De Advies Commissie Toelating en Begeleiding
ADVIES
Zaaknummer: 200514 Datum: 8 julj 2005.
Inzake het verzoek om advies d.d 25 juni 2 0 5 (hierna: het verzoek om advies), namens het bestuur van de Scholen Gemeenschap Reigersbos (het bevoegd gezag van de Scholen Gemeenschap Reigersbos te Amstadam, hierna: h&bevoegd gezag), ingediend door de heer J.M. Hijmans (Conrector van de Scholen Gemeenschap Reigersbos). Het verzoek om advies van het bevoegd gezag heeft betrekking op de voorgenomen beslissing op het bezwaarschrift d.d. 1 3 juni 2005 van de heer F. Ploeger en mevrouw Y. Brouwer (hierna: de ouders) tegen het besluit van het bevoegd gezag, d.d. 21 mei 2005, o m hun dochter Sterre Ploeger (hierna: Sterre) niet toe te laten w de Scholen Gemeenschap Ragmbos (hierna: de SGR).
l. Het verloop van de procednre dat hun dochter door het 1. Op 14 juni 2005 hebben de bevoegd gezag afgewezen is en &t$ i j b i e r t e g m i -b hebben aangetekend. Hierbij hebben zij een compleet (aanmel&@]hsi~ -d. Op 20 juni 2005 heeft de ACTB het bevoegd gezag verzocht verpIi& &d@ in te dienen. Op 25 juni heeft het bevoegd gezag het verzoek om advft&bfj & \ A m ingediend (met onder meer een nadere toelichting op het besluit, de toelatings~nteri'a voor gehandicapte kinderen, de schoolgids en het schoolplan van de SGR). 2. De ouders hebben op 2 jdi 2085 gereageerd op het venoek om advies van het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag heeft geen dupliek ingediend. 3. Op 7juli 2005 is de schriftelijke produre afgerond, wat inhoudt dat partijen geen stukken meer h e n indienen bij de ACTB en de ACTB overgaat tot advisering. 2. Feiten 1 S t e m (geboren 11juni I 991) heeft een meervoudige handicap. Zij heeR een
.
verstandelijke handicap, kan niet verbaal communiceren en h& problemen met haar motoriek. S. h september 2001 heeft de Indicatiecommissie "Gewoon Anders" bepaald dat Sterre, vanwege haar meervoudige handicap voor de zorg van de Stichting "Gewoon Anders" in
aanmerking komt. Op 11 maart 2005 heeft de Indicatiecommissie de indicatiestelling van Sterre - voor de tweede keer - verlengd tot 1 augustus 2009. 3. De ouders hebben Sterre op 1 maart 2005 aangemeld bij de SGR voor het schooljaar 2005-2006. Dit is een reguliere onderwijsinstelling voor v.m.b.0-kaderberoepsgerichte leerweg (hierna:v.m.b.o.-k), v.m.b.0- theoretische leerweg (hierna: v.m.b.0-t), h.a.v.0 en atheneum in Amsterdam. De SGR heeft 1050 leerlingen. Het bevoegd gezag heeft het besluit genomen Sterre niet toe te laten. 4. De ouders hebben op 13 juni 2005 bezwaar aangetekend tegen het besluit. Het bevoegd gezag heeft op 25 juni 2005 het verzoek om advies gestuurd aan de ACTB.
5.
6.
7.
8.
9.
Uit de stukken en de schriftelijke reacties van partijen is de ACTB het volgende gebleken. Sterre heeft van haar eerste tot haar vierde op een reguliere creche gezeten.vervolgens heeft zij twee jaar onderwijs gevolgd op een reguliere basisschool. Vanaf haar zesde tot haar tiende heeft zij onderwijs gevolgd op de Tyltylschool in Amsterdam, waar zij een dagdeel per week symbioseonderwijs volgde op haar vorige basisschool. Sinds september 2001 volgt zij haar eigen leerprogramma op de openbare basisschool de Archipel in Almere, in het kader van de pilot " Inclusief Onderwijs Almere". Dit is een pilot binnen het experiment "Gewoon Anders", uitgevoerd door de Archipel, in samenwerking met de Stichting "Gewoon Anders", de schoolbegeleidingsdienst IJsselmeerpolders en Stichting 1 van het speciaal basisonderwijs. De hoofddoelstelling van de pilot is om door middel van een intensieve begeleiding en een intensief ontwikkelingstraject te onderzoeken, in welke mate, op welke wijze en onder welke voorwaarden inclusief onderwijs mogelijk is. Naar verwachting verlaat Sterre aan het eind van het schooljaar 200412005 de basisschool. Sterre moet dan naar het Voortgezet Onderwijs. Er is geen pilot als "Inclusief Onderwijs Almere", of een gelijksoortig initiatief, voorhanden in het Voortgezet Onderwijs. De ACTB heeft reeds een keer eerder geadviseerd inzake de afwijzing van Sterre door een (reguliere) school voor Voortgezet Onderwijs. Het ging toen om een afwijzing door de IVKO-school te Amsterdam (een school voor v.m.b.0.-t en h.a.v.0.). Op 24 oktober 2004 heeft de ACTB de school geadviseerd het besluit te herroepen en een nieuw besluit te nemen, met inachtneming van de onderzoeksvoonvaarden die volgen uit artikel 4 van het Inrichtingsbesluit W.V.O. (hierna: Inrichtingsbesluit). De Voorzieningenrechter heeft op 26 oktober 2004, met inachtneming van het advies van de ACTB, bepaald dat de IVKO-school gehouden is een nieuwe gemotiveerde beslissing te nemen over de toelating van Sterre tot de school, die in overeenstemming moet zijn met de wettelijke bepalingen en het uitgangspunt "het kan, tenzij". De IVKO-school heeft op 13 december 2004 een onderzoeksrapport uitgebracht over de geschiktheid van Sterre voor het type onderwijs dat de IVKO-school biedt. Tijdens het onderzoek heeft de IVKOschool onder meer - op verzoek van de ouders - de heer Franke geconsulteerd (docent op het Seminarium voor Othopedagogiek), een bezoek gebracht aan de Archipel (met observatie van Sterre), een gesprek met de ouders en met het docententeam gevoerd en het dossier van Sterre bestudeerd. In het rapport heeft de IVKO-school de voorzieningen die Sterre nodig heeft om op de IVKO-school te kunnen functioneren op een rijtje gezet. Uit het rapport blijkt dat de LGFmiddelen niet toereikend zijn om deze voorzieningen te financieren. De IVKO-school heeft geconcludeerd dat er bij Sterre geen sprake zal zijn van een cognitieve ontwikkeling die resulteert in een v.m.b.0.-t diploma. Sterre kan cognitief en sociaal niet op het niveau van haar leeftijdgenoten functioneren en de interactie verloopt moeizaam.De leerdoelen van Sterre zijn van een andere aard; haar ontwikkeling richt zich op communicatie, grotere zelfstandigheid en zelf keuzen leren maken. De docenten zijn niet in staat om de lesstof aan te passen naar het niveau van Sterre, leerlingen te betrekken bij het
persoonlijke leerproces van Sterre en de didactische werkvormen zo te kiezen dat Sterre wel mee kan doen met de les. De IVKO-school heeft vastgesteld dat de onderwijsbeperkingen van Sterre niet kunnen worden opgeheven door middel van LGFmiddelen. Op basis van dit rapport heeft de IVKO-school Sterre opnieuw afgewezen. Dit besluit (en het onderliggende rapport) is op 10 maart 2005 bevestigd door de Voorzieningenrechter. De Voorzieningenrechter is van oordeel dat de IVKO-school (op basis van het eerdergenoemde rapport) voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij ondanks inzet van de LGF-middelen en het PGB niet in staat is kwalitatief goed onderwijs te bieden dat op de behoeften van Sterre is afgestemd. 10. Op 18 november 2004 heeft de huidige basisschool van Sterre (de school voor inclusief onderwijs, de Archipel) een onderwijskundig rapport uitgebracht. Hieruit volgt dat Sterre speciale begeleiding ontvangt van haar eigen leerkracht, een intern begeleider, de casemanager van de Stichting Gewoon Anders en een onderwijsassistent. Deze speciale begeleiding wordt deels door de Stichting, deels door de school (zorgbudget) en deels door de ouders gefinancierd (PGB). Sterre heeft een eigen programma afgestemd op haar leerlijn. Uit het rapport blijkt dat haar schoolvorderingen beperkt zijn en haar werkhouding onvoldoende zelfstandig is. De problemen van Sterre, die inherent zijn aan haar handicap, spitsen zich toe op communicatie, cognitieve ontwikkeling, werkhouding en motorische ontwikkeling. Sterre kon zich evenwel goed optrekken aan leerlingen die haar een goed voorbeeld geven van omgaan met elkaar en leren van elkaar. Sterre dient gedurende de uren dat ze de school bezoekt continu begeleid en gecontroleerd te worden en dient een individueel leertraject te volgen (de lessen die ze volgt dienen te worden vertaald naar haar mogelijkheden en interessen). Uit het onderwijskundig rapport blijkt dat Sterre niet in staat is om op v.w.0, h.a.v.0, v.m.b.0-k/b/t, v.m.b.0-gemengde leerweg en praktijkonderwijs een diploma te halen. 11. Uit het onderzoeksverslag van mevrouw D. Breedveld (GZ-psycholoog/orthopedagoog van Gewoon Anders) van 4 februari 2005, die zij in het kader van de herindicatie heeft opgesteld, blijkt eveneens dat Sterre beperkte cognitieve vermogens heeft en dat ze wat betreft haar sociale redzaamheid onder gemiddeld scoort. 3. Standpunt van het bevoegd gezag 12. Het bevoegd gezag beroept zich in zijn besluit op twee (hoofd) argumenten: - Sterre heeft geen advies van de basisschool. Een leerling heeft op basis van de kernprocedure en het beleid van de SGR voor toelating op de SGR een advies nodig van de basisschool. Daarnaast geldt de uitslag van de cito-toets als toelatingscriterium. - de SGR heeft onvoldoende draagkracht voor de opvang van Sterre, gezien de zwaarte van haar handicap, de schoolorganisatie en werkwijze, de relatieve onervarenheid van het docententeam en (het verschil tussen) de leerlingenpopulatie (en Sterre, op cognitief, sociaal en cultureel niveau). Het beleid van de SGR is erop gericht de leerlingen op te leiden tot een diploma in een van de schooltypen die de school aanbiedt. De school is niet in staat en niet deskundig genoeg om ervoor te zorgen dat Sterre aan haar eigen doelen kan werken. 13. Het bevoegd gezag beroept zich hierbij op de volgende informatie: - de kernprocedure - gesprek met de ouders - gesprek met de directeur van de Archipel - intern overleg met de zorgcoördinator en de directie - herindicatie- rapportage - dossier van de ouderslwebsite
14. In zijn verzoek om advies stelt het bevoegd gezag dat voor de ouders bij de schoolkeuze het onderwijskundig concept van de SGR van ondergeschikt belang is, aangezien de ouders Sterre op ongeveer negen andere scholen hebben aangemeld en van plan zijn naar Engeland te verhuizen.
4. Standpunt van de ouders De ouders beroepen zich in hun bezwaarschrift en repliek op de volgende argumenten: - het ontbreken van een (eenduidig) schooladvies is geen reden om Sterre te weigeren. - het bevoegd gezag mag zich niet baseren op de kernprocedure, want het mag geen aanvullende toelatingscriteria stellen (op grond van artikel 4 lid 5 van het Inrichtingsbesluit). - het bevoegd gezag geeft niet aan hoe het de zorg voor LGF-leerlingen geregeld heeft (in schoolplaníschoolgids). - het bevoegd gezag heeft in onvoldoende mate aangetoond dat het Sterre geen kwalitatief goed onderwijs kan bieden: de vier vragen van de ACTB zijn onbeantwoord gebleven. - de overige aanmeldingen en de plannen om naar Londen te verhuizen mogen geen rol spelen in de beoordeling of Sterre op de SGR kan worden toegelaten. - dat Sterre geen diploma kan halen en er verschillen zijn tussen haar en andere leerlingen, kan geen reden zijn om Sterre niet te willen toelaten.
5. Overwegingen van de ACTB
Ter advies is de vraag voorgelegd of het besluit van het bevoegd gezag Sterre niet toe te laten tot de SGR in overeenstemming is met de toepasselijke wet- en regelgeving, in het bijzonder de Regeling leerlinggebonden financiering (voortaan: LGF). De toepasselijke wet- en regelgeving is: - de Regeling leerlinggebonden financiering (d.d. 28 november 2002, Stb. 63 1: de LGF). - de Regeling adviescommissie toelating en begeleiding (gelet op artikel X11 van de LGF) (hierna: Regeling van de ACTB). - De Wet op het Voortgezet Onderwijs (d.d. 17 augustus 1998, Stb. 512, hierna: de W.V.0). - De Wet op het primair Onderwijs (d.d. 11 augustus 1998, Stb. 495, hierna: W.P.O.) - Het Inrichtingsbesluit W.V.O. (d.d. 6 april 1993, Stb. 1993,207).
Ten aanzien van de ontvankelijkheid 1. In artikel X11 lid 2 LGF wordt vermeld dat de ACTB onder meer op verzoek van de ouders van de leerling of het bevoegd gezag van de school adviseert met betrekking tot de toelating dan wel besteding van het leerlinggebonden budget van een kind met een indicatie. In artikel X11 lid 3 LGF wordt vermeld dat de ACTB in alle gevallen adviseert, waarin de ouders bezwaar aantekenen tegen een besluit van het bevoegd gezag van de school, over toelating of besteding van het leerlinggebonden budget. 2. Het bevoegd gezag is ontvankelijk in haar verzoek om advies aan de ACTB d.d. 25 juni 2005 (op grond van artikel X11 lid 2 en 3 LGF), nu Sterre een indicatie heeft en door de ouders tegen het besluit van het bevoegd gezag bezwaar is aangetekend. 3. Het onderhavige advies ziet in de eerste plaats op het besluit van 21 mei 2005 van het bevoegd gezag. Op grond van artikel X111 LGF is het bevoegd gezag verplicht het advies van de ACTB af te wachten alvorens een (definitieve) beslissing op bezwaar te nemen. Ten aanzien van de inhoud van het besluit, het bezwaarschrift en de schriftelijke reacties van partijen De ACTB behandelt in haar advies de volgende punten: - de wettelijke toelatingsvoorwaarden op basis van het Inrichtingsbesluit. - de inhoudelijke afweging van de belangen van Sterre tegen de belangen van de school - de toelatingscriteria op basis van de kernprocedure - de toelatingscriteria voor gehandicapte leerlingen - het (zorg) beleid in het schoolplaníde schoolgids van de SGR Op basis van de LGF, de W.V.O. en het Inrichtingsbesluit is het bevoegd gezag van een school voor Voortgezet Onderwijs bij de toelatingsbeslissing gebonden aan wettelijke toelatingsvoorwaarden en aan het vereiste van een zorgvuldige afweging van belangen. De ACTB toetst op basis van deze wettelijke verplichtingen of het bevoegd gezag in alle redelijkheid tot zijn (afwijzings) besluit is gekomen. Het Inrichtin~sbesluit 4. Uit artikel 2 W.P.O. blijkt dat het basisonderwijs de grondslag legt voor het volgen van aansluitend Voortgezet Onderwijs. Op basis van artikel 39 lid 4 W.P.O. dienen leerlingen die aan het einde van het schooljaar de leeftijd van 14jaar hebben bereikt, de basisschool te verlaten. Uit deze twee artikelen volgt dat de omstandigheid dat de betreffende leerlingen tot hun 14ejaar onderwijs hebben genoten op de basisschool een van de grondslagen vormt voor het volgen van het Voortgezet Onderwijs. Hiermee is de toegang van de betreffende leerlingen tot het Voortgezet Onderwijs gegeven. Dit betekent dat het bevoegd gezag van een school voor Voortgezet Onderwijs de toegang van de betreffende leerling tot het Voortgezet Onderwijs als zodanig niet kan belemmeren. 5. In tegenstelling tot het Primair Onderwijs (dat bestemd is voor alle leerlingen) kent het Voortgezet Onderwijs een onderverdeling in schoolsoorten op verschillende niveaus. Dit brengt mee dat het bevoegd gezag van een school voor Voortgezet Onderwijs (op grond van artikel 27 W.V.O. in samenhang met artikel 2 tot en met 10 van het Inrichtingsbesluit W.V.O.) bevoegd is te bepalen of - en op welk niveau - de betreffende leerling op zijn onderwijsinstelling kan instromen. Hierbij berust de beslissing over toelating van de betreffende leerlingen tot zijn onderwijsinstelling bij het bevoegd gezag.
6. Het bevoegd gezag dient bij deze beslissing de zogenaamde wettelijke toelatingsvoorwaarden (zoals neergelegd in artikel 3 tot en met 10 van het Inrichtingsbesluit W.V.O.) in acht te nemen. De inwerkingtreding van de LGF laat deze toelatingsvoorwaarden onverlet. Uit de wetgeschiedenis van de LGF blijkt dat de integratie van gehandicapte leerlingen binnen de schoolsoorten van het Voortgezet Onderwijs alleen mogelijk is voorzover deze leerlingen voldoen aan de wettelijke toelatingsvoorwaarden (zie Kamerstukken 11,2000/01,27 728, nr. 3). 7. De school biedt onderwijs op v.m.b.0.-k, v.m.b.0-t, h.a.v.0. en v.w.o.-niveau. Toelating tot deze typen onderwijs is geregeld in de artikelen 3 en 4 van het Inrichtingsbesluit. In deze artikelen wordt de v.m.b.0.-k leerweg opgevat als (het oude) v.b.o. onderwijs en wordt de v.m.b.0.-t leerweg opgevat als (het oude) m.a.v.0. onderwijs. Dit blijkt uit de artikelen l O en 1Ob van W.V.O. In artikel l O is bepaald dat de theoretische leerweg aan scholen voor m.a.v.0 wordt gedoceerd. In artikel lob is bepaald dat de basisberoepsgerichte leerweg en de kaderberoepsgerichte leerweg aan scholen voor v.b.o. wordt gedoceerd. 8. In artikel 3 lid 1 sub b van het Inrichtingsbesluit is bepaald aan welke voorwaarden de leerling moet voldoen om te worden toegelaten tot het eerste leerjaar v.w.0, h.a.v.o., m.a.v.0, en v.b.o. (uitgezonderd praktijkonderwijs); een leerling, afkomstig van een (speciale) school voor basisonderwijs, kan worden toegelaten tot het eerste jaar van een school voor regulier Voortgezet Onderwijs, indien de leerling aan het einde van het schooljaar de leeftijd van 14 jaar heeft bereikt. In artikel 3 lid 2 is bepaald dat het bevoegd gezag bij beslissingen over de toelating het onderwijskundig rapport dient te betrekken. 9. In artikel 4 van het Inrichtingsbesluit worden, in aanvulling op artikel 3, nadere toelatingsvoorwaarden gesteld voor het eerste leerjaar v.w.0, h.a.v.0 en m.a.v.0. In dit artikel 4 wordt onder meer bepaald dat de beslissing over toelating mede gebaseerd dient te zijn op een onderzoek naar de geschiktheid van de leerling voor het volgen van deze typen onderwijs door de school waarvoor toelating wordt verzocht. 10. Op de SGR zijn er in het eerste leerjaar zogenaamde driestromen-brugklassen: v.m.b.0.kit, v.m.b.o.t/h.a.v.o en h.a.v.o.latheneum. De leerling wordt geplaatst in een van deze klassen. De ACTB gaat voor de toelating tot (het eerste leerjaar van) de school, uit van een gemeenschappelijk eerste leerjaar voor v.m.b.0-k en v.m.b.0-t (en hoger). Immers leerlingen die zich aanmelden voor v.m.b.0-k, dienen op basis van v.m.b.0.-k-criteria te worden beoordeeld (zoals neergelegd in artikel 3 van het Inrichtingsbesluit). Anders zou voor toelating tot het eerste leerjaar van dit niveau, ten onrechte, de geschiktheid voor onderwijs op v.m.b.0.-t (of hoger) als criterium gelden. In het geval van de SGR is artikel 4 van het Inrichtingsbesluit niet van toepassing -op basis van artikel 4 lid 5 Inrichtingsbesluit - omdat de SGR een gemeenschappelijk eerste leerjaar kent voor v.m.b.0-k en de overige niveaus (v.m.b.0.-t, h.a.v.0. en v.w.0). Dit betekent dat de geschiktheid van de Sterre voor het volgen van de typen onderwijs van de school geen rol mag spelen bij de toelatingsbeslissing. Op de toelating van Sterre tot het eerste jaar van de school is derhalve uitsluitend artikel 3 van het Inrichtingsbesluit van toepassing. 11. In beginsel voldoet Sterre aan het wettelijke toelatingsvereiste op grond van artikel 3 lid 1 sub b van het Inrichtingsbesluit: zij is afkomstig van een school voor basisonderwijs en heeft thans - aan het einde van het schooljaar - de leeftijd van 14 jaar bereikt. Tevens heeft het bevoegd gezag van de school voldaan aan de verplichtingen op grond van artikel 3 lid 2: het heeft het onderwijskundig rapport bij het toelatingsbeslissing betrokken. Op basis hiervan is het bevoegd gezag echter niet verplicht Sterre toe te laten. Het bevoegd gezag mag na een zorgvuldige afweging van de belangen besluiten Sterre af te wijzen, als blijkt dat de school onvoldoende draagkracht heeft om Sterre op te vangen. Dit wordt navolgend getoetst.
De individuele afweging van belangen 12. Per 1 augustus 2003 is de LGF in werking getreden. De doelstelling van de wet is de bevordering van de emancipatie en integratie van leerlingen met een handicap in het reguliere (voortgezet) onderwijs. Met de invoering van een leerlinggebonden financiering (het zogenaamde rugzakje) en de overige maatregelen in de LGF (zoals indicatie, RECvorming etc.) hebben ouders meer mogelijkheden gekregen om voor hun geïndiceerde kind die school te kiezen, die zij het meest geschikt vinden. Als ouders/verzorgers kiezen voor de reguliere school dan krijgt de school die het kind inschrijft uit het rugzakje extra onderwijsondersteuning en extra onderwijsmiddelen voor het kind. 13. De ouders van Sterre hebben op grond van de LGF een keuzevrijheid tussen het regulier onderwijs en speciaal onderwijs; op dien gronde kunnen zij de school verzoeken Sterre op inclusieve wijze - op te vangen. De keuze van de ouders van Sterre voor het reguliere onderwijs is evident. Deze keuze sluit aan op (het emancipatiestreven van) de LGF. De keuzevrijheid van de ouders is echter niet afdwingbaar; er is op basis van de LGF geen sprake van een toelatingsrecht tot de school. De keuzevrijheid van de ouders kan worden beperkt door de bevoegdheid van het bevoegd gezag om na zorgvuldige afweging tussen de belangen van Sterre en de school, te besluiten Sterre af te wijzen. Hierbij kan de school factoren van de aard en zwaarte van de handicap van Sterre en de (feitelijke (0n)mogelijkheden van de school om Sterre op te nemen, tegen elkaar afwegen. Dit vereiste van zorgvuldige belangenafweging bij de toelating van een geïndiceerde leerling, volgt uit de LGF (zie Kamerstukken I1 2000/01,27 728, nrs. 3 en 7) en uit de jurisprudentie van de Raad van State over toelating van gehandicapte kinderen op een reguliere school (d.d. 26 juli 1999, nr. H01.98.1591). 14. De keuze moet echter geen vrijblijvende aangelegenheid zijn. Daarom zijn in de LGF een aantal waarborgen ingebouwd omtrent het vast te leggen (zorg) beleid en de bewijslast van de reguliere scholen. Op het eerste wordt in de laatste paragraaf van de overwegingen van de ACTB nader ingegaan. Wat betreft het tweede element: Volgens de LGF dient het bevoegd gezag in voldoende mate aan te tonen dat hij ondanks het kunnen beschikken over een leerlinggebonden budget en ondersteuning vanuit het (voortgezet) speciaal onderwijs niet in staat is aan de betreffende leerling voldoende op de behoeften afgestemd kwalitatief goed onderwijs te kunnen bieden. In beginsel toetst de ACTB (aan de hand van vier criteria) of de school bij het beoordelen van een toelatingsverzoek voor een gehandicapte leerling bovengenoemd criterium voldoende in acht heeft genomen. 15. De ACTB constateert dat zij in dit specifieke geval niet aan deze toets toekomt. Sinds het vorige advies over de toelating van Sterre in het Voortgezet Onderwijs, in oktober 2004, zijn er een drietal rapporten opgesteld, die een helder beeld geven van de aard van de handicap van Sterre, de voorzieningen die voor Sterre dienen te worden getroffen (in het reguliere Voortgezet Onderwijs) en van de geschiktheid van Sterre voor het volgen van bepaalde typen onderwijs. Deze rapporten zijn ter beschikking gesteld aan de ACTB. Het gaat achtereenvolgens om het onderwijskundig rapport van basisschool de Archipel (van november 2004), het herindicatie-onderzoeksrapport (van februari 2005) en het onderzoeksverslag met betrekking tot de toelating van Sterre op de IVKO (december 2004). De ACTB hecht veel waarde aan deze rapporten, omdat zij zijn opgesteld met behulp van dan wel door, of met medewerking van, onafhankelijke deskundigen. Zij zijn opgesteld door respectievelijk de huidige basisschool van Sterre, de Archipel (na consultatie van de casemanager Stichting Gewoon Anders, intern begeleider, de onderwijsassistent en na psychologisch onderzoek en observaties), een GZpsycholoog/orthopedagoog van Stichting Gewoon Anders en door de IVKO-school (met, op verzoek van de heer Ploeger, assistentie van de heer Rob Franke, docent op het
Seminarium voor Orthopedagogiek). De conclusies van het rapport van de IVKO-school zijn later door de Voorzieningenrechter bevestigd. 16. Blijkens de rapporten is Sterre niet in staat op het niveau van (een van) de schooltypen die de SGR aanbiedt, een diploma te halen. Hoewel, zoals eerder gesteld, dit gegeven naar de letter van het Inrichtingsbesluit niet kan leiden tot weigeren van toelating door het bevoegd gezag voor bepaalde schooltypen, moet betwijfeld worden of het Inrichtingsbesluit in redelijkheid ziet op de situatie van de toelating van kinderen ten aanzien van wie elke voorwaarde ontbreekt tot het verwezenlijken van de wettelijk gestelde onderwijsdoelen door de school. Door de latere inwerkingtreding van de LGF is het noodzakelijk de strekking van het Inrichtingsbesluit opnieuw te overdenken, zeker nu tot op heden noch in de wet, de parlementaire stukken of mededelingen van de zijde van de overheid op de consequenties van de LGF op dit punt is ingegaan. 17. Uit (de wetsgeschiedenis van) de W.V.O. blijkt dat alle niveaus van Voortgezet Onderwijs, met uitzondering van het praktijkonderwijs, gericht zijn op het behalen van een diploma. Op basis van artikel 29 W.V.O. dienen alle scholen voor Voortgezet Onderwijs, met uitzondering van praktijkonderwijs, hun leerlingen de gelegenheid tot het afleggen van een eindexamen te bieden (zie memorie van toelichting Wijzigingswet W.V.O., 2" Kamer, vergaderjaar 1996-1997,25410, nr. 3). Uit de artikelen 7 tot en met 1Oa van de W.V.O. blijkt dat het Voortgezet Onderwijs is ingericht op de voorbereiding voor aansluitend beroeps- en wetenschappelijk onderwijs en mede algemene vorming omvat. Voor het volgen van aansluitend beroeps- en wetenschappelijk onderwijs is een diploma (of ten minste een minimum aantal deelcertificaten) verplicht. 18. Hieruit volgt dat het voor een leerling die tot het Voortgezet Onderwijs wordt toegelaten van belang is, dat de leerling het onderwijs op het niveau van de school kan volgen, zodat de school deze tot een diploma kan leiden. De toepasselijkheid van de LGF in dit kader impliceert dat van een school voor regulier onderwijs mag worden verwacht dat het een leerling met een handicap opvangt, wiens onderwijsbelemmeringen, die het volgen van onderwijs op het niveau van de reguliere school mogelijk (gedeeltelijk) bemoeilijken, worden opgeheven, door middel van inzet van LGF-middelen. Zodoende wordt de geïndiceerde leerling in staat gesteld het onderwijs te volgen en kan de school doen waarvoor zij is ingericht, namelijk hemhaar naar een diploma leiden. 19. De LGF-middelen zijn echter niet bedoeld om een leerling met een handicap toe te laten tot een voor die leerling onhaalbaar niveau van onderwijs. Uit de rapporten blijkt dat Sterre's (0nderwijs)beperkingen inherent zijn aan haar handicap en dat deze niet met de inzet van LGF-middelen kunnen worden opgeheven. Sterre kan het onderwijs op de SGR niet volgen (ook met inzet van LGF-middelen) en de SGR kan haar zodoende niet tot een diploma leiden op het niveau van de schooltypen die de SGR aanbiedt. 20. De ACTB is van oordeel dat het bevoegd gezag, in het specifieke geval van Sterre, in alle redelijkheid tot afwijzing van de aanvraag tot toelating van Sterre kan komen. Immers, het is zeer onwaarschijnlijk dat de SGR Sterre met inzet van LGF-middelen tot een diploma kan leiden. De SGR is als elk soortgelijk onderwijsinstituut niet ingericht op LGFleerlingen, die ondanks de inzet van LGF-middelen, niet tot een diploma geleid kunnen worden. Toelating van Sterre gaat ook de strekking van de LGF te buiten en zou onredelijk bezwarend zijn voor de SGR, gezien de draagkracht van de SGR en de aard en de zwaarte van de handicap van Sterre. De toelatin~scriteriaop basis van de kernprocedure 21. Op de toelating van Sterre tot de school is uitsluitend artikel 3 van het Inrichtingsbesluit van toepassing. Hieruit volgt dat de school geen aanvullende toelatingsvoorwaarden (zoals
in artikel 4 van het Inrichtingsbesluit) mag stellen. De ACTB constateert dat het bevoegd gezag in het toelatingsbeleid algemene toelatingscriteria hanteert, op basis van de zogenaamde kernprocedure. De kernprocedure is een convenant tussen de gemeente Amsterdam en de scholen voor Voortgezet Onderwijs in Amsterdam, waarin de doorstroming van leerlingen naar het Voortgezet Onderwijs wordt geregeld. De kernprocedure kent twee elementen die richtinggevend zijn voor het vervolgonderwijs: het basisschooladvies en de citoscore (of een vastgesteld leerachterstand + uitslag capaciteitenonderzoek). Het bevoegd gezag hanteert de elementen van de cito-score en het basisschooladvies uit de kernprocedure als toelatingscriteria (in haar toelatingsbeleid) bij toelating tot v.m.b.0-klt, h.a.v.0. en atheneum. Deze toelatingscriteria zijn ook van toepassing op leerlingen die geïndiceerd zijn. 22. De ACTB is van oordeel dat het bevoegd gezag zich in dit geval niet kan beroepen op de toelatingscriteria uit de kernprocedure, omdat het (op grond van artikel 4 lid 5 van het Inrichtingsbesluit) geen aanvullende toelatingscriteria mag stellen. Toelatingscriteria voor gehandicapte leerlin~en 23. De SGR heeft haar toelatingsbeleid voor gehandicapte leerlingen eveneens bij de ACTB ingediend. De ACTB is van oordeel dat in dit beleid teveel de nadruk wordt gelegd op de aardlzwaarte van de handicap en de onderwijsbelemmeringen (op basis van die handicap) van de leerling, in plaats van op (een onderzoek naar) de mogelijkheden van de leerling (ondanks de handicap), de voorzieningen die ertoe bijdragen dat de leerling onderwijs kan volgen en de middelen die de school hiertoe ter beschikking staan. Bij toelating van een gehandicapte leerling zou het bevoegd gezag zich de volgende vragen dienen te stellen (i) wat is nodig om de leerling op de school te kunnen laten functioneren, (ii) welke middelen staan de school ter beschikking?, (iii) wat is mogelijk op basis van deze middelen? (iv) waarom is de school niet in staat - ondanks het kunnen beschikken over deze middelen de leerling kwalitatief goed onderwijs te bieden, afgestemd op haarlzijn behoeften. De ACTB adviseert het bevoegd gezag zijn toelatingsbeleid in overeenstemming te brengen met de beginselen van de LGF.
Het (zorg)beleid in het schoolplaníde schoolgids 24. Om de keuzevrijheid van de ouders daadwerkelijk gestalte te geven zijn in de LGF prikkels opgenomen voor reguliere scholen om zich maximaal in te spannen, alvorens een gehandicapte leerling af te wijzen. De reguliere school is verplicht bepaalde maatregelen te treffen, zoals het vastleggen in het schoolplan (als onderdeel van het onderwijskundige beleid) van de voorzieningen die getroffen worden voor leerlingen op die school die geïndiceerd zijn voor een leerlinggebonden budget. Ook dient de school in de schoolgids aan te geven op welke wijze de zorg voor leerlingen die geïndiceerd zijn wordt vormgegeven (artikel I1 onder C en D en artikel I11 onder B en C (artikelen 12 en 13 W P 0 en artikelen 24 en 24a W.V.O.). 25. Het bevoegd gezag heeft in de schoolgids en het schoolplan geen specifiek zorgbeleid ten aanzien van leerlingen die geïndiceerd zijn, opgenomen. Het ontbreken van beleid voor leerlingen die geïndiceerd zijn in het schoolplan en de schoolgids is niet in overeenstemming met de LGF.
6 . Conclusie 26. De ACTB is van oordeel van het bevoegd gezag in alle redelijkheid tot het besluit kan komen dat Sterre niet toelaatbaar kan worden geacht tot de SGR. De ACTB is eveneens van oordeel dat het bevoegd gezag zich in dit geval niet kan beroepen op de toelatingscriteria uit de kernprocedure, omdat het (op grond van artikel 4 lid 5 van het Inrichtingsbesluit) geen aanvullende toelatingscriteria mag stellen. De ACTB adviseert het bevoegd gezag zijn toelatingsbeleid in overeenstemming te brengen met de beginselen van de LGF. Tenslotte adviseert de ACTB het bevoegd gezag het (zorg) beleid ten aanzien van leerlingen die geïndiceerd zijn, waaronder voorzieningen die op grond van de LGF getroffen worden, te formuleren in het schoolplan en de schoolgids.
De
cretaris,