Adviesrapport ‘Toets Nieuwe Opleiding’ hbo masteropleiding SZ-Professional deeltijd Hogeschool ProgreSZ
Adviesrapport ‘Toets Nieuwe Opleiding’ hbo masteropleiding SZ-Professional deeltijd Hogeschool ProgreSZ
Hobéon® Certificering 29 september 2009 Auditteam: Drs. G.J. Stoltenborg Dr. C. van der Pol M. Simon MBA Prof.dr. E. de Gier Secretaris: Mr. T.Vis
INHOUDSOPGAVE 1. 1.1. 1.2. 1.2.1. 1.3. 1.3.1. 1.3.2. 1.3.3. 1.3.4. 1.4. 1.4.1. 1.4.2. 1.4.3. 1.4.4. 1.4.5.
INLEIDING Functie van het rapport Bereik van de beoordeling De Hogeschool ProgreSZ verzorgt de hbo bacheloropleiding en de masteropleiding Karakteristiek van de opleiding Hogeschool ProgeSZ (Hogeschool voor Sociale Zekerheid) De opleiding SZ-professional Internationalisering Lectoraat Aanpak Beoordelingsprocedure en werkwijze Beslisregels Auditteam Deelnemers visitatie Programma visitatie van de opleiding hbo master SZ-Professional op 12 mei 2009
2.
BEVINDINGEN EN BEOORDELING Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Facet 1.2. Niveau Master Facet 1.3. Oriëntatie HBO Onderwerp 2: Programma Facet 2.1. Eisen HBO Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Facet 2.3. Samenhang Programma Facet 2.4. Studielast Facet 2.5. Instroom Facet 2.6. Duur Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Onderwerp 3: Inzet van Personeel Facet 3.1. Eisen HBO Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Onderwerp 4: Voorzieningen Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Facet 4.2. Studiebegeleiding Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Onderwerp 6. Condities voor continuïteit Facet 6.1 Afstudeergarantie Facet 6.2 Investeringen Facet 6.3 Financiële voorzieningen
7 7 7 11 13 15 15 17 19 21 22 23 24 25 27 27 28 29 31 31 32 33 33 34 35 37 37 38 39
3. 3.1. 3.2.
SAMENVATTEND OORDEEL Oordeelschema opleiding HBO master SZ - deeltijd Integraal oordeel/ advies aan NVAO
41 41 42
Bijlage I: Curricula Vitae auditoren en onafhankelijkheidsverklaringen auditoren Bijlage II: Programma visitatie
1 1 1 1 1 1 1 2 2 3 3 5 5 6 6
1.
INLEIDING
1.1.
Functie van het rapport
Het onderhavige rapport bevat het advies aan de NVAO dat door Hobéon Certificering als Visiterende en Beoordelende Instantie is opgesteld ten behoeve van de accreditatie van de in paragraaf 1.2 genoemde hbo masteropleiding.
1.2.
Bereik van de beoordeling
1.2.1. De Hogeschool ProgreSZ verzorgt de hbo bacheloropleiding en de masteropleiding SZ-Professional. Het voorliggende rapport heeft betrekking op masteropleiding SZ-Professional. De bacheloropleiding SZ-professional wordt verzorgd in samenwerking met de Hogeschool Saxion Next. De onderhavige masteropleiding valt echter onder de eigen verantwoordelijkheid van de Hogeschool ProgreSZ. DE opleiding beschikt nog niet over een registratie in het Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs (CROHO) en beschikt derhalve niet over een CROHO-nummer. Op grond hiervan is een Toets Nieuwe Opleiding uitgevoerd. De opleiding wordt uitgevoerd in een deeltijdvariant. De basis voor het onderzoek van Hobéon Certificering werd gevormd door het Kwaliteits-rapport van de hbo masteropleiding SZ-Professional (deeltijd) van 5 mei 2009.
1.3.
Karakteristiek van de opleiding
1.3.1. Hogeschool ProgeSZ (Hogeschool voor Sociale Zekerheid) Het aanbieden van de master SZ-professional sluit aan bij het beleid van ProgreSZ. ProgreSZ is een kenniscentrum op het gebied van de Sociale Zekerheid met expertise ten aanzien van werk, zorg en inkomen. Deskundigheid van het kenniscentrum wordt geleverd in de vorm van advies, onderwijs, onderzoek en publicaties. De Hogeschool ProgreSZ maakt deel uit deel van het kenniscentrum. De kerntaak van de Hogeschool ProgreSZ is het opleiden van professionals die op actieve wijze kunnen deelnemen aan een werkveld dat in beweging is, steeds ingewikkelder wordt en steeds hogere eisen stelt. Die eisen hebben betrekking op de competentiegebieden: vakgebonden kennis (wet- en regelgeving), vakgebonden vaardigheden (omgaan met informatie, vakinhoudelijke communicatie), professionele kenmerken (relaties met cliënten, omgaan met waarden en normen, werken aan eigen ontwikkeling, ethiek) en beroepsrelevante persoonlijkheidskenmerken. Het integraal kunnen toepassen van deze competentiegebieden wordt steeds belangrijker. De Hogeschool ProgreSZ richt zich op het verzorgen hbo opleidingstrajecten voor mensen die minimaal twee à drie jaar werkzaam zijn in het werkveld van de sociale zekerheid, in bijvoorbeeld een intake-, uitkering- of re-integratiefunctie. Het gaat om studenten die de kwaliteit van hun beroepsmatig handelen willen verhogen en hun horizontale en/of verticale doorgroeikansen willen vergroten. De hogeschool verzorgt naast de hbo masteropleiding SZ-professional de hbo bacheloropleiding SZ –professional in samenwerking met Hogeschool Saxion Next.
1.3.2. De opleiding SZ-professional De masteropleiding SZ-professional leidt studenten op voor functies in het veld van ‘werk, zorg en inkomen’. Het beroep van SZ-professional omvat met name het ondersteunen van mensen bij het zoeken naar betaald werk, het beperken van de schadelast en het verzorgen van een uitkering op grond van een sociale zekerheidswet of contractuele verzekeringsovereenkomst. Hierin kunnen zij in verschillende rollen werkzaam zijn: als uitvoerder, als adviseur en als manager.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie hbo masterr opleiding SZ-Professional Hogeschool ProgreSZ, juli 2009 1
De opleiding bestaat sedert april 2008 als deeltijdopleiding en duurt één à anderhalf jaar. Zij verkeert in een pilotfase. Het eerste cohort is in april 2008 van start gegaan en bestaat uit negen studenten (aanvankelijk tien studenten). De verwachting van het opleidingsmanagement is dat de eerste studenten in eind 2009 zullen afstuderen. De opleiding richt zich met name op mensen die ten minste drie jaar werkzaam zijn in een intake-, uitkering- of re-integratiefunctie in de sector van de sociale zekerheid. De opleiding sluit aan op de behoefte aan deskundigheid op de arbeidsmarkt. De opleiding is gericht op het versterken van professionele en beroepsrelevante competenties, waarin onderwerpen als innovatie, verbetering en samenwerking van de uitvoering aan bod komen. Innovatie, verandering en samenwerking zijn dan ook belangrijke sleutelwoorden van de hbo-opleiding master SZ. Het opleidingsconcept van de opleiding hbo-master SZ professional is afgeleid van en bouwt voort op het opleidingsconcept van de door de Hogeschool ProgreSZ – onder verantwoordelijkheid van Hogeschool Saxion Next – uitgevoerde hbo bacheloropleiding SZ professional (deeltijd). Het curriculum is ingericht als lerend werken en werkend leren. Projectmatig opleiden (leren in projecten) is een belangrijk kenmerk van de opleiding. Door de combinatie van werken en leren worden studenten voorbereid op de kernproblemen van het beroep. Het curriculum is dan ook onderverdeeld in drie leerprojecten, waarvan het laatste leerproject de masterproef omvat. In elk leerproject staat een praktijkopdracht centraal. Daarnaast verwacht de opleiding dat de student minimaal 2,5 dag in de week werkzaam is bij een van de ketenpartners in de sector sociale zekerheid dan wel beschikt over een passende stageplek. Het curriculum van de opleiding is gebaseerd op een door ProgreSZ - in samenspraak met vertegenwoordigers uit het relevante werkveld en met gebruikmaking van de expertise van de Beroepenveldcommissie van ProgreSZ – opgesteld beroepsprofiel van de SZ-professional. Dit beroepsprofiel is beschreven in het document Beroepsbeeld van de Master SZ. Op grond van de onderscheiden professionele rollen en van de contexten waarbinnen de master SZ-professional werkzaam is, zijn twee kernopgaven voor het beroep van de master SZprofessional geformuleerd. Aan de hand van deze kernopgaven schetst de opleiding de daartoe voor de SZ-professional noodzakelijke competenties. Het stelsel van sociale zekerheid is voortdurend in ontwikkeling. Nieuwe inzichten en ontwikkelingen zullen het beroepsbeeld beïnvloeden.
1.3.3. Internationalisering De opleiding richt zich – gegeven het kerngebied van de opleiding op het Nederlandse stelsel van sociale zekerheid en zorg –vooralsnog niet op het opleiden van buitenlandse studenten. De opleiding heeft dan ook nog geen uitgesproken internationaliseringsbeleid ontwikkeld. De opleiding is zich wel bewust van de rol en invloed van de internationale wet- en regelgeving op het gebied van de sociale zekerheid en van de relevante ontwikkelingen op dit terrein in het buitenland. Zo is in oktober 2008 een studiereis onder leiding van de lector (zie paragraaf
1.3.4) naar Gotenburg georganiseerd om kennis te maken met het Zweedse sociale zekerheidssysteem. Dit in het kader van het eerste leerproject: internationale stelselvergelijking. In de gesprekken tijdens het audit kwam naar voren dat de opleiding op een meer structurele en inhoudelijke wijze inbedding van dit onderdeel in het programma beoogt. Verder worden in het kader van het lectoraat contacten opgebouwd met buitenlandse uitvoeringsorganisaties en expertisecentra op het gebied van sociale zekerheid (Duitsland, Verenigd Koninkrijk), met buitenlandse expertisecentra,zoals GVG in Keulen en met het Fachbereich Sociale Versichering in de Fachhochschule Bonn Rhein Sieg te Bonn (zie ook facet 1).
1.3.4. Lectoraat Per 1 januari 2008 is er een lectoraat Sociale Zekerheid ingesteld met een drieledige doelstelling: 1. ontwikkeling van kennis bij studenten en docenten; 2. bijdragen aan de professionalisering van de docenten; 3. verspreiding van kennis ter ondersteuning van uitvoeringsorganen en professionals.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport TNO hbo masteropleiding SZ-Professional Hogeschool ProgreSZ, juli 2009 2
Het onderzoek aan de hogeschool ProgreSZ word uitgevoerd in het kader van het lectoraat en richt zich op het terrein van de sociale zekerheid alsmede de daaraan gerelateerde zorg. Het onderzoek staat enerzijds ten dienste van de opleiding van de SZ master en beoogt anderzijds invulling te geven aan ProgreSZ als kenniscentrum en als leverancier van kennisproducten en vaardigheden aan actoren op het terrein van de sociale zekerheid en daaraan gerelateerde zorg.
1.4.
Aanpak
1.4.1. Beoordelingsprocedure en werkwijze Bij de beoordeling van de deeltijdopleiding is uitgegaan van het door de NVAO vastgestelde “Toetsingskader nieuwe opleidingen hoger onderwijs”. Daarin staan de onderwerpen en facetten vermeld waarop een VBI zich bij de beoordeling van een opleiding moet richten. Voorts zijn daarin opgenomen de criteria aan de hand waarvan een VBI moet bepalen of de basiskwaliteit van die opleiding als voldoende kan worden beoordeeld. Voorafgaand aan het accreditatieonderzoek heeft Hobéon Certificering de opleiding voorbereid op de audit door een inhoudelijke toelichting te geven op het NVAO-Accreditatiekader. Met betrekking tot het specifieke referentiekader van de betreffende opleidingsvariant geldt het volgende. De opleiding heeft in overleg met het relevante beroepenveld en de beroepenveldcommissie het beroepsbeeld van de master SZ-professional ontwikkeld. In het rapport Beroepsbeeld van de Master SZ beschrijft de opleiding het werkveld van de SZ-professional, biedt het een overzicht van de huidige uitvoeringssituatie en van de ketendienstverlening in de sociale zekerheid. Verder bevat het rapport een beschrijving van recente ontwikkelingen en de daaruit voortvloeiende consequenties voor de inrichting van de werkorganisatie en voor medewerkers in de sector van de sociale zekerheid. Tevens geeft dit document een beeld van het beroep van de master SZ en indicatoren voor competent gedrag vanuit de rol van de master SZ. Het auditteam heeft dit opleidingsspecifieke referentiekader beoordeeld en vastgesteld dat het in voldoende mate gespecificeerd is en passend is voor een masteropleiding met de titel MSZ op hboniveau. Het auditteam heeft dit kader in zijn beoordeling betrokken. Zie voorts onder facet 1.1. De beoordelingsprocedure van Hobéon Certificering kent twee hoofdmomenten: Documentanalyse Het gaat hier om een analyse en beoordeling van door de opleiding hbo-master SZ-professional aangeleverde schriftelijke informatie:
beroepsbeeld van de master SZ; kwaliteitsrapport; opleidingsbrochure; opleidingsconcept; Onderwijs- en Examenreglement.
Onderliggende documentatie betrekking hebbend op bijvoorbeeld: strategische keuzen en de positie in de markt; interne organisatie; de (systematiek van) interne kwaliteitszorg en de daarmee samenhangende interne managementrapportages en verbetermaatregelen; ontwikkelingen in het beroepenveld; beroeps- en opleidingsprofielen; (validatie) eindkwalificaties; curricula en de interne en externe evaluatie daarvan; werkvormen; toetsing en beoordeling; kwantitatief en kwalitatief personeelsbeleid; instroombeleid; studiebegeleiding.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport TNO hbo masteropleiding SZ-Professional Hogeschool ProgreSZ, juli 2009 3
Op basis van de door opleiding hbo-master SZ-Professional aangeleverde documentatie, heeft het auditteam zich een beeld kunnen vormen van de primaire en secundaire processen van de opleiding. Het auditteam heeft dit beeld getoetst aan zaken als: ambitieniveau, toekomstgerichtheid, innovatief vermogen, kwaliteitsbewaking via interne en externe evaluatie, arbeidsmarktrelevantie, resultaatgerichtheid, continuïteit, studenten- en docentenbelangen. Voorafgaand aan de visitatie (zie hieronder) werd het management van de betreffende opleiding op de hoogte gesteld van de voorlopige bevindingen van het auditteam op basis van zijn documentenanalyse. Audit De audit was gericht op een actieve ‘controle’ door middel van een visitatie1, uitgevoerd door een auditteam waarvan deel uitmaakten drie externe onafhankelijke deskundigen, waarvan één vanuit het vakgebied, één vanuit het werkveld en één algemeen extern deskundige, een lead auditor vanuit Hobéon Certificering en een secretaris, eveneens vanuit Hobéon Certificering. Onder ‘controle’ moet hier worden verstaan, dat het auditteam op verschillende niveaus (management, coördinatie, examencommissie, docenten, studenten, staf) heeft getoetst (i) of de in de documentatie beschreven beleidsvoornemens en de daaraan gerelateerde uitvoeringsprocessen zijn geïmplementeerd en (ii) of de overige in de documentatie vervatte informatie verifieerbaar is. Deze verificatie door het auditteam geschiedde enerzijds door, zoals hierboven reeds is aangegeven, meerdere malen hetzelfde onderwerp met verschillende geledingen te bespreken en anderzijds aan de hand van additionele documentatie en - daar waar het de huisvesting en de materiële voorzieningen betreft - ook door eigen waarneming. De
additionele, tijdens de visitatie geraadpleegde, documentatie behelsde onder meer: overzichten van de samenstelling van de werkveldgremia waarmee de opleiding overleg voert; verslagen van die bijeenkomsten met het werkveld; overzicht CV’s van (gast)docenten; netwerkoverzicht docenten; verslagen van de functioneringsgesprekken met docenten; verslagen van docentevaluaties; verslagen van studievoortganggesprekken met studenten; detailbeschrijving van leerprojecten, praktijk- en reflectieopdrachten en de daaraan leeractiviteiten; de ‘beroepsproducten’ die gedurende de opleiding door studenten worden opgeleverd.
Aldus had het auditteam voldoende instrumenten om zich op gedetailleerd niveau op de hoogte te stellen van inhoud, opzet, uitvoering en resultaten van het opleidingsprogramma en van de daarmee samenhangende personele, organisatorische, materiële en ruimtelijke voorzieningen. Het auditteam heeft op deze wijze alle in het NVAO-Toetsingskader vermelde facetten beoordeeld, op basis waarvan een samenvattend oordeel per onderwerp werd gegeven. Een en ander werd vastgelegd in een conceptrapport dat aan de opleiding werd voorgelegd voor een toets op eventuele feitelijke onjuistheden. Het voorliggend rapport is de weergave van het oordeel van het auditteam met daarbij de gronden waarop dat oordeel is gebaseerd.
1
Visitatie heeft op 12 mei 2009 plaatsgevonden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport TNO hbo masteropleiding SZ-Professional Hogeschool ProgreSZ, juli 2009 4
1.4.2. Beslisregels Met als uitgangspunt de Beslisregels Toetsing zoals vastgelegd in het NVAO-Toetsingskader2 heeft Hobéon Certificering de volgende beslisregels toegepast.
A. De scores op de per onderwerp gerubriceerde facetten leiden tot een score op het betreffende onderwerp en wel volgens de regels onder C. B. Binnen de beoordeling van een facet is er ruimte voor een eigen afweging van het auditteam: uitvoering/praktijk weegt zwaarder dan beleid/theorie; (beter een goed functionerende regeling die slecht is opgeschreven dan omgekeerd); primaire processen wegen zwaarder dan secundaire. C. Van facetten naar onderwerp. Hier geldt het volgende: een onderwerp krijgt de score ‘voldoende’ indien alle facetten tenminste ‘voldoende’ hebben gescoord of indien één facet ‘onvoldoende’ en de overige tenminste ‘voldoende’ hebben gescoord, mits er een acceptabel verbeterplan beschikbaar is voor het facet met de score ‘onvoldoende’; een onderwerp krijgt de score ‘onvoldoende’ indien één facet ‘onvoldoende’ heeft gescoord en er geen acceptabel verbeterplan voor dit facet beschikbaar is; een onderwerp krijgt de score ‘onvoldoende’ indien meer dan één facet ‘onvoldoende’ heeft gescoord, ongeacht of er voor die facetten acceptabele verbeterplannen zijn.
1.4.3. Auditteam Het auditteam was als volgt samengesteld: Voorzitter:
Secretaris:
Drs. G.J. Stoltenborg Dr. C. van der Pol M. Simon MBA Prof. dr. E. de Gier Mr. T.Vis
Bij het samenstellen van het auditteam heeft Hobéon Certificering er zorg voor gedragen, dat de voor de beoordeling van de opleiding SZ-professional noodzakelijke expertise aanwezig is. Expertise met betrekking tot de onderwijskundige aspecten (i.c. het primaire proces, de ondersteunende processen en de organisatorische context) en expertise met betrekking tot de inhoudelijke aspecten (i.c. het programma in relatie tot het specifieke domein). De heer Stoltenborg was voorzitter van het auditteam. Hij heeft een groot aantal audits binnen het hbo geleid. Tijdens deze audit is hij tevens opgetreden onderwijsdeskundige. Als deskundige ‘onderwijs’ heeft hij zich vooral gericht op de kwaliteit van de processen die direct en indirect de uitvoering van het programma raken en op de organisatorische context waarbinnen de uitvoering plaatsvindt. De heren Van der Pol en De Gier hebben zich in hun beoordeling vanuit het vakgebied en de heer Simon vanuit het werkveld met name gericht op de kwaliteit, actualiteit en relevantie van (i) het richtinggevend domeinspecifieke kader, (ii) de eindkwalificaties, (iii) de programma-inhoud en (iv) de interactie tussen opleiding en werkveld. Bovendien hebben zij de kwaliteit van het personeel en het niveau van de opleiding beoordeeld. Zij hebben op grond van /hun ervaring en positie in het werkveld een goed zicht op de eisen die vanuit de verschillende deelgebieden in het werkveld gesteld worden aan professionals (adviseur werk en inkomen, re-integratiecoach, zorgmanager, bijstandconsulent) op hbo-niveau.
2
Volgens de NVAO-Beslisregels Toetsing kunnen zowel een Onderwerp als een Facet uitsluitend ‘onvoldoende’ of ‘voldoende’ scoren.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport TNO hbo masteropleiding SZ-Professional Hogeschool ProgreSZ, juli 2009 5
De heer Vis heeft tijdens zijn loopbaan in verschillende functies ervaring opgedaan met onder andere bestuurlijke vraagstukken, strategisch management, doelmatigheidsbeoordelingen in het hoger onderwijs en het uitvoeren van audits in het hoger onderwijs. Voor de curricula vitae: zie Bijlage I.
1.4.4. Deelnemers visitatie Het auditteam heeft tijdens de visitatie gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers vanuit de verschillende geledingen van de opleiding: management, examencommissie, docenten en studenten. Voor een volledig overzicht van de deelnemers aan de visitatie: zie Bijlage II.
1.4.5. Programma visitatie van de opleiding hbo master SZ-Professional op 12 mei 2009 Bijlage II.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport TNO hbo masteropleiding SZ-Professional Hogeschool ProgreSZ, juli 2009 6
2.
BEVINDINGEN EN BEOORDELING
Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Dit onderwerp kent drie facetten: 1. domeinspecifieke eisen; 2. niveau bachelor; 3. oriëntatie HBO.
Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Criterium
Het facet ‘Domeinspecifieke Eisen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAOcriterium:
Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk)?
Bevindingen 1.1.1 Algemeen: visie van de opleiding De hoofddoelstelling van de opleiding is het opleiden tot SZ-professional op masterniveau die vanuit de inhoud een bijdrage kunnen leveren aan innovatie, verbetering en samenwerking van de uitvoering en zelfstandig verbeter- en verandertrajecten kunnen initiëren en uitvoeren. De sociale zekerheid is voortdurend in ontwikkeling. Het is op voorhand geen uitgemaakte zaak waar het stelsel van de sociale zekerheid precies naar toe gaat. De opleiding is van mening dat het stelsel steeds verder geprivatiseerd zal gaan worden door verdergaande privatiseringsregelingen en het ontschotten van de sociale zekerheid en zorg. Hierdoor zullen de medewerkers op het niveau van master SZ zowel met de ontwikkelingen in het publieke domein als in de private sector moeten kunnen omgaan. Het werkveld van de SZ-professional is dus de publieke en private sociale zekerheid. Kenmerkend hiervoor is het dynamische karakter, als gevolg van de vele wijzigingen die plaatsvinden, maar ook de veranderende opvattingen over de relatie mens en werk en de trends naar privatisering en bezuiniging. Vanwege een verdergaande privatisering van het stelsel van sociale zekerheid richt de ambitie van de opleiding zich op zowel de publieke als de private sector. Het auditteam heeft deze brede ambitie tijdens de audit aan de orde gesteld bij het opleidingsmanagement. Het management onderschreef de opvatting van het auditteam dat de eindkwalificaties en de uitwerking daarvan in het programma op dit moment vooral zijn gericht op de publieke deel van de sociale zekerheid. De opleiding is nog in ontwikkeling en is voornemens om de aantrekkelijkheid van het programma te vergroten voor de private sector o.a. door middel van het aantrekken van gastdocenten uit die sector. In het document ‘Beroepsbeeld van de master SZ heeft de opleiding het (toekomstig) werkveld van de master-SZ-professional, van de huidige uitvoeringsituatie en van de ketendienstverlening in de sociale zekerheid vastgelegd. Daarnaast worden in dit document recente ontwikkelingen en trends (zoals internationalisering, vergrijzing, multiculturaliteit, marktwerking in het publieke domein, governance) en daaruit voortvloeiende consequenties voor de inrichting van de werkorganisatie en voor de medewerkers op het niveau van de master SZ in de sector sociale zekerheid beschreven. Tevens wordt hierin een beeld van het beroep van de master SZ geschetst en zijn indicatoren voor competent gedrag vanuit de rol van de master SZ opgenomen. Op grond hiervan heeft de opleiding het volgende beroepsprofiel voor de master SZ-professional opgesteld dat zich richt op een landelijk herkenbaar profiel. De master SZ is een professional die werkzaam is in de sector sociale zekerheid (publiek en privaat). De master SZ geeft op een innovatieve, ondernemende wijze sturing of leiding aan complexe (veranderings)processen binnen het brede werkveld van de sociale zekerheid. Hij kan verantwoord kwalitatief en kwantitatief (empirisch en juridisch) praktisch (deel) onderzoek doen op het terrein van de sociale zekerheid.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport TNO hbo masteropleiding SZ-Professional Hogeschool ProgreSZ, juli 2009 7
Verder kan hij: 1. op een strategische wijze problemen oplossen; 2. nieuw beleid ontwikkelen voor de eigen organisatie en aangeven wat dit betekent voor de organisatie waarin hij werkzaam is in relatie tot die van de ketenpartners; 3. voorstellen doen voor implementatie van nieuw beleid en/of zelf nieuw beleid invoeren (hij houdt rekening met veranderkundige aspecten). Hij kan met dilemma’s omgaan; 4. en kan hij op wetenschappelijk verantwoorde wijze publiceren over onderwerpen op het terrein van de sociale zekerheid met betrekking tot: juridische aspecten (wet en regelgeving en beleid); bedrijfskundige aspecten (organisatie-inrichting, besturingsmodellen, leidinggeven en financiële aspecten); sociologische aspecten (werking van het SZ-systeem; invloed van cliëntparticipatie); gedragsmatige aspecten (professioneel en innovatief omgaan met cliënten. Het beroepsprofiel bevat een beschrijving van de beroepsrollen en de contexten waarin de master SZ-professional werkzaam is (relatie met klant, met de organisatie en met de omgeving). Hiervan zijn twee kernopgaven voor het beroep van master SZ-professional afgeleid en geformuleerd 1. De SZ-master als innovator/adviseur Als ervaren uitvoerder kan de SZ-master betrokken worden bij: het analyseren en onderzoeken van primaire en secundaire werkwijzen en processen binnen de eigen organisatie en de keten; het verbeteren en innoveren van werkwijzen, processen, systemen en werkorganisatie. 2. De
De SZ-master als manager SZ-master kan doorgroeien naar de rol van manager. Zijn taken bestaan dan uit: het nemen van initiatieven tot innovatie en verbetering (research en beleidsvorming); het sturing en/of leiding geven aan (complexe) veranderingsprocessen; het aansturen van de dagelijkse werkzaamheden en projecten (management).
De relatie tussen de rollen, contexten en zogenaamde ‘kernopgaven’ wordt in onderstaande tabel weergegeven.Pmair proces We Primair proces Werkorganisatie Ketenpartners Rol SZ master als
Innovator/adviseur
Kernopgave 1 Het innoveren van (de uitvoering van) de sociale zekerheid
Manager
Kernopgave 2 Het leidinggeven aan complexe veranderprocessen
Het beroepsprofiel van de master SZ is tot stand gekomen in overleg met vertegenwoordigers uit het relevante werkveld en aanverwante werkvelden, en met deskundigen op het terrein van het hbo. Hierbij is gebruik gemaakt van de deskundigheid van de Beroepenveldcommissie en van de Onderwijsraad. Deze raad bestaat uit deskundigen en vertegenwoordigers uit het werkveld die periodiek die de koers van het onderwijsprogramma toetst. De raad adviseert over inhoudelijk strategische beleidsaspecten, zoals ontwikkelingen, visie en onderwijsvernieuwing. 1.1.2 Competenties en eindtermen Op grond van de geformuleerde kernopgaven heeft de opleiding competenties en indicatoren voor competent gedrag van de master SZ ontwikkeld. Deze competenties zijn gerangschikt in drie competentiegebieden en in de specifieke aspecten (ontwikkelingslijnen) daarbinnen, te weten:
©Hobéon® Certificering Adviesrapport TNO hbo masteropleiding SZ-Professional Hogeschool ProgreSZ, juli 2009 8
Vakgebonden kennis: 1. kennis in de domeinen van Nederlands en internationaal recht; 2. sociale zekerheid en daaraan gerelateerde zorg; 3. maatschappelijke ontwikkelingen; 4. uitvoering SZ en gerelateerde zorg). Professionele vaardigheden: 5. informatievoorziening en ICT; 6. opzetten en uitvoeren van onderzoek; 7. adviesvaardigheden; 8. zakelijk communiceren; 9. management van verandering; 10. creatieve technieken. Professionele kenmerken: 11. leven met verandering; 12. leiderschapskwaliteiten; 13. innovatief werken; 14. bewustwording van (kern)kwaliteiten.
Of de afgestudeerde master SZ zich succesvol kan manifesteren in de beroepspraktijk hangt samen met de vraag in hoeverre de beroepsbeoefenaar kan laten zien dat hij de drie competentiegebieden integraal kan aanspreken om het gewenste resultaat te verkrijgen. De voor de master SZ benodigde houdingen en eigenschappen worden aanwezig verondersteld. De competenties worden geborgd door de inzet van een door de instelling ingestelde Onderwijsraad. Ook de Beroepenveldcommissie wordt structureel bij de herijking van het beroepsbeeld betrokken. Het auditteam heeft de verslagen van het gevoerde overleg tijdens de audit ingezien. 1.1.3 Werkvelden De opleiding richt zich op zowel de publieke als de private sector van het werkgebied sociale zekerheid, zorg en inkomen. In het Beroepsbeeld master SZ wordt een aantal functies op het terrein van de sociale zekerheid en zorg genoemd waarvoor het masterniveau dienstig is: manager (lijn- of projectmanager), (innoverend) adviseur (zelfstandig of in loondienst), beleidsmedewerker, HRMmedewerker, onderzoeker (practice based) en productontwikkelaar. In het voorlichtingsmateriaal wordt aandacht geschonken aan het werkterrein van de afgestudeerde master SZ. Het Kwaliteitsrapport geeft aan dat de opleiding op verschillende wijzen (o.a. kenniskring, overleg met opleidingsdeskundigen uit het werkveld, evaluatie van het onderwijs) goed zicht heeft op de wensen en behoeften van werkgevers op het terrein van sociale zekerheid, zorg en inkomen. 1.1.4 Internationalisering De opleiding richt zich – gegeven het kerngebied van de opleiding op het Nederlandse stelsel van sociale zekerheid en zorg – vooral op het opleiden van Nederlandse studenten. Wel vindt rond één of twee kernthema’s van de opleiding een buitenlandse studiereis plaats waarbij gericht gesprekken plaatsvinden met beleidsinstanties, private en publieke uitvoerders en dienstverleners, en ook met wetenschappers. In oktober 2008 hebben studenten als onderdeel van leeropdracht 1 tezamen met de lector in het kader van het studieproject internationale stelsel vergelijking een studiereis naar Zweden gemaakt. In de opleiding wordt verder in een aantal ontwikkelingslijnen nadrukkelijk aandacht geschonken aan Europese of internationale invalshoeken. Ook de onderzoekswerkzaamheden (zoals voor de International Social Security Association, Geneve, Zwitserland) binnen het lectoraat bieden hiertoe aangrijpingspunten. In het kader van het lectoraat zijn contacten opgebouwd met buitenlandse uitvoeringsorganisaties in de sociale zekerheid (Duitsland, Verenigd Koninkrijk) en met buitenlandse expertisecentra,zoals GVG in Keulen en Fachbereich Soziale Versicherung in de Fachhochschule Bonn Rhein Sieg te Bonn. In de gesprekken met het opleidingsmanagement tijdens de audit kwam naar voren dat de opleiding zich nadrukkelijk oriënteert op een meer structurele en inhoudelijke inbedding van het onderdeel van een studiereis in het programma.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport TNO hbo masteropleiding SZ-Professional Hogeschool ProgreSZ, juli 2009 9
De opleiding denkt hierbij bij voorbeeld aan het opnemen daarvan als afzonderlijke opdracht, waarbij de student na afloop een verslag opstelt. De opleiding heeft in het document Beroepsbeeld van de Master SZ naar het oordeel van het auditteam op een adequate wijze haar visie op het werkveld van de sociale zekerheid, de ontwikkelingen daarbinnen, de betekenis voor het beroep van een SZ-professional en de daarvoor noodzakelijke competenties neergelegd. Hiermee heeft de opleiding zichzelf een dynamisch referentiekader verschaft voor zowel de beroepsmatige en vakinhoudelijke als de onderwijskundige invulling van de opleiding. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: Het auditteam heeft kennis genomen van het door de opleiding opgestelde beroepsprofiel en van de vertaling daarvan naar competenties van de opleiding, de ontwikkelingslijnen en van de daarmee verbonden eindtermen. Het auditteam is van oordeel dat de opleiding zich met het document Beroepsbeeld van de Master SZ een goed referentiekader voor de beoordeling van de eindkwalificaties heeft verschaft. De opleiding heeft naar het oordeel van het auditteam op inzichtelijke wijze de vertaalslag gemaakt van de competentiegebieden, ontwikkelingslijnen en eindtermen naar de onderwijsinhoud. Het auditteam heeft kennisgenomen van het voornemen van de opleiding om in het kader van internationalisering de internationale vergelijking door middel van een buitenlandse studiereis meer structureel en inhoudelijk in het programma op te nemen. Het auditteam voegt daar aan toe dat het internationaliseringaspect ook versterkt zou kunnen worden door meer dan tot nu het geval is gebruik te maken van Engelstalige literatuur. De opleiding is zich hiervan bewust De literatuurlijst wordt bij de revisie, najaar 2009, uitgebreid met relevante titels.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport TNO hbo masteropleiding SZ-Professional Hogeschool ProgreSZ, juli 2009 10
Facet 1.2. Niveau Master Criterium Het facet ‘Niveau Master’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Master?
Bevindingen Het auditteam heeft de eindkwalificaties van de opleiding geanalyseerd om te bepalen of deze kwalificaties beantwoorden aan het niveau ‘master’ zoals weergegeven in de zogeheten Dublin Descriptoren. De competentiegebieden en de uitwerking daarvan in 14 ontwikkelingslijnen zijn vastgelegd in het document Beroepsbeeld van de master SZ. (zie facet 1.2). In de Dublin Descriptoren worden de onderstaande vijf dimensies onderscheiden. De indeling van de opleiding in competentiegebieden en het werken met ontwikkelingslijnen (OL) sluit op de volgende wijze aan bij de descriptoren. Kennis en inzicht De master heeft aantoonbare kennis en inzicht, gebaseerd op de kennis en het inzicht op het niveau van Bachelor en die deze overtreffen en/of verdiepen, alsmede een basis of een kans bieden om een originele bijdrage te leveren aan het ontwikkelen en/of toepassen van ideeën. Corresponderende ontwikkelingslijnen: OL 1: Nederlands recht en internationaal recht. OL 2: Sociale zekerheid en zorg. OL 3: Maatschappelijke ontwikkelingen. OL 4: Uitvoering SZ en Zorg. Toepassen kennis en inzicht De master is in staat om kennis en inzicht en probleemoplossende vermogens toe te passen in nieuwe of onbekende omstandigheden binnen een bredere (of multidisciplinaire) context die gerelateerd is aan het vakgebied; is in staat om kennis te integreren en met complexe materie om te gaan. Corresponderende ontwikkelingslijnen: OL 10: Innovatief leiderschap. OL 11: Creatieve technieken. Werkstuk praktijkopdracht. Oordeelsvorming De master is in staat om oordelen te formuleren op grond van onvolledige of beperkte informatie en daarbij rekening te houden met sociaal-maatschappelijke en ethische verantwoordelijkheden, die zijn verbonden aan het toepassen van de eigen kennis en oordelen. Corresponderende ontwikkelingslijnen: OL6: Uitvoeren van onderzoek. OL7: Adviesvaardigheden. OL9: Beheersmatig leiderschap. Communicatie De master is in staat om conclusies, alsmede de oplossingen, duidelijk en ondubbelzinnig over te brengen op een publiek van specialisten of niet-specialisten. Corresponderende ontwikkelingslijnen: OL 5: Informatievoorziening en ICT. OL 8: Zakelijk communiceren. Presentatie werkstuk plus feedback. Leervaardigheden De master bezit de leervaardigheden die hem of haar in staat stellen een vervolgstudie aan te gaan met een grotendeels zelfsturend of autonoom karakter.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport TNO hbo masteropleiding SZ-Professional Hogeschool ProgreSZ, juli 2009 11
Corresponderende ontwikkelingslijnen: OL 12: Leven met verandering. OL 13: Persoonlijk leiderschap. OL 14: Innoverend werken. Oordeel: voldoende Het auditteam heeft kennis genomen van de door de opleiding geformuleerde competenties en ontwikkelingslijnen en van de koppeling die de opleiding op grond daarvan aanbrengt met de Dublin Descriptoren. Het auditteam oordeelt dat dit op heldere wijze is geschied. Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als voldoende.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport TNO hbo masteropleiding SZ-Professional Hogeschool ProgreSZ, juli 2009 12
Facet 1.3. Oriëntatie HBO Criteria Het facet ‘Oriëntatie HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn de eindkwalificaties van de opleiding mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties? Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij het niveau van een zelfstandig en/of leidinggevend beroepsbeoefenaar in het relevante beroepenveld, dan wel bij het niveau van het ‘functioneren in een multidisciplinaire omgeving’, waarvoor de betreffende opleiding vereist of dienstig is? beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor de betreffende opleiding vereist of dienstig is?
Bevindingen 1.3.1. Eindkwalificaties in overleg met het beroepenveld De eindkwalificaties van de masteropleiding zijn gebaseerd op het Beroepsbeeld van de master SZ, dat door de opleiding in samenwerking met het relevante beroepenveld is opgesteld. Het beroepsprofiel en de daarmee samenhangende competenties van de opleiding beschrijven het niveau van beroepsuitoefening (zie onder facet 1.1.) en sluiten aantoonbaar aan bij de beschrijving van het masterniveau van de Dublin Descriptoren (zie onder facet 1.2.) Praktijkopdrachten worden door middel van kernopgaven aan de praktijk ontleend en in de praktijk uitgevoerd. De opleidingscompetenties worden minimaal eens per jaar besproken met de beroepenveldcommissie van de opleiding. Het auditteam heeft kunnen vaststellen dat het beroepenveld de opleiding adviseert over ontwikkelingen in het beroepenveld en over de aansluiting op de beroepspraktijk. Tevens is er regelmatig overleg met de Onderwijsraad en de Raad van Commissarissen. Deze raad adviseert op strategisch, financieel en beleidsmatig niveau. 1.3.2. Aansluiting bij niveau van hbo-master Binnen ieder leerproject is een probleemstelling geformuleerd, waarbij elk van de drie competentiegebieden aan de orde komt. Het leerproject is opgezet vanuit een relevante beroepssituatie. Er zijn voor elke ontwikkelingslijn per leerproject zes beheersingsniveaus gedefinieerd (kennis, begrip, toepassing, analyse, synthese en evaluatie). In het reflectieverslag voor elk leerproject komen deze beheersingsniveaus systematisch aan de orde. In de gesprekken met het opleidingsmanage-ment zijn de onderscheiden beheersniveaus nadrukkelijk aan de orde gesteld en nader toegelicht. In de praktijkopdracht dienen studenten beheersingsniveau 5 (synthese) te hebben bereikt. De maatstaf van het beheersingsniveau in de affectieve ontwikkelingslijnen is het vermogen tot organiseren (niveau 4). Het auditteam heeft kennisgenomen van het onderzoeksprogramma master SZ 2009. Het programma sluit inhoudelijk aan bij de beleidsmatige thema’s in de leerprojecten. In zowel het eerste als in het tweede leerproject voert de student zelfstandig een empirisch onderzoek uit, begeleid door een docent of de lector. In de derde fase dient de student een afstudeeropdracht te maken en deze af te sluiten met een publicatie. Voorbeelden van onderzoeksthema’s die studenten in de eerste twee leerprojecten hebben onderzocht of nog onderzoeken zijn: Wajong; welke rol kan de private verzekeraar spelen, Workability Index ten behoeve van inzetbaarheid van mensen, Belemmeringen en oplossingen om 65+ werknemers in dienst te houden. Het onderzoeksprogramma voor 2009 richt zich op een drietal overkoepelende onderwerpen, waarbinnen de student een thema kan kiezen. Het auditteam heeft kennisgenomen van het onderzoeksprogramma en dit tijdens de audit besproken met de lector en docenten. Het auditteam is van mening dat sprake is van een passend programma, waarbij de thema’s ontleend zijn aan de actualiteit. De opleiding en met name het lectoraat heeft een nauwe relatie – zowel een personele als een inhoudelijke - met het expertisecentrum STECR (Stichting Expertise Centrum Re-integratie).
©Hobéon® Certificering Adviesrapport TNO hbo masteropleiding SZ-Professional Hogeschool ProgreSZ, juli 2009 13
Het betreft hier gesystematiseerde kennis vanuit het werkveld welke door middel van een personele unie ten dienste staat van het onderwijs en onderzoek binnen de opleiding. 1.3.3. Leerprojecten en praktijkopdrachten De oriëntatie hbo krijgt nadrukkelijk invulling omdat het onderwijs is ingericht rond leerprojecten, waarin een praktijkopdracht centraal staat. De praktijkopdracht is een afgeleide van een van de kernopgaven van het beroep van de master SZ. De opdracht kan worden beschouwd als een exemplarische situatie, welke nauwe overeenkomst vertoont met een reële beroepssituatie. Oordeel: voldoende Het auditteam heeft kennisgenomen van het uitvoerige rapport Beroepsbeeld van de SZprofessional. Het auditteam is van oordeel dat de eindkwalificaties aansluiten bij de eisen die door het beroepenveld aan de masterniveau worden gesteld. Het auditteam meent dat de opleiding er in is geslaagd in de afzonderlijke leerprojecten per ontwikkelingslijn het masterniveau aan te geven. De leerprojecten zijn opgezet vanuit relevante beroepssituaties in het werkveld. De opleiding heeft aandacht voor afstemming van het onderwijs met de eisen en verlangens van het werkveld door onder meer de relatie met het expertisecentrum STECR. Op basis van het vorenstaande is het auditteam van oordeel dat de eindkwalificaties zijn ontleend aan de door het werkveld vastgesteld beroepsprofiel van SZ-Professional en aansluiten bij het masterniveau.
SAMENVATTEND OORDEEL “DOELSTELLINGEN OPLEIDING”: VOLDOENDE Het auditteam beoordeelt het Onderwerp ”Doelstellingen Opleiding” voor de opleiding als voldoende op basis van het navolgende: 1. Het auditteam is van oordeel dat de eindkwalificaties aansluiten bij de eisen die door vakgenoten en het beroepenveld aan de opleiding worden gesteld. 2. Het auditteam is van oordeel dat de eindkwalificaties aansluiten bij de kwalificaties die aan hoger onderwijs en beroepsonderwijs mogen worden gesteld. 3. Het onderwijs in de verschillende leerprojecten is opgezet vanuit de relevante beroepssituaties in het werkveld 4. Het auditteam is van oordeel dat de kwalificaties zijn ontleend aan het door ProgreSZ opgestelde en in samenspraak met het beroepenveld vastgestelde beroepsprofiel en aansluiten bij het masterniveau.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport TNO hbo masteropleiding SZ-Professional Hogeschool ProgreSZ, juli 2009 14
Onderwerp 2: Programma Dit onderwerp kent acht facetten: 1.eisen hbo; 2. relatie tussen doelstellingen en inhoud; 3. samenhang programma; 4. studielast; 5. instroom; 6. duur; 7. afstemming tussen vormgeving en inhoud; 8. beoordeling en toetsing.
Facet 2.1. Eisen HBO Criteria Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Vindt kennisontwikkeling van studenten plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontwikkeld studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek? Heeft het programma aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline? Waarborgt het programma de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft het aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk?
Bevindingen 2.1.1 Kennisontwikkeling via vakliteratuur en beroepspraktijk De opleiding heeft het programma ingericht rondom twee kernopgaven, waarbij het ordeningskader wordt gevormd door kenmerkende beroepssituaties (bijv. onderzoeker, adviseur, manager). Deze kernopgaven zijn vertaald in twee leerprojecten met daarbij behorende ondersteunende leeractiviteiten. Verder is in ieder leerproject een praktijkopdracht opgenomen, waarin een duidelijke link met de kernopgave wordt gelegd. Het derde leerproject is de afstudeerfase, welke bestaat uit een onderzoeksopdracht (masterproof). De onderzoeksopdracht is een combinatie van literatuur en praktijkonderzoek. Bij ieder van deze leerprojecten wordt actuele en relevante vakliteratuur op hbo- of WO-niveau voorgeschreven. Kennisontwikkeling vindt daarnaast plaats door het gebruik maken van aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met het beroepenveld en/of toegepast onderzoek. Het auditteam heeft tijdens de audit kennisgenomen van de in de onderscheiden leerprojecten opgenomen overzichten van de verplichte en aanbevolen literatuur. Deze documentatie zag er inhoudelijk en qua opzet gedegen uit. Een belangrijk deel van de verplichte literatuur is binnen de opleiding beschikbaar middels een handbibliotheek. Tijdens de audit heeft de opleiding het auditteam geïnformeerd over het voornemen meer Engelstalige literatuur op te nemen (zie ook facet 1.1.). De opleiding maakt bij de literatuurkeuze onder meer gebruik van de signalering van onderzoek van de European Foundation for Working and Living Conditions. Studenten voeren in het kader van de opleiding twee leerprojecten en een masterproof uit. In de twee leerprojecten verkennen de studenten de beleidsmatige issues die in de beroepspraktijk van de sociale zekerheid spelen. Zij leveren als eindproduct een onderzoek of adviesrapport af. In het eerste leerproject ligt de nadruk op het (internationale) aspect van innovatie, terwijl in het tweede leerproject de studenten kennis maken met het sturing geven aan innovaties. In beide leerprojecten komt het vak onderzoeksvaardigheden aan de orde. Uit mondelinge evaluaties komt naar voren dat studenten het vak onderzoeksvaardigheden als lastig en complex ervaren. Dit beeld werd bevestigd in het gesprek met studenten tijdens de audit. Hierin brachten zij naar voren dat de docenten en de lector hierbij een belangrijke ondersteuning bieden alsmede de werkvorm intervisie. De opleiding geeft aan dat bij de intake nauwkeuriger gelet gaat worden op het beschikken over onderzoeksvaardigheden. Indien noodzakelijk wordt de student onder andere door middel van voorgeschreven literatuur in staat gesteld deze deficiëntie weg te werken. Het auditteam ondersteunt deze aanpak. Het projectmatig opleiden (leren in leerprojecten) is een belangrijk kenmerk van de opleiding SZprofessional, waarbij de koppeling wordt gelegd tussen leren en werken. In de leeropdrachten staat het uitvoeren van een praktijkopdracht centraal. In de praktijkopdrachten wordt via de kernopgaven gebruik gemaakt van aan de beroepspraktijk ontleende casuïstiek. De studenten zijn reeds werkzaam in het werkveld van de sociale zekerheid. De relevantie van de werkplek is een vast onderdeel van het intakegesprek.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport TNO hbo masteropleiding SZ-Professional Hogeschool ProgreSZ, juli 2009 15
De werkgever moet bereid zijn de werkplek van de student een onderdeel te laten zijn van de opleiding. Kennis is voorwaardelijk voor het kunnen uitvoeren van de praktijkopdrachten. De (theoretische) kennisontwikkeling vindt plaats onder meer via hoorcolleges, werkcolleges en taken. Deze ondersteunende leeractiviteiten zijn onderdeel van het leerproject. Zelfstudie maakt een aanzienlijk deel van het studieprogramma uit. Bij elk leerproject hoort de bestudering van de theorie. De opleiding verplicht de studenten dat zij in de praktijkopdracht aantoonbaar verbinding leggen tussen de onderzoeksbevindingen en de gangbare theorieën uit de verplichte literatuur en andere kennisbronnen. 2.1.2 Verbinding met actuele ontwikkelingen Studenten leren in de praktijk en van de praktijk, maar brengen vanuit de diverse organisaties waar zij werken (of stage lopen) en hun praktijkopdracht uitvoeren ook actuele kennis op hboniveau in. Studenten dienen minimaal drie jaar werkzaam te zijn in een intake-, uitkering-, re-integratie-functie. Daardoor is sprake van interactie met de beroepspraktijk. Studenten brengen hun eigen ervaringen en dilemma’s uit de beroepspraktijk in. Hierdoor krijgen deze ervaringen betekenis door reflectie van studenten en medestudenten. Verder wordt in de leeropdrachten soms gebruik gemaakt van gastdocenten uit het werkveld (o.a. UWV, CWI, Re-integratiebureau’s, verzekeraars) die een toelichting geven op aspecten van de beroepspraktijk. Het merendeel van de docenten is werkzaam in de beroepspraktijk. In het eerste leerproject vindt een buitenlandse studiereis plaats waarbij met verschillende betrokken stakeholders over beleidsontwikkelingen, maatregelen en uitvoeringsmodellen op het terrein van de sociale zekerheid wordt gesproken. ProgreSZ organiseert twee maal per jaar bijeenkomsten (het Rondetafeldebat en het SZ-debat) waarop met prominente deskundigen op het gebied van werk, zorg en inkomen van gedachten wordt gewisseld over actuele thema’s. Hogeschool ProgreSZ biedt op die manier een platform voor deskundigen op het gebied van SZ en zorg, om door middel van debat en discussie over actuele thema’s te komen tot kennisvermeerdering en –uitwisseling op deze terreinen. De Beroepenveldcommissie en de Onderwijsraad van de opleiding komen jaarlijks ten minste drie maal per jaar bijeen. In het gesprek met de studenten kwam naar voren dat de zij tevreden zijn over de actualiteit van het programma. De opleiding luistert goed naar de studenten en past ook op dit punt het programma aan indien nodig. 2.1.4. Borgen van de ontwikkeling van beroepsvaardigheden De opleiding is via de kernopgaven, drie competentiegebieden en de ontwikkelingslijnen zodanig opgezet dat alle te ontwikkelen competenties en derhalve de beroepsvaardigheden aan de orde komen. In de leerprojecten moet de student aantonen dat hij de drie competentiegebieden integraal kan toepassen. Het integraal toepassen staat in de toetsing centraal. Alle competenties worden beoordeeld aan de hand van vooraf vastgestelde criteria die voor alle leerprojecten gelijk zijn. Zowel de Onderwijsraad als de Beroepenveldcommissie worden betrokken de borging van het niveau van de opleiding. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet van de opleiding als voldoende en wel op grond van het volgende: De kennisontwikkeling vindt plaats in interactie met de beroepspraktijk door middel van aan de beroepspraktijk ontleende casuïstiek via de leerprojecten en door de focus op de werkplek en de werkervaring van de student. De opleiding heeft door de opzet van het onderwijs voldoende verbanden met de actuele ontwikkelingen in de beroepspraktijk, hetgeen tijdens de audit door de studenten werd bevestigd. De opleiding heeft de ontwikkeling van de beroepsvaardigheden in het curriculum geborgd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport TNO hbo masteropleiding SZ-Professional Hogeschool ProgreSZ, juli 2009 16
Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Criteria Het facet ‘Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Is het programma een adequate concretisering van de eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen? Zijn de eindkwalificaties adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma? Biedt de inhoud van het programma studenten de mogelijkheid de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken?
Bevindingen 2.2.1. Concretisering van het programma Het curriculum van de opleiding is gebaseerd op de drie competentiegebieden en op de daarbij behorende 14 ontwikkelingslijnen, zoals vastgelegd in het met het werkveld opgestelde beroepsprofiel van de master SZ-professional. Het curriculum is opgebouwd rond relevante praktijkcontexten i.c. kenmerkende beroepssituaties (kernopgaven). Studenten voeren leeropdrachten uit rond deze kernopgaven. In de leerprojecten wordt per leerproject in een overzicht de relatie tussen de verschillende competenties en ontwikkelingslijnen aangegeven. Tevens is per ontwikkelingslijn een overzicht van de beheersingsniveaus opgenomen op grond waarvan de competentie van een afgestudeerde master SZ inzichtelijk wordt gemaakt. In de gesprekken met studenten tijdens de audit kwam naar voren dat zij het aantal ontwikkelingslijnen in relatie tot de competentiegebieden als omvangrijk ervaren. Hier door ontbreekt het naar hun zeggen in het kader van de beoordeling in een enkel geval aan consistentie. Als voorbeeld werd genoemd het aspect leiderschapskwaliteiten dat in de verschillende ontwikkelingslijnen voorkomt. 2.2.2. Vertaling naar leerdoelen In elk leerproject is door de opleiding een algemeen leerdoel geformuleerd. In de eindtermenmatrix is voor elke ontwikkelingslijn en per kernopgave uit het beroepsbeeld een overzicht van de beheersingsniveaus opgenomen. Bij de ontwikkeling van het studiemateriaal van de opleiding hbo master SZ-professional is voortgebouwd op het concept van de hbo bacheloropleiding SZprofessional, waarbij de beheersingsniveaus en leerdoelen zijn geformuleerd volgens de taxonomie van Bloom. Bij elk leerproject is een uitleg per ontwikkelingslijn opgenomen, welke relatie de ontwikkelingslijn met de master SZ heeft, een overzicht van de beheersingsniveaus en een beschrijving van de leerdoelen en welke leeractiviteit hiervoor is ontwikkeld. Leerdoelen geven aan tot welk niveau of tot welk aspect van de opleidingscompetenties in de desbetreffende module zal worden getoetst, en waar het leren dus (ten minste) op gericht moet zijn. Indien de student in het leerproject binnen elke ontwikkelingslijn de vereiste beheersingsniveau voor het kennisdomein en de vaardigheden heeft bereikt wordt verondersteld dat hij het algemene projectdoel heeft bereikt. Een opleidingscompetentie wordt via meerdere leerdoelen opgebouwd die een toenemende complexiteit laten zien. Tijdens de audit heeft het opleidingsmanagement de onderscheiden door de student te bereiken beheersingsniveaus nader toegelicht. In de praktijkopdracht dienen studenten beheersingsniveau 5 (synthese) te hebben bereikt. De maatstaf van het beheersingsniveau in de affectieve ontwikkelingslijnen is het vermogen tot organiseren (niveau 4). 2.2.3. Mogelijkheid om geformuleerde eindkwalificaties te bereiken De onderwijsvisie van de opleiding behelst onder meer dat studenten zelf actief de verantwoordelijkheid nemen voor het eigen leren. Bij elk leerproject wordt een praktijkopdracht gegeven. In de leerprojecten is beschreven via welke praktijkopdracht en leeractiviteiten de student de mogelijkheid heeft om de competentiedomeinen te bereiken.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport TNO hbo masteropleiding SZ-Professional Hogeschool ProgreSZ, juli 2009 17
Bij een succesvolle uitwerking van de praktijkopdracht en bijbehorende reflectie heeft de student het desbetreffende leerproject afgerond. De student bepaalt zelf of hij deelname aan de geprogrammeerde leeractiviteiten nodig acht. Alle competenties komen in de leeropdrachten aan de orde. De opleiding bewaakt door middel van begeleiding van de opdrachten dat de student uiteindelijk alle daarvoor relevante competenties behaalt. Elke praktijkopdracht wordt afgesloten met een beoordeling. Het product, de prestaties en de reflectie daarop worden in de beoordeling betrokken. Bij de beoordeling aan de hand van de door de opleiding ontwikkelde Beslisregels hbo en de beoordelingsschaal master SZ wordt elk competentiegebied afzonderlijk getoetst. De Beroepenveldcommissie wordt betrokken bij de bewaking van de aansluiting tussen de doelstellingen van de opleiding en de inhoud van het programma. Oordeel: voldoende Op grond van analyse van het programma (ontwikkellijnen, beschrijvingen praktijkopdrachten, leeractiviteiten) is het auditteam van oordeel dat de afzonderlijke programmaonderdelen i.c. de leeropdrachten elk een duidelijke van de eindkwalificaties afgeleide doelstelling hebben. De opleiding heeft per leerproject op inzichtelijke wijze de competenties vertaald naar leerdoelen gekoppeld aan en corresponderend met de onderscheiden ontwikkelingslijnen. Het auditteam is - mede op basis van de gesprekken tijdens de audit - van oordeel dat de inhoud van het programma het mogelijk maakt dat studenten de vereiste eindkwalificaties kunnen verwerven. Wel wijst het auditteam – gegeven het aantal ontwikkelingslijnen – op het gesignaleerde gevaar van mogelijke inconsistenties in de beoordeling van bepaalde aspecten die in een aantal ontwikkelingslijnen terug komen. De opleiding geeft aan dat de ontwikkelingslijnen in het kader van evaluatie van het programma op mogelijke inconsistenties zullen worden onderzocht.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport TNO hbo masteropleiding SZ-Professional Hogeschool ProgreSZ, juli 2009 18
Facet 2.3. Samenhang Programma Criterium Het facet ‘Samenhang Programma’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Is het studieprogramma inhoudelijk samenhangend?
Bevindingen 2.3.1 Inhoudelijke samenhang De opleiding onderscheidt twee professionele rollen, waarin de master SZ-professional zich manifesteert; innovator/adviseur en leidinggevende/manager. Elke rol heeft specifieke taken en verantwoordelijkheden. Verder worden er drie contexten onderscheiden waarbinnen de SZprofessional werkzaam is. Door de omschreven rollen en contexten tegen elkaar af te zetten, onderscheidt de opleiding twee kernopgaven (zie ook overzicht, facet 1.1.1). De relatie tussen de rollen, contexten en kernopgaven vormen samen de inhoudelijke samenhang van de opleiding. Het onderwijs is ingedeeld in drie leerprojecten, waarvan de eerste twee zijn gekoppeld aan beleidsmatige issues/kernopgaven die spelen op het terrein van de sociale zekerheid, te weten 1) innovatie: een internationale vergelijking; 2) sturing geven aan innovatie. Als voorbeeld is kernopgave 2 opgenomen Kernopgave 2: het leiding geven aan (innovatieve en/of complexe) veranderprocessen Binnen het brede werkveld van de sociale zekerheid zijn complexe (veranderings) processen aan de orde van de dag. Onder meer gaat het daarbij om processen op het snijvlak tussen zorg en reintegratie. Samenwerking en ontschotting zijn hierbij geboden. In de rol van manager zorgt de master SZ niet alleen voor vernieuwende en inhoudelijke impulsen, maar geeft hij tevens op ondernemende wijze sturing of leiding aan de veranderingsprocessen die daarmee gepaard gaan. De veranderingsprocessen kunnen betrekking hebben op één of meer van de drie genoemde contexten: het primaire werkproces, de eigen werkorganisatie en/of de samenwerking met (potentiële) ketenpartners. Hij heeft daarbij aandacht voor de sociale, bedrijfsmatige en economische aspecten en profileert de organisatie naar buiten.
Het derde leerproject is de masterproof. Hierin staat een kwantitatief, kwalitatief en empirisch en onderzoek centraal. 2.3.2 Verticale samenhang De competentiegebieden en bijbehorende ontwikkelingslijnen vormen de bindende factor voor de samenhang van het programma en vormgeving van de onderdelen daarin. De verticale samenhang wordt volgens de opleiding bereikt door de indeling in leerprojecten in oplopende complexiteit en moeilijkheidsgraad en door de koppeling aan kenmerkende beroepssituaties en competenties gedurende de doorloop van de studie. Het auditteam heeft tijdens gesprekken met studenten bevestigd gekregen dat sprake is van een oplopende complexiteit en moeilijkheidsgraad. 2.3.3 Horizontale samenhang Horizontale afstemming vindt plaats binnen een leerproject. Elk project kent eenzelfde opbouw waarin kennis, vaardigheden en praktijk met elkaar in verband staan en worden gerelateerd aan een praktijkopdracht op basis van een exemplarische beroepssituatie. Binnen elk leerproject is sprake van een integrale benadering van de drie competentiegebieden. 2.3.4 Binnenschoolse en buitenschoolse samenhang De praktijkopdracht draagt bij aan de samenhang tussen het binnenschools en het buitenschools curriculum. De student past binnenschoolse kennis en vaardigheden buitenschools toe en brengt buitenschoolse ervaring in de opleiding. De opleiding gaat er van uit dat de student tenminste 2,5 dag per week werkzaam is in het werkveld van de sociale zekerheid, waardoor de dagelijkse praktijk benut kan worden voor het doorlopen van het leerproject.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport TNO hbo masteropleiding SZ-Professional Hogeschool ProgreSZ, juli 2009 19
Oordeel: voldoende Het auditteam stelt vast dat sprake is van een heldere structurering van de organisatie van het onderwijs, waardoor de samenhang in verticale en horizontale zin goed is geborgd. Het auditteam constateert tevens dat er sprake is van een oplopende complexiteit en moeilijkheidsgraad in de onder-scheiden leerprojecten. Het auditteam kwalificeert dit facet als voldoende.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport TNO hbo masteropleiding SZ-Professional Hogeschool ProgreSZ, juli 2009 20
Facet 2.4. Studielast Criterium Het facet ‘Studielast’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het programma studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren, zoveel mogelijk worden weggenomen?
Bevindingen De masteropleiding is een deeltijdopleiding. Van de studenten wordt verwacht dat zij voor tenminste 2,5 dag in de week werkzaam zijn in het relevante werkveld dan wel een relevante stage volgen. Het programma is verdeeld over drie leerprojecten. Voor de eerste twee leerprojecten is voor elk leerproject 20 weken gepland. Na afronding starten studenten met de laatste fase van de opleiding, de masterproof. Uit het Kwaliteitsrapport van de opleiding kan worden opgemaakt dat de duur van de opleiding minimaal 1,5 jaar bedraagt. Studenten mogen er twee jaar over doen. De opleiding hanteert ten behoeve van de leeropdrachten werkboeken/leeswijzers , waarin aandacht is voor de opzet van het project, de praktijk- en reflectieopdracht, een overzicht van de inhoud van de ontwikkelingslijnen, de geprogrammeerde leeractiviteiten en de verdeling van de studielast over de verschillende onderdelen. Ook met betrekking tot de afstudeeropdracht heeft de opleiding een leeswijzer opgesteld. Hierin wordt onder meer aandacht geschonken aan de verschillende fasen in het afstuderen, de studielast, het tijdpad, de begeleiding en het afstudeerwerkstuk. Over data van bijeenkomsten, verantwoordelijke docenten en andere relevante gegevens over een leerproject worden studenten via studienet geïnformeerd. Het onderwijs wordt verzorgd in de middag en in de avonduren. Studenten volgen gedurende 40 weken één maal per twee weken werk- of hoorcollege of nemen deel aan project groepen. Het aantal contacturen bedraagt 7 uur per twee weken. De opleiding streeft er nadrukkelijk naar per leerproject een vaste begeleider te koppelen aan een student. Deze biedt ondersteuning bij het samenstellen van leertrajecten en coaching bij de uitvoering van de praktijkopdracht. Ook kent de opleiding de rol van cohortcoördinator, die verantwoordelijk is voor de logistieke gang van zaken rond het cohort. Van iedere ingeschreven student worden in de loop van het studiejaar de behaalde resultaten geregistreerd in het digitale studievoortgangsysteem Schoolfit. Studenten zijn blijkens de gesprekken tijdens de audit tevreden over de verschillende soorten begeleiding van docenten en van de lector. Oordeel: voldoende Het auditteam stelt vast dat de studielast is gespreid over de studiejaren en dat de studenten hierover tevreden waren. Ook waren studenten te spreken over begeleiding van docenten. Er wordt in het algemeen goed naar de studenten geluisterd en belemmerende factoren daarin worden tijdig onderkend. De studenten stelden tijdens het gesprek dat er sprake is van een pilotfase, maar dat er een duidelijke ontwikkeling valt te constateren. Mede op basis van de bevindingen tijdens de audit is het auditteam van oordeel dat het programma studeerbaar is.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport TNO hbo masteropleiding SZ-Professional Hogeschool ProgreSZ, juli 2009 21
Facet 2.5. Instroom Criterium Het facet ‘Instroom’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluit het programma qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: HBO- en WO-bachelor eventueel gepaard gaand met een (inhoudelijke) selectie?
Bevindingen De studiegids in casu de opleidingsbrochure bevat de voorwaarden van toelating tot de opleiding. Toegelaten wordt degene die beschikt over een diploma van de volgende hbo-bacheloropleidingen: hbo-bachelor SZ-professional; Sociaal Pedagogische Hulpverlening; Management Economie en Recht (MER) Daarnaast dienen studenten te beschikken over drie jaar werkervaring op het gebied van de sociale zekerheid en dienen zij de mogelijkheid te hebben om opleidingsactiviteiten te verrichten. De werkplek vormt een onderdeel van de opleiding. Beschikt een potentiële deelnemer niet over een relevante leerplek dan dienen zij (met behulp van de opleiding) een relevante stageplaats te zoeken. Een relevante (leer)werkplek is naar de opvatting van de opleiding - gelet op het didactisch concept waarbij theorie en praktijk zijn gekoppeld, noodzakelijk. De opleiding kent vanwege de omvang van 60 studiepunten geen EVC- of vrijstellingsbeleid. De opleiding voert met elke student voor aanvang van de opleiding een intakegesprek. In dit gesprek wordt ingegaan op de algemene aspecten van de opleiding en wordt onderzocht in hoeverre de aankomend student geschikt lijkt voor de opleiding. Hierbij wordt vooral ingegaan op de vaardigheid op het gebied van methoden en technieken van onderzoek, bedrijfskunde en organisatiekunde (m.n. analysetechnieken) en leren reflecteren. Is er sprake van een deficiëntie dan wordt de student een speciaal programma aangeboden. Tijdens de audit is dit punt aan de orde geweest. De deficiënties op genoemde gebieden zijn volgens de opleiding dermate structureel, dat hiervoor ruimte binnen het programma wordt gecreëerd. De opleiding heeft de intakeprocedure uitvoerig beschreven in het document Inschrijving en intake master SZ. Het auditteam heeft hiervan met waardering kennisgenomen. De informatievoorziening van aankomend studenten vindt plaats via de website van de opleiding. De website bevat een korte beschrijving van de opleiding, het didactisch concept en een overzicht van mogelijke functies. Studenten kunnen via de website een brochure ontvangen en een intakegesprek aanvragen. De instroom in het studiejaar 2008-2009 bedroeg 10 studenten. Oordeel: voldoende Het auditteam stelt vast dat de opleiding zich door middel van een intake gesprek inspant om een goed beeld te krijgen van de kennis en vaardigheden van de aankomend student, alsmede hierdoor nagaat of sprake is van een relevante werkplek. Het auditteam heeft er van kennis genomen dat de opleiding voornemens is binnen het programma speciale aandacht te richten op het verhelpen van mogelijke deficiënties.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport TNO hbo masteropleiding SZ-Professional Hogeschool ProgreSZ, juli 2009 22
Facet 2.6. Duur Criterium Het facet ‘Duur’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium:3 Voldoet de opleiding aan de formele eis (minimaal 60 EC’s ) m.b.t. de omvang van het curriculum van een HBO master opleiding?
Bevindingen Blijkens de programmabeschrijving van de hbo masteropleiding SZ-professional bedraagt het totaal aantal studiepunten 60 EC’s .Daarmee voldoet de opleiding aan de formele, kwantitatieve eis die aan hbo master opleidingen wordt gesteld. Oordeel: voldoende Het auditteam heeft geconstateerd, dat de opleiding een omvang heeft van 60 EC’s, reden dit facet als voldoende te kwalificeren.
3
In feite gaat het hier niet om een criterium, maar om een formele vereiste. Zie de voetnoot bij beslisregel E.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport TNO hbo masteropleiding SZ-Professional Hogeschool ProgreSZ, juli 2009 23
Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Criteria Het facet ‘Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: • Is het didactisch concept in lijn met de doelstellingen? • Sluiten de werkvormen aan bij het didactisch concept?
Bevindingen De opleiding is praktijkgericht (curriculumopbouw rond relevante beroepscontexten/ kenmerkende beroepssituaties), waarbij toepassing van verworven kennis en vaardigheden centraal staan (leren in projecten), gericht op integraal leren en waarbij de inhoud direct is gerelateerd aan de geformuleerde competenties die moeten worden bereikt. Deze uitgangspunten worden beschreven in het document ‘Opleidingsconcept projectmatig opleiden en leren’, waarin de vakgebonden kennis, de professionele vaardigheden en de professionele kenmerken in relatie tot het competentiegericht leren zijn uitgewerkt. De drie competentiedomeinen zijn uitgewerkt in 14 ontwikkelingslijnen. Deze zijn vertaald naar leerdoelen. In de opleiding staat het leren in leerprojecten centraal. De kern daarbij is dat leren en werken niet los van elkaar kunnen worden gezien. De noodzakelijke competenties worden grotendeels verworven gedurende het uitvoeren van de praktijkopdracht. Daarnaast biedt de opleiding de student gedurende de doorlooptijd van het leerproject diverse leeractiviteiten aan. In overleg met de leerprocesbegeleider kan de student zelf besluiten welke activiteiten nodig zijn om ontbrekende kennis te vergaren, vaardigheden te oefenen of tussentijdse taken te evalueren. De werkvormen sluiten hierbij aan. De opleiding kent de volgende werkvormen: hoorcollege, zelfstudie, workshop, werkcollege, taken en intervisie. Voor het ontwikkelen van leeractiviteiten zijn sjablonen beschikbaar die zijn opgenomen in de ‘Auteursinstructie voor de ontwikkeling van leerprojecten’. Hierdoor zijn docenten in staat gelijke informatie te verwerken in hun werkvormen. Periodiek overleggen docenten, waarbij wordt gereflecteerd op de gekozen leeractiviteiten in het licht van het didactisch concept, waardoor de relatie tussen het concept en de ervaringen in de praktijk actueel blijft. In de leerprojecten worden verschillende leeractiviteiten aangeboden die de integratie van theorie en praktijk tot stand brengen. Deze activiteiten hebben niet alleen betrekking op de in het opleidingsconcept neergelegde leervormen als authentiek leren, sociaal leren, strategisch leren en adaptief leren, maar vooral op vormen van activerend leren. Oordeel: voldoende Het auditteam stelt vast dat sprake is van een duidelijk geformuleerde onderwijsvisie en dat het didactisch concept naar indeling in leerprojecten en ondersteunende leeractiviteiten aansluit op dit concept. Het auditteam heeft de Auteursinstructie bestudeerd en is van oordeel dat deze instructie een belangrijk hulpmiddel is bij het consistent toepassen van het didactisch concept. De diversiteit van werkvormen en variatie in intensiteit sluit naar het oordeel van het auditteam aan bij het didactisch concept c.q. bij het concept van activerend leren. Het auditteam oordeelt daarom dat er in voldoende mate sprake is van aansluiting tussen vormgeving en inhoud.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport TNO hbo masteropleiding SZ-Professional Hogeschool ProgreSZ, juli 2009 24
Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Criterium Het facet ‘Beoordeling en Toetsing’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt door de beoordelingen, toetsingen en examens adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd?
Bevindingen 2.8.1. Toetsbeleid De opleiding kent een toetsbeleid, dat is uitgewerkt in een toetsplan. De achterliggende visie daarbij is dat de opleiding de verbinding met de beroepspraktijk belangrijk vindt. Na elk leerproject en bij de afsluitende ‘masterproof’ wordt op 2 manieren getoetst: 1. Een beoordeling van de uitgevoerde praktijkopdracht, c.q. de masterproof; 2. Toetsing aan de hand van een reflectieverslag, waarbij de studenten worden beoordeeld op hun ontwikkeling op 14 ontwikkelingslijnen. De toetsing gebeurt per ontwikkelingslijn op het niveau van ‘beheersingsniveaus’, waaronder leerdoelen zijn geformuleerd. Bij de beoordeling van de praktijkopdracht uit het leerproject c.q masterproof wordt nagegaan in welke mate door de student de competenties zijn behaald. De opleiding geeft aan dat hierbij ook nadrukkelijk het kennisaspect aan bod komt (zie facet 2.1.). De studenten hebben kennis van de wijze van beoordelen en toetsen door de beschrijving daarvan in de studiemappen per leerproject en via de Onderwijs- en Examenregeling. Het beoordelings- en toetsingssysteem is gebaseerd op een methode van formatieve toetsing, waarbij de assessoren leereffectieve feedback aan studenten geven en waarbij studenten door middel van het reflectieverslag aan zelfevaluatie doen. Studenten maken aan het begin van het leerproject een inschatting van hun instapniveau aan de hand van een in de studiemap opgenomen zelfmeetinstrument. Tevens stelt de student een leerplan op, waarin wordt aangegeven welke activiteiten in welke volgorde worden ondernomen. Bij de afsluiting van het project meet de student zijn niveau voor de tweede maal. De twee zelfmeetmomenten, het POP en het leerplan worden bij de beoordeling van het reflectieverslag meegenomen. Daarnaast is er ook sprake van summatieve toetsing van de praktijkopdracht aan het eind van ieder leerproject en van de masterproof. 2.8.2 Toetsvormen en beoordeling De praktijkopdrachten en de reflectieverslagen worden beoordeeld aan de hand van een beoordelingsschaal met vaste beslisregels, de zogenoemde opdrachtoverstijgende beoordelingsschaal. De beoordelingsschaal geeft per ontwikkelingslijn aan wanneer een opdracht voldoende, onvoldoende of goed scoort. Het is tevens een middel tot gerichte feedback. De vereisten en criteria voor beoordeling en toetsing zijn beschreven in de daartoe ontwikkelde toetsingsformulieren. Ook in de studiemappen bij de leerprojecten zijn de beoordelingscriteria opgenomen. Studenten worden voorafgaand aan een nieuw te starten project en tijdens de startbijeenkomst hierover geïnformeerd. Uit de gesprekken met studenten bleek het auditteam dat studenten het in het kader van de reflectieverslagen nog moeilijk vinden om een juiste inschatting van hun niveau te maken. De opleiding is zich hiervan bewust en benadrukt dat hiertoe intervisie als werkvorm is toegevoegd. Studenten vinden dit duidelijk een verbetering. De toetsing wordt uitgevoerd door assessoren. Deze assessoren worden via casuïstiekbesprekingen getraind en bijgeschoold. Docenten die geen assessor zijn, zijn niet bij de toetsing betrokken. Tijdens de audit is in de gesprekken ook aandacht besteed aan de betrokkenheid van het afnemend veld bij de toetsing en beoordeling. Hieruit kwam naar voren dat tot op heden de beroepspraktijk i.c. de opdrachtgever niet bij de beoordeling is betrokken. De opleiding gaf aan dat hiertoe zal worden overgegaan, maar nog in bespreking is over een juiste vormgeving van deze betrokkenheid, in ieder geval bij het afstudeerproject.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport TNO hbo masteropleiding SZ-Professional Hogeschool ProgreSZ, juli 2009 25
2.8.3. Toetsmomenten Ieder leerproject kent een doorlooptijd van 20 weken. Beoordeling vindt plaats aan het eind van ieder leerproject en bij de masterproof. 2.8.4. Examencommissie De examencommissie is verantwoordelijk voor het afnemen van de examens, de organisatie en coördinatie van de tentamens met inbegrip van de kwaliteit van de examinering en het formuleren van het toetsbeleid. De technische kwaliteit van de toetsen wordt geborgd door het assessorenoverleg. Hierin wordt de toetssystematiek besproken, zowel pro-actief als evaluatief. De projectopdrachten, evenals de masterproof worden door student op individuele basis uitgevoerd. Oordeel: voldoende Het auditteam heeft kennisgenomen van de wijze waarop de opleiding de toetsing en beoordeling vorm geeft. De kwaliteit van het proces van beoordelen is voldoende geborgd doordat de opleiding een duidelijke set van duidelijke beoordelingscriteria en beslisregels hanteert. Het auditteam oordeelt dat door de opleiding daarbij adequaat wordt bepaald of de studenten de leerdoelen van het programma hebben gerealiseerd. Het auditteam heeft er van kennis genomen dat de opleiding voornemens is het werkveld in ieder geval te betrekken bij het afstudeerproject. Het auditteam geeft in overweging deze betrokkenheid ook uit te breiden naar beide leerprojecten. Het auditteam heeft op grond van haar bevindingen er voldoende vertrouwen in dat de opleiding de leerprojecten en de masterproof op adequate wijze beoordeelt.
SAMENVATTEND OORDEEL “PROGRAMMA”: VOLDOENDE Het auditteam beoordeelt het Onderwerp “Programma” als op basis van het navolgende:
De kennisontwikkeling vindt plaats in interactie met de beroepspraktijk en door middel van aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal. Het programma is een concrete vertaling van de eindkwalificaties in termen van te bereiken competenties die zijn vertaald naar leerdoelen en gekoppeld aan de onderscheiden ontwikkelingslijnen en aan de leerprojecten. Studenten worden op deze wijze in staat gesteld om deze leerdoelen te behalen. Er is sprake van een heldere structurering van het onderwijs, waardoor de samenhang in zowel horizontale als in verticale zin is geborgd. De studielast is evenwichtig gespreid over het programma en de studenten zijn hierover tevreden. De opleiding spant zich in om door middel van intake gesprekken een goed beeld te krijgen van de karakteristieken van de instromende studenten. De opleiding is voornemens om in het programma speciale aandacht te richten op het verhelpen van mogelijke bij de intake vastgestelde deficiënties. De deeltijdopleiding heeft een omvang van 60 EC. Het didactisch concept is in lijn met de door de opleiding gekozen doelstellingen. De werkvormen sluiten daarbij aan. De opleiding beschikt over een toetsbeleid, waarbij sprake is van een set van heldere beoordelingscriteria en beslisregels. Het auditteam heeft op grond van haar bevinden er vertrouwen in dat hierdoor wordt geborgd dat de opleiding alle competenties adequaat beoordeelt.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport TNO hbo masteropleiding SZ-Professional Hogeschool ProgreSZ, juli 2009 26
Onderwerp 3: Inzet van Personeel Dit onderwerp kent drie facetten: 1. eisen hbo; 2. kwantiteit personeel; 3. kwaliteit personeel.
Facet 3.1. Eisen HBO Criterium Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt het onderwijs voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk?
Bevindingen De opleiding heeft nauwe banden met de beroepspraktijk en de docenten zijn nauw betrokken bij de praktijk door het begeleiden van de leerprojecten en in het bijzonder van de praktijkopdrachten. De opleiding heeft het personeelsbeleid vastgelegd in een personeelsplan, waarin de competenties waaraan de docent dient te voldoen zijn omschreven. Hierin zijn ook de criteria voor het aannamebeleid, zoals beschikken over relevante vakdeskundigheid, betrokkenheid met het veld van de sector sociale zekerheid en met onderwijs, het bezit van een academische graad zijn opgenomen en waarin de eisen gesteld ten aanzien van het interne competentiemanagement verder worden uitgewerkt. Het personeelsplan bevat ook een introductie en inwerkprocedure ten behoeve van nieuw aangestelde docenten. De docenten hebben allen een opleiding in het hoger onderwijs genoten, waarvan 55% in het wetenschappelijk onderwijs. Docenten in vaste dienst dienen te beschikken over een onderwijsbevoegdheid. Is dit niet het geval dan is een pedagogisch-didactische scholing verzorgd door het scholingsinstituut Elan van de Universiteit Twente verplicht. Ten tijde van de audit volgde vier docenten deze didactische scholing. Op grond van een analyse van de c.v.’s en gesprekken met docenten tijdens de audit blijkt dat het merendeel van de docenten een achtergrond heeft op het gebied van de sociale zekerheid, dan wel daarin nog parttime werkzaam is. Docenten hebben contacten met het beroepenveld via bedrijven waar de studenten werken en opdrachten uitvoeren, congressen zoals het ProgreSZ-debat Sociale Zekerheid, eigen werkzaamheden en netwerken. Gegeven de pilotfase heeft de opleiding nog geen schriftelijke evaluaties onder de studenten gehouden over de praktijkgerichtheid van de docenten. Wel spreken na afloop van elk leerproject de studenten zich uit over de kwaliteit van de docenten. Dit wordt een vast onderwerp tijdens de functioneringsgesprekken met docenten. De opleiding zal structureel na elk leerproject studenten in het kader van de projectevaluatie bevragen door middel van het on line evaluatie-instrument de HBO-spiegel over onder meer de praktijkgerichtheid en de inzet van docenten en van de cohortcoördinator. Oordeel: voldoende Het auditteam stelt op grond van zijn bevindingen vast dat het onderwijs voor een belangrijk deel wordt verzorgd door docenten die vanuit eigen werkervaring een verbinding weten te leggen tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Het auditteam heeft kennisgenomen van het voornemen om mede door middel van een structurele evaluatie via de HBO-spiegel meer zicht te houden op de praktijkgerichtheid van docenten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport TNO hbo masteropleiding SZ-Professional Hogeschool ProgreSZ, juli 2009 27
Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwantiteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt er voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen?
Bevindingen De Hogeschool ProgeSZ valt onder de eindverantwoordelijkheid van de directeur van de organisatie ProgreSZ. De manager Onderwijs is verantwoordelijk voor de onderwijsactiviteiten. Hij wordt in zijn taken ondersteund door een onderwijsbureau en een onderwijssecretariaat die respectievelijk de onderwijskundige en logistiek administratieve ondersteuning bieden. De masteropleiding beschikte per 31 december 2008 over 9 docenten met een totaal gemiddelde van 2,8 fte. Een deel van de docenten is zowel werkzaam in de master als in de bacheloropleiding. Met inbegrip van de verdeling over vaste en freelance docenten bedraagt op grond van de door de opleiding verstrekte gegevens de feitelijke docent/student-ratio 1: 14. De masterstudenten komen eens per twee weken gedurende 7 uur bijeen op de uitvoeringslocatie te Utrecht/ Nieuwegein. Uit de gesprekken met het opleidingsmanagement blijkt dat de opleiding geen problemen heeft eventuele vacatures te vervullen. De werving vindt zijn basis in een formatieplanning waarin de opleiding zowel de kwalitatieve als de kwantitatieve behoefte in kaart brengt. De opleiding heeft in haar personeelsbeleid nadrukkelijk aandacht voor het laag houden van het ziekteverzuim. In het jaar 2007 bedroeg het ziekteverzuim 1,05% met een gemiddelde ziekteduur in dagen van 0,8. Oordeel: voldoende Het auditteam is op basis van zijn bevindingen van oordeel dat de opleiding voldoende personeel inzet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport TNO hbo masteropleiding SZ-Professional Hogeschool ProgreSZ, juli 2009 28
Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwaliteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het personeel gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma?
Bevindingen 3.3.1. Het personeelsbeleid Het personeelsbeleid van de opleiding is beschreven in het personeelsplan ProgreSZ Professionals. Uitgangspunt van Hogeschool ProgreSZ is om de strategische organisatiedoelstellingen te vertalen naar personeelsmanagement. Dit doet zij door middel van het voeren van integraal personeelsbeleid, waarbij regelmatig en systematisch afstemming plaatsvindt van inzet, kennis en bekwaamheden van medewerkers op de inhoudelijke en organisatorische doelen van de organisatie. Kernpunten van het personeelsbeleid zijn: een competentiegericht ontwikkel- en opleidingenbeleid; een afspraken- en beoordelingscyclus; een beloningssysteem gericht op een gedeeltelijk flexibele beloning. Alle docenten dienen tenminste over een relevant hbo- of WO-diploma te beschikken, alsook over een onderwijsbevoegdheid. Beschikt een docent niet over de vereiste pedagogisch didactische vaardigheden dan is scholing verplicht. De opleiding heeft de uitgangspunten van haar scholingsbeleid vastgelegd in een concept-scholingsplan. Het docententeam bestaat uit een kernteam, bestaande uit de cohortcoördinatoren, de manager opleidingen en een lid van het onderwijsbureau. In het kernteam zijn van ieder competentiedomein in de opleiding een of meer docenten vertegenwoordigd. 3.3.2. Het personeel van de opleiding Uit de documenten (waaronder de c.v.’s van de docenten) die het auditteam tijdens de audit heeft ingezien blijkt dat negen docenten zijn verbonden aan de opleiding (in het totaal 2,8 fte). Deze docenten bezitten allen een WO-diploma. Hiervan zijn twee docenten – waaronder de lector gepromoveerd en één docent volgt een promotietraject. Het merendeel van de docenten heeft een directe relatie met het beroepenveld. Diegenen die nog niet beschikken over een pedagogisch didactische bevoegdheid voor het hbo gaan daarvoor een opleiding volgen aan het instituut Elan van de Universiteit van Twente. De opleiding heeft een aanzet gemaakt met het voeren van functioneringsgesprekken. Onderdeel van deze gesprekken is competentiemanagement, waarvoor in het personeelsplan een aantal specifieke competenties zijn uitgewerkt (klantgerichtheid, deskundigheid, samenwerken en resultaatgerichtheid). Deze gesprekken leiden tot het gestructureerd in kaart brengen van scholingseisen en –wensen. Het onderzoeksprogramma van het lectoraat sluit inhoudelijk aan bij de beleidsmatige thema’s die in de leerprojecten aan de orde komen. De lector is gedurende één dag per week bij het onderwijs betrokken. De overige dagen is hij werkzaam in de beroepspraktijk. De studenten geven aan dat de lector voor vragen gedurende de week makkelijk te bereiken is. De opleiding brengt door middel van onder meer personeelsdagen, gesprekken met de leidinggevende en een interne nieuwsbrief medewerkers op de hoogte van de ontwikkelingen van het eigen personeelsbeleid. 3.3.3. Oordeel studenten In het gesprek met de studenten tijdens de audit kwam naar voren dat de studenten in het algemeen tevreden zijn over de kwaliteit van de docenten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport TNO hbo masteropleiding SZ-Professional Hogeschool ProgreSZ, juli 2009 29
Oordeel: voldoende Het auditteam stelt vast dat de opleiding beschikt over een uitgewerkt personeelsbeleid. De opleiding geeft aandacht aan de kwaliteiten van de medewerkers en zet daartoe voldoende instrumenten in. Naar het oordeel van het auditteam is sprake van personeel dat is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma.
SAMENVATTEND OORDEEL “INZET VAN PERSONEEL”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Inzet van Personeel” als voldoende op basis van het navolgende: • De opleiding wordt verzorgd door docerend personeel dat vanuit eigen werkervaring verbindingen weet te leggen tussen de opleiding en de beroepspraktijk. • De opleiding zet voldoende personeel in om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. De docent/student ratio beoordeelt het auditteam als toereikend. • De opleiding beschikt over een uitgewerkt personeelsbeleid, waarin de opleiding oog heeft voor de competenties en kwaliteiten van de medewerkers. Het scholingsbeleid wordt aan de hand van periodieke functioneringsgesprekken verder ontwikkeld. • Er is sprake van personeel dat adequaat is gekwalificeerd voor inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het betreffende programma.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport TNO hbo masteropleiding SZ-Professional Hogeschool ProgreSZ, juli 2009 30
Onderwerp 4: Voorzieningen Dit onderwerp kent twee facetten: 1. materiële voorzieningen; 2. studiebegeleiding.
Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Criterium Het facet ‘Materiële Voorzieningen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn de huisvesting en de materiële voorzieningen toereikend om het programma te realiseren?
Bevindingen De opleiding is gehuisvest in een herenhuis uit de jaren 1930. Hierin zijn een grote en twee kleinere ruimten ten behoeve van studenten en docenten. Tevens bevindt zich daar het secretariaat en de studentenadministratie, alsmede een bibliotheek met de voor de opleiding relevante literatuur. De opleiding verzorgt haar leeractiviteiten grotendeels volgens de door de opleiding zogenoemde incompany-methode op een locatie waar een cohort is gevormd en wel in het kantoor van UWV te Nieuwegein. Volgens de studenten is deze locatie goed bereikbaar en beschikt deze over voldoende hulpmiddelen (flip-over, whiteboard, beamer). Daarnaast beschikt de opleiding ook zelf over beamers die door de docenten kunnen worden gereserveerd. In de opleiding wordt volgens het Kwaliteitsrapport ruim aandacht besteed aan de toepassing van ICT. Toepassing van ICT vindt plaats in het kader van informatievoorziening naar de student en in het kader van het onderwijsleerproces. Het huidige, op basis van een huuroverkomst met de Hogeschool Utrecht gebruikte programma ELO, wordt afgebouwd. ProgreSZ neemt de ELO in eigen beheer en gaat daarbij gebruik maken van de stabiele programmatuur Moodle. Via Studienet kunnen studenten onder andere communiceren met de docenten over vakinhoudelijke problemen en ontvangen zij de studiemappen twee weken voor de aanvang van een leerproject. Daarnaast worden studenten in verschillende opdrachten gevraagd digitale informatie op te vragen, zoals tijdschriften, onderzoek, regelingen, relevante websites. Verder worden multimediale programma’s gebruikt om in realistische praktijksituaties kennis en vaardigheden te oefenen. De opleiding beschikt over een kleine handbibliotheek. De opleiding gaat gebruik maken van het knowledge portal van Kluwer om de literatuur (onderzoeksuitkomsten, - artikelen) voor studenten beschikbaar te stellen. Dit geldt ook voor de bibliotheek van het onderzoeksbureau van de lector, genaamd As/tri. Uit de gesprekken met studenten kwam naar voren dat over het algemeen bij de bedrijven en organisaties waar zij werken een voldoende bibliotheek voorziening aanwezig is. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet op basis van de gesprekken met management, docenten en studenten als voldoende. Naar het oordeel van het auditteam zijn de voorzieningen – gegeven het karakter van de opleiding – toereikend om het programma te realiseren. Het auditteam onderstreept het belang om op korte termijn de toegankelijkheid – zoals voorgenomen - tot literatuur te vergroten door het realiseren van een kennisportal.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport TNO hbo masteropleiding SZ-Professional Hogeschool ProgreSZ, juli 2009 31
Facet 4.2. Studiebegeleiding Criteria Het facet ‘Studiebegeleiding’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten adequaat met het oog op de studievoortgang? Sluiten de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten aan bij de behoefte van de studenten?
Bevindingen In de opleiding staat het actief leren centraal. Volgens de opvatting van de opleiding is leren construeren en worden kennis en vaardigheid ‘geproduceerd’ in interactie met de omgeving. Voor de docenten betekent dit dat zij vanuit verschillende rollen (o.a. die van expert en coach) de dialoog met de student aangaan en bereid zijn kennis en ervaringen uit te wisselen. Het zelfstandig leren van de student staat voorop. In de pilotfase waarin de opleiding zich bevindt, ontvangen studenten twee vormen van begeleiding: 1. Inhoudelijke begeleiding: elke student krijgt bij de beide leerprojecten en de ‘masterproof’ indivi-duele begeleiding, toegespitst op het door de student gekozen thema van de praktijkopdracht 2. De cohortcoördinator volgt de voortgang van zijn cohort en begeleidt het cohort groepsgewijs en desgewenst individueel. In geval van (dreigende) studievertraging, dan neemt de student contact op met de cohortcoördinator om te bezien of remediërende afspraken nodig en/of mogelijk zijn. Daarnaast ontvangen studenten ook begeleiding van de lector bij onderzoeksopdrachten. De opleiding is voornemens om in de zomer van 2009 de voortgangs- en overige studiegegevens te importeren in het studievolgsysteem Schoolfit. Daarnaast maakt de opleiding ook gebruik van de elektronische leeromgeving Studienet, waarin voor de studie relevante informatie is opgenomen. In de opleidingsbrochure/studiegids is de studiebegeleiding beschreven. Ook in de voorlichtingsbijeenkomsten en bij het intakegesprek wordt ingegaan op de wijze waarop de studiebegeleiding is georganiseerd. Uit het gesprek tijdens de audit blijkt dat studenten tevreden zijn over de verschillende wijzen van ondersteuning die zij ervaren en over de contacten met de studiebegeleiders. Oordeel: voldoende Op basis van zijn bevindingen is het auditteam van oordeel dat de studiebegeleiding en informatievoorziening met het oog op de studievoortgang adequaat zijn ontwikkeld en aansluiten bij de wensen van de studenten.
SAMENVATTEND OORDEEL “VOORZIENINGEN”: Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Voorzieningen” als voldoende op basis van het navolgende: • De voorzieningen zijn – gegeven het karakter van de opleiding – toereikend om het programma te realiseren. • De studiebegeleiding en informatievoorziening zijn met het oog op de studievoortgang adequaat ontwikkeld en sluiten aan bij de wensen van de studenten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport TNO hbo masteropleiding SZ-Professional Hogeschool ProgreSZ, juli 2009 32
Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Dit onderwerp kent drie facetten: 1. evaluatie resultaten; 2. maatregelen tot verbetering; 3. betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld.
Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Criterium Het facet ‘Evaluatie Resultaten’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt de opleiding periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen?
Bevindingen De instelling werkt op basis van een geformuleerd kwaliteitsbeleid, waarin de visie op kwaliteit- en kwaliteitszorg is neergelegd in het beleidsplan Integrale Kwaliteitszorg. Zij hanteert daarbij het INK-model. Hoewel het kwaliteitszorgsysteem van de opleiding nog in opbouw is, baseert de opleiding zich op de pdca-cyclus. In het beleidsplan staan de fasen in het kwaliteitszorgmodel beschreven, de uitgangspunten die de opleiding in het kader van integrale kwaliteitszorg hanteert, welke instrumenten per aandachtsgebied worden ingezet en welke de tijdcyclus is. De instelling is voornemens om het komend studiejaar evenals bij de Bacheloropleiding SZprofessional bij de evaluatie van de opleiding gebruik te maken van het digitale evaluatieinstrument de HBO-spiegel. De evaluatie van de leerprojecten richt zich bij toepassing van dit instrument op de aspecten inhoud, leeractiviteiten, studiemateriaal, aanpak, leerprocesbegeleiding docenten, elektronische leeromgeving en communicatie. Bij ieder leerproject wordt ook de rol bekwaamheid en deskundigheid van de docent en van de cohort-coördinator geëvalueerd. Uit het Kwaliteitsrapport valt op te maken dat gegeven de pilotfase waarin de master SZ zich bevindt op dit moment nog geen gebruik wordt gemaakt van dit instrument. De opleiding stelt zich op het standpunt dat een mondelinge evaluatie in deze fase een betere feedback oplevert dan een digitaal instrument. In de pilotfase vinden evaluatiegesprekken met studenten plaats aan het einde van elk leerproject. Ook vinden - zo blijkt uit de gesprekken met de studenten tijdens de audit tussentijds gesprekken met studenten plaats. Ultimo oktober 2009 vindt een integrale evaluatie van de pilot plaats. De korte communicatielijnen binnen de opleiding bieden de mogelijkheid bij het signaleren van problemen direct verbetermaatregelen te nemen. De studenten waren daar zeer over te spreken. De opleiding heeft blijkens haar Jaarplan 2009-2010 zich met betrekking tot de rendementen de volgende streefdoelen gesteld: de uitval (selecterende werking) is kleiner dan 10%; percentage studenten dat Leerproject 1 binnen de nominale studieduur heeft afgerond bedraagt minimaal 75%; percentage studenten dat Leerproject 2 binnen de nominale studieduur heeft afgerond bedraagt minimaal 70%; percentage studenten van een cohort dat binnen de nominale studieduur is afgestudeerd bedraagt minimaal 60%; percentage studenten van een cohort dat binnen de nominale studieduur plus zes maanden is afgestudeerd bedraagt minimaal 80%. studenttevredenheid is gelijk of groter dan 3 op een vijfpuntsschaal. medewerkertevredenheid is minimaal 3 op een vijfpuntsschaal. werkveldtevredenheid is gelijk of groter dan 4 op een vijfpuntsschaal. Oordeel: voldoende Het auditteam stelt vast dat de opleiding in de pilotfase door middel van gesprekken met studenten en docenten het onderwijs evalueert. Het auditteam heeft kennis genomen van het voornemen van de opleiding om komend studiejaar de evaluatie te laten plaats vinden via het instrument de HBOspiegel. Tevens heeft de opleiding in het Jaarplan voor het studiejaar 2009-2010 toetsbare streefdoelen opgenomen. Op grond van zijn bevindingen heeft het auditteam er vertrouwen in dat de opleiding het programma periodiek zal evalueren aan de hand van de gestelde streefdoelen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport TNO hbo masteropleiding SZ-Professional Hogeschool ProgreSZ, juli 2009 33
Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Criterium Het facet ‘Maatregelen tot Verbetering’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAOcriterium: Vormen de uitkomsten van periodieke evaluaties van de opleiding de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen?
Bevindingen Het auditteam merkt allereerst op dat gegeven de pilotfase waar de opleiding zich bevindt de evaluatie van de leerprojecten door studenten zich voorlopige beperkt tot een mondelinge evaluatie (zie ook facet 5.1). Ook de Beroepenveldcommissie, de Onderwijsraad en de bijeenkomsten van de kerndocenten leveren een bijdrage aan de verbetering van het programma, de onderwijsorganisatie en de bedrijfsvoering. De opleiding stelt in haar Jaarplan 2009-2010 naar aanleiding van onder meer gesprekken met studenten, docenten en de lector, alsmede van de uitkomsten van het overleg in bovengenoemde gremia een aantal verbetermaatregelen voor, welke zijn voorzien van een datum van realisatie. Ter illustratie enkele voorbeelden: Het versterken van de verbinding van de onderzoekscomponent met de beroepspraktijk van de studenten door een meer op onderzoeksvaardigheden gericht intake-gesprek en duidelijke afspraken met opdrachtgevers over de koppeling van de opdrachten aan de ontwikkelingen en behoeften van de eigen organisatie. Een uitgebreide beschrijving van de onderscheiden beheersingsniveau in leerproject 2. Tot dusver was slechts alleen het eindniveau beschreven. Versterking van het evaluatiesysteem voorzover het gaat over de kwaliteit van de docenten. Het houden van een medewerkerstevredenheidsonderzoek met als onderliggende doel de verstering van de binding met de opleiding c.q. ProgreSZ. Het inrichten van een digitaal platform voor alumni. Oordeel: voldoende Het auditteam stelt vast dat de opleiding in de pilotfase verbetermaatregelen invoert op basis van de mondelinge gesprekken. In de gesprekken heeft het auditteam getoetst en bevonden dat deze acties ook daadwerkelijk worden – en in een enkel geval reeds zijn – uitgevoerd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport TNO hbo masteropleiding SZ-Professional Hogeschool ProgreSZ, juli 2009 34
Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Criterium Het facet ‘Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn - en zo ja op welke wijze - medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld actief betrokken bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding?
Bevindingen De opleiding betrekt medewerkers, studenten en beroepenveld actief bij de interne kwaliteitszorg. Het Beleidsplan Integrale Kwaliteitszorg van de hogeschool bevat een overzicht van aandachtsgebieden en de daaraan gerelateerde documenten en activiteiten. Periodiek vindt overleg plaats met de navolgende gremia. Kernteam master SZ, Het kernteam bestaat uit de manager Onderwijs, het Onderwijsbureau, de lector en een aantal docenten en heeft periodiek overleg over de lopende zaken rondom het onderwijs. Assessorenoverleg ProgreSZ, Dit overleg bestaat uit de manager Onderwijs, het Onderwijsbureau, assessoren en heeft periodiek overleg over de toetsing en beoordeling van producten van leerprojecten. Tijdens dit overleg zijn ook assessoren van de andere opleidingen van ProgreSz aanwezig om tot een goede uitwisseling van ervaringen te komen, hiaten in de toetswijzen te onderscheppen en om tot een uniforme wijze van toetsing te komen. Alumnivereniging is thans nog niet van toepassing, maar de opleiding is voornemens in de toekomst alumni te benaderen en te betrekken bij de opleiding. Werkveld Het werkveld wordt bij de opleiding betrokken door middel van de beroepenveldcommissie en de Onderwijsraad. Beide gremia komen drie maal per jaar bijeen. Deze beide organen geven hun commentaar op wijzigingen in het programma en de Beroepenveldcommissie valideert het curriculum als relevant voor de beroepspraktijk. Daarnaast organiseert de opleiding een zogenoemd jaarlijks ProgeSZ-Debat, waarbij het gehele werkveld bijeenkomt. Hierin komen de ontwikkelingen op het terrein van de sociale zekerheid aan de orde en de consequenties daarvan voor het curriculum van de opleiding. In 2008 is dit debat voor de eerste maal gehouden. Examencommissie De Examencommissie overlegt over alle algemene zaken van de opleiding master SZ. Kenniskring lectoraat De kenniskring is nog in ontwikkeling en zal bestaan uit de lector, een aantal masterdocenten met onderzoekservaring, vertegenwoordigers uit het werkveld en studenten. Aan de kenniskring zal ook de directeur van STECR deelnemen. Hierdoor wordt de band van het Kenniscentrum met de opleiding en het lectoraat versterkt. Oordeel: voldoende Het auditteam stelt vast dat medewerkers, studenten en het beroepenveld betrokken zijn bij het beoordelen van de kwaliteit van het onderwijs. Het auditteam is zich er van bewust dat sprake is van een pilotfase. Het auditteam heeft er vertrouwen in dat na afronding van de pilotfase alle relevante gremia structureel bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding worden betrokken.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport TNO hbo masteropleiding SZ-Professional Hogeschool ProgreSZ, juli 2009 35
SAMENVATTEND OORDEEL “INTERNE KWALITEITSZORG”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Interne Kwaliteitszorg” als voldoende op basis van de navolgende overwegingen: • Het auditteam stelt vast dat de opleiding in de pilotfase door middel van gesprekken met studenten en docenten het onderwijs evalueert. De opleiding is voornemens om met ingang van het studiejaar 2009-2010 de evaluatie te laten plaatsvinden via het instrument de HBO-spiegel aan de hand van toetsbare streefdoelen opgenomen in het Jaarplan. • De opleiding voert in de pilotfase verbetermaatregelen door op basis van de mondelinge evaluatiegesprekken met studenten. • Het auditteam stelt vast dat medewerkers, studenten en het beroepenveld betrokken zijn bij het beoordelen van de kwaliteit van het onderwijs. Het auditteam vertrouwt er op dat deze betrokkenheid na de pilotfase op een meer structurele wijze vorm zal krijgen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport TNO hbo masteropleiding SZ-Professional Hogeschool ProgreSZ, juli 2009 36
Onderwerp 6. Condities voor continuïteit Facet 6.1 Afstudeergarantie Criterium Het facet ‘Afstudeergarantie’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: De instelling geeft aan studenten de garantie dat het programma volledig kan worden doorlopen.
Bevindingen: De directie van ProgreSZ, de organisatorische eenheid waarbinnen de masteropleiding wordt aangeboden, heeft zich door middel van een schriftelijke verklaring garant gesteld voor de uitvoering van het programma. Dit betekent dat de instelling een eventueel verlies zal dragen en da studenten in staat worden gesteld de opleiding af te ronden. In de huidige situatie is de opleiding niet bekostigd van overheidswege en betalen studenten de kosten van de opleiding. Oordeel: voldoende Het auditteam stelt vast dat de schriftelijke garantstelling van de instelling inhoudt dat studenten een afstudeergarantie is gegeven, mits zij aan de eisen van niveau en kwaliteit voldoen. Het auditteam beoordeelt dit facet als voldoende.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport TNO hbo masteropleiding SZ-Professional Hogeschool ProgreSZ, juli 2009 37
Facet 6.2 Investeringen Criterium Het facet ‘investeringen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: De voorziene investeringen zijn toereikend om de opleiding (inclusief voorzieningen) tot stand te brengen. Bevindingen: De opleiding heeft tijdens de audit uiteengezet op welke wijze wordt voldaan aan het facet. De opleiding stelt zich op het standpunt dat een minimale instroom van 8 á 9 studenten voldoende is om de opleiding te starten en studenten te laten afstuderen. De opleiding communiceert deze handelwijze vooraf naar de studenten toe. De organisatie heeft, zo stelt het auditteam vast in voldoende mate eigen inkomsten om de uitvoering van de opleiding te kunnen garanderen. Oordeel: voldoende Het auditteam oordeelt op grond van de uiteenzetting van directie en opleidingmanagement tijdens de audit dat zij voldoende vertrouwen heeft dat de voorziene middelen – onder conditie van een minimale instroom – toereikend zullen zijn om opleiding tot stand te brengen. Een cohort gaat niet van start bij onvoldoende deelname (minder dan 8). Het auditteam beoordeelt de financiële risico’s die de hogeschool neemt met deze opleiding als aanvaardbaar.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport TNO hbo masteropleiding SZ-Professional Hogeschool ProgreSZ, juli 2009 38
Facet 6.3 Financiële voorzieningen Criterium Het facet ‘financiële voorzieningen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: De financiële voorzieningen voor de gecalculeerde negatieve resultaten zijn voldoende voor dekking van de aanloopverliezen
Bevindingen: De hogeschool heeft een exploitatieoverzicht over de afgelopen jaren en een begroting voor het komende jaar voor de hogeschool opgesteld. Het auditteam heeft van deze documenten kennis genomen. Onder verwijzing naar facet 6.2 wordt de opleiding tot stand gebracht onder conditie van een minimale studenteninstroom. Het opleidingsmanagement licht toe dat op deze wijze negatieve resultaten kunnen worden voorkomen. Verder geeft de opleiding aan dat zij een voorziening heeft getroffen ter compensatie van verliezen en/of investeringen door met crediteuren overeen te komen dat vooraf gefactureerd en betaald wordt. De opleiding toont aan dat op deze wijze de ontwikkelkosten en derhalve de verliezen van de afgelopen jaren zijn gedekt. De geprognosticeerde winsten voor 2009 en 2010 zullen toegevoegd worden aan deze continuïteitsvoorziening.
Oordeel: voldoende Het auditteam stelt op grond van haar bevindingen vast dat de kosten voor de opleiding nagenoeg voor elk cohort gelijk zijn, en gedekt worden uit de inkomsten van de opleidingsprijs. De begroting laat een positief saldo zien. Het auditteam stelt vast dat de opleiding op een voorziening heeft getroffen ter dekking van de aanloopverliezen. Het auditteam oordeelt dat op grond van de door de opleiding verstrekte gegevens en de gegeven toelichting de financiële voorzieningen vertrouwen geven ter dekking van de aanloopverliezen. Het auditteam oordeelt op grond van zijn bevindingen positief over dit facet.
SAMENVATTEND OORDEEL “CONDITIES VOOR CONTINUÏTEIT”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Condities voor continuïteit” als voldoende op basis van de navolgende overwegingen: Het auditteam stelt vast dat de studenten door middel van een schriftelijke garantstelling door de instelling een afstudeergarantie is verstrekt. Het auditteam is van oordeel dat de opleiding eerst van start gaat op basis van een door de opleiding gesteld minimum aantal inschrijvingen. Aankomend studenten worden vooraf van deze handelwijze op de hoogte gesteld. Het auditteam oordeelt dat de financiële voorzieningen vertrouwen geven ter dekking van de aanloopverliezen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport TNO hbo masteropleiding SZ-Professional Hogeschool ProgreSZ, juli 2009 39
©Hobéon® Certificering Adviesrapport TNO hbo masteropleiding SZ-Professional Hogeschool ProgreSZ, juli 2009 40
3.
SAMENVATTEND OORDEEL
3.1.
Oordeelschema opleiding HBO master SZ - deeltijd
Onderwerp / Facet 1. Doelstellingen Opleiding 1.1. Domeinspecifieke Eisen 1.2. Niveau Bachelor 1.3. Oriëntatie HBO
V V V
2. Programma 2.1. Eisen HBO 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma 2.3. Samenhang Programma 2.4. Studielast 2.5. Instroom 2.6. Duur 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud 2.8. Beoordeling en Toetsing
V V V V V V V V
3. Inzet van Personeel 3.1. Eisen HBO 3.2. Kwantiteit Personeel 3.3. Kwaliteit Personeel
V V V
4. Voorzieningen 4.1. Materiële Voorzieningen 4.2. Studiebegeleiding
V V
5. Interne Kwaliteitszorg 5.1. Evaluatie Resultaten 5.2. Maatregelen tot Verbetering 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld 6. Condities voor continuïteit 6.1. Afstudeergarantie 6.2. Investeringen 6.3. Financiële voorzieningen Samenvattend oordeel
Oordeel V
V
V
V V V V
V V V V V
©Hobéon® Certificering Adviesrapport TNO hbo masteropleiding SZ-Professional Hogeschool ProgreSZ, juli 2009 41
3.2.
Integraal oordeel/ advies aan NVAO
Op basis van zijn bevindingen met betrekking tot alle in het NVAO-Toetsingskader vermelde onderwerpen en facetten, concludeert het auditteam dat de door Hogeschool ProgreSZ verzorgde deeltijd opleiding hbo master SZ-Professional in aanmerking komt voor accreditatie door de NVAO.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport TNO hbo masteropleiding SZ-Professional Hogeschool ProgreSZ, juli 2009 42
©Hobéon® Certificering Adviesrapport TNO hbo masteropleiding SZ-Professional Hogeschool ProgreSZ, juli 2009 43
BIJLAGE I: CURRICULA VITAE AUDITOREN EN ONAFHANKELIJKHEIDSVERKLARING AUDITOREN Drs. G.J. (Hans) Stoltenborg Hans Stoltenborg studeerde psychologie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam en was al gedurende zijn studie werkzaam in projecten op het terrein van onderwijs en opleiding. Na een aantal jaren in de onderwijsresearch werkte hij op het gebied van het post-hbo en andere vormen van commerciële dienstverlening vanuit onderwijsinstellingen. Door een stationering in Brussel leerde hij de EU en het internationale projectenbeleid goed kennen. De afgelopen jaren werkt hij vanuit het kantoor in Den Haag op onderwerpen als marktonderzoek, ontwikkeling van nieuwe opleidingen, competentiegericht leren, kwaliteitszorg en accreditatie. Ook voert hij het projectmanagement van innovatieprojecten en is hij betrokken bij internationale onderwijsprojecten. Hij heeft als onderwijsdeskundige en lead auditor deelgenomen aan verschillende accreditatie audits binnen het hoger onderwijs. Dr. C. (Kick) van der Pol Kick van der Pol studeerde af aan de economische faculteit van de Vrije Universiteit in de algemene economie, met als specialisatie openbare financiën en sociale psychologie. In 1982 promoveerde hij aan de Vrije Universiteit. De heer Van der Pol heeft ruime ervaring in de publieke sector bij de agrarische sociale fondsen en in de private sector. Zo was hij achtereenvolgens algemeen directeur van de Agrarische Sociale Fondsen, voorzitter GUO (uitvoering sociale zekerheid en pensioenen), maakte hij deel uit van de hoofddirectie van Relan en later van Interpolis NV en was hij vice voorzitter van de Raad van Bestuur van Eureko. Daarvoor vervulde hij functies bij de rechtsvoorgangers van Relan, waaronder die van voorzitter van de Raad van Bestuur van de Stigas GUO groep. Daarnaast bekleedt hij talrijke nevenfuncties. Zo is hij onder andere voorzitter van de stuurgroep Portal Leren en Werken en is hij algemeen bestuurslid van VNO-NCW. Ook is Van der Pol lid van het curatorium postdoctorale opleiding verandermanagement VU en voorzitter van Boaborea, de brancheorganisatie voor werk, loopbaan en vitaliteit. Bij de Vrije Universiteit geeft de heer Van der Pol lessen Microeconomics and theory of income distribution. Momenteel is heer Van der Pol onafhankelijk organisatieadviseur. M. (Maas) Simon MBA Maas Simon volgde de post-hbo opleiding Bedrijfskunde aan de HES Rotterdam en behaalde zijn MBA titel bij de Business School Nederland. De heer Simon bekleedde diverse managementfuncties, achtereenvolgens bij de Detam en, bij Cadans (beide bedrijfsverenigingen), bij Relan Zekerheid (verzekeringsmaatschappij) bij Commit (arbodienst) en bij Interpolis N.V.. Bij de Business School Nederland (Buren) is heer Simon betrokken als docent. Momenteel is de heer Simon accountdirecteur Agrarische sector en Voeding bij Syntrus Achmea Pensionbeheer. Binnen Achmea bekleedde hij diverse functies o.a. was hij directeur diensten MKB van de divisie Sociale Zekerheid. Prof. dr. E.(Erik) de Gier Erik de Gier studeerde sociologie aan de toenmalige Katholieke Hogeschool Tilburg en is in 1987 aan de UvA gepromoveerd tot doctor in de sociale wetenschappen. Hij vervulde in zijn loopbaan tal van functies in beleid en onderzoek, waaronder senior-beleidsmedewerker bij de ministeries van SZW en CRM, directeur Hugo Sinzheimer Instituut UvA, directeur Onderzoek Consumentenbond, directeur kennisinstituut SISWO/Social Policy Research en tevens deeltijdhoogleraar Sociaal Beleid aan de UvA. Verder was hij verbonden aan de Radboud Universiteit Nijmegen als directeur van het ITS. Vanaf 2006 werkt hij tevens als deeltijdhoogleraar Comparatief Arbeidsmarktbeleid aan deze universiteit. Daarnaast is hij sinds 2007 directeur-eigenaar van SocialEngineers, een advies- en onderzoeksbureau op het vlak van arbeid en sociale zekerheid.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport TNO hbo masteropleiding SZ-Professional Hogeschool ProgreSZ, juli 2009 44
Mr. T. (Ton) Vis De heer Vis is zelfstandig adviseur op het brede terrein van het onderwijs en scholing. Hij houdt zich bezig met bestuurlijk/organisatorische en juridische vraagstukken, competentieontwikkeling, (inhoudelijke en proces-) begeleiding van projecten en accreditatievraagstukken. In zijn vorige functies was hij coördinerend secretaris hoger onderwijs en later hoofd wetenschappelijke staf, tevens plv. secretaris/ directeur van de Onderwijsraad. Daarnaast vervult hij een aantal nevenfuncties, zoals vice-voorzitter van de Raad van Toezicht van een Zorg en Revalidatiecentrum te Rotterdam, lid van de geschillencommissie WMO van de Besturenraad en lid van de Nederlandse Vereniging Onderwijsrecht en van de werkgroepen dereguleringswetgeving’ en ‘educational governance’ daar binnen. Verder heeft hij gepubliceerd (o.a. in Thema) over accreditatie in het hoger onderwijs.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport TNO hbo masteropleiding SZ-Professional Hogeschool ProgreSZ, juli 2009 45
©Hobéon® Certificering Adviesrapport TNO hbo masteropleiding SZ-Professional Hogeschool ProgreSZ, juli 2009 46
©Hobéon® Certificering Adviesrapport TNO hbo masteropleiding SZ-Professional Hogeschool ProgreSZ, juli 2009 47
©Hobéon® Certificering Adviesrapport TNO hbo masteropleiding SZ-Professional Hogeschool ProgreSZ, juli 2009 48
©Hobéon® Certificering Adviesrapport TNO hbo masteropleiding SZ-Professional Hogeschool ProgreSZ, juli 2009 49
©Hobéon® Certificering Adviesrapport TNO hbo masteropleiding SZ-Professional Hogeschool ProgreSZ, juli 2009 50
©Hobéon® Certificering Adviesrapport TNO hbo masteropleiding SZ-Professional Hogeschool ProgreSZ, juli 2009 51
BIJLAGE II: PROGRAMMA VISITATIE Programma TNO hbo masteropleiding SZ Hogeschool ProgreSZ, Apeldoorn 12 mei 2009
Tijd
Gesprekspartners
Auditoren
Onderwerpen
08.30 – 08.45
Auditteam: G.J. Stoltenborg C. van der Pol M.Simon E. de Gier T. Vis
Inloop en ontvangst
08.45 – 09.15 09.15 – 09.30
Managementteam
Auditteam Auditteam
09.30– 10.15
Tjeerd Hulsman (directeur a.i. Hogeschool ProgreSZ) Hanneke Tijken (manager Opleidingen, voorzitter excie) Managementteam
Voorbespreking Kennismaking Definitieve vaststelling programma
Auditteam
Strategisch beleid, visie, missie Marktpositie en instroom Internationalisering Relatie beroepenveld Personeel / Deskundigheidsbevordering Resultaten / rendementen Alumnibeleid Auditteam
Tjeerd Hulsman (directeur a.i. Hogeschool ProgreSZ) Hanneke Tijken (manager Opleidingen, voorzitter excie)
10.15 – 10.30
Interne terugkoppeling, verificatie
Auditteam
10.30 – 11.15
Curriculum Tjeerd Hulsman (directeur a.i. Hogeschool ProgreSZ) Sylvia Peters (Onderwijsbureau) Ben Tappèl (programmaleider, docent, begeleider, assessor) Hanneke Tijken (manager Opleidingen, voorzitter excie) Docenten Eduard ter Horst (docent, secretaris excie) Veronique Kilian (docent) Rienk Prins (lector, docent, begeleider) Ben Tappel (programmaleider, docent, begeleider, assessor)
Auditteam
11.15 – 12.00
Studenten Jan de Haan (UWV Flevoland) Richard Korteling (Achmea) Walter Willig (UWV Almere)
Deel auditteam
12.00 – 12.45
Lunch, interne terugkoppeling,tevens verificatie Rondleiding specifieke voorzieningen master Verificatie documenten
Auditteam
11.15 – 12.00
12.45 – 13.15 12.45 - 13.15
Deel auditteam
Deel Auditteam
Eindkwalificaties Instroom, Studielast/studeerbaarheid Wekplek/stage Onderzoek Afstuderen, Internationalisering, Resultaten/ rendementen, Dagelijkse gang van zaken Aansluiting instroom en programma Resultaten / rendementen Relatie beroepenveld Curriculum Toetsen en beoordelen Stage en afstuderen Internationalisering / Deskundigheidsbevordering Studie(loopbaan)begeleiding Informatievoorziening Toetsen en beoordelen Studiebegeleiding (incl. stages) Studeerbaarheid, studielast Materiële voorzieningen Praktijkcomponent Lunch, interne terugkoppeling,tevens verificatie Verificatie algemene en opleidingsspecifieke voorzieningen
Deel Auditteam
©Hobéon® Certificering Adviesrapport TNO hbo masteropleiding SZ-Professional Hogeschool ProgreSZ, juli 2009 52
Tijd
Gesprekspartners
Auditoren
Onderwerpen
13.15 – 14.00
Examencommissie (Toetsen en Beoordelen) Eduard ter Horst (docent, secretaris excie) Sylvia Peters (Onderwijsbureau) Hanneke Tijken (manager Opleidingen, voorzitter excie)
Deel Auditteam
13.15 – 14.00
Kwaliteitszorg/studiebegeleiding
Deel Auditteam
Studiebegeleiding Toetsen en beoordelen Bezwaar en beroep Vrijstellingen/EVC procedure Kwaliteitsborging van praktijkcomponent Resultaten / rendementen Instroom Aansluiting instroom en programma Studeerbaarheid, Studielast Evaluatie resultaten Betrekken medewerkers, studenten en werkveld Verbetermaatregelen Portfolio Studiebegeleiding
Lectoraat / kenniskring
Deel auditteam Stoltenborg Van der Pol De Gier
14.00 – 14.45
Verificatie documenten
Deel Auditteam Simon Vis
14.45 – 15.15 15.15 – 15.45
Interne terugkoppeling, verificatie Nader te bepalen gesprekspartners (iedereen beschikbaar) Indien mogelijk beschikbaar blijven! Intern overleg en bepaling voorlopige beoordeling Alle gesprekspartners & genodigden Indien mogelijk zijn alle deelnemers uitgenodigd om bij de terugkoppeling aanwezig te zijn
Auditteam (Deel) Auditteam
Tjeerd Hulsman (directeur a.i. Hogeschool ProgreSZ) Ben Tappel (programmaleider, docent, begeleider, assessor) 14.00 – 14.45
Tjeerd Hulsman (directeur a.i. Hogeschool ProgreSZ) Rienk Prins (lector, docent, begeleider)
15.45 – 16.30 16.30 – 17.00
Opdracht van het lectoraat Relatie en betrokkenheid bij het onderwijs Onderzoek Kenniskring Participatie studenten
Pending issues
Auditteam Auditteam
Terugkoppeling voorlopige beoordeling
Auditteam Drs. G.J. (Hans) Stoltenborg Dr. C. (Kick) van der Pol M. (Maas) Simon Mba Prof.dr. E. (Erik) de Gier Mr. T (Ton) Vis
-
voorzitter/adviseur Hobéon Certificering vakdeskundige / organisatie-adviseur werkvelddeskundige / accountdirector Syntrus Achmea onderzoek / internationalisering secretaris Hobéon Certificering
©Hobéon® Certificering Adviesrapport TNO hbo masteropleiding SZ-Professional Hogeschool ProgreSZ, juli 2009 53