Additionele beoordeling Master Technology Management, Rijksuniversiteit Groningen
Dit rapport sluit aan op het rapport van de VSNU-visitatiecommissie Bedrijfswetenschappen van november 2004.
augustus 2006 QANU (Quality Assurance Netherlands Universities) Catharijnesingel 56 Postbus 8035 3503 RA UTRECHT T 030-2303100 F 030-2303129 E
[email protected] I www.qanu.nl
RUG MA TM
1
Inhoud Inleiding 1. Doelstellingen van de opleiding ............................................................................ 5 F1. Domeinspecifieke eisen ................................................................................. 5 F2. Niveau ............................................................................................................ 8 F3. Oriëntatie........................................................................................................ 8 2. Programma .............................................................................................................. 9 F4. Algemene eisen van het wetenschappelijk onderwijs .................................... 9 F5. Relatie tussen de doelstellingen en de inhoud van het programma............. 11 F6. Samenhang programma............................................................................... 11 F7. Studielast...................................................................................................... 11 F8. Instroom ....................................................................................................... 12 F9. Omvang van het programma........................................................................ 12 F10. Afstemming tussen vormgeving en inhoud .................................................. 13 F11. Toetsing en beoordeling............................................................................... 13 3. Inzet van personeel............................................................................................... 14 F12. Eisen wetenschappelijk onderwijs................................................................ 14 F13. Kwantiteit personeel ..................................................................................... 14 F14. Kwaliteit personeel ....................................................................................... 14 4. Voorzieningen ....................................................................................................... 15 F15. Materiele voorzieningen ............................................................................... 15 F16. Studiebegeleiding......................................................................................... 15 5. Interne kwaliteitszorg ........................................................................................... 16 F17. Evaluatie van resultaten ............................................................................... 16 F18. Maatregelen tot verbetering ......................................................................... 17 F19. Betrekken van studenten, alumni en beroepenveld ..................................... 19 6. Resultaten.............................................................................................................. 20 F20. Gerealiseerd niveau ..................................................................................... 20 F21. Onderwijsrendement .................................................................................... 21
Bijlage Curricula vitae van de voorzitter en de leden van de commissie
RUG MA TM
2
De Masteropleiding Technology Management aan de Rijksuniversiteit Groningen Inleiding
Opleiding a) Naam en CROHO-nummer Master Technology Management (CROHO-nummer 66277) b) Graad M.Sc. c) Varianten De opleiding kent alleen een voltijds programma. d) Organisatorische inbedding in de universiteit De opleiding wordt aangeboden door de Faculteit Bedrijfskunde van de Rijksuniversiteit Groningen. e) Vorig visitatierapport Rapport van de VSNU-visitatiecommissie Bedrijfswetenschappen van november 2004. f)
Start opleiding 2005 - 2006
RUG MA TM
3
Commissie Samenstelling De commissie additionele beoordeling ten behoeve van de accreditering van de Bachelor- en Masteropleidingen Bedrijfswetenschappen bestaat uit de volgende personen: Tot voorzitter, tevens lid van de commissie is benoemd: Prof. drs. J.B.M. Edelman Bos, emeritus hoogleraar Faculteit Bedrijfskunde en Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Erasmus Universiteit Rotterdam Tot leden van de commissie zijn benoemd: Drs. C. de Snoo, promovendus aan de Rijksuniversiteit Groningen Prof. dr. ir. C .A. Takkenberg, emeritus hoogleraar Faculteit Economische Wetenschappen Universiteit van Tilburg Prof. dr. R. Vandenberghe, emeritus hoogleraar Onderwijskunde Katholieke Universiteit Leuven Secretaris van de commissie is J.W.M. Meijer, medewerker bureau QANU. Voor de CV’s van de commissieleden zij verwezen naar bijlage 1. Drs. C. de Snoo is in verband met zijn betrokkenheid bij de Faculteit Bedrijfskunde van de Rijksuniversiteit Groningen niet aanwezig geweest bij het gesprek met de Groningse delegatie en heeft niet deelgenomen aan de oordeelsvorming over de Groningse opleidingen. Voorzitter, leden en secretaris hebben de QANU-onafhankelijkheidsverklaring getekend. Taak De commissie heeft tot taak om krachtens de tussen de NVAO en de VSNU overeengekomen Overgangsregeling bekostigd wetenschappelijk onderwijs (2003) en de daarop gebaseerde Richtlijnen vervroegde accrediteringsaanvraag een totaaloordeel over de opleidingen te geven, alsmede een afzonderlijk oordeel over doelstellingen, programma en interne kwaliteitszorg en een afzonderlijk oordeel over inzet personeel, voorzieningen en te verwachten resultaten. Werkwijze De commissie heeft als bronnen gebruikt de in 2002 aangeleverde zelfstudie van de Faculteit Bedrijfskunde van de RUG, het rapport van de visitatiecommissie Bedrijfswetenschappen van november 2004 en de zelfstudie met additionele informatie die in december 2005 is aangeboden. In het onderhavige rapport wordt om het verschil met de eerste zelfstudie aan te geven, deze tweede zelfstudie “de additionele informatie” genoemd. Daarnaast heeft de commissie nog extra gegevens opgevraagd, al naar gelang de additionele informatie daar aanleiding toe gaf. Ook zijn in enkele gevallen nog, naar aanleiding van het gesprek met de delegatie, gegevens opgevraagd. Ook deze aangeleverde gegevens zijn in het onderhavige rapport verwerkt. De commissie heeft op 13 maart 2006 met een delegatie van de faculteit gesproken. Zij heeft zowel in het gesprek met de delegatie als in contact met de facultaire coördinator van de visitatie zich ervan vergewist dat de additionele informatie de stand
RUG MA TM
4
van zaken correct weergeeft. Dit geldt eveneens voor achteraf door de commissie opgevraagde gegevens. In de onder elk facet opgenomen paragraaf “Beschrijving overgenomen uit de additionele informatie” geeft de commissie letterlijk de tekst weer uit de additionele informatie. De letterlijk overgenomen teksten zijn grafisch (door het gebruik van een kleinere letter) herkenbaar. Daarbij zijn verwijzingen naar bijlagen en dergelijke weggelaten. Ook de nagekomen gegevens worden letterlijk weergegeven, tenzij anders vermeld. De commissie hanteert de naam die de faculteit zelf voor de opleiding(en) gebruikt. Zij gebruikt het woord “eindkwalificaties” ook waar de betrokken opleiding spreekt van “eindtermen”, behalve in de letterlijke overgenomen teksten. Het domeinspecifiek referentiekader: de commissie heeft als uitgangspunt bij de beoordeling het disciplineprotocol Onderwijsvisitatie Bedrijfswetenschappen gehanteerd, zoals dat is opgenomen als Bijlage 4 in het visitatierapport van november 2004, en met name de volgende passage: “Bedrijfswetenschappen zijn gericht op het bedrijf in zijn omgeving, de bedrijfsprocessen en het management daarvan in hun onderlinge samenhang. Bedrijfswetenschappen onderscheidt zich van disciplinair gefundeerde opleidingen als economie of sociologie doordat zij systematisch streeft naar een interdisciplinaire opzet van het opleidingsprogramma. Bedrijfskundige opleidingsprogramma’s zijn in het algemeen gebouwd op een viertal kennispijlers; de economische, de gedragswetenschappelijke, de technologische en de institutionele kennispijler. Daarnaast worden opleidingsprogramma’s gekenmerkt door een specifiek samenhangend karakter gericht op de toepassing van wetenschappelijke inzichten en vaardigheden op professioneel relevante vraagstukken.”
Overeenkomstig de afspraken die zijn gemaakt door de voorzitters van de betrokken visitatiecommissies, na overleg met het bestuur van QANU en met instemming van de NVAO, worden de facetten bij alle opleidingen die betrokken zijn bij een additionele beoordeling, beoordeeld met een tweepuntsschaal: voldoende/onvoldoende. De tekst betreffende de onderwerpen 3. Inzet personeel, 4. Voorzieningen, 5. Interne kwaliteitszorg en 6. Resultaten (de facetten 12 t/m 21) heeft betrekking op alle betrokken opleidingen en is voor alle rapporten gelijkluidend.
1. Doelstellingen van de opleiding F1.
Domeinspecifieke eisen
De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Beschrijving overgenomen van de additionele informatie Engelstalig programma Het nieuwe MSc Technology Management programma is Engelstalig en toegankelijk voor buitenlandse studenten met een passende vooropleiding. De BSc Technologie Management tezamen met de MSc TM kan gezien worden als een voortzetting van de ongedeelde TBW opleiding. De gezamenlijke doelen komen overeen met die van de ongedeelde opleiding.
RUG MA TM
5
Doelstelling The Master of Technology Management is an academic program which provides students with the knowledge, tools, and skills to manage technological innovations of products, services, and processes. Graduates understand the complexity of these types of innovations and are able to identify relevant managerial options. They, furthermore, are able to assess technological innovations in terms of business economics and their possible impact on the socio-technical system of the firm. Graduates are trained in developing and applying an integrated view on technological innovations, building on integrated frameworks of strategic management and the required practicality of technology business plans. The one-year program is designed to give graduates a rapid start to careers in technical management. They are prepared for technology-track management positions. The program also provides a solid base for research-oriented positions in the area of technology management. Eindkwalificaties Kennis en inzicht: 1. De afgestudeerde MSc TM heeft de kennis en inzicht die nodig is voor het (bedrijfskundig) kunnen beschrijven, onderzoeken (diagnosticeren) en managen van technologische innovaties in producten, diensten en processen. Deze kennis en inzicht hebben betrekking op: a. innovaties in product- en serviceontwikkeling; b. innovaties in processen; c. de rol en betekenis van informatietechnologie bij technologische innovatie; d. de economische beoordeling van technogische innovaties; e. de sociale/organisatorische betekenis van technologische innovaties voor een organisatie; f. het integratieve karakter van technologische innovaties. De afgestudeerde MSc TM kan de kennis van (a)-(e) in een integratief kader plaatsen; g. het maken van weloverwogen bedrijfskundige keuzes/ontwerpen, uitgaande van de kennis en inzicht van (h) (zie onder), op het gebied van Technologiemanagement; h. onderzoeksvaardigheden op het gebied van Technologiemanagement; i. voortgezette kennis en inzicht binnen een specifiek bedrijfkundig gebied. De eindtermen (a)-(e) hebben betrekking op functionele kennisgebieden. De eindtermen (f), (g) en (h) benadrukken het integratieve karakter van technologiemanagement. Eindterm (i) is niet domeinspecifiek. Deze eindterm vraagt van de afgestudeerde MSc TM dat hij/zij zich verder geprofileerd heeft op een specifiek bedrijfskundig gebied. Management/Communicatievaardigheden: 2. De afgestudeerde MSc TM beschikt over essentiële communicatieve, cq. managementvaardigheden: a. effectieve mondelinge en schriftelijke communicatie, effectief plannen, ethisch handelen, kunnen luisteren, onderhandelen en overtuigen;. b. kunnen samenwerken in teamverband en bijdragen aan teamvorming. Attitude: 3. De afgestudeerde MSc TM heeft: a. de attitude om te blijven leren; b. een open maar tegelijk kritische houding ten opzichte van nieuwe ideeën en ontwikkelingen; en c. de attitude om mensen positief te benaderen. Benchmarking Zoals aangegeven is, vertoont de gehele Technologiemanagementopleiding (Ba en Ma) belangrijke overeenkomsten met het ongedeelde TBW-programma. Uit een vergelijkende studie die door het KIVI (Koninklijk Instituut Van Ingenieurs) enige jaren geleden is verricht in het kader van de toelating van TBW studenten tot het lidmaatschap van deze vereniging, bleek dat het programma zich kan meten met dat van opleidingen Technische Bedrijfskunde van technische universiteiten in Nederland. Bij het ontwerpen van het MSc TM programma is een benchmark onderzoek verricht onder andere opleidingen die zich richten op Technologiemanagement. Hieruit bleek dat er diverse opleidingen zijn met de combinatie van bedrijfskunde en technologie/techniek. Vaak zijn dat postdoctorale opleidingen en/of opleidingen die specifiek aangeboden worden aan managers van bedrijven. Leiderschap is hierbij vaak een belangrijk thema. Er zijn ook een aantal voltijdsopleidingen die meer vergelijkbaar zijn met de MSc die hier besproken wordt. Deze opleidingen leiden veelal op tot functies die te typeren zijn als ‘technology-track management positions’. Vaak zijn het echter tweejarige ingenieursopleidingen (e.g. in Twente, Eindhoven en Delft) met een zekere Industrial Engineering inslag. De MSc Technology Management binnen de Faculteit Bedrijfskunde van de RUG onderscheidt zich van de diverse andere opleidingen door de bedrijfskundige, managerial focus op technologische innovatie in het primaire proces van organisaties en de nadruk die daarbij gelegd wordt op integratief denken en handelen.
RUG MA TM
6
Technologie Management laat zien dat “technologie’ vanuit “management”-perspectief bekeken wordt. Gekozen is in Groningen voor een bedrijfskundige, functionele benadering. Aansluiting eindkwalificaties op eisen van de beroepspraktijk De ongedeelde opleiding TBW is goed geaccepteerd in bedrijfsleven en dienstenorganisaties. Studenten vinden vrij gemakkelijk een afstudeeropdracht en, na beëindiging van de studie, een eerste baan. Diverse bedrijven nemen reeds vele jaren in grote regelmaat afstudeerders af van de opleiding. In het visitatierapport van november 2004 (blz. 68) wordt gesproken over de profilering van Technische Bedrijfswetenschappen /Bedrijfskunde (TBW/BDK) t.o.v. Technische Bedrijfskunde (TBK), een opleiding die ook binnen de RUG verzorgd wordt. De BSc TM heeft een groot aantal overlappende onderdelen met de BSc TBK. Onderscheid is een sterkere technische gerichtheid van de BSc TBK, ten koste van de ‘organisatie- en technologielijn’ in de BSc TM. Hiermee onderscheidt de BSc TM zich voldoende van de BSc TBK. TM is gericht op ‘technologiemanagement’ (= integratief, conceptueel denken, gericht op bedrijfskundig herontwerp binnen een technische omgeving’), TBK daarentegen is gericht op ‘industrial engineering’ (= ‘technologisch’ herontwerpen van systemen en organisaties). Er zijn nauwelijks studenten die van de ene naar de andere opleiding overstappen, hoewel deze mogelijkheid expliciet aangeboden wordt. Blijkbaar trekken de opleidingen andere studenten. Er lijkt voldoende ruimte te zijn voor zowel TM als TBK. Ook internationaal zijn beide opleidingen dikwijls binnen één universiteit terug te vinden en vaak binnen één faculteit (b.v. met de namen: Engineering Management en Industrial Engineering). Het is de bedoeling dat TM en TBK in de nabije toekomst vanuit één onderwijsinstituut aangestuurd worden.
Oordeel: De doelstelling van de opleiding die voortbouwt op de ongedeelde opleiding is op een duidelijk wijze vertaald in eindkwalificaties. In nog toegestuurde informatie geeft de opleiding een helder beeld van de universiteiten waarmee zij zich heeft vergeleken, onder andere de KU Leuven, Cambridge en Washington State University en de in de additionele informatie genoemde technische universiteiten in Nederland. De positie van deze opleiding is met behulp van benchmarking duidelijk aangegeven. De commissie heeft de benchmark vergeleken met de eindkwalificaties van de opleiding en is tot de conclusie gekomen dat de eindkwalificaties in overeenstemming zijn met internationale ontwikkelingen en de beroepspraktijk. De eisen van de beroepspraktijk zijn voornamelijk bekend via afstudeeropdrachten van studenten en de positie van de afgestudeerden op de arbeidsmarkt. Ook via de docenten (duale baan, adviescommissies, derdegeldstroomonderzoek), studenten en alumni wordt de opleiding betrokken bij de praktijk. De eindkwalificaties sluiten aan bij eisen van vakgenoten en de beroepspraktijk en omvatten in voldoende mate integrerende en interdisciplinaire aspecten. De ervaring met Adviesraden (gremia waarin advies wordt verkregen over afstudeerniveau of -richtingen) is niet onverdeeld gunstig, zo bericht de faculteit, omdat het lastig is voor langere tijd hun motivatie en effectiviteit te behouden. Daarom is gekozen voor tweewekelijks overleg met vertegenwoordigers van het afnemend veld, alsmede voor colloquia. De commissie vindt dit voorshands een bevredigende oplossing. Score: voldoende
RUG MA TM
7
F2.
Niveau
De eindkwalificaties van de opleidingen sluiten aan bij algemene, internationale geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor of master Beschrijving overgenomen van de additionele informatie Eindkwalificaties gerelateerd aan de Dublin descriptoren Kennis en inzicht Binnen het masterprogramma wordt voortgebouwd op het niveau van de vooropleiding en vindt een verdieping van kennis op het gebied van Technology Management plaats conform de ‘kennis en inzicht’eindtermen 1a-1h. Toepassing kennis en inzicht De ‘kennis en inzicht’-eindtermen 1a-1i impliceren het toepassen van de opgedane kennis en inzichten. Eindtermen 1g en 1h (zie F1) benadrukken dat afgestudeerden MSc TM in staat moeten zijn hun kennis toe te passen, zowel in een complexe praktijksetting als in het doen van onderzoek. Oordeelsvorming De ‘kennis en inzicht’-eindtermen 1a-1h impliceren dat oordeelsvorming een belangrijk element is in de opleiding. Eindtermen 1f en 1g benadrukken het vermogen van afgestudeerden MSc TM tot het geven van integrale oordelen op het gebied van Technology Management. Bij oordeelsvorming zijn eindtermen 2 (vaardigheden) en 3 (attitude) van essentieel belang en ondersteunen ze het vermogen van studenten tot het vormen van oordelen. Communicatie Studenten presenteren en verdedigen opdrachten en papers, al dan niet met inzet van IT-middelen, en bij het afstudeerwerkstuk verdedigen zij de onderzoeksaanpak, de resultaten en de aanbevelingen ten overstaan van beoordelaars en opdrachtgevende bedrijven conform eindterm 2 (communicatie- en managementvaardigheden). Leervaardigheden Leervaardigheden zitten verweven in alle eindtermen. De tijdens de opleiding verworven kennis biedt afgestudeerden een goede basis om zelfstandig nieuwe kennis te vergaren. De attitude-eindtermen (3) verwijzen expliciet naar de leervaardigheid van afgestudeerden MSc TM. Hierbij zijn kennis (eindterm 1) en communicatievaardigheden (eindterm 2) onontbeerlijk.
Oordeel De commissie heeft de door de opleiding geformuleerde eindkwalificaties vergeleken met de beschrijving van de masterkwalificaties in de Dublindescriptoren. Uit de additionele informatie blijkt dat de afgestudeerde master in voldoende mate beschikt over algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een master. Uitgaande van de additionele informatie komt de commissie tot de conclusie dat het beoogde niveau van de opleiding voldoet aan het niveau van master of science zoals neergelegd in de Dublindescriptoren. Score: voldoende F3.
Oriëntatie
De eindkwalificaties zijn ontleend aan eisen vanuit de wetenschappelijke discipline, de internationale wetenschapsbeoefening en voor daarvoor in aanmerking komende opleidingen en relevantie praktijk in het toekomstige beroepenveld. Een WO-bachelor heeft de kwalificaties voor toegang tot ten minste één verdere WO-studie op masterniveau en eventueel voor het betreden van de arbeidsmarkt. Beschrijving overgenomen van de additionele informatie De master bouwt sterk voort op kennis die opgedaan is in de bacheloropleidingen die toegang geven tot de master: voor elk vak in de MSc TM is voorkennis nodig vanuit bacheloropleidingen. In de opleiding wordt gebruik gemaakt van Engelstalige tekstboeken op MSc niveau, die gebruikt worden op diverse vooraanstaande universiteiten en van artikelen uit wetenschappelijke tijdschriften.
RUG MA TM
8
Het docententeam bestaat enkel uit gepromoveerde onderzoekers. In de MSc TM is voorts een sterke koppeling aangebracht tussen onderwijs en onderzoek. Het onderricht in het zelfstandig verrichten van wetenschappelijk onderzoek kent een lange aanloop in de bacheloropleiding die afsluit met een bachelorafstudeerwerkstuk. In het masterproject wordt expliciet aansluiting gezocht bij het TMgerelateerd onderzoek binnen de Faculteit Bedrijfskunde.
Oordeel De eindkwalificaties zijn naar het oordeel van de commissie in voldoende mate ontleend aan de eisen van de (internationale) wetenschappelijke discipline c.q. wetenschapsbeoefening. Daarvoor baseert de commissie zich op de volgende overwegingen: bij de inrichting van het profiel is gekeken naar soortgelijke opleidingen in het buitenland en in Nederland. Accreditatie bij EQUIS en AACSB wordt aangevraagd. De eindkwalificaties van de opleiding zoals bij facet 1 geformuleerd onder de punten 1 t/m 3, geven er blijk van dat het om een wetenschappelijke masteropleiding gaat. Met name vindt de commissie het van belang dat de afgestudeerde MSc TM de kennis en inzicht heeft die nodig is voor het (bedrijfskundig) kunnen beschrijven, onderzoeken (diagnosticeren) en managen van technologische innovaties in producten, diensten en processen. Op grond van het bovenstaande acht de commissie de opleiding voldoende georiënteerd op de wetenschappelijke discipline en de internationale wetenschapsbeoefening, alsmede op de relevante praktijk van het toekomstige beroepenveld. Score: voldoende Een weging van bovenstaande facetten geeft aanleiding tot de volgende beoordeling voor het onderwerp Doelstellingen : voldoende
2. Programma F4.
Algemene eisen van het wetenschappelijk onderwijs
4.1
Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats in interactie tussen het onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek binnen relevante disciplines. Het programma sluit aan bij ontwikkelingen in de relevante wetenschappelijke discipline(s) door aantoonbare verbanden met actuele wetenschappelijke theorieën. Het programma waarborgt de ontwikkeling van vaardigheden op het gebied van wetenschappelijk onderzoek. Bij daarvoor in aanmerking komende opleidingen heeft het programma aantoonbare verbanden met de actuele praktijk van de relevante beroepen.
4.2 4.3 4.4
Beschrijving overgenomen van de additionele informatie Programma sem 1.1 1.1 1.2 1.2 1.2 of 2.1 kan ieder blok beginnen. Kan in twee blokken afgerond worden. 7 kan beginnen als student aan voorvereisten voldoet. 8 1 2 3 4 5 6
RUG MA TM
course title Advanced Product & Service Development Management Accounting for Technological Innovation Process Innovation & Operations Excellence Social System Analysis of Technological Innovation Strategic Management of Technology Technology Business Plan
EC 5 5 5 5 5 5
Master’s Thesis Technology Management
20
Electives MSc TM
10
9
Het programma van de MSc TM bestaat uit vier kernvakken (1-4, zie tabel 2), twee integratievakken (5 en 6), de Master’s Thesis (7) en een tweetal keuzevakken (8). De vier kernvakken bouwen direct voort op wat studenten geleerd hebben in de bachelor Technologiemanagement. Bij de ontwikkeling van de kernvakken zijn ‘vaklijnen’ (samenhangende, opeenvolgende vakken) uit de bachelor geëxpliciteerd. Deze vaklijnen hebben de ontwikkeling van de vakken ondersteund. De vaklijnen geven aan wat de noodzakelijke voorkennis voor de verschillende vakken is. Vaklijnen zijn essentieel bij het vaststellen van deficiënties in geval van instroom vanuit andere opleidingen. De twee integratievakken (5 en 6) impliceren kennis van de kernvakken (1-4). De master thesis (7) moet gezien worden als een onderzoeksgerichte afsluiting van de studie. Met de keuzevakken geven studenten een eigen profiel aan hun opleiding. a. Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats in interactie tussen het onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek op het terrein van de bedrijfswetenschappen. Het onderwijs vindt vooral plaats in kleine groepen. Hierbij is veel ruimte voor interactie tussen studenten onderling, en tussen studenten en docenten. Niet het reproduceren, maar het omgaan met en creëren van kennis staan centraal. Docenten stellen lopend onderzoek tijdens de colleges aan de orde en bieden studenten de mogelijkheid daarin te participeren. Het docententeam bestaat enkel uit gepromoveerde onderzoekers. b. Het programma sluit aan bij de belangrijkste ontwikkelingen binnen het domein TM door aantoonbare verbanden met actuele wetenschappelijke theorieën. Behalve met actuele internationale handboeken werken de verschillende vakken met artikelen uit geavanceerde tijdschriften om aansluiting te houden met de nieuwste ontwikkelingen. c. Het programma waarborgt de ontwikkeling van vaardigheden op het gebied van wetenschappelijk onderzoek. Het onderwijsprogramma bouwt voort op onderzoeksmethoden en -technieken waarvoor de basis in de bachelor werd gelegd. Het masterprogramma voorziet in verschillende werkvormen (w.o. desktop research en praktijkopdrachten) waarin studenten onderzoeksvaardigheden oefenen. Vanuit de docenten wordt daarbij steeds de nadruk gelegd op het adequaat toepassen van de in de wetenschap aanvaarde methodologie. Het masterproject vormt de afsluiting van de MSc TM. In het masterproject wordt, meer dan in de ongedeelde opleiding, een relatie gelegd met de wetenschapsbeoefening binnen de Faculteit Bedrijfskunde (zie ook F5). Vernieuwing van het afstudeerproject Er is voor gekozen afstudeerwerkstukken (of: masterproject) sterker te koppelen aan het onderwijs en het onderzoek dat binnen de faculteit Bedrijfskunde verricht wordt op het gebied van Technologiemanagement. Er is minder vrijheid voor de student.
Oordeel Uit de invulling van het programma blijkt een duidelijke interactie met wetenschappelijk onderzoek. Daardoor sluit het onderwijs ook aan bij actuele ontwikkelingen op het vakgebied. Aan de ontwikkeling van onderzoeksvaardigheden wordt voldoende aandacht besteed. Dit blijkt o.a. uit de opzet van het masterprogramma, dat voorziet in verschillende werkvormen (w.o. desktop research en praktijkopdrachten) waarin studenten onderzoeksvaardigheden oefenen. Voor haar oordeelsvorming heeft de commissie steekproefsgewijs de gebruikte studieboeken bezien. Een aantal docenten is werkzaam in de actuele relevante beroepspraktijk. Veel studenten voeren een project uit dat direct betrekking heeft op de praktijk. Het programma sluit voldoende aan op de relevante beroepspraktijk. De commissie komt tot de conclusie dat het programma in voldoende mate voldoet aan de algemene eisen van het wetenschappelijk onderwijs. Score: voldoende
RUG MA TM
10
F5.
Relatie tussen de doelstellingen en de inhoud van het programma
5.1
Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken.
5.2 5.3
Beschrijving van de additionele informatie In een bijlage bij de additionele informatie wordt de globale relatie tussen programmaonderdelen en eindtermen aangegeven. Vanuit de descriptoren zijn richtlijnen opgeschreven waar bij het ontwikkelen van de verschillende vakken rekening mee gehouden is door de docenten. In de richtlijnen is aangegeven waar in het programma expliciet aandacht is voor de verschillende descriptoren. Ook zijn in een bijlage opgegeven de doelstellingen per cursus.
Oordeel De eindkwalificaties zijn vertaald in leerdoelstellingen op vakniveau. Mede dankzij de zorgvuldige opbouw kunnen studenten de eindkwalificaties bereiken. De commissie concludeert dat het programma als geheel een adequate concretisering vormt van de beoogde eindkwalificaties Score: voldoende F6.
Samenhang programma
Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend studieprogramma. Beschrijving overgenomen van de additionele informatie Integration is an important theme in the MSc Technology Management. There are two integrative courses planned in the program. The first integrative course, Strategic Management of Technology, is designed to train students in the strategic positioning and assessment of technological innovations. Technology managers will contribute to this course. Keyword in the course is ‘recognize’. The second integrative course, Technology Business Plan, puts students in the role of a technology manager. Here, students have to develop a technology business plan for a real case situation. Keyword for this course is ‘act’. This course also includes the training in some essential communication skills. Next to their own contribution to the program, the integrative courses force students to apply the knowledge of the four basis courses on practical situations.
Oordeel De commissie is aan de hand van het programma de coherentie nagegaan en deze in voldoende mate aanwezig bevonden. Het programma is erop gericht de doelstellingen in voldoende mate aan de orde te laten komen in het afstudeerwerkstuk. De commissie komt tot de conclusie dat er van voldoende samenhang in het programma sprake is. Score: voldoende F7.
Studielast
Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Beschrijving overgenomen van de additionele informatie De studielast is evenwichtig verdeeld over de verschillende blokken. De integratieve cursussen (5 en 6) kunnen op verschillende momenten aangevangen worden. Dit biedt de mogelijkheid voor studenten om tenminste op twee momenten met de MSc TM te beginnen zonder studievertraging. Diverse studenten moeten nog vakken uit de bacheloropleiding doen op het moment dat ze kunnen/mogen beginnen met de masteropleiding. Dit, tesamen met de flexibiliteit in het programma, biedt de mogelijkheid voor de student om te komen tot een studeerbaar geheel dat binnen de geplande tijd afgerond kan worden.
RUG MA TM
11
De docenten in de MSc TM hebben, op verzoek van de opleidingsdirecteur van TM, outlines gemaakt van hun cursussen met een gedetailleerde inschatting van de door studenten benodigde tijd. In studentenenquêtes en panelevaluaties van vakken wordt standaard gevraagd of een vak meer of minder tijd heeft gekost dan geprogrammeerd. Bij discrepanties (vak heeft aanzienlijk meer of minder tijd gekost) neemt de docent dit mee in de verbeterplannen van het vak.
Oordeel De commissie heeft met waardering kennis genomen van de instrumenten die zijn ontwikkeld om de studeerbaarheid te verbeteren. De commissie heeft geconstateerd dat als resultaat van deze aanpak de studeerbaarheid van het programma voldoende is. Score: voldoende F8.
Instroom
Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten. Hiervoor geldt dat de oordelen van de visitatiecommissie over deze onderwerpen met betrekking tot de ongedeelde opleiding worden overgenomen voor de betreffende bachelor- of masteropleiding tenzij op grond van aanvullende informatie van de opleiding tot een ander oordeel moet worden gekomen. Beschrijving overgenomen van de additionele informatie De instroom vanuit de ongedeelde opleiding en de bacheloropleiding is vergemakkelijkt door studenten met 30 EC deficiëntie uit het derde bachelorjaar al toe te laten. Dit vereenvoudigt het maken van een evenwichtige studieplanning door de studenten. Het staat niet op gespannen voet met kwaliteitseisen. Voor alle vakken in de MSc TM bestaan namelijk voorvereisten (vakken uit de bachelor) waar altijd aan voldaan moet worden. Studenten mogen niet aan het masterproject beginnen als ze nog bachelorvakken open hebben staan. De MSc TM is een Engelstalige opleiding. De instromende studenten van de BSc Technologiemanagement worden gewezen op de noodzaak om de Engelse schrijf- en taalvaardigheid op niveau te krijgen alvorens in te stromen in de masteropleiding. Dit kan met name voor HBO-studenten, maar ook voor de reguliere studenten, betekenen dat ze nog een cursus Engels moeten volgen. Vanaf 2006 moeten studenten die willen instromen in de master TM een verplichte test in Engelse taalvaardigheid afleggen. Voor de toelating tot de opleiding zijn nieuwe toelatingsvereisten opgesteld en schakelprogramma’s ontwikkeld. De instroom in het eerste jaar dat de MSc TM aangeboden wordt (2005/2006), is voornamelijk afkomstig uit de eigen bacheloropleiding. Deze instroom bestaat uit ca. 20 studenten. In latere jaren zal de instroom uit de eigen bacheloropleiding zo’n 40 studenten bedragen. Dit aantal zal, naar verwachting, verder groeien door instroom vanuit andere bacheloropleidingen, in binnen- en buitenland. Voor de MSc TM zal ook geworven worden onder buitenlandse studenten. Het realiseren van een internationaal gezicht vormt een actiepunt voor Technology Management. Naast internationale voorlichting wordt gezocht naar de mogelijkheid van double degree-programma’s, in samenwerking met andere (inter-)nationale opleidingen.
Oordeel De commissie waardeert dat er voorvereisten per vak worden gesteld. Ook de taaltoets Engels waardeert de commissie, evenals de schakelprogramma’s voor hboers. De commissie handhaaft het positieve oordeel van de visitatiecommissie. Score: voldoende F9.
Omvang van het programma
De opleiding voldoet aan formele eisen m.b.t. de omvang van het curriculum: WO-bachelor: in de regel 180 studiepunten Beschrijving overgenomen van de additionele informatie Het programma van de opleiding omvat 60 EC.
RUG MA TM
12
Oordeel De commissie stelt vast aan de hand van de beschikbare documentatie, dat de opleiding voldoet aan de formele eis met betrekking tot de omvang van het curriculum. Score: voldoende F10.
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
10.1 10.2
Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept.
Hiervoor geldt dat de oordelen van de visitatiecommissie over deze onderwerpen met betrekking tot de ongedeelde opleiding worden overgenomen voor de betreffende bachelor- of masteropleiding tenzij op grond van aanvullende informatie van de opleiding tot een ander oordeel moet worden gekomen.
Oordeel De commissie ziet geen aanleiding om op het gegeven oordeel van de visitatiecommissie terug te komen. Score: voldoende F11.
Toetsing en beoordeling
Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Hiervoor geldt dat de oordelen van de visitatiecommissie over deze onderwerpen met betrekking tot de ongedeelde opleiding worden overgenomen voor de betreffende bachelor- of masteropleiding tenzij op grond van aanvullende informatie van de opleiding tot een ander oordeel moet worden gekomen. Beschrijving overgenomen van de additionele informatie In het nieuwe kwaliteitszorg systeem van de faculteit is voorzien in structurele intervisie bij het opstellen van tentamens en het beoordelen van scripties. Scripties worden nu alleen nog door (of onder supervisie van) ervaren onderzoekers begeleid. Daarnaast wordt iedere scriptie naast de begeleider, door een tweede beoordelaar beoordeeld. Multiple choice tentamens komen nauwelijks nog voor buiten de BSC Bedrijfskunde.
Oordeel De visitatiecommissie plaatste kritische kanttekeningen bij de multiple choice tentamens en de beoordeling in het algemeen. De commissie heeft met belangstelling en waardering kennis genomen van de verschillende initiatieven en maatregelen (minder multiple choice tentamens en betere scriptiebegeleiding) die ertoe hebben geleid en /of zullen leiden dat de beoordeling in ruime zin kwalitatief verbeterd is/zal worden. Hiermee is in voldoende mate tegemoet gekomen aan de kritische opmerkingen van de vorige visitatiecommissie. Score: voldoende Een weging van bovenstaande facetten geeft aanleiding tot de volgende beoordeling voor het onderwerp Programma: voldoende.
RUG MA TM
13
3. Inzet van personeel Voor het onderwerp personeel geldt dat de oordelen met betrekking tot de ongedeelde opleidingen van toepassing worden verklaard op de bachelor- en masteropleiding. Ook hiervoor hoeft geen aanvullende informatie te worden aangeleverd, tenzij de opleiding van mening is dat de plannen aanleiding geven tot een herwaardering van het oordeel van de commissie.
F12.
Eisen wetenschappelijk onderwijs
Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door onderzoekers die een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het vakgebied.
F13.
Kwantiteit personeel
Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen
F14.
Kwaliteit personeel
Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma.
Oordeel Aan de additionele informatie ontleent de commissie het volgende. Op het totaal van 136 wp-ers zijn 101 stafleden gepromoveerd. Van hen zijn er 57 (associate) fellow van de onderzoekschool SOM (Research School Systems, Organisation and Management). Dat zijn er 22 meer dan drie jaar geleden bij de start van de uitvoering van het facultaire strategieplan. Er zijn ook verschillende stafleden vertrokken, zo heeft de commissie in het gesprek met de delegatie vernomen. Vooral betrof dat docenten die louter onderwijstaken vervulden. Hoewel sinds 2002 het aantal studenten met 280 is toegenomen is de werkdruk licht verminderd. Dit komt door inzet van extra tijdelijke staf (circa 3 fte) en door rationalisering van het vakkenaanbod bij de introductie van de BaMa-structuur. Het afstuderen van de laatste cohorten doctoraalstudenten (ongeveer 800) in 2007 levert de faculteit een structurele verlaging op van de werklast van bij benadering 4 fte. Ten opzichte van het bij de visitatie getoetste beleid ter bevordering van de kwaliteit van de wetenschappelijke staf verdient een viertal maatregelen speciale vermelding: de doorlichting van de volledige wetenschappelijke staf, gevolgd door de opstelling per medewerker van een persoonlijk ontwikkelingsplan en een ‘strategisch’ ontwikkelingsplan voor iedere basiseenheid in zijn geheel; de invoering van verplichte functioneringsgesprekken; de scholing van een deel van de wetenschappelijke en ondersteunende staf in Engelse taalvaardigheid; de invoering van een tenure track systeem om jonge (buitenlandse) ‘high potentials’ te interesseren voor een wetenschappelijk loopbaan aan de Groningse bedrijfskundefaculteit. De jaarlijkse functioneringsgesprekken hebben het karakter van review- en developmentgesprekken. Deze aanpak is uitvoerig in de additionele informatie beschreven. Er is een actieplan voor de coaching van docenten. Via evaluaties gaat de opleiding na of de verbeteracties zichtbaar zijn. De additionele informatie gaat ook uitvoerig in op de effectiviteit van de organisatie. Er heeft een “omvormingsoperatie” plaatsgevonden. De faculteit kent sinds 2003 een
RUG MA TM
14
lijnorganisatie waarin opleidings- en onderzoeksdirecteuren met duidelijk omschreven bevoegdheden namens het faculteitsbestuur leiding geven aan de uitvoering van de hoofdtaken: onderwijs en onderzoek. De positie van alle betrokken personen en gremia is beschreven. Het gaat om: faculteitsbestuur, opleidingsdirecteur, vakgroepvoorzitter en de ondersteunende afdelingen. De commissie heeft met tevredenheid kennisgenomen van de maatregelen die zijn getroffen om de aandachtspunten die onder de facetten 12, 13 en 14 vallen te verbeteren en komt tot de conclusie dat deze facetten voldoen aan de eisen. Ook is naar het oordeel van de commissie de organisatie van de faculteit als geheel in voldoende mate verbeterd. Een weging van bovenstaande facetten geeft aanleiding tot de volgende beoordeling voor het onderwerp Inzet Personeel: voldoende
4. Voorzieningen Voor het onderwerp Voorzieningen geldt dat de oordelen met betrekking tot de ongedeelde opleidingen van toepassing worden verklaard op de bachelor- en masteropleiding. Ook hiervoor hoeft geen aanvullende informatie te worden aangeleverd, tenzij de opleiding van mening is dat de plannen aanleiding geven tot een herwaardering van het oordeel van de commissie.
F15.
Materiele voorzieningen
De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren.
Score: voldoende F16.
Studiebegeleiding
16.1
De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op studievoortgang. De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten.
16.2
Oordeel De additionele informatie noteert dat er een grootscheepse renovatie van onderwijsruimten aan de gang is. De grootste ingreep is de verbouwing van het WSN-gebouw. De begane grond en de eerste verdieping worden getransformeerd naar een leer- en werkomgeving voor studenten. Studenten klagen met enige regelmaat over het geringe aantal computers, maar nader onderzoek heeft uitgewezen dat dit geen capaciteitsprobleem maar een piekprobleem is. Er wordt binnen de RUG beleid ontwikkeld om studenten te faciliteren rond het gebruik van de computer thuis, aangezien 80% van de studenten thuis over een computer beschikt. Inmiddels is aan alle studenten gratis toegang tot de provider van de RUG aangeboden. Sinds de aanleg van een draadloos netwerk in 2005 nemen steeds meer studenten zelf hun laptop mee, waardoor de druk op de faciliteiten afneemt. Het aantal studenten dat tevreden is met het aantal beschikbare computers neemt toe, zo blijkt uit de Enquête 100 over de RUG 2005. De RUG heeft gekozen voor het Blackboard Nestor als RUG-brede elektronische leeromgeving. Inmiddels wordt dit systeem bij alle cursussen ingezet en studenten zijn er positief over. Bij Bedrijfskunde scoort Nestor zelfs bovengemiddeld hoog, zo blijkt uit de hierboven genoemde enquête. Om de gebruikersvriendelijkheid te
RUG MA TM
15
vergroten is een aantal verbeteringen doorgevoerd; de additionele informatie omvat een uitvoerige beschrijving. Vanaf het studiejaar 2005 - 2006 wordt de individuele begeleiding van de student pro-actiever door invoering van het Studie Loopbaan Begeleidingsplan. Het heeft een drieledige doelstelling: succesvolle studiestart, passende studie- en specialisatie keuze en goede studievoortgang. Met ingang van 2001 - 2002 ontvangt iedere eerstejaars na het eerste en tweede halfsemester een voortgangsoordeel- en advies. Goede studenten worden gestimuleerd tot extra studie (o.a. via het Honours traject.) De commissie heeft met tevredenheid kennisgenomen van de maatregelen die zijn getroffen om de aandachtspunten die onder de facetten15 en 16 vallen te verbeteren. Score: voldoende Een weging van bovenstaande facetten geeft aanleiding tot de volgende beoordeling voor het onderwerp Voorzieningen: voldoende
5. Interne kwaliteitszorg F17.
Evaluatie van resultaten
De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Beschrijving overgenomen uit de additionele informatie De faculteit heeft de kwaliteitszorg opgezet als een cyclisch proces dat bestaat uit drie stappen. Het betreft: 1. meten, 2. beoordelen, 3.verbeteren en opnieuw meten, et cetera. Bij cursusevaluatie gaat het om het meten van de kwaliteit van de individuele cursussen. Om de uitgangspunten (signalerend karakter en alle opleidingen bestrijkend) te effectueren moet sprake zijn van een eenvoudig systeem, opdat tussen cursussen en tussen jaren een vergelijking gemaakt kan worden. Daarom wordt gebruik gemaakt van een korte standaardvragenlijst met ‘bouwstenen’. In deze bouwstenenconstructie is de vragenlijst samengesteld aan de hand van een aantal sets met vragen, die afhankelijk van de onderwijsvorm gecombineerd worden. Bovendien is het mogelijk om op docentniveau informatie over een vak te genereren. Elk halfsemester worden alle aangeboden cursussen geëvalueerd. De studenten ontvangen een mail met daarin een directe link naar de evaluaties van de door hen gevolgde cursussen. Curriculumevaluatie is gericht op het vaststellen van de kwaliteit van het onderwijsprogramma opgesplitst in logische tijdseenheden. Bij afsluiting van hun opleiding worden de studenten bevraagd over hun ervaringen in de bachelor- dan wel masterfase. Hieronder valt tevens een evaluatie van het afstudeer-werkstuk waarin de toetsing van verschillende eindtermen van zowel bachelor als master samenkomt. Bovendien vindt jaarlijks onder alle studenten een peiling plaats over de faciliteiten en de onderwijsorganisatie. De faculteit sluit in deze peiling aan bij de thema’s uit de Elsevierenquête en de Keuzegids Hoger Onderwijs. Door de koppeling met deze externe evaluaties speelt de faculteit op voorhand in op de uitkomsten van deze externe beoordelaars. Het meten van de tevredenheid van alumni en beroepenveld gebeurt jaarlijks in de enquête die de basis vormt voor de WO-monitor c.q. RUG-alumnimonitor. Er zijn daarnaast ook peerreviews waarbij docenten van binnen en buiten de faculteit het curriculum beoordelen. Om een vinger aan de pols te houden en bij bepaalde tendensen actie te ondernemen is een managementinformatiesysteem ontwikkeld voor de onderwijskengetallen. In Kengetallen Onderwijs Bedrijfskunde en Economie (KOBE) worden op systematische wijze kengetallen verzameld om opleidingen en studentcohorten onderling te vergelijken. Voor bruikbare managementinformatie is van belang dat de verzamelde kengetallen samenhangen en gericht zijn op het verkrijgen van een meerjarig beeld. De kengetallen worden gebruikt om de vraag te beantwoorden of de binnen de faculteit geformuleerde streefdoelen gehaald zijn. Daarnaast dragen de kengetallen bij aan het ontdekken van zowel ongewenste als gewenste ontwikkelingen binnen het onderwijs en in welke mate bepaalde verbetermaatregelen het beoogde effect hebben gehad.
RUG MA TM
16
De volgende kengetallen worden periodiek gerapporteerd aan opleidingsdirecteuren, opleidingscommissies en faculteitsbestuur: • instroom en uitstroom in de bachelor- en masteropleidingen (jaarlijks); • propedeuse-, bachelor- en masterrendementen (jaarlijks); • doorstroomgegevens (per halfsemester); • studiestakers in de bachelor- en masteropleidingen (jaarlijks). Voor zowel de cursusevaluaties als de curriculumevaluaties zijn streefdoelen opgesteld. Er wordt een gemiddelde respons van 40% nagestreefd. Het opstellen van streefdoelen voor de kengetallen is niet gemakkelijk gebleken. In 2004 - 2005 is gestart met voorlopige doelen per opleiding. In het najaar van 2005 zal het bestuur definitieve streefdoelen per opleiding vaststellen.
Oordeel Binnen de opleiding wordt informatie verzameld die geschikt is voor managementrapportage. De organisatie en de besturing van de interne kwaliteitszorg zijn verbeterd, zo stelt de commissie met tevredenheid vast. KOBE acht de commissie daarbij een waardevol informatiesysteem. In het gesprek met de delegatie bleek dat er elk jaar opnieuw wordt teruggekeken naar wat er verbeterd is of nog verbeterd moet worden. Daarbij werd erkend dat het niet altijd lukt om alle studenten respons te laten geven. Ook de docenten doen niet altijd mee. Daarom is het volgens de delegatie van groot belang dat voortdurend adequate druk wordt uitgeoefend. De commissie heeft met instemming geconstateerd dat de opleidingen hard werken om de kwaliteitscirkel rond te krijgen. De commissie constateert dat de aanbevelingen van de visitatiecommissie zijn opgevolgd en dat het daarbij door de faculteit opgestelde strategisch plan goed heeft gewerkt. Score: voldoende F18.
Maatregelen tot verbetering
De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan realisatie van de streefdoelen. Beschrijving overgenomen uit de additionele informatie De gegenereerde uitkomsten en data (cursusevaluaties, curriculumevaluaties en managementinformatie) leveren de input voor maatregelen tot onderwijsverbetering. Het maken van afspraken, de uitvoering, de controle daarvan en eventuele vervolgafspraken c.q. -maatregelen vormen samen de laatste stappen in het kwaliteitszorgproces: het verbetertraject. Binnen de faculteit zijn hierbij de volgende gremia betrokken: • docenten; • opleidingsdirecteuren / onderwijscoördinatoren; • voorzitters van de uitvoerende basiseenheden; • opleidingscommissies van de diverse opleidingen; • faculteitsbestuur i.h.b. de portefeuillehouder Onderwijs; • medewerkers kwaliteitszorg. In het strategieplan 2003 - 2008 vormt internationalisering een speerpunt. De samenwerking met de Faculteit der Economische Wetenschappen heeft een impuls gegeven aan het internationaliseringsbeleid. Er is nu een breed gezamenlijk aanbod van Engelstalige opleidingen, een gezamenlijke lijst van uitwisselingspartners en van vakken voor uitwisselingsstudenten. Voor de keuze van strategische partners is een beperkt aantal targetlanden/regio’s vastgesteld (China, Indonesië, Duitsland, Scandinavië en Turkije. Er worden double-degrees programma’s aangeboden met de Uppsala University in Zweden en met de Universitas Gadjah Mada in Indonesië. De ondersteunende diensten van beide faculteiten zijn samengevoegd.
RUG MA TM
17
De faculteit heeft op korte termijn als doel 30% van haar bachelorstudenten Bedrijfskunde en Technologiemanagement te laten afstuderen met buitenlandervaring. Voor de variant IB&M geldt met ingang van cursusjaar 2006 - 2007 een verplicht buitenlands verblijf. Van de 10 mastertrajecten is de helft Engelstalig. Na 2007 zullen alle trajecten uitsluitend in het Engels worden aangeboden. De faciliteiten voor studenten in relatie tot internationalisering zijn in omvang en kwaliteit vergroot. Zo is er op het Zernikecomplex een groot studentencomplex gerealiseerd speciaal voor de huisvesting van buitenlandse studenten.
Oordeel De additionele informatie noteert uitvoerig het traject voor cursussen onder de norm en voor cursussen op of boven de norm. Het verbetertraject van de curriculumevaluaties is gepland in februari 2006. Ook voor het verbetertraject kengetallen onderwijs is een schema uitgewerkt. Er zijn naar aanleiding van de visitatie verschillende maatregelen genomen, ook bij onderwerpen die met een voldoende of meer zijn beoordeeld. Het gaat om duidelijke doelstellingen en eindkwalificaties, de relatie tussen eindkwalificaties en programmaonderdelen, integraal kwaliteitszorgsysteem, alumnimonitor, afstudeerhandleiding, beoordeling van de afstudeeropdracht van de master door twee docenten, met daarbij een gedetailleerd beoordelingsprotocol. De additionele informatie besteedt extra aandacht aan twee facetten die de vorige visitatiecommissie met een vijf beoordeeld heeft: effectiviteit van de organisatie en internationalisering. De visitatiecommissie constateerde dat de organisatie onvoldoende executiekracht vertoonde. Inmiddels heeft de faculteit een omvormingsoperatie afgerond. In het kader van de beoogde fusie met de Faculteit der Economische Wetenschappen is de ingevoerde structuur nogmaals beschreven. De faculteit kent sinds 2003 een lijnorganisatie waarin opleidings- en onderzoeksdirecteuren namens het faculteitsbestuur leiding geven aan de hoofdtaken onderwijs en onderzoek. De additionele informatie geeft een nauwkeurige beschrijving van taken en bevoegdheden van faculteitsbestuur, opleidingsdirecteur, vakgroepvoorzitter en ondersteunende afdelingen. Daarnaast wordt een overzicht gegeven van de vaste overlegstructuren. Het bestuur voert onder andere overleg, sinds 2005 enkele keren per maand, met de bestuursleden van de studievereniging BIG en de onderwijscommissaris van QUEST, de organisatie van bedrijfskunde studenten die zich inzet voor de kwaliteit van het onderwijs. Ook de communicatie binnen de faculteit is aangepakt en er zijn nieuwe communicatiemiddelen ingezet: plenaire facultaire bijeenkomsten voor alle medewerkers waarbij het gaat om onderwerpen van strategisch belang; wekelijkse elektronische nieuwsflits via het facultaire netwerk aan alle medewerkers; de wekelijkse publicatie via het netwerk van de besluiten van het faculteitsbestuur. Teneinde de communicatie met de studenten naar een hoger plan te tillen heeft de faculteit haar contact met studenten geconcentreerd binnen een kanaal: de elektronische omgeving nestor. De zaken zijn zodanig georganiseerd dat alle opleidingen beschikken over hun eigen community. Ook is er ruimte voor communicatie van studenten voor studenten. Verantwoordelijk zijn vooral de studentenorganisaties. In de nog nagekomen informatie legt de faculteit uit dat zij het advies van de visitatiecommissie om Bedrijfswetenschappen en Technologie Management samen te voegen niet onderschrijft. De RUG kent drie opleidingen, Bedrijfskunde (BDK), Technologie-management (TM) en Technische Bedrijfskunde (TBK); deze spelen, met hun specifieke profiel, lopend van algemeen technisch naar hoog-technisch, elk
RUG MA TM
18
in op een aangetoonde vraag in de studenten- en arbeidsmarkt, aldus de opleiding. Wel is men bezig de synergie tussen de drie opleidingen om efficiency redenen fors te versterken. De commissie heeft begrip voor deze aanpak en deze opvatting. De commissie wijst er echter wel op dat voorkomen moet worden dat DBK een a-technisch karakter krijgt. De invulling van de technologiecomponent blijft een punt van aandacht, vooral omdat het advies van de visitatiecommissie betreffende samenvoeging van BDK en TM niet zal worden opgevolgd. De commissie constateert dat er in het kader van maatregelen tot verbetering veel is gedaan. Het gaat zowel om zaken die in het visitatierapport aan de orde zijn gekomen als om zaken waarvoor nu, in het kader van het ingevoerde cyclische proces, permanent verbeteracties lopen. Zo heeft het project Herijking bachelor (o.a. leidend tot versterking integratie en formuleren eindkwalificaties) het curriculum als geheel bekeken; het project Doorlichting vakken BSc Bedrijfskunde heeft de afzonderlijke studieonderdelen bezien. De projecten Vaardigheden in het bacheloronderwijs en Didactische uitgangspunten lopen nog. De effectiviteit van de organisatie en de internationalisering zijn als gevolg van de genomen maatregelen duidelijk verbeterd. In het gesprek met de delegatie is uiteengezet dat er bestuurlijk veel veranderd is sinds de visitatie in 2003. De programmaleiders sturen de docenten aan. De docenten zijn er bewust van gemaakt dat onderwijs van groot belang is. Ze zijn meer resultaat gericht. Er zijn ook meer contacten met de buitenwereld gekomen. De commissie constateert met voldoening dat aan de eisen van facet 18 in voldoende mate is voldaan. Score: voldoende F19.
Betrekken van studenten, alumni en beroepenveld
Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Beschrijving overgenomen uit de additionele informatie Via cursus en curriculumevaluatie zijn studenten betrokken bij de interne kwaliteitszorg. De betrokkenheid van alumni bij de opleiding komt tot uitdrukking in de alumnivereniging BRUG. Er is een jaarlijkse terugkomdag. BRUG organiseert ook masterclasses. Studenten zijn actief betrokken via de stichting QUEST. De betrokkenheid van het beroepenveld bij het onderwijs krijgt gestalte door bijzondere leerstoelen, afstudeeronderzoek, wetenschapswinkel, management game, gastcolleges, bedrijfsbezoeken en casemateriaal.
Oordeel Uit nagezonden informatie blijkt nog het volgende: de faculteit heeft structureel overleg met het regionaal, nationaal en internationaal afnemend veld. Regionaal en nationaal vindt er tweewekelijks overleg plaats tussen de decaan van de faculteit en vertegenwoordigers van organisaties. Het profiel van de opleidingen en de kwaliteit van de afgestudeerden vormt een belangrijk onderdeel van de gesprekken. Regelmatig worden overleg-ontbijten met het afnemende veld georganiseerd. Eens per maand worden er alumni-bijeenkomsten gehouden in het kader van “De Bedrijfskunde Sociëteit”. In 2006 start de faculteit met de organisatie van jaarlijkse colloquia rondom een aantal thema’s. Afhankelijk van het thema worden sprekers uit het afnemend veld en uit de categorie alumni uitgenodigd. Ook op internationaal niveau heeft de faculteit verschillende intensieve contacten.
RUG MA TM
19
De commissie constateert met waardering dat studenten, alumni en beroepenveld intensief worden betrokken bij de opleiding. In het gesprek met de delegatie is nog naar voren gebracht dat ook het feit dat veel docenten part-time aan de opleidingen verbonden zijn, een stimulerende werking heeft voor de relatie met het afnemend beroepenveld. Score: voldoende Een weging van bovenstaande facetten geeft aanleiding tot de volgende beoordeling voor het onderwerp Interne Kwaliteitszorg: voldoende
6. Resultaten Voor het onderwerp Resultaten geldt dat de oordelen met betrekking tot de ongedeelde opleidingen van toepassing worden verklaard op de bachelor- en masteropleiding. Ook hiervoor hoeft geen aanvullende informatie te worden aangeleverd, tenzij de opleiding van mening is dat de plannen aanleiding geven tot een herwaardering van het oordeel van de commissie.
F20.
Gerealiseerd niveau
De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua inhoud, niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Beschrijving overgenomen uit de additionele informatie De vraag of de afgestudeerden de nagestreefde kwaliteiten en kwalificaties ook werkelijk bezitten wordt uitvoerig onderzocht in de alumnimonitor RUG. Deze vormt een uitbreiding van de landelijke VSNU WOmonitor en vraagt de alumni via tal van uitspraken te oordelen over de door hen gevolgde opleiding en de daarin verworven competenties. Een positieve invloed op de gerealiseerde eindkwalificaties heeft zeker ook het succesvolle onderzoekbeleid dat de faculteit de laatste vier jaar heeft gevoerd. Zoals vermeld in het hoofdstuk Personeel en Personeelsbeleid, is het aantal docenten dat lid is van de door ECOS erkende en door de KNAW gevisiteerde onderzoekschool SOM (Strategy, Organisation and Management) drastisch toegenomen (met circa 65%). Als gevolg hiervan kan de faculteit voldoen aan de eis dat het onderwijs in de masterfase en de begeleiding van afstudeeropdrachten in principe alleen door docenten met ruime onderzoekservaring worden verricht. Een goede garantie voor het realiseren van het nagestreefde niveau vormen tot slot ook de beschikbaarheid van een uitgebreide afstudeerhandleiding en de regel dat afstudeeropdrachten in de masteropleidingen altijd door twee docenten moeten worden beoordeeld.
Oordeel In het gesprek met de delegatie heeft de commissie gevraagd naar de realisatie van de interdisciplinaire en integratieve eindkwalificaties. In de studie-handleidingen, waarvan de commissie tevoren enkele heeft opgevraagd, staan de doelen en eindkwalificaties. Deze worden tussen docenten en programmaleiding besproken en zo nodig bijgesteld. Het schema van de studieonderdelen in onderlinge samenhang (opgenomen in de additionele informatie), geeft onder meer aan dat de practica een belangrijke bijdrage leveren aan de integratie. De visitatiecommissie heeft de kwaliteit van de afgestudeerden beoordeeld als ruim voldoende. De commissie sluit zich gaarne bij dit positieve oordeel aan, zeker nu zoveel zaken nog verbeterd zijn (practica, integraal kwaliteitszorgsysteem, de relatie met onderzoek). Score: voldoende
RUG MA TM
20
F21.
Onderwijsrendement
21.1
Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers.
21.2
Beschrijving overgenomen uit de additionele informatie De faculteit heeft de volgende streefcijfers aangeleverd. Propedeuserendement Na 1 jaar Na 2 jaar Na 3 jaar Gemiddelde studieduur in maanden: 18 Maximaal percentage studiestakers: 30% Bachelorrendement Na 3 jaar Na 4 jaar Na 5 jaar Gemiddelde studieduur in maanden: 45 Maximaal percentage studiestakers: 35% Masterrendement Na 1 jaar Na 2 jaar Na 3 jaar Gemiddelde studieduur in maanden: 18 Maximaal percentage studiestakers: 10%
30% 60% 70%
30% 50% 65%
50% 80% 90%
Opmerkingen Het beoordelen is de tweede fase in het kwaliteitszorgproces: meten, beoordelen en verbeteren. De Faculteit Bedrijfskunde geeft inmiddels aan elk van deze fases invulling. In de additionele informatie wordt zowel het meten als het verbeteren toegelicht. De streefcijfers zijn de afgelopen maanden in overleg met de opleidingsdirecteuren opgesteld en gelden sinds het tweede semester van het huidige studiejaar (2005 -2006). De streefcijfers worden momenteel - m.n. die m.b.t. de bachelorfase - zeker niet gerealiseerd. Het bestuur vindt echter dat de opleidingen deze streefcijfers met het inmiddels doorlopen verbetertraject en de verbeteringen die de opleidingen nog aan het implementeren zijn wel moeten gaan realiseren de komende jaren. Gezien de relatief lange doorlooptijd van m.n. de bacheloropleiding zal het echter nog minimaal 3 jaar duren voordat de faculteit over de verwezenlijking van de rendementsambities betrouwbare uitspraken kan doen. Maar voor het monitoren van de prestaties zijn nu wel alle instrumenten in huis.
Oordeel Ten tijde van de visitatie waren er nog geen streefcijfers opgesteld. Dat is in de additionele informatie wel gebeurd. De commissie tekent hierbij aan dat de betrokken opleidingen pas in 2003 zijn begonnen zodat er weinig ontwikkelingslijnen te onderkennen zijn. Hoewel de streefcijfers niet bepaald hoog zijn te achten is de commissie van oordeel dat aan dit facet voldoende aandacht wordt geschonken, zij het dat de lat met betrekking tot de rendementen op korte termijn hoger gelegd moet worden. Score: voldoende Een weging van bovenstaande facetten geeft aanleiding tot de volgende beoordeling voor het onderwerp Resultaten: voldoende
RUG MA TM
21
Totaaloordeel over de opleiding: de commissie is van oordeel dat de opleiding Master Technology Management voldoet aan de criteria voor basiskwaliteit.
RUG MA TM
22
BIJLAGE
Curricula vitae van de voorzitter en de leden van de commissie Prof. drs J. B. M. (Jan) Edelman Bos (1925) is emeritus hoogleraar Bedrijfskunde van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Hij studeert werktuigbouwkunde aan de toenmalige M.T.S. "Amsterdam" te Amsterdam (diploma 1947) en bedrijfseconomie aan de toenmalige Nederlandse Economische Hogeschool te Rotterdam. In 1951 voltooit hij laatstgenoemde studie en treedt hij in dienst van het organisatieadviesbureau Bosboom en Hegener N.V. te Amsterdam. In het kader van Bosboom en Hegener verricht hij advieswerk voor ondernemingen (zowel groot- als middelgrootschalig) in verscheidene bedrijfstakken, voor instellingen in de gezondheidszorg, voor overheidsorganisaties op nationaal, provinciaal en gemeentelijk niveau, alsmede in het kader van wereldbankprojecten in ontwikkelingslanden. Het advieswerk betreft met name vraagstukken op het gebied van management, organisatiestructurering, samenwerkingsvormen en strategieontwikkeling. Hoofdaccent bij het advieswerk is vrijwel steeds de relatie tussen organisatiestructuur, organisatiecultuur en organisatiestrategie. Daarbij wordt als belangrijk aangrijpingspunt gehanteerd de bestuurlijke en managementfunctie op top- en middenniveau en wel in het perspectief van strategische en operationele veranderingsprocessen. Naast de advieswerkzaamheden vervult hij sedert 1969 bij Bosboom en Hegener ook de functie van directeur. Sedert 1977 bekleedt hij de deeltijdse leerstoel "Bedrijfskunde in het bijzonder Organisatie-strategie" bij de Interuniversitaire Interfaculteit Bedrijfskunde te Delft, welke sedert 1984 als Faculteit der Bedrijfskunde deel uitmaakt van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Daar is hij onder andere voorzitter van de vakgroep Strategie en Omgeving. In 1984 wordt hij bij dezelfde universiteit tevens benoemd op de deeltijdse leerstoel "Beleid en Organisatie van de Gezondheidszorg" bij het instituut Beleid en Management Gezondheidszorg van de Faculteit der Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen. Op dat moment beëindigt hij zijn werkzaamheden bij Bosboom en Hegener en voert hij tot 2003 een zelfstandige organisatieadviespraktijk, in hoofdzaak betrekking hebbend op organisatievernieuwing in strategisch prespectief bij verschillende ondernemingen en overheidsinstanties. In 1990 gaat hij bij de Erasmus Universtiteit Rotterdam met emeritaat. Vanaf 1951 vervult hij diverse docentschappen op het gebied van bedrijfswetenschappen. Het betreft hier voornamelijk seniormanagement en organisatiekundige opleidingen, onder andere in het kader van: Stichting Interacademiale Opleiding Organisatiekunde, Postacademisch Onderwijs Bedrijfs- en Bestuurswetenschappen, Stichting Studiecentrum Bedrijfsbeleid/ Semafor, Stichting Bedrijfskunde, Stichting De Baak en Stichting Techniek en Marketing. Hij is van 1963 - 1966 en van 1972 - 1976 lid van het bestuur van de Orde van Organisatiekundigen en -Adviseurs, van 1973 - 1975 ook als voorzitter en erelid vanaf 1990. Van 1979 - 1985 is hij lid van het bestuur van de European Foundation for Management Development en voorzitter van de Netherlands Foundation for Management Development. Hij is van 1980 - 1985 onafhankelijk lid van de SERcommissie Plaats en Toekomst Nederlandse Industrie. Hij was voorzitter van de VSNU-visitatiecommissie Bedrijfswetenschappen die in november 2004 haar rapport uitbracht.
RUG MA TM
23
Drs. C. (Cees) de Snoo (1981) studeerde Technische Bedrijfswetenschappen (TBW) aan de Rijksuniversiteit Groningen (RUG). TBW is de technische variant van de opleiding Bedrijfskunde. In de zomer van 2005 rondde hij zijn afstudeeropdracht en daarmee zijn studie af. Met ingang van 1 oktober 2005 is hij werkzaam als promovendus aan de RUG en houdt hij zich bezig met vraagstukken rondom de organisatie en afstemming van planningsprocessen zowel binnen als tussen bedrijven. Hij maakte deel uit van de Faculteitsraad Bedrijfskunde in het seizoen 2002 - 2003 en was tussen 2000 en 2002 lid van de opleidingscommissie TBW. Verder was hij praeses van de Gereformeerde Studentenvereniging (GSV) te Groningen (2003 2004) en lid van diverse andere commissies en besturen. Hij was studentlid van de VSNU-visitatiecommissie Bedrijfswetenschappen die in november 2004 haar rapport uitbracht. Prof.dr.ir. C.A.Th. Takkenberg (1941) startte na Handels ULO en HBS-B, in 1959 zijn studie aan de Koninklijke Militaire Academie te Breda in de studierichting Luchtmacht Elektronische Diensten, voortgezet aan de Luchtmacht Elektronische en Technische School (LETS). Tijdens zijn carrière als beroepsofficier achtereenvolgens tewerkgesteld als Instructeur Elektronica en Hoofd Afdeling Elektronische Apparatuur aan de LETS en Hoofd Afdeling Elektronische Vliegtuigapparatuur en Hoofd Bureau Bedrijfsrationalisatie bij de Vliegbasis Volkel. Studeerde in 1972 af aan de Technische Universiteit Eindhoven in Elektrotechniek en Bedrijfskunde en was inmiddels van de Luchtmacht overgestapt naar FokkerVFW, alwaar hij werkte als hoofd Bureau Quality Assurance van het Elektronisch Bedrijf. Van 1973 tot en met 1984 werkzaam als wetenschappelijk (hoofd)medewerker in de sectie Organisatie en Management van de vakgroep Bedrijfseconomie binnen de Economische Faculteit van de RUG. In 1983 promotie tot doctor in de Economische Wetenschappen. Titel proefschrift: Planning en Methode van Onderzoek. Wetenschappelijke belangstelling: Operations Research toegepast op Productie en Logistiek alsmede Gezondheidszorg. Van eind 1984 tot en met 1987 werkzaam als principal consultant/partner bij de vestiging BSO/Partners van het Bureau voor Systeemontwikkeling te Utrecht in het vakgebied ICT en strategie. In November 1986 benoemd tot deeltijd hoogleraar aan de Faculteit der Sociale Wetenschappen van de RUU, leerstoel Beleids- en Beslissingsondersteunende Systemen. Parallel daaraan was hij na zijn vertrek bij BSO nog verbonden als partner/consultant bij enkele adviesbureaus. Met ingang van 1 augustus 1990 benoemd tot hoogleraar bij de vakgroep Bestuurlijke Informatiekunde en Accountancy (leerstoel Informatiesystemen) bij de Economische Faculteit van de UvT. Wetenschappelijke belangstelling: Group Decision and Negotiation Support en de relatie tussen ICT en ‘lerende organisaties’. In de negentiger jaren sterk betrokken bij de veranderingen in de Sociale Zekerheid. Met ingang van 1 september 2002 met pré-pensioen. Wetenschappelijke belangstelling: compexiteitstheorie en organisatie. Sinds dat tijdstip part time werkzaam als mediator en gerechtsdeskundige in het domein ICT, Organisatie en Economie. Hij was voorzitter van de VSNU-visitatiecommissie die in maart 2004 het rapport Technische Bedrijfskunde/Technische Bestuurskunde uitbracht.
RUG MA TM
24
Prof. dr. R. (Roland) Vandenberghe (1939) is sinds 1 oktober 2004 hoogleraar emeritus van de KU Leuven (België). Hij was het hoofd van het Centrum voor Onderwijsbeleid en –vernieuwing. Hij promoveerde in 1970 op een onderzoek over onderwijsvernieuwing in het secundair beroepsonderwijs. Zijn onderzoek heeft hoofdzakelijk betrekking op verandering en vernieuwing in educatieve settings. Hij heeft daarover verschillende boeken en artikelen gepubliceerd in internationale en nationale tijdschriften. Hij heeft o.a. gedurende vijf jaar meegewerkt aan het International School Improvement Project van het Center for Research and Innovation van de OESO (Parijs). In het kader van de Raad van Europa heeft hij een onderzoek geleid over vernieuwing in het Basisonderwijs. Hij heeft aan de universiteit verschillende bestuursmandaten opgenomen: hij was departementaal secretaris en vervolgens ook voorzitter van het departement Pedagogische Wetenschappen van de Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen. Van 1995 - 1996 tot en met 2000 - 2001 was hij decaan van dezelfde faculteit. Gedurende tien jaar was hij lid van de beoordelingscommissie Psychologie en Pedagogische Wetenschappen van het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek. Momenteel is hij nog lid van de Programmaraad Onderwijskundig Onderzoek van NWO. Hij was redactielid van het International Journal for Qualitative Research in Education, van het Tijdschrift voor onderwijsresearch en van het Pedagogisch Tijdschrift. In het kader van de Vlaamse Onderwijsraad heeft hij en leidt nog steeds verschillende commissies en werkgroepen. Hij had als onderwijskundige zitting in de visitatiecommissie Godgeleerdheid die in maart 2006 haar rapport uitbracht.
RUG MA TM
25