ADVIESRAPPORT BSC CITG
Adviesrapport Bachelor Curriculum Herziening Civiele Techniek
MANAGEMENTSAMENVATTING
3
Leeswijzer
3
Lezersgroep
3
Bronnen
4
INLEIDING: HET PROBLEEM
5
Centrale Vraag
5
DOELSTELLINGEN VAN DE BACHELOR CIVIEL
5
Profiel van de civiel ingenieur Qanu rapport 2007
6
DIDACTISCHE UITGANGSPUNTEN
6
Vaardigheden en aantrekkelijk onderwijs
7
Doelgroep
7
Leerlijnen
8
Studeerbaarheid
8
Voortgang
9
Randvoorwaarden
9
Minoren
10
VERANDERMANAGEMENT/ONDERWIJSINNOVATIE
10
CONCLUSIES
10
2
Door Dr. R.G. Klaassen en drs. M. L. Brummelink, OC FOCUS
Adviesrapport Bachelor Curriculum Herziening Civiele Techniek
Managementsamenvatting Dit rapport, geschreven in opdracht van de Bachelor Directeur Onderwijs van Civiele Techniek, is een kritische beschouwing van de curriculumherziening van de bachelorfase. De centrale vraag is: is het huidige herzieningsvoorstel dat gemaakt is op basis van het adviesrapport een goede keuze voor Civiele Techniek, of is er reden om tot verdere bijstelling te komen? In hoofdlijn zouden wij de herzieners willen adviseren het perspectief van de student nadrukkelijker in beeld te brengen waar het gaat om aantrekkelijkheid en studeerbaarheid van het curriculum. Het valt ons op, dat in het herziene curriculum een veel sterkere nadruk wordt gelegd op het ontwikkelen van theoretische en fundamentele kennis. Hierdoor kan er gevaar zijn dat er minder aandacht wordt besteed aan vaardighedenontwikkeling. Vanwege deze verschuiving is het van bijzonder belang aantrekkelijkheid in het oog te houden. Dit om te voorkomen dat studenten die in potentie voldoende capaciteiten hebben, voortijdig afhaken omdat zij motivatie verliezen. Wij adviseren dus expliciet aandacht te besteden aan de vraag wat studenten motiveert, en dit te verwerken in colleges en de curriculumopzet. Verder vragen wij ons af of het programma voldoende studeerbaar is. Het opvoeren van het aantal toetsmomenten, zoals de commissie adviseert, zal de studeerbaarheid ten goede komen. Er zijn daarnaast andere mogelijkheden denkbaar, zoals het inzichtelijk maken van de relevantie van het geleerde m.b.t. de beroepspraktijk en het leggen van een inhoudelijke verbinding tussen fundamentele vakken en discipline gerichte vakken. Wij adviseren daarop te letten bij de daadwerkelijke inrichting van de vakken.
Leeswijzer In de inleiding wordt de kwestie van de bachelorherziening van de studie civiele Techniek geschetst. Vervolgens komen de doelstellingen van de bachelor Civiele Techniek aan de orde, afgezet tegen het profiel van de civiel ingenieur zoals dat naar voren komt in het Qanu rapport 2007. In het hoofdstuk ‘Didactische Uitgangspunten’ bespreken wij alle belangrijke didactische peilers van het curriculum aan de hand van genoemde bronnen. Hierbij zetten wij eventueel kritische kanttekeningen, signaleren lacunes, stellen vragen en bieden advies. In het hoofdstuk ‘Verandermanagement/onderwijsinnovatie’ wordt aandacht besteed aan het draagvlak voor onderwijsveranderingen.
Lezersgroep Dit rapport is geschreven ten behoeve van de (Bachelor) Onderwijsdirecteur en alle direct/indirect betrokkenen bij de bachelorherziening van Civiele Techniek.
3
Door Dr. R.G. Klaassen en drs. M. L. Brummelink, OC FOCUS
Adviesrapport Bachelor Curriculum Herziening Civiele Techniek
Bronnen: - Eindrapport Evaluatiecommissie Curriculum BSc CT (feb. 2008) - ‘Alle hout kan timmerhout worden’, voorstel BSc programma CT operationeel vanaf 01-092009 (Ertsen, Sanders; 29 mei 2008) - ‘Steigerhout wordt hergebruikt’, uitwerking nieuw BSc programma CT (Ertsen; juni 2008) - Jaarverslag CITG, 2006 - Qanu verslag visitatie 2007 - Blue print Bachelor Curriculum herziening Lucht en Ruimtevaart - Bech, K (2007), verandermanagement, Zaltbommel; Thema - Nedermeijer, J. & Pilot, A. (2000), Beroepscompetenties en academische vorming in het hoger onderwijs - Smit, G.N. (2008), Alumni ………
4
Door Dr. R.G. Klaassen en drs. M. L. Brummelink, OC FOCUS
Adviesrapport Bachelor Curriculum Herziening Civiele Techniek
Inleiding: het probleem Deze curriculumherziening is ingegeven door de volgende geconstateerde aandachtspunten/vraagstukken: - de minor moet ingevoerd worden (vijfde semester moet hiervoor worden leeggeruimd) - de harde knip wordt vanaf sept. 2010 ingevoerd: hierdoor komt prioriteit te liggen bij doorstroming van BSc naar MSc - knelpunten in het huidige programma zijn: studeerbaarheid, struikelvakken, overlap tussen vakken, keuze moment ed. - voor uitgangspunten herziening: zie blz. 2 ‘Alle hout…’ De herzieningscommissie is op grond hiervan tot de conclusie gekomen dat een partiële herziening van het BSc programma noodzakelijk is. Daarbij heeft de commissie zich gericht op de drie functies die het BSc curriculum heeft: het leggen van een fundament voor kennis, het ontwikkelen van vaardigheden en de oriëntatie op het werkveld. Op basis van interviews in het veld en met studenten oordeelt de commissie dat ruimte gevonden kan worden in dat gedeelte van het curriculum dat zich richt op oriëntatie op de verschillende vakgebieden. Daarnaast kan er ruimte worden gecreëerd door het keuzemoment (MSc-track) te vervroegen.
Centrale Vraag: Door de bachelor onderwijsdirecteur dhr M. Ertsen is ons verzocht opnieuw te kijken naar het voorgenomen besluit om de bachelor te herzien en feedback daarover terug te koppelen. De vraag is dan ook op: is het huidige aangepaste curriculum voorstel dat gemaakt is op basis van het adviesrapport (ad1 bronnnen) een goede keuze voor CITG, of is er reden om tot een verdere bijstelling te komen?
Doelstellingen van de Bachelor Civiele Techniek Uit het eindrapport blijkt dat er wordt gekozen voor een brede Bachelor voorbereidend op de Master studie op de TU dan wel elders. Er wordt in principe rekening gehouden met de mogelijkheid van uitstroom na de bachelor, echter in het programma zal daar geen rekening mee worden gehouden in het vaste programma, hooguit in de minor. Volgens de studie in het beroepenveld is de kracht van de academische bachelor de gefundeerde en specialistische/theoretische kennis van de afgestudeerde civiel technisch ingenieur. Opvallend is dat juist de student/doelgroep aangeeft moeite te hebben met de specialistische en fundamentele kennis. De belangrijkste redenen voor deze problemen zijn studeerbaarheid/motivatie en plaats van vakken in het huidige programma. Kantekening is dat het aantal geraadpleegde studenten niet bijzonder groot is.
5
Door Dr. R.G. Klaassen en drs. M. L. Brummelink, OC FOCUS
Adviesrapport Bachelor Curriculum Herziening Civiele Techniek
Zie uitgangspunten (par. 3) In het voorstel voor het nieuwe BSc curriculum is de nadruk komen te liggen op de fundamentele vakken en de clustering hiervan. Dit sluit aan bij de informatie uit interviews met het beroepenveld (hoofddocument) waaruit blijkt dat het werkveld wenst dat ingenieurs theoretisch sterk zijn. Zie 3.4 Alle hout ..: punten die als sterk worden aangeduid in het veld worden versterkt.
Hiermee wordt nog meer ingezet op een technisch fundamenteel profiel tegenover breed en een meer management gericht profiel. Het onderscheid met UT Civiele Techniek wordt daarmee ook versterkt (Qanu, 2007). De vraag is of Delft beoogt ingenieurs als specialisten op te leiden of ze ook een kans wil bieden om zich breder te ontwikkelen en een meer managementachtig profiel te realiseren binnen een nog steeds zwaar technisch fundamentele opleiding. Recent onderzoek (promotie Gillian Smits TU Delft, 22 oktober 2008) toont aan dat ingenieurs met management vaardigheden een grotere kans hebben op een succesvolle carrière in termen van salaris en doorgroei potentieel op de arbeidsmarkt. Hoewel dit onderzoek de ingenieur beschouwt die een vijfjarig programma heeft afgerond, blijft de vraag gerechtvaardigd in hoeverre er met het nieuwe CT BSc curriculum niet wordt ingezet op een te eenzijdig profiel en/of er niet meer marge zit in de uitwerking van de eindtermen aansluitend bij het onderstaand opgenomen Qanu Profiel. Profiel van de civiel ingenieur Qanu rapport 2007 Noodzakelijke technische diepgang in kennis als grote analytische en ontwerpvaardigheid hebben, en bovendien in staat zijn in de breedte systematisch verbindingen te leggen met aanpalende disciplines als economie, ruimtelijke ordening, bedrijfskunde en het recht. Dat wil dus zeggen dat enerzijds verdieping van (technische) kennis aan de orde is, simpelweg omdat deze kennis steeds meer groeit en complexer wordt. Anderzijds is er sprake van verbreding als gevolg van de multidisciplinaire en internationale omgevingen waarbinnen civiel ingenieurs moeten werken. Innovaties in kennis en kunde hangen samen met verbeteringen in het technologische vermogen: • • • • •
Theoretische en methodisch doorgronden van complexe samenhangen, Kundigheid in het ontwerpen en evalueren van alternatieve oplossingen, Inzicht in de groeiende complexiteit van uitvoerings- en beheervragen en Ontwikkeling van methoden en vaardigheden om daarmee om te gaan. Ontwikkeling ten behoeve van het functioneren in multidisciplinaire/multiculturele teams
6
Door Dr. R.G. Klaassen en drs. M. L. Brummelink, OC FOCUS
Adviesrapport Bachelor Curriculum Herziening Civiele Techniek
Didactische uitgangspunten In de nieuwe bachelor wordt er voor gekozen alleen te focussen op aanpassingen aan de inhoud van de verschillende bijgestelde vakken om zo min mogelijk overhoop te halen en alleen hier en daar een experiment uit te voeren. Dit is ons inziens een gemiste kans. Vakken die herontwerp behoeven omdat het aantal ECTS navenant toe of afneemt, of omdat de leerlijn en de toegeleverde kennis is bijgesteld, zijn er juist bij gebaat een gemeenschappelijk didactische visie te realiseren. Dit bevordert de samenhang in het programma en waarborgt dat er niet opnieuw een didactische vernieuwingsslag gemaakt hoeft te worden in de zeer nabije toekomst. De doelstellingen geuit in het adviesrapport, naast het Qanu profiel zouden hiervoor voldoende aanknopingspunten kunnen bieden. Enkele aspecten die van essentieel belang zijn voor curriculum vernieuwing en die tevens in meer of mindere mate aan de orde zijn gekomen in de advies/ondersteunende documenten zullen hier kort besproken worden. Het betreft: de inbedding van vaardigheden in het onderwijs, het helder hebben van het profiel van de doelgroep en de afstemming daarop, de leerlijnen versterken dan wel aanpassen naar gelang de visie, studeerbaarheid/monitoring en de invulling van de randvoorwaarden voor de aanpassing van het curriculum. Vaardigheden en aantrekkelijk onderwijs Zeker nu er in het nieuwe programma minder vanzelfsprekende aandacht is voor vaardighedenontwikkeling en meer nadruk wordt gelegd op de theoretische/fundamentele technische kennis is het aanbieden van aantrekkelijk onderwijs als basisvoorwaarde om de motivatie van de gemiddelde student vast te houden een belangrijk aandachtspunt. Hier en daar een ictexperiment zal dat onvoldoende kunnen borgen, maar zal wel een belangrijk ondersteuning kunnen blijken bij het dynamischer maken van het onderwijs. Ook is het niet duidelijk in hoeverre er nog aan brede vaardigheden zoals projectmanagement vaardigheden, teamwork skills, communicatieve vaardigheden aandacht wordt besteed, of en hoe worden deze geïntegreerd en geborgd in de ontwerpopdracht? Is een studentportfolio tbv. Het zichtbaarmaken van de ontwerpvaardigheden wellicht een optie om deze lijnen stevig neer te zetten? Ad 4.2 ‘algemene denk… vakken’. Bij vaardigheden-vakken is de grootste krimp gerealiseerd. Vragen daarbij: is er een vaardighedenlijn aangaande ontwerpen en construeren, waarbij de voortgang wordt beoordeeld? Een student portfolio zoals door de Qanu commissie is geadviseerd zou daarbij een hulpmiddel kunnen zijn.
Doelgroep Het is onduidelijk waardoor de huidige studenten gemotiveerd worden in het curriculum. Niet in de zin wat de studenten als positief of negatief ervaren in het huidige curriculum want dat is bevraagd. Het draait hier om de vraag waarom studenten warm lopen voor civiele techniek. Wat ontbreekt is een studentprofiel, aan de hand waarvan aantrekkelijkheid van het curriculum bepaald kan worden. Hoe kan de instromende civieler getypeerd worden? Een voorbeeld: VWO leerling die bovengemiddeld scoort op beta-gebied, thuis wonend, weinig sociale contacten, object gericht of 7
Door Dr. R.G. Klaassen en drs. M. L. Brummelink, OC FOCUS
Adviesrapport Bachelor Curriculum Herziening Civiele Techniek juist niet? Wat wordt er concreet gedaan om te zorgen dat het curriculum aansluit bij de interesse, capaciteiten en verwachtingen van de studenten? Ze samen laten ploeteren voor een goed doel? De tutoren kunnen ook een belangrijke ondersteuning leveren aan de studenten door ze niet alleen inhoudelijk te coachen maar ook samen na te laten denken over waar ze vast lopen in het onderwijs, wat ze nodig hebben om verder te kunnen, en wie/of wat daarbij kan helpen. De student voelt zich tegelijkertijd gezien/gehoord, waardoor het ploeteren minder erg wordt en de studiemotivatie wellicht een “boost krijgt. Leerlijnen Vraag is ook of de leerlijnen die in het huidige programma zijn opgezet voldoende geborgd blijven. Huidige leerlingen Qanu rapport 2007 Ter concretisering van de eindtermen is bij het inrichten van het BSc-programma een aantal lijnen in het programma gedefinieerd, die vanaf het eerste tot en met het derde jaar door het curriculum lopen. Dit zijn: 1. de waterlijn; 2. de infrastructuurlijn; 3. de ontwerplijn; 4. de constructieve lijn en 5. de bètawetenschappelijke lijn. Hoewel het goed is om te kiezen voor leerlijnen om de programmatische opbouw te versterken, kan het ook beperkend werken: • Studenten moeten een vak hebben afgerond voor zij kunnen doorstromen naar een volgend vak • Er is minder flexibiliteit in (de te volgen leerpaden) van studenten omdat er ook kruislings vakkennis wordt vereist om verder te kunnen. Dat is een reden om vanuit het oogpunt van studeerbaarheid ook te kijken naar welke oplossingen hiertegenover kunnen staan. Ad 4.6 Alle hout..: een eindwerkstuk van 10 punten is klein t.o.v. bijv. 3mE, L&R en Bouwkunde (15 ECTS punten, zijn wel overwegend eindwerken in groepen). Juist een ruimer aantal ECTS in de eindopdracht geeft de student meer flexibiliteit zijn interessegebied te adresseren op een academisch niveau.
Studeerbaarheid Oplossingsrichtingen waarbij men bij een studeerbaar curriculum aan kan denken worden hieronder genoemd. Let wel het zijn een aantal oplossingsrichtingen die mogelijk zijn en zeker niet alle. Vanwege het rendementsvraagstuk is het wel zaak expliciet aandacht te besteden aan deze component en haar op te nemen in de didactische filosofie die uiteindelijk wordt neergezet. Studeerbaarheid wordt onder andere gerealiseerd door: • Zoals door de adviescommissie genoemd het inbouwen van meer toetsmomenten; 8
Door Dr. R.G. Klaassen en drs. M. L. Brummelink, OC FOCUS
• • • • •
Adviesrapport Bachelor Curriculum Herziening Civiele Techniek Een andere betreft regelmaat in de activiteiten en op te leveren producten, ondersteund door passende tools ter ondersteuning van de leeractiviteiten en planning van de leeractiviteiten. Kleinschaligheid en laagdrempeligheid in contact student/docent Oefenen van Complexe vaardigheden in studentgecentreerd onderwijs Relevantie/link met de praktijk zichtbaar maken in leerdoelen/activiteiten voor de student Inhoudelijke Samenhang programma duidelijk maken aan student (rode draad) door onder andere een inhoudelijke link te maken tussen fundamentele vakken en discipline gerichte vakken en de daaraan gekoppelde vaardigheden.
Het clusteren van ontwerpvakken vergroot de flexibiliteit van de studenten. Er is echter niet gekozen voor bijv. een modulaire structuur maar voor een traditionele opbouw. Een modulestructuur kan de doorstroming verbeteren (bijv. 2 modules van gelijke zwaarte tegelijkertijd aanbieden: hierdoor hebben studenten twee mogelijkheden om vakken te halen).
Voortgang In hoeverre wordt de voortgang van de student gevolgd op de volgende punten: • Is er een duidelijk beleid voor (zelf) selectie geformuleerd? • Krijgt een student in voldoende mate informatie en overlegmogelijkheden aangeboden om zijn of haar voortgang te bespreken? • Biedt het rooster de student voldoende flexibiliteit voor inhalen, herkansen en, indien relevant, afstandsleren en duaal leren? Het huidige eerste jaar wordt volgens het Qanu rapport al als zwaar beoordeeld. Welke ondersteuning kunnen de studenten bij een nog zwaarder eerste jaar verwachten? Zie ook het eerder kopje over studievoortgang en doelgroep. Er vindt een aanzienlijke verzwaring van het eerste jaar plaats: het curriculum kan hierdoor minder aantrekkelijk worden voor studenten. Er vindt waarschijnlijk eerder een selectie van goede studenten plaats, maar het is niet zonder meer motiverend. Wellicht jaagt dit studenten die het in potentie wel zouden kunnen weg. Hoe kun je CT voldoende aantrekkelijk houden voor eerstejaars studenten?
Randvoorwaarden: Welke zijn de randvoorwaarden waarmee het programma ontworpen en uitgevoerd dienen te worden: A. Instroom studenten B. Beschikbare faciliteiten C. Staff (wp/obp) /Student Ratio D. Cultuur binnen de faculteit open/gesloten
9
Door Dr. R.G. Klaassen en drs. M. L. Brummelink, OC FOCUS
Adviesrapport Bachelor Curriculum Herziening Civiele Techniek
Minoren: De major is kleiner gemaakt om ruimte te creëren voor de minor. In de vroegere analyses lijken de minoren gebruikt te gaan worden om deficiënties weg te werken. Dit is tegen CvB besluit. In ‘Alle hout’ (3.8) staat echter dat minoren een afgerond geheel zullen vormen. De minoren zullen geen onderdeel van het CT BSc programma zijn, anders dan dat een student er een gedaan moet hebben. Welke dat is, staat de student vrij.
Bij de minoren is het van belang in de gaten te houden dat het brede minoren betreffen, waarin je als niet civieler kunt instromen. Verdiepende minoren ter voorbereiding op de master worden door CvB afgeraden.
Verandermanagement/onderwijsinnovatie Een verandering in onderwijs hoe klein of groot ook vraagt om gedegen voorbereiding in mondelinge en schriftelijke communicatie van zowel het management als de werkvloer. In de eerste plaats is het belangrijk vast te stellen wat het draagvlak is voor komende verandering bij de verschillende stakeholders en daar een passende strategie van implementatie bij te kiezen. Met name in het onderwijs is het belangrijk aandacht te besteden aan de volgende implementatie punten: • Goed en vroegtijdig informeren docenten over Organisatorische inrichting (taken, verantwoordelijkheden bevoegdheden, samenwerking, stimulering) • Bespreken van tussen producten met docenten door het creëren van mijlpalen. Wanneer is de verandering begonnen, hoeveel tijd per interventie is er en wat is de marge tot een deadline. (hoe ga je tussentijdse successen vieren) • Voorzien in een tijdelijk informatie bulletin/website/studiedagen. Hoe wordt de informatie gedeeld, vastgelegd en gecommuniceerd naar andere betrokkenen. • Projectmatig werken in docententeams om tot verandering van vakinhoud te komen • Experimenteren met nieuwe onderwijsmethoden • Reserveren van voldoende tijd voor ontwikkelwerk (facilitering in tijd/geld) • Grote betrokkenheid management realiseren • Procesmatige ondersteuning in het traject (advies, scholing, uitvoeren ondersteunende klussen)
Conclusies Naar aanleiding van onze bevindingen bevelen wij aan op zo’n kort mogelijke termijn en in overleg met betrokkenen een heldere visie te formuleren op de didactische invulling van het onderwijs rekening houdend met het profiel van de student en de eindtermen van de BSc. Deze visie zal leidend zijn voor de verdere invulling van de ontwerplijn, de constructielijn en wellicht de vormgeving van extensiever onderwijs. Graag zullen wij daarover van gedachten wisselen. 10
Door Dr. R.G. Klaassen en drs. M. L. Brummelink, OC FOCUS