Landelijke Bezwaaradviescommissie Toelaatbaarheidsverklaring sbo/(v)so
106788 - Het bezwaar tegen de toelaatbaarheidsverklaring voor het speciaal onderwijs is gegrond omdat onvoldoende inzichtelijk is gemaakt op grond waarvan de toelaatbaarheidsverklaring is afgegeven. ADVIES in het geding tussen: mevrouw A, wonende te N, bezwaarde gemachtigde: mevrouw mr. M.M. de Roon en Stichting Samenwerkingsverband B, gevestigd te N, verweerder
1.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Op 24 april 2015 heeft bezwaarde bij verweerder een bezwaarschrift ingediend. Dit bezwaarschrift is gericht tegen het besluit van verweerder van 16 april 2015 waarbij de zoon van bezwaarde per 16 april 2015 toelaatbaar is verklaard voor het speciaal onderwijs. Verweerder heeft op 28 april 2015 het bezwaarschrift ter behandeling doorgezonden aan de Commissie. De Commissie heeft verweerder op 29 april 2015 verzocht om conform het reglement van de Commissie bij het bezwaarschrift het verweerschrift in te dienen. Het verweerschrift is ontvangen op 1 mei 2015. Op 12 mei 2015 heeft verweerder nadere stukken ingediend. De mondeling behandeling van het bezwaarschrift vond plaats op 3 juni 2015 te Utrecht. Bezwaarde was ter zitting aanwezig en werd vergezeld door haar partner en werd bijgestaan door de gemachtigde. Namens verweerder waren ter zitting aanwezig de heer C, voorzitter Commissie Leerling Ondersteuning (CLO) van het samenwerkingsverband, en mevrouw D, secretaris CLO. F, het bevoegd gezag van de school die de toelaatbaarheidsverklaring heeft aangevraagd bij verweerder, was als derde belanghebbende aanwezig en werd ter zitting vertegenwoordigd door de heer G, bestuurder, mevrouw H, directeur basisschool J, daartoe bijgestaan door de heer mr. C.J. Verhaart.
2.
DE FEITEN
1. E is de zoon van bezwaarde. Het schooljaar 2013-2014 is E gestart in groep 6 op basisschool J (hierna ook: de basisschool of school). Deze school valt onder het bevoegd gezag van F. 2. In oktober 2012 is na psychodiagnostisch onderzoek bij E de diagnose Syndroom van Asperger en ADHD gesteld. 3. Na circa acht weken onderwijs heeft de basisschool aan bezwaarde meegedeeld handelingsverlegen te zijn ten aanzien van de leerontwikkeling en het gedrag van E. 4. Op 7 oktober 2013 heeft de school via een zorgformulier ambulante begeleiding aangevraagd bij het samenwerkingsverband. De ambulante begeleiding diende ter verkrijging van handelingsadviezen voor de leerkracht. 5. Voor de periode december 2013 tot en met februari 2014 heeft de school een handelingsplan gedrag opgesteld. Hierin is als inzet opgenomen: duidelijk de verwachting uitspreken, goede 106788 / uitspraak d.d. 2 juli 2015
Pagina 1 van 8
Landelijke Bezwaaradviescommissie Toelaatbaarheidsverklaring sbo/(v)so
6.
7. 8.
9.
10.
11. 12.
13.
zithouding aannemen bij instructie en verwerking, een hoekje en een ladekast maken om de spullen per vak op te ruimen en een stilteplek waar E heen kan gaan om ‘af te koelen’. Ook voor periode februari 2014 – juni 2014 is een handelingsplan gedrag opgesteld. In dit handelingsplan is de inzet van de time-timer toegevoegd. Uit de evaluatie in juni 2014 blijkt dat het ladekastje positief werkt, maar dat de andere maatregelen geen of onvoldoende effect hebben. Op 15 september 2014 heeft de school een zorgformulier voor het ondersteuningsteam ingediend. Hierin staat: “Na een schooljaar van intensieve begeleiding, door zowel externe hulpverleners binnen en buiten het gezin en in de schoolsituatie, zien wij dat het voor E steeds moeilijker wordt om binnen onze school zich goed te kunnen ontwikkelen. Hiernaast heeft E in de huidige omstandigheden één op één begeleiding nodig. Dat is binnen onze organisatie niet mogelijk. Graag willen wij samen kijken naar eventuele mogelijkheden om beter tegemoet te komen aan E zijn onderwijsbehoeften.” Tevens blijkt uit het zorgformulier dat de school in een gesprek met bezwaarde heeft aangegeven, dat het gebruik van medicatie door E noodzakelijk is om hem op school te kunnen houden en dat bezwaarde graag eerst nog gebruik wilde maken van externe therapieën waarmee de school heeft ingestemd maar aan het eind van het schooljaar heeft moeten concluderen dat de therapieën geen vooruitgang lieten zien. In groep 7 is E geobserveerd door mevrouw K, adviseur passend onderwijs. Het verslag van de observatie is besproken in het ondersteuningsteam van 30 september 2014. Er is door de school een ontwikkelingsperspectief (OPP) opgesteld in oktober 2014. Voor het handelingsdeel is verwezen naar twee bijlagen: een OPP leren-leren en een OPP sociaal-gedrag. Tevens wordt verwezen naar de groepsplannen. Eind november 2014 heeft bezwaarde aanvullingen en correcties op het OPP doorgegeven. Op 23 januari 2015 is een zorgformulier voor de aanvraag van een toelaatbaarheidsverklaring voor het speciaal onderwijs ingediend bij het samenwerkingsverband. Hierin wordt voor de beschrijving van de problematiek verwezen naar de eerder toegezonden zorgformulieren en het OPP. Tevens is opgenomen dat E niet tot leren komt, ouders aangeven dat het niet van belang is dat hij tot leren komt en de school bij E onrust, onmacht, niet begrijpen, zelfbepalend gedrag, ingehouden woede en het fysiek benaderen van kinderen waarneemt. Een extern deskundige/orthopedagoog, mevrouw M, heeft op 30 januari 2015 een deskundigenverklaring afgelegd waarin zij aangeeft dat de onderwijsbehoeften van E buiten de grenzen van regulier onderwijs vallen. Zij adviseert een basissetting binnen speciaal onderwijs, (cognitieve) gedragstherapie voor E en psycho-educatie voor E en zijn familie. Tevens adviseert zij om met een kinderarts de mogelijkheden van medicatie te bespreken, die zijn innerlijke onrust kunnen beperken, waardoor meer openheid komt voor behandeling en school. Op 28 januari 2015 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen bezwaarde en het interventieteam van het samenwerkingsverband, bestaande uit de directeur van het samenwerkingsverband, de ambulant begeleider en medewerkers van de school. Binnen het samenwerkingsverband beoordeelt de Commissie Leerling Ondersteuning (CLO) de aanvragen voor een toelaatbaarheidsverklaring of geeft advies aan scholen. De CLO heeft op 4 februari 2015 de adviesvraag van de school besproken. Bij het gesprek waren aanwezig: de commissieleden, de school en bezwaarde en haar partner. Tijdens de vergadering van de CLO heeft bezwaarde een lijst met 21 handelingsadviezen, opgesteld door L, overgelegd. Op 11 maart 2015 heeft de CLO op basis van het gesprek met de school en ouders, het door school aangeleverde dossier en de aanvullende gegevens aan de school advies uitgebracht. De CLO stelt in zijn advies dat de door L gegeven aanbevelingen algemeen worden toegepast in het speciaal onderwijs, cluster 4. Het is volgens de CLO niet reëel om te verwachten dat een reguliere basisschool deze adviezen zal kunnen uitvoeren. Een gedeeltelijke uitvoering van de adviezen is vanuit pedagogisch standpunt onverantwoord. E heeft op cognitief vlak voldoende uitdaging
106788 / uitspraak d.d. 2 juli 2015
Pagina 2 van 8
Landelijke Bezwaaradviescommissie Toelaatbaarheidsverklaring sbo/(v)so
14. 15. 16. 17.
3.
nodig, meer dan hem in het speciaal basisonderwijs kan worden geboden. Daarom adviseert de CLO om voor E een toelaatbaarheidsverklaring voor speciaal onderwijs cluster 4 aan te vragen. Op 8 april 2015 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen de voorzitter van de CLO en bezwaarde ter verduidelijking van het advies. Op 16 april 2015 heeft verweerder een toelaatbaarheidsverklaring afgegeven voor het speciaal onderwijs (TLV Laag 8+ Gedrag), met ingangsdatum 16 april 2015 en einddatum 1 juni 2016 (ondertekend door de directeur van het samenwerkingsverband). Op 24 april 2015 heeft bezwaarde een bezwaarschrift tegen de toelaatbaarheidsverklaring ingediend bij verweerder. De ondersteuning binnen het samenwerkingsverband bestaat uit basis-, breedte- en diepteondersteuning. De basisondersteuning is de ondersteuning die de school zelf in en om de groepen en binnen de eigen organisatie biedt aan alle leerlingen. Onder de basisondersteuning vallen ook de inzet van onderwijsassistenten, de begeleiding en coaching door de intern begeleider en/of de inzet van andere deskundigen (bijvoorbeeld taal- en rekenspecialisten). Breedteondersteuning is de ondersteuning om de school heen. Het kan daarbij gaan om ambulante begeleiders vanuit BOZ, gespecialiseerde collega-leraren van andere scholen, deskundigen uit het (school)maatschappelijk werk, jeugdzorg en/of jeugdgezondheidszorg. Diepteondersteuning is de ondersteuning in gespecialiseerde voorzieningen, settings of groepen. De arrangementen bestaan uit een observatieplaats, speciaal basisonderwijs en speciaal onderwijs.
PROCEDURE EN CRITERIA VOOR DE TOELAATBAARHEIDSVERKLARING
In het ondersteuningsplan van verweerder zijn richtlijnen opgenomen op grond waarvan de CLO beoordeelt of en voor welke categorie leerlingen een toelaatbaarheidsverklaring wordt afgegeven. De richtlijnen zijn – kort weergegeven – de volgende: - Er is sprake van een ernstige psychische stoornis of ontwikkelingspsychopathologie. Indien deze diagnose niet is gesteld, maar er wel sprake is van gedragsproblematiek die na een half jaar geïndiceerde jeugdhulpverlening niet merkbaar is verbeterd, kan dit ook worden gebruikt. - Het probleemgedrag doet zich niet alleen op school voor maar ook thuis of in vrije tijd. - Er moet een rapport zijn over de hulpverlening/begeleiding die plaatsvindt/heeft plaatsgevonden in verband met het gedrag buiten school. Als dit er niet is, dan moet worden omschreven waarom er (nog) geen hulpverlening/begeleiding is. - Beperkingen in de onderwijsparticipatie, die moeten blijken uit twee van de navolgende onderdelen: • Leerachterstanden in het basisonderwijs zodanig dat de prestaties van de leerling in vergelijking met de prestaties van leerlingen van de overeenkomstige didactische leeftijdsgroep behoren tot de 10 procent zwakst presterende leerlingen op twee van de drie volgende terreinen: rekenen, technisch lezen of spellen, begrijpend lezen. De leerachterstanden zijn daarbij niet toe te schrijven aan een beperkt niveau van cognitief functioneren. • Ernstige tekortkomingen in verband met het gedrag op het gebied van het leer- en taakgedrag zoals werkhouding, taakgerichtheid, aandacht en motivatie. • Ernstige problemen in de interactie met het onderwijsgevend personeel. • Ernstig storend gedrag ten aanzien van het onderwijsleerproces van medeleerlingen; waarbij de genoemde problemen manifest zijn gedurende minimaal een jaar, zich niet beperken tot een bepaalde situatie en niet of nauwelijks beïnvloed worden door een op de problemen gerichte aanpak. 106788 / uitspraak d.d. 2 juli 2015
Pagina 3 van 8
Landelijke Bezwaaradviescommissie Toelaatbaarheidsverklaring sbo/(v)so
Extreem agressief gedrag of extreem impulsief gedrag, waarbij op basis van psychodiagnostisch onderzoek blijkt dat de leerling een gevaar voor zichzelf of voor anderen is of extreem fysiek of extreem verbaal agressief gedrag vertoont, waarbij dit gedrag zich niet beperkt tot een bepaalde situatie en niet of nauwelijks beïnvloed worden door een op de problemen gerichte aanpak. De school moet aantonen dat de inspanningen die gedurende minimaal een half jaar zijn verricht om het onderwijs aan te passen aan de handicap van de leerling, onvoldoende effect hebben gehad. Zo moet op het zorgformulier worden omschreven welke zorg vanuit de school en het samenwerkingsverband is geboden en wat de effecten daarvan zijn. Het zorgformulier dient door ouders en directeur te worden ondertekend. •
-
4.
VISIE VAN PARTIJEN
Visie bezwaarde Bezwaarde heeft een voorkeur voor regulier onderwijs omdat E ook later in een niet aangepaste samenleving zijn plek zal moeten vinden. Ook is overstappen naar weer een andere school te zwaar voor E. Bovendien ging het op zijn vorige school goed. Er is niet voldaan aan de criteria voor het afgeven van een toelaatbaarheidsverklaring. E heeft weliswaar een stoornis, maar er is geen sprake van een ernstige psychiatrische stoornis. Het gedrag van E past ook niet bij cluster 4. E heeft in groep 6 extra begeleiding gekregen, bestaande uit de ladekast en het inrichten van een stiltehoek. In de stiltehoek werden echter in eerste instantie Donald Ducks neergelegd, waardoor E er te graag in zat. Deze aanpassingen hadden wel een positief effect. Voor zover bezwaarde weet, heeft de school verder geen extra begeleiding ingezet. Bezwaarde heeft nog aangeboden dat vanuit de praktijk waar E werd begeleid, zou worden meegedacht met de school, maar hier is de school niet op ingegaan. De school stelt dan wel handelingsverlegen te zijn, maar niet duidelijk is gemaakt waar de problemen uit bestaan en op welke wijze de school, met inschakelen van het samenwerkingsverband, getracht heeft hulp te bieden aan de gestelde gedragsproblematiek van E. Er is dan ook niet gebleken dat de school voldoende inspanningen heeft verricht en gedurende minimaal een half jaar het onderwijs heeft aangepast om E passend onderwijs te kunnen geven. Al heel snel kwam het dringend advies van de school om hem medicatie te geven, maar bezwaarde wilde eerst verder de mogelijkheden onderzoeken. De school en daarmee ook verweerder zijn te snel over de zoektocht naar mogelijkheden heen gestapt. Voorts zijn de stukken die door de school bij de CLO zijn aangeleverd op onjuiste informatie gebaseerd en op verschillende punten geantidateerd. Bepaalde contactmomenten en/of de beschrijvingen daarvan kloppen niet. Ook heeft bezwaarde de handelingsplannen pas gezien bij de stukken voor de CLO. Bezwaarde heeft na de vergadering met de CLO nog 10 tot 12 stukken opgestuurd. Dit was ook mogelijk volgens de CLO. Bezwaarde heeft echter nooit een reactie gekregen op deze stukken. Ineens werd zij geconfronteerd met de afgegeven toelaatbaarheidsverklaring. Bij gegrondverklaring van het bezwaar verzoekt bezwaarde om een proceskostenvergoeding op grond van artikel 7:15 Algemene wet bestuursrecht (Awb). Visie verweerder E heeft een grote structuurbehoefte, behoefte aan voorspelbaarheid, duidelijkheid en een positieve benadering. Hij is een intelligente jongen die uitdaging nodig heeft. Reguliere scholen binnen het samenwerkingsverband kunnen weliswaar een deel van deze structuur en duidelijkheid bieden, maar niet de specialistische begeleiding in combinatie met de uitdaging die E nodig heeft.
106788 / uitspraak d.d. 2 juli 2015
Pagina 4 van 8
Landelijke Bezwaaradviescommissie Toelaatbaarheidsverklaring sbo/(v)so
Hoewel de basisondersteuning op de basisscholen binnen het samenwerkingsverband vrij hoog is, is geen enkele reguliere basisschool binnen het samenwerkingsverband in staat om de handelingsadviezen van L uit te voeren en daarmee een goed onderwijsaanbod voor E te realiseren. Er is in een periode van een half jaar extra ondersteuning geboden (feitelijk gedurende langere tijd). Er is in voldoende mate gecommuniceerd met bezwaarde dat de school de benodigde ondersteuning niet kon bieden en dat cluster 4 voor E beter zou zijn. De CLO heeft E besproken in haar vergadering van 4 februari 2015. Vooraf en tijdens de vergadering is het verplichte deskundigenadvies (van orthopedagoog M) ingebracht en verwoord. Het totale dossier is bij de advisering betrokken. Ook ouders zijn tijdens deze bespreking gehoord en hebben het document handelingsadviezen overgelegd. Dit document heeft de CLO ook meegewogen. De stukken die bezwaarde na de vergadering van de CLO nog heeft toegestuurd, zijn door de CLO bekeken. Zij gaven echter geen aanleiding om het advies bij te stellen of om de stukken opnieuw in vergadering te brengen. Vanuit de CLO is tijdens de vergadering van 4 februari 2015 aangegeven dat als er een aanvraag voor een toelaatbaarheidsverklaring zou worden gedaan, de verklaring voor het speciaal onderwijs zou worden afgegeven. Er was voor de beoordeling van de aanvraag voor de toelaatbaarheidsverklaring geen nieuwe bespreking nodig omdat het advies van de CLO unaniem was en het voor de CLO-leden duidelijk was dat het een speciaal onderwijs plaatsing zou moeten zijn. Dat de toelaatbaarheidsverklaring voor SO is afgegeven, blijkt uit categorie laag 8+. Het advies van 11 maart 2015 is de onderbouwing van de toelaatbaarheidsverklaring. Het ondersteuningsplan dat verweerder heeft overgelegd betreft het ondersteuningsplan voor de periode augustus 2015 – augustus 2019. Het ondersteuningsplan dat geldt voor schooljaar 2014-2015 kent dezelfde richtlijnen voor het afgeven van een toelaatbaarheidsverklaring zoals opgenomen in het ondersteuningsplan van 2015 - 2019. Desgevraagd door de Commissie heeft verweerder aangegeven dat is getoetst aan die richtlijnen, maar dit is in de toelaatbaarheids-verklaring niet verder toegelicht.
5.
VERKLARING DERDE BELANGHEBBENDE: SCHOOLBESTUUR
De basisschool heeft al vrij snel ambulante begeleiding opgestart. Hierbij is bezwaarde vanaf het begin betrokken. De ambulante begeleiding voor de leerkracht heeft ertoe geleid dat er meer structuur is gekomen voor E. De ondersteuningsbehoefte zoals omschreven door de vorige school, verschilde van de ondersteuningsbehoefte die J noodzakelijk achtte. Er zijn handelingsplannen opgesteld. Desalniettemin heeft de school moeten constateren dat ondanks de begeleiding E moeilijk tot werken komt, zelfs in een een-op-een-situatie. Een dergelijke vorm van begeleiding lukt niet in een groep van 25 leerlingen. Het gedrag van E naar medeleerlingen toe heeft een grote rol gespeeld bij de aanvraag van de toelaatbaarheidsverklaring. Er ontstonden gevaarlijke situaties omdat hij zijn gedrag niet kan reguleren (bijvoorbeeld kinderen lichamelijk pijn doen). Ook in een-op-een-situaties konden gevaarlijke situaties ontstaan. Zo probeerde E regelmatig weg te lopen.
6.
OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE
Het bezwaar Ingevolge de Wet passend onderwijs is het de bevoegdheid en de taak van het bevoegd gezag van (in dit geval) een basisschool om, indien hij dit uit oogpunt van de zorgplicht noodzakelijk acht, voor de leerling een toelaatbaarheidsverklaring aan te vragen. Definitieve verwijdering van een leerling van school is pas mogelijk als een andere school bereid is de leerling toe te laten (artikel 40 lid 11 WPO). Het gegeven dat de ouders de verklaring niet wensen, staat er niet aan in de weg dat het bevoegd
106788 / uitspraak d.d. 2 juli 2015
Pagina 5 van 8
Landelijke Bezwaaradviescommissie Toelaatbaarheidsverklaring sbo/(v)so
gezag van een school, indien het zich niet langer in staat acht de leerling te begeleiden en in het onderhavige geval speciaal onderwijs passend acht, een toelaatbaarheidsverklaring kan aanvragen. Het samenwerkingsverband heeft tot taak om op basis van het ondersteuningsplan (met daarin beschreven de procedure en de criteria) de toelaatbaarheid van de leerling voor sbo/(v)so te beoordelen (Kamerstukken II 2011/12, 33 106 nr. 3, p. 25). Gezien deze taak van het samenwerkingsverband beoordeelt de Commissie op grond van het bezwaarschrift of het samenwerkingsverband de procedure en de criteria voor het afgeven van een toelaatbaarheidsverklaring juist heeft toegepast en brengt zij daarover advies aan verweerder uit. De beoordeling van de toelaatbaarheidsverklaring Soort onderwijs en looptijd toelaatbaarheidsverklaring De toelaatbaarheidsverklaring is afgegeven op 16 april 2015. Uit de toelaatbaarheidsverklaring volgt niet duidelijk dat de toelaatbaarheidsverklaring is afgegeven voor het speciaal onderwijs. Zowel in het onderwerp van de toelaatbaarheidsverklaring als in de tekst zelf staat dat een toelaatbaarheidsverklaring is afgegeven voor het speciaal (basis) onderwijs. Ook uit de omschrijving van het soort toelaatbaarheidsverklaring (TLV Laag 8+ Gedrag) volgt (voor niet ingewijden) niet zonder meer dat het een toelaatbaarheidsverklaring voor speciaal onderwijs betreft. Voorts wijst de Commissie erop dat de looptijd van de toelaatbaarheidsverklaring niet overeenkomt met hetgeen in het speciaal onderwijs gebruikelijk is (te weten minimaal één volledig schooljaar met een einddatum 31 juli van het betreffende jaar waarop de toelaatbaarheids-verklaring afloopt). De Commissie adviseert verweerder deze gebreken te herstellen in de te nemen beslissing op bezwaar. Het ondersteuningsplan en de richtlijnen Gebleken is dat de CLO op basis van richtlijnen beoordeelt of een leerling voor een toelaatbaarheidsverklaring in aanmerking komt. In het ondersteuningsplan wordt verwezen naar deze richtlijnen maar de richtlijnen maken geen onderdeel uit van het ondersteuningsplan noch zijn deze in de bijlage bij het ondersteuningsplan opgenomen. De Commissie beveelt verweerder daarom aan om in het ondersteuningsplan op te nemen waar de richtlijnen zijn gepubliceerd. Het ondersteuningsplan dat verweerder heeft overgelegd, heeft betrekking op de periode augustus 2015 tot augustus 2019. Dit betreft dus niet het ondersteuningsplan dat geldt voor het huidige schooljaar (2014-2015) en waaraan de afgegeven toelaatbaarheidsverklaring moet worden getoetst. Verweerder heeft het ondersteuningsplan dat ziet op schooljaar 2014-2015 niet bij de stukken aangeleverd. Het is evenmin terug te vinden op de website van verweerder. De Commissie beveelt verweerder dan ook aan om tenminste ook die gegevens op de website te plaatsen die gelden voor het lopende schooljaar. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat de richtlijnen, op basis waarvan de CLO beoordeelt of voor een leerling een toelaatbaarheidsverklaring wordt afgegeven, uit het ondersteuningsplan 2015-2019 niet verschillen van de richtlijnen uit het ondersteuningsplan dat ziet op schooljaar 2014-2015. Nu dit door bezwaarde niet is weersproken, gaat de Commissie voor de beoordeling van het bezwaar van die richtlijnen uit. De richtlijnen heeft de Commissie opgenomen onder punt 3 van dit advies. De onderbouwing van de toelaatbaarheidsverklaring De Commissie stelt vast dat de toelaatbaarheidsverklaring zelf niet is onderbouwd noch is er een toelichting bij de toelaatbaarheidsverklaring opgenomen waarin wordt aangegeven op grond waarvan de toelaatbaarheidsverklaring is afgegeven. Verweerder heeft desgevraagd verklaard dat de toelaatbaarheidsverklaring is gebaseerd op het advies van de CLO van 11 maart 2015, maar in de toelaatbaarheidsverklaring wordt niet naar het advies verwezen. 106788 / uitspraak d.d. 2 juli 2015
Pagina 6 van 8
Landelijke Bezwaaradviescommissie Toelaatbaarheidsverklaring sbo/(v)so
De stukken die bij de aanvraag voor de toelaatbaarheidsverklaring zijn gevoegd, heeft verweerder overgelegd aan de Commissie. Echter, onweersproken is dat bezwaarde tussen het advies van de CLO van 11 maart 2015 en de afgifte van de toelaatbaarheidsverklaring op 16 april 2015 aanvullende stukken heeft ingediend. Verweerder heeft ten aanzien van deze stukken verklaard dat deze stukken geen ander licht wierpen op de ondersteuningsbehoefte van E maar het reeds bestaande beeld van hem bevestigden. Deze stukken zijn in de onderhavige procedure niet aan de Commissie overgelegd. Ook worden in het aan de Commissie beschikbaar gestelde dossier bepaalde stukken genoemd, zoals het psychodiagnostisch onderzoek uit 2010 en 2012 alsmede een verslag van GGnet uit 2013, die de Commissie niet kent. Het is onduidelijk of de betreffende stukken wel aan verweerder zijn overhandigd en of deze stukken een rol hebben gespeeld bij de beoordeling van de toelaatbaarheidsverklaring. De aangeleverde gegevens aan de CLO, waarover de Commissie wel beschikt, betreffen drie groepsplannen, twee handelingsplannen gedrag, een ontwikkelingsperspectief en de aanvullingen daarop van bezwaarde, handelingsadviezen opgesteld door L, drie zorgformulieren, een verslag van de observatie in groep 7 en de verklaring van de (externe) orthopedagoog. Uit deze stukken (met name uit de zorgformulieren) komt naar voren dat er serieuze zorgen zijn over het gedrag en de problematiek van E waardoor hij wellicht beter op zijn plek zal zijn in het speciaal onderwijs. Er is een evidente ondersteuningsbehoefte die bezwaarde niet bestrijdt, de intensiteit van de ondersteuningsbehoefte ook niet. Bezwaarde heeft echter aangevoerd dat de school niet duidelijk heeft gemaakt welke hulp met inzet van het samenwerkingsverband is geboden. Eén van de richtlijnen ter beoordeling van de aanvraag voor een toelaatbaarheidsverklaring is dat de school moet aantonen dat de inspanningen die gedurende minimaal een half jaar zijn verricht om het onderwijs aan te passen aan de handicap van de leerling, onvoldoende effect hebben gehad. Zo moet op het zorgformulier worden omschreven welke zorg vanuit de school en het samenwerkingsverband is geboden en wat de effecten daarvan zijn. Op grond van de aangeleverde stukken is de Commissie weliswaar gebleken dat E een ondersteuningsbehoefte heeft en dat er over hem zorgen zijn, maar onvoldoende inzichtelijk is gemaakt wat de school heeft gedaan aan ondersteuning. Er zijn twee handelingsplannen overgelegd, één uit groep 6 en één uit groep 7, waarvan bezwaarde (onweersproken) heeft gesteld daarmee niet bekend te zijn. Bovendien is het meest recente handelingsplan (waarover de Commissie beschikt) meer dan een jaar oud. Uit de groepsplannen blijkt dat E onderdeel uitmaakt van de basisgroep. In de zorgformulieren wordt beschreven dat de school handelingsverlegen is. Het gedrag van E is daarin globaal beschreven. Uit de stukken komt niet naar voren wat er specifiek is gedaan door de school en met welk effect, anders dan de ladekast om zijn spullen per vak op te bergen, de stiltehoek en de verwachting uitspreken. Ook is niet inzichtelijk wat de ambulant begeleider voor adviezen aan de leerkracht heeft gegeven, wat de leerkracht hiermee heeft gedaan en wat dit voor effect heeft gehad. Hier zijn geen verslagen of notities van overgelegd. Ook zijn er geen verslagen van gesprekken die met bezwaarde zijn gevoerd over de ondersteuningsbehoefte van E en de ondersteuningsmogelijkheden van de school. Op basis van de aangeleverde stukken is het de Commissie derhalve niet duidelijk hoe verweerder heeft beoordeeld dat is voldaan aan de richtlijnen zoals genoemd onder 3. Verweerder heeft niet inzichtelijk gemaakt hoe de aangeleverde informatie is gewogen in het licht van de richtlijnen en op grond waarvan verweerder tot de beoordeling/conclusie is gekomen dat is voldaan aan de richtlijnen. In het voorliggende geval had verweerder aan kunnen nemen dat er bij bezwaarde behoefte bestond aan een nadere motivering, omdat zij reeds had aangegeven niet achter een eventuele aanvraag voor een toelaatbaarheidsverklaring zou staan. Verweerder had in ieder geval een verwijzing naar het advies van 11 maart 2015 dienen op te nemen, indien het advies zelf de motivering bevat en van het advies kennis is of wordt gegeven (artikel 3:48 en 3:49 Abw). De in het kader van deze 106788 / uitspraak d.d. 2 juli 2015
Pagina 7 van 8
Landelijke Bezwaaradviescommissie Toelaatbaarheidsverklaring sbo/(v)so
bezwaarschriftprocedure bij de Commissie ingediende documenten bieden naar het oordeel van de Commissie bij de huidige stand van zaken en zonder nadere toelichting in relatie tot de geldende criteria onvoldoende grondslag voor afgifte van de toelaatbaarheids-verklaring. Indien de CLO beschikt over meer documenten dan die aan de Commissie zijn aangeleverd en deze documenten mede dienen ter onderbouwing van de beslissing, dan dient verweerder nader te onderbouwen hoe de daarin beschreven informatie is gewogen bij de beoordeling of voldaan is aan de richtlijnen. Nu de Commissie niet over deze documenten beschikt, kan zij zich in haar advies over de waardering daarvan niet uitlaten. Als verweerder de beslissing tot afgifte van de toelaatbaarheidsverklaring na heroverweging wil handhaven, dient dus nader inzichtelijk te worden gemaakt op grond waarvan tot afgifte van de toelaatbaarheidsverklaring is geconcludeerd.
7.
ADVIES
Op grond van bovenstaande overwegingen is de Commissie van oordeel dat verweerder onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt op grond waarvan de toelaatbaarheidsverklaring voor het speciaal onderwijs voor E is afgegeven. Zij ziet in het bij haar voorliggende dossier en op grond van het verhandelde tijdens de zitting voor dit besluit onvoldoende grondslag. Indien verweerder zijn besluit in de heroverweging handhaaft, zal hij nader moeten onderbouwen en motiveren op grond waarvan is geoordeeld dat is voldaan aan de richtlijnen voor afgifte van een toelaatbaarheidsverklaring. Voorts dient verweerder de formele gebreken met betrekking tot de looptijd en soort onderwijs te herstellen. Indien de heroverweging leidt tot het herroepen van het besluit tot afgifte van de toelaatbaarheidsverklaring voor het speciaal onderwijs voor E, adviseert de Commissie het verzoek om proceskostenvergoeding met twee punten toe te wijzen overeenkomstig artikel 7:15, eerste lid, van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht (één punt = € 244,-). Aldus gedaan te Utrecht op 2 juli 2015 door mr. J.M. Willems, voorzitter, drs. A.H.T. Gieling, drs. C. van Vliet en drs. A.A.M. Renders, leden, in aanwezigheid van mr. O.A.B. Luiken, secretaris. mr. J.M. Willems voorzitter
106788 / uitspraak d.d. 2 juli 2015
Pagina 8 van 8
mr. O.A.B. Luiken secretaris