de omliggende woonstraten.
Artikel B2.3.5 Bij een vergunningsaanvraag voor een project van minstens 1000 m² bruto vloeroppervlakte wordt een inrichtingsstudie gevoegd. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied. De inrichtingsstudie toont minstens aan hoe wordt ingespeeld op het specifieke bereikbaarheidsprofiel van de locatie en hoe wordt voldaan aan de bijkomende bepalingen voor gebieden I en II, zoals vermeld in artikel B2.3.4. De inrichtingsstudie zal ook aantonen hoe de functies worden verweven, hoe het parkeren niet wordt afgewenteld op het openbaar domein, op welke wijze wordt ingespeeld op de bereikbaarheid met het openbaar vervoer, hoe de ontsluiting zal verlopen en hoe de waterhuishouding wordt geregeld. De inrichtingsstudie geeft ook aan hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied en/of tot de mogelijke ontwikkeling van de rest van het gebied. De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als zodanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van de aanvragen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie of een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten. Artikel B2.3.6 In het gebied zijn eveneens toegelaten, voor zover de hoofdbestemming niet in het gedrang komt, voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de watertoets, alle handelingen in functie van het bereiken van de randvoorwaarden die nodig zijn voor het behoud van de watersystemen en het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden toegelaten.
Artikel B2.3.7 nrichtingen die vallen onder de toepassing van het samenwerkingsakkoord tussen de federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest betreffende de beheersing van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken zijn niet toegelaten
Artikel B2.3.8 De bestaande activiteiten of functies die niet inbegrepen zijn artikel B2.3.1 en die aanwezig zijn in dit gebied op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan kunnen blijven bestaan tot de stopzetting. Alle handelingen die nodig zijn om een bestaande activiteit of functie te bestendigen zijn toegelaten. De uitbreiding van de bestaande activiteiten of functies is beperkt tot de percelen in eigendom of gebruik voor de bestaande activiteit in dit gebied op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 72
Artikel B2.3.9 Via de opmaak van een gemeentelijk of provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan kunnen de activiteiten en functies toegelaten in artikel B2.3.1 en B2.3.8 meer gedetailleerd vastgelegd worden. In dat geval krijgen de voorschriften van dat plan na goedkeuring ervan voorrang op de voorschriften opgenomen in voorliggend gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.
Artikel B2.3.10. fietsverbinding
Symbolische aanduiding (zwarte pijl) Deze symbolische aanduiding geeft aan dat een verbinding voor fietsers en voetgangers toegelaten is langsheen de spoorlijn Dendermonde-Brussel
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘wonen’. Artikel B4.1. Woongebied
Artikel B4.1.1 Het gebied is bestemd voor wonen en aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen. Onder aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen worden verstaan: handel, horeca en toeristische logies, bedrijven, kantoren en diensten, openbare en private nuts- en gemeenschapsvoorzieningen, openbare groene ruimten en openbare verharde ruimten, socio-culturele voorzieningen en recreatieve voorzieningen. Artikel B4.1.2 Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze wat schaal en ruimtelijke impact betreft verenigbaar zijn met de omgeving. Daarbij wordt ten minste aandacht besteed aan: -
de relatie met de in de omgeving aanwezige functies;
-
de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers, bewoners
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 73
of bezoekers; -
de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid;
-
de relatie met de in de omgeving van het woongebied vastgelegde bestemmingen;
-
de bestaande of gewenste woondichtheid.
-
de inpassing in de omgeving.
Artikel B4.1.3 In dit gebied is het aantal bouwlagen beperkt tot 3. Wanneer er een hellend dak met een helling tussen 30 en 60 graden op het gebouw wordt voorzien, mag in dit volume nog een vierde bouwlaag worden voorzien, waarvan de nuttig te gebruiken hoogte niet hoger is dan 4,50 meter. Wanneer geen hellend dak wordt voorzien kan binnen het volume van het denkbeeldig hellend dak een derde bouwlaag worden gerealiseerd waarvan de nuttig te gebruiken hoogte niet hoger is dan 4,50 meter. Bij de beoordeling van vergunningsaanvragen kan kan op basis van het aantal bouwlagen in de omgeving en de bouwhoogte in de omgeving worden geoordeelddat er meer of minder bouwlagen toegelaten kunnen worden Een bouwlaag is een nuttig te gebruiken bovengrondse verdieping. De hoogte van een bouwlaag wordt gemeten tussen vloer en plafond van elke verdieping. Een bovengrondse verdieping is een verdieping waarvan de vloer zich maximaal 1,50 meter onder het maaiveld bevindt, gemeten vanaf het laagste peil van het maaiveldniveau grenzend aan het gebouw. Bouwlagen die hoger zijn dan 4,50m worden gerekend als meerdere bouwlagen, te rekenen als veelvoud van 2,25 meter. Het toegelaten aantal bouwlagen kan door de gemeente of de provincie worden gewijzigd in een ruimtelijk uitvoeringsplan tot maximum 4 bouwlagen.
Artikel B4.1.4 Bij vergunningsaanvragen voor een project dat bepalend is voor de globale ontwikkeling van het gebied of vanaf 1ha en/of 25 woongelegenheden, wordt een inrichtingsstudie gevoegd. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied. De inrichtingsstudie geeft ook aan hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied en/of tot de mogelijke ontwikkeling van de rest van het gebied. De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als zodanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van de aanvragen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie of een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten.
Artikel B4.1.5 In dit gebied kan een vergunning voor: 1° verkavelingen van ten minste tien loten bestemd voor woningbouw, of met een grondoppervlakte groter dan een halve hectare, ongeacht het aantal loten; 2° groepswoningbouwprojecten waarbij ten minste tien woongelegenheden ontwikkeld worden;
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 74
3° de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen waarbij ten minste vijftig appartementen gecreëerd worden; 4° verkavelingen, groepswoningbouwprojecten en projecten voor de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen die niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in 1°, 2° of 3°, en waarvoor een verkavelingsvergunning of een stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd door een verkavelaar of een bouwheer wiens project aansluit op andere, door dezelfde verkavelaar of bouwheer te ontwikkelen gronden, die samen met de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, een oppervlakte van meer dan een halve hectare beslaan; pas afgeleverd worden indien binnen het verkavelings- of bouwproject een sociaal woonaanbod verwezenlijkt wordt dat gelijk is aan: a) hetzij ten minste veertig en ten hoogste vijftig procent voor gronden die in eigendom zijn van Vlaamse besturen of Vlaamse semipublieke rechtspersonen; b) hetzij ten minste twintig en ten hoogste vijfentwintig procent voor gronden die in eigendom zijn van overige natuurlijke of rechtspersonen. Er kan een objectief worden vastgesteld dat lager ligt dan de minimale objectieven, vermeld in de eerste alinea, a) respectievelijk b), indien dat gemotiveerd wordt vanuit het bestaande en geplande sociaal woonaanbod, de sociale contextfactoren en de ruimtelijke karakteristieken van het nieuwe woongebied. Dergelijke afwijking heeft nooit voor gevolg dat een objectief wordt vastgesteld dat lager ligt dan de helft van de minimale objectieven, vermeld in de eerste alinea, a) respectievelijk b). Artikel B4.1.6 In dit gebied kan een vergunning voor: 1° verkavelingen van ten minste tien loten bestemd voor woningbouw, of met een grondoppervlakte groter dan een halve hectare, ongeacht het aantal loten; 2° groepswoningbouwprojecten waarbij ten minste tien woongelegenheden ontwikkeld worden; 3° de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen waarbij ten minste vijftig appartementen gecreëerd worden; 4° verkavelingen, groepswoningbouwprojecten en projecten voor de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen die niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in 1°, 2° of 3°, en waarvoor een verkavelingsvergunning of een stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd door een verkavelaar of een bouwheer wiens project aansluit op andere, door dezelfde verkavelaar of bouwheer te ontwikkelen gronden, die samen met de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, een oppervlakte van meer dan een halve hectare beslaan; pas afgeleverd worden indien binnen het verkavelings- of bouwproject een bescheiden woonaanbod wordt verwezenlijkt van 40%, verminderd met het aandeel bepaald in artikel 13.6. Artikel B4.1.7 Tot een vergunning verleend is voor de realisatie van de bestemming zijn per perceel alle handelingen toegelaten die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van de bestaande landbouwbedrijven en voor de bestaande bedrijven met aan de landbouw toeleverende, verwerkende en dienstverlenende activiteiten.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 75
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘reservaat en natuur’. Artikel B5.1. Natuurgebied
Artikel B5.1.1 Het gebied is bestemd voor de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van de natuur, het natuurlijk milieu en bos. Recreatief medegebruik is een ondergeschikte functie. Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van de natuur, het natuurlijk milieu en van de landschapswaarden zijn toegelaten. Artikel B5.1.2 Indien een woning niet aangesloten is op een riolering, wordt de vergunningsaanvraag afhankelijk gemaakt van de aanleg van een installatie voor het behandelen van afvalwater. Artikel B5.1.3 Handelingen die nodig of nuttig zijn voor: -
het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien,
-
het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie,
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden,
-
het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen
zijn toegelaten. De in artikel B5.1.1 tot B5.1.2 genoemde handelingen kunnen slechts toegelaten worden voor zover ze verenigbaar zijn met de waterbeheerfunctie van het gebied en het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien niet doen afnemen.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘bedrijvigheid’. Artikel B5.2 Gebied voor gemengde activiteiten I Artikel B5.2.1 Het gebied is bestemd voor de verweving van wonen, handel, horeca en toeristische
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 76
logies, bedrijven, kantoren en diensten, openbare en private nuts- en gemeenschapsvoorzieningen, openbare groene en verharde ruimten, socio-culturele inrichtingen en recreatieve voorzieningen. De volgende hoofdactiviteiten zijn niet toegelaten: - afvalverwerkingsbedrijven - logistiek (op- en overslag, voorraadbeheer, fysieke distributie en groupage), groothandel en bedrijven met een hoog mobiliteitsprofiel en/of een grote parkeerbehoefte. Artikel B5.2.2 Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze wat schaal en ruimtelijke impact betreft verenigbaar zijn met de omgeving. Daarbij wordt ten minste aandacht besteed aan: - de relatie met de in de omgeving aanwezige functies; - de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers, bewoners of bezoekers; - de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid; - de relatie met in de omgeving vastgelegde bestemmingen; - de bestaande of gewenste woondichtheid; - de inpassing in de omgeving. Elke aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning zal worden beoordeeld aan de hand van volgende criteria: -
zorgvuldig ruimtegebruik; een kwaliteitsvolle aanleg van het plangebied; de afwerking van de gebouwen; het groeperen en organiseren van parkeermogelijkheden
De handelsactiviteiten zijn toegelaten onder de volgende voorwaarden: -
De oppervlakte aan handelsactiviteiten is beperkt tot de bestaande, hoofdzakelijk vergunde activiteiten, aanwezig op het moment van de definitieve vaststelling van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.
Artikel B5.2.3 Bij een vergunningsaanvraag voor een project van minstens 1000 m² bruto vloeroppervlakte wordt een inrichtingsstudie gevoegd. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied. De inrichtingsstudie zal tenminste aantonen hoe de functies worden verweven, hoe wordt ingespeeld op de goede openbaar vervoersbereikbaarheid, hoe dit verder kan ontwikkelen tot een multi-modaal knooppunt, hoe het parkeren niet wordt afgewenteld op het openbaar domein, hoe de ontsluiting zal verlopen en hoe de waterhuishouding wordt geregeld. De inrichtingsstudie geeft ook aan hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied en/of tot de mogelijke ontwikkeling van de rest van het gebied.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 77
De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als zodanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van de aanvragen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie of een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten. Artikel B5.2.4 In het gebied zijn eveneens toegelaten, voor zover de hoofdbestemming niet in het gedrang komt, voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de watertoets, alle handelingen in functie van het bereiken van de randvoorwaarden die nodig zijn voor het behoud van de watersystemen en het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden toegelaten.
Artikel B5.2.5 Inrichtingen die vallen onder de toepassing van het samenwerkingsakkoord tussen de federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest betreffende de beheersing van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken zijn niet toegelaten.
Artikel B5.2.6 De bestaande activiteiten of functies die niet inbegrepen zijn in artikel B5.2.1 en die aanwezig zijn in dit gebied op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan kunnen blijven bestaan tot de stopzetting. Alle handelingen die nodig zijn om een bestaande activiteit of functie te bestendigen zijn toegelaten. De uitbreiding van de bestaande activiteiten of functies is beperkt tot de percelen in eigendom of gebruik voor de bestaande activiteit in dit gebied op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘bedrijvigheid’. Artikel B5.3 Gebied voor gemengde activiteiten II Artikel B5.3.1 Het gebied is bestemd voor de verweving van handel, horeca en toeristische logies, bedrijven, kantoren en diensten, openbare en private nutsen gemeenschapsvoorzieningen, openbare groene en verharde ruimten, socio-culturele inrichtingen en recreatieve voorzieningen. Indien dit noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering kan per bedrijf maximaal één bedrijfswoning of conciërgewoning toegelaten worden. De volgende hoofdactiviteiten zijn niet toegelaten:
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 78
- afvalverwerkingsbedrijven - logistiek (op- en overslag, voorraadbeheer, fysieke distributie en groupage), groothandel en bedrijven met een hoog mobiliteitsprofiel en/of een grote parkeerbehoefte. Artikel B5.3.2 Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze wat schaal en ruimtelijke impact betreft verenigbaar zijn met de omgeving. Daarbij wordt ten minste aandacht besteed aan: - de relatie met de in de omgeving aanwezige functies; - de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers, bewoners of bezoekers; - de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid; - de relatie met in de omgeving vastgelegde bestemmingen; - de inpassing in de omgeving. Elke aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning zal worden beoordeeld aan de hand van volgende criteria: -
zorgvuldig ruimtegebruik; een kwaliteitsvolle aanleg van het plangebied; de afwerking van de gebouwen; het groeperen en organiseren van parkeermogelijkheden
De handelsactiviteiten zijn toegelaten onder de volgende voorwaarden: De totale bruto vloeroppervlakte van de verschillende handelsactiviteiten samen is beperkt tot 6000 m², inclusief netto verkoopoppervlakte, reserve, technische en sociale lokalen, bureaus en andere handelsruimten.
Artikel B5.3.3 Bij iedere vergunningsaanvraag, uitgezonderd met betrekking tot bestaande gebouwen wordt een inrichtingsstudie gevoegd. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied. De inrichtingsstudie zal tenminste aantonen hoe de functies worden verweven, hoe wordt ingespeeld op de goede openbaar vervoersbereikbaarheid, hoe dit verder kan ontwikkelen tot een multi-modaal knooppunt, hoe het parkeren niet wordt afgewenteld op het openbaar domein, hoe de ontsluiting zal verlopen, hoe de waterhuishouding wordt geregeld, en hoe zal voorzien worden in een groene dooradering van het gebied. De inrichtingsstudie geeft ook aan hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied en/of tot de mogelijke ontwikkeling van de rest van het gebied. De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als zodanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van de aanvragen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie of een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 79
Artikel B5.3.4 In het gebied zijn eveneens toegelaten, voor zover de hoofdbestemming niet in het gedrang komt, voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de watertoets, alle handelingen in functie van het bereiken van de randvoorwaarden die nodig zijn voor het behoud van de watersystemen en het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden toegelaten.
Artikel B5.3.5 Inrichtingen die vallen onder de toepassing van het samenwerkingsakkoord tussen de federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest betreffende de beheersing van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken zijn niet toegelaten.
Artikel B5.3.6 De bestaande activiteiten of functies die niet inbegrepen zijn in artikel B5.3.1 en die aanwezig zijn in dit gebied op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan kunnen blijven bestaan tot de stopzetting. Alle handelingen die nodig zijn om een bestaande activiteit of functie te bestendigen zijn toegelaten. De uitbreiding van de bestaande activiteiten of functies is beperkt tot de percelen in eigendom of gebruik voor de bestaande activiteit in dit gebied op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘landbouw’. Artikel B6.1. Agrarisch gebied
Artikel B6.1.1 Het gebied is bestemd voor de beroepslandbouw. Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van landbouwbedrijven zijn toegelaten. Een landbouwbedrijfszetel mag alleen de noodzakelijke bedrijfsgebouwen en de woning van de exploitanten bevatten, alsook verblijfsgelegenheid, verwerkende en dienstverlenende activiteiten voor zover die een integrerend deel van het bedrijf uitmaken.
Artikel B6.1.2 In het gebied zijn ook aan de landbouw verwante bedrijven toegelaten voor zover hun aanwezigheid in het agrarisch gebied nuttig of nodig is voor het goed functioneren van de landbouwbedrijven in de omgeving. Die bedrijven moeten een directe en uitsluitende relatie hebben met de aanwezige landbouwbedrijven door afname of toelevering van diensten of producten. Primaire bewerking of opslag van producten kan worden toegelaten.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 80
Verwerking van producten is uitgesloten, met uitzondering van mestbehandeling en mestvergisting. Er moet rekening gehouden worden met de schaal en het ruimtelijke impact van deze bedrijven. Daarbij wordt ten minste aandacht besteed aan: -
de relatie met de in de omgeving aanwezige functies;
-
de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers of bezoekers;
-
de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid;
-
de relatie met de in de omgeving van het gebied vastgelegde bestemmingen.
De erfgoedwaarde van het Hof te Elegem worden waar mogelijk versterkt.
Artikel B6.1.3 Indien een woning niet aangesloten is op een riolering, wordt de vergunningsaanvraag afhankelijk gemaakt van de aanleg van een installatie voor het behandelen van afvalwater. Artikel B6.1.4 Voor zover ze door hun beperkte impact de realisatie van de algemene bestemming niet in het gedrang brengen, is het aanbrengen van windturbines en windturbineparken, alsook andere installaties voor de productie van (hernieuwbare) energie of energierecuperatie toegelaten. De mogelijke effecten van de inplanting ten aanzien van efficiënt bodemgebruik, eventuele verstoring van de uitbating(smogelijkheden) en landschappelijke kwaliteiten dienen in een lokalisatienota te worden beschreven en geëvalueerd.
Artikel B6.1.5 Indien een gemeente of provincie voor delen van dit gebied een gemeentelijk of provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan opmaakt met voorschriften voor bestaande woningen, bedrijven, gebouwen en constructies waarvan de functie geen verband houdt met de algemene bestemming van het gebied krijgen de voorschriften van dat plan na goedkeuring ervan voorrang op de voorschriften opgenomen onder de artikels B6.1.1 tot B6.1.4. In de delen van dit gebied waarvoor op het ogenblik van de totstandkoming van dit plan een gemeentelijk of provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan van kracht is met voorschriften voor bestaande woningen, bedrijven, gebouwen of constructies waarvan de functie geen verband houdt met de algemene bestemming van het gebied, blijven de bepalingen van dat gemeentelijk of provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan gelden en hebben ze voorrang op de voorschriften opgenomen onder de artikels B6.1.1 tot B6.1.4.
Artikel B6.1.6 Voor zover ze door hun beperkte impact de realisatie van de algemene bestemming niet in het gedrang brengen, zijn de volgende handelingen toegelaten : handelingen die nodig of nuttig zijn voor: -
het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien,
-
het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie,
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 81
gebieden, -
het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen.
Artikel B6.1.7
Aanduiding in overdruk Het gebied behoort tot de bestemmingscategorie van de grondkleur. Het in overdruk aangeduide gebied is een natuurverwevingsgebied waarbij de functies natuurbehoud en landbouw nevengeschikt zijn. In het als natuurverwevingsgebied aangeduide gebied gelden ten aanzien van de artikels B6.1.1 tot B6.1.7 volgende bijkomende bepalingen: -
De vermelde handelingen zijn toegelaten voor zover de natuurwaarden van het gebied in stand gehouden worden.
-
Alle handelingen voor de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van de natuur, het natuurlijk milieu en de landschapswaarden zijn toegelaten.
-
Het oprichten van gebouwen en gelijkaardige constructies is niet toegelaten met uitzondering van het oprichten van schuilhokken voor dieren voor zover de omvang ervan in verhouding staat tot de begraasbare oppervlakte.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘reservaat en natuur’. Artikel B6.2 Natuurgebied
Artikel B6.2.1 Het gebied is bestemd voor de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van de natuur, het natuurlijk milieu en bos. Recreatief medegebruik is een ondergeschikte functie. Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van de natuur, het natuurlijk milieu en van de landschapswaarden zijn toegelaten.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 82
Artikel B6.2.2 Indien een woning niet aangesloten is op een riolering, wordt de vergunningsaanvraag afhankelijk gemaakt van de aanleg van een installatie voor het behandelen van afvalwater.
Artikel B6.2.3 Handelingen die nodig of nuttig zijn voor: -
het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien,
-
het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie,
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden,
-
het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen
zijn toegelaten. De in artikel B6.2.1 tot B6.2.2 genoemde handelingen kunnen slechts toegelaten worden voor zover ze verenigbaar zijn met de waterbeheerfunctie van het gebied en het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien niet doen afnemen.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘overig groen’. Artikel B6.3 Parkgebied
Artikel B6.3.1. Het gebied is bestemd voor de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van een park of parken. Dit gebied heeft ook een sociale functie. Binnen dit gebied zijn natuurbehoud, bosbouw, landschapszorg en recreatie nevengeschikte functies. Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor deze functies zijn toegelaten. De in artikel B6.3.1 tot B6.3.3 genoemde handelingen zijn toegelaten voor zover de ruimtelijke samenhang in het gebied, de cultuurhistorische waarden, horticulturele waarden landschapswaarden en natuurwaarden in het gebied bewaard blijven.
Artikel B6.3.2. Voor zover ze door hun beperkte impact de realisatie van de algemene bestemming niet in het gedrang brengen, zijn volgende handelingen eveneens toegelaten: -
- bebouwing in functie van jeugdwerking en sport..
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 83
In bestaande vergunde of vergund geachte gebouwen kunnen behalve de activiteiten voor de realisatie van de in de overige artikels vermelde functies, ook de volgende activiteiten toegelaten worden: -
wonen;
-
nuts- en gemeenschapsvoorzieningen;
-
socio-culturele voorzieningen;
-
toeristisch-recreatieve voorzieningen;
-
horeca en toeristische logies;
-
kantoor- of dienstenfunctie
-
sport- en jeugdactiviteiten;
Ten behoeve van deze functies is het toegelaten: -
Bestaande vergunde of vergund geachte gebouwen te verbouwen, uit te breiden of te herbouwen. Indien de gebouwen niet aangesloten zijn op een riolering, wordt de vergunningsaanvraag afhankelijk gemaakt van de aanleg van een installatie voor het behandelen van afvalwater.
-
Het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur die nodig of nuttig is voor het goed functioneren van de toegelaten activiteiten.
Er moet rekening gehouden worden met de schaal en de ruimtelijke impact van deze activiteiten. Daarbij wordt, onverminderd de bepalingen van artikel B6.3.1, ten minste aandacht besteed aan: -
de relatie met de in de omgeving aanwezige functies;
-
de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers of bezoekers;
-
de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid;
-
de relatie met de in de omgeving van het gebied vastgelegde bestemmingen.
Artikel B6.3.3. Handelingendie nodig of nuttig zijn voor: -
het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien,
-
het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie,
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden,
-
het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen
zijn toegelaten. De in artikel B6.3.1 tot B6.3.3 genoemde handelingen kunnen slechts toegelaten worden voor zover ze verenigbaar zijn met de waterbeheerfunctie van het gebied en het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien niet doen afnemen.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 84
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘wonen’. Artikel B6.4. Woongebied
Artikel B6.4.1 Het gebied is bestemd voor wonen en aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen. Onder aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen worden verstaan: handel, horeca en toeristische logies, bedrijven, kantoren en diensten, openbare en private nuts- en gemeenschapsvoorzieningen, openbare groene ruimten en openbare verharde ruimten, socio-culturele voorzieningen en recreatieve voorzieningen. Artikel B6.4.2 Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze wat schaal en ruimtelijke impact betreft verenigbaar zijn met de omgeving. Daarbij wordt ten minste aandacht besteed aan: -
de relatie met de in de omgeving aanwezige functies;
-
de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers, bewoners of bezoekers;
-
de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid;
-
de relatie met de in de omgeving van het woongebied vastgelegde bestemmingen;
-
de bestaande of gewenste woondichtheid.
-
de inpassing in de omgeving.
Artikel B6.4.3 In dit gebied is het aantal bouwlagen beperkt tot 2. Wanneer er een hellend dak met een helling tussen 30 en 60 graden op het gebouw wordt voorzien, mag in dit volume nog een derde bouwlaag worden voorzien, waarvan de nuttig te gebruiken hoogte niet hoger is dan 4,50 meter. Wanneer geen hellend dak wordt voorzien kan binnen het volume van het denkbeeldig hellend dak een derde bouwlaag worden gerealiseerd waarvan de nuttig te gebruiken hoogte niet hoger is dan 4,50 meter. Bij de beoordeling van vergunningsaanvragen kan kan op basis van het aantal bouwlagen in de omgeving en de bouwhoogte in de omgeving worden geoordeelddat er meer of minder bouwlagen toegelaten kunnen worden Een bouwlaag is een nuttig te gebruiken bovengrondse verdieping. De hoogte van een bouwlaag wordt gemeten tussen vloer en plafond van elke verdieping. Een bovengrondse verdieping is een verdieping waarvan de vloer zich maximaal 1,50 meter onder het maaiveld bevindt, gemeten vanaf het laagste peil van het maaiveldniveau grenzend aan
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 85
het gebouw. Bouwlagen die hoger zijn dan 4,50m worden gerekend als meerdere bouwlagen, te rekenen als veelvoud van 2,25 meter. Het toegelaten aantal bouwlagen kan door de gemeente of de provincie worden gewijzigd in een ruimtelijk uitvoeringsplan tot maximum 3 bouwlagen. Zolang de gemeente of provincie het aantal woonlagen niet verhoogt door de vaststelling van een ruimtelijk uitvoeringsplan kunnen binnen het toegelaten aantal bouwlagen maximaal 2 woonlagen worden toegelaten
Artikel B6.4.4 Bij elke vergunningsaanvraag in dit gebied, uitgezonderd met betrekking tot de bestaande woningen en gebouwen, wordt een inrichtingsstudie gevoegd. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied. De inrichtingsstudie geeft ook aan hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied en/of tot de mogelijke ontwikkeling van de rest van het gebied. Minstens wordt aangetoond hoe wordt ingespeeld op de ligging aan en het zicht op de aansluitende open ruimte. De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als zodanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van de aanvragen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie of een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten.
Artikel B6.4.5 In dit gebied kan een vergunning voor: 1° verkavelingen van ten minste tien loten bestemd voor woningbouw, of met een grondoppervlakte groter dan een halve hectare, ongeacht het aantal loten; 2° groepswoningbouwprojecten waarbij ten minste tien woongelegenheden ontwikkeld worden; 3° de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen waarbij ten minste vijftig appartementen gecreëerd worden; 4° verkavelingen, groepswoningbouwprojecten en projecten voor de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen die niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in 1°, 2° of 3°, en waarvoor een verkavelingsvergunning of een stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd door een verkavelaar of een bouwheer wiens project aansluit op andere, door dezelfde verkavelaar of bouwheer te ontwikkelen gronden, die samen met de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, een oppervlakte van meer dan een halve hectare beslaan; pas afgeleverd worden indien binnen het verkavelings- of bouwproject een sociaal woonaanbod verwezenlijkt wordt dat gelijk is aan: a) hetzij ten minste veertig en ten hoogste vijftig procent voor gronden die in eigendom zijn van Vlaamse besturen of Vlaamse semipublieke rechtspersonen; b) hetzij ten minste twintig en ten hoogste vijfentwintig procent voor gronden die in eigendom zijn van overige natuurlijke of rechtspersonen. Er kan een objectief worden vastgesteld dat lager ligt dan de minimale objectieven, vermeld in de eerste alinea, a) respectievelijk b), indien dat gemotiveerd wordt vanuit het
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 86
bestaande en geplande sociaal woonaanbod, de sociale contextfactoren en de ruimtelijke karakteristieken van het nieuwe woongebied. Dergelijke afwijking heeft nooit voor gevolg dat een objectief wordt vastgesteld dat lager ligt dan de helft van de minimale objectieven, vermeld in de eerste alinea, a) respectievelijk b). Artikel B6.4.6 In dit gebied kan een vergunning voor: 1° verkavelingen van ten minste tien loten bestemd voor woningbouw, of met een grondoppervlakte groter dan een halve hectare, ongeacht het aantal loten; 2° groepswoningbouwprojecten waarbij ten minste tien woongelegenheden ontwikkeld worden; 3° de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen waarbij ten minste vijftig appartementen gecreëerd worden; 4° verkavelingen, groepswoningbouwprojecten en projecten voor de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen die niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in 1°, 2° of 3°, en waarvoor een verkavelingsvergunning of een stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd door een verkavelaar of een bouwheer wiens project aansluit op andere, door dezelfde verkavelaar of bouwheer te ontwikkelen gronden, die samen met de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, een oppervlakte van meer dan een halve hectare beslaan; pas afgeleverd worden indien binnen het verkavelings- of bouwproject een bescheiden woonaanbod wordt verwezenlijkt van 40%, verminderd met het aandeel bepaald in artikel 13.6. Artikel B6.4.7 Tot een vergunning verleend is voor de realisatie van de bestemming zijn per perceel de handelingen, voorzieningen en inrichtingen toegelaten die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van landbouwbedrijven, met uitsluiting van het oprichten van gebouwen en vergelijkbare constructies.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘bedrijvigheid’. Artikel B6.5 Gebied voor gemengde activiteiten Artikel B6.5.1 Het gebied is bestemd voor de verweving van wonen, bedrijven, kantoren en diensten, handel, openbare en private nuts- en gemeenschapsvoorzieningen, openbare groene en verharde ruimten, socio-culturele inrichtingen en recreatieve voorzieningen. De in artikel B6.5.2 genoemde handelingen zijn toegelaten voor zover de ruimtelijke samenhang in het gebied, de cultuurhistorische waarden, horticulturele waarden, landschapswaarden en natuurwaarden in het gebied bewaard blijven. De volgende hoofdactiviteiten zijn niet toegelaten: - afvalverwerkingsbedrijven
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 87
- logistiek (op- en overslag, voorraadbeheer, fysieke distributie en groupage), groothandel en bedrijven met een hoog mobiliteitsprofiel en/of een grote parkeerbehoefte. - Grootschalige kleinhandel . Artikel B6.5.2 Ten behoeve van de bestemming is het toegelaten: -
Te verbouwen binnen het bestaande bouwvolume;
-
Uit te breiden tot maximum 5 % van het bestaand bouwvolume;
-
Het terrein te verharden voorzover noodzakelijk omwille van velligheidsredenen van de functies in het bestaand gebouw.
-
Het aanleggen van een parkeerplaats in waterdoorlatende verharding voor zover niet verboden door andere regelgeving. Het aantal parkeerplaatsen wordt beperkt tot diegene die noodzakelijk zijn voor gebruikers en bezoekers van het gebouw. De parking mag niet publiek toegankelijk zijn. .
Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze wat schaal en ruimtelijke impact betreft verenigbaar zijn met de omgeving. Daarbij wordt ten minste aandacht besteed aan: - het waardevolle karakter van het gebouwencomplex; - de relatie met de in de omgeving aanwezige functies; - de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers, bewoners of bezoekers; - de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid en het maximaal groeperen en organiseren van parkeermogelijkheden voor de gebruikers en bezoekers op de site.; - de relatie met in de omgeving vastgelegde bestemmingen; - de inpassing in de omgeving. Elke aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning zal worden beoordeeld aan de hand van volgende criteria: -
zorgvuldig ruimtegebruik; een kwaliteitsvolle aanleg van het plangebied; de afwerking van de gebouwen; het groeperen en organiseren van parkeermogelijkheden
Inrichtingen voor de huisvesting van bewakingspersoneel van maximaal 200 m² vloeroppervlakte, geïntegreerd in het bedrijfsgebouw, zijn toegelaten. Artikel B6.5.3 Bij iedere vergunningsaanvraag voor een project van minstens 1.000 m², wordt een inrichtingsstudie gevoegd. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied. De inrichtingsstudie zal tenminste aantonen hoe de functies worden verweven, hoe wordt ingespeeld op de goede openbaar vervoersbereikbaarheid, hoe het parkeren niet wordt afgewenteld op het openbaar domein,
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 88
hoe de ontsluiting zal verlopen, hoe de waterhuishouding wordt geregeld. De inrichtingsstudie geeft ook aan hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied en/of tot de mogelijke ontwikkeling van de rest van het gebied. De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als zodanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van de aanvragen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie of een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten.
Artikel B6.5.4 In het gebied zijn eveneens toegelaten, voor zover de hoofdbestemming niet in het gedrang komt, voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de watertoets, alle handelingen in functie van het bereiken van de randvoorwaarden die nodig zijn voor het behoud van de watersystemen en het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden toegelaten.
Artikel B6.5.5 Inrichtingen die vallen onder de toepassing van het samenwerkingsakkoord tussen de federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest betreffende de beheersing van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken zijn niet toegelaten.
Artikel B6.5.6 De bestaande activiteiten of functies die niet inbegrepen zijn in artikel B6.5.1 en die aanwezig zijn in dit gebied op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan kunnen blijven bestaan tot de stopzetting. Alle handelingen die nodig zijn om een bestaande activiteit of functie te bestendigen zijn toegelaten. De uitbreiding van de bestaande activiteiten of functies is beperkt tot de percelen in eigendom of gebruik voor de bestaande activiteit in dit gebied op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘landbouw’. Artikel B7.1 Agrarisch gebied
Artikel B7.1.1 Het gebied is bestemd voor de beroepslandbouw. Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 89
landbouwbedrijven zijn toegelaten. Een landbouwbedrijfszetel mag alleen de noodzakelijke bedrijfsgebouwen en de woning van de exploitanten bevatten, alsook verblijfsgelegenheid, verwerkende en dienstverlenende activiteiten voor zover die een integrerend deel van het bedrijf uitmaken. Artikel B7.1.2 In het gebied zijn ook aan de landbouw verwante bedrijven toegelaten voor zover hun aanwezigheid in het agrarisch gebied nuttig of nodig is voor het goed functioneren van de landbouwbedrijven in de omgeving. Die bedrijven moeten een directe en uitsluitende relatie hebben met de aanwezige landbouwbedrijven door afname of toelevering van diensten of producten. Primaire bewerking of opslag van producten kan worden toegelaten. Verwerking van producten is uitgesloten, met uitzondering van mestbehandeling en mestvergisting. Er moet rekening gehouden worden met de schaal en het ruimtelijke impact van deze bedrijven. Daarbij wordt ten minste aandacht besteed aan: -
de relatie met de in de omgeving aanwezige functies;
-
de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers of bezoekers;
-
de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid;
-
de relatie met de in de omgeving van het gebied vastgelegde bestemmingen.
Artikel B7.1.3 Indien een woning niet aangesloten is op een riolering, wordt de vergunningsaanvraag afhankelijk gemaakt van de aanleg van een installatie voor het behandelen van afvalwater.
Artikel B7.1.4 Voor zover ze door hun beperkte impact de realisatie van de algemene bestemming niet in het gedrang brengen, is het aanbrengen van windturbines en windturbineparken, alsook andere installaties voor de productie van (hernieuwbare) energie of energierecuperatie toegelaten. De mogelijke effecten van de inplanting ten aanzien van efficiënt bodemgebruik, eventuele verstoring van de uitbating(smogelijkheden) en landschappelijke kwaliteiten dienen in een lokalisatienota te worden beschreven en geëvalueerd.
Artikel B7.1.5 Indien een gemeente of provincie voor delen van dit gebied een gemeentelijk of provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan opmaakt met voorschriften voor bestaande woningen, bedrijven, gebouwen en constructies waarvan de functie geen verband houdt met de algemene bestemming van het gebied krijgen de voorschriften van dat plan na goedkeuring ervan voorrang op de voorschriften opgenomen onder de artikels B7.1.1 tot B7.1.4. In de delen van dit gebied waarvoor op het ogenblik van de totstandkoming van dit plan een gemeentelijk of provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan van kracht is met voorschriften voor bestaande woningen, bedrijven, gebouwen of constructies waarvan de functie geen verband houdt met de algemene bestemming van het gebied, blijven de bepalingen van dat gemeentelijk of provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan gelden en hebben ze voorrang op de voorschriften opgenomen onder de artikels B7.1.1 tot B7.1.4.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 90
Artikel B7.1.6 Voor zover ze door hun beperkte impact de realisatie van de algemene bestemming niet in het gedrang brengen, zijn de volgende handelingen toegelaten : handelingen die nodig of nuttig zijn voor: -
het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien,
-
het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie,
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden,
-
het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘overig groen’. Artikel B7.2. Gemengd openruimtegebied Artikel B7.2.1 Binnen dit gebied zijn natuurbehoud, bosbouw, landbouw, landschapszorg en recreatie nevengeschikte functies. Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor deze functies zijn toegelaten, met uitzondering van het oprichten van gebouwen behoudens de overige bepalingen van dit artikel.
Artikel B7.2.2 Voor zover de ruimtelijk-ecologische draagkracht van het gebied niet wordt overschreden zijn, in uitzondering op het onbebouwde karakter van het gebied, de volgende handelingen toegelaten: -
het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur die gericht op de sociale, educatieve of recreatieve functie van het gebied, waaronder sanitaire gebouwen of schuilplaatsen van één bouwlaag met een oppervlakte van ten hoogste 100 m² met uitsluiting van elke verblijfsaccomodatie;
-
het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur die gericht is op het gebruik van het gebied voor landbouw of hobbylandbouw.
Artikel B7.2.3 Indien een gemeente of provincie voor delen van dit gebied een gemeentelijk of provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan opmaakt met voorschriften voor functies en activiteiten vermeld in artikels B7.2.1. en B7.2.2. krijgen de voorschriften van dat plan na goedkeuring ervan voorrang op de voorschriften opgenomen onder de artikels B7.2.1. en B7.2.2.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 91
Artikel B7.2.4 Indien een woning niet aangesloten is op een riolering, wordt de vergunningsaanvraag afhankelijk gemaakt van de aanleg van een installatie voor het behandelen van afvalwater. Artikel B7.2.5 Voor zover ze door hun beperkte impact de realisatie van de algemene bestemming niet in het gedrang brengen, zijn de volgende handelingen toegelaten : handelingen die nodig of nuttig zijn voor: -
het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien,
-
het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie,
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden,
-
het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen
Artikel B7.2.6
Aanduiding in overdruk Het gebied behoort tot de bestemmingscategorie van de grondkleur. Het in overdruk aangeduide gebied is een natuurverwevingsgebied waarbij de functie natuurbehoud nevengeschikt is aan de overige functies in het gebied.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘landbouw’. Artikel B7.3 Bouwvrij agrarisch gebied
Artikel B7.3.1. Het gebied is bestemd voor de beroepslandbouw. Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van landbouwbedrijven zijn toegelaten. Het oprichten van gebouwen en gelijkaardige constructies is niet toegelaten.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 92
Artikel B7.3.2. Handelingen die nodig of nuttig zijn voor: -
het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien,
-
het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie,
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden,
-
het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen
zijn toegelaten. De in artikel B1.1..1 genoemde handelingen kunnen slechts toegelaten worden voor zover ze verenigbaar zijn met de waterbeheerfunctie van het gebied en het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien niet doen afnemen.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘reservaat en natuur’. Artikel B7.4. Natuurgebied
Artikel B7.4.1 Het gebied is bestemd voor de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van de natuur, het natuurlijk milieu en bos. Recreatief medegebruik is een ondergeschikte functie. Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van de natuur, het natuurlijk milieu en van de landschapswaarden zijn toegelaten.
Artikel B7.4.2 Indien een woning niet aangesloten is op een riolering, wordt de vergunningsaanvraag afhankelijk gemaakt van de aanleg van een installatie voor het behandelen van afvalwater. Artikel B7.4.3 Handelingen die nodig of nuttig zijn voor: -
het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien,
-
het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie,
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden,
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 93
-
het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen
zijn toegelaten. De in artikel B7.4.1 tot B7.4.2 genoemde handelingen kunnen slechts toegelaten worden voor zover ze verenigbaar zijn met de waterbeheerfunctie van het gebied en het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien niet doen afnemen.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘landbouw’. Artikel B8.1 Bouwvrij agrarisch gebied
Artikel B8.1.1 Het gebied is bestemd voor de beroepslandbouw. Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van landbouwbedrijven zijn toegelaten. Het oprichten van gebouwen en gelijkaardige constructies is niet toegelaten.
Artikel B8.1.2 Voor zover ze door hun beperkte impact de realisatie van de algemene bestemming niet in het gedrang brengen, zijn de volgende handelingen toegelaten : handelingen die nodig of nuttig zijn voor: -
het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien,
-
het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie,
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden,
-
het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 94
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘landbouw’. Artikel B8.2 Agrarisch gebied
Artikel B8.2.1 Het gebied is bestemd voor de beroepslandbouw. Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van landbouwbedrijven zijn toegelaten. Een landbouwbedrijfszetel mag alleen de noodzakelijke bedrijfsgebouwen en de woning van de exploitanten bevatten, alsook verblijfsgelegenheid, verwerkende en dienstverlenende activiteiten voor zover die een integrerend deel van het bedrijf uitmaken.
Artikel B8.2.2 In het gebied zijn ook aan de landbouw verwante bedrijven toegelaten voor zover hun aanwezigheid in het agrarisch gebied nuttig of nodig is voor het goed functioneren van de landbouwbedrijven in de omgeving. Die bedrijven moeten een directe en uitsluitende relatie hebben met de aanwezige landbouwbedrijven door afname of toelevering van diensten of producten. Primaire bewerking of opslag van producten kan worden toegelaten. Verwerking van producten is uitgesloten, met uitzondering van mestbehandeling en mestvergisting. Er moet rekening gehouden worden met de schaal en het ruimtelijke impact van deze bedrijven. Daarbij wordt ten minste aandacht besteed aan: -
de relatie met de in de omgeving aanwezige functies;
-
de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers of bezoekers;
-
de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid;
-
de relatie met de in de omgeving van het gebied vastgelegde bestemmingen.
Artikel B8.2.3 Indien een woning niet aangesloten is op een riolering, wordt de vergunningsaanvraag afhankelijk gemaakt van de aanleg van een installatie voor het behandelen van afvalwater. Artikel B8.2.4 Voor zover ze door hun beperkte impact de realisatie van de algemene bestemming niet in het gedrang brengen, is het aanbrengen van windturbines en windturbineparken, alsook andere installaties voor de productie van (hernieuwbare) energie of energierecuperatie toegelaten. De mogelijke effecten van de inplanting ten aanzien van efficiënt bodemgebruik, eventuele verstoring van de uitbating(smogelijkheden) en landschappelijke kwaliteiten dienen in een lokalisatienota te worden beschreven en geëvalueerd.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 95
Artikel B8.2.5 Indien een gemeente of provincie voor delen van dit gebied een gemeentelijk of provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan opmaakt met voorschriften voor bestaande woningen, bedrijven, gebouwen en constructies waarvan de functie geen verband houdt met de algemene bestemming van het gebied krijgen de voorschriften van dat plan na goedkeuring ervan voorrang op de voorschriften opgenomen onder de artikels B8.2.1 tot B8.2.4. In de delen van dit gebied waarvoor op het ogenblik van de totstandkoming van dit plan een gemeentelijk of provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan van kracht is met voorschriften voor bestaande woningen, bedrijven, gebouwen of constructies waarvan de functie geen verband houdt met de algemene bestemming van het gebied, blijven de bepalingen van dat gemeentelijk of provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan gelden en hebben ze voorrang op de voorschriften opgenomen onder de artikels B8.2.1 tot B8.2.4.
Artikel B8.2.6 Voor zover ze door hun beperkte impact de realisatie van de algemene bestemming niet in het gedrang brengen, zijn de volgende handelingen toegelaten : handelingen die nodig of nuttig zijn voor: -
het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien,
-
het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie,
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden,
-
het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘overig groen’. Artikel B8.3. Gemengd openruimtegebied met cultuurhistorische waarde
Artikel B8.3.1 Binnen dit gebied zijn natuurbehoud, bosbouw, landschapszorg en recreatie nevengeschikte functies. Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor deze functies zijn toegelaten. De in artikel B8.3.1 tot B8.3.4 genoemde handelingen zijn toegelaten voor zover de ruimtelijke samenhang in het gebied, de cultuurhistorische waarden, horticulturele waarden, landschapswaarden en natuurwaarden in het gebied bewaard blijven en de sociale functie niet geschaad wordt.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 96
Artikel B8.3.2 In dit gebied unnen behalve de activiteiten voor de realisatie van de in de overige artikels vermelde functies, ook de volgende activiteiten toegelaten worden: -
wonen;
-
nuts- en gemeenschapsvoorzieningen;
-
socio-culturele voorzieningen;
-
toeristisch-recreatieve voorzieningen;
-
horeca en toeristische logies;
Ten behoeve van deze functies is het toegelaten: -
Bestaande hoofdzakelijk vergunde gebouwen te verbouwen, uit te breiden of te herbouwen. Indien de gebouwen niet aangesloten zijn op een riolering, wordt de vergunningsaanvraag afhankelijk gemaakt van de aanleg van een installatie voor het behandelen van afvalwater.
-
Het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur die nodig of nuttig is voor het goed functioneren van de toegelaten activiteiten.
Er moet rekening gehouden worden met de schaal en de ruimtelijke impact van deze activiteiten. Daarbij wordt, onverminderd de bepalingen van artikel B8.3.1, ten minste aandacht besteed aan: -
de relatie met de in de omgeving aanwezige functies;
-
de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers of bezoekers;
-
de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid;
-
de relatie met de in de omgeving van het gebied vastgelegde bestemmingen.
Artikel B8.3.3 In voorkomend geval is landbouw is een nevengeschikte functie. Handelingen die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van de bestaande landbouwbedrijven zijn toegelaten. Een landbouwbedrijfszetel mag enkel de noodzakelijke bedrijfsgebouwen en de woning van de exploitanten bevatten, evenals verblijfsgelegenheid, verwerkende en dienstverlenende activiteiten voor zover deze een integrerend deel van een leefbaar bedrijf uitmaken. Nieuwe landbouwbedrijfszetels, gebouwen voor niet aan de grond gebonden agrarische bedrijven, glastuinbouw, toeleverende, verwerkende en dienstverlenende activiteiten en landbouwverwante activiteiten zijn niet toegelaten.
Artikel B8.3.4 Handelingen die nodig of nuttig zijn voor: -
het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien,
-
het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie,
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 97
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden,
-
het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen
zijn toegelaten. De in artikel B8.3.1 tot B8.3.4 genoemde handelingen kunnen slechts toegelaten worden voor zover ze verenigbaar zijn met de waterbeheerfunctie van het gebied en het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien niet doen afnemen.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘bos’. Artikel B8.4. Bosgebied
Artikel B8.4.1 Het gebied is bestemd voor de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van bos. Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de aanleg, het beheer en de inrichting van bos zijn toegelaten. Alle handelingen voor de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van de natuur, het natuurlijk milieu en de landschapswaarden zijn toegelaten.
Artikel B8.4.2 Indien een woning niet aangesloten is op een riolering, wordt de vergunningsaanvraag afhankelijk gemaakt van de aanleg van een installatie voor het behandelen van afvalwater. Artikel B8.4.3 Tot aan de realisatie van de bestemming zijn per perceel de handelingen, voorzieningen en inrichtingen toegelaten die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van landbouwbedrijven met uitsluiting van het oprichten van gebouwen en gelijkaardige constructies.
Artikel B8.4.4 Handelingen die nodig of nuttig zijn voor: -
het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien,
-
het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie,
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 98
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden,
-
het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen
zijn toegelaten. De in artikel B8.4.1 tot B8.4.4 genoemde handelingen kunnen slechts toegelaten worden voor zover ze verenigbaar zijn met de waterbeheerfunctie van het gebied en het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien niet doen afnemen.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘reservaat en natuur’. Artikel B8.5 Natuurgebied
Artikel B8.5.1 Het gebied is bestemd voor de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van de natuur, het natuurlijk milieu en bos. Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van de natuur, het natuurlijk milieu en van de landschapswaarden zijn toegelaten.
Artikel B8.5.2 Handelingen die nodig of nuttig zijn voor: -
het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien,
-
het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie,
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden,
-
het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen
zijn toegelaten. De in artikel B8.5.1 tot B8.5.2 genoemde handelingen kunnen slechts toegelaten worden voor zover ze verenigbaar zijn met de waterbeheerfunctie van het gebied en het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien niet doen afnemen.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 99
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘overig groen’. Artikel B8.6. Gemengd openruimtegebied Artikel B8.6.1 Binnen dit gebied zijn natuurbehoud, bosbouw, landbouw, landschapszorg en recreatie nevengeschikte functies. Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor deze functies zijn toegelaten, met uitzondering van het oprichten van gebouwen behoudens de overige bepalingen van dit artikel. Artikel B8.6.2 Voor zover de ruimtelijk-ecologische draagkracht van het gebied niet wordt overschreden zijn, in uitzondering op het onbebouwde karakter van het gebied, de volgende handelingen toegelaten: -
het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur die gericht op de sociale, educatieve of recreatieve functie van het gebied, waaronder sanitaire gebouwen of schuilplaatsen van één bouwlaag met een oppervlakte van ten hoogste 100 m² met uitsluiting van elke verblijfsaccomodatie;
-
het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur die gericht is op het gebruik van het gebied voor landbouw of hobbylandbouw;
-
het bebouwen van de percelen 56 e en 59c met een maximale terreinbezetting van 20% en een beperkt aantal bouwlagen zoals gedefinieerd in art. B.8.7.3.In de bebouwing kunnen enkle woningen worden voorzien.
Artikel B8.6.3 Indien een gemeente of provincie voor delen van dit gebied een gemeentelijk of provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan opmaakt met voorschriften voor functies en activiteiten vermeld in artikels B8.6.1. en B8.6.2. krijgen de voorschriften van dat plan na goedkeuring ervan voorrang op de voorschriften opgenomen onder de artikels B8.6.1. en B8.6.2.
Artikel B8.6.4 Indien een woning niet aangesloten is op een riolering, wordt de vergunningsaanvraag afhankelijk gemaakt van de aanleg van een installatie voor het behandelen van afvalwater. Artikel B8.6.5 Voor zover ze door hun beperkte impact de realisatie van de algemene bestemming niet in het gedrang brengen, zijn de volgende handelingen toegelaten : handelingen die nodig of nuttig zijn voor: -
het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien,
-
het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, de
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 100
waterkwaliteit en de verbindingsfunctie, -
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden,
-
het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘wonen’. Artikel B8.7. Woongebied
Artikel B8.7.1 Het gebied is bestemd voor wonen en aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen. Onder aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen worden verstaan: handel, horeca en toeristische logies, bedrijven, kantoren en diensten, openbare en private nuts- en gemeenschapsvoorzieningen, openbare groene ruimten en openbare verharde ruimten, socio-culturele voorzieningen en recreatieve voorzieningen. Artikel B8.7.2 Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze wat schaal en ruimtelijke impact betreft verenigbaar zijn met de omgeving. Daarbij wordt ten minste aandacht besteed aan: -
de relatie met de in de omgeving aanwezige functies;
-
de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers, bewoners of bezoekers;
-
de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid;
-
de relatie met de in de omgeving van het woongebied vastgelegde bestemmingen;
-
de bestaande of gewenste woondichtheid.
-
de inpassing in de omgeving.
Artikel B8.7.3 In dit gebied is het aantal bouwlagen beperkt tot 2. Wanneer er een hellend dak met een helling tussen 30 en 60 graden op het gebouw wordt voorzien, mag in dit volume nog een derde bouwlaag worden voorzien, waarvan de nuttig te gebruiken hoogte niet hoger is dan 4,50 meter. Wanneer geen hellend dak wordt voorzien kan binnen het volume van het denkbeeldig hellend dak een derde bouwlaag worden gerealiseerd waarvan de nuttig te gebruiken hoogte niet hoger is dan 4,50 meter. Bij de beoordeling van vergunningsaanvragen kan kan op basis van het aantal bouwlagen Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 101
in de omgeving en de bouwhoogte in de omgeving worden geoordeelddat er meer of minder bouwlagen toegelaten kunnen worden. Een bouwlaag is een nuttig te gebruiken bovengrondse verdieping. De hoogte van een bouwlaag wordt gemeten tussen vloer en plafond van elke verdieping. Een bovengrondse verdieping is een verdieping waarvan de vloer zich maximaal 1,50 meter onder het maaiveld bevindt, gemeten vanaf het laagste peil van het maaiveldniveau grenzend aan het gebouw. Bouwlagen die hoger zijn dan 4,50m worden gerekend als meerdere bouwlagen, te rekenen als veelvoud van 2,25 meter. Zolang de gemeente of provincie het aantal woonlagen niet verhoogt door de vaststelling van een ruimtelijk uitvoeringsplan kunnen binnen het toegelaten aantal bouwlagen maximaal 2 woonlagen worden toegelaten.
Artikel B8.7.4 Bij vergunningsaanvragen voor een project dat bepalend is voor de globale ontwikkeling van het gebied of vanaf 1ha en/of 25 woongelegenheden, wordt een inrichtingsstudie gevoegd. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied. De inrichtingsstudie geeft ook aan hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied en/of tot de mogelijke ontwikkeling van de rest van het gebied. De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als zodanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van de aanvragen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie of een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten.
Artikel B8.7.5 In dit gebied kan een vergunning voor: 1° verkavelingen van ten minste tien loten bestemd voor woningbouw, of met een grondoppervlakte groter dan een halve hectare, ongeacht het aantal loten; 2° groepswoningbouwprojecten waarbij ten minste tien woongelegenheden ontwikkeld worden; 3° de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen waarbij ten minste vijftig appartementen gecreëerd worden; 4° verkavelingen, groepswoningbouwprojecten en projecten voor de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen die niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in 1°, 2° of 3°, en waarvoor een verkavelingsvergunning of een stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd door een verkavelaar of een bouwheer wiens project aansluit op andere, door dezelfde verkavelaar of bouwheer te ontwikkelen gronden, die samen met de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, een oppervlakte van meer dan een halve hectare beslaan; pas afgeleverd worden indien binnen het verkavelings- of bouwproject een sociaal woonaanbod verwezenlijkt wordt dat gelijk is aan: a) hetzij ten minste veertig en ten hoogste vijftig procent voor gronden die in eigendom zijn van Vlaamse besturen of Vlaamse semipublieke rechtspersonen;
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 102
b) hetzij ten minste twintig en ten hoogste vijfentwintig procent voor gronden die in eigendom zijn van overige natuurlijke of rechtspersonen. Er kan een objectief worden vastgesteld dat lager ligt dan de minimale objectieven, vermeld in de eerste alinea, a) respectievelijk b), indien dat gemotiveerd wordt vanuit het bestaande en geplande sociaal woonaanbod, de sociale contextfactoren en de ruimtelijke karakteristieken van het nieuwe woongebied. Dergelijke afwijking heeft nooit voor gevolg dat een objectief wordt vastgesteld dat lager ligt dan de helft van de minimale objectieven, vermeld in de eerste alinea, a) respectievelijk b). Artikel B8.7.6 In dit gebied kan een vergunning voor: 1° verkavelingen van ten minste tien loten bestemd voor woningbouw, of met een grondoppervlakte groter dan een halve hectare, ongeacht het aantal loten; 2° groepswoningbouwprojecten waarbij ten minste tien woongelegenheden ontwikkeld worden; 3° de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen waarbij ten minste vijftig appartementen gecreëerd worden; 4° verkavelingen, groepswoningbouwprojecten en projecten voor de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen die niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in 1°, 2° of 3°, en waarvoor een verkavelingsvergunning of een stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd door een verkavelaar of een bouwheer wiens project aansluit op andere, door dezelfde verkavelaar of bouwheer te ontwikkelen gronden, die samen met de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, een oppervlakte van meer dan een halve hectare beslaan; pas afgeleverd worden indien binnen het verkavelings- of bouwproject een bescheiden woonaanbod wordt verwezenlijkt van 40%, verminderd met het aandeel bepaald in artikel 13.6. Artikel B8.7.7 Tot een vergunning verleend is voor de realisatie van de bestemming zijn per perceel de handelingen, voorzieningen en inrichtingen toegelaten die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van landbouwbedrijven, met uitsluiting van het oprichten van gebouwen en vergelijkbare constructies.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie bedrijvigheid’. Artikel B8.8. Gebied voor gemengde activiteiten Artikel B8.8.1 Het gebied is bestemd voor de verweving van wonen, handel, horeca en toeristische logies, bedrijven, kantoren en diensten, openbare en private nuts- en gemeenschapsvoorzieningen, openbare groene en verharde ruimten, socio-culturele
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 103
inrichtingen en recreatieve voorzieningen. De volgende hoofdactiviteiten zijn niet toegelaten: - afvalverwerkingsbedrijven - logistiek (op- en overslag, voorraadbeheer, fysieke distributie en groupage), groothandel en bedrijven met een hoog mobiliteitsprofiel en/of een grote parkeerbehoefte. De totale oppervlakte voor wonen wordt beperkt tot 30% van de terreinoppervlakte in dit gebied. Artikel B8.8.2 Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze wat schaal en ruimtelijke impact betreft verenigbaar zijn met de omgeving. Daarbij wordt ten minste aandacht besteed aan: - de relatie met de in de omgeving aanwezige functies; - de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers, bewoners of bezoekers; - de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid; - de relatie met in de omgeving vastgelegde bestemmingen; - de bestaande of gewenste woondichtheid; - de inpassing in de omgeving. Elke aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning zal worden beoordeeld aan de hand van volgende criteria: -
zorgvuldig ruimtegebruik; een kwaliteitsvolle aanleg van het plangebied; de afwerking van de gebouwen; het groeperen en organiseren van parkeermogelijkheden
Artikel B8.8.3 Bij een vergunningsaanvraag voor een project van minstens 1000 m² bruto vloeroppervlakte wordt een inrichtingsstudie gevoegd. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied. De inrichtingsstudie zal tenminste aantonen hoe de functies worden verweven, hoe het parkeren niet wordt afgewenteld op het openbaar domein, hoe de ontsluiting zal verlopen en hoe de waterhuishouding wordt geregeld. De inrichtingsstudie geeft ook aan hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied en/of tot de mogelijke ontwikkeling van de rest van het gebied. De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als zodanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van de aanvragen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 104
inrichtingsstudie of een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten.
Artikel B8.8.4 In het gebied zijn eveneens toegelaten, voor zover de hoofdbestemming niet in het gedrang komt, voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de watertoets, alle handelingen in functie van het bereiken van de randvoorwaarden die nodig zijn voor het behoud van de watersystemen en het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden toegelaten.
Artikel B8.8.5 Inrichtingen die vallen onder de toepassing van het samenwerkingsakkoord tussen de federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest betreffende de beheersing van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken zijn niet toegelaten.
Artikel B8.8.6 De bestaande activiteiten of functies die niet inbegrepen zijn in artikel B8.8.1 en die aanwezig zijn in dit gebied op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan kunnen blijven bestaan tot de stopzetting. Alle handelingen die nodig zijn om een bestaande activiteit of functie te bestendigen zijn toegelaten. De uitbreiding van de bestaande activiteiten of functies is beperkt tot de percelen in eigendom of gebruik voor de bestaande activiteit in dit gebied op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘bedrijvigheid’. Artikel B8.9 Specifiek regionaal bedrijventerrein voor wetenschapspark
Artikel B8.9.1 Het bedrijventerrein is bestemd voor bedrijven waarvan de hoofdactiviteit gericht is op fundamenteel en/of toegepast onderzoek, en/of ontwikkeling in samenhang met onderwijsen opleidingsactiviteiten. Daarnaast zijn de volgende activiteiten toegelaten: -
dienstverlenende bedrijven die ondersteuning bieden aan bedrijven die fundamenteel en/of toegepast onderzoek uitvoeren; installaties voor het opwekken van hernieuwbare energie of energierecuperatie.
De volgende hoofdactiviteiten zijn niet toegelaten: -
autonome kantoren; kleinhandel; congresfaciliteiten.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 105
Artikel B8.9.2 Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze rekening houden met zuinig ruimtegebruik. Daarbij wordt minstens aandacht besteed aan: -
het optimaal gebruiken van de percelen, echter rekening houdend met de verplichtingen inzake veiligheid; de mogelijkheid om bepaalde diensten onder te brengen in gemeenschappelijke gebouwen op het bedrijventerrein; het groeperen en organiseren op het bedrijventerrein van parkeermogelijkheden voor de gebruikers en bezoekers.
Gemeenschappelijke en complementaire voorzieningen, inherent aan het functioneren van het gemengd regionaal bedrijventerrein, zijn toegelaten; Inrichtingen voor de huisvesting van bewakingspersoneel van maximaal 200 m² vloeroppervlakte, geïntegreerd in het bedrijfsgebouw, zijn toegelaten. Indien het noodzakelijk is voor de veiligheid van het bewakingspersoneel is de niet-integratie toegelaten. Er dient groene infrastructuur geïntegreerd te worden in het wetenschapspark omwille van de nabijheid van het habitatrichtlijn gebied.Laarbeekbos op het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gelegen.
Artikel B8.9.3 Inrichtingen die vallen onder de toepassing van het samenwerkingsakkoord tussen de federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest betreffende de beheersing van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken zijn niet toegelaten.
Artikel B8.9.4 fietsverbinding
Symbolische aanduiding (zwarte pijl)
Deze symbolische aanduiding geeft aan dat een verbinding voor fietsers en voetgangers toegelaten is langsheen de spoorlijn Dendermonde-Brussel
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 106
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘lijninfrastructuur’. Artikel B8.10 Spoorinfrastructuur
Artikel B8.10.1 Dit gebied is bestemd voor spoorinfrastructuur en aanhorigheden. In dit gebied zijn alle handelingen toegelaten voor de aanleg, het functioneren of de aanpassing van die spoorinfrastructuur en aanhorigheden. Daarnaast zijn alle handelingen met het oog op de ruimtelijke inpassing, buffers, ecologische verbindingen, kruisende infrastructuren, leidingen, telecommunicatie infrastructuur, lokaal openbaar vervoer, lokale dienstwegen, recreatienetwerk en paden voor niet-gemotoriseerd verkeer toegelaten.
Artikel B8.10.2 Gronden die niet voor de inrichting of het functioneren van de verkeers- en vervoersinfrastructuur gebruikt worden, worden op een kwaliteitsvolle manier geïntegreerd in de omgeving.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘wonen’. Artikel B9.1 Woongebied
Artikel B9.1.1 Het gebied is bestemd voor wonen en aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen. Onder aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen worden verstaan: handel, horeca en toeristische logies, bedrijven, kantoren en diensten, openbare en private nuts- en gemeenschapsvoorzieningen, openbare groene ruimten en openbare verharde ruimten, socio-culturele voorzieningen en recreatieve voorzieningen. Artikel B9.1.2 Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze wat schaal en ruimtelijke impact betreft verenigbaar zijn met de omgeving. Daarbij wordt ten minste aandacht besteed aan: − −
de relatie met de in de omgeving aanwezige functies; de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers, bewoners of bezoekers;
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 107
− − − − −
de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid; de relatie met de in de omgeving van het woongebied vastgelegde bestemmingen; de bestaande of gewenste woondichtheid. de inpassing in de omgeving. garanties voor voldoende groen
Artikel B9.1.3 In dit gebied is het aantal bouwlagen beperkt tot 2. Wanneer er een hellend dak met een helling tussen 30 en 60 graden op het gebouw wordt voorzien, mag in dit volume nog een derde bouwlaag worden voorzien, waarvan de nuttig te gebruiken hoogte niet hoger is dan 4,50 meter. Wanneer geen hellend dak wordt voorzien kan binnen het volume van het denkbeeldig hellend dak een derde bouwlaag worden gerealiseerd waarvan de nuttig te gebruiken hoogte niet hoger is dan 4,50 meter. Bij de beoordeling van vergunningsaanvragen kan kan op basis van het aantal bouwlagen in de omgeving en de bouwhoogte in de omgeving worden geoordeelddat er meer of minder bouwlagen toegelaten kunnen worden Een bouwlaag is een nuttig te gebruiken bovengrondse verdieping. De hoogte van een bouwlaag wordt gemeten tussen vloer en plafond van elke verdieping. Een bovengrondse verdieping is een verdieping waarvan de vloer zich maximaal 1,50 meter onder het maaiveld bevindt, gemeten vanaf het laagste peil van het maaiveldniveau grenzend aan het gebouw. Bouwlagen die hoger zijn dan 4,50m worden gerekend als meerdere bouwlagen, te rekenen als veelvoud van 2,25 meter. Het toegelaten aantal bouwlagen kan door de gemeente of de provincie worden gewijzigd in een ruimtelijk uitvoeringsplan tot maximum 4 bouwlagen. Zolang de gemeente of provincie het aantal woonlagen niet verhoogt door de vaststelling van een ruimtelijk uitvoeringsplan kunnen binnen het toegelaten aantal bouwlagen maximaal 2 woonlagen worden toegelaten.
Artikel B9.1.4 Bij vergunningsaanvragen voor een project dat bepalend is voor de globale ontwikkeling van het gebied, of vanaf 1ha en/of 25 woongelegenheden, of bij elke vergunningsaanvraag in het woongebied Ronkelhof, uitgezonderd met betrekking tot de bestaande woningen en gebouwen, wordt een inrichtingsstudie gevoegd. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied. De inrichtingsstudie geeft ook aan hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied en/of tot de mogelijke ontwikkeling van de rest van het gebied. De inrichtingsstudie voor het gebied Ronkelhof toont aan hoe wordt ingespeeld op de ligging aan en het zicht op de aansluitende open ruimte. De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als zodanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van de aanvragen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie of een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 108
Artikel B9.1.5 In dit gebied kan een vergunning voor: 1° verkavelingen van ten minste tien loten bestemd voor woningbouw, of met een grondoppervlakte groter dan een halve hectare, ongeacht het aantal loten; 2° groepswoningbouwprojecten waarbij ten minste tien woongelegenheden ontwikkeld worden; 3° de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen waarbij ten minste vijftig appartementen gecreëerd worden; 4° verkavelingen, groepswoningbouwprojecten en projecten voor de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen die niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in 1°, 2° of 3°, en waarvoor een verkavelingsvergunning of een stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd door een verkavelaar of een bouwheer wiens project aansluit op andere, door dezelfde verkavelaar of bouwheer te ontwikkelen gronden, die samen met de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, een oppervlakte van meer dan een halve hectare beslaan; pas afgeleverd worden indien binnen het verkavelings- of bouwproject een sociaal woonaanbod verwezenlijkt wordt dat gelijk is aan: a) hetzij ten minste veertig en ten hoogste vijftig procent voor gronden die in eigendom zijn van Vlaamse besturen of Vlaamse semipublieke rechtspersonen; b) hetzij ten minste twintig en ten hoogste vijfentwintig procent voor gronden die in eigendom zijn van overige natuurlijke of rechtspersonen. Er kan een objectief worden vastgesteld dat lager ligt dan de minimale objectieven, vermeld in de eerste alinea, a) respectievelijk b), indien dat gemotiveerd wordt vanuit het bestaande en geplande sociaal woonaanbod, de sociale contextfactoren en de ruimtelijke karakteristieken van het nieuwe woongebied. Dergelijke afwijking heeft nooit voor gevolg dat een objectief wordt vastgesteld dat lager ligt dan de helft van de minimale objectieven, vermeld in de eerste alinea, a) respectievelijk b). Artikel B9.1.6 In dit gebied kan een vergunning voor: 1° verkavelingen van ten minste tien loten bestemd voor woningbouw, of met een grondoppervlakte groter dan een halve hectare, ongeacht het aantal loten; 2° groepswoningbouwprojecten waarbij ten minste tien woongelegenheden ontwikkeld worden; 3° de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen waarbij ten minste vijftig appartementen gecreëerd worden; 4° verkavelingen, groepswoningbouwprojecten en projecten voor de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen die niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in 1°, 2° of 3°, en waarvoor een verkavelingsvergunning of een stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd door een verkavelaar of een bouwheer wiens project aansluit op andere, door dezelfde verkavelaar of bouwheer te ontwikkelen gronden, die samen met de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, een oppervlakte van meer dan een halve hectare beslaan; pas afgeleverd worden indien binnen het verkavelings- of bouwproject een bescheiden woonaanbod wordt verwezenlijkt van 40%, verminderd met het aandeel bepaald in artikel 13.6. Artikel B9.1.7
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 109
Tot een vergunning verleend is voor de realisatie van de bestemming zijn per perceel de handelingen, voorzieningen en inrichtingen toegelaten die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van landbouwbedrijven, met uitsluiting van het oprichten van gebouwen en vergelijkbare constructies.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘overig groen’. Artikel B9.2. Gemengd openruimtegebied met cultuurhistorische waarde
Artikel B9.2.1 Binnen dit gebied zijn natuurbehoud, bosbouw, landschapszorg en recreatie nevengeschikte functies. Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor deze functies zijn toegelaten. De in artikel B9.2.1 tot B9.2.4 genoemde handelingen zijn toegelaten voor zover de ruimtelijke samenhang in het gebied, de cultuurhistorische waarden, horticulturele waarden, landschapswaarden en natuurwaarden in het gebied bewaard blijven en de sociale functie niet geschaad wordt. Artikel B9.2.2 Voor zover ze door hun beperkte impact de realisatie van de algemene bestemming niet in het gedrang brengen, zijn volgende handelingen eveneens toegelaten: -
het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur gericht op het al dan niet toegankelijk maken van het gebied voor educatief of recreatief medegebruik, waaronder het aanleggen, inrichten of uitrusten van paden voor niet-gemotoriseerd verkeer;
-
het herstellen, heraanleggen of verplaatsen van bestaande openbare wegen en nutsleidingen.
Artikel B9.2.3 In dit gebied kunnen behalve de activiteiten voor de realisatie van de in de overige artikels vermelde functies, ook de volgende activiteiten toegelaten worden: -
wonen;
-
nuts- en gemeenschapsvoorzieningen;
-
socio-culturele voorzieningen;
-
toeristisch-recreatieve voorzieningen;
-
horeca en toeristische logies;
Ten behoeve van deze functies is het toegelaten: -
Bestaande vergunde of vergund geachte gebouwen te verbouwen, uit te breiden of te herbouwen. Indien de gebouwen niet aangesloten zijn op een riolering, wordt de vergunningsaanvraag afhankelijk gemaakt van de aanleg van een installatie voor het behandelen van afvalwater.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 110
-
Het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur die nodig of nuttig is voor het goed functioneren van de toegelaten activiteiten.
Er moet rekening gehouden worden met de schaal en de ruimtelijke impact van deze activiteiten. Daarbij wordt, onverminderd de bepalingen van artikel B9.2.1, ten minste aandacht besteed aan: -
de relatie met de in de omgeving aanwezige functies;
-
de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers of bezoekers;
-
de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid;
-
de relatie met de in de omgeving van het gebied vastgelegde bestemmingen.
Artikel B9.2.4 In voorkomend geval is landbouw is een nevengeschikte functie. Handelingen die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van de bestaande landbouwbedrijven zijn toegelaten. Een landbouwbedrijfszetel mag enkel de noodzakelijke bedrijfsgebouwen en de woning van de exploitanten bevatten, evenals verblijfsgelegenheid, verwerkende en dienstverlenende activiteiten voor zover deze een integrerend deel van een leefbaar bedrijf uitmaken. Nieuwe landbouwbedrijfszetels, gebouwen voor niet aan de grond gebonden agrarische bedrijven, glastuinbouw, toeleverende, verwerkende en dienstverlenende activiteiten en landbouwverwante activiteiten zijn niet toegelaten.
Artikel B9.2.5 Handelingen die nodig of nuttig zijn voor: -
het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien,
-
het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie,
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden,
-
het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen
zijn toegelaten. De in artikel B9.2.1 tot B9.2.2 genoemde handelingen kunnen slechts toegelaten worden voor zover ze verenigbaar zijn met de waterbeheerfunctie van het gebied en het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien niet doen afnemen.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 111
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘reservaat en natuur’. Artikel B9.3. Natuurgebied
Artikel B9.3.1 Het gebied is bestemd voor de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van de natuur, het natuurlijk milieu en bos. Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van de natuur, het natuurlijk milieu en van de landschapswaarden zijn toegelaten.
Artikel B9.3.2 Indien een woning niet aangesloten is op een riolering, wordt de vergunningsaanvraag afhankelijk gemaakt van de aanleg van een installatie voor het behandelen van afvalwater.
Artikel B9.3.3 Handelingen die nodig of nuttig zijn voor: -
het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien,
-
het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie,
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden,
-
het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen
zijn toegelaten. De in artikel B9.3.1 tot B9.3.3 genoemde handelingen kunnen slechts toegelaten worden voor zover ze verenigbaar zijn met de waterbeheerfunctie van het gebied en het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien niet doen afnemen.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 112
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘landbouw’. Artikel B9.4. Bouwvrij agrarisch gebied
Artikel B9.4.1 Het gebied is bestemd voor de beroepslandbouw. Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van landbouwbedrijven zijn toegelaten. Het oprichten van gebouwen en gelijkaardige constructies is niet toegelaten.
Artikel B9.4.2 Voor zover ze door hun beperkte impact de realisatie van de algemene bestemming niet in het gedrang brengen, zijn de volgende handelingen toegelaten : handelingen die nodig of nuttig zijn voor: -
het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien,
-
het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie,
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden,
-
het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen.
-
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘landbouw’. Artikel B9.5. Agrarisch gebied
Artikel B9.5.1 Het gebied is bestemd voor de beroepslandbouw. Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van landbouwbedrijven zijn toegelaten. Een landbouwbedrijfszetel mag alleen de noodzakelijke bedrijfsgebouwen en de woning
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 113
van de exploitanten bevatten, alsook verblijfsgelegenheid, verwerkende en dienstverlenende activiteiten voor zover die een integrerend deel van het bedrijf uitmaken.
Artikel B9.5.2 In het gebied zijn ook aan de landbouw verwante bedrijven toegelaten voor zover hun aanwezigheid in het agrarisch gebied nuttig of nodig is voor het goed functioneren van de landbouwbedrijven in de omgeving. Die bedrijven moeten een directe en uitsluitende relatie hebben met de aanwezige landbouwbedrijven door afname of toelevering van diensten of producten. Primaire bewerking of opslag van producten kan worden toegelaten. Verwerking van producten is uitgesloten, met uitzondering van mestbehandeling en mestvergisting. Er moet rekening gehouden worden met de schaal en het ruimtelijke impact van deze bedrijven. Daarbij wordt ten minste aandacht besteed aan: -
de relatie met de in de omgeving aanwezige functies;
-
de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers of bezoekers;
-
de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid;
-
de relatie met de in de omgeving van het gebied vastgelegde bestemmingen.
Artikel B9.5.3 Indien een woning niet aangesloten is op een riolering, wordt de vergunningsaanvraag afhankelijk gemaakt van de aanleg van een installatie voor het behandelen van afvalwater.
Artikel B9.5.4 Indien een gemeente of provincie voor delen van dit gebied een gemeentelijk of provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan opmaakt met voorschriften voor bestaande woningen, bedrijven, gebouwen en constructies waarvan de functie geen verband houdt met de algemene bestemming van het gebied krijgen de voorschriften van dat plan na goedkeuring ervan voorrang op de voorschriften opgenomen onder de artikels B9.5.1 tot en met B9.5.3. In de delen van dit gebied waarvoor op het ogenblik van de totstandkoming van dit plan een gemeentelijk of provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan van kracht is met voorschriften voor bestaande woningen, bedrijven, gebouwen of constructies waarvan de functie geen verband houdt met de algemene bestemming van het gebied, blijven de bepalingen van dat gemeentelijk of provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan gelden en hebben ze voorrang op de voorschriften opgenomen onder de artikels B9.5.1 tot en met B9.5.3.
Artikel B9.5.5 Voor zover ze door hun beperkte impact de realisatie van de algemene bestemming niet in het gedrang brengen, is het aanbrengen van windturbines en windturbineparken, alsook andere installaties voor de productie van (hernieuwbare) energie of energierecuperatie toegelaten. De mogelijke effecten van de inplanting ten aanzien van efficiënt bodemgebruik, eventuele verstoring van de uitbating(smogelijkheden) en landschappelijke kwaliteiten dienen in een lokalisatienota te worden beschreven en geëvalueerd.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 114
Artikel B9.5.6 Voor zover ze door hun beperkte impact de realisatie van de algemene bestemming niet in het gedrang brengen, zijn de volgende handelingen toegelaten : handelingen die nodig of nuttig zijn voor: -
het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien,
-
het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie,
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden,
-
het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 115
(aanduiding in overdruk) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie van de grondkleur.
bestemmingscategorie,
maar
volgt
de
Artikel C0.0 Afbakeningslijn Vlaams strategisch gebied rond Brussel De gebieden binnen de afbakeningslijn behoren tot het Vlaams strategisch gebied rond Brussel. Met uitzondering van de deelgebieden waarvoor in dit plan voorschriften werden vastgelegd, blijven de op het ogenblik van de vaststelling van dit plan bestaande bestemmings- en inrichtingsvoorschriften onverminderd van toepassing. De bestaande voorschriften kunnen daar door voorschriften in nieuwe gewestelijke, provinciale en gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen of BPA’s worden vervangen. Bij de vaststelling van die plannen en bij overheidsprojecten binnen de grenslijn gelden de relevante bepalingen van de ruimtelijke structuurplannen, conform de decretale bepalingen in verband met de verbindende waarde van die ruimtelijke structuurplannen.
Symbolische aanduiding voor waterwegen en onbevaarbare waterlopen van 1ste categorie (overdruk) Artikel C0.1.1. Waterwegen en onbevaarbare waterlopen van 1ste categorie Onder deze symbolische aanduiding in overdruk voor waterwegen en onbevaarbare waterlopen van 1ste categorie wordt de waterloop en het gebied van de waterloop tot 10 meter aan de buitenkant van de oever begrepen. In dit gebied zijn alle handelingen toegelaten voor: -
het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien,
-
het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, , met inbegrip van de oevers, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie,
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden,
-
het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen;
voor zover de technieken van natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden. In dit gebied zijn alle handelingen toegelaten voor productie van hernieuwbare energie, energierecuperatie of warmtekrachtkoppeling voor zover ze de waterhuishouding niet verstoren.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 116
De aanvragen voor vergunningen worden beoordeeld rekening houdend met de in grondkleur aangegeven bestemming. De in grondkleur aangegeven bestemming is van toepassing voor zover ze verenigbaar zijn met de waterbeheerfunctie en het waterbergend vermogen van het gebied en de natuurverbindingen via de rivier- en beekvalleien niet doen afnemen. In de voor bebouwing bestemde gebieden en voor zover het reeds bebouwde delen betreft, die in overeenstemming zijn met de bestemming in grondkleur, betekent dit dat alle handelingen toegelaten zijn voor zover rekening wordt gehouden met: -
het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien;
-
het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, met inbegrip van de oevers, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie;
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden;
-
het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen.
In de voor bebouwing bestemde gebieden en voor zover het over nieuwe constructies gaat kan de aanleg van verharde constructies enkel vergund worden in functie van: -
het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien,
-
het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, met inbegrip van de oevers, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie,
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden,
-
het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen.
Symbolische aanduiding voor onbevaarbare waterlopen van 2de en 3de categorie en voor niet gecategoriseerde onbevaarbare waterlopen (overdruk) Artikel C0.1.2. Onbevaarbare waterlopen van 2de en 3de categorie en voor niet gecategoriseerde onbevaarbare waterlopen Onder deze symbolische aanduiding in overdruk voor onbevaarbare waterlopen van 2de en 3de categorie en voor niet gecategoriseerd onbevaarbare waterlopen wordt volgend gebied begrepen: -
de waterloop en tot 7,5 meter aan de buitenkant van de oever voor de onbevaarbare waterlopen van 2de categorie;
-
de waterloop en tot 5 meter aan de buitenkant van de oever voor de onbevaarbare waterlopen van 3de categorie;
-
de waterloop en tot 2,5 meter aan de buitenkant van de oever voor de nietgecategoriseerde onbevaarbare waterlopen.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 117
In dit gebied In de onmiddellijke omgeving van het gebied aangeduid met deze overdruk voor waterloop, zijn alle handelingen toegelaten voor: -
het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien,
-
het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, , met inbegrip van de oevers, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie,
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden,
-
het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen.
In dit gebied zijn alle handelingen toegelaten voor productie van hernieuwbare energie, energierecuperatie of warmtekrachtkoppeling voor zover ze de waterhuishouding niet verstoren. De aanvragen voor vergunningen worden beoordeeld rekening houdend met de in grondkleur aangegeven bestemming. De in grondkleur aangegeven bestemming is van toepassing voor zover ze verenigbaar zijn met de waterbeheerfunctie en het waterbergend vermogen van het gebied en de natuurverbindingen via de rivier- en beekvalleien niet doen afnemen. Voor de reeds bebouwde of bebouwbare bestemming in grondkleur betekent dit dat alle handelingen rekening houden met: -
het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien,
-
het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie,
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden,
-
het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen.
Symbolische aanduiding / overdruk Artikel C0.2. Hoogspanningsleiding
In het gebied, aangeduid met deze overdruk, zijn alle handelingen toegelaten voor de aanleg, de exploitatie en de wijzigingen van een hoogspanningsleiding en haar aanhorigheden. De aanvragen voor vergunningen voor een hoogspanningsleiding en aanhorigheden worden beoordeeld rekening houdend met de in grondkleur aangegeven bestemming. De in grondkleur aangegeven bestemming is van toepassing voor zover de aanleg, de exploitatie en wijzigingen van de hoogspanningsleiding niet in het gedrang worden gebracht. Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 118
(overdruk) Artikel C0.3. Op te heffen reservatiestrook Op te heffen reservatiestrook
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘bedrijvigheid’. Artikel C1.1 Gebied voor gemengde activiteiten Artikel C1.1.1 Het gebied is bestemd voor de verweving van wonen, handel, horeca en toeristische logies, bedrijven, kantoren en diensten, openbare en private nuts- en gemeenschapsvoorzieningen, openbare groene en verharde ruimten, socio-culturele inrichtingen en recreatieve voorzieningen. De volgende hoofdactiviteiten zijn niet toegelaten: - grootschalige kleinhandel - afvalverwerkingsbedrijven - bedrijven die omwille van de schaal en het ruimtelijk impact niet verenigbaar zijn met de omgeving. De bestaande parkeercapaciteit in dit gebied voor de bestaande activiteiten op de Heizel blijft behouden. Artikel C1.1.2 Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze wat schaal en ruimtelijke impact betreft verenigbaar zijn met de omgeving. Daarbij wordt ten minste aandacht besteed aan: - de relatie met de in de omgeving aanwezige functies; - de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers, bewoners of bezoekers; - de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid; - de relatie met de in de omgeving vastgelegde bestemmingen; - de bestaande of gewenste dichtheid; - de inpassing in de omgeving.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 119
Elke aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning zal worden beoordeeld aan de hand van volgende criteria: - zorgvuldig ruimtegebruik; - een kwaliteitsvolle aanleg van het plangebied; - de (functionele) relaties met de ruimtelijke context - de afwerking van de gebouwen; - het groeperen en organiseren van parkeermogelijkheden De activiteiten zijn toegelaten onder de volgende voorwaarden: De totale vloeroppervlakte van de verschillende kantooractiviteiten samen is beperkt tot 20.000m² en de totale vloeroppervlakte van de verschillende recreatieactiviteiten samen is beperkt tot 50.000 m².
Artikel C1.1.3 Bij een vergunningsaanvraag voor een project van minstens 1000 m² bruto vloeroppervlakte wordt een inrichtingsstudie gevoegd. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied. De inrichtingsstudie zal tenminste aantonen hoe de functies worden verweven, hoe het parkeren niet wordt afgewenteld op het openbaar domein, op welke wijze wordt ingespeeld op de bereikbaarheid met het openbaar vervoer, hoe de ontsluiting zal verlopen en hoe de waterhuishouding wordt geregeld. De inrichtingsstudie geeft ook aan hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied en/of tot de mogelijke ontwikkeling van de rest van het gebied. De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als zodanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van de aanvragen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie of een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten.
Artikel C1.1.4 In het gebied zijn eveneens toegelaten, voor zover de hoofdbestemming niet in het gedrang komt, voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de watertoets, alle handelingen in functie van het bereiken van de randvoorwaarden die nodig zijn voor het behoud van de watersystemen en het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden.
Artikel C1.1.5 Voor zover er geen algemene adviesverplichting is, zijn handelingen die aan een van de onderstaande voorwaarden voldoen slechts toegelaten nadat de gewestelijke dienst die bevoegd is voor de veiligheidsrapportering advies heeft verstrekt volgens de bepalingen van de Vlaamse Codex ruimtelijke ordening over adviesvragen: -
Het gaat over handelingen in het gebied voor een woongelegenheid, of voor een ziekenhuis of een school of een verzorgingsinstelling of voor een door publiek bezochte plaats of gebouw.
-
Het gaat over handelingen voor een inrichting die valt onder de toepassing van het
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 120
samenwerkingsakkoord tussen de federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest betreffende de beheersing van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Deze bepaling vervalt vanaf de inwerkingtreding van wetgeving waarin de adviesverplichting van de gewestelijke dienst die bevoegd is voor de veiligheidsrapportering voor stedenbouwkundige vergunningen wordt gereglementeerd.
Artikel C1.1.6 De bestaande activiteiten of functies die niet inbegrepen zijn in artikel C1.1.1 en die aanwezig zijn in dit gebied op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan kunnen blijven bestaan tot de stopzetting. Alle handelingen die nodig zijn om een bestaande activiteit of functie te bestendigen zijn toegelaten. De uitbreiding van de bestaande activiteiten of functies is beperkt tot de percelen in eigendom of gebruik voor de bestaande activiteit in dit gebied op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Artikel C1.1.7 Via de opmaak van een gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan kunnen de activiteiten en functies toegelaten in artikel C3.1.1 tot C3.1.6 meer gedetailleerd vastgelegd worden. In dat geval krijgen de voorschriften van dat plan na goedkeuring ervan voorrang op de voorschriften opgenomen in voorliggend gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘wonen’ Artikel C2.1 Gebied voor wonen en park Artikel C2.1.1 Dit gebied is bestemd voor park. In het gebied wordt een publiek toegankelijk park aangelegd en onderhouden, met een oppervlakte van minstens 1,5 ha. Artikel C2.1.2 Zodra de stedenbouwkundige vergunning is afgeleverd voor de aanleg van een park, ligt de locatie van het park in dat deelgebied vast. Dit is een vastgelegd park. Stroken die smaller zijn dan 10 meter en ingericht worden als publiek toegankelijk park worden niet in rekening gebracht bij de minimale oppervlakte park. Deze stroken kunnen wel deel uitmaken van het vastgelegd park zoals hieronder weergegeven. Voor het aangelegde park wordt een beheersplan opgemaakt, zodat het onderhoud, de inrichting en het beheer op elkaar wordt afgestemd.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 121
Artikel C2.1.3 Het vastgelegde park is bestemd voor de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van een park of parken. Deze delen hebben ook een sociale functie. Binnen deze delen zijn natuurbehoud, bosbouw, en landschapszorg nevengeschikte functies. Recreatie kan toegelaten worden voor zover dit de andere functies niet in het gedrang brengt Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor deze functies zijn toegelaten. Artikel C2.1.4 In de delen van een deelgebied die buiten het vastgelegd park gelegen zijn, kunnen eveneens wonen en aan het wonen verwante voorzieningen toegelaten worden. Onder aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen worden verstaan: handel, horeca en toeristische logies, bedrijven, kantoren en diensten, openbare en private nutsen gemeenschapsvoorzieningen, openbare groene ruimten en openbare verharde ruimten, socio-culturele voorzieningen en recreatieve voorzieningen. Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van woningen zijn toegelaten voor zover ze wat schaal en ruimtelijke impact betreft, verenigbaar zijn met de omgeving. Daarbij wordt ten minste aandacht besteed aan: − de relatie met de in de omgeving aanwezige functies; − de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers, bewoners of bezoekers; − de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid; − de relatie met de in de omgeving van het woongebied vastgelegde bestemmingen. − de relatie met en de inpassing in het park. Artikel C2.1.5 Bij vergunningsaanvragen voor een woning een constructie of voor wegen wordt een inrichtingsstudie gevoegd. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied. De inrichtingsstudie geeft aan hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied, tot wat beoogd is voor het gebied en meer bepaald hoe het project zich verhoudt tot het beoogde of aangelegde park. De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als zodanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van de aanvragen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie of een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten. Artikel C2.1.6 In dit gebied is het aantal bouwlagen beperkt tot 3 Wanneer er een hellend dak met een helling tussen 30 en 60 graden op het gebouw wordt voorzien, mag in dit volume nog een vierde bouwlaag worden voorzien, waarvan de nuttig te gebruiken hoogte niet hoger is dan 4,50 meter. Wanneer geen hellend dak wordt voorzien kan binnen het volume van het denkbeeldig hellend dak een derde bouwlaag worden gerealiseerd waarvan de nuttig te gebruiken hoogte niet hoger is dan 4,50 meter.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 122
Bij de beoordeling van vergunningsaanvragen kan kan op basis van het aantal bouwlagen in de omgeving en de bouwhoogte in de omgeving worden geoordeelddat er meer of minder bouwlagen toegelaten kunnen worden Een bouwlaag is een nuttig te gebruiken bovengrondse verdieping. De hoogte van een bouwlaag wordt gemeten tussen vloer en plafond van elke verdieping. Een bovengrondse verdieping is een verdieping waarvan de vloer zich maximaal 1,50 meter onder het maaiveld bevindt, gemeten vanaf het laagste peil van het maaiveldniveau grenzend aan het gebouw. Bouwlagen die hoger zijn dan 4,50m worden gerekend als meerdere bouwlagen, te rekenen als veelvoud van 2,25 meter. Het toegelaten aantal bouwlagen kan door de gemeente of de provincie worden gewijzigd in een ruimtelijk uitvoeringsplan tot maximum 5 bouwlagen.
Artikel C2.1.7 Bij vergunningsaanvragen voor een project dat bepalend is voor de globale ontwikkeling van het gebied, of vanaf 1ha en/of 25 woongelegenheden, of bij elke vergunningsaanvraag in het gebied, wordt een inrichtingsstudie gevoegd. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied. De inrichtingsstudie geeft ook aan hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied en/of tot de mogelijke ontwikkeling van de rest van het gebied. De inrichtingsstudie voor het gebied voor wonen en park bestudeert de combinatie wonen en park. De inrichtingsstudie zal aantonen hoe de ontsluiting zal verlopen, hoe het park zal verbonden worden met rondliggende openbare ruimten, hoe de open ruimteverbinding wordt vormgegeven en hoe de waterhuishouding zal geregeld worden. De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als zodanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van de aanvragen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie of een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten.
Artikel C2.1.8 In dit gebied kan een vergunning voor: 1° verkavelingen van ten minste tien loten bestemd voor woningbouw, of met een grondoppervlakte groter dan een halve hectare, ongeacht het aantal loten; 2° groepswoningbouwprojecten waarbij ten minste tien woongelegenheden ontwikkeld worden; 3° de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen waarbij ten minste vijftig appartementen gecreëerd worden; 4° verkavelingen, groepswoningbouwprojecten en projecten voor de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen die niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in 1°, 2° of 3°, en waarvoor een verkavelingsvergunning of een stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd door een verkavelaar of een bouwheer wiens project aansluit op andere, door dezelfde verkavelaar of bouwheer te ontwikkelen gronden, die samen met de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, een oppervlakte van meer dan een halve hectare beslaan;
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 123
pas afgeleverd worden indien binnen het verkavelings- of bouwproject een sociaal woonaanbod verwezenlijkt wordt dat gelijk is aan: a) hetzij ten minste veertig en ten hoogste vijftig procent voor gronden die in eigendom zijn van Vlaamse besturen of Vlaamse semipublieke rechtspersonen; b) hetzij ten minste twintig en ten hoogste vijfentwintig procent voor gronden die in eigendom zijn van overige natuurlijke of rechtspersonen. Er kan een objectief worden vastgesteld dat lager ligt dan de minimale objectieven, vermeld in de eerste alinea, a) respectievelijk b), indien dat gemotiveerd wordt vanuit het bestaande en geplande sociaal woonaanbod, de sociale contextfactoren en de ruimtelijke karakteristieken van het nieuwe woongebied. Dergelijke afwijking heeft nooit voor gevolg dat een objectief wordt vastgesteld dat lager ligt dan de helft van de minimale objectieven, vermeld in de eerste alinea, a) respectievelijk b). Artikel C2.1.9 In dit gebied kan een vergunning voor: 1° verkavelingen van ten minste tien loten bestemd voor woningbouw, of met een grondoppervlakte groter dan een halve hectare, ongeacht het aantal loten; 2° groepswoningbouwprojecten waarbij ten minste tien woongelegenheden ontwikkeld worden; 3° de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen waarbij ten minste vijftig appartementen gecreëerd worden; 4° verkavelingen, groepswoningbouwprojecten en projecten voor de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen die niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in 1°, 2° of 3°, en waarvoor een verkavelingsvergunning of een stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd door een verkavelaar of een bouwheer wiens project aansluit op andere, door dezelfde verkavelaar of bouwheer te ontwikkelen gronden, die samen met de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, een oppervlakte van meer dan een halve hectare beslaan; pas afgeleverd worden indien binnen het verkavelings- of bouwproject een bescheiden woonaanbod wordt verwezenlijkt van 40%, verminderd met het aandeel bepaald in artikel 13.6. Artikel C2.1.10 Tot een vergunning verleend is voor de realisatie van de bestemming zijn per perceel de handelingen, voorzieningen en inrichtingen toegelaten die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van landbouwbedrijven, met uitsluiting van het oprichten van gebouwen en vergelijkbare constructies. Artikel C2.1.11 In het gebied zijn eveneens toegelaten, voor zover de hoofdbestemming niet in het gedrang komt, voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de watertoets, alle handelingen in functie van het bereiken van de randvoorwaarden die nodig zijn voor het behoud van de watersystemen en het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden toegelaten.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 124
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘overig groen’. Artikel C2.2. Gemengd openruimtegebied
Artikel C2.2.1 Binnen dit gebied zijn natuurbehoud, bosbouw, landbouw, landschapszorg en recreatie nevengeschikte functies. Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor deze functies zijn toegelaten, met uitzondering van het oprichten van gebouwen behoudens de overige bepalingen van dit artikel.
Artikel C2.2.2 Voor zover de ruimtelijk-ecologische draagkracht van het gebied niet wordt overschreden zijn, in uitzondering op het onbebouwde karakter van het gebied, de volgende handelingen toegelaten: -
het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur die gericht op de sociale, educatieve of recreatieve functie van het gebied, waaronder sanitaire gebouwen of schuilplaatsen van één bouwlaag met een oppervlakte van ten hoogste 100 m² met uitsluiting van elke verblijfsaccomodatie;
-
het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur die gericht is op het gebruik van het gebied voor landbouw of hobbylandbouw;
-
het herstellen, heraanleggen of verplaatsen van bestaande openbare wegen en nutsleidingen. Bestaande openbare wegen en nutsleidingen kunnen verplaatst worden voor zover dat noodzakelijk is voor de kwaliteit van het leefmilieu, het herstel en de ontwikkeling van de natuur en het natuurlijke milieu, de openbare veiligheid of de volksgezondheid.
Artikel C2.2.3 Indien een gemeente of provincie voor delen van dit gebied een gemeentelijk of provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan opmaakt met voorschriften voor functies en activiteiten vermeld in artikels C2.2.1 en C2.2.2 krijgen de voorschriften van dat plan na goedkeuring ervan voorrang op de voorschriften opgenomen onder de artikels C2.2.1 en C2.2.2.
Artikel C2.2.4 Handelingen die nodig of nuttig zijn voor: -
het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien,
-
het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie,
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden,
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 125
-
het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen
zijn toegelaten. De in artikel C2.2.1 tot C2.2.4 genoemde handelingen kunnen slechts toegelaten worden voor zover ze verenigbaar zijn met de waterbeheerfunctie van het gebied en het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien niet doen afnemen.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘bos’. Artikel C2.3 Bosgebied
Artikel C2.3.1 Het gebied is bestemd voor de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van bos. Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de aanleg, het beheer en de inrichting van bos zijn toegelaten. Alle handelingen voor de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van de natuur, het natuurlijk milieu en de landschapswaarden zijn toegelaten.
Artikel C2.3.2 Tot aan de realisatie van de bestemming zijn per perceel de handelingen, voorzieningen en inrichtingen toegelaten die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van landbouwbedrijven met uitsluiting van het oprichten van gebouwen en gelijkaardige constructies.
Artikel C2.3.3 Handelingen die nodig of nuttig zijn voor: -
het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien,
-
het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie,
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden,
-
het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen
zijn toegelaten. De in artikel C2.3.1 tot C2.3.3 genoemde handelingen kunnen slechts toegelaten worden voor zover ze verenigbaar zijn met de waterbeheerfunctie van het gebied en het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien niet doen afnemen.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 126
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘bedrijvigheid’. Artikel C2.4. Gemengd regionaal bedrijventerrein Artikel C2.4.1 Het regionaal bedrijventerrein is bestemd voor bedrijven met de volgende hoofdactiviteiten: -
productie, opslag, bewerking en verwerking van goederen;
-
productie van energie
-
onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten.
-
op- en overslag, voorraadbeheer, groepage, fysieke distributie en groothandel;
De volgende hoofdactiviteiten zijn niet toegelaten: -
kleinhandel;
-
agrarische productie;
-
autonome kantoren;
-
afvalverwerking met inbegrip van recyclage;
-
verwerking en bewerking van mest of slib;
verwerking en bewerking van grondstoffen met inbegrip van delfstoffen.
Artikel C2.4.2 Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze rekening houden met zuinig ruimtegebruik. Daarbij wordt minstens aandacht besteed aan: -
het optimaal gebruiken van de percelen, echter rekening houdend met de verplichtingen inzake veiligheid;
-
de mogelijkheid om bepaalde diensten onder te brengen in gemeenschappelijke gebouwen op het bedrijventerrein;
-
het groeperen en organiseren op het bedrijventerrein van parkeermogelijkheden voor de gebruikers en bezoekers
Gemeenschappelijke en complementaire voorzieningen, inherent aan het functioneren van het regionaal bedrijventerrein, zijn toegelaten. Kantoren en toonzalen met beperkte vloeroppervlakte, ondergeschikt en gekoppeld aan de productieactiviteit van individuele bedrijven, zijn toegelaten voor zover die activiteiten geen loketfunctie hebben en geen autonome activiteiten uitmaken. De toonzalen mogen maximaal 10% van de gelijkvloerse bebouwde oppervlakte innemen, ongeacht op welk niveau de toonzalen worden ingericht, en de toonzaaloppervlakte mag maximaal 500 m² zijn.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 127
Inrichtingen voor de huisvesting van bewakingspersoneel van maximaal 200 m² vloeroppervlakte, geïntegreerd in het bedrijfsgebouw, zijn toegelaten. Indien het noodzakelijk is voor de veiligheid van het bewakingspersoneel is de niet-integratie toegelaten. De minimale perceelsoppervlakte bedraagt 5000 m². Uitzonderingen zijn toegestaan voor: -
percelen met bestaande stedenbouwkundig vergunde bedrijfsgebouwen binnen de zone;
-
percelen met bedrijven die gemeenschappelijke en complementaire voorzieningen verzorgen;
-
percelen met bedrijfsverzamelgebouwen;
-
een beperkt aantal percelen die omwille van de globale inrichting van het bedrijventerrein een kleinere terreinoppervlakte verkrijgen;
-
percelen met aaneengesloten gebouwen of gebouwen die architectonisch een geheel vormen maar voor verschillende bedrijven bestemd zijn.
Artikel C2.4.3 Voor zover er geen algemene adviesverplichting is, zijn handelingen die tegelijk aan de onderstaande voorwaarden voldoen slechts toegelaten nadat de gewestelijke dienst die bevoegd is voor de veiligheidsrapportering advies heeft verstrekt volgens de bepalingen van de Vlaamse Codex ruimtelijke ordening over adviesvragen: -
Het gaat over handelingen voor een nieuwe inrichting die vallen onder de toepassing van het samenwerkingsakkoord tussen de federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest betreffende de beheersing van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken.
-
De geplande inrichting is gelegen binnen een straal van 2 km van een gebied waar wonen is toegelaten, of van een aanwezige of geplande cluster van ten minste vijf nietonteigende woongelegenheden, of van een gebied waar een ziekenhuis of een school of een verzorgingsinstelling of van een door publiek bezochte plaats of gebouw met inbegrip van recreatiegebied, aanwezig of gepland is.
Deze bepaling vervalt vanaf de inwerkingtreding van wetgeving waarin de adviesverplichting van de gewestelijke dienst die bevoegd is voor de veiligheidsrapportering voor stedenbouwkundige vergunningen wordt gereglementeerd.
(overdruk) Het gebied behoort tot de bestemmingscategorie van de grondkleur Artikel C2.5 Opgeheven verkaveling De in overdruk aangeduide verkaveling wordt opgeheven.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 128
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘bedrijvigheid’. Artikel C3.1 Gebied voor gemengde activiteiten I Artikel C3.1.1 Het gebied is bestemd voor de verweving van wonen, handel, horeca en toeristische logies, bedrijven, kantoren en diensten, openbare en private nuts- en gemeenschapsvoorzieningen, openbare groene en verharde ruimten, socio-culturele inrichtingen en recreatieve voorzieningen. De volgende hoofdactiviteiten zijn niet toegelaten: - afvalverwerking - logistiek (op- en overslag, voorraadbeheer, fysieke distributie en groupage), groothandel en bedrijven die omwille van de schaal en het ruimtelijk impact niet verenigbaar zijn met de omgeving. Artikel C3.1.2 Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze wat schaal en ruimtelijke impact betreft verenigbaar zijn met de omgeving. Daarbij wordt ten minste aandacht besteed aan: - de relatie met de in de omgeving aanwezige functies; - de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers, bewoners of bezoekers; - de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid; - de relatie met de in de omgeving van het woongebied vastgelegde bestemmingen; - de bestaande of gewenste woondichtheid; - de inpassing in de omgeving. Elke aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning zal worden beoordeeld aan de hand van volgende criteria: -
zorgvuldig ruimtegebruik; een kwaliteitsvolle aanleg van het plangebied; de afwerking van de gebouwen; het groeperen en organiseren van parkeermogelijkheden
Artikel C3.1.3 Bij een vergunningsaanvraag voor een project van minstens 1000 m² bruto vloeroppervlakte wordt een inrichtingsstudie gevoegd. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 129
beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied. De inrichtingsstudie zal tenminste aantonen hoe de functies worden verweven, hoe het parkeren niet wordt afgewenteld op het openbaar domein, op welke wijze wordt ingespeeld op de bereikbaarheid met het openbaar vervoer, hoe de ontsluiting zal verlopen en hoe de waterhuishouding wordt geregeld. De inrichtingsstudie geeft ook aan hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied en/of tot de mogelijke ontwikkeling van de rest van het gebied. De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als zodanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van de aanvragen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie of een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten.
Artikel C3.1.4 In het gebied zijn eveneens toegelaten, voor zover de hoofdbestemming niet in het gedrang komt, voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de watertoets, alle handelingen in functie van het bereiken van de randvoorwaarden die nodig zijn voor het behoud van de watersystemen en het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden toegelaten. Artikel C3.1.5 Inrichtingen die vallen onder de toepassing van het samenwerkingsakkoord tussen de federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest betreffende de beheersing van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken zijn niet toegelaten.
Artikel C3.1.6 De bestaande activiteiten of functies die niet inbegrepen zijn in lid 1 van dit artikel en die aanwezig zijn in dit gebied op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan kunnen blijven bestaan tot de stopzetting. Alle handelingen die nodig zijn om een bestaande activiteit of functie te bestendigen zijn toegelaten. De uitbreiding van de bestaande activiteiten of functies is beperkt tot de percelen in eigendom of gebruik voor de bestaande activiteit in dit gebied op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.
Artikel C3.1.7 Via de opmaak van een gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan kunnen de activiteiten en functies toegelaten in artikel C3.1.1 tot C3.1.6 meer gedetailleerd vastgelegd worden. In dat geval krijgen de voorschriften van dat plan na goedkeuring ervan voorrang op de voorschriften opgenomen in voorliggend gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 130
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘bedrijvigheid’. Artikel C3.2 Gebied voor gemengde activiteiten II Artikel C3.2.1 Het gebied is bestemd voor de verweving van handel, horeca en toeristische logies, bedrijven, kantoren en diensten, wonen, openbare en private nuts- en gemeenschapsvoorzieningen, openbare groene en verharde ruimten, socio-culturele inrichtingen en recreatieve voorzieningen. De volgende hoofdactiviteiten zijn niet toegelaten: - afvalverwerking Artikel C3.2.2 Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze wat schaal en ruimtelijke impact betreft verenigbaar zijn met de omgeving. Daarbij wordt ten minste aandacht besteed aan: - de relatie met de in de omgeving aanwezige functies; - de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers, bewoners of bezoekers; - de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid; - de relatie met de in de omgeving van het woongebied vastgelegde bestemmingen; - de bestaande of gewenste woondichtheid; - de inpassing in de omgeving. Elke aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning zal worden beoordeeld aan de hand van volgende criteria: - zorgvuldig ruimtegebruik; - een kwaliteitsvolle aanleg van het plangebied; - de afwerking van de gebouwen; - het groeperen en organiseren van parkeermogelijkheden De activiteiten zijn toegelaten onder de volgende voorwaarden: De totale bruto vloeroppervlakte van de verschillende handelsactiviteiten samen is beperkt tot 77.000 m². De bruto vloeroppervlakte bestaat uit de netto verkoopoppervlakte, reserve, technische en sociale lokalen, bureaus en andere handelsruimten, inclusief verkoopoppervlakte in open lucht. De totale bruto vloeroppervlakte van de verschillende recreatieactiviteiten samen is beperkt tot 69.000 m². De bruto vloeroppervlakte bestaat uit de netto recreatieoppervlakte, reserve, technische en sociale lokalen, bureaus en aanverwante ruimten, inclusief recreatie in open lucht. In de zone zijn twee torengebouwen toegelaten, voor zover ze geplaatst worden in functie van het reduceren van de visuele impact van het viaduct en de nabijheid van een openbaar vervoersknooppunt.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 131
Artikel C3.2.3 Bij een vergunningsaanvraag voor een project van minstens 1000 m² bruto vloeroppervlakte wordt een inrichtingsstudie gevoegd. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied. De inrichtingsstudie zal tenminste aantonen hoe de functies worden verweven, hoe het parkeren niet wordt afgewenteld op het openbaar domein, op welke wijze wordt ingespeeld op de bereikbaarheid met het openbaar vervoer, hoe de ontsluiting zal verlopen, hoe de structurele rol van de Kerklaan wordt versterkt, hoe de waterhuishouding wordt geregeld en hoe structurele congestie op wegen zal worden vermeden. De inrichtingsstudie gaat ook in op de wijze waarop de minimale oppervlakte van 43.000m² KMO kan geïntegreerd worden in het gebied. De inrichtingsstudie geeft ook aan hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied en/of tot de mogelijke ontwikkeling van de rest van het gebied. De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als zodanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van de aanvragen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie of een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten.
Artikel C3.2.4 In het gebied zijn eveneens toegelaten, voor zover de hoofdbestemming niet in het gedrang komt, voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de watertoets, alle handelingen in functie van het bereiken van de randvoorwaarden die nodig zijn voor het behoud van de watersystemen en het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden toegelaten.
Artikel C3.2.5 Inrichtingen die vallen onder de toepassing van het samenwerkingsakkoord tussen de federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest betreffende de beheersing van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken zijn niet toegelaten.
Artikel C3.2.6 De bestaande activiteiten of functies die niet inbegrepen zijn in artikel C3.2.1 en die aanwezig zijn in dit gebied op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan kunnen blijven bestaan tot de stopzetting. Alle handelingen die nodig zijn om een bestaande activiteit of functie te bestendigen zijn toegelaten. De uitbreiding van de bestaande activiteiten of functies is beperkt tot de percelen in eigendom of gebruik voor de bestaande activiteit in dit gebied op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Artikel C3.2.7 Via de opmaak van een gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan kunnen de activiteiten en functies toegelaten in artikel C3.2.1 tot C3.2.6 meer gedetailleerd vastgelegd worden. In dat geval krijgen de voorschriften van dat plan na goedkeuring ervan voorrang op de voorschriften opgenomen in voorliggend gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 132
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘bedrijvigheid’. Artikel C3.3 Gebied voor gemengde activiteiten III Artikel C3.3.1 Het gebied is bestemd voor de verweving van handel, horeca en toeristische logies, bedrijven, kantoren en diensten, openbare en private nutsen gemeenschapsvoorzieningen, openbare groene en verharde ruimten, socio-culturele inrichtingen en recreatieve voorzieningen. Ten noorden van de Broekstraat en het verlengde van de Broekstraat tot aan het Zeekanaal is het gebied tevens bestemd voor wonen. De volgende hoofdactiviteiten zijn niet toegelaten: - Wonen in het gebied ten zuiden van de Broekstraat en het verlengde van de Broekstraat tot aan het Zeekanaal - afvalverwerking - logistiek (op- en overslag, voorraadbeheer, fysieke distributie en groupage), groothandel en bedrijven die omwille van de schaal en het ruimtelijk impact niet verenigbaar zijn met de omgeving. Artikel C3.3.2 Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze wat schaal en ruimtelijke impact betreft verenigbaar zijn met de omgeving. Daarbij wordt ten minste aandacht besteed aan: - de relatie met de in de omgeving aanwezige functies; - de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers, bewoners of bezoekers; - de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid; - de relatie met de in de omgeving van het woongebied vastgelegde bestemmingen; - de bestaande of gewenste woondichtheid; - de inpassing in de omgeving. Elke aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning zal worden beoordeeld aan de hand van volgende criteria: -
zorgvuldig ruimtegebruik; een kwaliteitsvolle aanleg van het plangebied; de afwerking van de gebouwen; het groeperen en organiseren van parkeermogelijkheden
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 133
De activiteiten zijn toegelaten onder de volgende voorwaarden: De totale bruto vloeroppervlakte van de verschillende handelsactiviteiten samen mag maximaal toenemen met 50.000 m². De totale bruto vloeroppervlakte bestaat uit de netto verkoopoppervlakte, reserve, technische en sociale lokalen, bureaus en andere handelsruimten. De totale bruto vloeroppervlakte van de verschillende recreatieactiviteiten samen mag maximaal toenemen met 50.000 m². De totale bruto vloeroppervlakte bestaat uit de netto recreatie-oppervlakte, reserve, technische en sociale lokalen, bureaus en en aanverwante ruimten. Artikel C3.3.3 Bij een vergunningsaanvraag voor een project van minstens 1000 m² bruto vloeroppervlakte wordt een inrichtingsstudie gevoegd. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied. De inrichtingsstudie zal tenminste aantonen hoe de functies worden verweven, hoe het parkeren niet wordt afgewenteld op het openbaar domein, op welke wijze wordt ingespeeld op de bereikbaarheid met het openbaar vervoer, hoe de ontsluiting zal verlopen, hoe de waterhuishouding wordt geregeld en hoe structurele congestie op wegen zal worden vermeden. De inrichtingsstudie geeft ook aan hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied en/of tot de mogelijke ontwikkeling van de rest van het gebied. De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als zodanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van de aanvragen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie of een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten.
Artikel C3.3.4 In het gebied zijn eveneens toegelaten, voor zover de hoofdbestemming niet in het gedrang komt, voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de watertoets, alle handelingen in functie van het bereiken van de randvoorwaarden die nodig zijn voor het behoud van de watersystemen en het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden toegelaten.
Artikel C3.3.5 Inrichtingen die vallen onder de toepassing van het samenwerkingsakkoord tussen de federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest betreffende de beheersing van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken zijn niet toegelaten.
Artikel C3.3.6 De bestaande activiteiten of functies die niet inbegrepen zijn in artikel C3.3.1 en die aanwezig zijn in dit gebied op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan kunnen blijven bestaan tot de stopzetting. Alle handelingen die nodig zijn om een bestaande activiteit of functie te bestendigen zijn toegelaten. De
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 134
uitbreiding van de bestaande activiteiten of functies is beperkt tot de percelen in eigendom of gebruik voor de bestaande activiteit in dit gebied op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Artikel C3.3.7 Via de opmaak van een gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan kunnen de activiteiten en functies toegelaten in artikel C3.3.1 tot C3.3.6 meer gedetailleerd vastgelegd worden. In dat geval krijgen de voorschriften van dat plan na goedkeuring ervan voorrang op de voorschriften opgenomen in voorliggend gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘bedrijvigheid’. Artikel C3.4 Gebied voor gemengde activiteiten IV Artikel C3.4.1 Het gebied is bestemd voor de verweving van kantoren en diensten, openbare en private nuts- en gemeenschapsvoorzieningen, horeca en toeristische logies, openbare groene en verharde ruimten, socio-culturele inrichtingen en recreatieve voorzieningen. De volgende hoofdactiviteiten zijn niet toegelaten: - wonen - afvalverwerking - logistiek (op- en overslag, voorraadbeheer, fysieke distributie en groupage), groothandel en bedrijven die omwille van de schaal en het ruimtelijk impact niet verenigbaar zijn met de omgeving.
Artikel C3.4.2 Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze wat schaal en ruimtelijke impact betreft verenigbaar zijn met de omgeving. Daarbij wordt ten minste aandacht besteed aan: - de relatie met de in de omgeving aanwezige functies; - de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers, bewoners of bezoekers; - de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid; - de relatie met de in de omgeving vastgelegde bestemmingen; - de inpassing in de omgeving. Elke aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning zal worden beoordeeld aan de hand van volgende criteria: - zorgvuldig ruimtegebruik;
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 135
- een kwaliteitsvolle aanleg van het plangebied; - de afwerking van de gebouwen; - het groeperen en organiseren van parkeermogelijkheden Artikel C3.4.3 Bij een vergunningsaanvraag voor een project van minstens 1000 m² bruto vloeroppervlakte wordt een inrichtingsstudie gevoegd. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied. De inrichtingsstudie zal tenminste aantonen hoe de functies worden verweven, hoe het parkeren niet wordt afgewenteld op het openbaar domein, op welke wijze wordt ingespeeld op de bereikbaarheid met het openbaar vervoer, hoe de ontsluiting via art. C3.10 zal verlopen en hoe de waterhuishouding wordt geregeld. De inrichtingsstudie geeft ook aan hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied en/of tot de mogelijke ontwikkeling van de rest van het gebied. De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als zodanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van de aanvragen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie of een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten.
Artikel C3.4.4 In het gebied zijn eveneens toegelaten, voor zover de hoofdbestemming niet in het gedrang komt, voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de watertoets, alle handelingen in functie van het bereiken van de randvoorwaarden die nodig zijn voor het behoud van de watersystemen en het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden toegelaten.
Artikel C3.4.5 Inrichtingen die vallen onder de toepassing van het samenwerkingsakkoord tussen de federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest betreffende de beheersing van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken zijn niet toegelaten.
Artikel C3.4.6 De bestaande activiteiten of functies die niet inbegrepen zijn in artikel C3.4.1 en die aanwezig zijn in dit gebied op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan kunnen blijven bestaan tot de stopzetting. Alle handelingen die nodig zijn om een bestaande activiteit of functie te bestendigen zijn toegelaten. De uitbreiding van de bestaande activiteiten of functies is beperkt tot de percelen in eigendom of gebruik voor de bestaande activiteit in dit gebied op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Artikel C3.4.7 Via de opmaak van een gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan kunnen de activiteiten en
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 136
functies toegelaten in artikel C3.4.1 tot C3.4.6 meer gedetailleerd vastgelegd worden. In dat geval krijgen de voorschriften van dat plan na goedkeuring ervan voorrang op de voorschriften opgenomen in voorliggend gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘bedrijvigheid’. Artikel C3.5 Gemengd regionaal bedrijventerrein Artikel C3.5.1 Het regionaal bedrijventerrein hoofdactiviteiten: -
is
bestemd
voor
bedrijven
met
de
volgende
productie, opslag, bewerking en verwerking van goederen; productie van energie onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten. op- en overslag, voorraadbeheer, groepage, fysieke distributie en groothandel;
De volgende hoofdactiviteiten zijn niet toegelaten: - kleinhandel; - agrarische productie; - autonome kantoren; Artikel C3.5.2 Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze rekening houden met zuinig ruimtegebruik. Daarbij wordt minstens aandacht besteed aan: - het optimaal gebruiken van de percelen, echter rekening houdend met de verplichtingen inzake veiligheid; - de mogelijkheid om bepaalde diensten onder te brengen in gemeenschappelijke gebouwen op het bedrijventerrein; - het groeperen en organiseren op het bedrijventerrein van parkeermogelijkheden voor de gebruikers en bezoekers Gemeenschappelijke en complementaire voorzieningen, inherent aan het functioneren van het regionaal bedrijventerrein, zijn toegelaten. Kantoren en toonzalen met beperkte vloeroppervlakte, ondergeschikt en gekoppeld aan de productieactiviteit van individuele bedrijven, zijn toegelaten voor zover die activiteiten geen loketfunctie hebben en geen autonome activiteiten uitmaken. De toonzalen mogen maximaal 10% van de gelijkvloerse bebouwde oppervlakte innemen, ongeacht op welk niveau de toonzalen worden ingericht, en de toonzaaloppervlakte mag maximaal 500 m² zijn.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 137
Inrichtingen voor de huisvesting van bewakingspersoneel van maximaal 200 m² vloeroppervlakte, geïntegreerd in het bedrijfsgebouw, zijn toegelaten. Indien het noodzakelijk is voor de veiligheid van het bewakingspersoneel is de niet-integratie toegelaten. Artikel C3.5.3 Voor zover er geen algemene adviesverplichting is, zijn handelingen die tegelijk aan de onderstaande voorwaarden voldoen slechts toegelaten nadat de gewestelijke dienst die bevoegd is voor de veiligheidsrapportering advies heeft verstrekt volgens de bepalingen van de Vlaamse Codex ruimtelijke ordening over adviesvragen. -
Het gaat over handelingen voor een nieuwe inrichting die vallen onder de toepassing van het samenwerkingsakkoord tussen de federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest betreffende de beheersing van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken.
-
De geplande inrichting is gelegen binnen een straal van 2 km van een gebied waar wonen is toegelaten, of van een aanwezige of geplande cluster van ten minste vijf nietonteigende woongelegenheden, of van een gebied waar een ziekenhuis of een school of een verzorgingsinstelling of van een door publiek bezochte plaats of gebouw met inbegrip van recreatiegebied, aanwezig of gepland is.
Deze bepaling vervalt vanaf de inwerkingtreding van wetgeving waarin de adviesverplichting van de gewestelijke dienst die bevoegd is voor de veiligheidsrapportering voor stedenbouwkundige vergunningen wordt gereglementeerd. Artikel C3.5.4 De bestaande activiteiten of functies die niet inbegrepen zijn in artikel C3.5.1 en die aanwezig zijn in dit gebied op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan kunnen blijven bestaan tot de stopzetting. Alle handelingen die nodig zijn om een bestaande activiteit of functie te bestendigen zijn toegelaten. De uitbreiding van de bestaande activiteiten of functies is beperkt tot de percelen in eigendom of gebruik voor de bestaande activiteit in dit gebied op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 138
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘bedrijvigheid’. Artikel C3.6. Specifiek regionaal bedrijventerrein voor kantoren
Artikel C3.6.1 Het bedrijventerrein is bestemd voor kantoren, dat zijn bedrijven met als hoofdactiviteit privé- en overheidsdienstverlening met een hoofdzakelijk administratief karakter en een hoge personeelsintensiteit. Dertig procent van de oppervlakte van het gebied ten oosten van de spoorlijn is voorbehouden voor een publiek toegankelijk park met sociale functie dat minstens het station van Vilvoorde en de Kerklaan voor voetgangers en fietsers met mekaar verbindt. Daarnaast zijn volgende hoofdactiviteiten toegelaten: -
kantoorachtigen, dat zijn bedrijven in gebouwen met de uiterlijke vorm van een kantoor en een hoge personeelsintensiteit;
-
kleinschalige complementaire voorzieningen die in hun dienstverlening gericht zijn op de hoge personeelsintensiteit van de op het bedrijventerrein gevestigde bedrijven
-
installaties voor het opwekken van hernieuwbare energie of energierecuperatie.
De volgende hoofdactiviteiten zijn niet toegelaten: -
kleinhandel;
-
op- en overslag, voorraadbeheer, groepage, fysieke distributie en groothandel;
Artikel C3.6.2 Voor het gedeelte ten oosten van de spoorweg kan een stedenbouwkundige vergunning voor kantoren pas worden verleend als de vergunning is afgeleverd voor de aanleg van de wegen en het publiek toegankelijk park en als de aanleg van het park en de wegen is aangevat op het terrein. Zodra de stedenbouwkundige vergunning is afgeleverd voor de aanleg van een park, ligt de lokatie van het park in dat deelgebied vast. Dit is een vastgelegd park. Stroken die smaller zijn dan 30 meter en ingericht worden als publiek toegankelijk park worden niet in rekening gebracht bij de oppervlakte park. Voor het aangelegde park wordt een beheersplan opgemaakt, zodat het onderhoud, de inrichting en het beheer op elkaar wordt afgestemd Artikel C3.6.3 Het park is bestemd voor de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van een park of parken. Deze delen hebben ook een sociale functie. Binnen deze delen zijn natuurbehoud, bosbouw, en landschapszorg nevengeschikte functies. Recreatie kan toegelaten worden voor zover dit de andere functies niet in het gedrang brengt Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor deze functies zijn toegelaten. Voor zover ze door hun beperkte impact de realisatie van de algemene bestemming niet in het gedrang brengen, zijn volgende handelingen eveneens toegelaten: -
het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur gericht op het al dan niet toegankelijk maken van het gebied voor educatief of recreatief medegebruik, waaronder het
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 139
aanleggen, inrichten of uitrusten van paden voor niet-gemotoriseerd verkeer; -
het herstellen, heraanleggen of verplaatsen van bestaande openbare wegen en nutsleidingen.
Artikel C3.6.4 Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze rekening houden met zuinig ruimtegebruik. Daarbij wordt minstens aandacht besteed aan: -
het optimaal gebruiken van de percelen, echter rekening houdend met de verplichtingen inzake veiligheid;
-
de mogelijkheid om bepaalde diensten onder te brengen in gemeenschappelijke gebouwen op het bedrijventerrein;
-
het groeperen en organiseren op het bedrijventerrein van parkeermogelijkheden voor de gebruikers en bezoekers
Inrichtingen voor de huisvesting van bewakingspersoneel van maximaal 200 m² vloeroppervlakte, geïntegreerd in het bedrijfsgebouw, zijn toegelaten. Indien het noodzakelijk is voor de veiligheid van het bewakingspersoneel is de niet-integratie toegelaten. Artikel C3.6.5 Bij een vergunningsaanvraag voor een project van minstens 1000 m² bruto vloeroppervlakte wordt een inrichtingsstudie gevoegd. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied. De inrichtingsstudie zal tenminste aantonen hoe de parkaanleg voor het gehele gebied wordt geconcipieerd, hoe het parkeren niet wordt afgewenteld op het openbaar domein, op welke wijze wordt ingespeeld op de bereikbaarheid met het openbaar vervoer, hoe de ontsluiting zal verlopen via artikel C3.10 en hoe de waterhuishouding wordt geregeld. De inrichtingsstudie geeft ook aan hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied en/of tot de mogelijke ontwikkeling van de rest van het gebied. De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als zodanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van de aanvragen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie of een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten.
Artikel C3.6.6 Inrichtingen die vallen onder de toepassing van het samenwerkingsakkoord tussen de federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest betreffende de beheersing van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken zijn niet toegelaten.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 140
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘bedrijvigheid’. Artikel C3.7. Specifiek regionaal bedrijventerrein voor kleinhandel
Artikel C3.7.1 Het bedrijventerrein is bestemd voor bedrijven met als hoofdactiviteit grootschalige kleinhandel. Het betreft individuele grootschalige winkels, concentraties van grootschalige winkels. Daarnaast zijn de volgende hoofdactiviteiten toegelaten: -
groothandel;
-
overdekte recreatieve bedrijven;
-
horeca en toeristische logies.
Installaties voor het opwekken van hernieuwbare energie of energierecuperatie. zijn toegelaten. De volgende hoofdactiviteiten zijn niet toegelaten: -
autonome kantoren;
Artikel C3.7.2 Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze rekening houden met zuinig ruimtegebruik. Daarbij wordt minstens aandacht besteed aan: -
het optimaal gebruiken van de percelen, echter rekening houdend met de verplichtingen inzake veiligheid;
-
de mogelijkheid om bepaalde diensten onder te brengen in gemeenschappelijke gebouwen op het bedrijventerrein;
-
het groeperen en organiseren op het bedrijventerrein van parkeermogelijkheden voor de gebruikers en bezoekers
Gemeenschappelijke en complementaire voorzieningen, inherent aan het functioneren van het regionaal bedrijventerrein, zijn toegelaten. Inrichtingen voor de huisvesting van bewakingspersoneel van maximaal 200 m² vloeroppervlakte, geïntegreerd in het bedrijfsgebouw, zijn toegelaten. Indien het noodzakelijk is voor de veiligheid van het bewakingspersoneel is de niet-integratie toegelaten. De totale bruto vloeroppervlakte van de verschillende recreatieactiviteiten samen mag maximaal toenemen met 10.000 m², inclusief netto recreatieoppervlakte, reserve, technische en sociale lokalen, bureaus en en aanverwante ruimten.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 141
Artikel C3.7.3 Bij een vergunningsaanvraag voor een project van minstens 1000 m² bruto vloeroppervlakte wordt een inrichtingsstudie gevoegd. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied. De inrichtingsstudie zal tenminste aantonen hoe het parkeren niet wordt afgewenteld op het openbaar domein, op welke wijze wordt ingespeeld op de bereikbaarheid met het openbaar vervoer, hoe de ontsluiting zal verlopen en hoe de waterhuishouding wordt geregeld. De inrichtingsstudie geeft ook aan hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied en/of tot de mogelijke ontwikkeling van de rest van het gebied. De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als zodanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van de aanvragen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie of een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten. Artikel C3.7.4 Inrichtingen die vallen onder de toepassing van het samenwerkingsakkoord tussen de federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest betreffende de beheersing van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken zijn niet toegelaten.
(overdruk) Het gebied behoort tot de bestemmingscategorie van de grondkleur Artikel C3.8. Gebied voor ongelijkvloerse verkeers- en vervoersinfrastructuur
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 142
In het gebied, aangeduid met deze overdruk, zijn alle handelingen toegelaten voor de aanleg, het functioneren en de aanpassing van de ongelijkvloerse verkeers- en vervoersinfrastructuur en aanhorigheden. Daarnaast zijn handelingen in functie van de ruimtelijke inpassing, ecologische verbindingen, kruisende infrastructuren en leidingen toegelaten. De in grondkleur aangegeven bestemming is van toepassing voor zover de aanleg, het functioneren en de aanpassing van verkeers- en vervoersinfrastructuur niet in het gedrang wordt gebracht.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘lijninfrastructuur’. Artikel C3.9. Gebied voor spoorinfrastructuur Dit gebied is bestemd voor spoorinfrastructuur en aanhorigheden. In dit gebied zijn alle handelingen toegelaten voor de aanleg, het functioneren of aanpassing van die voor verkeers- en vervoersinfrastructuur/ wegen- /spoor/waterweginfrastructuur (te specifiëren)en aanhorigheden. Daarnaast zijn alle handelingen met het oog op de ruimtelijke inpassing, buffers, ecologische verbindingen, kruisende infrastructuren, leidingen, telecommunicatie infrastructuur, lokaal openbaar vervoer, lokale dienstwegen, jaagpaden, recreatienetwerk en paden voor niet-gemotoriseerd verkeer toegelaten. Gronden die niet voor de inrichting of het functioneren van de verkeers- en vervoersinfrastructuur gebruikt worden, worden op een kwaliteitsvolle manier geïntegreerd in de omgeving.
Symbolische aanduiding voor ontsluiting Artikel C3.10 Ontsluiting
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 143
Als verlenging van de Rittwegerlaan-Nijverheidslaan wordt tussen de Vilvoordelaan en Luchthavenlaan een wegontsluiting voorzien. De pijlen duiden symbolisch aan welk begin- en eindpunt met elkaar verbonden moeten worden.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘overig groen’. Artikel C4.1. Parkgebied
Artikel C4.1.1 Het gebied is bestemd voor de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van een park of parken. Dit gebied heeft ook een sociale functie. Binnen dit gebied zijn natuurbehoud, bosbouw, landschapszorg en recreatie nevengeschikte functies. Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor deze functies zijn toegelaten. De inrichting kan de vorm aannemen van een agrarisch landschapspark. Artikel C4.1.2 Voor zover ze door hun beperkte impact de realisatie van de algemene bestemming niet in het gedrang brengen, zijn volgende handelingen eveneens toegelaten: -
het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur gericht op het al dan niet toegankelijk maken van het gebied voor educatief of recreatief medegebruik, waaronder het aanleggen, inrichten of uitrusten van paden voor niet-gemotoriseerd verkeer;
-
het herstellen, heraanleggen of verplaatsen van bestaande openbare wegen en nutsleidingen.
Artikel C4.1.3 In bestaande vergunde of vergund geachte gebouwen kunnen behalve de activiteiten voor de realisatie van de in de overige artikels vermelde functies, ook de volgende activiteiten toegelaten worden: -
wonen;
-
nuts- en gemeenschapsvoorzieningen;
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 144
-
socio-culturele voorzieningen;
-
toeristisch-recreatieve voorzieningen;
-
horeca en toeristische logies;
-
kantoor- of dienstenfunctie;
Ten behoeve van deze functies is het toegelaten: -
Bestaande vergunde of vergund geachte gebouwen te verbouwen, uit te breiden of te herbouwen. Indien de gebouwen niet aangesloten zijn op een riolering, wordt de vergunningsaanvraag afhankelijk gemaakt van de aanleg van een installatie voor het behandelen van afvalwater.
-
Het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur die nodig of nuttig is voor het goed functioneren van de toegelaten activiteiten.
Er moet rekening gehouden worden met de schaal en de ruimtelijke impact van deze activiteiten. Daarbij wordt, onverminderd de bepalingen van artikel C4.1.1, ten minste aandacht besteed aan: -
de relatie met de in de omgeving aanwezige functies;
-
de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers of bezoekers;
-
de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid;
-
de relatie met de in de omgeving van het gebied vastgelegde bestemmingen.
Artikel C4.1.4 In voorkomend geval is landbouw een nevengeschikte functie. Handelingen die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van de bestaande landbouwbedrijven zijn toegelaten. Een landbouwbedrijfszetel mag enkel de noodzakelijke bedrijfsgebouwen en de woning van de exploitanten bevatten, evenals verblijfsgelegenheid, verwerkende en dienstverlenende activiteiten voor zover deze een integrerend deel van een leefbaar bedrijf uitmaken. Nieuwe landbouwbedrijfszetels, gebouwen voor niet aan de grond gebonden agrarische bedrijven, glastuinbouw, toeleverende, verwerkende en dienstverlenende activiteiten en landbouwverwante activiteiten zijn niet toegelaten.
Artikel C4.1.5 Indien een gemeente of provincie voor delen van dit gebied een gemeentelijk of provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan opmaakt met voorschriften voor functies en activiteiten vermeld in artikels C4.1.3 en C4.1.4, krijgen de voorschriften van dat plan na goedkeuring ervan voorrang op de voorschriften opgenomen onder de artikels C4.1.3 en C4.1.4.
Artikel C4.1.6 Voor zover ze door hun beperkte impact de realisatie van de algemene bestemming niet in
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 145
het gedrang brengen, zijn de volgende handelingen toegelaten : handelingen die nodig of nuttig zijn voor: -
het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien,
-
het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie,
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden,
-
het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘landbouw’. Artikel C4.2. Bouwvrij agrarisch gebied
Artikel C4.2.1 Het gebied is bestemd voor de beroepslandbouw. Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van landbouwbedrijven zijn toegelaten. Het oprichten van gebouwen en gelijkaardige constructies is niet toegelaten. Artikel C4.2.2 Voor zover ze door hun beperkte impact de realisatie van de algemene bestemming niet in het gedrang brengen, zijn de volgende handelingen toegelaten : handelingen die nodig of nuttig zijn voor: -
het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien,
-
het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie,
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden,
-
het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘bos’. Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 146
Artikel C4.3 Bosgebied
Artikel C4.3.1 Het gebied is bestemd voor de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van bos. Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de aanleg, het beheer en de inrichting van bos zijn toegelaten. Alle handelingen voor de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van de natuur, het natuurlijk milieu en de landschapswaarden zijn toegelaten.
Artikel C4.3.2 Tot aan de realisatie van de bestemming zijn per perceel de handelingen, voorzieningen en inrichtingen toegelaten die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van landbouwbedrijven met uitsluiting van het oprichten van gebouwen en gelijkaardige constructies.
Artikel C4.3.3 Handelingen die nodig of nuttig zijn voor: -
het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien,
-
het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie,
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden,
-
het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen
zijn toegelaten. De in artikel C4.3.1 tot en metC4.3.3 genoemde handelingen kunnen slechts toegelaten worden voor zover ze verenigbaar zijn met de waterbeheerfunctie van het gebied en het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien niet doen afnemen.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 147
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie industrie’ Artikel C5.1. Specifiek regionaal bedrijventerrein voor luchthavengebonden bedrijven
Artikel C5.1.1 Het bedrijventerrein is bestemd voor bedrijven met luchthavengebonden karakter. Een bedrijf is luchthavengebonden als de activiteiten ervan noodzakelijk of ondersteunend zijn voor de werking van de luchthaven of als ze afhankelijk zijn van de luchtvaart. De hoofdactiviteiten van die bedrijven zijn: -
transport, distributie en logistiek;
-
op- en overslag, voorraadbeheer, groepage, fysieke distributie en logistiek;
-
dienstverlening met een fysieke binding met de luchthaven;
-
productie en verwerking van goederen;
Het bedrijventerrein is tevens bestemd voor alle activiteiten die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de openbare nutsfunctie van de luchthaven, met inbegrip van luchtvaartactiviteiten, luchtvrachthaven, waterzuivering, vluchtelingencentrum, taxiwegen, stallen van vliegtuigen en signalisatie-, communicatie- en veiligheidsinfrastructuur. Daarnaast zijn installaties voor het opwekken van hernieuwbare energie of energierecuperatie toegelaten. De volgende hoofdactiviteiten zijn niet toegelaten: -
autonome kleinhandel;
-
autonome kantoren.
Artikel C5.1.2 Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze rekening houden met zuinig ruimtegebruik. Daarbij wordt minstens aandacht besteed aan: -
het optimaal gebruiken van de percelen, echter rekening houdend met de verplichtingen inzake veiligheid;
-
de mogelijkheid om bepaalde diensten onder te brengen in gemeenschappelijke gebouwen op het bedrijventerrein;
-
het groeperen en organiseren op het bedrijventerrein van parkeermogelijkheden voor de gebruikers en bezoekers
Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze niet strijdig zijn met de gangbare luchtvaarterfdienstbaarheden of een gevaar opleveren voor de luchtverkeersveiligheid. Gemeenschappelijke en complementaire voorzieningen, inherent aan het functioneren van het regionaal bedrijventerrein, zijn toegelaten.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 148
Kantoren en toonzalen met beperkte vloeroppervlakte, ondergeschikt en gekoppeld aan de productieactiviteit van individuele bedrijven, zijn toegelaten voor zover die activiteiten geen loketfunctie hebben en geen autonome activiteiten uitmaken. De toonzalen mogen maximaal 10% van de gelijkvloerse bebouwde oppervlakte innemen, ongeacht op welk niveau de toonzalen worden ingericht, en de toonzaaloppervlakte mag maximaal 500 m² zijn. Inrichtingen voor de huisvesting van bewakingspersoneel van maximaal 200 m² vloeroppervlakte, geïntegreerd in het bedrijfsgebouw, zijn toegelaten. Indien het noodzakelijk is voor de veiligheid van het bewakingspersoneel is de niet-integratie toegelaten. De minimale perceelsoppervlakte bedraagt 5000 m². Uitzonderingen zijn toegestaan voor: -
percelen met bestaande stedenbouwkundig vergunde bedrijfsgebouwen binnen de zone;
-
percelen met bedrijven die gemeenschappelijke en complementaire voorzieningen verzorgen;
-
percelen met bedrijfsverzamelgebouwen;
-
een beperkt aantal percelen die omwille van de globale inrichting van het bedrijventerrein een kleinere terreinoppervlakte verkrijgen;
-
percelen met aaneengesloten gebouwen of gebouwen die architectonisch een geheel vormen maar voor verschillende bedrijven bestemd zijn.
Artikel C5.1.3 Bij een vergunningsaanvraag voor een project van minstens 1000 m² bruto vloeroppervlakte wordt een inrichtingsstudie gevoegd. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied. De inrichtingsstudie zal tenminste aantonen hoe het parkeren wordt georganiseerd, hoe de ontsluiting zal verlopen, hoe de fasering van ontwikkeling zal verlopen en hoe de waterhuishouding wordt geregeld. De inrichtingsstudie geeft ook aan hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied en/of tot de mogelijke ontwikkeling van de rest van het gebied. De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als zodanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van de aanvragen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie of een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten.
Artikel C5.1.4
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 149
Voor zover er geen algemene adviesverplichting is, zijn handelingen die tegelijk aan de onderstaande voorwaarden voldoen slechts toegelaten nadat de gewestelijke dienst die bevoegd is voor de veiligheidsrapportering advies heeft verstrekt volgens de bepalingen van de Vlaamse Codex ruimtelijke ordening over adviesvragen: Het gaat over handelingen voor een nieuwe inrichting die vallen onder de toepassing van het samenwerkingsakkoord tussen de federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest betreffende de beheersing van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. - De geplande inrichting is gelegen binnen een straal van 2 km van een gebied waar wonen is toegelaten, of van een aanwezige of geplande cluster van ten minste vijf nietonteigende woongelegenheden, of van een gebied waar een ziekenhuis of een school of een verzorgingsinstelling of van een door publiek bezochte plaats of gebouw met inbegrip van recreatiegebied, aanwezig of gepland is. Deze bepaling vervalt vanaf de inwerkingtreding van wetgeving waarin de adviesverplichting van de gewestelijke dienst die bevoegd is voor de veiligheidsrapportering voor stedenbouwkundige vergunningen wordt gereglementeerd. -
Artikel C5.1.5 gebied voor militaire activiteiten
aanduiding in overdruk Het gebied behoort tot de bestemmingscategorie van de grondkleur Het in overdruk aangeduide gebied is bestemd voor militaire activiteiten.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘infrastructuur’ Artikel C5.2. Gebied voor verkeers- en vervoersinfrastructuur Dit gebied is bestemd voor wegeninfrastructuur en aanhorigheden. In dit gebied zijn alle handelingen toegelaten voor de aanleg, het functioneren of aanpassing van die voor wegeninfrastructuur en aanhorigheden. Daarnaast zijn alle handelingen met het oog op de ruimtelijke inpassing, buffers, ecologische verbindingen, kruisende infrastructuren, leidingen, telecommunicatie infrastructuur, lokaal openbaar vervoer, lokale dienstwegen, jaagpaden, recreatienetwerk en paden voor nietgemotoriseerd verkeer toegelaten.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 150
(overdruk) Het gebied behoort tot de bestemmingscategorie van de grondkleur Artikel C5.3. Gebied voor ongelijkvloerse verkeers- en vervoersinfrastructuur In het gebied, aangeduid met deze overdruk, zijn alle handelingen toegelaten voor de aanleg, het functioneren en de aanpassing van de ongelijkvloerse verkeers- en vervoersinfrastructuur en aanhorigheden. Daarnaast zijn handelingen in functie van de ruimtelijke inpassing, ecologische verbindingen, kruisende infrastructuren en leidingen toegelaten. De in grondkleur aangegeven bestemming is van toepassing voor zover de aanleg, het functioneren en de aanpassing van verkeers- en vervoersinfrastructuur niet in het gedrang wordt gebracht.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘landbouw’. Artikel C6.1. Agrarisch gebied
Artikel C6.1.1 Het gebied is bestemd voor de beroepslandbouw. Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van landbouwbedrijven zijn toegelaten. Een landbouwbedrijfszetel mag alleen de noodzakelijke bedrijfsgebouwen en de woning van de exploitanten bevatten, alsook verblijfsgelegenheid, verwerkende en dienstverlenende activiteiten voor zover die een integrerend deel van het bedrijf uitmaken.
Artikel C6.1.2 In het gebied zijn ook aan de landbouw verwante bedrijven toegelaten voor zover hun
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 151
aanwezigheid in het agrarisch gebied nuttig of nodig is voor het goed functioneren van de landbouwbedrijven in de omgeving. Die bedrijven moeten een directe en uitsluitende relatie hebben met de aanwezige landbouwbedrijven door afname of toelevering van diensten of producten. Primaire bewerking of opslag van producten kan worden toegelaten. Verwerking van producten is uitgesloten, met uitzondering van mestbehandeling en mestvergisting. Er moet rekening gehouden worden met de schaal en het ruimtelijke impact van deze bedrijven. Daarbij wordt ten minste aandacht besteed aan: -
de relatie met de in de omgeving aanwezige functies;
-
de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers of bezoekers;
-
de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid;
-
de relatie met de in de omgeving van het gebied vastgelegde bestemmingen.
Artikel C6.1.3 Indien een woning niet aangesloten is op een riolering, wordt de vergunningsaanvraag afhankelijk gemaakt van de aanleg van een installatie voor het behandelen van afvalwater.
Artikel C6.1.4 Voor zover ze door hun beperkte impact de realisatie van de algemene bestemming niet in het gedrang brengen, is het aanbrengen van windturbines en windturbineparken, alsook andere installaties voor de productie van (hernieuwbare) energie of energierecuperatie toegelaten. De mogelijke effecten van de inplanting ten aanzien van efficiënt bodemgebruik, eventuele verstoring van de uitbating(smogelijkheden) en landschappelijke kwaliteiten dienen in een lokalisatienota te worden beschreven en geëvalueerd.
Artikel C6.1.5 Indien een gemeente of provincie voor delen van dit gebied een gemeentelijk of provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan opmaakt met voorschriften voor bestaande woningen, bedrijven, gebouwen en constructies waarvan de functie geen verband houdt met de algemene bestemming van het gebied krijgen de voorschriften van dat plan na goedkeuring ervan voorrang op de voorschriften opgenomen onder de artikels C6.1.1 tot C6.1.4. In de delen van dit gebied waarvoor op het ogenblik van de totstandkoming van dit plan een gemeentelijk of provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan van kracht is met voorschriften voor bestaande woningen, bedrijven, gebouwen of constructies waarvan de functie geen verband houdt met de algemene bestemming van het gebied, blijven de bepalingen van dat gemeentelijk of provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan gelden en hebben ze voorrang op de voorschriften opgenomen onder de artikels C6.1.1 tot C6.1.4.
Artikel C6.1.6 Voor zover ze door hun beperkte impact de realisatie van de algemene bestemming niet in het gedrang brengen, zijn de volgende handelingen toegelaten : handelingen die nodig of nuttig zijn voor: -
het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien,
-
het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie,
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 152
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden,
-
het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen.
Artikel C6.1.7
aanduiding in overdruk Het in overdruk aangeduide gebied is een natuurverwevingsgebied waarbij de functies natuurbehoud en landbouw nevengeschikt zijn. In het als natuurverwevingsgebied aangeduide gebied gelden ten aanzien van de artikels C61.1 tot C6.1.7 volgende bijkomende bepalingen: -
De vermelde handelingen zijn toegelaten voor zover de natuurwaarden van het gebied in stand gehouden worden.
-
Alle handelingen voor de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van de natuur, het natuurlijk milieu en de landschapswaarden zijn toegelaten.
-
Het oprichten van gebouwen en gelijkaardige constructies is niet toegelaten met uitzondering van het oprichten van schuilhokken voor dieren voor zover de omvang ervan in verhouding staat tot de begraasbare oppervlakte
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘landbouw’. Artikel C6.2. Bouwvrij agrarisch gebied
Artikel C6.2.1 Het gebied is bestemd voor de beroepslandbouw. Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van landbouwbedrijven zijn toegelaten. Het oprichten van gebouwen en gelijkaardige constructies is niet toegelaten.
Artikel C6.2.2 Voor zover ze door hun beperkte impact de realisatie van de algemene bestemming niet in
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 153
het gedrang brengen, zijn de volgende handelingen toegelaten : handelingen die nodig of nuttig zijn voor: -
het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien,
-
het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie,
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden,
-
het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘overig groen’. Artikel C6.3. Gemengd openruimtegebied
Artikel C6.3.1 Binnen dit gebied zijn natuurbehoud, bosbouw, landbouw, landschapszorg en recreatie nevengeschikte functies. Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor deze functies zijn toegelaten, met uitzondering van het oprichten van gebouwen behoudens de overige bepalingen van dit artikel.
Artikel C6.3.2 Voor zover de ruimtelijk-ecologische draagkracht van het gebied niet wordt overschreden zijn, in uitzondering op het onbebouwde karakter van het gebied, de volgende handelingen toegelaten: -
het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur die gericht op de sociale, educatieve of recreatieve functie van het gebied, waaronder sanitaire gebouwen of schuilplaatsen van één bouwlaag met een oppervlakte van ten hoogste 100 m² met uitsluiting van elke verblijfsaccomodatie;
-
het herstellen, heraanleggen of verplaatsen van bestaande openbare wegen en nutsleidingen. Bestaande openbare wegen en nutsleidingen kunnen verplaatst worden voor zover dat noodzakelijk is voor de kwaliteit van het leefmilieu, het herstel en de ontwikkeling van de natuur en het natuurlijke milieu, de openbare veiligheid of de volksgezondheid;
-
de aanleg van een parking op perceel 556 L2.
Artikel C6.3.3 Indien een gemeente of provincie voor delen van dit gebied een gemeentelijk of provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan opmaakt met voorschriften voor functies en activiteiten vermeld in artikels C6.3.1 en C6.3.2 krijgen de voorschriften van dat plan na goedkeuring ervan
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 154
voorrang op de voorschriften opgenomen onder de artikels C6.3.1 en C6.3.2.
Artikel C6.3.4 Handelingen die nodig of nuttig zijn voor: -
het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien,
-
het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie,
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden,
-
het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen
zijn toegelaten. De in artikel C6.3.1 tot C6.3.2 genoemde handelingen kunnen slechts toegelaten worden voor zover ze verenigbaar zijn met de waterbeheerfunctie van het gebied en het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien niet doen afnemen.
Artikel C6.3.5
aanduiding in overdruk Het in overdruk aangeduide gebied is een natuurverwevingsgebied waarbij de functie natuurbehoud nevengeschikt is aan de overige functies in het gebied.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 155
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘overig groen’. Artikel C6.4. Parkgebied
Artikel C6.4.1 Het gebied is bestemd voor de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van een park of parken. Dit gebied heeft ook een sociale functie. Binnen dit gebied zijn natuurbehoud, bosbouw, landschapszorg en recreatie nevengeschikte functies. Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor deze functies zijn toegelaten. Artikel C6.4.2 Voor zover ze door hun beperkte impact de realisatie van de algemene bestemming niet in het gedrang brengen, zijn volgende handelingen eveneens toegelaten: -
het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur gericht op het al dan niet toegankelijk maken van het gebied voor educatief of recreatief medegebruik, waaronder het aanleggen, inrichten of uitrusten van paden voor niet-gemotoriseerd verkeer;
-
het herstellen, heraanleggen of verplaatsen van bestaande openbare wegen en nutsleidingen.
-
Het verplaatsen van de afrit van de ring R0 in functie van de toegankelijkheid van het reconversiegebied Vilvoorde-Machelen aan de westzijde van de Woluwelaan
Artikel C6.4.3 In bestaande vergunde of vergund geachte gebouwen kunnen behalve de activiteiten voor de realisatie van de in de overige artikels vermelde functies, ook de volgende activiteiten toegelaten worden: -
wonen;
-
nuts- en gemeenschapsvoorzieningen;
-
socio-culturele voorzieningen;
-
toeristisch-recreatieve voorzieningen;
-
horeca en toeristische logies;
-
kantoor- of dienstenfunctie;
Ten behoeve van deze functies is het toegelaten: -
Bestaande vergunde of vergund geachte gebouwen te verbouwen, uit te breiden of te herbouwen. Indien de gebouwen niet aangesloten zijn op een riolering, wordt de vergunningsaanvraag afhankelijk gemaakt van de aanleg van een installatie voor het behandelen van afvalwater.
-
Het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur die nodig of nuttig is voor het goed functioneren van de toegelaten activiteiten.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 156
Er moet rekening gehouden worden met de schaal en de ruimtelijke impact van deze activiteiten. Daarbij wordt, onverminderd de bepalingen van artikel 6.1, ten minste aandacht besteed aan: -
de relatie met de in de omgeving aanwezige functies;
-
de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers of bezoekers;
-
de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid;
-
de relatie met de in de omgeving van het gebied vastgelegde bestemmingen.
Artikel C6.4.4 In voorkomend geval is landbouw is een nevengeschikte functie. Handelingen die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van de bestaande landbouwbedrijven zijn toegelaten. Een landbouwbedrijfszetel mag enkel de noodzakelijke bedrijfsgebouwen en de woning van de exploitanten bevatten, evenals verblijfsgelegenheid, verwerkende en dienstverlenende activiteiten voor zover deze een integrerend deel van een leefbaar bedrijf uitmaken. Nieuwe landbouwbedrijfszetels, gebouwen voor niet aan de grond gebonden agrarische bedrijven, glastuinbouw, toeleverende, verwerkende en dienstverlenende activiteiten en landbouwverwante activiteiten zijn niet toegelaten.
Artikel C6.4.5 Indien een gemeente of provincie voor delen van dit gebied een gemeentelijk of provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan opmaakt met voorschriften voor functies en activiteiten vermeld in artikels C6.4.3 en C6.4.4, krijgen de voorschriften van dat plan na goedkeuring ervan voorrang op de voorschriften opgenomen onder de artikels C6.4.3 en C6.4.4.
Artikel C6.4.6 Handelingen die nodig of nuttig zijn voor: -
het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien,
-
het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie,
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden,
-
het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen
zijn toegelaten. De in artikel C6.4.1 tot C6.4.4 genoemde handelingen kunnen slechts toegelaten worden voor zover ze verenigbaar zijn met de waterbeheerfunctie van het gebied en het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien niet doen afnemen.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 157
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘recreatie’. Artikel C6.5 Gebied voor recreatie Artikel C6.5.1 Het gebied is bestemd voor dagrecreatie. Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor het realiseren van de bestemming, zijn toegelaten. De volgende handelingen zijn eveneens toegelaten: −
het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur, gericht op de recreatieve functie van het gebied, waaronder sanitaire gebouwen of schuilplaatsen van één bouwlaag met een oppervlakte van ten hoogste 100 m².
Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze wat schaal en ruimtelijke impact betreft verenigbaar zijn met de omgeving. Daarbij wordt ten minste aandacht besteed aan: - De relatie met de in de omgeving aanwezige functies; -
De invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers, bewoners of bezoekers;
-
De invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid;
-
De relatie met de in de omgeving vastgelegde bestemmingen;
Artikel C6.5.2 In het gebied zijn eveneens toegelaten, voor zover de hoofdbestemming niet in het gedrang komt, voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de watertoets, alle handelingen in functie van het bereiken van de randvoorwaarden die nodig zijn voor het behoud van de watersystemen en het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden toegelaten.
Artikel C6.5.3 Indien een gemeente of provincie voor delen van dit gebied een gemeentelijk of provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan opmaakt met voorschriften voor functies en activiteiten vermeld in artikels C6.5.1 en C6.5.2, krijgen de voorschriften van dat plan na goedkeuring ervan voorrang op de voorschriften opgenomen onder de artikels C6.5.1 en C6.5.2.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 158
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘gemeenschapsvoorzieningen – nutsvoorzieningen’. Artikel C6.6 Gebied voor gemeenschaps- en openbare nutsvoorzieningen Artikel C6.6.1 Het gebied is bestemd voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen. Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor het aanbieden van gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen zijn toegelaten.
Artikel C6.6.2 De gebouwen zijn meerlagig indien de activiteit dit toelaat. Bestaande gebouwen die hieraan niet voldoen kunnen behouden blijven. Constructies die verbonden zijn met sportvelden moeten hieraan niet voldoen. Parkeren wordt gegroepeerd. Het gebied kan enkel naar de Kennedylaan worden ontsloten. Op de percelen 68, 69a en 69b worden slechts constructies toegelaten die verbonden zijn met sportvelden. De aanleg van niet-bebouwde en niet-verharde ruimtes moet zodanig gebeuren dat het geheel een parkkarakter verkrijgt. Afsluitingen worden verwerkt in groenelementen. Waardevolle boselementen worden maximaal gevrijwaard.
Artikel C6.6.3 Bij de aanleg van het terrein wordt het waterbergend vermogen van het gebied zoveel mogelijk behouden en het overstromingsrisico beperkt. In het gebied zijn eveneens toegelaten, voor zover de hoofdbestemming niet in het gedrang komt, voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de watertoets, alle handelingen in functie van het bereiken van de randvoorwaarden die nodig zijn voor het behoud van de watersystemen en het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden toegelaten.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 159
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘bedrijvigheid’. Artikel C6.7 Gebied voor gemengde activiteiten V Artikel C6.7.1 Het gebied is bestemd voor de verweving van handel, horeca en toeristische logies, openbare en private nuts- en gemeenschapsvoorzieningen, openbare groene en verharde ruimten, socio-culturele inrichtingen, recreatieve voorzieningen bedrijven, kantoren en diensten,. Wonen is niet toegelaten, behalve in het gebied grenzend aan de Zaventemsesteenweg voorzover de woningen voorzien worden voor de herhuisvesting van de huidige bewoners van de Blaironstraat en Veldweg en er bovendien indien de woningen aan de Blaironstraat en Veldweg verdwijnen. De volgende hoofdactiviteiten zijn niet toegelaten: -
afvalverwerking logistiek (op- en overslag, voorraadbeheer, fysieke distributie en groupage), groothandel en bedrijven die omwille van de schaal en het ruimtelijk impact niet verenigbaar zijn met de omgeving.
Artikel C6.7.2 Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze wat schaal en ruimtelijke impact betreft verenigbaar zijn met de omgeving. Daarbij wordt ten minste aandacht besteed aan: - de relatie met de in de omgeving aanwezige functies; - de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers, bewoners of bezoekers; - de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid; - de relatie met de in de omgeving vastgelegde bestemmingen; - de inpassing in de omgeving. Elke aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning zal worden beoordeeld aan de hand van volgende criteria: - zorgvuldig ruimtegebruik; - een kwaliteitsvolle aanleg van het plangebied; - de afwerking van de gebouwen; - het groeperen en organiseren van parkeermogelijkheden De activiteiten zijn toegelaten onder de volgende voorwaarden: De totale oppervlakte voor kantoren, diensten en bedrijven is beperkt tot 5% van de oppervlakte van het gebied.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 160
Artikel C6.7.3 Bij een vergunningsaanvraag voor een project van minstens 1000 m² bruto vloeroppervlakte wordt een inrichtingsstudie gevoegd. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied. De inrichtingsstudie zal tenminste aantonen hoe de functies worden verweven, hoe het parkeren niet wordt afgewenteld op het openbaar domein, op welke wijze wordt ingespeeld op de bereikbaarheid met het openbaar vervoer, hoe de ontsluiting zal verlopen en hoe de waterhuishouding wordt geregeld. De inrichtingsstudie geeft ook aan hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied en/of tot de mogelijke ontwikkeling van de rest van het gebied. De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als zodanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van de aanvragen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie of een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten.
Artikel C6.7.4 In het gebied zijn eveneens toegelaten, voor zover de hoofdbestemming niet in het gedrang komt, voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de watertoets, alle handelingen in functie van het bereiken van de randvoorwaarden die nodig zijn voor het behoud van de watersystemen en het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden toegelaten
Artikel C6.7.5 Inrichtingen die vallen onder de toepassing van het samenwerkingsakkoord tussen de federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest betreffende de beheersing van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken zijn niet toegelaten. Artikel C6.7.6 De bestaande activiteiten of functies die niet inbegrepen zijn in artikel C6.7.1 en die aanwezig zijn in dit gebied op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan kunnen blijven bestaan tot de stopzetting. Alle handelingen die nodig zijn om een bestaande activiteit of functie te bestendigen zijn toegelaten. De uitbreiding van de bestaande activiteiten of functies is beperkt tot de percelen in eigendom of gebruik voor de bestaande activiteit in dit gebied op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 161
Symbolische aanduiding Het gebied behoort tot de bestemmingscategorie van de grondkleur. Artikel C6.8 Buffer Tussen de bedrijven en de aangrenzende zones wordt in een buffer voorzien. De buffer moet voldoen aan de voorwaarden van visuele afscherming, geluidsafscherming, landschappelijke inpassing en afstand. De concrete inrichting van deze buffer moet in samenhang gezien worden met de concrete invulling van het aangrenzende gebied voor luchthavengerelateerde kantoren en diensten; de eventuele hinder gegenereerd door het aangrenzende gebied zal bepalend zijn voor de inrichting van de buffer. De bufferzone wordt dicht beplant met streekeigen struiken en hoogstammige bomen met het oog op het bufferen van de bedrijfsactiviteiten ten opzichte van de aanliggende functies. Alleen handelingen met het oog op de aanleg en het onderhoud van de buffer zijn toegelaten met inbegrip van de aanleg en het onderhoud van toegangswegen en van de aanleg van brandwegen in waterdoorlatende verharding indien dit om redenen van brandveiligheid wordt opgelegd of voor waterbeheersingswerken. Uiterlijk in het plantseizoen dat volgt op het verlenen van een stedenbouwkundige vergunning, na de inwerkingtreding van dit ruimtelijk uitvoeringsplan, moet de zone voor buffer aangelegd en beplant zijn. Daarnaast zijn installaties voor het opwekken van hernieuwbare energie toegelaten.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 162
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘overig groen’. Artikel C7.1 Parkgebied
Artikel C7.1.1 Het gebied is bestemd voor de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van een park of parken. Dit gebied heeft ook een sociale functie. Binnen dit gebied zijn natuurbehoud, bosbouw, landschapszorg en recreatie nevengeschikte functies. Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor deze functies zijn toegelaten. Artikel C7.1.2 Voor zover ze door hun beperkte impact de realisatie van de algemene bestemming niet in het gedrang brengen, zijn volgende handelingen eveneens toegelaten: -
het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur gericht op het al dan niet toegankelijk maken van het gebied voor educatief of recreatief medegebruik, waaronder het aanleggen, inrichten of uitrusten van paden voor niet-gemotoriseerd verkeer;
-
Het inplanten van infrastructuur voor sport- en jeugdactiviteiten.
Artikel C7.1.3 In bestaande hoofdzakelijk vergunde gebouwen kunnen behalve de activiteiten voor de realisatie van de in de overige artikels vermelde functies, ook de volgende activiteiten toegelaten worden: -
wonen;
-
nuts- en gemeenschapsvoorzieningen;
-
socio-culturele voorzieningen;
-
toeristisch-recreatieve voorzieningen;
-
horeca en toeristische logies;
-
kantoor- of dienstenfunctie;
Ten behoeve van deze functies is het toegelaten: -
Bestaande vergunde of vergund geachte gebouwen te verbouwen, uit te breiden of te herbouwen. Indien de gebouwen niet aangesloten zijn op een riolering, wordt de vergunningsaanvraag afhankelijk gemaakt van de aanleg van een installatie voor het behandelen van afvalwater.
-
Het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur die nodig of nuttig is voor het goed functioneren van de toegelaten activiteiten.
Er moet rekening gehouden worden met de schaal en de ruimtelijke impact van deze Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 163
activiteiten. Daarbij wordt, onverminderd de bepalingen van artikel 6.1, ten minste aandacht besteed aan: -
de relatie met de in de omgeving aanwezige functies;
-
de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers of bezoekers;
-
de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid;
-
de relatie met de in de omgeving van het gebied vastgelegde bestemmingen.
Artikel C7.1.4 In voorkomend geval is landbouw is een nevengeschikte functie. Handelingen die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van de bestaande landbouwbedrijven zijn toegelaten. Een landbouwbedrijfszetel mag enkel de noodzakelijke bedrijfsgebouwen en de woning van de exploitanten bevatten, evenals verblijfsgelegenheid, verwerkende en dienstverlenende activiteiten voor zover deze een integrerend deel van een leefbaar bedrijf uitmaken. Nieuwe landbouwbedrijfszetels, gebouwen voor niet aan de grond gebonden agrarische bedrijven, glastuinbouw, toeleverende, verwerkende en dienstverlenende activiteiten en landbouwverwante activiteiten zijn niet toegelaten.
Artikel C7.1.5 Indien een gemeente of provincie voor delen van dit gebied een gemeentelijk of provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan opmaakt met voorschriften voor functies en activiteiten vermeld in artikels C7.1.3 en C7.1.4, krijgen de voorschriften van dat plan na goedkeuring ervan voorrang op de voorschriften opgenomen onder de artikels C7.1.3 en C7.1.4.
Artikel C7.1.6 Handelingen die nodig of nuttig zijn voor: -
het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien,
-
het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie,
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden,
-
het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen
zijn toegelaten. De in artikel C7.1.1 tot C7.1.4 genoemde handelingen kunnen slechts toegelaten worden voor zover ze verenigbaar zijn met de waterbeheerfunctie van het gebied en het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien niet doen afnemen.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 164
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘bedrijvigheid’. Artikel C7.2. Specifiek regionaal bedrijventerrein voor kantoren
Artikel C7.2.1 Het bedrijventerrein is bestemd voor kantoren, dat zijn bedrijven met als hoofdactiviteit privé- en overheidsdienstverlening met een hoofdzakelijk administratief karakter en een hoge personeelsintensiteit. Daarnaast zijn volgende hoofdactiviteiten toegelaten: -
kantoorachtigen, dat zijn bedrijven in gebouwen met de uiterlijke vorm van een kantoor maar met een functie en/of hoofdactiviteit die niet gericht is op hoofdzakelijk administratieve en personeelsintensieve dienstverlening;
-
kleinschalige complementaire voorzieningen die in hun dienstverlening gericht zijn op de hoge personeelsintensiteit van de op het bedrijventerrein gevestigde bedrijven
-
autohandel en autoherstel
-
installaties voor het opwekken van hernieuwbare energie of energierecuperatie.
De volgende hoofdactiviteiten zijn niet toegelaten: -
kleinhandel;
-
op- en overslag, voorraadbeheer, groepage, fysieke distributie en groothandel;
Artikel C7.2.2 Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze rekening houden met zuinig ruimtegebruik. Daarbij wordt minstens aandacht besteed aan: -
het optimaal gebruiken van de percelen, echter rekening houdend met de verplichtingen inzake veiligheid;
-
de mogelijkheid om bepaalde diensten onder te brengen in gemeenschappelijke gebouwen op het bedrijventerrein;
-
het groeperen en organiseren op het bedrijventerrein van parkeermogelijkheden voor de gebruikers en bezoekers
Inrichtingen voor de huisvesting van bewakingspersoneel van maximaal 200 m² vloeroppervlakte, geïntegreerd in het bedrijfsgebouw, zijn toegelaten. Indien het noodzakelijk is voor de veiligheid van het bewakingspersoneel is de niet-integratie toegelaten.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 165
Artikel C7.2.3 Tussen de bedrijven en de aangrenzende zones wordt in een buffer voorzien. De buffer moet voldoen aan de voorwaarden van visuele afscherming, geluidsafscherming, landschappelijke inpassing en afstand. De bufferzone wordt aangelegd met het oog op het bufferen van de bedrijfsactiviteiten ten opzichte van de aanliggende functies.
Alleen werken en handelingen met het oog op de aanleg en het onderhoud van de buffer zijn toegelaten met inbegrip van de aanleg en het onderhoud van toegangswegen met inbegrip van de aanleg van brandwegen in waterdoorlatende verharding indien dit om redenen van brandveiligheid wordt opgelegd of van waterbeheersingswerken.
Artikel C7.2.4 De bestaande activiteiten of functies die niet inbegrepen zijn in artikel C7.2.1 en die aanwezig zijn in dit gebied op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan kunnen blijven bestaan tot de stopzetting. Alle handelingen die nodig zijn om een bestaande activiteit of functie te bestendigen zijn toegelaten. De uitbreiding van de bestaande activiteiten of functies is beperkt tot de percelen in eigendom of gebruik voor de bestaande activiteit in dit gebied op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.
Artikel C7.2.5 Inrichtingen die vallen onder de toepassing van het samenwerkingsakkoord tussen de federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest betreffende de beheersing van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken zijn niet toegelaten. Artikel C7.2.6.
(symbolische aanduiding in overdruk)
In de zone aangeduid met deze overdruk kunnen enkel de hoofdzakelijk vergunde kantooren kleinhandelsactiviteiten behouden blijven. Uitbreiden van de vloeroppervlakte van deze activiteiten is niet toegelaten. Wonen en de andere activiteiten die aanwezig zijn bij het in werking treden van dit plan zijn wel toegelaten.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 166
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘bedrijvigheid’. Artikel C7.3 Gemengd regionaal bedrijventerrein
Artikel C7.3.1 Het bedrijventerrein is bestemd voor bedrijven met de volgende hoofdactiviteiten: -
productie, opslag, bewerking en verwerking van goederen;
-
productie van energie
-
onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten.
-
op- en overslag, voorraadbeheer, groepage, fysieke distributie en groothandel;
De volgende hoofdactiviteiten zijn niet toegelaten: -
kleinhandel;
-
agrarische productie;
-
autonome kantoren;
-
afvalverwerking met inbegrip van recyclage;
-
verwerking en bewerking van mest of slib;
-
verwerking en bewerking van grondstoffen met inbegrip van delfstoffen.
Artikel C7.3.2 Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze rekening houden met zuinig ruimtegebruik. Daarbij wordt minstens aandacht besteed aan: -
het optimaal gebruiken van de percelen, echter rekening houdend met de verplichtingen inzake veiligheid;
-
de mogelijkheid om bepaalde diensten onder te brengen in gemeenschappelijke gebouwen op het bedrijventerrein;
-
het groeperen en organiseren op het bedrijventerrein van parkeermogelijkheden voor de gebruikers en bezoekers
Gemeenschappelijke en complementaire voorzieningen, inherent aan het functioneren van het regionaal bedrijventerrein, zijn toegelaten. Kantoren en toonzalen met beperkte vloeroppervlakte, ondergeschikt en gekoppeld aan de productieactiviteit van individuele bedrijven, zijn toegelaten voor zover die activiteiten geen loketfunctie hebben en geen autonome activiteiten uitmaken. De toonzalen mogen maximaal 10% van de gelijkvloerse bebouwde oppervlakte innemen, ongeacht op welk niveau de toonzalen worden ingericht, en de toonzaaloppervlakte mag maximaal 500 m² zijn.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 167
Inrichtingen voor de huisvesting van bewakingspersoneel van maximaal 200 m² vloeroppervlakte, geïntegreerd in het bedrijfsgebouw, zijn toegelaten. Indien het noodzakelijk is voor de veiligheid van het bewakingspersoneel is de niet-integratie toegelaten. Artikel C7.3.3 Bij een vergunningsaanvraag voor een project van minstens 1000 m² bruto vloeroppervlakte wordt een inrichtingsstudie gevoegd. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied. De inrichtingsstudie zal tenminste aantonen hoe het parkeren niet wordt afgewenteld op het openbaar domein, op welke wijze wordt ingespeeld op de bereikbaarheid met het openbaar vervoer, hoe de ontsluiting zal verlopen, hoe de buffering naar omliggende bestemmingen wordt voorzien, hoe wordt ingepast in het landschap en hoe de waterhuishouding wordt geregeld. De inrichtingsstudie geeft ook aan hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied en/of tot de mogelijke ontwikkeling van de rest van het gebied. De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als zodanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van de aanvragen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie of een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten.
Artikel C7.3.4 Voor zover er geen algemene adviesverplichting is, zijn handelingen die tegelijk aan de onderstaande voorwaarden voldoen slechts toegelaten nadat de gewestelijke dienst die bevoegd is voor de veiligheidsrapportering advies heeft verstrekt volgens de bepalingen van de Vlaamse Codex ruimtelijke ordening over adviesvragen: Het gaat over handelingen voor een nieuwe inrichting die vallen onder de toepassing van het samenwerkingsakkoord tussen de federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest betreffende de beheersing van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. - De geplande inrichting is gelegen binnen een straal van 2 km van een gebied waar wonen is toegelaten, of van een aanwezige of geplande cluster van ten minste vijf nietonteigende woongelegenheden, of van een gebied waar een ziekenhuis of een school of een verzorgingsinstelling of van een door publiek bezochte plaats of gebouw met inbegrip van recreatiegebied, aanwezig of gepland is. Deze bepaling vervalt vanaf de inwerkingtreding van wetgeving waarin de adviesverplichting van de gewestelijke dienst die bevoegd is voor de veiligheidsrapportering voor stedenbouwkundige vergunningen wordt gereglementeerd. -
Artikel C7.3.5 De bestaande activiteiten of functies die niet inbegrepen zijn in artikel C7.3.1 en die aanwezig zijn in dit gebied op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan kunnen blijven bestaan tot de stopzetting. Alle handelingen die nodig zijn om een bestaande activiteit of functie te bestendigen zijn toegelaten. De uitbreiding van de bestaande activiteiten of functies is beperkt tot de percelen in eigendom of gebruik voor de bestaande activiteit in dit gebied op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 168
Artikel C7.3.6 Buffer
Aanduiding in overdruk Het gebied behoort tot de bestemmingscategorie van de grondkleur.
Tussen de bedrijven en de aangrenzende zones wordt in een buffer voorzien. De buffer moet voldoen aan de voorwaarden van waterbuffering, visuele afscherming, geluidsafscherming, landschappelijke inpassing en afstand. De bufferzone wordt dicht beplant met streekeigen struiken en hoogstammige bomen met het oog op het bufferen van de bedrijfsactiviteiten ten opzichte van de aanliggende functies. Alleen werken en handelingen met het oog op de aanleg en het onderhoud van de buffer zijn toegelaten met inbegrip van de aanleg en het onderhoud van toegangswegen met inbegrip van de aanleg van brandwegen in waterdoorlatende verharding indien dit om redenen van brandveiligheid wordt opgelegd of van waterbeheersingswerken. Uiterlijk in het plantseizoen dat volgt op het verlenen van een stedenbouwkundige vergunning, na de inwerkingtreding van dit ruimtelijk uitvoeringsplan, moet de zone voor buffer aangelegd en beplant zijn. Daarnaast zijn installaties voor het opwekken van hernieuwbare energie toegelaten. Artikel C7.3.7 Ontsluiting
Symbolische aanduiding Dit gebied dient ontsloten te worden naar de Woluwelaan.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 169
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘bedrijvigheid’. Artikel C7.4 Gebied voor gemengde activiteiten VI
Artikel C7.4.1 Het gebied is bestemd voor de verweving van bedrijven, kantoren en diensten, openbare en private nuts- en gemeenschapsvoorzieningen, horeca en toeristische logies, openbare groene en verharde ruimten, socio-culturele inrichtingen en recreatieve voorzieningen. De volgende hoofdactiviteiten zijn niet toegelaten: - afvalverwerking - logistiek (op- en overslag, voorraadbeheer, fysieke distributie en groupage), groothandel en bedrijven die omwille van de schaal en het ruimtelijk impact niet verenigbaar zijn met de omgeving.
Artikel C7.4.2 Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze wat schaal en ruimtelijke impact betreft verenigbaar zijn met de omgeving. Daarbij wordt ten minste aandacht besteed aan: - de relatie met de in de omgeving aanwezige functies; - de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers, bewoners of bezoekers; - de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid; - de relatie met de in de omgeving vastgelegde bestemmingen; - de inpassing in de omgeving. - Het groen inpassen van de loop van de Woluwe en de ontlastingsbeek met inbegrip van het opnieuw openleggen van de Woluwerivier - De ontsluiting van het gebied via de Henneaulaan is niet van toepassing voor het gedeelte van de bufferzone - Het aaneensluiten van de bebouwing langs de Fabriekstraat Elke aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning zal worden beoordeeld aan de hand van volgende criteria: -
zorgvuldig ruimtegebruik; een kwaliteitsvolle aanleg van het plangebied; de afwerking van de gebouwen; het groeperen en organiseren van parkeermogelijkheden
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 170
Artikel C7.4.3 Bij een vergunningsaanvraag voor een project van minstens 1000 m² bruto vloeroppervlakte wordt een inrichtingsstudie gevoegd. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied. De inrichtingsstudie zal tenminste aantonen hoe de functies worden verweven, hoe langsheen de Fabrieksstraat de overgang naar het woongebied wordt vormgegeven, hoe het parkeren niet wordt afgewenteld op het openbaar domein, op welke wijze wordt ingespeeld op de bereikbaarheid met het openbaar vervoer, hoe de ontsluiting zal verlopen en hoe de waterhuishouding wordt geregeld. De inrichtingsstudie geeft ook aan hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied en/of tot de mogelijke ontwikkeling van de rest van het gebied. De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als zodanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van de aanvragen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie of een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten.
Artikel C7.4.4 In het gebied zijn eveneens toegelaten, voor zover de hoofdbestemming niet in het gedrang komt, voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de watertoets, alle handelingen in functie van het bereiken van de randvoorwaarden die nodig zijn voor het behoud van de watersystemen en het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden toegelaten.
Artikel C7.4.5 Voor zover er geen algemene adviesverplichting is, zijn handelingen die aan een van de onderstaande voorwaarden voldoen slechts toegelaten nadat de gewestelijke dienst die bevoegd is voor de veiligheidsrapportering advies heeft verstrekt volgens de bepalingen van deVlaamse Codex ruimtelijke ordening over adviesvragen: Het gaat over handelingen in het gebied voor een woongelegenheid, of voor een ziekenhuis of een school of een verzorgingsinstelling of voor een door publiek bezochte plaats of gebouw. - Het gaat over handelingen voor een inrichting die valt onder de toepassing van het samenwerkingsakkoord tussen de federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest betreffende de beheersing van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Deze bepaling vervalt vanaf de inwerkingtreding van wetgeving waarin de adviesverplichting van de gewestelijke dienst die bevoegd is voor de veiligheidsrapportering voor stedenbouwkundige vergunningen wordt gereglementeerd. -
Artikel C7.4.6 De bestaande activiteiten of functies die niet inbegrepen zijn in artikel C7.4.1 en die aanwezig zijn in dit gebied op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan kunnen blijven bestaan tot de stopzetting. Alle handelingen die
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 171
nodig zijn om een bestaande activiteit of functie te bestendigen zijn toegelaten. De uitbreiding van de bestaande activiteiten of functies is beperkt tot de percelen in eigendom of gebruik voor de bestaande activiteit in dit gebied op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.
Artikel C7.4.7 Buffer
Aanduiding in overdruk Het gebied behoort tot de bestemmingscategorie van de grondkleur. Naar de aangrenzende zones wordt in een buffer voorzien. In de bufferzone zijn alle handelingen met inbegrip van gebouwen en constructies toegelaten die nuttig of nodig zijn voor de realisatie van de bestemming, voor zover aan de voorwaarden van visuele afscherming, geluidsafscherming, inpassing in de omgeving en afstand is voldaan. De ontsluiting van het gebied via de Henneaulaan is niet van toepassing voor het gedeelte van de bufferzone Artikel C7.4.8 Ontsluiting
Symbolische aanduiding Dit gebied dient ontsloten te worden naar de Hector Henneaulaan.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 172
Artikel C8.1 Gebied voor spoorinfrastructuur Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie Lijninfrastructuur, verkeers- en vervoersinfrastructuur Dit gebied is bestemd voor spoorinfrastructuur en aanhorigheden. In dit gebied zijn alle handelingen toegelaten voor de aanleg, het functioneren of aanpassing van die voor verkeers- en vervoersinfrastructuur/ wegen- /spoor/waterweginfrastructuur (te specifiëren)en aanhorigheden. Daarnaast zijn alle handelingen met het oog op de ruimtelijke inpassing, buffers, ecologische verbindingen, kruisende infrastructuren, leidingen, telecommunicatie infrastructuur, lokaal openbaar vervoer, lokale dienstwegen, jaagpaden, recreatienetwerk en paden voor niet-gemotoriseerd verkeer toegelaten. Gronden die niet voor de inrichting of het functioneren van de verkeers- en vervoersinfrastructuur gebruikt worden, worden op een kwaliteitsvolle manier geïntegreerd in de omgeving. Voor zover ze door hun beperkte impact de realisatie van de algemene bestemming niet in het gedrang brengen, is het aanbrengen van infrastructuur ten behoeve van de veiligheid van het luchtverkeer of de luchthaven toegelaten.
Artikel C8.2. Parkgebied Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘overig groen’.
Artikel C8.2.1 Het gebied is bestemd voor de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van een park of parken. Dit gebied heeft ook een sociale functie. Binnen dit gebied zijn natuurbehoud, bosbouw, landschapszorg en recreatie nevengeschikte functies. Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor deze functies zijn toegelaten. Artikel C8.2.2 Voor zover ze door hun beperkte impact de realisatie van de algemene bestemming niet in het gedrang brengen, zijn volgende handelingen eveneens toegelaten:
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 173
-
bebouwing in functie van jeugdwerking en sport..
Voor zover ze door hun beperkte impact de realisatie van de algemene bestemming niet in het gedrang brengen, is het aanbrengen van infrastructuur ten behoeve van de veiligheid van het luchtverkeer of de luchthaven toegelaten.
Artikel C8.2.3 In bestaande vergunde of vergund geachte gebouwen kunnen behalve de activiteiten voor de realisatie van de in de overige artikels vermelde functies, ook de volgende activiteiten toegelaten worden: -
wonen;
-
nuts- en gemeenschapsvoorzieningen;
-
socio-culturele voorzieningen;
-
toeristisch-recreatieve voorzieningen;
-
horeca en toeristische logies;
-
kantoor- of dienstenfunctie;
Ten behoeve van deze functies is het toegelaten: -
Bestaande hoofdzakelijk vergunde gebouwen te verbouwen, uit te breiden of te herbouwen. Indien de gebouwen niet aangesloten zijn op een riolering, wordt de vergunningsaanvraag afhankelijk gemaakt van de aanleg van een installatie voor het behandelen van afvalwater.
-
Het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur die nodig of nuttig is voor het goed functioneren van de toegelaten activiteiten.
Er moet rekening gehouden worden met de schaal en de ruimtelijke impact van deze activiteiten. Daarbij wordt, onverminderd de bepalingen van artikel C8.2.1, ten minste aandacht besteed aan: -
de relatie met de in de omgeving aanwezige functies;
-
de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers of bezoekers;
-
de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid;
-
de relatie met de in de omgeving van het gebied vastgelegde bestemmingen.
Artikel C8.2.4 In voorkomend geval is landbouw is een nevengeschikte functie. Handelingen die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van de bestaande landbouwbedrijven zijn toegelaten. Een landbouwbedrijfszetel mag enkel de noodzakelijke bedrijfsgebouwen en de woning van de exploitanten bevatten, evenals verblijfsgelegenheid, verwerkende en dienstverlenende activiteiten voor zover deze een integrerend deel van een leefbaar bedrijf uitmaken. Nieuwe landbouwbedrijfszetels, gebouwen voor niet aan de grond gebonden agrarische bedrijven, glastuinbouw, toeleverende, verwerkende en dienstverlenende activiteiten en
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 174
landbouwverwante activiteiten zijn niet toegelaten.
Artikel C8.2.5 Indien een gemeente of provincie voor delen van dit gebied een gemeentelijk of provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan opmaakt met voorschriften voor functies en activiteiten vermeld in artikels C8.2.2 C8.2.3 en C8.2.4, krijgen de voorschriften van dat plan na goedkeuring ervan voorrang op de voorschriften opgenomen onder de artikels C8.2.2, C8.2.3 en C8.2.4. Deze nieuwe voorschriften kunnen ook nieuwe constructies toelaten voorzover ze door hun beperkte impact de realisatie van de algemene bestemming niet in het gedrang brengen.
Artikel C8.2.6 Handelingen die nodig of nuttig zijn voor: -
het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien,
-
het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie,
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden,
-
het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen
zijn toegelaten. De in artikel C8.2.1 tot C8.2.4 genoemde handelingen kunnen slechts toegelaten worden voor zover ze verenigbaar zijn met de waterbeheerfunctie van het gebied en het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien niet doen afnemen.
Artikel C8.3 Gemengd open ruimtegebied Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘overig groen’.
Artikel C8.3.1 Binnen dit gebied zijn natuurbehoud, bosbouw, landbouw, landschapszorg en recreatie nevengeschikte functies. Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor deze functies zijn toegelaten, met uitzondering van het oprichten van gebouwen behoudens de overige bepalingen van dit artikel.
Artikel C8.3.2 Voor zover de ruimtelijk-ecologische draagkracht van het gebied niet wordt overschreden zijn, in uitzondering op het onbebouwde karakter van het gebied, de volgende handelingen toegelaten:
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 175
-
het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur die gericht op de sociale, educatieve of recreatieve functie van het gebied, waaronder sanitaire gebouwen of schuilplaatsen van één bouwlaag met een oppervlakte van ten hoogste 100 m² met uitsluiting van elke verblijfsaccomodatie;
-
het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur die gericht is op het gebruik van het gebied voor landbouw of hobbylandbouw;
Voor zover ze door hun beperkte impact de realisatie van de algemene bestemming niet in het gedrang brengen, is het aanbrengen van infrastructuur ten behoeve van de veiligheid van het luchtverkeer of de luchthaven toegelaten.
Artikel C8.3.3 Indien een gemeente of provincie voor delen van dit gebied een gemeentelijk of provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan opmaakt met voorschriften voor functies en activiteiten vermeld in artikels C8.3.1. en C8.3.2. krijgen de voorschriften van dat plan na goedkeuring ervan voorrang op de voorschriften opgenomen onder de artikels C8.3.1. en C8.3.2. Artikel C8.3.4 Indien een woning niet aangesloten is op een riolering, wordt de vergunningsaanvraag afhankelijk gemaakt van de aanleg van een installatie voor het behandelen van afvalwater. Artikel C8.3.5 Handelingen die nodig of nuttig zijn voor: -
het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien,
-
het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie,
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden,
-
het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen
zijn toegelaten. De in artikel C8.3.1 tot C8.3.3 genoemde handelingen kunnen slechts toegelaten worden voor zover ze verenigbaar zijn met de waterbeheerfunctie van het gebied en het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien niet doen afnemen.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 176
Artikel C8.3.6
Aanduiding in overdruk Het gebied behoort tot de bestemmingscategorie van de grondkleur. Het in overdruk aangeduide gebied is een natuurverwevingsgebied waarbij de functie natuurbehoud nevengeschikt is aan de overige functies in het gebied.
Artikel C8.4 Bouwvrij agrarisch gebied Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘landbouw’
Artikel C8.4.1 Het gebied is bestemd voor de beroepslandbouw.
Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van landbouwbedrijven zijn toegelaten. Het oprichten van gebouwen en gelijkaardige constructies is niet toegelaten.
Artikel C8.4.2 Voor zover ze door hun beperkte impact de realisatie van de algemene bestemming niet in het gedrang brengen, is het aanbrengen van infrastructuur ten behoeve van de veiligheid van het luchtverkeer of de luchthaven toegelaten.
Artikel C8.4.3 Voor zover ze door hun beperkte impact de realisatie van de algemene bestemming niet in het gedrang brengen, zijn de volgende handelingen toegelaten : handelingen die nodig of nuttig zijn voor: -
het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien,
-
het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie,
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden,
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 177
-
het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘landbouw’. Artikel C8.5 Agrarisch gebied
Artikel C8.5.1 Het gebied is bestemd voor de beroepslandbouw. Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van landbouwbedrijven zijn toegelaten. Een landbouwbedrijfszetel mag alleen de noodzakelijke bedrijfsgebouwen en de woning van de exploitanten bevatten, alsook verblijfsgelegenheid, verwerkende en dienstverlenende activiteiten voor zover die een integrerend deel van het bedrijf uitmaken.
Artikel C8.5.2 In het gebied zijn ook aan de landbouw verwante bedrijven toegelaten voor zover hun aanwezigheid in het agrarisch gebied nuttig of nodig is voor het goed functioneren van de landbouwbedrijven in de omgeving. Die bedrijven moeten een directe en uitsluitende relatie hebben met de aanwezige landbouwbedrijven door afname of toelevering van diensten of producten. Primaire bewerking of opslag van producten kan worden toegelaten. Verwerking van producten is uitgesloten, met uitzondering van mestbehandeling en mestvergisting. Er moet rekening gehouden worden met de schaal en het ruimtelijke impact van deze bedrijven. Daarbij wordt ten minste aandacht besteed aan: -
de relatie met de in de omgeving aanwezige functies;
-
de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers of bezoekers;
-
de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid;
-
de relatie met de in de omgeving van het gebied vastgelegde bestemmingen.
Artikel C8.5.3 Indien een woning niet aangesloten is op een riolering, wordt de vergunningsaanvraag afhankelijk gemaakt van de aanleg van een installatie voor het behandelen van afvalwater. Artikel C8.5.4 Indien een gemeente of provincie voor delen van dit gebied een gemeentelijk of provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan opmaakt met voorschriften voor bestaande woningen, bedrijven,
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 178
gebouwen en constructies waarvan de functie geen verband houdt met de algemene bestemming van het gebied krijgen de voorschriften van dat plan na goedkeuring ervan voorrang op de voorschriften opgenomen onder de artikels C8.5.1 tot C8.5.3. In de delen van dit gebied waarvoor op het ogenblik van de totstandkoming van dit plan een gemeentelijk of provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan van kracht is met voorschriften voor bestaande woningen, bedrijven, gebouwen of constructies waarvan de functie geen verband houdt met de algemene bestemming van het gebied, blijven de bepalingen van dat gemeentelijk of provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan gelden en hebben ze voorrang op de voorschriften opgenomen onder de artikels C8.5.1 tot C8.5.3.
Artikel C8.5.5 Voor zover ze door hun beperkte impact de realisatie van de algemene bestemming niet in het gedrang brengen, is het aanbrengen van infrastructuur ten behoeve van de veiligheid van het luchtverkeer of de luchthaven toegelaten.
Artikel C8.5.6 Windturbines zijn niet toegelaten. Voor zover ze door hun beperkte impact de realisatie van de algemene bestemming niet in het gedrang brengen, zijn installaties voor de productie van (hernieuwbare) energie of energierecuperatie toegelaten. De mogelijke effecten van de inplanting ten aanzien van efficiënt bodemgebruik, eventuele verstoring van de uitbating(smogelijkheden) en landschappelijke kwaliteiten dienen in een lokalisatienota te worden beschreven en geëvalueerd.
Artikel C8.5.7 Voor zover ze door hun beperkte impact de realisatie van de algemene bestemming niet in het gedrang brengen, zijn de volgende handelingen toegelaten : handelingen die nodig of nuttig zijn voor:
-
het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien,
-
het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie,
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden,
-
het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 179
Artikel C8.6 Gemengd regionaal bedrijventerrein Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘bedrijvigheid’.
Artikel C8.6.1 Het bedrijventerrein is bestemd voor bedrijven met de volgende hoofdactiviteiten: -
productie, opslag, bewerking en verwerking van goederen;
-
productie van energie , met uitzondering van windturbines;
-
onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten.
-
op- en overslag, voorraadbeheer, groepage, fysieke distributie en groothandel;
De volgende hoofdactiviteiten zijn niet toegelaten: -
kleinhandel;
-
agrarische productie;
-
autonome kantoren;
-
afvalverwerking met inbegrip van recyclage;
-
verwerking en bewerking van mest of slib;
-
verwerking en bewerking van grondstoffen met inbegrip van delfstoffen.
Artikel C8.6.2 Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze rekening houden met zuinig ruimtegebruik. Daarbij wordt minstens aandacht besteed aan: -
het optimaal gebruiken van de percelen, echter rekening houdend met de verplichtingen inzake veiligheid;
-
de mogelijkheid om bepaalde diensten onder te brengen in gemeenschappelijke gebouwen op het bedrijventerrein;
-
het groeperen en organiseren op het bedrijventerrein van parkeermogelijkheden voor de gebruikers en bezoekers
Gemeenschappelijke en complementaire voorzieningen, inherent aan het functioneren van het regionaal bedrijventerrein, zijn toegelaten.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 180
Kantoren en toonzalen met beperkte vloeroppervlakte, ondergeschikt en gekoppeld aan de productieactiviteit van individuele bedrijven, zijn toegelaten voor zover die activiteiten geen loketfunctie hebben en geen autonome activiteiten uitmaken. De toonzalen mogen maximaal 10% van de gelijkvloerse bebouwde oppervlakte innemen, ongeacht op welk niveau de toonzalen worden ingericht, en de toonzaaloppervlakte mag maximaal 500 m² zijn. Inrichtingen voor de huisvesting van bewakingspersoneel van maximaal 200 m² vloeroppervlakte, geïntegreerd in het bedrijfsgebouw, zijn toegelaten. Indien het noodzakelijk is voor de veiligheid van het bewakingspersoneel is de niet-integratie toegelaten. Voor zover ze door hun beperkte impact de realisatie van de algemene bestemming niet in het gedrang brengen, is het aanbrengen van infrastructuur ten behoeve van de veiligheid van het luchtverkeer of de luchthaven toegelaten. Artikel C8.6.3 Bij een vergunningsaanvraag voor een project van minstens 1000 m² bruto vloeroppervlakte wordt een inrichtingsstudie gevoegd. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied. De inrichtingsstudie zal tenminste aantonen hoe de functies worden verweven, hoe het parkeren niet wordt afgewenteld op het openbaar domein, op welke wijze wordt ingespeeld op de bereikbaarheid met het openbaar vervoer, hoe de ontsluiting zal verlopen en hoe de waterhuishouding wordt geregeld. De inrichtingsstudie geeft ook aan hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied en/of tot de mogelijke ontwikkeling van de rest van het gebied. De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als zodanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van de aanvragen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie of een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten.
Artikel C8.6.4 Inrichtingen die vallen onder de toepassing van het samenwerkingsakkoord tussen de federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest betreffende de beheersing van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken zijn niet toegelaten.
Artikel C8.6.5 De bestaande activiteiten of functies die niet inbegrepen zijn in artikel C8.6.1 en die aanwezig zijn in dit gebied op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan kunnen blijven bestaan tot de stopzetting. Alle handelingen die nodig zijn om een bestaande activiteit of functie te bestendigen zijn toegelaten. De uitbreiding van de bestaande activiteiten of functies is beperkt tot de percelen in eigendom of gebruik voor de bestaande activiteit in dit gebied op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 181
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘gemeenschapsvoorzieningen – nutsvoorzieningen’. Artikel C8.7 Gebied voor gemeenschaps- en openbare nutsvoorzieningen
Artikel C8.7.1 Het gebied is bestemd voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen. Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor het aanbieden van gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen zijn toegelaten
Artikel C8.7.2 De aanleg van niet-bebouwde en niet-verharde ruimtes moet zodanig gebeuren dat het geheel een parkkarakter verkrijgt. Afsluitingen worden verwerkt in groenelementen. Waardevolle boselementen worden maximaal gevrijwaard. Voor zover ze door hun beperkte impact de realisatie van de algemene bestemming niet in het gedrang brengen, is het aanbrengen van infrastructuur ten behoeve van de veiligheid van het luchtverkeer of de luchthaven toegelaten.
Artikel C8.7.3 Bij de aanleg van het terrein wordt het waterbergend vermogen van het gebied zoveel mogelijk behouden en het overstromingsrisico beperkt. In het gebied zijn eveneens toegelaten, voor zover de hoofdbestemming niet in het gedrang komt, voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de watertoets, alle handelingen in functie van het bereiken van de randvoorwaarden die nodig zijn voor het behoud van de watersystemen en het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden toegelaten.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 182
Artikel C8.8. Specifiek regionaal bedrijventerrein voor kleinhandel Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘bedrijvigheid’.
Artikel C8.8.1 Het bedrijventerrein is bestemd voor bedrijven met als hoofdactiviteit grootschalige kleinhandel. Het betreft individuele grootschalige winkels, concentraties van grootschalige winkels. Daarnaast zijn de volgende hoofdactiviteiten toegelaten: -
groothandel;
-
overdekte recreatieve bedrijven;
-
horeca en toeristische logies.
Installaties voor het opwekken van hernieuwbare energie of energierecuperatie. zijn toegelaten. De volgende hoofdactiviteiten zijn niet toegelaten: -
autonome kantoren;
Artikel C8.8.2 Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze rekening houden met zuinig ruimtegebruik. Daarbij wordt minstens aandacht besteed aan: -
het optimaal gebruiken van de percelen, echter rekening houdend met de verplichtingen inzake veiligheid;
-
de mogelijkheid om bepaalde diensten onder te brengen in gemeenschappelijke gebouwen op het bedrijventerrein;
-
het groeperen en organiseren op het bedrijventerrein van parkeermogelijkheden voor de gebruikers en bezoekers
Gemeenschappelijke en complementaire voorzieningen, inherent aan het functioneren van het regionaal bedrijventerrein, zijn toegelaten. Inrichtingen voor de huisvesting van bewakingspersoneel van maximaal 200 m² vloeroppervlakte, geïntegreerd in het bedrijfsgebouw, zijn toegelaten. Indien het noodzakelijk is voor de veiligheid van het bewakingspersoneel is de niet-integratie toegelaten.
Artikel C8.8.3 Bij een vergunningsaanvraag voor een project van minstens 1000 m² bruto vloeroppervlakte wordt een inrichtingsstudie gevoegd. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 183
en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied. De inrichtingsstudie zal tenminste aantonen hoe het parkeren niet wordt afgewenteld op het openbaar domein, op welke wijze wordt ingespeeld op de bereikbaarheid met het openbaar vervoer, hoe de ontsluiting zal verlopen en hoe de waterhuishouding wordt geregeld. De inrichtingsstudie geeft ook aan hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied en/of tot de mogelijke ontwikkeling van de rest van het gebied. De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als zodanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van de aanvragen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie of een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten. Artikel C8.8.4 Inrichtingen die vallen onder de toepassing van het samenwerkingsakkoord tussen de federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest betreffende de beheersing van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken zijn niet toegelaten
Artikel C8.9 Specifiek regionaal bedrijventerrein voor kantoren Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘bedrijvigheid’.
Artikel C8.9.1 Het bedrijventerrein is bestemd voor kantoren, dat zijn bedrijven met als hoofdactiviteit privé- en overheidsdienstverlening met een hoofdzakelijk administratief karakter en een hoge personeelsintensiteit. Daarnaast zijn volgende hoofdactiviteiten toegelaten: -
kantoorachtigen, dat zijn bedrijven in gebouwen met de uiterlijke vorm van een kantoor en een hoge personeelsintensiteit;
-
kleinschalige complementaire voorzieningen die in hun dienstverlening gericht zijn op de hoge personeelsintensiteit van de op het bedrijventerrein gevestigde bedrijven
-
installaties voor het opwekken van hernieuwbare energie of energierecuperatie.
De volgende hoofdactiviteiten zijn niet toegelaten: -
kleinhandel;
-
op- en overslag, voorraadbeheer?, groepage, fysieke distributie en groothandel;
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 184
Artikel C8.9.2 Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze rekening houden met zuinig ruimtegebruik. Daarbij wordt minstens aandacht besteed aan: -
het optimaal gebruiken van de percelen, echter rekening houdend met de verplichtingen inzake veiligheid;
-
de mogelijkheid om bepaalde diensten onder te brengen in gemeenschappelijke gebouwen op het bedrijventerrein;
-
het groeperen en organiseren op het bedrijventerrein van parkeermogelijkheden voor de gebruikers en bezoekers
Inrichtingen voor de huisvesting van bewakingspersoneel van maximaal 200 m² vloeroppervlakte, geïntegreerd in het bedrijfsgebouw, zijn toegelaten. Indien het noodzakelijk is voor de veiligheid van het bewakingspersoneel is de niet-integratie toegelaten. Artikel C8.9.3 Bij een vergunningsaanvraag voor een project van minstens 1000 m² bruto vloeroppervlakte wordt een inrichtingsstudie gevoegd. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied. De inrichtingsstudie zal tenminste aantonen hoe het parkeren niet wordt afgewenteld op het openbaar domein, op welke wijze wordt ingespeeld op de bereikbaarheid met het openbaar vervoer, hoe de ontsluiting zal verlopen en hoe de waterhuishouding wordt geregeld. De inrichtingsstudie geeft ook aan hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied en/of tot de mogelijke ontwikkeling van de rest van het gebied. De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als zodanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van de aanvragen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie of een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten.
Artikel C8.9.4 De bestaande activiteiten of functies die niet inbegrepen zijn in artikel C.8.9.1 en die aanwezig zijn in dit gebied op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan kunnen blijven bestaan tot de stopzetting. Alle handelingen die nodig zijn om een bestaande activiteit of functie te bestendigen zijn toegelaten. De uitbreiding van de bestaande hoofdzakelijk vergunde activiteiten of functies is mogelijk binnen dit gebied.
Artikel C8.9.5 Inrichtingen die vallen onder de toepassing van het samenwerkingsakkoord tussen de federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest betreffende de beheersing van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken zijn niet toegelaten.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 185
Symbolische aanduiding Artikel C8.10 ontsluiting De ontsluiting van de kantorenzone gebeurt rechtstreeks op de N227 (Mechelsesteenweg) ter hoogte van het bestaand kruispunt tussen N227 en Oude Baan.
(overdruk) Het gebied behoort tot de bestemmingscategorie van de grondkleur Artikel C8.11 Opgeheven verkaveling De in overdruk aangeduide verkaveling wordt opgeheven.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘ontginning en waterwinning’ in het bijzonder tot de subcategorie ‘gebied voor de winning van oppervlaktedelfstoffen’ Artikel C8.12 ontginningsgebied met nabestemming bouwvrij agrarisch gebied
Artikel C8.12.1 Bestemming Het gebied is bestemd voor de ontginning van oppervlaktedelfstoffen. Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor het winnen en mechanisch behandelen van klei zijn toegelaten voor zover het tijdelijke infrastructuur betreft, wat moet blijken uit de fasering van de ontginning en de eindafwerking met het oog op de realisatie van de nabestemming. Verwerking is uitgesloten. Als het noodzakelijk is voor de ontginning van klei en/of de kwalitatieve inrichting met het oog op de nabestemming van het gebied, is het herstellen, heraanleggen of verplaatsen van bestaande ondergrondse transportleidingen eveneens toegelaten. Bij het ontginnen moet de ruimtelijke, landschapsecologische en milieuhygiënische impact van de ontginning op het gebied en de omgeving geminimaliseerd worden. Ontginning van een delfstof is slechts toegelaten na het voorleggen van een inrichtingsstudie bij de vergunningsaanvraag. De inrichtingsstudie is een informatief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 186
document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied. De inrichtingsstudie zal tenminste het volgende aantonen: de diepte van de ontginning, de fasering van de ontginning, de geluidsbuffer per ontginningsfase en de opvulling met het oog op de realisatie van de nabestemming. Artikel C8.12.2 Nabestemming bouwvrij agrarisch gebied
Overdruk - symbolisch Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur.
Artikel C8.12.2.1 Het gebied is bestemd voor de beroepslandbouw. Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van landbouwbedrijven zijn toegelaten. Het oprichten van gebouwen en gelijkaardige constructies is niet toegelaten.
Artikel C8.12.2.2 Voor zover ze door hun beperkte impact de realisatie van de algemene bestemming niet in het gedrang brengen, is het aanbrengen van infrastructuur ten behoeve van de veiligheid van het luchtverkeer of de luchthaven toegelaten.
Artikel C8.12.2.3 Handelingen die nodig of nuttig zijn voor: -
het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien,
-
het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie,
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden,
-
het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen
zijn toegelaten. De in artikel C8.4.1 tot C8.4.2 genoemde handelingen kunnen slechts toegelaten worden voor zover ze verenigbaar zijn met de waterbeheerfunctie van het gebied en het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien niet doen afnemen.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 187
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘wonen’. Artikel C9.1 Woongebied
Artikel C9.1.1 Het gebied is bestemd voor wonen en aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen. Onder aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen worden verstaan: handel, horeca en toeristische logies, bedrijven, kantoren en diensten, openbare en private nuts- en gemeenschapsvoorzieningen, openbare groene ruimten en openbare verharde ruimten, socio-culturele voorzieningen en recreatieve voorzieningen. Artikel C9.1.2 Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze wat schaal en ruimtelijke impact betreft verenigbaar zijn met de omgeving. Daarbij wordt ten minste aandacht besteed aan: − − − − − −
de relatie met de in de omgeving aanwezige functies; de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers, bewoners of bezoekers; de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid; de relatie met de in de omgeving van het woongebied vastgelegde bestemmingen; de bestaande of gewenste woondichtheid. de inpassing in de omgeving.
Artikel C9.1.3 In het gebied zijn eveneens toegelaten, voor zover de hoofdbestemming niet in het gedrang komt, voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de watertoets, alle handelingen in functie van het bereiken van de randvoorwaarden die nodig zijn voor het behoud van de watersystemen en het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden toegelaten. Bij de realisatie van het gebied moet ten minste gezorgd worden voor de nodige ruimte voor vertraagde afvoer van hemelwater en komberging.
Artikel C9.1.4 Bij vergunningsaanvragen voor een project dat bepalend is voor de globale ontwikkeling van het gebied of vanaf 1ha en/of 25 woongelegenheden, wordt een inrichtingsstudie gevoegd.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 188
De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied. De inrichtingsstudie geeft ook aan hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied en/of tot de mogelijke ontwikkeling van de rest van het gebied. De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als zodanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van de aanvragen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie of een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten.
Artikel C9.1.5 In dit gebied is het aantal bouwlagen beperkt tot 3. Wanneer er een hellend dak met een helling tussen 30 en 60 graden op het gebouw wordt voorzien, mag in dit volume nog een vierde bouwlaag worden voorzien, waarvan de nuttig te gebruiken hoogte niet hoger is dan 4,50 meter. Wanneer geen hellend dak wordt voorzien kan binnen het volume van het denkbeeldig hellend dak een derde bouwlaag worden gerealiseerd waarvan de nuttig te gebruiken hoogte niet hoger is dan 4,50 meter. Bij de beoordeling van vergunningsaanvragen kan kan op basis van het aantal bouwlagen in de omgeving en de bouwhoogte in de omgeving worden geoordeelddat er meer of minder bouwlagen toegelaten kunnen worden Een bouwlaag is een nuttig te gebruiken bovengrondse verdieping. De hoogte van een bouwlaag wordt gemeten tussen vloer en plafond van elke verdieping. Een bovengrondse verdieping is een verdieping waarvan de vloer zich maximaal 1,50 meter onder het maaiveld bevindt, gemeten vanaf het laagste peil van het maaiveldniveau grenzend aan het gebouw. Bouwlagen die hoger zijn dan 4,50m worden gerekend als meerdere bouwlagen, te rekenen als veelvoud van 2,25 meter. Het toegelaten aantal bouwlagen kan door de gemeente of de provincie worden gewijzigd in een ruimtelijk uitvoeringsplan tot maximum 4 bouwlagen..
Artikel C9.1.6 In dit gebied kan een vergunning voor: 1° verkavelingen van ten minste tien loten bestemd voor woningbouw, of met een grondoppervlakte groter dan een halve hectare, ongeacht het aantal loten; 2° groepswoningbouwprojecten waarbij ten minste tien woongelegenheden ontwikkeld worden; 3° de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen waarbij ten minste vijftig appartementen gecreëerd worden; 4° verkavelingen, groepswoningbouwprojecten en projecten voor de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen die niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in 1°, 2° of 3°, en waarvoor een verkavelingsvergunning of een stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd door een verkavelaar of een bouwheer wiens project aansluit op andere, door dezelfde verkavelaar of bouwheer te ontwikkelen gronden, die samen met de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, een oppervlakte van meer dan een halve hectare beslaan;
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 189
pas afgeleverd worden indien binnen het verkavelings- of bouwproject een sociaal woonaanbod verwezenlijkt wordt dat gelijk is aan: a) hetzij ten minste veertig en ten hoogste vijftig procent voor gronden die in eigendom zijn van Vlaamse besturen of Vlaamse semipublieke rechtspersonen; b) hetzij ten minste twintig en ten hoogste vijfentwintig procent voor gronden die in eigendom zijn van overige natuurlijke of rechtspersonen. Er kan een objectief worden vastgesteld dat lager ligt dan de minimale objectieven, vermeld in de eerste alinea, a) respectievelijk b), indien dat gemotiveerd wordt vanuit het bestaande en geplande sociaal woonaanbod, de sociale contextfactoren en de ruimtelijke karakteristieken van het nieuwe woongebied. Dergelijke afwijking heeft nooit voor gevolg dat een objectief wordt vastgesteld dat lager ligt dan de helft van de minimale objectieven, vermeld in de eerste alinea, a) respectievelijk b). Artikel C9.1.7 In dit gebied kan een vergunning voor: 1° verkavelingen van ten minste tien loten bestemd voor woningbouw, of met een grondoppervlakte groter dan een halve hectare, ongeacht het aantal loten; 2° groepswoningbouwprojecten waarbij ten minste tien woongelegenheden ontwikkeld worden; 3° de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen waarbij ten minste vijftig appartementen gecreëerd worden; 4° verkavelingen, groepswoningbouwprojecten en projecten voor de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen die niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in 1°, 2° of 3°, en waarvoor een verkavelingsvergunning of een stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd door een verkavelaar of een bouwheer wiens project aansluit op andere, door dezelfde verkavelaar of bouwheer te ontwikkelen gronden, die samen met de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, een oppervlakte van meer dan een halve hectare beslaan; pas afgeleverd worden indien binnen het verkavelings- of bouwproject een bescheiden woonaanbod wordt verwezenlijkt van 40%, verminderd met het aandeel bepaald in artikel 13.6.
Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen die een woongebied creëren met een oppervlakte van ten minste een halve hectare, ongeacht eventuele andere bestemmingswijzigingen, bepalen steeds een percentage bescheiden wonen dat gelijk is aan veertig proecent. Dat procentueel objectief kan ten hoogste worden verminderd tot tien procent, in zoverre dat wordt gemotiveerd vanuit het bestaande en geplande bescheiden en sociaal woonaanbod, de sociale contextfactoren en de ruimtelijke karakteristieken van het geordende woongebied. Het procentueel objectief kan enkel verder worden verlaagd tot nul procent vanaf de bekendmaking van een gemeentelijk bericht waaruit blijkt dat het bindend sociaal objectief verwezenlijkt is. Het bindend sociaal objectief is de gemeentelijke omschrijving van het sociaal woonaanbod dat binnen de tijdshorizon van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen ten minste moet worden verwezenlijkt. (Artikel 4.1.2 DBPB). De bekendmaking van het gemeentelijk bericht geschiedt op de wijze, vermeld in artikel 186 van het Gemeentedecreet van 15 juli 2005.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 190
Artikel C9.1.8 Op de percelen C215c, C210c, D8b, D7p, D7s, D7r, D7t, D8b, D8c, D8e, D8d, D6a, D6/02a, D9c4, D15a, D15b, D14a, D14b, D16, D17, D18, D19, D20, D21, D28a, D27a in dit gebied is een recht van voorkoop als bedoeld in artikel 2.4.1. van de Codex van toepassing. Voorkooprecht wordt gegeven aan de gemeente Zaventem. Dit voorkooprecht geldt voor een duur van 15 jaar.
Artikel C9.1.9 Tot een vergunning verleend is voor de realisatie van de bestemming zijn per perceel de handelingen, voorzieningen en inrichtingen toegelaten die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van de bestaande landbouwbedrijven en voor de bestaande bedrijven met aan de landbouw toeleverende, verwerkende en dienstverlenende activiteiten.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘overig groen’. Artikel C10.1 Parkgebied
Artikel C10.1.1 Het gebied is bestemd voor de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van een park of parken. Dit gebied heeft ook een sociale functie. Binnen dit gebied zijn natuurbehoud, bosbouw, landschapszorg en recreatie nevengeschikte functies. Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor deze functies zijn toegelaten. In het deel van de Koninklijke Moestuin zijn specifieke ontwikkelingen mogelijk in relatie tot het historisch erfgoed. Artikel C10.1.2 Voor zover ze door hun beperkte impact de realisatie van de algemene bestemming niet in het gedrang brengen, zijn volgende handelingen eveneens toegelaten: -
het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur gericht op het al dan niet toegankelijk maken van het gebied voor educatief of recreatief medegebruik, waaronder het aanleggen, inrichten of uitrusten van paden voor niet-gemotoriseerd verkeer;
-
het herstellen, heraanleggen of verplaatsen van bestaande openbare wegen en nutsleidingen.
Artikel C10.1.3 In bestaande vergunde of vergund geachte gebouwen kunnen behalve de activiteiten voor de realisatie van de in de overige artikels vermelde functies, ook de volgende activiteiten
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 191
toegelaten worden: -
wonen;
-
nuts- en gemeenschapsvoorzieningen;
-
socio-culturele voorzieningen;
-
toeristisch-recreatieve voorzieningen;
-
horeca en toeristische logies;
-
kantoor- of dienstenfunctie;
In het deel van de Koninklijke Moestuin zijn specifieke ontwikkelingen mogelijk in relatie tot het historisch erfgoed. Ten behoeve van deze functies is het toegelaten: -
Bestaande vergunde of vergund geachte gebouwen te verbouwen, uit te breiden of te herbouwen. Indien de gebouwen niet aangesloten zijn op een riolering, wordt de vergunningsaanvraag afhankelijk gemaakt van de aanleg van een installatie voor het behandelen van afvalwater.
-
Het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur die nodig of nuttig is voor het goed functioneren van de toegelaten activiteiten.
Er moet rekening gehouden worden met de schaal en de ruimtelijke impact van deze activiteiten. Daarbij wordt, onverminderd de bepalingen van artikel C10.1, ten minste aandacht besteed aan: -
de relatie met de in de omgeving aanwezige functies;
-
de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers of bezoekers;
-
de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid;
-
de relatie met de in de omgeving van het gebied vastgelegde bestemmingen.
Artikel C10.1.4 Handelingen die nodig of nuttig zijn voor: -
het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien,
-
het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie,
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden,
-
het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen
zijn toegelaten. De in artikel C10.1.1 tot C10.1.4 genoemde handelingen kunnen slechts toegelaten worden voor zover ze verenigbaar zijn met de waterbeheerfunctie van het gebied en het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien niet doen afnemen.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 192
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘overig groen’. Artikel C10.2 Gebied voor museumpark
Artikel C10.2.1 Het gebied is bestemd voor de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van de museumfunctie en een park of parken. Het gebied is tevens bestemd voor aan de museumfunctie verwante activiteiten en voorzieningen. Dit gebied heeft ook een sociale functie. Alle die nodig of nuttig zijn voor het aanbieden van de museumfunctie zijn toegelaten. Binnen dit gebied zijn natuurbehoud, bosbouw, landschapszorg en recreatie nevengeschikte functies. Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor deze functies zijn toegelaten. De handelingen zijn toegelaten voor zover de ruimtelijke samenhang in het gebied, de cultuurhistorische waarden, horticulturele waarden, landschapswaarden en natuurwaarden in het gebied bewaard blijven en de sociale functie niet geschaad wordt. Artikel C10.2.2 Handelingen die nodig of nuttig zijn voor: -
het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien,
-
het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie,
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden,
-
het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen
zijn toegelaten. De in artikel C10.2.1 tot C10.2.2 genoemde handelingen kunnen slechts toegelaten worden voor zover ze verenigbaar zijn met de waterbeheerfunctie van het gebied en het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien niet doen afnemen.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 193
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘gemeenschapsvoorzieningen – nutsvoorzieningen’. Artikel C10.3 Gebied voor gemeenschaps- en openbare nutsvoorzieningen Artikel C10.3.1 Het gebied is bestemd voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen. Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor het aanbieden van gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen zijn toegelaten.
Artikel C10.3.2 De gebouwen zijn meerlagig indien de activiteit dit toelaat. Bestaande gebouwen die hieraan niet voldoen kunnen behouden blijven. Parkeren wordt gegroepeerd. De aanleg van niet-bebouwde en niet-verharde ruimtes moet zodanig gebeuren dat het geheel een parkkarakter verkrijgt. Afsluitingen worden verwerkt in groenelementen. Waardevolle boselementen worden maximaal gevrijwaard. Maximum 5 bouwlagen worden toegelaten in het gebiedsdeel voor de Britse School (inclusief lokale school). De ontsluiting van het gebiedsdeel Britse School gebeurt naar de Oude Leuvensebaan. Artikel C10.3.3 Bij de aanleg van het terrein wordt het waterbergend vermogen van het gebied zoveel mogelijk behouden en het overstromingsrisico beperkt. In het gebied zijn eveneens toegelaten, voor zover de hoofdbestemming niet in het gedrang komt, voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de watertoets, alle handelingen in functie van het bereiken van de randvoorwaarden die nodig zijn voor het behoud van de watersystemen en het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden toegelaten.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 194
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘recreatie’. Artikel C10.4 Gebied voor golfterrein
Artikel C10.4.1 Het gebied is bestemd voor aanleg en exploitatie van golfterreinen. Gebruik van het gebied voor andere sporten en laagdynamisch recreatief medegebruik is toegelaten voor zover dat de exploitatie van het golfterrein niet in het gedrang brengt. Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de aanleg of exploitatie van golfterreinen en andere ermee verenigbare sporten zijn toegelaten, onverminderd de bepalingen over de zone in overdruk voor specifieke gebouwen en constructies. De volgende handelingen zijn eveneens toegelaten: -
het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur, gericht op het al dan niet toegankelijk maken van het gebied, natuureducatie of recreatief medegebruik, waaronder het aanleggen, inrichten of uitrusten van paden voor niet-gemotoriseerd verkeer;
-
de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van de natuur en het natuurlijk milieu en van de landschapswaarden;
-
het herstellen, heraanleggen of verplaatsen van bestaande openbare wegen en nutsleidingen. Bestaande openbare wegen en nutsleidingen kunnen verplaatst worden voor zover dat noodzakelijk is voor de kwaliteit van het leefmilieu, het herstel en de ontwikkeling van de natuur en het natuurlijke milieu, de openbare veiligheid of de volksgezondheid.
Bij de inrichting van het terrein worden landschapsherstellende maatregelen voorzien. De bestaande houtkanten, (knot)bomenrijen, grachten en beken worden maximaal behouden en waar wenselijk aangevuld met bijkomende lineaire, semi-transparante structuren. Bij de inrichting van het terrein dient rekening te worden gehouden met bestaande buurten voetwegen.
Artikel C10.4.2 Bij de aanleg van het terrein wordt het waterbergend vermogen van het gebied zoveel mogelijk behouden en het overstromingsrisico beperkt. In het gebied zijn eveneens toegelaten, voor zover de hoofdbestemming niet in het gedrang komt, voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de watertoets, alle handelingen in functie van het bereiken van de randvoorwaarden die nodig zijn voor het behoud van de watersystemen en het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden toegelaten.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 195
Artikel C10.4.3
aanduiding in overdruk Het in overdruk aangeduide gebied is een natuurverwevingsgebied waarbij de functies natuurbehoud en recreatie nevengeschikt zijn. In het als natuurverwevingsgebied in overdruk aangeduide gebied gelden de volgende bijkomende bepalingen: -
De voor functie recreatie vermelde handelingen zijn toegelaten voor zover de natuurwaarden van het gebied in stand gehouden worden.
-
Alle handelingen voor de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van de natuur, het natuurlijk milieu en de landschapswaarden zijn toegelaten.
-
Behoudens de mogelijkheden voor woningen, gebouwen of constructies bepaald in het stedenbouwkundig voorschrift in grondkleur is het oprichten van gebouwen of gelijkaardige constructies niet toegelaten.
Artikel C10.4.4
(aanduiding in overdruk) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie van de grondkleur.
bestemmingscategorie,
maar
volgt
de
Gebouwen, verhardingen en verharde parkeerplaatsen voor de exploitatie van het golfterrein, die een vloeroppervlakte hebben groter dan 25 m², zijn alleen toegelaten in de zones, aangeduid in overdruk. De ruimtelijke, landschapsecologische en milieuhygiënische impact van die gebouwen en constructies op de omgeving wordt geminimaliseerd.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 196
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘recreatie’. Artikel C10.5 Recreatiegebied voor paardensport
Het gebied is bestemd voor dagrecreatie in het kader van de paardensport. Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor het realiseren van de bestemming zijn toegelaten. De volgende handelingen zijn eveneens toegelaten: 1. handelingen gericht op de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van de natuur en het natuurlijk milieu en van de landschapswaarden; 2. het aanleggen, herstellen, heraanleggen of verplaatsen van bestaande openbare wegen en nutsleidingen. Bestaande openbare wegen en nutsleidingen kunnen verplaatst worden voor zover dat noodzakelijk is voor de kwaliteit van het leefmilieu, het herstel en de ontwikkeling van de natuur en het natuurlijke milieu, de openbare veiligheid of de volksgezondheid. Voor zover ze door hun beperkte impact de realisatie van de algemene bestemming niet in het gedrang brengen; zijn handelingen toegelaten die nodig of nuttig zijn voor het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘landbouw’. Artikel C10.6 Agrarisch gebied Artikel C10.6.1 Het gebied is bestemd voor de beroepslandbouw. Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van landbouwbedrijven zijn toegelaten. Een landbouwbedrijfszetel mag alleen de noodzakelijke bedrijfsgebouwen en de woning van de exploitanten bevatten, alsook verblijfsgelegenheid, verwerkende en dienstverlenende activiteiten voor zover die een integrerend deel van het bedrijf uitmaken. Artikel C10.6.2 In het gebied zijn ook aan de landbouw verwante bedrijven toegelaten voor zover hun aanwezigheid in het agrarisch gebied nuttig of nodig is voor het goed functioneren van de landbouwbedrijven in de omgeving. Die bedrijven moeten een directe en uitsluitende relatie hebben met de aanwezige landbouwbedrijven door afname of toelevering van diensten of
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 197
producten. Primaire bewerking of opslag van producten kan worden toegelaten. Verwerking van producten is uitgesloten, met uitzondering van mestbehandeling en mestvergisting. Er moet rekening gehouden worden met de schaal en het ruimtelijke impact van deze bedrijven. Daarbij wordt ten minste aandacht besteed aan: -
de relatie met de in de omgeving aanwezige functies;
-
de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers of bezoekers;
-
de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid;
-
de relatie met de in de omgeving van het gebied vastgelegde bestemmingen.
Artikel C10.6.3 Indien een woning niet aangesloten is op een riolering, wordt de vergunningsaanvraag afhankelijk gemaakt van de aanleg van een installatie voor het behandelen van afvalwater.
Artikel C10.6.4 Indien een gemeente of provincie voor delen van dit gebied een gemeentelijk of provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan opmaakt met voorschriften voor bestaande woningen, bedrijven, gebouwen en constructies waarvan de functie geen verband houdt met de algemene bestemming van het gebied krijgen de voorschriften van dat plan na goedkeuring ervan voorrang op de voorschriften opgenomen onder de artikels C10.6.1 tot C10.6.3. In de delen van dit gebied waarvoor op het ogenblik van de totstandkoming van dit plan een gemeentelijk of provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan van kracht is met voorschriften voor bestaande woningen, bedrijven, gebouwen of constructies waarvan de functie geen verband houdt met de algemene bestemming van het gebied, blijven de bepalingen van dat gemeentelijk of provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan gelden en hebben ze voorrang op de voorschriften opgenomen onder de artikels C10.6.1 tot C10.6.3.
Artikel C10.6.5 Windturbines zijn niet toegelaten. Voor zover ze door hun beperkte impact de realisatie van de algemene bestemming niet in het gedrang brengen, zijn installaties voor de productie van (hernieuwbare) energie of energierecuperatie toegelaten. De mogelijke effecten van de inplanting ten aanzien van efficiënt bodemgebruik, eventuele verstoring van de uitbating(smogelijkheden) en landschappelijke kwaliteiten dienen in een lokalisatienota te worden beschreven en geëvalueerd.
Artikel C10.6.6 Voor zover ze door hun beperkte impact de realisatie van de algemene bestemming niet in het gedrang brengen, zijn de volgende handelingen toegelaten : handelingen die nodig of nuttig zijn voor: -
het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien,
-
het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie,
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 198
van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden, -
het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen
Artikel C10.6.7
aanduiding in overdruk Het in overdruk aangeduide gebied is een natuurverwevingsgebied waarbij de functies natuurbehoud en landbouw nevengeschikt zijn. In het als natuurverwevingsgebied aangeduide gebied gelden ten aanzien van de artikels C10.6.1 tot C10.6.7 volgende bijkomende bepalingen: -
De vermelde handelingen zijn toegelaten voor zover de natuurwaarden van het gebied in stand gehouden worden.
-
Alle handelingen voor de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van de natuur, het natuurlijk milieu en de landschapswaarden zijn toegelaten.
-
Het oprichten van gebouwen en gelijkaardige constructies is niet toegelaten met uitzondering van het oprichten van schuilhokken voor dieren voor zover de omvang ervan in verhouding staat tot de begraasbare oppervlakte.
-
De aanleg van een bufferbekken langs de Perkstraat is toegelaten
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 199
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘recreatie’. Artikel C10.7 Gebied voor recreatie Artikel C10.7.1 Het gebied is bestemd voor dagrecreatie. Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor het realiseren van de bestemming, zijn toegelaten. In dit gebied zijn geen gebouwen en parkeerzones toegelaten. De volgende handelingen zijn eveneens toegelaten: -
de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van de natuur en het natuurlijk milieu en van de landschapswaarden;
-
het herstellen, heraanleggen of verplaatsen van bestaande openbare wegen en nutsleidingen. Bestaande openbare wegen en nutsleidingen kunnen verplaatst worden voor zover dat noodzakelijk is voor de kwaliteit van het leefmilieu, het herstel en de ontwikkeling van de natuur en het natuurlijke milieu, de openbare veiligheid of de volksgezondheid
-
het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur, gericht op de recreatieve functie van het gebied, waaronder sanitaire gebouwen of schuilplaatsen van één bouwlaag met een oppervlakte van ten hoogste 100 m².
Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze wat schaal en ruimtelijke impact betreft verenigbaar zijn met de omgeving. Daarbij wordt ten minste aandacht besteed aan: - De relatie met de in de omgeving aanwezige functies; -
De invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers, bewoners of bezoekers;
-
De invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid;
-
De relatie met de in de omgeving vastgelegde bestemmingen;
Artikel C10.7.2 In het gebied zijn eveneens toegelaten, voor zover de hoofdbestemming niet in het gedrang komt, voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de watertoets, alle handelingen in functie van het bereiken van de randvoorwaarden die nodig zijn voor het behoud van de watersystemen en het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden toegelaten.
Artikel C10.7.3 Indien een gemeente of provincie voor delen van dit gebied een gemeentelijk of provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan opmaakt met voorschriften voor functies en activiteiten vermeld in artikels C10.7.1. en C10.7.2. krijgen de voorschriften van dat plan na goedkeuring ervan voorrang op de voorschriften opgenomen onder de artikels C10.7.1. en C10.7.2.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00124_00001 afbakening “VSGB en aansluitende open ruimtegebieden”
Bijlage II Stedenbouwkundige Voorschriften 200
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘wonen’. Artikel C10.8 Woongebied
Artikel C10.8.1 Het gebied is bestemd voor wonen en aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen. Onder aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen worden verstaan: handel, horeca en toeristische logies, bedrijven, kantoren en diensten, openbare en private nuts- en gemeenschapsvoorzieningen, openbare groene ruimten en openbare verharde ruimten, socio-culturele voorzieningen en recreatieve voorzieningen. Artikel C10.8.2 Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze wat schaal en ruimtelijke impact betreft verenigbaar zijn met de omgeving. Daarbij wordt ten minste aandacht besteed aan: − − − − − −
de relatie met de in de omgeving aanwezige functies; de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers, bewoners of bezoekers; de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid; de relatie met de in de omgeving van het woongebied vastgelegde bestemmingen; de bestaande of gewenste woondichtheid. de inpassing in de omgeving.
Artikel C10.8.3 In het gebied zijn eveneens toegelaten, voor zover de hoofdbestemming niet in het gedrang komt, voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de watertoets, alle handelingen in functie van het bereiken van de randvoorwaarden die nodig zijn voor het behoud van de watersystemen en het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden toegelaten. Bij de realisatie van het gebied moet ten minste gezorgd worden voor de nodige ruimte voor vertraagde afvoer van hemelwater en komberging.
Artikel C10.8.4 In dit gebied is het aantal bouwlagen beperkt tot 3. Wanneer er een hellend dak met een helling tussen 30 en 60 graden op het gebouw wordt voorzien, mag in dit volume nog een vierde bouwlaag worden voorzien, waarvan de nuttig te gebruiken hoogte niet hoger is dan 4,50 meter. In de zone tussen Vlonderse Hoek, Markt en Leuvensesteenweg is het aantal bouwlagen beperkt tot 4. Wanneer in de zone tussen Vlonderse Hoek en Leuvensesteenweg een hellend dak met een helling tussen 30 en 60 graden op het gebouw wordt voorzien, mag in dit volume nog een vijfde bouwlaag worden voorzien,
waarvan de nuttig te gebruiken hoogte niet hoger is dan 4,50 meter. Wanneer geen hellend dak wordt voorzien kan binnen het volume van het denkbeeldig hellend dak een derde bouwlaag worden gerealiseerd waarvan de nuttig te gebruiken hoogte niet hoger is dan 4,50 meter. Bij de beoordeling van vergunningsaanvragen kan kan op basis van het aantal bouwlagen in de omgeving en de bouwhoogte in de omgeving worden geoordeelddat er meer of minder bouwlagen toegelaten kunnen worden Een bouwlaag is een nuttig te gebruiken bovengrondse verdieping. De hoogte van een bouwlaag wordt gemeten tussen vloer en plafond van elke verdieping. Een bovengrondse verdieping is een verdieping waarvan de vloer zich maximaal 1,50 meter onder het maaiveld bevindt, gemeten vanaf het laagste peil van het maaiveldniveau grenzend aan het gebouw. Bouwlagen die hoger zijn dan 4,50m worden gerekend als meerdere bouwlagen, te rekenen als veelvoud van 2,25 meter. Het toegelaten aantal bouwlagen kan door de gemeente of de provincie worden gewijzigd in een ruimtelijk uitvoeringsplan tot maximum 4 bouwlagen.. Artikel C10.8.5 Bij vergunningsaanvragen voor een project dat bepalend is voor de globale ontwikkeling van het gebied of vanaf 1ha en/of 25 woongelegenheden, wordt een inrichtingsstudie gevoegd. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied. De inrichtingsstudie geeft ook aan hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied en/of tot de mogelijke ontwikkeling van de rest van het gebied. De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als zodanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van de aanvragen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie of een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten.
Artikel C10.8.6 In dit gebied kan een vergunning voor: 1° verkavelingen van ten minste tien loten bestemd voor woningbouw, of met een grondoppervlakte groter dan een halve hectare, ongeacht het aantal loten; 2° groepswoningbouwprojecten waarbij ten minste tien woongelegenheden ontwikkeld worden; 3° de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen waarbij ten minste vijftig appartementen gecreëerd worden; 4° verkavelingen, groepswoningbouwprojecten en projecten voor de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen die niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in 1°, 2° of 3°, en waarvoor een verkavelingsvergunning of een stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd door een verkavelaar of een bouwheer wiens project aansluit op andere, door dezelfde verkavelaar of bouwheer te ontwikkelen gronden, die samen met de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, een oppervlakte van meer dan een halve hectare beslaan; pas afgeleverd worden indien binnen het verkavelings- of bouwproject een sociaal woonaanbod verwezenlijkt wordt dat gelijk is aan: a) hetzij ten minste veertig en ten hoogste vijftig procent voor gronden die in eigendom zijn van Vlaamse besturen of Vlaamse semipublieke rechtspersonen;
b) hetzij ten minste twintig en ten hoogste vijfentwintig procent voor gronden die in eigendom zijn van overige natuurlijke of rechtspersonen. Er kan een objectief worden vastgesteld dat lager ligt dan de minimale objectieven, vermeld in de eerste alinea, a) respectievelijk b), indien dat gemotiveerd wordt vanuit het bestaande en geplande sociaal woonaanbod, de sociale contextfactoren en de ruimtelijke karakteristieken van het nieuwe woongebied. Dergelijke afwijking heeft nooit voor gevolg dat een objectief wordt vastgesteld dat lager ligt dan de helft van de minimale objectieven, vermeld in de eerste alinea, a) respectievelijk b). Artikel C10.8.7 In dit gebied kan een vergunning voor: 1° verkavelingen van ten minste tien loten bestemd voor woningbouw, of met een grondoppervlakte groter dan een halve hectare, ongeacht het aantal loten; 2° groepswoningbouwprojecten waarbij ten minste tien woongelegenheden ontwikkeld worden; 3° de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen waarbij ten minste vijftig appartementen gecreëerd worden; 4° verkavelingen, groepswoningbouwprojecten en projecten voor de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen die niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in 1°, 2° of 3°, en waarvoor een verkavelingsvergunning of een stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd door een verkavelaar of een bouwheer wiens project aansluit op andere, door dezelfde verkavelaar of bouwheer te ontwikkelen gronden, die samen met de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, een oppervlakte van meer dan een halve hectare beslaan; pas afgeleverd worden indien binnen het verkavelings- of bouwproject een bescheiden woonaanbod wordt verwezenlijkt van 40%, verminderd met het aandeel bepaald in artikel 13.6. Artikel C10.8.8 Tot een vergunning verleend is voor de realisatie van de bestemming zijn per perceel de handelingen, voorzieningen en inrichtingen toegelaten die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van de bestaande landbouwbedrijven en voor de bestaande bedrijven met aan de landbouw toeleverende, verwerkende en dienstverlenende activiteiten. Artikel C10.8.9 gebied voor militaire activiteiten
aanduiding in overdruk Het gebied behoort tot de bestemmingscategorie van de grondkleur Het in overdruk aangeduide gebied is bestemd voor militaire activiteiten.
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘bedrijvigheid’. Artikel C10.9 Bedrijventerrein voor bestaand regionaal bedrijf Het bedrijventerrein is bestemd voor het behoud en uitbreiding van de huidige bestaande regionale bedrijfsactiviteiten (privaat researchcentrum) aan de Fokkersdreef 21 te 1933 Sterrebeek-Zaventem. Er zijn geen overige of nevenactiviteiten toegelaten. Installaties voor het opwekken van hernieuwbare energie of energierecuperatie zijn toegelaten.
Als de huidige bedrijfsactiviteiten worden stopgezet kunnen in de stedenbouwkundig vergunde gebouwen bedrijfsactiviteiten plaatsvinden die geen grotere hinder genereren voor de omgeving. Gebouwen en verhardingen kunnen niet worden uitgebreid na de stopzetting van de huidige activiteiten
Artikel C10.9.2 Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze rekening houden met zuinig ruimtegebruik. Daarbij wordt minstens aandacht besteed aan: -
het optimaal gebruiken van de percelen, echter rekening houdend met de verplichtingen inzake veiligheid;
-
de mogelijkheid om bepaalde diensten onder te brengen in gemeenschappelijke gebouwen op het bedrijventerrein;
-
het groeperen en organiseren op het bedrijventerrein van parkeermogelijkheden voor de gebruikers en bezoekers
Inrichtingen voor de huisvesting van bewakingspersoneel van maximaal 200 m² vloeroppervlakte, geïntegreerd in het bedrijfsgebouw, zijn toegelaten. Indien het noodzakelijk is voor de veiligheid van het bewakingspersoneel is de niet-integratie toegelaten. Artikel C10.9.3 Voor zover er geen algemene adviesverplichting is, worden aanvragen voor een stedenbouwkundige vergunning voor advies voorgelegd aan de gewestelijke dienst die bevoegd is voor de veiligheidsrapportering wanneer het voorwerp van de aanvraag tegelijk aan de onderstaande voorwaarden voldoet: -
Het gaat over handelingen voor een nieuwe inrichting die vallen onder de toepassing van het samenwerkingsakkoord tussen de federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest betreffende de beheersing
van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. -
De geplande inrichting is gelegen binnen een straal van 2 km van een gebied waar wonen is toegelaten, of van een aanwezige of geplande cluster van ten minste vijf nietonteigende woongelegenheden, of van een gebied waar een ziekenhuis of een school of een verzorgingsinstelling of van een door publiek bezochte plaats of gebouw met inbegrip van recreatiegebied, aanwezig of gepland is.
Deze bepaling vervalt vanaf de inwerkingtreding van wetgeving waarin de adviesverplichting van de gewestelijke dienst die bevoegd is voor de veiligheidsrapportering voor stedenbouwkundige vergunningen wordt gereglementeerd.