Advies van de Stedelijke Wmo-Adviesraad Amsterdam over: Uitvoeringsplan gezamenlijke acties Wmo-basisvoorzieningen stadsdelen. Datum: 28 januari 2013 In dit advies gaat de Adviesraad puntsgewijs in op de onderwerpen in het uitvoeringsplan. 1.1 Leeswijzer In de leeswijzer wordt gesteld dat het uitvoeringsplan tenminste omvat: “inzicht in de eventuele frictiekosten bij de overgang van het huidige welzijnsaanbod en doelgroep naar de gewenst basisvoorzieningen.” We hebben in het uitvoeringsplan geen overzicht van frictiekosten aangetroffen. Volgt dit nog? 1.2 Innovatie sociaal domein Eerste lijn “In die wijken zorgen we voor een eenvoudige en toegankelijke eerste lijn waar professionals met een generalistisch profiel inzetten op de eigen kracht en de dragende samenleving. Problemen worden zoveel mogelijk direct binnen de 1e lijn opgepakt en zo nodig adequaat doorverwezen naar de tweede lijn, die niet direct toegankelijk is voor burgers. In alle gebieden worden eerste en tweede lijn consequent en eenduidig georganiseerd.” De beoogde uitbreiding van de verantwoordelijkheden van de eerste lijn vinden we verontrustend. Professionals in de eerste lijn zijn niet zonder meer toegerust om cliënten met uiteenlopende vragen en beperkingen goed op te kunnen vangen. Terecht wordt in het Uitvoeringsplan opgemerkt: “Stadsdelen ervaren nu geen kaders om op wijkniveau afspraken te maken over het verstevigen van de rol van de 1ste lijn aanbieders in het signaleren van risicogroepen en in de doorverwijzing naar voorliggend aanbod (welzijn) in de wijken. Knelpunten daarbij zijn: de verschillen in werkwijze van huisartsen en stadsdelen.. Huisartsen hebben bijvoorbeeld geen tijd om mee te denken in beleidsontwikkelingen van het stadsdeel. het breed sociaal loket is voor de 1ste lijn zorgaanbieders nog geen betrouwbare en herkenbare samenwerkingspartner van wie zij informatie kunnen krijgen en waarnaar zij kunnen doorverwijzen.. “ Wij zijn er niet gerust op dat deze situatie in één jaar tijd aanzienlijk zal veranderen. Er wordt te gemakkelijk vanuit gegaan dat de eerste lijn de gewenste rol op zal pakken, terwijl er geen waarborgen voor cliënten zijn dat de nodige deskundigheid daarvoor aanwezig is. Tegelijkertijd wordt gesteld dat Stedelijke Wmo-Adviesraad Amsterdam, Plantage Middenlaan 14-1, 1018 DD, Amsterdam
1
cliënten niet rechtstreeks toegang hebben tot de tweede lijn. We vragen hier dringend om meer kritisch realisme van de gemeente. Het is niet in het belang van cliënten met een minder “generalistisch” profiel dat de tweede lijn voor hen niet direct toegankelijk is. Voor sommige cliënten kan een verplichte gang langs generalistische professionals in de eerste lijn onnodige vertraging opleveren. Zij zijn er juist bij gebaat rechtsreeks toegang te hebben tot gespecialiseerde professionals, die in staat zijn snel een juiste beoordeling te maken van hun situatie. 13. Proces besluitvorming In het uitvoeringsplan wordt het volgende gesteld ten aanzien van de advisering door de Stedelijke Wmo-adviesraad: “De stedelijke Wmo adviesraad is op 17 december gevraagd een advies uit te brengen op het gezamenlijk deel van het uitvoeringsplan. Dit advies is bijgevoegd in bijlage 4. “ Dit is onjuist. De Stedelijke Wmo-adviesraad is niet gevraagd om advies uit te brengen op het Uitvoeringsplan. De adviesraad heeft het Uitvoeringsplan op 3 januari 2013 verkregen via de Wmo-raad van het stadsdeel West. Met verbazing constateren wij dat de uitkomsten van een brainstorm over integrale vraaganalyse als bijlage bij het Uitvoeringsplan zijn opgenomen, als zijnde een advies. Tegen deze onzorgvuldige gang van zaken heeft de Stedelijke Wmo-adviesraad bezwaar gemaakt bij de Dienst WZS. De “uitgewerkte aanbevelingen” van de Stedelijke Wmo-raad die als bijlage 2 bij het Uitvoeringsplan zijn opgenomen, hebben betrekking op het onderwerp integrale vraaganalyse, in het bijzonder bewoners- en cliëntenparticipatie. Over dit onderwerp heeft op 15 november 2012 een brainstorm met ambtenaren van WZS plaatsgevonden. De adviesraad brengt hierbij alsnog advies uit. 3.1 Mantelzorgondersteuning Over informele respijtzorg voor mantelzorgers van cliënten met een complexe zorgvraag wordt gesteld: “Voor deze vorm van respijtzorg worden vaak HBO-studenten pedagogiek, logopedie, sociaal-pedagogische hulpverlening, maatschappelijk werk- of dienstverlening ingezet. Zij doen als studentvrijwilliger werkervaring op. “ Het inzetten van jonge, onervaren stagiaires voor respijtzorg van mensen met een complexe zorgvraag vinden we zorgelijk en kan geen een verantwoorde vorm van respijtzorg genoemd worden. Het gaat om zorg voor cliënten met communicatie en/of gedragsproblemen, kinderen met een verstandelijke beperking of psychische problemen, cliënten met Niet-Aangeboren Hersenletsel (NAH) of afasi en mensen met dementie in combinatie met gedragsproblemen. Voor het bieden van verantwoorde respijtzorg voor deze groepen cliënten is meer vereist dan theoretische kennis over de aandoening. Het vereist het vermogen om vertrouwen te wekken en empathie.
Stedelijke Wmo-Adviesraad Amsterdam, Plantage Middenlaan 14-1, 1018 DD, Amsterdam
2
Gezien het enorme beroep dat er op mantelzorgers gedaan wordt, mogen juist mantelzorgers van deze cliënten van de gemeente verwachten dat zij goede respijtzorg biedt, zodat zij erop kunnen vertrouwen dat hun familielid in goede handen is. Specifieke mantelzorgerondersteuning Bij de genoemde groepen cliënten met een complexe zorgvraag ontbreekt naar onze mening cliënten die ernstig ziek zijn. Ook voor hen is een specifiek aanbod van respijtzorg noodzakelijk. Bij de doelgroepen waarvoor stedelijk specifieke mantelzorgondersteuning wordt geboden worden mantelzorgers van getraumatiseerde joodse oorlogsslachtoffers als aparte groep benoemd. Dit vinden we een opmerkelijke verbijzondering. We bevelen aan de groep te verbreden naar alle burgers met traumatische oorlogservaringen. De problematiek van joodse slachtoffers is zeer vergelijkbaar met die van vluchtelingen uit oorlogsgebieden. Er wordt gesteld dat de inzet in 2013 er op gericht is om dubbelingen weg te nemen. Het is ons niet gebleken dat er feitelijk sprake is van dubbelingen in het stedelijke en stadsdeelaanbod voor mantelzorgondersteuning. Wij hebben eerder de indruk dat er lacunes bestaan in het aanbod voor mantelzorgondersteuning. Is aangetoond dat er op dit moment sprake van dubbelingen is? 3.2 Stedelijk georganiseerde deskundigheidsbevordering voor professionals die mantelzorgers ondersteunen Maatschappelijk dienstverleners moeten vanaf 2014 ook het ondersteunen van overbelaste mantelzorgers op zich nemen. “Dat betekent dat er door de stadsdelen geen afzonderlijk mantelzorgadviseurs of mantelzorgmakelaars worden gesubsidieerd. Voor de Amsterdamse mantelzorgers verandert er niets.” De laatste constatering delen wij niet. Voor mantelzorgers verandert er wel degelijk iets: zij raken hun vertrouwde ondersteuner kwijt, die kennis heeft van hun situatie en met wie een vertrouwensrelatie is opgebouwd. We pleiten er voor dat de overdracht van huidige mantelzorgondersteuners naar de maatschappelijke dienstverleners zorgvuldig begeleid wordt. Voor juni 2013 is de doelstelling: “Duidelijkheid over toekomstige rol Expertisecentrum Mantelzorg Amsterdam (nu uitgevoerd door Markant)” We benadrukken het belang van een goede afstemming tussen het stedelijk expertisecentrum en organisaties op wijkniveau. Het expertisecentrum en organisaties op wijkniveau moeten goed naar elkaar doorverwijzen, zodat mantelzorgers snel passende ondersteuning kunnen vinden. 4.0 Activerende dagbesteding De paragraaf over activerende dagbesteding beperkt zich tot het krijgen van inzicht in geldstromen van door welzijn/zorg gecombineerde activiteiten. Inhoudelijk zijn er geen ontwikkelingen of doelstellingen geformuleerd. Voor een dergelijke belangrijke activiteit vinden we dit summier. We begrijpen dat veel inhoudelijke keuzes nog gemaakt zullen worden in het kader van een stedelijk plan van aanpak voor de decentralisatie begeleiding. Toch bevelen we aan om in
Stedelijke Wmo-Adviesraad Amsterdam, Plantage Middenlaan 14-1, 1018 DD, Amsterdam
3
het uitvoeringsplan ook inhoudelijk aandacht te besteden aan de veranderingen in de activerende dagbesteding. 5.0
Herijking Maatschappelijke dienstverlening
Het ontwikkelen van een kwaliteitsmonitor voor alle Madi-dienstverlening vinden we een belangrijk punt, waarover we in het uitvoeringsplan graag meer zouden zien opgenomen. “In februari ligt er ook een voorstel over de wijze van monitoren van resultaten, Dit voorstel sluit aan bij de nieuwe dienstverlening van de Madi’s. Tot slot ligt er in februari een ontwerp voor de uitvoering (implementatieplan). Het opstellen van dit plan gebeurt samen met instellingen, stadsdelen, programma Samen Doen, WZS en de dienst werk en inkomen rond integrale schuldhulpverlening.” De Stedelijke Wmo-adviesraad wil het voorstel voor de monitor en het implementatieplan graag inzien. Gezien de ingrijpende veranderingen in de maatschappelijke dienstverlening, willen we graag halverwege 2013 geïnformeerd worden over de stand van zaken. figuur 1: ontwikkelingen in instroom cliënten maatschappelijke dienstverlening We vinden de figuur over opwaartse en neerwaartse druk ondoorgrondelijk. Deze maakt niet inzichtelijk wat de samenhang is tussen de verschillende ontwikkelingen. Is het mogelijk om hier op een begrijpelijker manier inzicht in te geven? Het streven om zoveel mogelijk met kortdurende interventies te werken vinden we zorgwekkend. Zeker voor mensen met psychische problemen of een verstandelijke beperking zullen kortdurende interventies vaak niet adequaat zijn. Wanneer vindt de beoordeling plaats of een kortdurende interventie toereikend is? Als een kortdurende interventie niet toereikend geacht wordt, vindt dan direct overdracht plaats naar een Samen Doen team? 6.1 Vraaganalyse, zelfredzaamheidprofielen en cliëntparticipatie “Het combineren van zoveel mogelijk bestaande informatiebronnen over de ondersteuningsvraag van de bewoners in een buurt geeft een integraal beeld van de vraag.” Dit vinden we een goed uitgangspunt. “Het hanteren van zelfredzaamheidsprofielen kan zowel een belangrijke bijdrage leveren aan de gebiedsanalyse.” Onderzoek zelfredzaamheidsprofielen Tegen de wijze waarop de gemeente nu echter een onderzoek is gestart waarbij de zelfredzaamheidsmatrix door hulpverleners wordt ingevuld zonder dat de cliënt daarbij betrokken wordt, hebben we bezwaar. Ten eerste wordt er op deze wijze voorbij gegaan aan het inzicht van de cliënt in de eigen zelfredzaamheid. Men vaart volledig op de beoordeling van hulpverleners, die gewend zijn om vanuit een bepaalde organisatie en werkwijze naar cliënten te kijken. Ook het inzicht van mantelzorgers in de zelfredzaamheid
Stedelijke Wmo-Adviesraad Amsterdam, Plantage Middenlaan 14-1, 1018 DD, Amsterdam
4
van hun verwanten is essentieel voor een goed beeld. Dat inzicht kan nog wel eens aanmerkelijk verschillen van het inzicht van hulpverleners op afstand. Ook het inzicht van mantelzorgers wordt in de huidige onderzoeksopzet buiten beschouwing gelaten. Een ander belangrijk bezwaar, is dat mensen die via een Persoonsgebonden budget ondersteuning hebben georganiseerd, in dit onderzoek buiten beeld blijven. Daarmee vallen zij niet alleen buiten het onderzoek, maar wordt het inzicht dat zo verkregen wordt beperkt. Mensen met een PGB hebben vaak andere manieren gevonden om in hun ondersteuningsbehoefte te voorzien. Dit kan het inzicht voor de gemeente verbreden. De gemeente zou bij het werken met zelfredzaamheidsprofielen ook deze cliënten moeten meenemen. Aanbevelingen voor cliëntparticipatie van risicogroepen op gebiedsniveau Bij dit onderdeel wordt verwezen naar de aanbevelingen van de stedelijke Wmo adviesraad op het gebied van cliënt- en bewonersparticipatie. (bijlage 2). De bijlage bevat enkele aanbevelingen die gedaan zijn op een brainstorm van de Wmo-adviesraad en ambtenaren van de Dienst WZS. Deze aanbevelingen zijn zeker niet volledig en verdienen nadere uitwerking een aanvulling. Overigens heeft het niet onze voorkeur dat de inbreng van burgers als aparte bijlage wordt opgenomen. Het is “integraler” en doet meer recht aan de bijdrage, om de aanbevelingen op te nemen in de tekst van het uitvoeringsplan. Anders is de kans groot dat de aanbevelingen los van de tekst worden gezien. 6.2 Meting en monitoren van effectiviteit, het bereik en effect van Wmo basisvoorzieningen en klanttevredenheid
“veel van de huidige informatie komt vanuit opdrachtgeverschap van professionele organisaties en is aanbod gericht. Geconstateerd kan worden dat deze informatie minder past bij vraaggericht werken en bij het uitgangspunt dat veel in informele netwerken en door eigen kracht moet worden opgevangen.”
Met deze constatering zijn we het volledig eens. De conclusie die hieruit kan worden getrokken, is dat de inbreng van burgers actief en vroegtijdig moet worden gezocht. De inbreng van burgers moet zorgvuldig worden verwerkt in het proces van beleidsontwikkeling. In 2014: “werken stadsdelen en stad met dezelfde methodiek om sturingsinformatie te krijgen vanuit vraaggericht werken en vanuit interventies van informele netwerken en eigen kracht. Concreet resulteert dit in een selectie van huidige sturingsinformatie voor de maatschappelijke dienstverlening (Madi monitor). Daarnaast is er een nieuwe methodiek (sturingsinformatie) voor effectiviteit, bereik en effect van een aantal concrete afspraken uit de thema’s vrijwillige inzet, dagbesteding en mantelzorgondersteuning.” Dit zijn forse ambities om binnen een jaar tijd te realiseren.
Stedelijke Wmo-Adviesraad Amsterdam, Plantage Middenlaan 14-1, 1018 DD, Amsterdam
5
Hoe kunnen burgers, zij die de informele netwerken vormen en de eigen kracht leveren, meedenken over de nieuwe methodiek voor sturingsinformatie? 6.3 afspraken met Achmea, 1ste lijn en stedelijk werkende zorgaanbieders “Situatie per 2014: Er zijn op twee niveau’s afspraken gemaakt: 1) Stedelijk op beleidsniveau met de opdrachtgever van de 1ste en 2de lijn zorgaanbieders, zijnde Achmea, grote stedelijke zorg en welzijnsorganisaties, en samenwerkingsverbanden Het betreft hier afspraken over beleidsambities, kaders, randvoorwaarden en beleidsinformatie. Afspraken worden gemaakt op stedelijke niveau met input van de stadsdelen over wat er nodig is om op wijkniveau de samenwerking met 1ste en 2de lijn zorgaanbieders te realiseren. 2) Stadsdelen richten zich op praktische werkafspraken op uitvoeringsniveau in de wijken: - huisartsen en praktijkondersteuners - wijkverpleging - Ziekenhuizen - Mee Amstel en Zaan - Zorgaanbieders die activiteiten leveren op gebied van ouderen en verpleegzorg (Cordaan, Osira, Amsta etc) waarbij zowel financiering uit AWBZ als Wmo komt. - Zorgaanbieders die activiteiten leveren op gebied van de geestelijke gezondheidszorg waarbij financiering uit AWBZ, Zorgverzekeringswet, Maatschappelijke Opvang en Wmo kan komen. - Overige aanbieders uit de GGZ en VG sector. Het betreft hier uitvoeringsafspraken op gebied van signaleren van problematiek en risicogroepen, het doorverwijzen dan wel overdragen van betreffende cliënten naar voorliggend welzijns/wmo aanbod.” Bij deze verdeling voorzien we problemen. We kunnen ons voorstellen dat het mogelijk is voor stadsdelen om praktische werkafspraken te maken met huisartsen, wijkverpleging en MEE Amstel en Zaan. Het maken van uitvoeringsafspraken met ziekenhuizen, V&V instellingen en aanbieders uit de GGz en VG sector moet naar onze mening op stedelijk niveau gebeuren. Deze instellingen opereren veelal stedelijk. Het zal niet effectief zijn als stadsdelen ieder afzonderlijk afspraken moeten maken met deze instellingen. Hier is stedelijke regie gewenst. 7.1 Algemene bevindingen Algemene conclusies: “Met de beschikbare stadsdeel en stedelijke middelen kunnen de afspraken over de Wmo basisvoorzieningen gerealiseerd worden.” Het is ons niet duidelijk waarop deze conclusie gebaseerd is. In de leeswijzer wordt gesproken over het inzichtelijk maken van de frictiekosten. Zijn er geen frictiekosten?
Stedelijke Wmo-Adviesraad Amsterdam, Plantage Middenlaan 14-1, 1018 DD, Amsterdam
6
“Toelichting Budgetten Wat is per thema meegerekend:” Het zou de leesbaarheid van het uitvoeringsplan ten goede komen om deze toelichting eerder in de tekst op te nemen, bij de betreffende paragrafen. Zo wordt voor de lezer direct duidelijk wat er concreet onder ieder onderdeel van het plan valt. 28 Januari 2013
Stedelijke Wmo-Adviesraad Amsterdam, Plantage Middenlaan 14-1, 1018 DD, Amsterdam
7