Additionele beoordeling Master Human Resource Management, Rijksuniversiteit Groningen
Dit rapport sluit aan op het rapport van de VSNU-visitatiecommissie Bedrijfswetenschappen van november 2004.
augustus 2006 QANU (Quality Assurance Netherlands Universities) Catharijnesingel 56 Postbus 8035 3503 RA UTRECHT T 030-2303100 F 030-2303129 E
[email protected] I www.qanu.nl
RUG MA HRM
1
Inhoud Inleiding 1. Doelstellingen van de opleiding ............................................................................ 5 F1. Domeinspecifieke eisen ................................................................................. 5 F2. Niveau ............................................................................................................ 7 F3. Oriëntatie........................................................................................................ 8 2. Programma ............................................................................................................ 10 F4. Algemene eisen van het wetenschappelijk onderwijs .................................. 10 F5. Relatie tussen de doelstellingen en de inhoud van het programma............. 11 F6. Samenhang programma............................................................................... 12 F7. Studielast...................................................................................................... 12 F8. Instroom ....................................................................................................... 13 F9. Omvang van het programma........................................................................ 13 F10. Afstemming tussen vormgeving en inhoud .................................................. 14 F11. Toetsing en beoordeling............................................................................... 14 3. Inzet van personeel............................................................................................... 14 F12. Eisen wetenschappelijk onderwijs................................................................ 14 F13. Kwantiteit personeel ..................................................................................... 14 F14. Kwaliteit personeel ....................................................................................... 15 4. Voorzieningen ....................................................................................................... 16 F15. Materiele voorzieningen ............................................................................... 16 F16. Studiebegeleiding......................................................................................... 16 5. Interne kwaliteitszorg ........................................................................................... 17 F17. Evaluatie van resultaten ............................................................................... 17 F18. Maatregelen tot verbetering ......................................................................... 18 F19. Betrekken van studenten, alumni en beroepenveld ..................................... 20 6. Resultaten.............................................................................................................. 21 F20. Gerealiseerd niveau ..................................................................................... 21 F21. Onderwijsrendement .................................................................................... 21
Bijlage Curricula vitae van de voorzitter en de leden van de commissie
RUG MA HRM
2
De Masteropleiding Human Resource Management aan de Rijksuniversiteit Groningen Inleiding
Opleiding a) Naam en CROHO-nummer Master Human Resource Management (CROHO-nummer 60645) b) Graad M.Sc. c) Varianten De opleiding kent alleen een voltijds programma. d) Organisatorische inbedding in de universiteit De opleiding wordt aangeboden door de Faculteit Bedrijfskunde van de Rijksuniversiteit Groningen. e) Vorig visitatierapport Rapport van de VSNU-visitatiecommissie Bedrijfswetenschappen van november 2004. f)
Start opleiding 2003 - 2004
RUG MA HRM
3
Commissie Samenstelling De commissie additionele beoordeling ten behoeve van de accreditering van de Bachelor- en Masteropleidingen Bedrijfswetenschappen bestaat uit de volgende personen: Tot voorzitter, tevens lid van de commissie is benoemd: Prof. drs. J.B.M. Edelman Bos, emeritus hoogleraar Faculteit Bedrijfskunde en Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Erasmus Universiteit Rotterdam Tot leden van de commissie zijn benoemd: Drs. C. de Snoo, promovendus aan de Rijksuniversiteit Groningen Prof. dr. ir. C .A. Takkenberg, emeritus hoogleraar Faculteit Economische Wetenschappen Universiteit van Tilburg Prof. dr. R. Vandenberghe, emeritus hoogleraar Onderwijskunde Katholieke Universiteit Leuven Secretaris van de commissie is J.W.M. Meijer, medewerker bureau QANU. Voor de CV’s van de commissieleden zij verwezen naar de bijlage. Drs. C. de Snoo is in verband met zijn betrokkenheid bij de Faculteit Bedrijfskunde van de Rijksuniversiteit Groningen niet aanwezig geweest bij het gesprek met de Groningse delegatie en heeft niet deelgenomen aan de oordeelsvorming over de Groningse opleidingen. Voorzitter, leden en secretaris hebben de QANU-onafhankelijkheidsverklaring getekend. Taak De commissie heeft tot taak om krachtens de tussen de NVAO en de VSNU overeengekomen Overgangsregeling bekostigd wetenschappelijk onderwijs (2003) en de daarop gebaseerde Richtlijnen vervroegde accrediteringsaanvraag een totaaloordeel over de opleidingen te geven, alsmede een afzonderlijk oordeel over doelstellingen, programma en interne kwaliteitszorg en een afzonderlijk oordeel over inzet personeel, voorzieningen en te verwachten resultaten. Werkwijze De commissie heeft als bronnen gebruikt de in 2002 aangeleverde zelfstudie van de Faculteit Bedrijfskunde van de RUG, het rapport van de visitatiecommissie Bedrijfswetenschappen van november 2004 en de zelfstudie met additionele informatie die in december 2005 is aangeboden. In het onderhavige rapport wordt om het verschil met de eerste zelfstudie aan te geven, deze tweede zelfstudie “de additionele informatie” genoemd. Daarnaast heeft de commissie nog extra gegevens opgevraagd, al naar gelang de additionele informatie daar aanleiding toe gaf. Ook zijn in enkele gevallen nog, naar aanleiding van het gesprek met de delegatie, gegevens opgevraagd. Ook deze aangeleverde gegevens zijn in het onderhavige rapport verwerkt. De commissie heeft op 13 maart 2006 met een delegatie van de faculteit gesproken. Zij heeft zowel in het gesprek met de delegatie als in contact met de facultaire coördinator van de visitatie zich ervan vergewist dat de additionele informatie de stand van zaken correct weergeeft. Dit geldt eveneens voor achteraf door de commissie opgevraagde gegevens.
RUG MA HRM
4
In de onder elk facet opgenomen paragraaf “Beschrijving overgenomen uit de additionele informatie” geeft de commissie letterlijk de tekst weer uit de additionele informatie. De letterlijk overgenomen teksten zijn grafisch (door het gebruik van een kleinere letter) herkenbaar. Daarbij zijn verwijzingen naar bijlagen en dergelijke weggelaten. Ook de nagekomen gegevens worden letterlijk weergegeven, tenzij anders vermeld. De commissie hanteert de naam die de faculteit zelf voor de opleiding(en) gebruikt. Zij gebruikt het woord “eindkwalificaties” ook waar de betrokken opleiding spreekt van “eindtermen”, behalve in de letterlijke overgenomen teksten. Het domeinspecifiek referentiekader: de commissie heeft als uitgangspunt bij de beoordeling het disciplineprotocol Onderwijsvisitatie Bedrijfswetenschappen gehanteerd, zoals dat is opgenomen als Bijlage 4 in het visitatierapport van november 2004, en met name de volgende passage: “Bedrijfswetenschappen zijn gericht op het bedrijf in zijn omgeving, de bedrijfsprocessen en het management daarvan in hun onderlinge samenhang. Bedrijfswetenschappen onderscheidt zich van disciplinair gefundeerde opleidingen als economie of sociologie doordat zij systematisch streeft naar een interdisciplinaire opzet van het opleidingsprogramma. Bedrijfskundige opleidingsprogramma’s zijn in het algemeen gebouwd op een viertal kennispijlers; de economische, de gedragswetenschappelijke, de technologische en de institutionele kennispijler. Daarnaast worden opleidingsprogramma’s gekenmerkt door een specifiek samenhangend karakter gericht op de toepassing van wetenschappelijke inzichten en vaardigheden op professioneel relevante vraagstukken.”
Overeenkomstig de afspraken die zijn gemaakt door de voorzitters van de betrokken visitatiecommissies, na overleg met het bestuur van QANU en met instemming van de NVAO, worden de facetten bij alle opleidingen die betrokken zijn bij een additionele beoordeling, beoordeeld met een tweepuntsschaal: voldoende/onvoldoende. De tekst betreffende de onderwerpen 3. Inzet personeel, 4. Voorzieningen, 5. Interne kwaliteitszorg en 6. Resultaten (de facetten 12 t/m 21) heeft betrekking op alle betrokken opleidingen en is voor alle rapporten gelijkluidend.
1. Doelstellingen van de opleiding F1.
Domeinspecifieke eisen
De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Beschrijving overgenomen van de additionele informatie De MSc HRM is een eenjarige voltijdse opleiding en kent twee profielen (zie programma). Deze zijn geënt op en voor een belangrijk deel een voortzetting van de afstudeerrichtingen van de ongedeelde opleiding Bedrijfskunde. Alle trajecten zijn in beginsel toegankelijk voor zowel studenten met een bedrijfskundige, een bedrijfseconomische, een gedragswetenschappelijke en een juridische achtergrond. Er is een schakelprogramma voor studente met deficiënte bedrijfskundige basiskennis. Doelstelling Doelstelling van de MSc HRM is studenten af te leveren die in staat zijn de personele functie binnen een organisatie in relatie tot de andere functies binnen het productieproces te analyseren en (strategisch) vorm te geven. In arbeidsmarkttermen is de doelstelling studenten op te leiden voor a) management gerelateerde functies op het gebied van HRM en aanverwante terreinen, b) beleidsfuncties op het gebied van HRM
RUG MA HRM
5
Eindkwalificaties a. Kennis: De afgestudeerde beheerst het kennisdomein Human Resource Managment in algemene zin en in het bijzonder het kennisdomein van deze MSc op een geavanceerd niveau. Binnen de MSc HRM wordt voor wat betreft de definiëring van het kennisdomein uitgegaan van de opvattingen die gangbaar zijn in de internationale academische wereld (zie ook F6): a.1 De afgestudeerde beschikt over de nieuwste kennis van de belangrijkste disciplines waaruit het kennisdomein HRM is samengesteld (nieuwste inzichten, methoden, technieken en theorieën en de relaties daartussen). a.2 De afgestudeerde is in staat tot een kritisch oordeel omtrent de relaties tussen theoretische concepten, methoden van onderzoek en empirische bevindingen in wetenschappelijke publicaties. a.3 De afgestudeerde beschikt over gevorderde kennis passend bij het HR domein, omtrent management en organisatie en de omgeving waarin organisaties opereren. Hiervoor geldt in het bijzonder dat de afgestudeerde in staat is vanuit een bedrijfskundig perspectief HR-vraagstukken te beschouwen in een context van de overige relevante functionele gebieden binnen onderneming en organisatie. a.4 De afgestudeerde beschikt over voldoende kennis van maatschappelijke en economische ontwikkelingen voorzover die een betekenisvolle invloed hebben op het arbeidsallocatieproces binnen onderneming of organisatie. b. Vaardigheden: De afgestudeerde beschikt over een set hoogwaardige vaardigheden die hem/haar in staat stellen zelfstandig onderzoek te verrichten op het gebied van HRM dan wel deze kennis op professioneel niveau toe te passen: b.1 De afgestudeerde is in staat verbanden te leggen tussen de in wetenschappelijke- of vakpublicaties gevonden uitkomsten en de literatuur van het HR kennisdomein en relevante maatschappelijke ontwikkelingen. b.2 De afgestudeerde is in staat een probleem te herkennen in nieuwe of onbekende omstandigheden, een probleemstelling te formuleren, alsmede te komen tot conclusies, ontwerp, aanbevelingen en/of implementatievoorstellen ook in een multidisciplinaire context. b.3 De afgestudeerde heeft de vaardigheid om relevante gegevens en gegevensbronnen te gebruiken, methodologische afwegingen te maken en methoden van onderzoek toe te passen. b.4 De afgestudeerde is in staat om in een multidisciplinair (en eventueel ook internationaal) team te werken. b.5 De afgestudeerde beschikt over relevante vaardigheden op het gebied van informatie- en communicatietechnologie. b.6 De afgestudeerde beschikt over effectieve mondelinge en schriftelijke vaardigheden en, deels afhankelijk van het gekozen profiel, managementvaardigheden en ondernemerschap. b.7 De afgestudeerde beschikt over vaardigheden om problemen integratief te benaderen. c. Attitude: c.1 De afgestudeerde vertoont een professionele houding waarbij relevante vaardigheden (zoals planmatig werken, accuraatheid, ethisch handelen, zelfstandig werken, initiatief nemen, onderhandelen) adequaat worden toegepast. c.2 De afgestudeerde heeft de attitude om te blijven leren. c.3 De afgestudeerde heeft een open maar tegelijk kritische houding ten opzichte van nieuwe ideeën en ontwikkelingen. c.4 De afgestudeerde heeft de attitude om mensen positief te benaderen. Benchmarking Voor wat betreft de wetenschappelijke oriëntatie heeft benchmarking plaatsgevonden met twee hoog aangeschreven master programma’s in de EU en drie programma’s behorende tot de top 20 van de HRM master programma’s binnen de VS. Twee van de meest toonaangevende programma’s binnen de EU zijn de opleiding ‘Master Industrial Relations and Personnel Management’ aan de Warwick Business School van de University of Warwick en de University of Stirling in Schotland. Vergeleken met zowel Warwick als Stirling is de MScHRM Groningen minder nationaal en meer internationaal gericht, besteedt Groningen (evenals de hierna te noemen Amerikaanse universiteiten) meer aandacht aan strategische vraagstukken en nemen arbeidsverhoudingen in Groningen een minder centrale plaats in. Groningen, Warwick en Stirling hanteren allen een gedragswetenschappelijk perspectief. De master in Stirling valt in tegenstelling tot die in Groningen te typeren als postacademisch: de meeste studenten in Stirling hebben na hun bachelor praktijkervaring opgedaan alvorens aan de Master te beginnen. Topinstellingen in de VS waarmee benchmarking heeft plaatsgevonden zijn het College of Business Administration van de University of Hawai’i at Manoa, het Walker College of Business (Appalachian State University) en de Rutgers School of Management and Labor Relations (State University of New Jersey).
RUG MA HRM
6
De programma’s op deze instellingen zijn goed vergelijkbaar met de Groningse MScHRM: alle hebben een sterk strategische en bedrijfskundige invalshoek. Opvallend zijn de vakken Mental Health and Safety (Hawai’i) en HR Information Systems (New Jersey) waarvoor in het Groningse curriculum geen ruimte is. Voor wat betreft de professionele beroepsgerichtheid heeft benchmarking plaatsgevonden met het Chartered Institute of Personnel and Development (CIPD) in de UK. Deze beroepsvereniging definieert het kennisniveau en de competenties die nodig zijn om in de UK als HR professional erkend te worden. De meeste academische opleidingen in de UK en Ierland zijn dan ook CIPD gecertificeerd waardoor hun afgestudeerden automatisch CIPD-erkend zijn en als professionals toegang hebben tot de arbeidsmarkt. Alhoewel in Nederland CIPD-certificering (nog niet) mogelijk is en formele toetsing door de CIPD dus niet heeft kunnen plaats vinden, dekt het curriculum van de MScHRM grotendeels de terreinen die door de CIPD worden gecertificeerd: strategisch HRM, International HRM, Organisatieverandering en HRconsultancy. Hierbij zij opgemerkt dat in Groningen het terrein consultancy vanwege de beperkte omvang van het programma (60 EC) relatief ondervertegenwoordigd is.
Oordeel: De doelstelling van de opleiding die voortbouwt op de specialisatie HRM van de ongedeelde opleiding Bedrijfskunde, is op een duidelijk wijze vertaald in eindkwalificaties. De commissie waardeert de beschrijving van de ondernomen benchmark, waarbij vergelijkingen zijn gemaakt met universiteiten in het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten. De academische doelstellingen zijn daarmee voldoende getoetst aan internationale maatstaven, zo constateert de commissie. De eindkwalificaties sluiten aan bij internationale ontwikkelingen. De eisen van de beroepspraktijk zijn voornamelijk bekend via de alumnimonitor en de alumnivereniging. De beroepspraktijk is door de opleiding ook internationaal tegen het licht gehouden. De commissie waardeert deze gedegen aanpak. De eindkwalificaties sluiten aan bij eisen van vakgenoten en de beroepspraktijk, ze omvatten in voldoende mate integrerende en interdisciplinaire aspecten. De ervaring met Adviesraden (gremia die adviezen kunnen uitbrengen vanuit het afnemend veld) is niet onverdeeld gunstig, zo bericht de faculteit, omdat het lastig is voor langere tijd hun motivatie en effectiviteit te behouden. Daarom is gekozen voor tweewekelijks overleg met vertegenwoordigers van het afnemend veld, alsmede voor colloquia. De commissie vindt dit voorshands een bevredigende oplossing. Score: voldoende F2.
Niveau
De eindkwalificaties van de opleidingen sluiten aan bij algemene, internationale geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor of master Beschrijving overgenomen van de additionele informatie
Matrix van de Dublin-descriptoren en de domeinspecifieke eisen (eindtermen). Dublin-descriptor
Kennis en inzicht
Toepassen kennis en inzicht
Oordeelsvorming
Communicatie
Leervaardigheden
Eindterm a.1 kennis domein disc. a.2 kritisch oordeel RUG MA HRM
X X
X 7
a.3 kennis man. & org.
X
a.4 ma. & ec. ontw. arbeidsall. proces b.1 kennis lit. toepassen op ma. ontw.
X
X X
X
b.2 probleemoplossend
X
X
b.3 vaard. methodologie
X
X
b.4 multidisciplinair
X
X
X
b.5 vaard. ICT
X
X
X
b.6 comm. vaard.
X
X
b.7 integratieve houding c.1 prof. houding
X
X
X X
c.2 att. tot kennisontw. c.3 krit. houding
X
X
X
c.4 pos. instelling
X
X
X
Oordeel De commissie heeft de door de opleiding geformuleerde eindkwalificaties vergeleken met de beschrijving van de masterkwalificaties in de Dublindescriptoren. Uit de additionele informatie blijkt dat de afgestudeerde master in staat is tot het geven van een kritisch oordeel omtrent de relaties tussen theoretische concepten, methoden van onderzoek en empirische bevindingen in wetenschappelijke publicaties en in voldoende mate beschikt over algemene, internationaal erkende beschrijvingen van de kwalificaties van een master. Uitgaande van de additionele informatie komt de commissie tot de conclusie dat het beoogde niveau van de opleiding voldoet aan het niveau van master of science zoals neergelegd in de Dublindescriptoren. Score: voldoende F3.
Oriëntatie
De eindkwalificaties zijn ontleend aan eisen vanuit de wetenschappelijke discipline, de internationale wetenschapsbeoefening en voor daarvoor in aanmerking komende opleidingen en relevantie praktijk in het toekomstige beroepenveld. Een WO-bachelor heeft de kwalificaties voor toegang tot ten minste één verdere WO-studie op masterniveau en eventueel voor het betreden van de arbeidsmarkt. Beschrijving overgenomen van de additionele informatie De eindkwalificaties zijn verzwaard ten opzichte van de ongedeelde opleiding. Dit komt tot uitdrukking in hogere eisen aan de kwaliteit van het afstudeerwerkstuk, en zwaardere ingangseisen. De literatuur en de gehanteerde cases zijn zoveel mogelijk dezelfde als die van internationaal gerenommeerde wetenschappelijke MBA opleidingen. Er worden artikelen gebruikt uit geavanceerde tijdschriften. Niet het reproduceren, maar het gebruiken van kennis staat centraal. Hierbij wordt veelvuldig gebruik gemaakt van cases, waarbij kennis moet worden toegepast op nieuwe omstandigheden. Internationale aansluiting wordt mede bevorderd door de taal van de opleiding. Met ingang van het academisch jaar 2004-2005 wordt het onderwijs geheel in de Engelse taal aangeboden. De vervlechting van onderwijs en onderzoek wordt in de MSc HRM benadrukt. In zowel de cursussen als bij het afstudeerwerkstuk speelt onderzoek een belangrijke rol. Dit komt enerzijds tot uitdrukking in de literatuurkeuze en anderzijds vooral in de presentatie van eigen onderzoek van betrokken docenten. Ook bij de onderwerpkeuze en uitvoering van het afstudeerwerkstuk kan het onderzoek dat door de betrokken docenten wordt verricht, een rol spelen.
RUG MA HRM
8
Oordeel De eindkwalificaties zijn naar het oordeel van de commissie in voldoende mate ontleend aan de eisen van de (internationale) wetenschappelijke discipline c.q. wetenschapsbeoefening. Daarvoor baseert de commissie zich op de volgende overwegingen: bij de inrichting van het profiel is gekeken naar profiel en inhoud van soortgelijke opleidingen in het buitenland en in Nederland en er heeft benchmarking plaatsgevonden. Ook is accreditatie bij EQUIS en AACSB aangevraagd. De eindkwalificaties van de opleiding zoals geformuleerd onder de punten a t/m c van facet 1, geven aan dat het om een wetenschappelijke masteropleiding gaat. Het gaat dan niet alleen om het kunnen formuleren van een kritisch oordeel over de relaties tussen theoretische concepten en om het kunnen formuleren van een probleemstelling en aanbevelingen in een multidisciplinaire context, maar juist ook om de samenhang in het geheel. Het gaat ook om kennis op geavanceerd wetenschappelijk niveau en om hoogwaardige vaardigheden, toe te passen op professioneel niveau. Op grond van het bovenstaande acht de commissie de opleiding voldoende georiënteerd op de wetenschappelijke discipline en de internationale wetenschapsbeoefening, alsmede op de relevante praktijk van het toekomstige beroepenveld. Score: voldoende Een weging van bovenstaande facetten geeft aanleiding tot de volgende beoordeling voor het onderwerp Doelstellingen : voldoende
RUG MA HRM
9
2. Programma F4.
Algemene eisen van het wetenschappelijk onderwijs
4.1
Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats in interactie tussen het onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek binnen relevante disciplines. Het programma sluit aan bij ontwikkelingen in de relevante wetenschappelijke discipline(s) door aantoonbare verbanden met actuele wetenschappelijke theorieën. Het programma waarborgt de ontwikkeling van vaardigheden op het gebied van wetenschappelijk onderzoek. Bij daarvoor in aanmerking komende opleidingen heeft het programma aantoonbare verbanden met de actuele praktijk van de
4.2 4.3 4.4
Beschrijving overgenomen van de additionele informatie De opleiding kent twee profielen; een profiel voor studenten die de beroepspraktijk willen gaan werken en een meer theoretisch profiel. Toegepast profiel sem 1.1 1.1 1.2 1.2 1.1-2 2.1 2.1 2.1-2
course title Advanced HRM Ia Advanced HRM IIa Advanced HRM Ib Advanced HRM IIb Electives MSc HRM Applied HRM Vaardigheden tbv Master's Thesis HRM Master’s Thesis HRM
EC 5 5 5 5 15 5 2 18
Theorie- en beleidsgericht profiel sem 1.1 1.1 1.2 1.2 1.1-2 2.1-2
course title Advanced HRM Ia Advanced HRM IIa Advanced HRM Ib Advanced HRM IIb Electives MSc HRM Master’s Thesis HRM
EC 5 5 5 5 15 25
Met de komst van de BaMa-structuur is een kwaliteitsslag gemaakt door de literatuurlijsten te upgraden en door de internationale oriëntatie te versterken. Het onderwijs vindt plaats in kleine groepen en wordt vooral gegeven door docenten die hun sporen hebben verdiend met onderzoek. Niet het reproduceren, maar het gebruiken van kennis staat centraal. Hierbij wordt veelvuldig gebruik gemaakt van cases, waarbij kennis moet worden toegepast op nieuwe omstandigheden. Docenten stellen lopend onderzoek tijdens de colleges aan de orde en bieden studenten de mogelijkheid daarin te participeren. Behalve met actuele internationale handboeken werken de verschillende vakken met artikelen uit geavanceerde tijdschriften om aansluiting te houden met de nieuwste ontwikkelingen. Voortdurend worden nieuwe actuele cases toegevoegd. Regelmatig worden onderzoekers van elders voor gastcolleges uitgenodigd. Het studieprogramma bouwt voort op onderzoeksmethoden en -technieken waarvoor de basis in een bachelor werd gelegd. Het masterprogramma voorziet in verschillende werkvormen, variërend van werkcolleges waarin studenten resultaten van desktop research als papers presenteren en als coreferent optreden, tot workshops waarin iedere student beperkt empirisch onderzoek verricht en daarover schriftelijk en in presentatievorm rapporteert aan docenten, medestudenten en opdrachtgevers. Vanuit de docenten wordt daarbij steeds de nadruk gelegd op het adequaat toepassen van de in de wetenschap aanvaarde methodologie. Hierdoor worden de verschillende wetenschappelijke vaardigheden voortdurend geoefend. Bovendien wordt op deze wijze geleidelijk en methodisch toegewerkt naar het afstudeerwerkstuk.
RUG MA HRM
10
Het programma heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepsuitoefening. Veel van de in te zetten docenten beschikken over praktijkervaring als manager, adviseur, consultant of toezichthouder. Daarnaast worden regelmatig praktijkdeskundigen als gastdocent uitgenodigd. Veel van de afstudeerwerkstukken worden verricht in het kader van een stage. Het vak Applied HRM is expliciet gericht op toepassing binnen de actuele beroepspraktijk
Oordeel Uit het programma blijkt dat er een duidelijke interactie is met wetenschappelijk onderzoek; het onderwijs sluit aan bij actuele ontwikkelingen op het vakgebied. Aan de ontwikkeling van onderzoeksvaardigheden wordt voldoende aandacht besteed, bijvoorbeeld in de Field Course. Een aantal docenten is werkzaam in de actuele relevante beroepspraktijk en veel studenten voeren een project uit dat betrekking heeft op de praktijk. De commissie komt tot de conclusie dat het programma in voldoende mate voldoet aan de algemene eisen van het wetenschappelijk onderwijs. Score: voldoende F5.
Relatie tussen de doelstellingen en de inhoud van het programma
5.1
Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken.
5.2 5.3
Beschrijving overgenomen van de additionele informatie Er wordt in de MSc HRM aangenomen dat de basiskwalificaties met betrekking tot onderzoeksmethodologie en -technieken (waaronder ook wiskunde en statistiek) reeds aanwezig zijn bij de instromende studenten. Bij de afzonderlijke vakken komen deze technieken terug in de literatuur en vooral ook in de praktische oefeningen. Op deze wijze wordt ervoor gezorgd dat de inhoud van het programma de studenten de mogelijkheid biedt om de geformuleerde eindkwalificaties daadwerkelijk te bereiken. Er zijn geen programmaonderdelen die zich expliciet richten op het bijbrengen van algemene academische vaardigheden zoals die op verschillende plaatsen in de eindkwalificaties voorkomen. Deze worden geïntegreerd met de vakinhoud. Uiteraard zijn er accentverschillen tussen de verschillende vakken. Zo is het vak Applied HRM expliciet en in zijn geheel gericht op het zelf opzetten en uitvoeren van een empirisch onderzoek en daarover beknopt en helder schriftelijk te rapporteren. Bij andere vakken wordt meer gebruik gemaakt van secundaire data en literatuurstudie. Bij de behandeling en beoordeling van papers als ook bij het becommentariëren van deze werkstukken door medestudenten, wordt van studenten een methodische benadering en een kritische argumentatie gevraagd waarbij geredeneerd dient te worden vanuit een expliciet gemaakte theoretische invalshoek. Het gaat daarbij niet alleen om training van de relevante cognitie, maar vooral om het aanbrengen van een kritische en wetenschappelijke attitude. Studenten worden door docenten en programmaleiding gestimuleerd deel te nemen aan activiteiten buiten het curriculum die het verwerven van academische vaardigheden bevorderen. Te denken valt in dit verband aan ondersteuning van excursies naar en studieverblijf in het buitenland. Binnen de MSc HRM wordt grote waarde gehecht aan internationale academische ervaring en wordt veel gedaan om studenten die deze ervaring op willen doen te ondersteunen. Vanuit dat perspectief steunt de staf ook activiteiten ter zake van studentenverenigingen. Zo werd in het verleden inhoudelijk een bijdrage geleverd aan BIG-congressen en excursies en wordt inhoudelijke ondersteuning geboden aan een recentelijk door studenten opgerichte HRM-themagroep.
Oordeel In een bijlage bij de additionele informatie wordt de globale relatie tussen programmaonderdelen en eindkwalificaties aangegeven. De commissie heeft aan de hand van deze bijlage, Relatie programma onderdelen en eindtermen, geconstateerd dat de eindkwalificaties tot hun recht komen in de programmaonderdelen. De eindkwalificaties zijn vertaald in leerdoelstellingen op vakniveau. Mede dankzij de zorgvuldige opbouw kunnen studenten de eindkwalificaties bereiken. De commissie komt tot de conclusie dat het programma in voldoende mate voldoet aan de algemene eisen van het wetenschappelijk onderwijs. Score: voldoende RUG MA HRM
11
F6.
Samenhang programma
Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend studieprogramma. Beschrijving overgenomen van de additionele informatie De behandelde leerstof beoogt het domein te beslaan zoals dat internationaal wordt erkend: de bestudering en analyse van vraagstukken rond de inzet van mensen bij de productie van goederen en diensten in organisaties waarbij de strategie van de organisatie en haar concurrerend vermogen randvoorwaarden zijn. Binnen dit domein wordt als basis van het onderwijsprogramma een model gehanteerd dat de diverse deelgebieden van het vakgebied met elkaar verbindt en samenhang geeft. Kern van het perspectief op HRM is het vermogen van een organisatie om effectief en efficiënt te reageren en te anticiperen op variaties in transacties en transformaties. Het gaat daarbij voornamelijk om dit vermogen voor zover dit verankerd is in de kwalificaties van het personeel en in de aard en vormgeving van de arbeidsorganisatie. De vormgeving van het primaire proces omschreven in termen van vraag en aanbod, mag niet beschouwd worden als een puur rationeel proces dat zich binnen een gesloten systeem (de organisatie) ontwikkelt. Het aantal en de aard van de vrijheidsgraden van de ontwerpers worden in belangrijke mate bepaald door ontwikkelingen in de omgeving en door de (business) strategie van onderneming en organisatie. Ook organisatieverandering krijgt substantiële aandacht.
Oordeel De commissie is aan de hand van het opgegeven programma (beide profielen) de coherentie nagegaan en deze is in voldoende mate aanwezig. Het programma is erop gericht de doelstellingen in voldoende mate aan de orde te laten komen in het afstudeerwerkstuk. De commissie komt tot de conclusie dat er van voldoende samenhang in het programma sprake is. Score: voldoende F7.
Studielast
Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Beschrijving overgenomen van de additionele informatie De vier halfsemesters worden elk afgesloten met een tentamenblok. De tentamens volgen aansluitend op het betreffende collegeblok met een herhalingsmogelijkheid in het eerstvolgende tentamenblok. Dit is een vooruitgang ten opzichte van het oude trimestersysteem waarbij alle herhalingsmogelijkheden in augustus lagen, en dus in veel gevallen lang na de eerste poging. Er wordt vanaf het begin van de opleiding aandacht besteed aan de kennis en vaardigheden benodigd voor het schrijven van het afstudeerwerkstuk. Met het aflopen van de mogelijkheid om af te studeren in de oude structuur in september 2007, wordt de deficiëntieregeling beperkt van 30 tot 15 EC omdat een te ruime deficiëntieregeling op gespannen voet staat met de gestelde kwaliteitseisen aan de opleiding. In verband met de kwaliteit zijn verder ingangseisen gesteld voor deelname aan de field course (dit woord gebruikt de zelfstudie , maar het komt in de programmabeschrijving niet voor) en voor de start van het afstudeerwerkstuk. Hier is doelbewust gekozen voor kwaliteit boven studeerbaarheid. Hier staat tegenover dat de groepen uniformer worden qua ingangsniveau waardoor het onderwijs doelgerichter kan worden. Bij dit Engelstalige traject wordt de studeerbaarheid bevorderd door zowel studenten als docenten te verplichten hun Engelse taalvaardigheid bij te scholen tot academisch niveau, alvorens zij aan het programma deelnemen.
Oordeel De commissie heeft met instemming kennis genomen van de strakker geregelde herkansing en de grotere beperking van de deficiëntieregeling, zoals blijkt uit de additionele informatie. De commissie heeft geconstateerd dat als resultaat van deze aanpak de studeerbaarheid van het programma voldoende is. Score: voldoende
RUG MA HRM
12
F8.
Instroom
Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten. Hiervoor geldt dat de oordelen van de visitatiecommissie over deze onderwerpen met betrekking tot de ongedeelde opleiding worden overgenomen voor de betreffende bachelor- of masteropleiding tenzij op grond van aanvullende informatie van de opleiding tot een ander oordeel moet worden gekomen. Beschrijving overgenomen van de additionele informatie Het niveau van de MSc HRM is niet alleen afhankelijk van onderwijsactiviteiten binnen de MSc HRM zelf, maar ook van het niveau van de instroom, zo meldt de zelfstudie. Niveaumaatregelen instroom: • Per 1 september 2004 heeft de MSc HRM een Engelstalige opzet gekregen. Alle instromende studenten worden pas toegelaten nadat zij hebben bewezen dat hun mondelinge en schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid in het Engels van voldoende niveau is. Alle onderwijsgevenden binnen de MSc HRM hebben eveneens een toets Engels afgelegd en zijn – indien nodig – bijgeschoold. • In de BSc Bedrijfskunde is het inleidende vak Human Resource Management op het niveau gebracht zoals onderwezen aan vooraanstaande universiteiten in de VS. Dit is derhalve het startniveau van het grootste deel van de instromers in de MSc HRM. Bij de beslissing studenten van elders (bachelors, HBO zij-instroom) toe te laten tot de MSc HRM wordt de BSc BDK als referentiepunt genomen. Dat geldt niet alleen voor het hoofdvak HRM, maar ook voor de overige relevante vakken waaronder statistiek, researchmethodologie, organisatiekunde en organizational behaviour. • Studenten met een bachelor van de RUG faculteiten der Economische Wetenschappen, Gedrags- en Maatschappijwetenschappen en Rechtsgeleerdheid worden toegelaten tot de MSc HRM indien zij het BSc BDK HRM-vak (of een equivalent) en voldoende basiskennis van organisatiekunde en organizational behaviour in hun pakket hebben. • Studenten in het bezit van een buitenlands bachelor- of masterdiploma worden niet alleen getoetst op de aansluiting van hun vakkenpakket, maar worden ook geëvalueerd volgens de internationale diplomawaardering volgens normen van Naric en Nuffic. • Voor studenten die in principe voor toelating in aanmerking komen, maar nog onvoldoende niveau hebben, bestaat een 60 EC Engelstalig pre-programme met daarin opgenomen de vakken HRM, statistiek, researchmethodologie, arbeidsrecht, organisatiekunde, organizational behaviour, internationaal strategisch management, organisatieverandering en management consulting. Voor Nederlandstalige HBO zij-instromers bestaat een vergelijkbaar 60 EC schakelprogramma. HBO-ers kunnen voortaan op twee manieren instromen. In de eerste plaats kunnen zij via een zijinstroomprogramma van 60 EC jaar een bachelordiploma Bedrijfskunde of Economie en Management halen. Vanaf 2006 wordt dit een schakelprogramma dat leidt tot een Verklaring van Toelating tot de MSc HRM. Deze verklaring kwalificeert hen voor de MSc HRM zoals hierboven staat aangegeven. In de tweede plaats wordt een kleine selecte groep HBO-ers met een 30 EC programma toegelaten. Er vindt uitgebreid onderzoek plaats naar de aansluiting HBO-WO. Buitenlandse studenten vormen een nieuw en groeiend onderdeel van de populatie. Deze studenten kunnen, afhankelijk van hun achtergrond, direct in de MSc HRM instromen of via een pre-programme van doorgaans 60 EC. Een toelatingscommissie beslist over de formele toelating.
Oordeel De commissie constateert dat de selectie scherper is geworden als gevolg van de schakelprogramma’s voor hbo-er en de toets Engels. De commissie acht het van belang dat er onderzoek plaatsvindt naar de aansluiting HBO-WO. De commissie handhaaft het positieve oordeel van de visitatiecommissie. Score: voldoende F9.
Omvang van het programma
De opleiding voldoet aan formele eisen m.b.t. de omvang van het curriculum: WO-bachelor: in de regel 180 studiepunten Beschrijving overgenomen van de additionele informatie Het programma van de opleiding omvat 60 EC.
Oordeel De commissie stelt vast aan de hand van de beschikbare documentatie, dat de opleiding voldoet aan de formele eis met betrekking tot de omvang van het curriculum. Score: voldoende RUG MA HRM
13
F10.
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
10.1 10.2
Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept.
Hiervoor geldt dat de oordelen van de visitatiecommissie over deze onderwerpen met betrekking tot de ongedeelde opleiding worden overgenomen voor de betreffende bachelor- of masteropleiding tenzij op grond van aanvullende informatie van de opleiding tot een ander oordeel moet worden gekomen.
Oordeel De commissie ziet geen aanleiding om op het gegeven oordeel van de visitatiecommissie terug te komen. Score: voldoende F11.
Toetsing en beoordeling
Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Hiervoor geldt dat de oordelen van de visitatiecommissie over deze onderwerpen met betrekking tot de ongedeelde opleiding worden overgenomen voor de betreffende bachelor- of masteropleiding tenzij op grond van aanvullende informatie van de opleiding tot een ander oordeel moet worden gekomen. Beschrijving overgenomen van de additionele informatie Scripties worden nu alleen nog door (of onder supervisie van) ervaren onderzoekers begeleid. Daarnaast wordt iedere scriptie naast de begeleider, door een tweede beoordelaar beoordeeld. Multiple choice tentamens komen nauwelijks nog voor buiten de BSC Bedrijfskunde.
Oordeel De additionele informatie noteert dat in het nieuwe kwaliteitszorgsysteem van de faculteit intervisie wordt gehanteerd bij het opstellen van tentamens en het beoordelen van scripties. De commissie heeft met instemming kennis genomen van de maatregelen die zijn genomen om met name de scriptie beter te beoordelen; dit blijkt ook uit de additionele informatie. Hiermee is in voldoende mate tegemoet gekomen aan de kritische opmerkingen van de visitatiecommissie. Score: voldoende Een weging van bovenstaande facetten geeft aanleiding tot de volgende beoordeling voor het onderwerp Programma: voldoende
3. Inzet van personeel Voor het onderwerp personeel geldt dat de oordelen met betrekking tot de ongedeelde opleidingen van toepassing worden verklaard op de bachelor- en masteropleiding. Ook hiervoor hoeft geen aanvullende informatie te worden aangeleverd, tenzij de opleiding van mening is dat de plannen aanleiding geven tot een herwaardering van het oordeel van de commissie.
F12.
Eisen wetenschappelijk onderwijs
Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door onderzoekers die een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het vakgebied.
F13.
Kwantiteit personeel
Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen RUG MA HRM
14
F14.
Kwaliteit personeel
Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma.
Oordeel Aan de additionele informatie ontleent de commissie het volgende. Op het totaal van 136 wp-ers zijn 101 stafleden gepromoveerd. Van hen zijn er 57 (associate) fellow van de onderzoekschool SOM (Research School Systems, Organisation and Management). Dat zijn er 22 meer dan drie jaar geleden bij de start van de uitvoering van het facultaire strategieplan. Er zijn ook verschillende stafleden vertrokken, zo heeft de commissie in het gesprek met de delegatie vernomen. Vooral betrof dat docenten die louter onderwijstaken vervulden. Hoewel sinds 2002 het aantal studenten met 280 is toegenomen is de werkdruk licht verminderd. Dit komt door inzet van extra tijdelijke staf (circa 3 fte) en door rationalisering van het vakkenaanbod bij de introductie van de BaMa-structuur. Het afstuderen van de laatste cohorten doctoraalstudenten (ongeveer 800) in 2007 levert de faculteit een structurele verlaging op van de werklast van bij benadering 4 fte. Ten opzichte van het bij de visitatie getoetste beleid ter bevordering van de kwaliteit van de wetenschappelijke staf verdient een viertal maatregelen speciale vermelding: de doorlichting van de volledige wetenschappelijke staf, gevolgd door de opstelling per medewerker van een persoonlijk ontwikkelingsplan en een ‘strategisch’ ontwikkelingsplan voor iedere basiseenheid in zijn geheel; de invoering van verplichte functioneringsgesprekken; de scholing van een deel van de weten-schappelijke en ondersteunende staf in Engelse taalvaardigheid; de invoering van een tenure track systeem om jonge (buitenlandse) ‘high potentials’ te interesseren voor een wetenschappelijk loopbaan aan de Groningse bedrijfskundefaculteit. De jaarlijkse functioneringsgesprekken hebben het karakter van review- en developmentgesprekken. Deze aanpak is uitvoerig in de additionele informatie beschreven. Er is een actieplan voor de coaching van docenten. Via evaluaties gaat de opleiding na of de verbeteracties zichtbaar zijn. De additionele informatie gaat ook uitvoerig in op de effectiviteit van de organisatie. Er heeft een “omvormingsoperatie” plaatsgevonden. De faculteit kent sinds 2003 een lijnorganisatie waarin opleidings- en onderzoeksdirecteuren met duidelijk omschreven bevoegdheden namens het faculteitsbestuur leiding geven aan de uitvoering van de hoofdtaken: onderwijs en onderzoek. De positie van alle betrokken personen en gremia is beschreven. Het gaat om: faculteitsbestuur, opleidings-directeur, vakgroepvoorzitter en de ondersteunende afdelingen. De commissie heeft met tevredenheid kennisgenomen van de maatregelen die zijn getroffen om de aandachtspunten die onder de facetten 12, 13 en 14 vallen te verbeteren en komt tot de conclusie dat deze facetten voldoen aan de eisen. Ook is naar het oordeel van de commissie de organisatie van de faculteit als geheel in voldoende mate verbeterd. Een weging van bovenstaande facetten geeft aanleiding tot de volgende beoordeling voor het onderwerp Inzet Personeel: voldoende
RUG MA HRM
15
4. Voorzieningen Voor het onderwerp Voorzieningen geldt dat de oordelen met betrekking tot de ongedeelde opleidingen van toepassing worden verklaard op de bachelor- en masteropleiding. Ook hiervoor hoeft geen aanvullende informatie te worden aangeleverd, tenzij de opleiding van mening is dat de plannen aanleiding geven tot een herwaardering van het oordeel van de commissie.
F15.
Materiele voorzieningen
De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren.
Score: voldoende F16.
Studiebegeleiding
16.1
De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op studievoortgang. De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten.
16.2
Oordeel De additionele informatie noteert dat er een grootscheepse renovatie van onderwijsruimten aan de gang is. De grootste ingreep is de verbouwing van het WSN-gebouw. De begane grond en de eerste verdieping worden getransformeerd naar een leer- en werkomgeving voor studenten. Studenten klagen met enige regelmaat over het geringe aantal computers, maar nader onderzoek heeft uitgewezen dat dit geen capaciteitsprobleem maar een piekprobleem is. Er wordt binnen de RUG beleid ontwikkeld om studenten te faciliteren rond het gebruik van de computer thuis, aangezien 80% van de studenten thuis over een computer beschikt. Inmiddels is aan alle studenten gratis toegang tot de provider van de RUG aangeboden. Sinds de aanleg van een draadloos netwerk in 2005 nemen steeds meer studenten zelf hun laptop mee, waardoor de druk op de faciliteiten afneemt. Het aantal studenten dat tevreden is met het aantal beschikbare computers neemt toe, zo blijkt uit de Enquête 100 over de RUG 2005. De RUG heeft gekozen voor het Blackboard Nestor als RUG-brede elektronische leeromgeving. Inmiddels wordt dit systeem bij alle cursussen ingezet en studenten zijn er positief over. Bij Bedrijfskunde scoort Nestor zelfs bovengemiddeld hoog, zo blijkt uit de hierboven genoemde enquête. Om de gebruikersvriendelijkheid te vergroten is een aantal verbeteringen doorgevoerd; de additionele informatie omvat een uitvoerige beschrijving. Vanaf het studiejaar 2005 - 2006 wordt de individuele begeleiding van de student proactiever door invoering van het Studie Loopbaan Begeleidingsplan. Het heeft een drieledige doelstelling: succesvolle studiestart, passende studie- en specialisatie keuze en goede studievoortgang. Met ingang van 2001 - 2002 ontvangt iedere eerstejaars na het eerste en tweede halfsemester een voortgangsoordeel- en advies. Goede studenten worden gestimuleerd tot extra studie (o.a. via het Honours traject.) De commissie heeft met tevredenheid kennisgenomen van de maatregelen die zijn getroffen om de aandachtspunten die onder de facetten15 en 16 vallen te verbeteren. Score: voldoende Een weging van bovenstaande facetten geeft aanleiding tot de volgende beoordeling voor het onderwerp Voorzieningen: voldoende
RUG MA HRM
16
5. Interne kwaliteitszorg F17.
Evaluatie van resultaten
De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Beschrijving overgenomen uit de additionele informatie De faculteit heeft de kwaliteitszorg opgezet als een cyclisch proces dat bestaat uit drie stappen. Het betreft: 1. meten, 2. beoordelen, 3.verbeteren en opnieuw meten, et cetera. Bij cursusevaluatie gaat het om het meten van de kwaliteit van de individuele cursussen. Om de uitgangspunten (signalerend karakter en alle opleidingen bestrijkend) te effectueren moet sprake zijn van een eenvoudig systeem, opdat tussen cursussen en tussen jaren een vergelijking gemaakt kan worden. Daarom wordt gebruik gemaakt van een korte standaardvragenlijst met ‘bouwstenen’. In deze bouwstenenconstructie is de vragenlijst samengesteld aan de hand van een aantal sets met vragen, die afhankelijk van de onderwijsvorm gecombineerd worden. Bovendien is het mogelijk om op docentniveau informatie over een vak te genereren. Elk halfsemester worden alle aangeboden cursussen geëvalueerd. De studenten ontvangen een mail met daarin een directe link naar de evaluaties van de door hen gevolgde cursussen. Curriculumevaluatie is gericht op het vaststellen van de kwaliteit van het onderwijsprogramma opgesplitst in logische tijdseenheden. Bij afsluiting van hun opleiding worden de studenten bevraagd over hun ervaringen in de bachelor- dan wel masterfase. Hieronder valt tevens een evaluatie van het afstudeer-werkstuk waarin de toetsing van verschillende eindtermen van zowel bachelor als master samenkomt. Bovendien vindt jaarlijks onder alle studenten een peiling plaats over de faciliteiten en de onderwijsorganisatie. De faculteit sluit in deze peiling aan bij de thema’s uit de Elsevierenquête en de Keuzegids Hoger Onderwijs. Door de koppeling met deze externe evaluaties speelt de faculteit op voorhand in op de uitkomsten van deze externe beoordelaars. Het meten van de tevredenheid van alumni en beroepenveld gebeurt jaarlijks in de enquête die de basis vormt voor de WO-monitor c.q. RUG-alumnimonitor. Er zijn daarnaast ook peerreviews waarbij docenten van binnen en buiten de faculteit het curriculum beoordelen. Om een vinger aan de pols te houden en bij bepaalde tendensen actie te ondernemen is een managementinformatiesysteem ontwikkeld voor de onderwijskengetallen. In Kengetallen Onderwijs Bedrijfskunde en Economie (KOBE) worden op systematische wijze kengetallen verzameld om opleidingen en studentcohorten onderling te vergelijken. Voor bruikbare managementinformatie is van belang dat de verzamelde kengetallen samenhangen en gericht zijn op het verkrijgen van een meerjarig beeld. De kengetallen worden gebruikt om de vraag te beantwoorden of de binnen de faculteit geformuleerde streefdoelen gehaald zijn. Daarnaast dragen de kengetallen bij aan het ontdekken van zowel ongewenste als gewenste ontwikkelingen binnen het onderwijs en in welke mate bepaalde verbetermaatregelen het beoogde effect hebben gehad. De volgende kengetallen worden periodiek gerapporteerd aan opleidingsdirecteuren, opleidingscommissies en faculteitsbestuur: • instroom en uitstroom in de bachelor- en masteropleidingen (jaarlijks); • propedeuse-, bachelor- en masterrendementen (jaarlijks); • doorstroomgegevens (per halfsemester); • studiestakers in de bachelor- en masteropleidingen (jaarlijks). Voor zowel de cursusevaluaties als de curriculumevaluaties zijn streefdoelen opgesteld. Er wordt een gemiddelde respons van 40% nagestreefd. Het opstellen van streefdoelen voor de kengetallen is niet gemakkelijk gebleken. In 2004 - 2005 is gestart met voorlopige doelen per opleiding. In het najaar van 2005 zal het bestuur definitieve streefdoelen per opleiding vaststellen.
Oordeel Binnen de opleiding wordt informatie verzameld die geschikt is voor managementrapportage. De organisatie en de besturing van de interne kwaliteitszorg zijn verbeterd, zo stelt de commissie met tevredenheid vast. KOBE acht de commissie daarbij een waardevol informatiesysteem.
RUG MA HRM
17
In het gesprek met de delegatie bleek dat er elk jaar opnieuw wordt teruggekeken naar wat er verbeterd is of nog verbeterd moet worden. Daarbij werd erkend dat het niet altijd lukt om alle studenten respons te laten geven. Ook de docenten doen niet altijd mee. Daarom is het volgens de delegatie van groot belang dat voortdurend adequate druk wordt uitgeoefend. De commissie heeft met instemming geconstateerd dat de opleidingen hard werken om de kwaliteitscirkel rond te krijgen. De commissie constateert dat de aanbevelingen van de visitatiecommissie zijn opgevolgd en dat het daarbij door de faculteit opgestelde strategisch plan goed heeft gewerkt. Score: voldoende F18.
Maatregelen tot verbetering
De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan realisatie van de streefdoelen. Beschrijving overgenomen uit de additionele informatie De gegenereerde uitkomsten en data (cursusevaluaties, curriculumevaluaties en managementinfor-matie) leveren de input voor maatregelen tot onderwijsverbetering. Het maken van afspraken, de uitvoering, de controle daarvan en eventuele vervolgafspraken c.q. -maatregelen vormen samen de laatste stappen in het kwaliteitszorgproces: het verbetertraject. Binnen de faculteit zijn hierbij de volgende gremia betrokken: • docenten; • opleidingsdirecteuren / onderwijscoördinatoren; • voorzitters van de uitvoerende basiseenheden; • opleidingscommissies van de diverse opleidingen; • faculteitsbestuur i.h.b. de portefeuillehouder Onderwijs; • medewerkers kwaliteitszorg. In het strategieplan 2003 - 2008 vormt internationalisering een speerpunt. De samenwerking met de Faculteit der Economische Wetenschappen heeft een impuls gegeven aan het internationaliseringsbeleid. Er is nu een breed gezamenlijk aanbod van Engelstalige opleidingen, een gezamenlijke lijst van uitwisselingspartners en van vakken voor uitwisselingsstudenten. Voor de keuze van strategische partners is een beperkt aantal targetlanden/regio’s vastgesteld (China, Indonesië, Duitsland, Scandinavië en Turkije. Er worden double-degrees programma’s aangeboden met de Uppsala University in Zweden en met de Universitas Gadjah Mada in Indonesië. De ondersteunende diensten van beide faculteiten zijn samengevoegd. De faculteit heeft op korte termijn als doel 30% van haar bachelorstudenten Bedrijfskunde en Technologiemanagement te laten afstuderen met buitenlandervaring. Voor de variant IB&M geldt met ingang van cursusjaar 2006 - 2007 een verplicht buitenlands verblijf. Van de 10 mastertrajecten is de helft Engelstalig. Na 2007 zullen alle trajecten uitsluitend in het Engels worden aangeboden. De faciliteiten voor studenten in relatie tot internationalisering zijn in omvang en kwaliteit vergroot. Zo is er op het Zernikecomplex een groot studentencomplex gerealiseerd speciaal voor de huisvesting van buitenlandse studenten.
Oordeel De additionele informatie noteert uitvoerig het traject voor cursussen onder de norm en voor cursussen op of boven de norm. Het verbetertraject van de curriculumevaluaties is gepland in februari 2006. Ook voor het verbetertraject kengetallen onderwijs is een schema uitgewerkt. Er zijn naar aanleiding van de visitatie verschillende maatregelen genomen, ook bij onderwerpen die met een voldoende of meer zijn beoordeeld. Het gaat om duidelijke doelstellingen en eindkwalificaties, de relatie tussen eindkwalificaties en programmaonderdelen, integraal kwaliteitszorgsysteem, alumnimonitor, afstudeerhandleiding, beoordeling van de afstudeeropdracht van de master door twee docenten, met daarbij een gedetailleerd beoordelingsprotocol.
RUG MA HRM
18
De additionele informatie besteedt extra aandacht aan twee facetten die de vorige visitatiecommissie met een vijf beoordeeld heeft: effectiviteit van de organisatie en internationalisering. De visitatiecommissie constateerde dat de organisatie onvoldoende executiekracht vertoonde. Inmiddels heeft de faculteit een omvormingsoperatie afgerond. In het kader van de beoogde fusie met de Faculteit der Economische Wetenschappen is de ingevoerde structuur nogmaals beschreven. De faculteit kent sinds 2003 een lijnorganisatie waarin opleidings- en onderzoeksdirecteuren namens het faculteitsbestuur leiding geven aan de hoofdtaken onderwijs en onderzoek. De additionele informatie geeft een nauwkeurige beschrijving van taken en bevoegdheden van faculteitsbestuur, opleidingsdirecteur, vakgroepvoorzitter en ondersteunende afdelingen. Daarnaast wordt een overzicht gegeven van de vaste overlegstructuren. Het bestuur voert onder andere overleg, sinds 2005 enkele keren per maand, met de bestuursleden van de studievereniging BIG en de onderwijscommissaris van QUEST, de organisatie van bedrijfskunde studenten die zich inzet voor de kwaliteit van het onderwijs. Ook de communicatie binnen de faculteit is aangepakt en er zijn nieuwe communicatiemiddelen ingezet: plenaire facultaire bijeenkomsten voor alle medewerkers waarbij het gaat om onderwerpen van strategisch belang; wekelijkse elektronische nieuwsflits via het facultaire netwerk aan alle medewerkers; de wekelijkse publicatie via het netwerk van de besluiten van het faculteitsbestuur. Teneinde de communicatie met de studenten naar een hoger plan te tillen heeft de faculteit haar contact met studenten geconcentreerd binnen een kanaal: de elektronische omgeving nestor. De zaken zijn zodanig georganiseerd dat alle opleidingen beschikken over hun eigen community. Ook is er ruimte voor communicatie van studenten voor studenten. Verantwoordelijk zijn vooral de studentenorganisaties. In de nog nagekomen informatie legt de faculteit uit dat zij het advies van de visitatiecommissie om Bedrijfswetenschappen en Technologie Management samen te voegen niet onderschrijft. De RUG kent drie opleidingen, Bedrijfskunde (BDK), Technologiemanagement (TM) en Technische Bedrijfskunde (TBK); deze spelen, met hun specifieke profiel, lopend van algemeen technisch naar hoog-technisch, elk in op een aangetoonde vraag in de studenten- en arbeidsmarkt, aldus de opleiding. Wel is men bezig de synergie tussen de drie opleidingen om efficiency redenen fors te versterken. De commissie heeft begrip voor deze aanpak en deze opvatting. De commissie wijst er echter wel op dat voorkomen moet worden dat DBK een a-technisch karakter krijgt. De invulling van de technologiecomponent blijft een punt van aandacht, vooral omdat het advies van de visitatiecommissie betreffende samenvoeging van BDK en TM niet zal worden opgevolgd. De commissie constateert dat er in het kader van maatregelen tot verbetering veel is gedaan. Het gaat zowel om zaken die in het visitatierapport aan de orde zijn gekomen als om zaken waarvoor nu, in het kader van het ingevoerde cyclische proces, permanent verbeteracties lopen. Zo heeft het project Herijking bachelor (o.a. leidend tot versterking integratie en formuleren eindkwalificaties) het curriculum als geheel bekeken; het project Doorlichting vakken BSc Bedrijfskunde heeft de afzonderlijke studieonderdelen bezien. De projecten Vaardigheden in het bacheloronderwijs en Didactische uitgangspunten lopen nog. De effectiviteit van de organisatie en de internationalisering zijn als gevolg van de genomen maatregelen duidelijk verbeterd. In het gesprek met de delegatie is uiteengezet dat er bestuurlijk veel veranderd is sinds de visitatie in 2003. De programmaleiders sturen de docenten aan.
RUG MA HRM
19
De docenten zijn er bewust van gemaakt dat onderwijs van groot belang is. Ze zijn meer resultaat gericht. Er zijn ook meer contacten met de buitenwereld gekomen. De commissie constateert met voldoening dat aan de eisen van facet 18 in voldoende mate is voldaan. Score: voldoende F19.
Betrekken van studenten, alumni en beroepenveld
Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Beschrijving overgenomen uit de additionele informatie Via cursus en curriculumevaluatie zijn studenten betrokken bij de interne kwaliteitszorg. De betrokkenheid van alumni bij de opleiding komt tot uitdrukking in de alumnivereniging BRUG. Er is een jaarlijkse terugkomdag. BRUG organiseert ook masterclasses. Studenten zijn actief betrokken via de stichting QUEST. De betrokkenheid van het beroepenveld bij het onderwijs krijgt gestalte door bijzondere leerstoelen, afstudeeronderzoek, wetenschapswinkel, management game, gastcolleges, bedrijfsbezoeken en casemateriaal.
Oordeel Uit nagezonden informatie blijkt nog het volgende: de faculteit heeft structureel overleg met het regionaal, nationaal en internationaal afnemend veld. Regionaal en nationaal vindt er tweewekelijks overleg plaats tussen de decaan van de faculteit en vertegenwoordigers van organisaties. Het profiel van de opleidingen en de kwaliteit van de afgestudeerden vormt een belangrijk onderdeel van de gesprekken. Regelmatig worden overleg-ontbijten met het afnemende veld georganiseerd. Eens per maand worden er alumni-bijeenkomsten gehouden in het kader van “De Bedrijfskunde Sociëteit”. In 2006 start de faculteit met de organisatie van jaarlijkse colloquia rondom een aantal thema’s. Afhankelijk van het thema worden sprekers uit het afnemend veld en uit de categorie alumni uitgenodigd. Ook op internationaal niveau heeft de faculteit verschillende intensieve contacten. De commissie constateert met waardering dat studenten, alumni en beroepenveld intensief worden betrokken bij de opleiding. In het gesprek met de delegatie is nog naar voren gebracht dat ook het feit dat veel docenten part-time aan de opleidingen verbonden zijn, een stimulerende werking heeft voor de relatie met het afnemend beroepenveld. Score: voldoende Een weging van bovenstaande facetten geeft aanleiding tot de volgende beoordeling voor het onderwerp Interne Kwaliteitszorg: voldoende
RUG MA HRM
20
6. Resultaten Voor het onderwerp Resultaten geldt dat de oordelen met betrekking tot de ongedeelde opleidingen van toepassing worden verklaard op de bachelor- en masteropleiding. Ook hiervoor hoeft geen aanvullende informatie te worden aangeleverd, tenzij de opleiding van mening is dat de plannen aanleiding geven tot een herwaardering van het oordeel van de commissie.
F20.
Gerealiseerd niveau
De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua inhoud, niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Beschrijving overgenomen uit de additionele informatie De vraag of de afgestudeerden de nagestreefde kwaliteiten en kwalificaties ook werkelijk bezitten wordt uitvoerig onderzocht in de alumnimonitor RUG. Deze vormt een uitbreiding van de landelijke VSNU WOmonitor en vraagt de alumni via tal van uitspraken te oordelen over de door hen gevolgde opleiding en de daarin verworven competenties. Een positieve invloed op de gerealiseerde eindkwalificaties heeft zeker ook het succesvolle onderzoekbeleid dat de faculteit de laatste vier jaar heeft gevoerd. Zoals vermeld in het hoofdstuk Personeel en Personeelsbeleid, is het aantal docenten dat lid is van de door ECOS erkende en door de KNAW gevisiteerde onderzoekschool SOM (Strategy, Organisation and Management) drastisch toegenomen (met circa 65%). Als gevolg hiervan kan de faculteit voldoen aan de eis dat het onderwijs in de masterfase en de begeleiding van afstudeeropdrachten in principe alleen door docenten met ruime onderzoekservaring worden verricht. Een goede garantie voor het realiseren van het nagestreefde niveau vormen tot slot ook de beschikbaarheid van een uitgebreide afstudeerhandleiding en de regel dat afstudeeropdrachten in de masteropleidingen altijd door twee docenten moeten worden beoordeeld.
Oordeel In het gesprek met de delegatie heeft de commissie gevraagd naar de realisatie van de interdisciplinaire en integratieve eindkwalificaties. In de studie-handleidingen, waarvan de commissie tevoren enkele heeft opgevraagd, staan de doelen en eindkwalificaties. Deze worden tussen docenten en programmaleiding besproken en zo nodig bijgesteld. Het schema van de studieonderdelen in onderlinge samenhang (opgenomen in de additionele informatie), geeft onder meer aan dat de practica een belangrijke bijdrage leveren aan de integratie. De visitatiecommissie heeft de kwaliteit van de afgestudeerden beoordeeld als ruim voldoende. De commissie sluit zich gaarne bij dit positieve oordeel aan, zeker nu zoveel zaken nog verbeterd zijn (practica, integraal kwaliteitszorgsysteem, de relatie met onderzoek). Score: voldoende F21.
Onderwijsrendement
21.1
Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers.
21.2
Beschrijving overgenomen uit de additionele informatie De faculteit heeft de volgende streefcijfers aangeleverd. Propedeuserendement Na 1 jaar Na 2 jaar Na 3 jaar Gemiddelde studieduur in maanden: 18
RUG MA HRM
30% 60% 70%
21
Maximaal percentage studiestakers: 30% Bachelorrendement Na 3 jaar Na 4 jaar Na 5 jaar Gemiddelde studieduur in maanden: 45 Maximaal percentage studiestakers: 35% Masterrendement Na 1 jaar Na 2 jaar Na 3 jaar Gemiddelde studieduur in maanden: 18 Maximaal percentage studiestakers: 10%
30% 50% 65%
50% 80% 90%
Opmerkingen Het beoordelen is de tweede fase in het kwaliteitszorgproces: meten, beoordelen en verbeteren. De Faculteit Bedrijfskunde geeft inmiddels aan elk van deze fases invulling. In de additionele informatie wordt zowel het meten als het verbeteren toegelicht. De streefcijfers zijn de afgelopen maanden in overleg met de opleidingsdirecteuren opgesteld en gelden sinds het tweede semester van het huidige studiejaar (2005 -2006). De streefcijfers worden momenteel - m.n. die m.b.t. de bachelorfase - zeker niet gerealiseerd. Het bestuur vindt echter dat de opleidingen deze streefcijfers met het inmiddels doorlopen verbetertraject en de verbeteringen die de opleidingen nog aan het implementeren zijn wel moeten gaan realiseren de komende jaren. Gezien de relatief lange doorlooptijd van m.n. de bacheloropleiding zal het echter nog minimaal 3 jaar duren voordat de faculteit over de verwezenlijking van de rendementsambities betrouwbare uitspraken kan doen. Maar voor het monitoren van de prestaties zijn nu wel alle instrumenten in huis.
Oordeel Ten tijde van de visitatie waren er nog geen streefcijfers opgesteld. Dat is in de additionele informatie wel gebeurd. De commissie tekent hierbij aan dat de betrokken opleidingen pas in 2003 zijn begonnen zodat er weinig ontwikkelingslijnen te onderkennen zijn. Hoewel de streefcijfers niet bepaald hoog zijn te achten is de commissie van oordeel dat aan dit facet voldoende aandacht wordt geschonken, zij het dat de lat met betrekking tot de rendementen op korte termijn hoger gelegd moet worden. Score: voldoende Een weging van bovenstaande facetten geeft aanleiding tot de volgende beoordeling voor het onderwerp Resultaten: voldoende
Totaaloordeel over de opleiding: de commissie is van oordeel dat de opleiding Master Human Resource Management voldoet aan de criteria voor basiskwaliteit.
RUG MA HRM
22
BIJLAGE
Curricula vitae van de voorzitter en de leden van de commissie Prof. drs J. B. M. (Jan) Edelman Bos (1925) is emeritus hoogleraar Bedrijfskunde van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Hij studeert werktuigbouwkunde aan de toenmalige M.T.S. "Amsterdam" te Amsterdam (diploma 1947) en bedrijfseconomie aan de toenmalige Nederlandse Economische Hogeschool te Rotterdam. In 1951 voltooit hij laatstgenoemde studie en treedt hij in dienst van het organisatieadviesbureau Bosboom en Hegener N.V. te Amsterdam. In het kader van Bosboom en Hegener verricht hij advieswerk voor ondernemingen (zowel groot- als middelgrootschalig) in verscheidene bedrijfstakken, voor instellingen in de gezondheidszorg, voor overheidsorganisaties op nationaal, provinciaal en gemeentelijk niveau, alsmede in het kader van wereldbankprojecten in ontwikkelingslanden. Het advieswerk betreft met name vraagstukken op het gebied van management, organisatiestructurering, samenwerkingsvormen en strategieontwikkeling. Hoofdaccent bij het advieswerk is vrijwel steeds de relatie tussen organisatiestructuur, organisatiecultuur en organisatiestrategie. Daarbij wordt als belangrijk aangrijpingspunt gehanteerd de bestuurlijke en managementfunctie op top- en middenniveau en wel in het perspectief van strategische en operationele veranderingsprocessen. Naast de advieswerkzaamheden vervult hij sedert 1969 bij Bosboom en Hegener ook de functie van directeur. Sedert 1977 bekleedt hij de deeltijdse leerstoel "Bedrijfskunde in het bijzonder Organisatie-strategie" bij de Interuniversitaire Interfaculteit Bedrijfskunde te Delft, welke sedert 1984 als Faculteit der Bedrijfskunde deel uitmaakt van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Daar is hij onder andere voorzitter van de vakgroep Strategie en Omgeving. In 1984 wordt hij bij dezelfde universiteit tevens benoemd op de deeltijdse leerstoel "Beleid en Organisatie van de Gezondheidszorg" bij het instituut Beleid en Management Gezondheidszorg van de Faculteit der Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen. Op dat moment beëindigt hij zijn werkzaamheden bij Bosboom en Hegener en voert hij tot 2003 een zelfstandige organisatieadviespraktijk, in hoofdzaak betrekking hebbend op organisatievernieuwing in strategisch prespectief bij verschillende ondernemingen en overheidsinstanties. In 1990 gaat hij bij de Erasmus Universtiteit Rotterdam met emeritaat. Vanaf 1951 vervult hij diverse docentschappen op het gebied van bedrijfswetenschappen. Het betreft hier voornamelijk seniormanagement en organisatiekundige opleidingen, onder andere in het kader van: Stichting Interacademiale Opleiding Organisatiekunde, Postacademisch Onderwijs Bedrijfs- en Bestuurswetenschappen, Stichting Studiecentrum Bedrijfsbeleid/ Semafor, Stichting Bedrijfskunde, Stichting De Baak en Stichting Techniek en Marketing. Hij is van 1963 - 1966 en van 1972 - 1976 lid van het bestuur van de Orde van Organisatiekundigen en -Adviseurs, van 1973 - 1975 ook als voorzitter en erelid vanaf 1990. Van 1979 - 1985 is hij lid van het bestuur van de European Foundation for Management Development en voorzitter van de Netherlands Foundation for Management Development. Hij is van 1980 - 1985 onafhankelijk lid van de SERcommissie Plaats en Toekomst Nederlandse Industrie. Hij was voorzitter van de VSNU-visitatiecommissie Bedrijfswetenschappen die in november 2004 haar rapport uitbracht.
RUG MA HRM
23
Drs. C. (Cees) de Snoo (1981) studeerde Technische Bedrijfswetenschappen (TBW) aan de Rijksuniversiteit Groningen (RUG). TBW is de technische variant van de opleiding Bedrijfskunde. In de zomer van 2005 rondde hij zijn afstudeeropdracht en daarmee zijn studie af. Met ingang van 1 oktober 2005 is hij werkzaam als promovendus aan de RUG en houdt hij zich bezig met vraagstukken rondom de organisatie en afstemming van planningsprocessen zowel binnen als tussen bedrijven. Hij maakte deel uit van de Faculteitsraad Bedrijfskunde in het seizoen 2002 - 2003 en was tussen 2000 en 2002 lid van de opleidingscommissie TBW. Verder was hij praeses van de Gereformeerde Studentenvereniging (GSV) te Groningen (2003 2004) en lid van diverse andere commissies en besturen. Hij was studentlid van de VSNU-visitatiecommissie Bedrijfswetenschappen die in november 2004 haar rapport uitbracht. Prof.dr.ir. C.A.Th. Takkenberg (1941) startte na Handels ULO en HBS-B, in 1959 zijn studie aan de Koninklijke Militaire Academie te Breda in de studierichting Luchtmacht Elektronische Diensten, voortgezet aan de Luchtmacht Elektronische en Technische School (LETS). Tijdens zijn carrière als beroepsofficier achtereenvolgens tewerkgesteld als Instructeur Elektronica en Hoofd Afdeling Elektronische Apparatuur aan de LETS en Hoofd Afdeling Elektronische Vliegtuigapparatuur en Hoofd Bureau Bedrijfsrationalisatie bij de Vliegbasis Volkel. Studeerde in 1972 af aan de Technische Universiteit Eindhoven in Elektrotechniek en Bedrijfskunde en was inmiddels van de Luchtmacht overgestapt naar FokkerVFW, alwaar hij werkte als hoofd Bureau Quality Assurance van het Elektronisch Bedrijf. Van 1973 tot en met 1984 werkzaam als wetenschappelijk (hoofd)medewerker in de sectie Organisatie en Management van de vakgroep Bedrijfseconomie binnen de Economische Faculteit van de RUG. In 1983 promotie tot doctor in de Economische Wetenschappen. Titel proefschrift: Planning en Methode van Onderzoek. Wetenschappelijke belangstelling: Operations Research toegepast op Productie en Logistiek alsmede Gezondheidszorg. Van eind 1984 tot en met 1987 werkzaam als principal consultant/partner bij de vestiging BSO/Partners van het Bureau voor Systeemontwikkeling te Utrecht in het vakgebied ICT en strategie. In November 1986 benoemd tot deeltijd hoogleraar aan de Faculteit der Sociale Wetenschappen van de RUU, leerstoel Beleids- en Beslissingsondersteunende Systemen. Parallel daaraan was hij na zijn vertrek bij BSO nog verbonden als partner/consultant bij enkele adviesbureaus. Met ingang van 1 augustus 1990 benoemd tot hoogleraar bij de vakgroep Bestuurlijke Informatiekunde en Accountancy (leerstoel Informatiesystemen) bij de Economische Faculteit van de UvT. Wetenschappelijke belangstelling: Group Decision and Negotiation Support en de relatie tussen ICT en ‘lerende organisaties’. In de negentiger jaren sterk betrokken bij de veranderingen in de Sociale Zekerheid. Met ingang van 1 september 2002 met pré-pensioen. Wetenschappelijke belangstelling: compexiteitstheorie en organisatie. Sinds dat tijdstip part time werkzaam als mediator en gerechtsdeskundige in het domein ICT, Organisatie en Economie. Hij was voorzitter van de VSNU-visitatiecommissie die in maart 2004 het rapport Technische Bedrijfskunde/Technische Bestuurskunde uitbracht.
RUG MA HRM
24
Prof. dr. R. (Roland) Vandenberghe (1939) is sinds 1 oktober 2004 hoogleraar emeritus van de KU Leuven (België). Hij was het hoofd van het Centrum voor Onderwijsbeleid en –vernieuwing. Hij promoveerde in 1970 op een onderzoek over onderwijsvernieuwing in het secundair beroepsonderwijs. Zijn onderzoek heeft hoofdzakelijk betrekking op verandering en vernieuwing in educatieve settings. Hij heeft daarover verschillende boeken en artikelen gepubliceerd in internationale en nationale tijdschriften. Hij heeft o.a. gedurende vijf jaar meegewerkt aan het International School Improvement Project van het Center for Research and Innovation van de OESO (Parijs). In het kader van de Raad van Europa heeft hij een onderzoek geleid over vernieuwing in het Basisonderwijs. Hij heeft aan de universiteit verschillende bestuursmandaten opgenomen: hij was departementaal secretaris en vervolgens ook voorzitter van het departement Pedagogische Wetenschappen van de Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen. Van 1995 - 1996 tot en met 2000 - 2001 was hij decaan van dezelfde faculteit. Gedurende tien jaar was hij lid van de beoordelingscommissie Psychologie en Pedagogische Wetenschappen van het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek. Momenteel is hij nog lid van de Programmaraad Onderwijskundig Onderzoek van NWO. Hij was redactielid van het International Journal for Qualitative Research in Education, van het Tijdschrift voor onderwijsresearch en van het Pedagogisch Tijdschrift. In het kader van de Vlaamse Onderwijsraad heeft hij en leidt nog steeds verschillende commissies en werkgroepen. Hij had als onderwijskundige zitting in de visitatiecommissie Godgeleerdheid die in maart 2006 haar rapport uitbracht.
RUG MA HRM
25