Actuariële en bedrijfstechnische nota van Stichting Pensioenfonds Deutsche Bank Nederland Juli 2016
Inhoudsopgave INLEIDING....................................................................................................................................................... 3 1.
HOOFDLIJNEN VAN HET INTERNE BEHEERSINGSSYSTEEM EN VAN DE OPZET VAN DE ADMINISTRATIEVE ORGANISATIE EN INTERNE CONTROLE ............................ 4 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 1.8 1.9 1.10
2.
VERDELING TAKEN, BEVOEGDHEDEN EN VERANTWOORDELIJKHEDEN .............................................. 5 UITBESTEDE WERKZAAMHEDEN ........................................................................................................ 6 INTERNE UITVOERINGSORGANISATIE ................................................................................................. 7 SERVICE LEVEL AGREEMENT ............................................................................................................ 8 CONTROLEMECHANISMEN ................................................................................................................. 8 GOED PENSIOENFONDSBESTUUR ....................................................................................................... 9 GEDRAGSCODE .................................................................................................................................. 9 MANAGEMENT INFORMATIE ............................................................................................................ 10 EDUCATIE ........................................................................................................................................ 10 COMPLIANCE OFFICER ..................................................................................................................... 10
PROCEDURES EN CRITERIA VOOR DE AANSLUITING VAN WERKGEVERS BIJ HET PENSIOENFONDS EN VOOR HET VERKRIJGEN VAN HET DEELNEMERSCHAP VAN HUN WERKNEMERS ...................................................................... 11 2.1 2.2
3.
AANSLUITING WERKGEVER ............................................................................................................. 11 VERKRIJGING DEELNEMERSCHAP .................................................................................................... 11 HOOFDLIJNEN VAN DE UITVOERINGSOVEREENKOMST................................................... 12
3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8 3.9 3.10 3.11
WIJZE VASTSTELLING VERSCHULDIGDE PREMIE .............................................................................. 12 PREMIEBETALING ............................................................................................................................ 14 INFORMATIEVERSTREKKING DOOR WERKGEVERS AAN PENSIOENFONDS ......................................... 14 PROCEDURES PREMIEBETALINGSACHTERSTAND .............................................................................. 15 PROCEDURES WIJZIGING PENSIOENREGLEMENT IN VERBAND MET WIJZIGING PENSIOENOVEREENKOMST ............................................................................................................... 15 VOORWAARDEN TOESLAGVERLENING ............................................................................................. 16 PROCEDURES AANGAANDE BESLUITEN OMTRENT VERMOGENSOVERSCHOTTEN EN VERMOGENSTEKORTEN .................................................................................................................... 16 BETALINGSVOORBEHOUD WERKGEVER ........................................................................................... 17 PREMIEKORTING EN PREMIERESTITUTIE .......................................................................................... 17 BIJSTORTINGSVERPLICHTING ........................................................................................................... 17 AANSLUITINGSCRITERIA VOOR VRIJWILLIGE AANSLUITING ............................................................. 17
4.
HOOFDLIJNEN VAN DE PENSIOENREGELING........................................................................ 19
5.
HERVERZEKERING ......................................................................................................................... 23
6.
FINANCIËLE OPZET ........................................................................................................................ 24 6.1 6.2 6.3 6.4
7.
EIGEN VERMOGEN ........................................................................................................................... 24 PREMIEBELEID ................................................................................................................................. 28 BELEGGINGSBELEID......................................................................................................................... 33 TOESLAGBELEID .............................................................................................................................. 48 FINANCIËLE STURINGSMIDDELEN ........................................................................................... 50
7.1 7.2 7.3 7.4 8.
PREMIEBELEID ................................................................................................................................. 50 BELEGGINGSBELEID......................................................................................................................... 50 TOESLAGBELEID .............................................................................................................................. 50 HERSTELPLAN ................................................................................................................................. 50 KORTING PENSIOENAANSPRAKEN EN -RECHTEN ............................................................... 51
8.1 8.2 9.
KORTING VAN AANSPRAKEN ............................................................................................................ 51 HERSTEL VAN GEKORTE AANSPRAKEN EN GEMISTE TOESLAGVERLENING ....................................... 52 RISICOMANAGEMENT ................................................................................................................... 53
9.1
INRICHTING RISICOMANAGEMENT ................................................................................................... 53
INDIVIDUELE RISICO’S ..................................................................................................................... 56
9.2 10.
DOELSTELLINGEN, RISICOHOUDING EN HAALBAARHEIDSTOETS ............................... 67
10.1 10.2 10.3
RISICOHOUDING (KWALITATIEF)...................................................................................................... 67 RISICOHOUDING (KWANTITATIEF) ................................................................................................... 68 HAALBAARHEIDSTOETS ................................................................................................................... 69
BIJLAGE 1 – VEREIST EIGEN VERMOGEN .......................................................................................... 71 BIJLAGE 2 – MINIMAAL VEREIST EIGEN VERMOGEN ................................................................... 75 BIJLAGE 3 – VERKLARING INZAKE BELEGGINGSBEGINSELEN................................................. 76 BIJLAGE 4 - BELEIDSNOTITIE UITBESTEDINGSBELEID EN UITBESTEDINGSRISICO’S ...... 89 BIJLAGE 5 – FINANCIEEL CRISISPLAN ................................................................................................ 92 BIJLAGE 6 – CONTROL FRAMEWORK BELEGGINGSCOMMISSIE ............................................ 112 BIJLAGE 7 – CONTROL FRAMEWORK ADMINISTRATIE ............................................................. 113 BIJLAGE 8 - BENOEMING, FUNCTIE-EISEN EN FUNCTIONEREN VAN BESTUURSLEDEN . 114 BIJLAGE 9 – BELEIDSNOTITIE BELANGENVERSTRENGELING ................................................. 116 BIJLAGE 10 – ANALYSE INTEGRITEITSRISICO ................. ERROR! BOOKMARK NOT DEFINED. BIJLAGE 11 – COMMUNICATIEPLAN .................................................................................................. 125 BIJLAGE 12 – MISSIE EN DOELSTELLINGEN ................................................................................... 132 BIJLAGE 13 – TABELLEN ERVARINGSSTERFTE ............................................................................. 134
2
Inleiding Zoals in artikel 10 lid 5 van de statuten is vermeld, werkt Stichting Pensioenfonds Deutsche Bank Nederland, hierna te noemen 'het Pensioenfonds', volgens een actuariële en bedrijfstechnische nota (‘ABTN’). De inhoud van de hierna te beschrijven ABTN is afgestemd op het bepaalde bij en krachtens de Pensioenwet: artikelen 126/137, 143 en 145 van de Pensioenwet, en; paragraaf 9 van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen en de aanpassingen per 1.1.2015. De beschrijvingen die deze ABTN bevat zijn zodanig dat de Nederlandsche Bank op basis van deze ABTN tot een oordeel kan komen over de wijze waarop wordt voldaan aan het bij en krachtens de Pensioenwet bepaalde. De ABTN is onderverdeeld in de volgende onderwerpen: de hoofdlijnen van het interne beheersingssysteem en van de opzet van de administratieve organisatie en interne controle (hoofdstuk 1); procedures en criteria voor de aansluiting van werkgevers bij het Pensioenfonds en voor het verkrijgen van het deelnemerschap van hun werknemers (hoofdstuk 2); de hoofdlijnen van de uitvoeringsovereenkomst / uitvoeringsreglement (hoofdstuk 3); de hoofdlijnen van de pensioenregeling (hoofdstuk 4); herverzekering (hoofdstuk 5); de financiële opzet (hoofdstuk 6); de financiële sturingsmiddelen (hoofdstuk 7); korting pensioenaanspraken en –rechten (hoofdstuk 8); risicomanagement (hoofdstuk 9); doelstellingen, risicohouding en haalbaarheidstoets (hoofdstuk 10). Het Bestuur van het Pensioenfonds heeft deze ABTN vastgesteld op 3 juni 2016. Deze ABTN is van kracht per 1 juli 2016. Stichting Pensioenfonds Deutsche Bank Nederland
S.E. Huis in ‘t Veld Voorzitter
E.M. Mulder-Mosman Secretaris
3
1. Hoofdlijnen van het interne beheersingssysteem en van de opzet van de administratieve organisatie en interne controle Dit hoofdstuk geeft een toelichting op de uitvoeringsorganisatie. Hieronder is de organisatie weergegeven. In de daaropvolgende paragrafen worden de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden weergegeven. Dit is afgestemd op het bepaalde bij en krachtens hoofdstuk 4 en 5 van de Pensioenwet. Organogram Toezicht Accountant (KPMG)
Verantwoordings orgaan
Overheid (DNB / AFM)
Uitvoering
Herverzekering Bestuursoverlijdensrisico ondersteuning Bestuur Beleggings Administratie commissie (Hewitt) Stichting BeleggingsPensioenfonds commissie
Deutsche ThalesBank Nederland
Vermogens beheer (ING en Blackrock)
Visitatie commissie
Adviserend Adviserend actuaris (Watson Wyatt)
Communicatiecommissie Compliance officer
Waarmerkend actuaris (Watson Wyatt)
Figuur 1: organisatieschema Stichting Pensioenfonds Deutsche Bank Nederland
Het Pensioenfonds heeft gekozen voor een paritair bestuursmodel. Ingangsdatum 1 juli 2014. Het Bestuur van het Pensioenfonds bestaat uit vier werkgeversleden, drie werknemersleden en een gepensioneerde. Werkgever - mevrouw S.E. Huis in ‘t Veld (voorzitter) - de heer B.S. Dornseiffen - mevrouw P.E.J. Medico - de heer L.P.A. Vermin Werknemers - de heer C.W. van Reenen - de heer F.T.G.J. Segers - de heer V.R.K. Raghoebarsing Gepensioneerden - mevrouw E.M. Mulder-Mosman (secretaris) Alle leden hebben zitting voor de tijd van maximaal vier jaren. Een afgetreden bestuurslid is terstond herkiesbaar en kan maximaal twee keer worden herbenoemd (vanaf 1 juli 2014). 4
1.1 Verdeling taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden Het Bestuur heeft de volgende verantwoordelijkheden: Het uitvoeren van door de werkgever verleende bruto basispensioenregeling en het doen van pensioenuitkeringen aan gepensioneerden en nabestaanden van (nietactieve) deelnemers. Het Bestuur heeft de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden verder uitgewerkt in een huishoudelijk reglement. Het beheer van het Pensioenfonds. Het Bestuur heeft de volgende bevoegdheden: Vaststellen en/of wijzigen statuten en reglement: het zelfstandig vaststellen en/of wijzigen van statuten en/of reglement kan alleen door het Bestuur worden geëffectueerd als de wijzigingen voortvloeien uit wettelijke veranderingen of als de haalbare of te behalen pensioenaanspraken niet wijzigen of als de wijzigingen tot stand zijn gekomen in nauw overleg tussen werkgever en vakverenigingen. In alle andere gevallen moet het Bestuur de goedkeuring van de algemene vergadering van deelnemers en de werkgever verkrijgen. Vaststellen en/of wijzigen financieringsovereenkomst (alleen in overleg met de werkgever). Vaststellen en/of wijzigen uitvoeringsbesluiten. Vaststellen bestuursbesluiten. Contractuele verplichtingen aangaan met derden, waarbij minimaal een deelnemersvertegenwoordiger tezamen met een werkgeversvertegenwoordiger bevoegd zijn. Het Bestuur heeft de taken onderling verdeeld via de vorming van 5 commissies. Commissie Aandachtsgebieden Samenstelling Governance en Governance E.M. Mulder-Mosman (vz)* Riskmanagement ABTN P.E.J. Medico Uitbesteding F.T.G.J. Segers Visitatiecommissie Deskundigheidsplan Pensioencommissie Pensioenreglement S.E. Huis in ’t Veld (vz) E.M. Mulder-Mosman C.W. van Reenen F.T.G.J. Segers Communicatiecommissie Website E.M. Mulder-Mosman (vz) Populair jaarverslag S.E. Huis in ’t Veld Ad hoc P.E.J. Medico F.T.G.J. Segers Financiële commissie Jaarverslag B.S. Dornseiffen (vz) Begroting L.P.A. Vermin DB-staten E.M. Mulder-Mosman Beleggingscommissie
Beleggingen ALM Continuïteitsanalyse 5
L.P.A. Vermin (vz) C.W. van Reenen V.R.K. Raghoebarsing
*vz : voorzitter van de betreffende commissie
Naast de commissies werkt het Bestuur met een Dagelijks Bestuur bestaande uit de voorzitter en de secretaris. Aan het dagelijks Bestuur zijn taken op het gebied van overleg en communicatie met derden gedelegeerd. Hieronder kunnen o.a. deelnemersvergadering, verantwoordingsorgaan, en officiële instanties als DNB/AFM vallen.
1.2 Uitbestede werkzaamheden Een overzicht van de beweegredenen voor de uitbesteding, van de externe partijen en compliance-officer is opgenomen in bijlage 4. Bestuursondersteuning Het Bestuur laat de bestuursondersteuning, op basis van een uitbestedingsovereenkomst (SLA), uitvoeren door een door de werkgever gedetacheerde medewerker (pensioenfondsmanager). Administratie Het Bestuur heeft de pensioenadministratie, de beleggingsadministratie, de werkzaamheden inzake actuariële berekeningen en de belegging van het vermogen van het Pensioenfonds uitbesteed aan externe deskundigen. Tussen het Pensioenfonds en de uitvoerder van de deelnemers- en financiële administratie (Administrateur) is een contract met SLA gesloten. Met de vermogensbeheerder is een fiduciaire overeenkomst afgesloten. Tevens is besloten de jaarlijkse audit(visitatie) en controle extern te laten uitvoeren. Vermogensbeheer Het vermogensbeheer wordt uitgevoerd door een externe Vermogensbeheerder, die door het Pensioenfonds is aangesteld. Herverzekering De overlijdensrisico’s zijn gedekt door een contract met een Herverzekeraar. Accountant Het Bestuur heeft een extern accountantsbureau aangesteld. Deze Accountant controleert jaarlijks de staten voor de Nederlandsche Bank N.V. (DNB) en vervolgens doet de Accountant verslag van zijn werkzaamheden in de vorm van een accountantsverklaring, een management letter en een verslag aan het Bestuur. Waarmerkend en adviserend actuaris Het Bestuur heeft een externe Waarmerkend Actuaris aangesteld. De Waarmerkend Actuaris beoordeelt de financiële positie van het Pensioenfonds volgens de eisen van DNB. De Waarmerkend Actuaris rapporteert éénmaal per jaar aan het Bestuur door middel van een actuarieel rapport en een actuariële verklaring. Rapportage vindt plaats uiterlijk 1 juli van het jaar volgend op het kalenderjaar waarop de rapportage betrekking heeft. 6
Het Bestuur heeft een externe Adviserend Actuaris aangesteld. De Adviserend Actuaris adviseert op verzoek ten aanzien van financiële vraagstukken zoals het premie- en toeslagbeleid, alsmede de financiële positie van het Pensioenfonds volgens de eisen van DNB. Om een scheiding tussen advisering en waarmerking te waarborgen is overeengekomen dat de taken van de Waarmerkend Actuaris en de Adviserend Actuaris in persoon zijn gesplitst. Omdat zowel de Waarmerkend Actuaris als de Adviserend Actuaris werkzaam zijn bij dezelfde organisatie heeft het Bestuur geverifieerd dat deze organisatie beschikt over een door DNB goedgekeurde gedragscode en daarmee voldoet aan het bepaalde in artikel 148 van de Pensioenwet. Bestuursbureau De bestuursondersteuning en de controle op de aan derden uitbestede werkzaamheden volgens door het Bestuur goedgekeurde controle frameworks, wordt uitgevoerd door het Bestuursbureau, bestaande uit een Pensioenfondsmanager en een bestuurslid (secretaris). De pensioenfondsmanager is gedetacheerd door Deutsche Bank AG, kantoor Amsterdam. Hiervoor is een SLA afgesloten met Deutsche Bank AG, kantoor Amsterdam. Ad hoc Op ad-hoc basis kan het Bestuur ook gebruik maken van andere externe deskundigen. Zie voor verdere details bijlage 4.
1.3 Interne uitvoeringsorganisatie Het Bestuur laat zich ten aanzien van het dagelijkse beleid ondersteunen. De beleidsondersteunende taken zijn: Bestuursvergaderingen: Zorgt ervoor dat het Bestuur tijdig beschikt over alle voor het Bestuur relevante informatie. Hij informeert het Bestuur tijdig over de voortgang. Zorgt voor de voorbereiding van de vergadering van het Bestuur en de uitvoering van de besluiten van het Bestuur. Zorgt voor de uitvoering van acties voortkomend uit en de monitoring van de uitvoering van bestuursbesluiten. Commissievergaderingen: Bereidt documentatie voor besluitvorming binnen de commissies voor. Adviseert het Bestuur omtrent onderwerpen op basis van de voorbereidende besluitvorming in de commissies.
Pensioenbeleid:
7
Is verantwoordelijk voor het uitvoeren van het door het Bestuur geformuleerde pensioenbeleid. Ontwikkelt op basis van relevante ontwikkelingen (wet- en regelgeving, maatschappelijk) pensioenbeleid en legt dat na bespreking in de stuurgroep voor aan het Bestuur. Is verantwoordelijk voor rapportage aan het Bestuur over wijzigingen in en naleving van de relevante wet- en regelgeving.
Beleggingsbeleid: Bewaakt de uitvoering van de periodieke ALM- en/of risico studie. Verzorgt de voorbereiding van de beleggingsadviescommissie vergaderingen. Bereidt een analyse van de beleggingsresultaten aan de hand van de door het Bestuur goedgekeurde ‘Control Frameworks’ op basis van neutrale gegevens voor. Communicatie: Draagt zorg voor informatie en advies aan (ex-)deelnemers en uitkerings/pensioengerechtigden over pensioen(en)(beleid), pensioenreglementen, aanvullende regelingen, individuele rechten alsmede aan groepen over hun pensioensituatie; Vertegenwoordigt de stichting naar interne en externe partijen en netwerken. Geeft hierbij informatie, toelichting en advies over beleidsvoornemens/beslissingen, ontwikkelingen en reglement. Volgt en bespreekt de ontwikkelingen op pensioengebied.
1.4 Service Level Agreement Tussen de uitvoerder van de deelnemers- en financiële administratie (Syntrus Achmea) en het Pensioenfonds is een contract gesloten. De additionele voorwaarden met betrekking tot kwaliteit en tijdigheid van dienstverlening zijn in een SLA overeengekomen. De overeenkomst behelst de volgende onderwerpen:
Rechtenadministratie; Uitkeringsadministratie; Financiële administratie.
1.5 Controlemechanismen In de contracten met externe deskundigen inzake uitbestede werkzaamheden heeft het Bestuur clausules opgenomen inzake functiescheiding en verdere interne controle maatregelen. De uitvoering van de interne controlemaatregelen vindt plaats binnen de afdeling bestuursondersteuning. De Governance en Risk Commissie ziet toe op de uitvoering van de interne controlemaatregelen voor de juiste en volledige registratie van
8
financiële gegevens in de financiële administratie van het Pensioenfonds bij de uitvoerder. Het Bestuur heeft een extern accountantsbureau aangesteld. Deze Accountant controleert jaarlijks het jaarverslag en de Staten voor De Nederlandsche Bank en vervolgens doet de Accountant verslag van zijn werkzaamheden in de vorm van een accountantsverklaring, een management letter en een verslag aan het Bestuur.
1.6 Goed pensioenfondsbestuur Het Bestuur van het Pensioenfonds heeft gezorgd voor de organisatie van een transparant intern toezicht per 1 januari 2008. Daartoe is door het Bestuur een visitatiecommissie ingesteld. De bepalingen omtrent het intern toezicht worden nader uitgewerkt in het ‘Reglement Intern Toezicht’. Het Bestuur heeft de wijzigingen tengevolge van de Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen m.i.v. 1 juli 2014 geimplementeerd. Vooralsnog zal voor het interne toezicht gebruik gemaakt worden van een visitatiecommissie op jaarbasis. Het Bestuur van het Pensioenfonds heeft gezorgd voor de instelling van een verantwoordingsorgaan per 1 januari 2008. Per 1 juli 2014 is het huishoudelijke reglement en de bezetting van het verantwoordingsorgaan aangepast aan de eisen tengevolge van de Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen. De bepalingen omtrent het verantwoordingsorgaan zijn nader uitgewerkt in het ‘Huishoudelijk Reglement Verantwoordingsorgaan gedateerd 1 juli 2014’.
1.7 Gedragscode Het Pensioenfonds heeft een gedragscode ingesteld voor het Bestuur en al degenen die voor, namens of in opdracht van het Pensioenfonds werken en alle door het Bestuur aan te wijzen betrokkenen, ter voorkoming van conflicten tussen het belang van het Pensioenfonds en de privébelangen van betrokkenen alsmede ter voorkoming van het gebruik van vertrouwelijke informatie van het Pensioenfonds voor privé-doeleinden. Het Pensioenfonds heeft een compliance-officer aangesteld (zie 1.10). Het Bestuur heeft zich tevens geconformeerd aan de Code Pensioenfondsen per 1 januari 2014.
9
1.8 Management informatie Het Bestuur wordt maandelijks voorzien van management informatie waaronder de dekkingsgraadrapportage. Per kwartaal ontvangt het Bestuur een risicodashboard waarin de financiële en niet financiële risico’s zijn weergegeven (solvabiliteitsrisico, matching risico, marktrisico, kredietrisico, technisch verzekeringsrisico) alsmede de uitbestedingsrisico’s, juridische risico’s, integritetisrisico en de omgevingrisico’s). Daarnaast wordt op kwartaalbasis het verslag van de beleggingscommissie met onder meer een rapport over de ontwikkeling van het belegd vermogen en een liquiditeitsprognose toegelicht. Iedere maand wordt de beleggingscommissie geïnformeerd over de ontwikkeling van het belegd vermogen (elk kwartaal inclusief analyse renteafdekking) en de dekkingsgraad en een investment report van de fiduciair Vermogensbeheerder. In het overleg worden de marktontwikkelingen en de resultaten (vergeleken met de benchmarks) met de fondsmanager besproken. Het Bestuur wordt in de eerstvolgende bestuursvergadering over afwijkingen geïnformeerd. Het Bestuur stelt jaarlijks de statutaire jaarrekening en staten voor De Nederlandsche Bank vast. Tot slot rapporteert het Bestuur van het Pensioenfonds op kwartaal basis aan De Nederlandsche Bank de ontwikkelingen in het belegd vermogen volgens een vast formaat. Op maandbasis wordt aan De Nederlandsche Bank de dekkingsgraad van het Pensioenfonds gerapporteerd, voor zover vereist.
1.9 Educatie Ieder nieuw bestuurslid, lid van het verantwoordingsorgaan alsmede nieuwe medewerker van de werkgever die het Pensioenfonds ondersteunt, volgt introductie- en vervolgcursussen inzake pensioenen. Het Bestuur volgt diverse vaktechnische cursussen inzake pensioenen om zich op de hoogte te houden over nieuwe ontwikkelingen. In de afgelopen periode is gewerkt aan de geschiktheid en het professionele gedrag van de bestuurders d.m.v. een klassikale training(invloed in de boardroom) en individuele competentiemetingen met terugkoppeling. Het Bestuur maakt gebruik van een geschiktheidsplan.
1.10 Compliance officer De compliance officer is een door het Bestuur aangewezen persoon die bewaakt dat het Pensioenfonds voldoet aan de voor het fonds van toepassing zijnde actuele wet- en regelgeving op het gebied van compliance. Zo is de compliance officer belast met het toezicht op de naleving van de bepalingen uit de gedragscode die gelden voor de bestuursleden. De taken en bevoegdheden van de compliance officer van het Pensioenfonds zijn vastgelegd in de gedragscode. Er is afgesproken dat de compliance officer jaarlijks een schriftelijke terugkoppeling aan het Bestuur geeft over zijn bevindingen inzake compliance.
10
2.
Procedures en criteria voor de aansluiting van werkgevers bij het Pensioenfonds en voor het verkrijgen van het deelnemerschap van hun werknemers
2.1 Aansluiting werkgever Blijkens de statuten van het Pensioenfonds kunnen de door de directie, met goedvinden van het Bestuur, aangewezen ondernemingen die met Deutsche Bank AG of Deutsche Bank Nederland NV samenwerken aansluiten bij het Pensioenfonds.
2.2 Verkrijging deelnemerschap Blijkens het pensioenreglement van het Pensioenfonds worden werknemers van een (aangesloten) werkgever deelnemer in het algemeen pensioenreglement indien de werknemer ten minste twee maanden in dienst van de (aangesloten) werkgever in Nederland is. Als datum waarop het deelnemerschap aanvangt geldt de eerste dag van de maand samenvallend met of volgend op die, waarin de werknemer in dienst treedt bij de werkgever.
11
3.
Hoofdlijnen van de uitvoeringsovereenkomst Inleiding De afspraken over de uitvoering van de pensioenovereenkomst tussen het Pensioenfonds en de aangesloten werkgever(s) dienen conform artikel 23 van de Pensioenwet te worden vastgelegd in een uitvoeringsovereenkomst. In paragraaf 3.2 van de Pensioenwet staan de eisen omtrent de inhoud ervan opgesomd. De afspraken hieromtrent zijn vastgelegd in de uitvoeringsovereenkomst van het Pensioenfonds met Deutsche Bank AG, Deutsche Bank Nederland NV.
3.1
Wijze vaststelling verschuldigde premie a. Premies In de uitvoeringsovereenkomst wordt onderscheid gemaakt tussen de volgende premies: 1. de Premie: de feitelijke premie voor reguliere onvoorwaardelijke pensioenopbouw tot een pensioengevend salaris van € 103.126,-- (niveau 2016). De Premie wordt vastgesteld conform een premiestaffel; 2. de Toeslagruimtepremies: a. een Tijdelijke Toeslagruimtepremie. Deze premie bedraagt jaarlijks € 1.280.000 en is alleen verschuldigd door Deutsche Bank AG aan het Pensioenfonds van 1 januari 2009 tot en met 1 januari 2023; b. een Structurele Toeslagruimtepremie ten behoeve van jaarlijkse pensioenopbouw. Deze bedraagt 4,7% van de Pensioengrondslagsom; c. Deutsche Bank AG is ten behoeve van het in stand houden van de verwachte toeslagverlening, voortkomend uit de collectieve waarde-overdracht van Aegon naar het Pensioenfonds per 1 januari 2011, gedurende 11 jaar, te weten met ingang van 1 januari 2013 tot en met 1 januari 2023, aan het Pensioenfonds jaarlijks een Tijdelijke Toeslagruimtepremie van €21.000 verschuldigd. Dit bedrag is het resultaat van een eenmalige betaling van €189.000, omgezet naar een 11-jarige prenumerando annuïteit op basis van een rekenrente van 3,8%. 3. de Nominale Kostendekkende premie: de kostendekkende premie als bedoeld in artikel 128 van de Pensioenwet, zonder opslagen voor voorwaardelijke onderdelen. Deze bestaat uit de volgende onderdelen: a. de premie die actuarieel benodigd is in verband met de aangroei van de pensioenverplichtingen, inclusief opslagen voor overlijdensrisico, premievrijstelling en een kostenopslag; b. een opslag voor het in stand houden van het VEV; c. een opslag voor de uitvoeringskosten die bestaat uit een zo goed mogelijke schatting van de werkelijke kosten (exclusief kosten vermogensbeheer) die in het boekjaar te verwachten zijn, verlaagd met de verwachte vrijval aan excassokostenopslag (3,0,%) over de uitkeringen in het boekjaar. Dit bedrag wordt omgeslagen als percentage over het premieonderdeel als beschreven onder a. 12
4. de Minimaal te ontvangen premie is afgeleid van de Nominale Kostendekkende premie, waarbij rekening is gehouden met demping door het gebruik van een 5-jaars voortschrijdende rente (gebaseerd op de 30 september standen), verhoogd met de Toeslagruimtepremies. b. Vaststelling van de premie De Premie wordt bepaald aan de hand van een premiestaffel. Deze premiestaffel kent 4 inputvariabelen: 1. de minimaal vereiste dekkingsgraad; 2. de aanwezige beleidsdekkingsgraad; 3. de Premie van voorgaand boekjaar; 4. de Nominale Kostendekkende premie: Onderdeel 1 en 2 zijn benodigd om te bepalen welke situatie in de premiestaffel van toepassing is. Voor de vaststelling van de Nominale Kostendekkende premie zoals bedoeld onder punt 4 van b wordt geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid tot demping. De Premie is per jaar maximaal gelijk aan 27% van de som van de jaarinkomens (conform de definitie van de CAO) inclusief vakantietoeslag en ADV-toeslag van de deelnemers (verder: de salarissom). De Tijdelijke Toeslagruimtepremie van € 1.280.000 (alleen te betalen door Deutsche Bank AG) is het resultaat van een eenmalige betaling van € 14.200.000, omgezet naar een 15-jarige prenumerando annuïteit op basis van een rekenrente van 4,7%. De Tijdelijke Toeslagruimtepremie van € 21.000 (alleen te betalen door Deutsche Bank AG) is het resultaat van een eenmalige betaling van €189.000, omgezet naar een 11-jarige prenumerando annuïteit op basis van een rekenrente van 3,8%. Jaarlijks wordt getoetst of de Premie die uit de premiestaffel volgt, samen met de Toeslagruimtepremies, voldoet aan de eisen van de Nederlandsche Bank. Dit wordt gedaan door de Premie, samen met de Toeslagruimtepremies af te zetten tegen de Minimaal te ontvangen premie. In geval de premie uit de premiestaffel niet kostendekkend blijkt te zijn, zal het Bestuur in overleg treden met de werkgever om het premiebeleid te bespreken. Indien dit niet leidt tot een premieverhoging, dan zal het Bestuur eerst de Structurele Toeslagruimtepremie (voor zover noodzakelijk) aanwenden om de feitelijke premie op een kostendekkend niveau te krijgen. Indien na aanwending van de uit de premiestaffel resulterende premie en de Structurele Toeslagruimte premie de premie nog steeds niet kostendekkend is, dan wordt het opbouwpercentage in het betreffende jaar zodanig gekort dat de premie kostendekkend is. Zie verder hoofdstuk 6.2. 13
3.2
Premiebetaling De Werkgevers zijn gehouden jaarlijks bij het Pensioenfonds een Premie te storten ter financiering van de aanspraken, zoals deze voortvloeien uit het pensioenreglement en berekend naar de grondslagen zoals beschreven in deze actuariële en bedrijfstechnische nota, alsmede een Structurele Toeslagruimtepremie. Deutsche Bank AG is daarnaast vanaf 1 januari 2009 tot en met 1 januari 2023 nog een Tijdelijke Toeslagruimtepremie verschuldigd. Voor de Werkgevers wordt, aan het eind van elk kalenderjaar voorafgaand aan het jaar waarover premie verschuldigd is, door het Pensioenfonds de som van de over dat jaar benodigde Premie en Structurele Toeslagruimtepremie geraamd. Deze som wordt vervolgens gedeeld door vier en aan het begin van ieder kwartaal ter beschikking van het Pensioenfonds gesteld. Aan het begin van elk volgend kalenderjaar volgend op het jaar waarover de premie verschuldigd is zal een verrekening plaatsvinden tussen de geraamde Premie en Structurele Toeslagruimtepremie en de werkelijk verschuldigde Premie en Structurele Toeslagruimtepremie. De Structurele Toeslagruimtepremie bedraagt jaarlijks 4,7% van de pensioengrondslagsom. Een gedeelte van de Premie kan door de Werkgevers op de deelnemers worden verhaald conform de Algemene Bank-CAO. De Werkgevers zullen de deelnemersbijdragen in twaalf gelijke termijnen inhouden van het maandsalaris van de deelnemer. De Tijdelijke Toeslagruimtepremie is elk jaar per 1 januari volledig en direct verschuldigd door Deutsche Bank AG. Voor deelnemers die op de eerste dag van de desbetreffende maand volledig of gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn volgens de bepalingen van het pensioenreglement, is met ingang van die maand geen danwel een lagere Premie en Structurele Toeslagruimtepremie verschuldigd. Tussen het Pensioenfonds en de Werkgevers bestaat een (rentedragende) rekeningcourant verhouding, waarvan de rente onderhandelbaar is tussen de Werkgevers en het Pensioenfonds.
3.3
Informatieverstrekking door werkgevers aan Pensioenfonds De werkgevers zijn verplicht deelnemers bij het Pensioenfonds aan te melden en bij uitdiensttreding af te melden en de voor de uitvoering benodigde gegevens en mutaties in deze gegevens aan het Pensioenfonds te leveren. De werkgevers leveren de hierboven genoemde gegevens en mutaties maandelijks in bestandsvorm bij het Pensioenfonds aan. 14
De werkgevers informeren het Pensioenfonds wie als rechtsgeldige vertegenwoordiger kan optreden voor de betrokken deelnemers bij een wijziging van de pensioenovereenkomst. De werkgevers informeren het Pensioenfonds binnen 30 dagen over een wijziging van de pensioenovereenkomst. De informatie dient schriftelijk te worden verstrekt en een volledige opsomming te bevatten van de overeengekomen wijzigingen.
3.4
Procedures premiebetalingsachterstand De Stichting informeert elk kwartaal schriftelijk de deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden indien sprake is van een premieachterstand ter grootte van 5% van de totale door het Pensioenfonds te ontvangen Premie en Toeslagruimtepremie(s) én tevens niet voldaan wordt aan de bij of krachtens de Pensioenwet geldende eisen inzake het minimaal vereist eigen vermogen. Gedurende de in het vorige lid bedoelde situatie informeert het Pensioenfonds tevens elk kwartaal de ondernemingsraad van de werkgevers.
3.5
Procedures wijziging pensioenreglement in verband met wijziging pensioenovereenkomst Nadat het Pensioenfonds kennis heeft genomen van een wijziging van de pensioenovereenkomst stelt het Pensioenfonds een aangepast pensioenreglement in concept op en legt deze voor aan de werkgevers en de in artikel 5 lid 3, van de uitvoeringsovereenkomst, bedoelde rechtsgeldige vertegenwoordiger van de deelnemers. De in de vorige volzin genoemde partijen worden hierbij gevraagd om aan te geven of de in het concept pensioenreglement opgenomen wijzigingen volledig in overeenstemming zijn met de wijzigingen van de pensioenovereenkomst. Het hierboven bepaalde geldt ten aanzien van de relatie tussen het Pensioenfonds en de Werkgevers niet ingeval sprake is van een eenzijdige wijziging door de Werkgevers van de pensioenovereenkomst, als bedoeld in artikel 18 van het pensioenreglement. In dat geval wordt aan de Werkgevers gevraagd te verklaren dat het concept pensioenreglement is aangepast conform de wijziging van de pensioenovereenkomst. Het pensioenreglement wordt opgesteld in overeenstemming met de pensioenovereenkomst. Dit is van toepassing voor zover, naar het oordeel van het Bestuur: a. de pensioenovereenkomst niet strijdig is met geldende jurisprudentie en relevante wet- en regelgeving; b. de financiële toestand van het Pensioenfonds dit toelaat; en c. de bepalingen naar het oordeel van het Bestuur in redelijkheid uitvoerbaar zijn. 15
3.6
Voorwaarden toeslagverlening Algemeen De mate van toeslagverlening wordt jaarlijks door het Bestuur vastgesteld en is afhankelijk van de financiële positie van het Pensioenfonds. Het Bestuur beslist jaarlijks in hoeverre de pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening wordt geen bestemmingsreserve gevormd, maar wordt gefinancierd uit overrendement en uit financiële ruimte die ontstaat door aanvullende premies (de Tijdelijke en de Structurele Toeslagruimtepremie) die in rekening worden gebracht. Indien en voor zover het Bestuur besluit tot het verlenen van een toeslag, zullen de pensioenrechten en pensioenaanspraken van de in het pensioenreglement genoemde actieve en inactieve deelnemers worden verhoogd op basis van maximaal het consumentenprijsindexcijfer voor alle huishoudens (afgeleid), zoals dit is vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) in de periode van oktober tot oktober het jaar er aan voorafgaand. Zie verder hoofdstuk 6.4.
3.7
Procedures aangaande besluiten omtrent vermogensoverschotten en vermogenstekorten In geval van een overschot kan premiekorting worden verleend, conform de procedure die is vastgelegd in artikel 12 van de uitvoeringsovereenkomst en in de actuariële en bedrijfstechnische nota. In geval van een overschot kan het Bestuur besluiten om tevens herstel van toeslagen te verlenen. Hierbij worden de bepalingen op grond van de Pensioenwet in acht genomen. Onder bepaalde omstandigheden is ook premierestitutie mogelijk. Wanneer de beleidsdekkingsgraad per het einde van een kalenderkwartaal niet voldoet aan de eisen ten aanzien van het vereist eigen vermogen, zal het Pensioenfonds DNB direct inlichten over de ontstane situatie. Het Pensioenfonds dient dan een herstelplan in te dienen. In het herstelplan beschrijft het Pensioenfonds de maatregelen die worden genomen om binnen de gestelde termijnen te voldoen aan de vereisten ten aanzien van het vereist eigen vermogen. De Werkgevers dragen in geval van een dekkingstekort bij aan het herstel van de financiële situatie van het Pensioenfonds, conform de Premiestaffel zoals vermeld in artikel 3 van de uitvoeringsovereenkomst met de Werkgevers en de aanvullende bepalingen hieromtrent in deze ABTN. Zie verder hoofdstuk 3.9, 6.1 en 6.2. 16
3.8
Betalingsvoorbehoud werkgever De Werkgevers behouden zich het recht voor om hun bijdragen, voor zover dit het werkgeversdeel van de bijdrage betreft, aan het Pensioenfonds tussentijds te verminderen of te beëindigen bij een ingrijpende wijziging van de omstandigheden.
3.9
Premiekorting en premierestitutie Onder de voorwaarden zoals genoemd in artikel 12 van de uitvoeringsovereenkomst kan premiekorting worden toegepast. Deze premiekorting is gelijk aan 1/5e deel van het in artikel 12 lid 7 van de uitvoeringsovereenkomst bedoelde overschot en komt volledig ten gunste van de werkgever. Dit kan niet resulteren in een premierestitutie. Onder de voorwaarden zoals genoemd in artikel 12 van de uitvoeringsovereenkomst kan premierestitutie worden toegepast. De premierestitutie is gelijk aan 1/5e deel van het in artikel 12 lid 10 van de uitvoeringsovereenkomst bedoelde overschot en kan volledig door de werkgever worden opgeëist. De korting, dan wel restitutie, wordt tussen de verschillende werkgevers verdeeld op basis van de verhouding van de nominale TV, behorend bij de Werkgever, en de totale nominale TV van het Pensioenfonds.
3.10 Bijstortingsverplichting Er geldt geen bijstortingsverplichting voor de werkgevers.
3.11 Aansluitingscriteria voor vrijwillige aansluiting Voor werknemers die gedurende een van tevoren vastgestelde periode in het buitenland werkzaam zijn en voor wie de pensioenopbouw op vrijwillige basis bij het Pensioenfonds wordt voortgezet heeft het Bestuur de mogelijkheid om de actuariële premie in rekening te brengen. De bijdrage voor deze deelnemers zal niet meer bedragen dan het maximum zoals dat in deze actuariële en bedrijfstechnische nota is verwoord. De vrijwillige voortzetting zal in een separate overeenkomst tussen het Pensioenfonds en de Werkgever worden vastgelegd. 17
Voor werknemers, die toetreden tot de pensioenregeling van het Pensioenfonds en die voorafgaand aan hun dienstverband in Nederland bij een buitenlandse vestiging van de Werkgever hebben gewerkt, heeft het Bestuur de mogelijkheid om pensioen toe te kennen over de in het buitenland doorgebrachte diensttijd.
18
4.
Hoofdlijnen van de pensioenregeling In dit hoofdstuk wordt uitgegaan van het pensioenreglement voor de deelnemers van Stichting Pensioenfonds Deutsche Bank Nederland dat in werking is getreden per 1 januari 2015.
Algemeen pensioenreglement De pensioenregeling heeft de volgende kenmerken: Deelnemers
Deelnemer zijn alle werknemers die ten minste twee maanden in dienst van de werkgever in Nederland zijn. Het deelnemerschap vangt aan op de eerste dag van de maand samenvallend met of volgend op die, waarin de werknemer in dienst treedt, mits het dienstverband voor langer dan 2 maanden wordt aangegaan.
Pensioenrichtleeftijd
De eerste dag van de maand volgend op de maand dat de (gewezen) deelnemer de 67-jarige leeftijd bereikt, waarbij uitstel, vervroeging, deeltijdpensionering en hoog/laag constructies mogelijk zijn.
Regeling
Middelloon met voorwaardelijke toeslagverlening.
Pensioensalaris
13 maal maandsalaris (12 maal ingeval het salaris inclusief dertiende maand in 12 gelijke maandsalarissen wordt uitbetaald) inclusief de vakantietoeslag op 1 januari van dat jaar respectievelijk op de datum waarop het deelnemerschap aanvangt. Voor werknemers waarin het jaarsalaris inclusief dertiende maand en vakantietoeslag in 12 gelijke maandsalarissen wordt uitbetaald, wordt 12 maal het maandsalaris op 1 januari van dat jaar respectievelijk op de datum waarop het deelnemerschap aanvangt aangehouden. Voor deelnemers die tot 1 januari 2011 deelnamen aan de pensioenregeling van Deutsche Bank Nederland N.V. en voorheen IFN Finance B.V., geldt dat de 4.2-toeslag en een eventueel toegekende ‘gewenningstoeslag’zoals opgenomen in die pensioenregeling, onderdeel uitmaakt van het pensioensalaris. Het pensioensalaris (op fulltime basis) is voor 2015 afgetopt op € 101.583 (niveau 2015, jaarlijks te verhogen op basis van de ontwikkeling van het minimumloon).
Franchise
Een bedrag van € 14.627,-- (niveau per 1 januari 2016). Dit bedrag kan jaarlijks door het Bestuur worden verhoogd op basis van de ontwikkeling van de AOW-uitkering voor ongehuwden. 19
Pensioengrondslag
Het pensioensalaris minus de franchise.
Ouderdomspensioen
Het jaarlijks op te bouwen levenslang ouderdomspensioen is gelijk aan 1,875% van de voor dat jaar geldende pensioengrondslag.
Levenslang partnerpensioen
Het jaarlijks op te bouwen partnerpensioen is gelijk aan 1,313% van de voor dat jaar geldende pensioengrondslag.
Wezenpensioen
Het jaarlijks op te bouwen partnerpensioen is gelijk aan 0,263% van de voor dat jaar geldende pensioengrondslag. Bij volle wezen wordt dit bedrag verdubbeld.
Arbeidsongeschiktheid in de zin van WIA
De deelnemer is arbeidsongeschikt in de zin van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) indien de deelnemer op of na 1 januari 2004 ziek is geworden. De pensioenopbouw wordt geheel of gedeeltelijk voortgezet (op dezelfde wijze als de pensioenopbouw voor actieve deelnemers), afhankelijk van de mate van arbeidsongeschiktheid. Mate van Premievrije voortzetting arbeidsongeschiktheid deelnemerschap 0% - 35% 0% 35% - 45% 40% 45% - 55% 50% 55% - 65% 60% 65% - 80% 72,5% 80% - 100% 100% Indien en voor zover de middelen van het Pensioenfonds het toelaten, kan het Bestuur jaarlijks de opgebouwde, ingegane en premievrije pensioenen verhogen met een vast te stellen percentage; een en ander ter beoordeling van het Bestuur, gehoord de actuaris. Hierbij wordt als maatstaf voor zowel actieve als inactieve deelnemers uitgegaan van het consumentenprijsindexcijfer voor alle huishoudens (afgeleid), zoals dit is vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) in de periode van oktober tot oktober het jaar er aan voorafgaand.
Toeslagen
20
Uitruil partnerpensioen
Uiterlijk een half jaar voor de (vervroegde of uitgestelde) pensioendatum kan de (gewezen) deelnemer kiezen voor een hoger ouderdomspensioen in ruil voor (een deel van) het partnerpensioen. De verhoging van het ouderdomspensioen wordt bepaald op basis van de door het Bestuur, de actuaris gehoord, vastgestelde sekseneutraal en collectief actuarieel gelijkwaardige flexibiliseringsfactoren.
Uitruil ouderdomspensioen
Uiterlijk een half jaar voor de (vervroegde of uitgestelde) pensioendatum kan de (gewezen) deelnemer kiezen voor een hoger partnerpensioen in ruil voor een deel van het ouderdomspensioen. De verhoging van het partnerpensioen wordt bepaald op basis van de door het Bestuur, de actuaris gehoord, vastgestelde sekseneutraal en collectief actuarieel gelijkwaardige flexibiliseringsfactoren.
Vervroeging/uitstel
De pensioenrichtleeftijd in de pensioenregeling is 67 jaar. De deelnemer kan het ouderdomspensioen eerder of later laten ingaan. De vroegste ingangsdatum van het levenslang ouderdomspensioen is de eerste dag van de maand van het bereiken van de 60-jarige leeftijd. Uitstel is mogelijk tot maximaal de eerste dag van de maand van het bereiken van de 70-jarige leeftijd.
Beëindiging dienstbetrekking
De deelnemer heeft op de datum van ontslag het keuzerecht om een deel van het ouderdomspensioen uit te ruilen voor een latent partnerpensioen. Hierbij is de hoogte van het partnerpensioen afhankelijk van de gemaakte keuze.
Variabele pensioenuitkering
De mogelijkheid bestaat om uiterlijk tot de 75-jarige leeftijd een hoger pensioen en daarna een lager pensioen uit te laten keren. De periode waarover de hoge uitkering plaatsvindt bedraagt 5 of 10 jaar.of, in geval van vervroeging, de periode tussen de vervroegde ingangsleeftijd tot leeftijd 67 (of eerdere AOW-leeftijd). Daarnaast kan in geval van uitstel worden gekozen voor een periode van de hoge uitkering die ligt tussen de uitgestelde ingangsleeftijd en leeftijd 75. Daarbij mag de hoogste uitkering niet meer dan 33% hoger zijn dan de laagste uitkering. Voor het toetsen van deze verhouding kan een bedrag gelijk aan tweemaal de voor die jaren geldende AOWuitkering voor gehuwde personen vermeerderd met vakantietoeslag buiten beschouwing gelaten worden, voor zover dit het deel van de uitkeringsperiode vóór de AOWleeftijd betreft.
21
Deeltijdpensionering
De deelnemer kan vóór het bereiken van de pensioenrichtdatum met instemming van de werkgever met deeltijdpensioen gaan. De pensioenopbouw wordt voortgezet voor het gedeelte waarvoor de deelnemer nog niet met deeltijdpensioen is gegaan.
Werknemersbijdrage
Conform de Algemene Banken CAO 1 juli 2014/1 januari 2017, paragraaf 11.7. De werkgever zal ter compensatie van de invoering van de nieuwe basis pensioenregeling gedurende twee jaar een korting van 0,5% geven. Dit betekent een premie van 4,5% (van de pensioengrondslag) voor 2016.
Waardeoverdrachten
De stichting zal meewerken aan een op verzoek van de (gewezen) deelnemer tot individuele waardeoverdracht.
22
5.
Herverzekering De risico’s verband houdend met het vooroverlijden van de deelnemers zijn herverzekerd bij een verzekeringsmaatschappij op basis van individuele risicokapitalen met een eigen behoud ter grootte van € 100.000 per deelnemer. Daartoe worden risicokapitalen herverzekerd in de vorm van éénjarige risicokapitaalverzekeringen. Voor de herverzekering van de overlijdensrisicokapitalen geldt een obligo van € 3.000.000 per deelnemer. De vaststelling van de grootte van de te herverzekeren prestaties worden ieder jaar door de Administrateur van het Pensioenfonds berekend. Voor de berekeningen wordt gebruik gemaakt van de actuariële grondslagen vermeld in hoofdstuk 6 paragraaf 1, gebaseerd op het individueel benodigd kapitaal bij overlijden onder aftrek van de totaal aanwezige voorziening van de betreffende deelnemer.
23
6.
Financiële opzet De voornaamste financiële doelstellingen van het Pensioenfonds zijn: het waarborgen van de opbouw van de pensioenaanspraken overeenkomstig de in het reglement vastgelegde bepalingen; het minimaliseren van de kansen op een tekort, alsmede van de mate van een tekort; het op verantwoorde en prudente wijze streven naar beleggingsrendement om de nagestreefde toeslagen te realiseren; het stabiliseren van de premie. In dit hoofdstuk wordt de financiële opzet van het Pensioenfonds uiteengezet. Ingegaan wordt op de waarderingsgrondslagen van de pensioenverplichtingen en het belegd vermogen, alsmede de uitgangspunten voor het premiebeleid, het beleggingsbeleid en het toeslagbeleid.
6.1
Eigen vermogen a. Waarderingsgrondslagen beleggingen De waardering van de bezittingen van het Pensioenfonds geschiedt op marktwaarde. Een nadere beschrijving van de waarderingsgrondslagen is opgenomen in paragraaf 6.3. b. Technische voorzieningen Het Pensioenfonds stelt toereikende technische voorzieningen vast met betrekking tot het geheel van pensioenverplichtingen. De voorwaardelijke toeslagverlening maakt geen onderdeel uit van de pensioenverplichtingen. Het Pensioenfonds voert de pensioenregeling uit conform het pensioenreglement. De pensioenaanspraken zijn verzekerd in eigen beheer. De vaststelling van de technische voorzieningen geschiedt op basis van de volgende uitgangspunten.
Berekening vindt plaats op basis van marktwaardering. De grondslagen zijn gebaseerd op prudente beginselen inzake overlijden, arbeidsongeschiktheid en levensverwachting. De methodiek van vaststelling is van jaar op jaar consistent, tenzij juridische, demografische en/of economische omstandigheden zich hiertegen verzetten.
De technische voorzieningen van het Pensioenfonds bestaan uit de voorziening pensioenverplichtingen.
24
De voorziening pensioenverplichtingen is gelijk aan:
voor de actieve deelnemers de – op basis van prudente grondslagen vastgestelde – actuariële contante waarde van de over de verstreken dienstjaren verkregen pensioenaanspraken, inclusief de toegekende toeslagen . voor niet-actieve deelnemers de actuariële contante waarde van de verzekerde pensioenen, inclusief de tot balansdatum verstrekte toeslagen. voor arbeidsongeschikte deelnemers de actuariële contante waarde van de verzekerde pensioenen, inclusief het premievrijgestelde deel van de toekomstige premies. Het betreft hierbij de contante waarde van de toekomstige – tot en met de pensioendatum – op te bouwen pensioenaanspraken, waarbij de kans op revalidering buiten beschouwing is gelaten. Daarnaast wordt voor zieke deelnemers een IBNR voorziening aangehouden.
De voorziening pensioenverplichtingen is gebaseerd op de volgende actuariële grondslagen. Rente
Conform de door De Nederlandsche Bank N.V gepubliceerde rentetermijnstructuur (gebaseerd op een Ultimate Forward Rate curve); Sterfte Er wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde Prognosetafel AG2014 van het Actuarieel Genootschap. Er worden geen leeftijdscorrecties toegepast. Wel wordt er rekening gehouden met Towers Watson 2014 ervaringssterfte gebaseerd op het profiel van het Pensioenfonds; Partnerfrequenties Voor uitgesteld partnerpensioen, behorend bij niet ingegaan ouderdomspensioen wordt het systeem van onbepaalde partner gehanteerd, uitgaande van partnerfrequenties op basis van CBS data 2013. Op de pensioenleeftijd wordt iedereen geacht een partner te hebben. Na de pensioendatum wordt gebruik gemaakt van het systeem van bepaalde partner; Leeftijdsvaststelling De deelnemer wordt verondersteld te zijn geboren per de eerste dag van de maand waarin de deelnemer is geboren; Leeftijdsverschil Het leeftijdsverschil tussen man en vrouw is op 3 jaar gesteld (man ouder dan vrouw); Kosten Voor kosten wordt een voorziening getroffen ter grootte van 3,0% van de voorziening pensioenverplichtingen (in 2015 getoetst). Onder het scenario van continuïteit is de kostenopslag van 3,0% samen met de kostenopslag in de premie naar verwachting voldoende om de verwachte kosten te dekken. In het scenario dat de werkgever de uitvoeringsovereenkomst beëindigt en het fonds slapend wordt, zal worden beoordeeld of de kostenopslag van 3,0% voldoende is om de toekomstige kosten te kunnen financieren. Voor zover dit niet het geval blijkt te zijn, is in de uitvoeringsovereenkomst vastgelegd dat de werkgever in dat geval jegens het fonds een verplichting behoudt ten aanzien van de financiering van de (toekomstige) kosten die het 25
Wezenpensioen Uitkeringen Actuariële omzetting
Pensioenfonds nodig heeft om de premievrije aanspraken te kunnen blijven uitvoeren. In het geval de werkgever niet in staat is om (volledig) aan deze verplichting te voldoen, zal liquidatie van het pensioenfonds worden overwogen, waarbij in beginsel de verplichtingen door middel van een buy-out binnen 1,5 jaar worden overgedragen naar een externe partij. De opslag in de TV ter dekking van nog niet ingegaan wezenpensioen bedraagt 0%. Bij de waardering van de aanspraken is uitgegaan van de veronderstelling dat de pensioenuitkeringen continu geschieden; Variabilisering van de pensioenrechten vindt plaats op basis van sekseneutrale percentages. Deze zijn opgenomen als bijlage bij het reglement. Per 1 januari 2015 zijn alle pensioenaanspraken actuarieel neutraal geconverteerd van ingangsleeftijd 65 jaar naar ingangsleeftijd 67 jaar. De flexibiliseringsfactoren voor boekjaar 2015 zijn – in lijn met de conversiefactoren - vastgesteld op basis van de nominale (ongedempte) rentermijnstructuur per 30 september 2014. Vanaf de flexibiliseringsfactoren voor boekjaar 2016 worden de flexibiliseringsfactoren, in lijn met de methodiek zoals die tot en met boekjaar 2014 van toepassing was, vastgesteld op basis van een gedempte rentetermijnstructuur (om grote fluctuaties in de factoren te voorkomen). Hierbij wordt gebruik gemaakt van de gemiddelde marktrente over een periode van 5 jaar. Er wordt gebruik gemaakt van 10 meetpunten, namelijk de rentestanden van 30 september en 31 maart van de vijf voorafgaande jaren. Deze demping wordt volgens een ingroeimodel toegepast (met als eerste meetpunt de rentetermijnstructuur per 30 september 2014). De flexibiliseringsfactoren worden jaarlijks per 1 januari aangepast.
IBNR
Voor (eventuele) zieke deelnemers die nog geen gebruik maken van een WIA uitkering wordt een voorziening gevormd ter grootte van twee keer de premievrijstellingsopslag (van 2,5%) in de premie.
c. Minimaal vereist eigen vermogen Het minimaal vereist eigen vermogen bedraagt 4,2% van de technische voorzieningen (zie bijlage 2 voor een nadere toelichting). Indien de beleidsdekkingsgraad lager is dan de minimaal vereiste dekkingsgraad is er sprake van een dekkingstekort. d. Vereist eigen vermogen
26
Het Pensioenfonds stelt het vereist eigen vermogen zodanig vast dat met een zekerheid van 97,5% wordt voorkomen dat het Pensioenfonds binnen een periode van een jaar over minder waarden beschikt dan de hoogte van de technische voorzieningen. De onderliggende methodiek is beschreven in bijlage 1. Indien de beleidsdekkingsgraad lager is dan de vereiste dekkingsgraad is er sprake van een reservetekort. Wanneer de beleidsdekkingsgraad per het einde van een kalenderkwartaal niet voldoet aan de eisen ten aanzien van het vereist eigen vermogen, zal het Pensioenfonds DNB direct inlichten over de ontstane situatie. Het Pensioenfonds dient dan een herstelplan in te dienen. In het herstelplan beschrijft het Pensioenfonds de maatregelen die worden genomen om binnen de gestelde termijnen te voldoen aan de vereisten ten aanzien van het vereist eigen vermogen. e. Beleidsdekkingsgraad De beleidsdekkingsgraad van het Pensioenfonds wordt bepaald als het voortschrijdend gemiddelde van de gerapporteerde dekkingsgraden van de 12 maanden voorafgaand aan het moment van vaststelling. Om te waarborgen dat de maandelijkse dekkingsgraad (die ten grondslag ligt aan de beleidsdekkingsgraad) zoveel mogelijk wordt gebaseerd op juiste en tijdige informatie is het proces aangaande de vaststelling van de maandelijkse dekkingsgraad vastgelegd in het document ‘Procesbeschrijving vaststelling (beleids)dekkingsgraad’.
27
6.2
Premiebeleid In deze paragraaf wordt het premiebeleid van het Pensioenfonds beschreven. Achtereenvolgens komen aan de orde: a. de hoogte van de kostendekkende premie conform de voorschriften gesteld bij en krachtens artikel 128 van de Pensioenwet alsmede door DNB; b. de interne financiering welke gebaseerd is op toepassing van een gedempte premie; c. de feitelijke premie, zoals vastgelegd in de uitvoeringsovereenkomst. De uitgangspunten van het Bestuur ten aanzien van het premiebeleid zijn een stabiele premie die zorgt voor een gezonde financiering met zo weinig mogelijk opbouwkorting. a. Hoogte kostendekkende premie De beleidsregels van DNB schrijven voor dat bij de berekening van de premie ten behoeve van het Pensioenfonds met de volgende elementen rekening wordt gehouden: 1. koopsom voor de onvoorwaardelijke onderdelen van de pensioentoezegging; 2. solvabiliteitsopslag over premieonderdeel ‘1’; 3. koopsom voor voorwaardelijke onderdelen van pensioentoezegging met inachtneming van de geformuleerde ambitie en de wijze van financieren; 4. opslag voor uitvoeringskosten. Deze elementen van de kostendekkende premie zijn als volgt nader gedefinieerd. ad 1. de actuariële benodigde premie voor de inkoop van de onvoorwaardelijke onderdelen uit het pensioenreglement berekend op basis van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur. Deze wordt vastgesteld als de som van de in het boekjaar te verwachten verhoging van de aanspraken door toename van deelnemersjaren en aanpassing van de pensioengrondslagen op grond van algemene en individuele loonsverhogingen. De risicopremie van nog niet opgebouwde aanspraken op partnerpensioen is eveneens vervat in dit premieonderdeel. Hierbij wordt gerekend op basis van de actuariële grondslagen, zoals beschreven onder 6.1. Dit bedrag wordt verhoogd met 2,5% in verband met dekking voor toekomstige premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid; ad 2. een solvabiliteitsopslag die gelijk is aan het percentage vereist eigen vermogen (zoals beschreven onder paragraaf 6.1) over het premieonderdeel als beschreven onder ad 1; ad 3. gelet op het voorwaardelijke karakter en het ambitieniveau van het toeslagbeleid, wordt in de premie geen geïntegreerd element opgenomen voor toeslagen en wordt hiervoor ook niet gereserveerd. Wel worden aparte premies in rekening gebracht, zijnde de Toeslagruimtepremies (zie voor een nadere omschrijving van het toeslagbeleid paragraaf 6.4 van deze ABTN en voor de Toeslagruimtepremies onderdeel c van deze paragraaf); ad 4. voor uitvoeringskosten is in de premie een opslag opgenomen die bestaat uit een zo goed mogelijke schatting van de werkelijke kosten (exclusief kosten vermogensbeheer) die in het boekjaar te verwachten zijn, verlaagd met de 28
verwachte vrijval aan excassokostenopslag (3,0%) over de uitkeringen in het boekjaar. Dit bedrag wordt omgeslagen als percentage over het premieonderdeel als beschreven onder ad 1. b. Interne financiering De interne financiering is afgestemd op de som van de volgende componenten, zijnde de minimaal te ontvangen premie: 1. Nominale kostendekkende premie op basis van een voortschrijdende rente Het Pensioenfonds hanteert een intern financieringsbeleid dat uitgaat van de kostendekkende premie, zoals genoemd onder a, exclusief onderdeel 3. Er wordt daarbij gebruik gemaakt van de mogelijkheid van demping, door uit te gaan van de gemiddelde rente over een voortschrijdende periode van 5 jaar. Hierbij wordt voor elk van de 5 jaren uitgegaan van de 30 september stand. De solvabiliteitsopslag die wordt toegepast bij de vaststelling van de interne financiering is gelijk aan het percentage vereist eigen vermogen, zoals beschreven onder paragraaf 6.1, uitgaande van de beleggingskenmerken en –mix per de meest recente 30 september stand. 2. Toeslagruimtepremies Jaarlijks 4,7% van de pensioengrondslag en tijdelijk € 1.301.000 per jaar. De tijdelijke Toeslagruimtepremie wordt alleen betaald door Deutsche Bank AG. 3. Herstelpremies Op basis van de maatregelen in een herstelplan kunnen herstelpremies verschuldigd zijn. 4. Premiekorting of -restitutie Indien de beleidsdekkingsgraad voldoet aan de vereisten ten aanzien van het vereist eigen vermogen en indien de beleidsdekkingsgraad hoger is dan de bovengrens als bedoeld in 6.4a, kan een premiekorting of –restitutie plaatsvinden. Als randvoorwaarden voor premiekorting of -restitutie geldt dat het pensioenvermogen van het Pensioenfonds hoger is dan de tussen de werkgever en het Pensioenfonds in de uitvoeringsovereenkomst afgesproken kortingsgrens en dat een premiekorting of – restitutie pas kan worden toegepast nadat eventueel niet toegekende toeslagen en/of korting van aanspraken over de 10 voorgaande jaren zijn gecompenseerd. 5. Vrijval solvabiliteitsopslagen Bij de toetsing van de premie aan de kostendekkende premie wordt geen rekening gehouden met de solvabiliteitsvrijval als gevolg van pensioenuitkeringen. De vrijgevallen solvabiliteitsopslag komt ten gunste van het eigen vermogen van het Pensioenfonds. c. Feitelijke premie
29
De feitelijke premie bestaat uit de som van de Premie, de Structurele Toeslagruimtepremie en Tijdelijke Toeslagruimtepremie Premiestaffel Het Bestuur hanteert de onderstaande staffel voor de vaststelling van de Premie. Situatie Beleidsdekkingsgraad gelijk aan of hoger dan minimaal vereiste dekkingsgraad
Premie (als percentage van het salaris) Met stappen van maximaal 2%-punt per jaar naar de Nominale Kostendekkende premie toe bewegen.
Beleidsdekkingsgraad lager dan minimaal vereiste dekkingsgraad
Maximale premie van 27%.
De uitkomst van de staffel bedraagt nooit meer dan 27%. Voor boekjaar 2016 is een premie overeengekomen van 26,1%. De in de staffel genoemde Nominale Kostendekkende premie wordt bepaald zonder demping, op basis van de marktrente per 30 september van het voorafgaande jaar en is exclusief de Toeslagruimtepremies. Structurele Toeslagruimtepremie De Structurele Toeslagruimtepremie bedraagt 4,7% van de pensioengrondslag. Tijdelijke Toeslagruimtepremie – alleen voor Deutsche Bank AG De Tijdelijke Toeslagruimtepremie bedraagt € 1.280.000 en is het resultaat van een eenmalige betaling van € 14.200.000, omgezet naar een 15-jarige prenumerando annuïteit op basis van een rekenrente van 4,7%. De Tijdelijke Toeslagruimtepremie voortkomend uit de collectieve waardeoverdracht van Aegon bedraagt € 21.000 en is het resultaat van een eenmalige betaling van € 189.000, omgezet naar een 11-jarige prenumerando annuïteit op basis van een rekenrente van 3,8%.
30
Toetsing Jaarlijks wordt getoetst of de feitelijke premie, inclusief de Toeslagruimtepremies, voldoet aan de eisen van de Nederlandsche Bank. Dit wordt gedaan door de feitelijke premie af te zetten tegen de Minimaal te ontvangen premie uit onderdeel b. Indien onderdeel 1 van de Minimaal te ontvangen premie hoger is dan de uitkomst uit de staffel, dan zal het Bestuur in overleg met de werkgever treden om het premiebeleid te bespreken. Indien als gevolg hiervan de premie de feitelijke premie niet wordt verhoogd tot het niveau van onderdeel 1 van de Minimaal te ontvangen premie uit onderdeel b, dan zal het Bestuur eerst de Structurele Toeslagruimtepremie (voor zover noodzakelijk) aanwenden om de feitelijke premie op een kostendekkend niveau te krijgen. Indien na aanwending van de Structurele Toeslagruimtepremie de premie nog steeds lager is dan onderdeel 1 van de Minimaal te ontvangen premie uit onderdeel b, dan wordt het opbouwpercentage in het betreffende jaar zodanig gekort dat de premie kostendekkend is. Premievaststelling De situatie in de premiestaffel voor enig boekjaar wordt gebaseerd op de beleidsdekkingsgraad per 30 september van het voorafgaande boekjaar. De Nominale Kostendekkende premie en de vereiste dekkingsgraad worden gebaseerd op een zo recent mogelijk deelnemersbestand en de marktrente en de beleggingskenmerken (risicoprofiel, duration) per 30 september van het voorafgaande jaar. De Premie en de Toeslagruimtepremies gelden tevens voor de deelnemers die tot het Pensioenfonds toegetreden zijn uit de Aegon-regeling of via een collectieve waarde-overdracht. Premiebetaling De Premie en Structurele Toeslagruimtepremie worden elk kwartaal in rekening gebracht. De Tijdelijke Toeslagruimtepremie is jaarlijks per 1 januari direct en volledig verschuldigd door Deutsche Bank AG. Zie verder paragraaf 3.2 inzake premiebetaling. Premiekorting Indien de beleidsdekkingsgraad voldoet aan de vereisten ten aanzien van het vereist eigen vermogen en indien de beleidsdekkingsgraad hoger is dan de bovengrens als bedoeld in 6.4a, kan een premiekorting of –restitutie plaatsvinden. Als randvoorwaarden voor premiekorting of -restitutie geldt dat het pensioenvermogen van het Pensioenfonds hoger is dan de tussen de werkgever en het Pensioenfonds in de uitvoeringsovereenkomst afgesproken kortingsgrens en dat een premiekorting of – restitutie pas kan worden toegepast nadat eventueel niet toegekende toeslagen en/of korting van aanspraken over de 10 voorgaande jaren zijn gecompenseerd. Bijstortingsverplichting Er geldt geen bijstortingsverplichting voor de werkgevers.
31
Voorbehoud Het Bestuur van het Pensioenfonds behoudt zich het recht voor om, indien de economische omstandigheden dat vragen, de premie afwijkend vast te stellen. Werknemersbijdrage In de kosten van de pensioenregeling wordt jaarlijks bijgedragen door de werknemers. De deelnemersbijdrage wordt jaarlijks op basis van de Algemene Banken CAO en TOPC.A.O. 2014 vastgesteld, waarbij de premiekosten boven de 15% van de loonsom worden verdeeld tussen werkgever en werknemers met een maximum bijdrage voor werknemers van 5% van de pensioengrondslag. De kosten van pensioenadministratie/-uitvoering komen voor rekening van de werkgever. Het resulterende percentage wordt afgerond op halve procenten nauwkeurig. Gedurende twee jaren compenseert de werkgever 0,5% i.v.m. de invoering van de nieuwe pensioenregeling 2015 (voor 2015 en 2016 wordt het op basis van de CAO resulterende percentage werknemersbijdrage verlaagd met 0,5%-punt). Voor 2016 betekent dit dat de werknemersbjidrage 5% -/- 0,5% compensatie = 4,5% (van de pensioengrondslag) bedraagt voor alle werknemers. Liquiditeitsbeleid Per kwartaal wordt een liquiditeitsprognose opgesteld. Deze prognose vormt de basis voor de Financiële Commissie ter beoordeling en vaststelling welk bedrag kan worden belegd. Startpunt is de werkelijke eindstand van de rekening-courant. Uitgangspunt is dat minimaal € 1.000.000 op rekening courant aanwezig is voor afwikkeling van lopende kosten. Niet voorziene inkomsten of uitgaven worden niet meegenomen. De financiële commissie ontvangt per kwartaal de liquiditeitsprognose van de Pensioenfondsmanager. Na ondertekening wordt opdracht gegeven het goedgekeurde bedrag te beleggen.
32
6.3
Beleggingsbeleid In deze paragraaf wordt het beleggingsbeleid van het Pensioenfonds beschreven. Tevens zijn hierin de richtlijnen voor het vermogensbeheer vastgelegd. Conform de artikelen 135 en 136 van de Pensioenwet en paragraaf 9 uit het Besluit financieel toetsingskader Pensioenfondsen wordt achtereenvolgens ingegaan op het strategisch beleggingsbeleid, de cyclus voor het beleggingsbeleid, de opzet en uitvoering van de vermogensbeheeractiviteiten, de wijze van risicometing en -beheersing, de opzet van de resultaatsevaluatie alsmede de waarderingsgrondslagen. In bijlage 3 is de verklaring inzake beleggingsbeginselen van het Bestuur opgenomen.
a.
Strategisch beleggingsbeleid 1. Beleggingsdoelstelling en Investment Beliefs Teneinde de beoogde pensioenuitkeringen op korte en lange termijn veilig te stellen wenst het Bestuur de toevertrouwde middelen op een verantwoorde en solide wijze te beleggen. De hoofddoelstelling van het beleggingsbeleid is: “het op lange termijn zoveel mogelijk zeker stellen van de nominale pensioenaanspraken en -rechten uitgaande van het strategische beleggingsbeleid, rekening houdend met de toeslagambitie en de daarvoor tevens door de werkgever beschikbaar gestelde gelden in de vorm van toeslagruimtepremies.” Daarnaast zijn investment beliefs geformuleerd: •
Het integraal balansmanagement, risicomanagement en de asset en liability management studie bepalen het strategisch beleggingsbeleid;
•
Beleggingsprodukten dienen begrijpelijk en transparant te zijn;
•
Rente afdekking behoort niet tot strategische beleggingsinstrumenten maar is een strategisch uitgangspunt ter vermijding van risico’s;
•
Diversificatie over verschillende rendementsbronnen voegt waarde toe en zorgt voor spreiding van beleggingsrisico;
•
In alternatieve of innovatieve produkten wordt uitsluitend belegd als hiertegenover een adequate risico afweging en vergoeding staat
•
Actief beleggen is beperkt zinvol, waar marktinefficiencies en resultaten opwegen tegen de relatief hoge kosten
•
Het is van belang om waar mogelijk maatschappelijk verantwoord te beleggen
Hoewel het rendement op de portefeuille een hoge prioriteit heeft, staan een defensief karakter van het beleggingsbeleid en een voorzichtige afweging van risico en rendement voorop. 33
Het Pensioenfonds voert voor het grootste deel van de portefeuille een passieve beleggingsstijl. De performance van de beleggingen zal worden gerelateerd aan de waardeontwikkeling van de nominale pensioenverplichtingen welke gewaardeerd worden op basis van de rentetermijnstructuur zoals vastgesteld en gepubliceerd door De Nederlandsche Bank. Bij het samenstellen van de strategische beleggingsportefeuille wordt bij de keuzes van de beleggingen rekening gehouden met milieu en klimaat, mensenrechten en sociale aspecten. 2.
Samenstelling strategische beleggingsportefeuille en tactische bandbreedtes
Het Pensioenfonds heeft in 2009 afgesproken een defensiever beleggingsbeleid conform de global investment strategy van Deutsche Bank te volgen. Op basis van de Asset Liability Management (ALM) studie uit 2014 en nadere analyses van de fiduciaire vermogensbeheerder en Willis Towers Watson in 2014 is met de werkgever het volgende overeengekomen: Beleggingsbeleid: 15% zakelijke waarden, 85% obligaties en een minimale renteafdekking van 80% van de verplichtingen; In verband met de gederfde toekomstige overrente: o Jaarlijkse tijdelijke extra bijdrage door Deutsche Bank AG van € 1.301.000 gedurende 15 jaar; o Jaarlijkse structurele extra bijdrage van 4,7% van de pensioengrondslagsom voor nieuw op te bouwen pensioenrechten. De strategische beleggingsmix en de bandbreedtes daaromheen zien er als volgt uit: Vastrentende waarden – staatsobligaties Vastrentende waarde – bedrijfsobligaties Aandelen niet en welontwikkelde markten Grondstoffen Alternatieve investeringen
Strategische mix 42,5% 42,5%
15%
Vastgoed beursgenoteerd Liquide middelen Totaal
0% 100%
Minimum Maximum 85% 100%
0%
15%
-5%
5%
De samenstelling van het vermogen dient binnen de bovenstaande minima en maxima te blijven. De mogelijkheid tot voorbeleggen (door middel van het accepteren van een tijdelijk tekort op liquide middelen) is toegestaan. Binnen de toegestane strategische mix in de vastrentende waarden van 42,5% mag een afwijking plaatsvinden van 30% van de 42,5% zijnde circa 12,5% van de gehele positie. Bij de zakelijke waarden wordt een splitsing gemaakt in aandelen en alternatieve beleggingen. De verdelingen kent een bandbreedte van 10% - 15% aandelen 34
(onderverdeeld in 95% CROCI en 5% EM) en 0% - 5% alternatieve beleggingen (onderverdeeld in 33,3% commodities, 33,3% infrastructure en 33,3% real estate)_ De “ex-ante tracking error” voor de portefeuille ten opzichte van de waarde-ontwikkeling van de verplichtingen is vastgesteld op maximaal 4,8%. In lijn met de doelstelling van het Pensioenfonds om rekening te houden met de verplichtingenstructuur, kan het Pensioenfonds het renterisico naar aanleiding van de ALM-studie afdekken. Eind 2009 is er voor gekozen om tenminste 80% van de nominale voorziening af te dekken (en maximaal 100%). Voor de afdekking van het renterisico is een mandaat afgegeven aan de Vermogensbeheerder, die de afdekking uitvoert door middel van een combinatie van interest rate swaps, interest rate swaptions en langlopende obligaties. In de kwartaalbesprekingen van de IAB wordt op basis van een PV01-analyse van Willis Towers Watson de rente-afdekking gemonitored en besproken. De volgende afdekking per bucket is voor 2015 afgesproken: 5 jaars bucket 80%, 10 jaars bucket 80%, 20 jaars bucket 120%, 30 jaars bucket 80%, 40 jaars bucket 80%, 50 jaars bucket 50%. De vermogensbeheerder mag per bucket 10% afwijken. Deze afwijking dient echter wel in de kwartaaloverzichten duidelijk zichtbaar te zijn, waarna in het overleg de strategische visie hierachter besproken dient te worden. Voor wat betreft het afdekkingspercentage van het renterisico is de toegestane bandbreedte 80% tot 100% en voor 2015 een streefniveau van 82% afdekking op basis van de dekkingsgraad. De Vermogensbeheerder zal binnen de afgesproken bandbreedtes, op basis van actuele marktinzichten en de afspraken die tijdens de kwartaalbijeenkomsten, of tussentijds overleg, met de beleggingscommissie worden gemaakt, het afdekkingspercentage bijstellen.
35
Onder- of overschrijding dient conform concernrichtlijnen direct gemeld te worden aan Group Risk en de Beleggingscommissie teneinde tussentijds de herbalancering te kunnen afspreken. Naast de afdekking van het renterisico voert het Bestuur ook een beleid waarin het risico van een (onverwachts) oplopende inflatie (deels) afgedekt kan worden voor de verplichtingen die betrekking hebben op de slapers en gepensioneerden. In 2012 heeft het Bestuur hiertoe een eerste stap gezet met de afdekking van de inflatie van 10% van de verplichtingen gerelateerd aan de inactieven. Er is na overleg in 2014 besloten deze afdekking niet te verhogen. Voor de effectieve afbakening binnen het mandaat zijn afspraken met de vermogensbeheerder gemaakt, die vastgelegd zijn in investment guidelines per beleggingscategorie. Wij sluiten deze investment guidelines ter completering bij. In de Investment Guidelines voor Government Bonds zijn voor de belegging in zogenaamde “supra nationals” en “agencies” de toegestane ondernemingen opgenomen. . Indien de beheerder buiten deze afspraken wil beleggen wordt hierover in de kwartaalbijeenkomst of indien noodzakelijk tussentijds overleg gepleegd met de Investment Advisory Board.
In 2014 is een ALM-studie uitgevoerd waarbij rekening is gehouden met de mogelijke gevolgen van een wetswijziging in verband met het nieuwe financiële toetsingskader. Deze ALM studie heeft niet tot aanpassingen van het overall strategische beleggingsbeleid geleid. De Investment Guidelines per asset categorie : -
Euro Fixed Income Government (incl. permitted issuers) Corporate Bonds Alternative Investment Pool Technical Asset Allocation IRS Overlay ILS Overlay
zijn onder bijlage 3) “beleggingsbeginselen” aan deze ABTN toegevoegd.
36
b.
Cyclus voor het beleggingsbeleid Het Bestuur van het Pensioenfonds zal in overleg met de sociale partners de risicohouding bepalen. Deze risicohouding komt voor de korte termijn tot uiting in een bandbreedte voor het vereist eigen vermogen. Voor de lange termijn komt de risicohouding tot uiting in de ondergrenzen zoals deze uit de haalbaarheidstoets volgen. Het fonds voert tenminste eenmaal per drie jaar, of zoveel vaker als het Bestuur van het Pensioenfonds dat wenselijk acht dan wel wordt verlangd door DNB, een ALM-studie uit. Met behulp van de ALM-studie worden strategische normgewichten bepaald voor de beleggingscategorieën, het normniveau voor risicoafdekking alsmede een integraal risicobudget op balansniveau. Het uit de ALM-studie resulterende beleid wordt vervolgens in een haalbaarheidstoets doorgerekend om te toetsen of het beleid binnen de vastgestelde risicohouding past. Het uit de ALM-studie resulterende beleid wordt vervolgens verder uitgewerkt en vastgelegd in een beleggingsplan. Het Bestuur stelt minimaal eens per drie jaar een nieuw beleggingsplan vast waarin het lange termijn strategisch beleggingsbeleid is uitgewerkt voor de korte termijn.
c.
Opzet en uitvoering vermogensbeheeractiviteiten 1. Organisatie vermogensbeheer Het Bestuur van het Pensioenfonds is verantwoordelijk voor het strategische beleggingsbeleid. Onder het strategische beleggingsbeleid wordt verstaan de vaststelling van het doel en de stijl van het beleggingsbeleid, de strategische beleggingsportefeuille en bandbreedtes, de benchmarks en de selectie en aanstelling van de Vermogensbeheerder(s). Het Bestuur kiest uit haar midden de beleggingscommissie. De beleggingscommissie bestaat met ingang van oktober 2012 uit de volgende personen: de heer L.P.A. Vermin, de heer V.R.K. Ragoebarsing en de heer C.W. van Reenen. De beleggingscommissie stelt het Bestuur voor beslissingen te nemen betreffende beleggingen. De voorstellen van de beleggingscommissie hebben een adviserend karakter. Het Bestuur autoriseert de voorstellen van de beleggingscommissie. Daarnaast is er het Investment Advisory Board (‘IAB’) dat bestaat uit de beleggingscommissie, aangevuld met een aantal externe deskundigen. Het IAB bestaat uit de volgende personen: - de heer L.P.A. Vermin (beleggingscommissie Pensioenfonds) - de heer C.W. van Reenen (beleggingscommissie Pensioenfonds) - de heer V.R.K. Raghoebarsing (beleggingscommissie Pensioenfonds) - mevrouw E.M. Mulder-Mosman (governance en risk commissie Pensioenfonds) - de heer L. Bjurström (Deutsche Asset & Wealth Management) - de heer M. Thiesen (Deutsche Asset & Wealth Management) - de heer M. Iglesias del Sol (Senior Investment Consultant Willis Towers Watson) De IAB vergadert viermaal per jaar over o.a. de resultaten van de beleggingen versus de benchmark, mogelijke afwijkingen t.o.v. het door Bestuursondersteuning opgestelde 37
control framework,, economische prognoses en evaluatie en mogelijke bijsturing van de beleggingen. Het Bestuur heeft voor het vermogensbeheer een contract met een (externe) fiduciair Vermogensbeheerder afgesloten. Deze (externe) fiduciair Vermogensbeheerder is verantwoordelijk voor zijn interne controlemaatregelen gericht op de juistheid en volledigheid van de beleggingen en inkomsten daaruit (hier wordt gedoeld op functiescheiding tussen front en back office). De bestuursondersteunende afdeling van het Pensioenfonds stelt de juistheid en volledigheid van de transacties van de rapportages van de fiduciair Vermogensbeheerder vast op basis van een zogenaamd “control framework”, aan de hand van de overzichten van de Vermogensbeheerder opgesteld op basis van gegevens van de depotbank en de controleberekening van de adviserende actuaris voor de rente-afdekking. De financiële administratie van het Pensioenfonds wordt verzorgd door pensioenuitvoerder Syntrus Achmea, registreert de financiële gegevens in de financiële administratie, stelt één keer per maand een overzicht van het vermogen op en voert interne controle maatregelen uit. Deze interne controle maatregelen zijn gericht op de juistheid en volledigheid van de financiële administratie. De bestuursondersteunende afdeling van het Pensioenfonds controleert het proces met behulp van het door het Bestuur goedgekeurde Control Framework. De (externe) fiduciair Vermogensbeheerder doet iedere kwartaal verslag aan de beleggingscommissie over het gevoerde beleggingsbeleid. Hiertoe zijn kwartaal bijeenkomsten vastgesteld waarbij de fiduciair Vermogensbeheerder overlegt met de beleggingscommissie in de IAB. Ook hier geldt dat het proces gecontroleerd wordt op basis van van het door het Bestuur goedgekeurde Control Framework. 2. Structuur vermogensbeheer Het Bestuur heeft de externe fiduciair Vermogensbeheerder opdracht gegeven om binnen de in dit beleggingsplan opgestelde doelstellingen en restricties het tactische en operationele beleggingsbeleid uit te voeren. De bewaarneming van effecten vindt plaats bij externe Custodians.
38
d.
Vaststellen beleggingsbeleid De beleggingscommissie volgt de volgende procedure waarmee het beleggingsbeleid wordt vastgesteld en geëvalueerd: Voor de uitvoering van de beleggingen wordt rekening gehouden met de “investment beliefs” en de hoofddoelstelling van het pensioenfonds. Het Pensioenfonds belegt op verantwoorde en prudente wijze, waarbij rekening gehouden wordt met de mensenrechten, het milieu, klimaat en sociale aspecten. Stap 1 Analyse van de verplichtingen met de beleggingen Wanneer hiertoe aanleiding bestaat voert een deskundige op verzoek van het Bestuur een Asset Liability Management (ALM) studie uit. Stap 2 Vaststellen strategische beleggingsmix De beleggingscommissie stelt het Bestuur de strategische beleggingsmix voor. Het voorstel betreft welk gedeelte van het belegd vermogen in vastrentende waarden en in zakelijke waarden wordt belegd. Tevens stelt de beleggingscommissie het Bestuur strategische beslissingen voor inzake: Actief en passief beleggen. Bandbreedtes tussen de beleggingscategorieën. Gebalanceerd- of gespecialiseerd mandaat. Het Bestuur neemt uiteindelijk een beslissing in een bestuursvergadering en benoemt de Vermogensbeheerder(s). Stap 3 Vaststellen tactische beleggingsmix De beleggingscommissie laat de keuze van de tactische beleggingsmix, binnen de randvoorwaarden zoals genoemd onder e), over aan de fiduciaire Vermogensbeheerder. Stap 4 Operationele Beleggingen De beleggingscommissie laat de keuze voor specifieke aandelen en/of obligaties over aan de fiduciaire Vermogensbeheerder. De fiduciaire Vermogensbeheerder mag desgewenst gebruik maken van gepoolde oplossingen. Stap 5 Performance analyse De fiduciaire Vermogensbeheerder rapporteert ieder kwartaal aan de beleggingscommissie, middels bijeenkomsten, over de ontwikkelingen binnen de beleggingsportefeuille. Hiernaast stelt de financiële administratie minimaal één keer per maand een overzicht op van de samenstelling van het vermogen. De financiële administratie en minimaal één lid van de beleggingscommissie heeft toegang tot de website van de Vermogensbeheerder waarbij dagelijks de stand van zaken met betrekking tot de beleggingen kan worden gevolgd.
39
Stap 6 Evaluatie van het beleggingsbeleid De beleggingscommissie en de bestuursondersteunende afdeling fungeren als countervailing power ten opzichte van de fiduciaire vermogensbeheerder op een continue basis door monitoring en kritische analyse van het beleid van de fiduciaire vermogensbeheerder. Elk kwartaal evalueert de beleggingscommissie het beleggingsbeleid in een bijeenkomst met de fiduciair beheerder, dit wordt vastgelegd in een verslag. Jaarlijks evalueert de beleggingscommissie het beleggingsbeleid in het jaarverslag. Indien nodig doet zij voorstellen om het beleggingsbeleid bij te sturen. Indien het Bestuur wijzigingen in het beleggingsbeleid effectueert, past zij het beleggingsplan aan. e.
Wijze van risicometing en –beheersing De risicobeheersing is vormgegeven door de onderstaande randvoorwaarden. De Vermogensbeheerder dient deze restricties te respecteren. Door middel van rapportages door de fiduciair Vermogensbeheerder, door DB Group Risk, Willis Towers Watson en door de Custodian wordt de naleving van deze voorwaarden gecontroleerd door de beleggingscommissie. 1. Randvoorwaarden gehele portefeuille Valutabelangen Euro Niet-Euro
Strategische mix 100% 0%
Totaal
Minimum 95% 0%
Maximum 100% 5%
100%
De ex-ante tracking error voor de portefeuille ten opzichte van de waardeontwikkeling van de verplichtingen is vastgesteld voor 2014 op maximaal 4,8% van het totale belegde vermogen ten opzichte van de verplichtingen. De strategische afdekking van het renterisico bedraagt 80% en wordt berekend ten opzichte van de dekkingsgraad op basis van de marktrente en bedraagt tenminste 80% en maximaal 100%. Zodra de afdekking (berekend ten opzichte van de dekkingsgraad op basis van de Ultimate Forward Rate) een niveau van 110% bereikt, zal tussentijds overleg in de Investment Advisory Board plaatsvinden, ter voorkoming van een afdekking (berekend ten opzichte van de dekkingsgraad op basis van de marktrente) van meer dan 100%. Doel van deze methode is het stabiliseren van de dekkingsgraad en niet de balanspositie (algemene reserve in euro’s). De overige uitgangspunten voor beleid van Fonds zijn als volgt gedefineerd: - Afdekking van tenminste 80% is verdeeld over verschillende looptijden (uitwerking zie paragraaf 6.3.a.2). - De verplichtingen wordt verdisconteerd op basis van de rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door DNB. - Tactische afwijkingen kunnen uitsluitend in de Tactical Asset Allocation portfolio uitgevoerd worden. 40
Voor de renteafdekking mag gebruik worden gemaakt van lang lopende staats- en bedrijfsobligaties, interest rate swaps en swaptions. De monitoring en evaluatie worden op kwartaalbasis door de actuaris opgesteld en door de Investment Committee uitgevoerd. In deze rapportage zijn de volgende elementen vastgelegd: - Kasstromen van de nominale verplichtingen per kwartaal - Verloop rentecurven (Swap vs UFR) - Renterisico onderverdeeld in looptijden op basis van de swapcurve en UFR inclusief PV01 TV, PV01 Assets, netto PV01 en afdekkingspercentage per looptijd - Stress scenario’s bij verandering renteafdekking op basis van de swapcurve en UFR inclusief historische ontwikkelingen van de curven Daarnaast wordt door de fiduciaire vermogensbeheerder DeAWM een gedetailleerde kwartaal rapportage waarin het tegenpartijrisico, marktontwikkelingen, verandering in credit spread en een waardering per onderliggende swap of swaption geleverd. Bij afwijking van het beleid op basis van de controle van actuaris en het door de bestuursondersteunende afdeling opgesteld Control Framework vindt per kwartaal een uitleg plaats waarna indien noodzakelijk een herbalancering conform de aanbevelingen van de beleggingscommissie met de fiduciair beheerder uitgevoerd wordt. Randvoorwaarden vastrentende waarden Voor de obligatieportefeuille wordt voor de staatsobligaties met AAA-rating een ‘passieve’ beleggingsstrategie gehanteerd. Voor de overige obligaties wordt een actieve beleggingsstrategie gevoerd, hetgeen betekent dat actief op marktontwikkelingen wordt ingespeeld binnen de hieronder geformuleerde randvoorwaarden. Hierbij dient altijd rekening te worden gehouden met voldoende diversificatie in de portefeuille. Debiteurenrisico Met de categorie van obligaties ‘staatsobligaties” bedoelen we de obligaties die door soevereine landen uitgegeven of gegarandeerd worden, of door hun publiekrechtelijke organen, of door supranationale instellingen en organisaties met een gemeenschappelijk, regionaal of mondiaal karakter. In de zomer van 2010 heeft het Pensioenfonds besloten haar beleggingen in de EMUlidstaten zonder een AAA rating te verkopen en de staatsobligaties als volgt te alloceren: 70% EMU lidstaten met AAA-rating (via passief beheer) 10% Landen met een gezonde financiële positie en rijk aan grondstoffen (Australie, Canada, Noorwegen, Nieuw Zeeland) 20% Opkomende landen Voor alle obligaties in de portefeuille met uitzondering van bovengenoemde “staatsobligaties met een AAA rating in de EMU lidstaten”, geldt dat zij in ieder geval over een rating BBB- van de bekende rating bureau’s dienen te beschikken, t.w. Fitch, 41
Moody’s en Standard & Poor. Voor de bepaling van de rating wordt bij verschillen tussen de beoordeling door drie agencies de “best rating approach” van de drie agencies genomen.
Benchmarks De staatsleningen in portefeuille hebben een samengestelde benchmark: 70% iBoxx Euro Sovereign & sub triple A 10+ 4% Barclays Global Treasury 1-5 yr Australia,unhedged 4% Global Treasury 1-5yr Canada, unhedged 1% Global Treasury 1-5yr New Zealand, unhedged 1% Global Treasury 1-5yr Norway, unhedged 20% Global Aggregate EM Sov in USD, hedged in EUR De categorie bedrijfsobligaties betreft Euro corporate investment grade obligaties, waarbij Portugal, Ierland, Italy, Griekenland en Spanje zijn uitgesloten evenals Deutsche Bank zelf. De minimale lange termijn rating is BBB-. Volume per emittent mag 5 % niet overschrijden. De bedrijfsobligaties hebben als benchmark de Bank of America / Merrill Lynch, Euro Non-Periphery Non-Financial Index. Voor de USD IG bedrijfsobligaties geldt als Benchmark : Barclays Global AGG Corporates GBP USD 9-jaars plus (hedged in Euro). Beleggingsfondsen De fiducair vermogensbeheerder mag in beleggingsfondsen beleggen. Op verzoek van het fonds heeft de fiduciair vermogensbeheerder bevestigd dat zij voor het beleggen in fondsen een “best in class” procedure heeft ingesteld. In het kader van de transparantie zullen bij de desbetreffende beleggingsfondsen door de vermogensbeheerder de afspraken m.b.t. de commissie vermeld worden. Voor het beleggen in aandelenfondsen wordt verwezen naar paragraaf 3. Randvoorwaarden aandelen. Securities lending Er wordt geen gebruik gemaakt van securities lending. Deze mogelijkheid is ook niet opgenomen in het beleggingsmandaat en in de investment guidelines.
3. Randvoorwaarden aandelen Overeengekomen is dat de vermogensbeheerders voor 95% zullen beleggen in aandelen volgens een beta plus passief management de CROCI MSCI World, exclusief financiële instellingen en 5% in een EME tracker (ETF). Hoewel de opzet van het CROCI Fund passief is zal de implementatie plaatsvinden volgens het “equity valuation process” van CROCI (Cash Return on Capital Invested), hierdoor zullen de onderliggende aandelen in de positie van het Pensioenfonds vermeld zijn. Op basis van een globale beoordeling van het CROCI fonds door de beleggingsadviseur van Willis Towers Watson lijkt het beleggen in dit aandelenfonds niet op gespannen voet 42
te staan met de zogenaamde “prudent person” regels, onder andere omdat er voldoende diversificatie in de beleggingen aanwezig is. Conform artikel 135 van de pensioenwet en artikel 27 van de Code Pensioenfondsen, houdt het Pensioenfonds bij het investeringsbeleid rekening met het milieu, klimaat, mensenrechten. Onze fiduciair vermogensbeheerder DEAWM beschrijft in haar “Directives for Portfolio Management” dat naast de financiële analyses voor de investeringen ook ethische en niet financiële aspecten worden meegewogen. Dit beleid is conform de United Nations Principles for Responsible Investment (UN PRI) 2008. Er wordt bijzonder naar de sociale aspecten als mensenrechten, kinderarbeid, nondiscriminatie policies, veiligheid gekeken. Daarnaast tellen ecologische aspecten, zoals het conserveren van flora en fauna, protectie van natuur, atmosfeer en water, klimaatverandering mee als een onderdeel van de analyses voor onze investeringsbeslissingen. Voorts mag niet direct worden belegd in aandelen uitgegeven door de werkgever. Debiteurenrisico Alle aandelen dienen te zijn genoteerd aan algemeen erkende beurzen. Benchmark De benchmark voor de aandelenportefeuille is de MSCI World (NDR) index hedged naar euro’s. Concentratierisico Per individueel fonds kan maximaal 20% belegd worden. In DWS fondsen kan voor maximaal 25% van het belegd vermogen in aandelen belegd worden. Uitzondering hierop is de belegging in aandelen volgens de passieve CROCI (Cash return on Capital Invested) methodiek waarbij de onderliggende aandelen in onze positie vermeld zijn. 4. Randvoorwaarden liquide middelen Onder liquide middelen wordt verstaan: deposito’s, geldmarktfondsen, ontvangen onderpand in liquide vorm en kasgeld in Euro’s. Met betrekking tot de liquiditeiten gelden de volgende bepalingen. Het opnemen van kasgeldleningen is toegestaan bij de voorfinanciering van beleggingen en/of het overbruggen van tijdelijke tekorten. Geldmarktfondsen dienen ten minste een A- of hogere rating te hebben. 5. Randvoorwaarden derivaten Derivaten vormen als afgeleide beleggingsinstrumenten geen aparte beleggingscategorie. De Vermogensbeheerder mag slechts van derivaten gebruik maken om: de risicograad van de beleggingsportefeuille te verlagen; tactische wijzigingen in de portefeuille op een efficiënte wijze tot stand te brengen; op defensieve wijze valutarisico’s af te dekken door middel van valutatermijntransacties. op defensieve wijze renterisico’s af te dekken door middel van interest swaps 43
op defensieve wijze de inflatie af te dekken door middel van inflation linked swaps
Het gebruik van derivaten is beperkt tot het kopen van put-opties, het gedekt schrijven van call-opties, het gebruik van swaps, swaptions en het aan- en verkopen van futures. Het gebruik van derivaten op enige andere wijze is slechts toegestaan na overleg met en goedkeuring van het Bestuur van het Pensioenfonds. De totale portefeuille inclusief derivatenposities dient te allen tijde binnen de vermelde randvoorwaarden te blijven. De tegenpartijen waarmee derivaten gehandeld worden, dienen tenminste een A- rating of hoger te hebben. Als af te geven onderpand voor de derivaten maakt het fonds gebruik van staatsobligaties EUR AAA voor de “initial margin”. Voor de “variation margin” is cash collateral vereist. Van tegenpartijen ontvangt het Pensioenfonds cash collateral. Met ingang van 2016 zal naar verwachting de collateral positie door invoering van central clearing wijzigen. 6. Randvoorwaarden valuta’s Valutatransacties die geen betrekking hebben op onderliggende waarden zijn toegestaan, rekening houdend met de in paragraaf 6.3.e.1 genoemde randvoorwaarden. De Vermogensbeheerder heeft de ruimte om naar eigen inzicht binnen de maximaal toegestane ongedekte valuta posities in te nemen. Het strategische beleid van het Pensioenfonds staat toe om maximaal 5% ongedekte vreemde valuta posities (ten opzichte van het totale belegde vermogen) in te nemen. 7. Randvoorwaarden alternatieve beleggingen (AI Pool) Voor de alternatieve beleggingen wordt een actieve beleggingsstrategie gevoerd, waarbij rekening gehouden dient te worden met voldoende diversificatie in de portefeuille. Het betreft: 33% fondsen in “commodities”, 33% fondsen in “real estate” en 33% “infrastructuur”- fondsen, die alle beursgenoteerd dienen te zijn. Benchmark: “Commodity fondsen”: DBLCI-OY Balanced TRAC Hedged EUR (roll optimised index) Real Estate fondsen: FTSE EPRA/NAREIT Developed Dividend+ Net Total Return Index EUR Infrastructure fondsen: S&P Global Infrastructure Net TR Euro f.
Resultaatsevaluatie De fiduciair Vermogensbeheerder dient zorg te dragen voor een volledige administratie van de beleggingsportefeuille en alle daarop betrekking hebbende transacties. Minimaal per kwartaal dienen de volgende zaken te worden vastgelegd. Voor elke beleggingscategorie en de totale portefeuille: portefeuille overzichten in marktwaarden begin en einde periode op transactiebasis inclusief lopende rente in euro; aan- en verkopen op transactiebasis in euro; waarde vermogenswinst of –verlies in euro; fonds- en benchmarkrendement in procenten; 44
overzicht van valuta-, rating-, duration-, regio-, sectoren-, en looptijdverdeling voor totale vastrentende portefeuille en vastrentende benchmark; overzicht van valuta-, en regioverdeling voor de totale aandelenportefeuille en aandelen benchmark;
Voor totale portefeuille: toelichting op het gevoerde beleggingsbeleid; verwachtingen voor de komende periode; management rapport; (cash) collateral overzicht; analyse interest afdekking (controle door Willis Towers Watson) overzicht beheerkosten (inclusief transactiekosten) tracking error Elk kwartaal worden bovenstaande zaken getoetst en beoordeeld conform het Control Framework, waarbij de nadruk ligt op de performance van de beleggingscategorieën tegen de vastgestelde benchmarks, nakomen van de door het Bestuur goedgekeurde investement guidelines en de door de Vermogensbeheerder aangeleverde risicoattributie. In een kwartaalbijeenkomst met de vermogensbeheerder worden afwijkingen door de beleggingscommissie gemeld. Op basis van een kritische beoordeling kan de bijdrage van diverse beleidsbeslissingen aan de performanceverschillen met de benchmark worden toegewezen en kan deze informatie worden gebruikt bij toekomstige beleidsbeslissingen. g.
Waarderingsgrondslagen Alle beleggingen worden tegen marktwaarde gewaardeerd.
h.
Prudent person Bij de vaststelling van het beleggingsbeleid, de invulling van het beleid en de naleving van het vastgelegde risicokader, handelt het bestuur in overeenstemming met de prudent person regel, conform artikel 135 van de Pensioenwet en de artikelen 13 en 13a van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen. Deze artikelen bevatten regels, die het pensioenfonds in acht neemt en die jaarlijks door de certificerend actuaris worden beoordeeld. Deze regels zijn als volgt: 1. De waarden worden belegd in het belang van de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden. Het pensioenfonds stelt voor de langere termijn een strategisch beleggingsbeleid vast dat aansluit op de doelstellingen en beleidsuitgangspunten, waaronder de risicohouding, van het fonds en is gebaseerd op gedegen onderzoek. 2. De waarden worden op zodanige wijze belegd dat de veiligheid, de kwaliteit, de liquiditeit en het rendement van de portefeuille als geheel zijn gewaarborgd. 3. Waarden die ter dekking van de technische voorzieningen worden aangehouden, worden belegd op een wijze die strookt met de aard en de duur van de verwachte toekomstige pensioenuitkeringen.
45
4. De waarden worden hoofdzakelijk op gereglementeerde markten belegd. Beleggingen in niet tot de handel op een gereglementeerde financiële markt toegelaten waarden worden tot een prudent niveau beperkt. 5. Beleggingen in derivaten zijn toegestaan voor zover deze bijdragen aan een vermindering van het risicoprofiel of een doeltreffend portefeuillebeheer vergemakkelijken. Het fonds vermijdt een bovenmatig risico met betrekking tot een en dezelfde tegenpartij en tot andere derivatenverrichtingen. 6. De waarden worden naar behoren gediversifieerd zodat een bovenmatige afhankelijkheid van of vertrouwen in bepaalde waarden, of een bepaalde emittent van waarden of groep van ondernemingen en risicoaccumulatie in de portefeuille als geheel worden vermeden. Beleggingen in de bijdragende onderneming worden beperkt tot ten hoogste 5% van de portefeuille als geheel, en ingeval de bijdragende onderneming tot een groep behoort, worden beleggingen in de ondernemingen die tot dezelfde groep als de bijdragende onderneming behoren, beperkt tot ten hoogste 10% van de portefeuille. Wanneer een groep van ondernemingen aan het pensioenfonds premies betaalt, geschieden beleggingen in deze bijdragende ondernemingen prudent, waarbij rekening wordt gehouden met de noodzaak van een behoorlijke diversificatie. 7. De beleggingen worden gewaardeerd op basis van marktwaarde. Onder waardering op marktwaarde wordt verstaan: het bedrag waarvoor een actief kan worden verhandeld of een passief kan worden afgewikkeld tussen terzake goed geïnformeerde partijen, die tot een transactie bereid en onafhankelijk van elkaar zijn. De genoemde regels zijn door het pensioenfonds als volgt toegepast: Ad 1. In paragraaf 6.3.a.2 “Samenstelling strategische beleggingsportefeuille en tactische bandbreedtes” is uiteengezet hoe het strategisch beleggingsbeleid tot stand komt en dat dit door een ALM-analyse kwantitatief is onderbouwd. Binnen dit beleggingsbeleid wordt rekening gehouden met de vastgestelde risicohouding, zie hoofdstuk 10 “Doelstellingen, risicohouding en haalbaarheidstoets”. Ad 2. Het bestuur is verantwoordelijk voor het vaststellen van het strategische beleggingsbeleid en de vertaling daarvan in een mandaat per beleggingscategorie. Risicobeheer speelt daarbij een belangrijke rol. Voor de beleggingen zijn zowel op totaalniveau als per beleggingscategorie randvoorwaarden vastgelegd, zie paragraaf 6.3.e “Wijze van risicometing en –beheersing”. Door middel van rapportages wordt de naleving van deze voorwaarden gecontroleerd door de beleggingscommissie en het bestuur. De portefeuille bevat daarnaast voldoende liquiditeit: alle beleggingen zijn dagelijks liquide te maken. Ad 3. Op basis van de ALM-studie en de risicohouding is gekozen voor een afdekking van tenminste 80% van het renterisico van de pensioenverplichtingen. In paragraaf 6.3.a.2 is het beleid hieromtrent beschreven. Ad 4. De beleggingen worden volledig belegd op gereglementeerde markten. Er is bewust gekozen voor een opzet van de beleggingsportefeuille zonder illiquide beleggingscategorieën. Ad 5. In paragraaf 6.3.e.5 is het derivatenbeleid beschreven. Derivaten mogen uitsluitend worden ingezet ter reducering van het risico van de 46
beleggingsportefeuille ten opzichte van de verplichtingen, het verlagen van de risicograad van de beleggingsportefeuille, het op defensieve wijze (strategisch) afdekken van valutarisico’s en om tactische wijzigingen in de portefeuille op een efficiënte wijze tot stand te brengen. Voor wat betreft de tegenpartijrisico’s zijn afspraken gemaakt met de fiduciair Vermogensbeheerder. Deze afspraken zijn eveneens in paragraaf 6.3.e.5 beschreven. De risicorapportages geven inzicht in de actuele beheersing van deze risico’s. Ad 6. De beleggingen binnen de beleggingsfondsen volgen een breed gespreide index waarbij concentratie van risico’s is uitgesloten. Er wordt niet in de bijdragende onderneming belegd. Ad 7. Zoals beschreven in paragraaf 6.3.g kunnen alle beleggingen worden gewaardeerd op basis van een marktnotering.
47
6.4 a.
Toeslagbeleid Voorwaardelijke toezegging De mate van toeslagverlening wordt jaarlijks door het Bestuur vastgesteld en is afhankelijk van de financiële positie van het Pensioenfonds. Het Bestuur beslist jaarlijks in hoeverre de pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. Ten behoeve van deze voorwaardelijke toeslagverlening wordt geen bestemmingsreserve aangehouden. De toeslagen worden gefinancierd uit overrendement en uit financiële ruimte die ontstaat door aanvullende premies (de Tijdelijke en Structurele Toeslagruimtepremie) die in rekening worden gebracht. Deze premies worden niet direct aangewend voor toeslagen maar dragen wel bij aan de versterking van de vermogenspositie van het Pensioenfonds, zodat meer ruimte wordt gecreëerd voor het in de toekomst kunnen toekennen van toeslagen. Er bestaat geen recht op toeslagverlening. Met betrekking tot de mate van de feitelijke toekenning van toeslagen voor rekening van het Pensioenfonds wordt rekening gehouden met de uitgangspunten van het in 2015 ingevoerde financieel toetsingskader. Er zal alleen toeslagverlening plaats kunnen vinden voor zover deze toekomstbestendig is. Dat wil zeggen dat de financiële positie van het Pensioenfonds zodanig is dat het te verlenen toeslagpercentage ook naar verwachting in de toekomst verleend zal kunnen worden. Het Bestuur hanteert voor een besluit over de feitelijke toekenning de onderstaande beleidsstaffel als leidraad: Beleidsdekkingsgraad Lager dan 110% Tussen 110% en 125% Hoger dan 125%
Toeslagverlening (als percentage van de maatstaf)
0% Gedeeltelijk (voor zover ook in de toekomst te realiseren) 100% + eventuele inhaaltoeslagen en herstel van kortingen
De bovengrens wordt jaarlijks vastgesteld zodanig dat deze voldoet aan de eis van toekomstbestendigheid. Per 31 oktober 2015 bedraagt de bovengrens voor het Pensioenfonds 125%. Als peildatum voor het toeslagbesluit per 1 januari van enig boekjaar wordt uitgegaan van de beleidsdekkingsgraad (en de grens voor volledige toeslagverlening) per 31 oktober van het voorgaande boekjaar. Het Bestuur kan besluiten van deze leidraad af te wijken. Het Bestuur heeft reeds besloten dat geen toeslag zal worden verleend in geval dit op basis van de beleidsdekkingsgraad mogelijk is maar de dekkingsgraad op basis van de nominale marktrente tengevolge van deze toeslagverlening lager wordt dan 100% (in dat geval zal
48
dus worden afgeweken van de staffel). Feitelijke toekenning van toeslagen zal altijd eerst plaatsvinden na een daartoe door het Bestuur genomen besluit. Het (voorwaardelijke) toeslagbeleid is eveneens vastgelegd in het pensioenreglement. De Stichting dient een voorwaardelijkheidsverklaring op te nemen in de fondsdocumenten, pensioenopgaven en communicatiemiddelen indien en voorzover dat conform de Pensioenwet en lagere regelgeving is voorgeschreven. Het Bestuur houdt zich het recht voor om het toeslagbeleid volgens de bepalingen uit de statuten en het pensioenreglement aan te passen, zolang deze conform de pensioenwetgeving zijn. Toekomstige wijzigingen zijn verbindend voor alle deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden. b.
Streefniveau/maatstaf Het Pensioenfonds streeft er naar om de tijdens het deelnemerschap opgebouwde aanspraken van de actieve deelnemers en de premievrije en ingegane pensioenen jaarlijks per 1 januari (maximaal) te verhogen met de relatieve stijging van het (afgeleide) prijsindexcijfer (oktober – oktober).
c.
Verwachte realisatie streefniveau In 2009 heeft het Pensioenfonds afgesproken een defensiever beleggingsbeleid conform de global investement strategy van Deutsche Bank te volgen. Met de werkgever is daarom het volgende overeengekomen: Gewenste toeslagverwachting is 80%; Aanpassing beleggingsbeleid: 15% aandelen, 85% obligaties en een minimale renteafdekking van 80% ; In verband met de gederfde toekomstige overrente: o Jaarlijkse tijdelijke extra bijdrage van € 1.301.000 gedurende 15 jaar (alleen te betalen door Deutsche Bank AG); o Jaarlijkse structurele extra bijdrage van 4,7% van de pensioengrondslagsom voor nieuw op te bouwen pensioenrechten. Op basis van de in 2014 uitgevoerde ALM-studie is naar voren gekomen dat de toeslagverwachting volgens het basisscenario boven 80% ligt. Volgens het toezichtsscenario ligt dit rond 70%. Het Bestuur van het Pensioenfonds zal jaarlijks een haalbaarheidstoets laten uitvoeren, om de waarschijnlijkheid van het toeslagenpotentieel vast te stellen.
49
7.
Financiële sturingsmiddelen In dit hoofdstuk worden de financiële sturingsmiddelen kort uiteengezet.
7.1 Premiebeleid Uit paragraaf 6.2 blijkt dat de premie afhankelijk is van de beleidsdekkingsgraad van het Pensioenfonds. Op die wijze is een automatische sturing in het premiebeleid ingebouwd. In paragraaf 6.2 is aangegeven in welke gevallen de daadwerkelijke financiële positie zal leiden tot een verhoging, dan wel een verlaging van de premie. Het Bestuur van het Pensioenfonds behoud zich het recht voor om, indien de economische omstandigheden dat vragen, de premie afwijkend vast te stellen.
7.2 Beleggingsbeleid Uit paragraaf 6.3 blijkt dat het strategisch beleggingsbeleid door middel van een ALMstudie wordt afgestemd op de verplichtingen van het Pensioenfonds. Door het strategisch beleggingsbeleid om de drie jaren te herijken aan de hand van een nieuwe ALM-studie, kan er worden ingespeeld op wijzigingen in het risicoprofiel van de pensioentoezeggingen, in de risicoperceptie van het Bestuur van het Pensioenfonds.
7.3 Toeslagbeleid Uit paragraaf 6.4 blijkt dat de aanpassing van de pensioenaanspraken voor actieve deelnemers, de premievrije aanspraken en de ingegane pensioenen door middel van een toeslagverlening voorwaardelijk is. Het Bestuur is bevoegd de toeslagverlening te verminderen, zonodig tot nul, indien de financiële positie van het Pensioenfonds daartoe noodzaakt.
7.4 Herstelplan Het Pensioenfonds is bij De Nederlandsche Bank geregistreerd als een Pensioenfonds zonder herstelplan.
50
8.
Korting pensioenaanspraken en -rechten
8.1 Korting van aanspraken Het Pensioenfonds kan de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten uitsluitend verminderen indien: a. het Pensioenfonds gezien de beleidsdekkingsgraad niet voldoet aan de eisen ten aanzien van het minimaal vereist eigen vermogen of de eisen ten aanzien van het vereist eigen vermogen; b. het Pensioenfonds niet in staat is binnen een redelijke termijn te voldoen aan de eisen ten aanzien van het minimaal vereist eigen vermogen of het vereist eigen vermogen zonder dat de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of de werkgever(s) onevenredig worden geschaad; en c. alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet in het herstelplan. Deze situatie kan zich voordoen indien:
Uit het herstelplan blijkt dat met inzet van overige financiële sturingsmiddelen herstel tot aan het niveau van het vereist eigen vermogen binnen de wettelijke termijnen niet mogelijk is. Vermindering van aanspraken zal dan in principe gespreid over de duur van het herstelplan plaatsvinden (tijdsevenredig). Alleen de korting in het eerste jaar zal onvoorwaardelijk worden toegepast. Eventuele kortingen in latere jaren zullen alleen worden toegepast indien en voor zover dit noodzakelijk blijkt bij het in dat jaar op te stellen herstelplan; Indien de beleidsdekkingsgraad op vijf achtereenvolgende (jaarlijkse) evaluatiemomenten lager is dan de de minimaal vereiste dekkingsgraad en tevens de actuele dekkingsgraad op dat moment lager is dan de minimaal vereiste dekkingsgraad. Het fonds zal in dat geval genoodzaakt zijn de tekortsituatie per direct op te heffen door het korten van de opgebouwde aanspraken en rechten. Deze korting is onvoorwaardelijk en zal in beginsel ineens worden toegepast, tenzij het Bestuur wegens omstandigheden (en met inachtnreming van evenwichtige belangenbehartiging) besluit de onvoorwaardelijke korting toch te spreiden.
Indien wordt overgegaan tot een korting wordt een uniform kortingspercentage (voor actieve en inactieve deelnemers) als uitgangspunt genomen. Mocht dit op basis van evenwichtige belangenafweging tot onevenredige nadelen voor bepaalde groepen leiden, op basis van het feit dat bijvoorbeeld eerder genomen maatregelen een bepaalde groep negatiever beinvloeden dan een andere groep, kan het Bestuur hiervan afwijken.
51
Het Pensioenfonds informeert de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgever(s) schriftelijk over het besluit tot vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten. De vermindering kan op zijn vroegst een maand na de in de vorige volzin bedoelde informatieverstrekking worden gerealiseerd.
8.2 Herstel van gekorte aanspraken en gemiste toeslagverlening Toegepaste kortingen en gemiste toeslagen worden niet individueel bijgehouden, maar kunnen in de toekomst – voor zover mogelijk – collectief worden hersteld (zonder terug te kijken naar het verleden) indien de beleidsdekkingsgraad voldoet aan de eisen van het vereist eigen vermogen en tevens hoger is dan de bovengrens van de beleidsstaffel voor het toeslagbeleid (zie 6.4a). In dat geval zal – conform het wettelijke maximum - een vijfde van het deel boven de bovengrens uit de staffel gebruikt worden voor reparatie van toegepaste kortingen en/of gemiste toeslagen. De reparatie van toegepaste kortingen (of gemiste toeslagen) zal op basis van de beschikbare middelen zoals hiervoor genoemd pro rata parte op het cumulatieve bedrag van alle toegepaste kortingen (of gemiste toeslagen) uitgevoerd worden. Voor de volgorde van herstel van gekorte pensioenaanspraken en gemiste toeslagen zullen eerst kortingen op de pensioenaanspraken gerepareerd worden en vervolgens eventueel gemiste toeslagen. Het hierboven omschreven beleid kan te allen tijde door het Bestuur voor alle deelnemers en gewezen deelnemers en pensioengerechtigden worden aangepast.
52
9.
Risicomanagement Het Bestuur is verantwoordelijk voor de inrichting en goede werking van het interne risicobeheersings- en controlesysteem ten behoeve van alle risico’s waaraan het Pensioenfonds zich ziet blootgesteld. Stichting Pensioenfonds Deutsche Bank Nederland heeft in november 2009 een risicoanalyse laten uitvoeren door Willis Towers Watson, gebaseerd op de Financiële Instellingen Risicoanalyse Methode (FIRM) van DNB. Op basis van deze integrale risico analyse methode en de handreiking integraal risicomanagement van de Pensioenfederatie heeft het Bestuur in 2013 besloten het integraal risico management vorm te geven in een Risico Dashboard dat op kwartaalbasis voor de bestuursvergadering geagendeerd wordt en een overzicht geeft van de financiële en niet financiële risico’s van het Pensioenfonds gebaseerd op FIRM van DNB. In paragraaf 9.1 wordt een samenvatting gegeven van de inrichting van het risicomanagement van het Pensioenfonds.
9.1 Inrichting risicomanagement Integraal risicomanagement wordt geïmplementeerd bij het Pensioenfonds door middel van onderstaande risicomanagementcyclus. Doelstellingen en risicoprofiel Bijstellen Identificatie risico’s
Monitoring
Beoordeling risico’s beheersing
Implementatie Risicomatrix Beleid
53
1. Bepaling doelstellingen en risicoprofiel Doelstellingen De doelstellingen van het risicomanagement van het Pensioenfonds zijn: Vaststellen van de norm en tolerantiegrens/limiet; Het kunnen beheersen van de risico’s; Verantwoording af kunnen leggen over het gevoerde beleid; Voldoen aan de eisen vanuit wet- en regelgeving. Risicoprofiel Door het vaststellen van normen en limieten wordt een risicoprofiel gevormd. Het beleid met betrekking tot het risicomanagement kan op dit risicoprofiel gebaseerd worden. 2. Identificatie risico’s In november 2009 heeft het Pensioenfonds een eerste risico-analyse uitgevoerd met behulp van een externe adviseur. Het Pensioenfonds heeft destijds 10 risico’s geïdentificeerd. In paragraaf 9.2 staan deze risico’s beschreven. Om nieuwe risico’s, dan wel veranderingen in bestaande risico’s sneller te kunnen identificeren, zal het Pensioenfonds eens per 3 jaar een risico-analyse uitvoeren met behulp van een externe partij. 3. Beoordeling risico’s en beheersing Bij de beoordeling van de risico’s en de beheersing wordt een inschatting gemaakt van de kans van optreden en impact bij optreden van een bepaalde gebeurtenis. Daarnaast wordt er gekeken naar de beheersmaatregelen die geïmplementeerd zijn om het risico te beheersen. Wanneer de risico’s en hun beheersing beoordeeld zijn, kan er gekeken worden of er ingegrepen moet worden. In 2013 is deze analyse uitgevoerd met Willis Towers Watson in verschillende sessies ter voorbereiding op het Risico Dashboard dat m.i.v. 2014 in gebruik is. Dit Dashboard toont een actuele analyse van matching-/markt/krediet-/verzekeringstechnisch/omgevings/uitbestedings/integriteits- risico en het juridisch risico. Sinds 2014 wordt dit dashboard per kwartaal door het Bestuur besproken. 4. Prioriteitstelling Door de diverse risico’s naast elkaar te zetten is een integraal beeld verkregen. Doordat alle risico’s integraal in beeld zijn gebracht was het mogelijk een vergelijking te maken tussen de verschillende risico’s en hun beheersing. 5. Beleidsbepaling Het Bestuur heeft een beleidsdocument risicomanagement opgesteld en omschreven in dit hoofdstuk van de ABTN waarin het beleid met betrekking tot het risicomanagement staat omschreven. Binnen dit beleidsdocument wordt tevens vastgelegd wie waarvoor verantwoordelijk is en hoe met bepaalde risico’s wordt omgegaan. In dit beleidsdocument risicomanagement wordt verwezen naar de door het Bestuur opgestelde Control 54
Frameworks ten aanzien van het vermogensbeheer en de administratie. Daarnaast is het beleid verwerkt in het risico dashboard. 6. Implementatie, organisatie en beheer Het integraal risicomanagement valt onder het domein van de door het Bestuur aangewezen Governance en Riskmanagement commissie (G&R commissie). Integraal risicomanagement is één van de aandachtsgebieden van deze commissie, zoals ook beschreven in hoofdstuk 1 van de ABTN. Deze commissie ziet erop toe dat de acties op een goede wijze uitgevoerd en gecoördineerd worden. Het Bestuur is eindverantwoordelijk voor de implementatie van het risicomanagementbeleid. 7. Monitoring organisatie en beheer Door te monitoren, houdt men in de gaten of de implementatie van het beleid op een goede wijze wordt uitgevoerd. Daarnaast wordt er gekeken of de risico’s en beheersmaatregelen wijzigen. Hierbij is sprake van een dynamisch proces. 8. Bijstellen beleid Zodra er significante veranderingen in de hoogte en beheersing van de risico’s waargenomen worden, wordt het beleid bijgesteld. Door het beleid tijdig bij te stellen, passen de beheersmaatregelen bij de hoogtes van de risico’s en kan indien nodig de prioriteitstelling aangepast worden.
55
9.2
Individuele risico’s
Voor het Pensioenfonds zijn in ieder geval de volgende risico’s van toepassing. Voor deze risico’s wordt op kwartaalbasis een risicodashboard opgesteld waarin gebruikt gemaakt wordt van waarschuwingssignalen en een trackingsysteem. Dit risicodashboard wordt in de bestuursvergadering op kwartaalsbasis behandeld. 9.2.1 Matchingrisico Matchingrisico is het risico als gevolg van niet gematcht zijn van passiva en activa (inclusief off-balanceposten) in termen van rentevoet, rentetypische looptijden, basisvaluta en gevoeligheid voor ontwikkeling in prijspeil. De hoogte van het matchingrisico wordt door het Bestuur als gemiddeld geschat. De beheersing wordt als sterk beoordeeld. Rente Het beleid is dat het renterisico voor tenminste 80% wordt afgedekt. Het werkelijke renteafdekkingspercentage wordt maandelijks achteraf gemonitord. Naar aanleiding van de invoering van de ultimate forward rate (UFR) door De Nederlandsche Bank heeft het Bestuur besloten voor het afdekken van de rente de marktrente te volgen, teneinde dekkingsgraad stabiel te houden. Een waarschuwingssignaal wordt ingebouwd indien de afdekking onder de Ultimate Forward Rate 110% bereikt heeft; op basis hiervan volgt overleg en mogelijke aanpassing. Monitoring De effectiviteit van de rentehedge wordt per kwartaal ex ante gemonitored op basis van een rapportage van Willis Towers Watson Valuta Er is een beleid vastgelegd met betrekking tot de afdekking van het valutarisico, als vastgelegd in paragraaf 6.3.d.1. Het afdekken van niet-Euro’s mag maximaal 5% bedragen. Binnen dit percentage wordt dit tot de normale taak van de Vermogensbeheerder gerekend en vormt onderdeel van het kwartaaloverleg binnen de IAB. Monitoring Het inzicht in het valautarisico wordt verkregen via de rapportages van de vermogensbeheerder. Inflatie Ten aanzien van het afdekken van inflatierisico is binnen de beleggingscommissie en het Bestuur besloten om een afdekking van 10% over de verplichtingen van de inactieven te realiseren. Voorts zal op basis van de marktontwikkelingen geanalyseerd worden of een verhoging tot 25% in de (middel) lange termijnposities van het Pensioenfonds noodzakelijk is.
56
Het toeslagbeleid is in paragraaf 6.4 vastgelegd. 9.2.2. Marktrisico Marktrisico is het risico als gevolg van het blootstaan aan wijzigingen in marktprijzen van verhandelbare financiële instrumenten binnen een (handels-)portefeuille. De hoogte van het marktrisico wordt door het Bestuur als relatief laag geschat. De beheersing wordt als sterk beoordeeld. Het Pensioenfonds voert een ‘actieve’ beleggingsstijl. Het beleid aangaande dit risico wordt vastgesteld door middel van het periodiek uitvoeren van een ALM-studie. De strategische beleggingsmix en de bandbreedtes hiervan worden zodanig vastgesteld dat er een verantwoorde afweging tussen premieniveau, kans op toeslagverlening en kans op onderdekking is. Er wordt onder andere gebruik gemaakt van een spreiding over de verschillende beleggingscategorieën. Zie hiervoor paragraaf 6.3. Monitoring In ieder geval één keer per kwartaal worden de belangrijkste marktontwikkelingen besproken tijdens de bijeenkomsten van de beleggingscommissie met de vermogensbeheerder in de I.A.B. Hierbij wordt de kwartaalrapportage van de vermogensbeheerder besproken, waarin een gedetailleerd overzicht is opgenomen van alle beleggingen en onder andere wordt ingegaan op de gebruikte benchmarkinformatie en de diverse derivatenposities (en de margin verplichtingen die hier tegenover staan). Tijdens deze bijeenkomsten worden de resultaten ten opzichte van de benchmark beoordeeld, waarbij resultaten onder de benchmark worden toegelicht door de vermogensbeheerder. Daarnaast toetst de beleggingscommissie of de allocatie van de beleggingen in lijn ligt met de afgesproken strategische beleggingsmix. Een nadere uitwerking van de monitoring is opgenomen in het ‘Control Framework Beleggingscommissie’, dat is opgenomen in bijlage 6 van de ABTN. 9.2.3. Kredietrisico Kredietrisico is het risico dat een tegenpartij contractueel of andere overeengekomen verplichtingen (waaronder verstrekte kredieten , leningen, vorderingen, ontvangen garanties) niet nakomt al dan niet als gevolg van het aan restricties onderhevig zijn van buitenlandse betalingen. De hoogte van het kredietrisico wordt door het Bestuur als laag geschat. De beheersing wordt als sterk beoordeeld. De minimale rating waaraan de vastrentende waarden dienen te voldoen is tenminste ‘investment grade’ bij aankoop. Monitoring De monitoring van het kredietrisico is onderdeel van de monitoring zoals beschreven in paragraaf 9.2.2. Daarnaast wordt bij de periodieke vaststelling van het vereist eigen vermogen inzicht verkregen in de hoogte en ontwikkelingen van het kredietrisico. 57
9.2.4. Concentratierisico Binnen het beleggingsbeleid zijn de strategische beleggingen zodanig vormgegeven dat er voldoende diversificatie is. Per individueel fonds kan maximaal 20% belegd worden. In DWS fondsen kan voor maximaal 25% van het belegd vermogen in aandelen belegd worden. Uitzondering hierop is de belegging in aandelen volgens de passieve CROCI (Cash return on Capital Invested) methodiek waarbij de onderliggende aandelen actief gemanaged worden en in de positie vermeld zijn. Voor de diversificatie van de portefeuille in het geheel wordt verwezen naar hoofdstuk 6.3a. (strategisch beleggingsbeleid). De certificerend actuaris toetst jaarlijks in het kader van de prudent person beoordeling of de beleggingen beleidsmatig voldoende zijn gespreid. Op basis van het voorgenoemde is het Bestuur van mening dat het concentratierisico wordt beheerst. 9.2.5 Verzekeringstechnisch risico Verzekeringstechnisch risico is het risico dat uitkeringen (nu dan wel in de toekomst) niet gefinancierd kunnen worden vanuit premie- en/of beleggingsinkomsten als gevolg van onjuiste en/of onvolledige (technische) aannames en grondslagen bij de ontwikkeling en premiestelling van het product. De hoogte van het verzekeringstechnisch risico wordt door het Bestuur als gemiddeld geschat. De beheersing wordt als sterk beoordeeld. Stichting Pensioenfonds Deutsche Bank Nederland hanteert een premie die bepaald is aan de hand van een premiestaffel en Toeslagruimtepremies. De premiestaffel kent vier input variabelen: de vereiste dekkingsgraad, de aanwezige dekkingsgraad, de premie van voorgaand boekjaar en de nominale kostendekkende premie. De premie is op basis van de premiestaffel maximaal 27%. Het premiebeleid is uitgebreid weergegeven in paragraaf 6.2. Het levenslang nabestaandenpensioen is 70% van het behaalbare ouderdomspensioen. Er wordt rekening gehouden met ervaringssterfte. De risico’s verband houdend met het vooroverlijden van de deelnemers zijn herverzekerd bij een Herverzekeraar op basis van individuele risicokapitalen met een eigen behoud ter grootte van € 100.000 per deelnemer, een obligo van € 3.000.000 per deelnemer. Monitoring De waarmerkend/certificerend actuaris is m.i.v. 2015 de heer J. Schilder (Willis Towers Watson). Jaarlijks doet de waarmerkend actuaris in een actuarieel rapport verslag van het technisch resultaat. Op basis hiervan monitort het Bestuur het verzekeringstechnisch risico.
58
9.2.6 Operationeel Risico Het operationeel risico is het risico leidend tot schade als gevolg van het falen van mensen, processen en systemen. Het algemene beleid van het Fonds is gericht op het vermijden van operationele risico’s. Gezien het feit dat de hoofdprocessen zijn uitbesteed heeft het Bestuur de nadruk gelegd op de beheersing van de risico’s op uitbesteding. Om deze risico’s te minimaliseren heeft het Bestuur derhalve binnen de Governance en Risk Commissie maatregelen getroffen in het kader van het uitbestedingsbeleid. Verwezen wordt tevens naar het beleid van het uitbesteden van administratie en vermogensbeheer dat in bijlage 4,6 en 7 is vastgelegd. Het beleid met betrekking tot operationeel risico v.w.b. processen en systemen is vastgelegd in ons contract en uitgebreide SLA met de administrateur waarop toezicht is in het kader van de jaarlijkse ISAE 3402. Daarnaast is een vendor management functie met controle processen ingesteld die wij hieronder in 9.2.7. hebben beschreven. Tenslotte is in het risico dashboard dat elk kwartaal binnen het Bestuur wordt besproken een overzicht volgens de FIRM analyse van de bank opgenomen. Op basis van het voorgenoemde is het Bestuur van mening dat het operationeel risico wordt beheerst. 9.2.7. Uitbestedingsrisico Uitbestedingrisico is het risico dat continuïteit, integriteit en/of kwaliteit van de aan derden (al dan niet binnen een groep, al dan niet aan de sponsor) uitbestede werkzaamheden dan wel door deze derden ter beschikking gestelde apparatuur en personeel wordt geschaad. Stichting Pensioenfonds Deutsche Bank Nederland heeft de werkzaamheden op het gebied van vermogensbeheer, bestuursondersteuning en administratie uitbesteed. Deze risico’s worden als volgt ingeschat: De hoogte van het uitbestedingsrisico vermogensbeheer wordt door het Bestuur als gemiddeld geschat. De beheersing wordt als sterk beoordeeld. De hoogte van het uitbestedingsrisico bestuursondersteuning wordt door het Bestuur als gemiddeld geschat. De beheersing wordt als sterk beoordeeld. De hoogte van het uitbestedingsrisico administratie wordt door het Bestuur als gemiddeld geschat. De beheersing wordt als sterk beoordeeld. Naar aanleiding van de uitgevoerde risico-analyse heeft het Bestuur aan bovenstaande risico’s prioriteit gegeven door onder andere het uitbestedingsbeleid nader uit te werken. De uitwerking van dit beleid is in deze paragraaf terug te vinden.
59
Uitbestedingsbeleid Het Bestuur van Stichting Pensioenfonds Deutsche Bank Nederland heeft, gezien de vereiste tijdsbesteding en vereiste expertise voor de diverse taken, besloten experts in te huren c.q. activiteiten uit te besteden die niet tot het dagelijks taakgebied van het Bestuur behoren. Het Bestuur blijft echter zonder enige uitzondering eindverantwoordelijk voor alle activiteiten van het Pensioenfonds, inclusief de uitbestede werkzaamheden waaronder o.a. het vermogensbeheer. Het Pensioenfonds heeft een contractenregister opgesteld waarin onder andere de looptijden, opzegtermijnen en andere details van de bestaande contracten zijn opgenomen. Selectie van derden vindt plaats aan de hand van eisen van DNB en objectieve criteria van het Pensioenfonds. Bij de keuze voor de uitvoerder wordt uitgegaan van de concern vendor management richtlijnen o.a. door toevoeging van een controle door de neutrale vendor management afdeling op het keuze proces. Bij een proces wordt gebruik gemaakt van selectie criteria, die kunnen verschillen afhankelijk van het onderwerp. Er dient tenminste rekening gehouden te worden met: een aantal “knock out criteria” zoals kennis van zaken (operational excellence), goed risk management en ISAE 3402 reporting, ervaring en turnover van staf ; daarnaast dient de kwaliteit de achtergrond van de organisatie en de track record in ogenschouw genomen te worden. Tenslotte worden SLA Management en innovatie in ogenschouw genomen. Het Bestuur heeft in verband met de uitbesteding een controle organisatie ingericht en besloten een “dedicated vendor manager” / “Pensioenfondsmanager” aan te stellen voor de dagelijkse controle op de uitbestede activiteiten zoals administratie (deelnemersadministratie, financiële administratie, en uitkeringsadministratie) en het vermogensbeheer op basis van zogenaamde Control Frameworks die zich baseren op de richtlijnen van de Deutsche Bank Group en de met de partijen afgesproken Service Level Agreements (SLA’s). Daarnaast is een ervaren Pensioenfonds bestuurder, werkzaam als secretaris van het Bestuur samen met de vendor manager verantwoordelijk voor de Bestuursondersteuning. Tevens heeft het Bestuur besloten commissies te vormen binnen het Bestuur met de hiertoe benodigde kennis en competenties die namens het Bestuur per kwartaal de controles op deze taken overzien en tijdens de bestuursvergadering per kwartaal verslag uitbrengen. Eventuele escalatie in geval van calamiteiten vindt op ad hoc basis direct plaats. In het kader van de uitbesteding van werkzaamheden door het Bestuur van het Pensioenfonds volgt in het vervolg van deze paragraaf een gedetailleerd overzicht van deze uitbestede werkzaamheden en de wijze waarop deze uitbesteding gecontroleerd wordt.
60
In de onderstaande tabel is aangegeven welke taken zijn uitbesteed aan welke partij en is aangegeven welke commissie van het Pensioenfonds, naast de dagelijkse controle en het dagelijks contact met de externe partij door vendor management/bestuursondersteuning, de controle en de communicatie hierbij uitvoert: Uitbestede taak
Partij
Commissie
(Fiduciair) vermogensbeheer en beleggingsadvies
Deutsche Asset & Wealth Management Willis Towers Watson
Beleggingscommissie/vertegenwoordiging G&R commissie
Administratie
Syntrus Achmea G&R commissie
Bestuursondersteuning
Deutsche Bank AG (vendor manager), i.s.m. secretaris Pensioenfonds
G&R commissie
Actuarieel en juridisch advies
Willis Towers Watson
G&R commissie Pensioencommissie Financiële commissie
Herverzekering
Delta Lloyd Deutsche Bank AG (corporate insurance)
G&R commissie Financiële commissie
In het vervolg van deze paragraaf wordt op de uitbestede taken nader ingegaan. (Fiduciair) vermogensbeheer en beleggingsadvies De beleggingen zijn in fiduciair beheer uitbesteed aan Deutsche Asset & Wealth Management (‘Vermogensbeheerder’), een onderdeel van Deutsche Bank AG, Frankfurt. De beleggingscommissie is binnen het Bestuur belast met de monitoring en vormgeving van het toezicht en legt hierover op kwartaalbasis verantwoording af aan het Bestuur. De controle vindt plaats op basis van een door het Bestuur goedgekeurd Control Framework dat gebaseerd is op concernrichtlijnen, strategisch beleggingsafspraken en de SLA. In dit Control Framework zijn bijvoorbeeld ook de afgesproken kaders opgenomen waar binnen de fiduciair beheerder zelfstandig beslissingen mag nemen en in welke gevallen overleg met de beleggingscommissie dient plaats te vinden. Monitoring Ten behoeve van het monitoren van het vermogensbeheer tracht de beleggingscommissie zoveel mogelijk inzicht te krijgen in de complexiteit en omvang van de werkzaamheden van de vermogensbeheerder. Tijdens de kwartaalbijeenkomsten van de beleggingscommissie in de I.A.B. geeft de vermogensbeheerder inzicht in de
61
ontwikkelingen van de organisatie (o.a. verloop personeel, grote nieuwe klanten, uitbesteding, etc.). Het bewaarbedrijf van Deutsche Asset & Wealth Management is State Street. Jaarlijks vindt een positiecontrole plaats door KPMG in het kader van de jaareinde controle.
Administratie De financiële, deelnemers-, en uitkeringsadministratie is uitbesteed aan Syntrus Achmea, waarmee een SLA is gesloten. De aanlevering van alle gegevens geschiedt door de afdeling Human Resources van Deutsche Bank AG. Er is een Control Framework opgesteld op basis waarvan alle controles worden uitgevoerd door vendor management. Tevens zijn in procesbeschrijvingen de taken en verantwoordelijkheden van de verschillende partijen vastgelegd. Per kwartaal vindt er een meeting met Syntrus Achmea en vertegenwoordigers van de G&R Commissie plaats. Op basis van het Control Framework wordt de SLA met alle partijen besproken, waarbij de uitvoeringsprocessen en de mogelijke afwijking op de benchmark die in de SLA is overeengekomen worden getoetst. Toekomstige verbeterpunten worden afgesproken en klachten c.q. incidenten worden besproken en toegelicht. Een actielijst wordt opgesteld, die in de volgende bespreking aan de orde komt. Mogelijke klachten die een grote impact hebben worden in de bestuursvergadering gemeld. Monitoring De verwantwoordelijkheid van het monitoren van de SLA met Syntrus Achmea ligt bij de G&R commissie, in het bijzonder de bestuursleden F.T.G.J. Segers en E.M. MulderMosman. Er vinden kwartaalbesprekingen plaats waarover de commissie aan het Bestuur verantwoording zal afleggen. Daarnaast wordt jaarlijks een controle op de ISAE 3402 die ontvangen wordt van Syntrus Achmea uitgevoerd en opgevolgd. De monitoring van de administratie is nader uitgewerkt in het ‘Control Framework Administratie Syntrus Achmea’, dat is opgenomen in bijlage 7 van de ABTN. Bestuursondersteuning De beleidsondersteunende taken, Pensioenfondsmanagement taken en de vendor management taken zijn uitbesteed via een “secondment” aan Deutsche Bank AG, de heer M.O.E. Bakker. Deze vendor manager en bestuursondersteuner van het Pensioenfonds is in dienst van Deutsche Bank AG, maar gedetacheerd voor alle bestuursondersteunende taken aan het Pensioenfonds. Voor de beleidsgerelateerde vraagstukken en de voorbereidingen van bestuursvergaderingen en besluitvorming wordt het Bestuur tevens ondersteund door de secretaris van het Pensioenfonds, die samen met de vendor manager alle externe contacten op dagelijkse basis verzorgt.
62
In de SLA met Deutsche Bank AG is vermeld dat Deutsche Bank AG de opdracht voor bestuursondersteuning aanvaardt voor een periode van twee jaar met telkens stilzwijgende verlenging van een periode van 1 jaar. De opzegtermijn hiervan is zes maanden voor het verstrijken van de contractdatum. Monitoring Evaluatie vindt plaats via het normale performance management system van Deutsche Bank, door de manager Head HR Solutions in samenwerking met de secretaris van het Pensioenfonds. Deze taak ligt binnen de G&R commissie van het Pensioenfonds. Daarnaast kent het Bestuur een periodieke interne bestuursevaluatieprocedure. Actuarieel en juridisch advies De adviserend actuaris is de heer drs. B.A. Weijers, AAG (Willis Towers Watson). Binnen het Pensioenfonds spelen zowel de G&R commissie, de pensioencommissie als de financiële commissie een rol bij de communicatie met Willis Towers Watson. Bij een eerstvolgende evaluatie dienen leden van elke commissie aanwezig te zijn. Monitoring Via een interview met een onafhankelijke consultant van Willis Towers Watson vindt tweejaarlijks een assessment van Willis Towers Watson plaats. Dit interview wordt geïnitieerd door het Pensioenfonds in overleg Willis Towers Watson. Er is een verdeling gemaakt van de werkzaamheden door Syntrus Achmea (administratie) en Willis Towers Watson (advies). Jaarlijks wordt deze verdeling getoetst op actualiteit en efficiëntie. Herverzekering Het overlijdensrisico is herverzekerd bij Delta Lloyd. Namens het Pensioenfonds zijn de controle en onderhandelingen uitbesteed aan Deutsche Bank AG (afdeling corporate insurance). De dagelijkse activiteiten m.b.t. deze risico’s en de communicatie liggen bij de vendor manager, in overleg met de adviserend actuaris van het Pensioenfonds.. Monitoring Jaarlijks stelt de waarmerkend actuaris in een actuarieel rapport een technische analyse op, waar het resultaat op overlevingskansen deel van uitmaakt. Op basis hiervan monitort het Bestuur de resultaten als gevolg van herverzekering. 9.2.8. Omgevingsrisico Omgevingsrisico is het risico als gevolg van buiten de instelling of groep komende veranderingen op het gebied van concurrentieverhoudingen, belanghebbenden, reputatie en ondernemingsklimaat. De hoogte van het omgevingsrisico wordt door het Bestuur als gemiddeld geschat. De beheersing wordt als redelijk beoordeeld.
63
Het Pensioenfonds hecht waarde aan duurzame economische groei. Het Pensioenfonds betrekt dit aspect in haar analyses over ondernemingen en brengt het onder de aandacht van externe dienstverleners. Er wordt niet geïnvesteerd in de seks-, wapen- en gokindustrie. Afhankelijkheidsrisico’s worden voor zover mogelijk periodiek door het Pensioenfonds geanalyseerd. Continuiteitsrisico Monitoring Ter verkrijging van feedback over de effectiviteit van de communicatie en de mate van tevredenheid van de deelnemers is sinds 2011 een “klanten c.q. communicatiepanel” opgericht . In dit panel zijn vertegenwoordigers van alle business units en service afdelingen van Deutsche Bank gekozen. Externe Communicatie Experts hebben de eerste bijeenkomst in 2011 gefaciliteerd en een representatieve feedback over de tevredenheid gekregen. Ook in begin 2014 zijn bijeenkomsten gehouden. Op deze wijze tracht het Pensioenfonds direct te communiceren over nieuwe ontwikkelingen en (on)tevredenheid onder de deelnemers te signaleren. 9.2.9. Beleid t.a.v. Integriteitsrisico Integriteitrisico is het risico dat de integriteit van de instelling dan wel het financiële stelsel wordt beïnvloed als gevolg van niet integere, onethische gedragingen van de organisatie, medewerkers dan wel van de leiding in het kader van wet- en regelgeving en maatschappelijke en door de instelling opgestelde normen. In 2014 heeft het Pensioenfonds een risico analyse uitgevoerd naar de mogelijke integriteitsrissico die een ondernemingspensioenfonds kan lopen en een beleidsnotitie geformuleerd, waarin het gehele beleid ter beheersing van de risico’s van vooral belangenverstrengeling is samengevat. Daarnaast zijn de richtlijnen die vereist zijn voor de verschillende onderdelen van het beleid vermeld en de controlemaatregelen vastgelegd. In bijlage 9 is de beleidsnotitie en de integriteits risico-analyse toegevoegd, die op systematische basis jaarlijks zal worden uitgevoerd. In 2014 heeft het Pensioenfonds een incidentenregeling als addendum aan de incident guideling van het concern uitgewerkt. In bijlage 10 is de “Beleidsregl Incident Management” toegevoegd. Het integriteitsrisico wordt beheerst doordat bij het Pensioenfonds een gedragscode van kracht is waaraan leidinggevenden en medewerkers van het Pensioenfonds zich moeten houden (zie ook paragraaf 1.7). Daarnaast houdt de door het Pensioenfonds aangestelde compliance officer toezicht op naleving van de gedragscode. Voorts zijn de compliance richtlijnen van Deutsche Bank groep ook van toepassing op het Pensioenfonds. Het
64
Pensioenfonds de Gedragscode voor Pensioenfondsen ingevoerd en vindt ook monitoring van de naleving hierop plaats. Op basis van de analyse en de controlemaatregelen acht het Bestuur de beheersing adequaat. Monitoring De compliance officer brengt jaarlijks verslag uit. Het Pensioenfonds voert verder één keer per twee jaar een zelfevaluatie uit. 9.2.10. Juridisch risico Binnen het Pensioenfonds worden verschillende juridische risico’s herkend. In het algemeen wordt een juridisch risico gezien als een risico samenhangend met (veranderingen in en naleving van) wet- en regelgeving, het mogelijk bedreigd worden van haar rechtspositie, mogelijkheid dat contractuele bepalingen niet afdwingbaar of niet correct gedocumenteerd zijn.
65
Wet- en Regelgeving Het Bestuur ontvangt via de Governance en Risk Commissie alsmede de afdeling bestuursondersteuning alle informatie van De Nederlandsche Bank, AFM, Pensioenfederatie alsmede informatie en aanbevelingen van Willis Towers Watson, Syntrus Achmea, KPMG omtrent de voorgenomen veranderingen in wet- en regelgeving. Binnen de Governance en Risk Commissie wordt overlegd hoe om te gaan met dergelijke veranderingen, waar nodig wordt een projectorganisatie opgezet hetzij binnen het Bestuur, hetzij met ondersteuning van adviseurs. Bedreiging van rechtspositie Officiële Documenten als “Reglement, Statuten, ABTN” Hiervoor wordt door bestuursondersteuning over het algemeen gebruik gemaakt van de juristen van de actuaris en/of een notaris. Desalniettemin worden alle documenten intern getoetst door de jurist van het Fonds en de desbetreffende leden van de commissie. Dit zorgvuldige proces wordt gevolgd ter vermijding van juridisch niet correcte formulering, die kan leiden tot beinvloeding van de rechtspositie. Communicatie aan de deelnemers en inactieven over het Pensioenfonds (vergaderingen, nieuwsbrieven, presentaties) Deze documenten gaan altijd voor verspreiding naar de Communicatie Commissie waarin een jurist zitting heeft die – in overeenstemming met de richtlijnen van het concern – eveneens controleert of de communicatie in lijn is met de concernregels en waar nodig toetst op de van belang zijnde wetgeving, zodat geen risico’s ontstaan voor de uitvoerbaarheid of de rechtspositie. Correcte Documentatie en Contractuele afdwingbaarheid Contracten en Overeenkomsten (service level agreements, outsourcingscontracten e.d.) Deze documenten gaan altijd voor verspreiding via de Governance en Risk Commissie waarin een jurist zitting heeft die – in overeenstemming met de richtlijnen van het concern – eveneens controleert of de vereiste stappen en controles volgens de concernrichtlijnen vermeld worden en toetst op van belang zijnde wetgeving. Indien nodig schakelt hij externe juristen in. Gedragsregels/Richtlijnen Hiervoor heeft de afdeling bestuursondersteuning contact met de afdeling Compliance van het concern, die een compliance officer benoemd heeft die verantwoordelijk is voor het Pensioenfonds. De compliance officer geeft voor het Pensioenfonds relevante richtlijnen aan en toetst de gedragscode. De hoogte van het juridisch risico wordt door het Bestuur als gemiddeld geschat. Op basis van het bestaande en vastgelegde proces wordt de beheersing als sterk beoordeeld. Het Bestuur kan naast de juridische expertise van bestuursleden gebruik maken van externe expertise van Willis Towers Watson en advocatenkantoor NautaDutilh afhankelijk van het onderwerp.
66
10. Doelstellingen, risicohouding en haalbaarheidstoets Conform de Pensioenwet dient het bestuur van een pensioenfonds de doelstellingen en beleidsuitgangspunten (waaronder de risicohouding) van het pensioenfonds vast te leggen. In dit hoofdstuk worden de doelstellingen en beleidsuitgangspunten van het Pensioenfonds beschreven. De risicohouding is hier onderdeel van. De kwantitatieve risicohouding van het Pensioenfonds wordt jaarlijks getoetst met de haalbaarheidstoets.
10.1 Risicohouding (kwalitatief) In deze paragraaf worden de doelstellingen en beleidsuitgangspunten van het Pensioenfonds beschreven. Hierin komen de ambitie, het benodigd risico en de gewenste zekerheid van het Pensioenfonds tot uiting. Dit vormt de kwalitatieve omschrijving van de risicohouding van het Pensioenfonds. Missie en doelstellingen Vanuit de missie van het Pensioenfonds heeft het Bestuur onderstaande doelstellingen gedefinieerd. Een meer uitgebreide formulering is opgenomen in Bijlage 12 bij deze ABTN.
Betrouwbaar, transparant en verantwoord; Solidariteit, collectiviteit en flexibiliteit; Professionaliteit: streven naar een evenwichtige en deskundige samenstelling van het Bestuur en overige organen, rekening houdend met diversiteit; Tijdige, relevante en transparante communicatie; De doelstelling van het beleggingsbeleid is het op lange termijn zoveel mogelijk zeker stellen van de nominale pensioenaanspraken en -rechten uitgaande van het strategische beleggingsbeleid, rekening houdend met de toeslagambitie en de daarvoor tevens door de werkgever beschikbaar gestelde gelden in de vorm van toeslagruimtepremies; Duurzaamheid: beleggen op een verantwoorde en prudente wijze, op basis van een risicomijdend beleggingsbeleid (in combinatie met een afspraak met de werkgever omtrent een aanvulling op de premie om aanvullende toeslagruimte te creëren).
67
Ambitie, benodigd risico en gewenste zekerheid Streven naar een waardevast pensioen in het kader van voorwaardelijke toeslagverlening; Het ambitieniveau van toeslagverlening is vertaald in de mate waarin het pensioen jaarlijks kan worden aangepast ten opzichte van de maatstaf (voor het Pensioenfonds is dit voor alle deelnemers de prijsinflatie). Het minimaal beoogde niveau van toeslagverlening op de lange termijn bedraagt, over een 60-jaars horizon, gemiddeld genomen 60%. Dit betreft de aanpassing van het pensioen inclusief eventueel toegepaste kortingen. o Bij tegenvallende economische omstandigheden wordt een lagere / geen toeslagverlening geaccepteerd; Stabiele premie: de (reguliere) premie mag met maximaal 2%-punt per jaar stijgen (behalve als er sprake is van een dekkingstekort); De stabiele premie dient te zorgen voor een gezonde financiering met zo weinig mogelijk opbouwkorting. Indien er tóch een opbouwkorting dient plaats te vinden, is een opbouwkorting van 20% van het opbouwpercentage maximaal acceptabel; De dekkingsgraad wordt kritiek geacht bij het niveau waarop herstel zonder korten niet meer mogelijk is (zie ook het Financieel Crisisplan); Indien er in geval van tegenvallende economische omstandigheden een kans is op een korting op de opgebouwde aanspraken en –rechten, wordt een beperkte korting geaccepteerd (tot 3%, vóór eventuele spreiding).
10.2 Risicohouding (kwantitatief) In deze paragraaf wordt de kwantitatieve risicohouding van het Pensioenfonds beschreven, waarbij onderscheid wordt gemaakt naar de risicohouding op de korte termijn (bandbreedte rondom het vereist eigen vermogen) en de risicohouding op de lange termijn (ondergrenzen pensioenresultaat). De risicohouding op de lange termijn wordt getoetst met de haalbaarheidstoets. Korte termijn Voor wat betreft de risicohouding op de korte termijn wordt een niveau van de vereiste dekkingsgraad van 110% gedefinieerd, met een bandbreedte van 3%-punt naar boven en naar beneden. Dit betekent dat de vereiste dekkingsgraad in principe ligt tussen 107% en 113%. Lange termijn Het Pensioenfonds heeft de onderstaande ondergrenzen gedefinieerd voor wat betreft de risicohouding op de lange termijn:
De mediaan van het verwachte pensioenresultaat vanuit de evenwichtssituatie (situatie waarbij het eigen vermogen gelijk is aan het vereist eigen vermogen): 80%. De mediaan van het verwachte pensioenresultaat vanuit de feitelijke situatie: 83%. De maximale afwijking van de mediaan in een ‘slecht weer scenario’ (5e percentiel) ten opzichte van de mediaan vanuit de feitelijke situatie: 27%. 68
10.3 Haalbaarheidstoets De haalbaarheidstoets geeft inzicht in het te verwachten pensioenresultaat op fondsniveau en de risico’s die daarbij spelen, gegeven de financiële opzet van het pensioenfonds. In de haalbaarheidstoets worden de door het pensioenfonds gedefinieerde (lange termijn) ondergrenzen getoetst. De toets wordt uitgevoerd conform het betreffende artikel in het Besluit financieel toetsingskader en de nadere uitwerking in de Regeling Pensioenwet. Het pensioenfonds heeft in juli/augustus 2015 de aanvangshaalbaarheidstoets uitgevoerd. Ieder jaar wordt de haalbaarheidstoets opnieuw uitgevoerd. Aanvangshaalbaarheidstoets De aanvangshaalbaarheidstoets moet laten zien (zie ook Besluit FTK): a) dat het verwachte pensioenresultaat op fondsniveau boven de door het fonds te kiezen ondergrens voor dit pensioenresultaat blijft; b) dat het premiebeleid over de gehele berekeningshorizon voldoende realistisch en haalbaar is; c) dat het fonds voldoende herstelcapaciteit heeft om naar verwachting vanuit de situatie dat aan de vereisten voor het minimaal vereist eigen vermogen wordt voldaan, binnen de looptijd van het herstelplan aan de vereisten voor het vereist eigen vermogen te voldoen; en d) dat het pensioenresultaat op fondsniveau in het slechtweerscenario niet teveel afwijkt van het verwachte pensioenresultaat op fondsniveau, waarbij het fonds hiervoor de maximale afwijking vaststelt. De uitkomsten van de aanvangshaalbaarheidstoets (op fondsniveau) zijn hieronder weergegeven: Toetsing – Pensioenresultaat
Ondergrens
Resultaat
83%
89%
Vanuit feitelijke financiële positie Mediaan
5e percentiel Relatieve afwijking t.o.v. mediaan
67% 27%
25%
80%
86%
Vanuit evenwichtssituatie Mediaan 5e percentiel
65%
De resultaten van de haalbaarheidstoets voldoen aan de door het Pensioenfonds gedefinieerde ondergrenzen.
69
Tevens dient het Pensioenfonds aan te tonen dat het premiebeleid over de gehele berekeningshorizon voldoende realistisch en haalbaar is. In de haalbaarheidstoets wordt de feitelijke (reguliere) premie bepaald conform de door het Pensioenfonds gedefinieerde staffel. Indien de gedempte kostendekkende premie hoger ligt dan de feitelijke (reguliere) premie, wordt het opbouwpercentage zodanig gekort dat de premie kostendekkend is. Om deze redenen acht het fonds het gemodelleerde premiebeleid realistisch en haalbaar. Tot slot dient het Pensioenfonds aan te tonen dat het fonds voldoende herstelcapaciteit heeft om naar verwachting vanuit de situatie dat aan de vereisten voor het minimaal vereist eigen vermogen wordt voldaan, binnen de looptijd van het herstelplan aan de vereisten voor het vereist eigen vermogen te voldoen. Dit blijkt het geval te zijn. Jaarlijkse haalbaarheidstoets Met de jaarlijkse haalbaarheidstoets wordt gemonitord in hoeverre het verwachte pensioenresultaat nog steeds aansluit bij de oorspronkelijk gewekte verwachtingen. Jaarlijks wordt vanuit de feitelijk financiële positie van het fonds getoetst of het verwachte pensioenresultaat op fondsniveau in voldoende mate aansluit bij de door het fonds gekozen ondergrens en of het pensioenresultaat op fondsniveau in het slechtweerscenario niet teveel afwijkt van het verwachte pensioenresultaat op fondsniveau. De uitkomsten van de jaarlijkse haalbaarheidstoets worden in het kader van de verantwoording afgestemd met het verantwoordingsorgaan. Maatregelen ingeval onvoldoende jaarlijkse haalbaarheidstoets Indien bij de jaarlijkse haalbaarheidstoets blijkt dat niet wordt voldaan aan één van de volgende criteria uit de aanvangshaalbaarheidstoets: Het verwachte pensioenresultaat op fondsniveau blijft boven de door het Pensioenfonds gekozen ondergrens voor dit pensioenresultaat; en/of Het pensioenresultaat op fondsniveau in het slechtweerscenario wijkt niet teveel af van het verwachte pensioenresultaat op fondsniveau, waarbij het Pensioenfonds hiervoor de maximale afwijking heeft vastgesteld, treedt het Bestuur in overleg met sociale partners om te bezien of, en zo ja welke, maatregelen genomen moeten worden. Tevens wordt in een dergelijke situatie overleg gepleegd met het verantwoordingsorgaan.
70
Bijlage 1 – Vereist eigen vermogen Voor de berekening van het Vereist Eigen Vermogen (VEV) wordt de zogenoemde 'wortelformule' uit het standaard model van DNB toegepast. Deze wortelformule is een functie van de afzonderlijke eisen voor de risicocategorieën. De uitkomst van deze berekening per 31 december 2015 is 111,0%. Het standaard model kent vastgestelde scenario's ('schokken') voor de financiële risicocategorieën, te weten het renterisico (S1), zakelijke waarden risico (S2), valutarisico (S3), grondstoffen risico (S4), kredietrisico (S5),verzekeringstechnisch risico (S6), liquiditeitsrisico (S7), concentratierisico (S8), operationeel risico (S9) en actief beheer risico (S10). Er is geen aanleiding om aan te nemen dat het risicoprofiel van het pensioenfonds materieel afwijkt van de uitgangspunten van het standaardmodel. Het VEV van het fonds kan adequaat berekend worden met behulp van het standaardmodel. Per 31 december 2015 resulteert het standaard model van DNB in een vereiste dekkingsgraad van 111,0%. Renterisico (S1) Dit is het effect van een ongunstige wijziging van de rente/rentetermijnstructuur volgens onderstaande tabel. duration 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13
factor rentedaling 0,49 0,56 0,61 0,64 0,67 0,70 0,71 0,73 0,74 0,75 0,75 0,75 0,75
factor rentestijging 2,05 1,79 1,65 1,55 1,49 1,44 1,40 1,37 1,35 1,34 1,33 1,33 1,33
duration 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 >25
71
factor rentedaling 0,75 0,75 0,76 0,76 0,76 0,76 0,76 0,76 0,76 0,76 0,76 0,76
Factor rentestijging 1,33 1,33 1,32 1,32 1,32 1,32 1,32 1,32 1,32 1,32 1,32 1,32
Risico zakelijke waarden (S2) De waardedaling van de zakelijke waarden die opgevangen moet kunnen worden is als volgt vastgesteld: Zakelijke waarden
Waardedaling in %
Beursgenoteerde aandelen in ontwikkelde markten en en beursgenoteerd vastgoed Beursgenoteerde aandelen in emerging markets Niet beursgenoteerde aandelen Niet beursgenoteerd vastgoed waarbij de waarde van de beleggingen wordt aangepast voor financiering met vreemd vermogen
30% 40% 40%
15%
Tussen de risico’s die zijn onderscheiden wordt een correlatie verondersteld van 0,75. Valutarisico (S3) De daling van de valutakoersen ten opzichte van de euro die opgevangen moet kunnen worden is als volgt vastgesteld: Valuta
Waardedaling in % 20% 35%
Valuta in ontwikkelde markten Valuta in opkomende markten
Bij de aggregatie van het vereist eigen vermogen voor valutarisico wordt rekening wordt gehouden met een correlatie van 0,50 tussen individuele valuta in ontwikkelde markten; 0,75 tussen individuele valuta in opkomende markten en 0,25 tussen het valutarisico voor ontwikkelde markten enerzijds en het valutarisico voor opkomende markten anderzijds. Grondstoffenrisico (S4) Het effect van een waardedaling met 35% moet opgevangen kunnen worden. Kredietrisico (S5) Het effect van een toename van de actuele credit spread (marktrenteopslag voor kredietrisico) op de portefeuille vastrentende waarden met kredietrisico (credits) die opgevangen moet kunnen worden is als volgt vastgesteld. Kredietgevoelige beleggingen Instrumenten met een AAA of equivalente rating Instrumenten met een AA of equivalente rating Instrumenten met een A of equivalente rating Instrumenten met een BBB of equivalente rating Instrumenten met een lagere rating of instrumenten zonder rating
Stijging van de creditspread 60 bp 80 bp 130 bp 180 bp 530 bp
72
Bij de berekening van het vereist eigen vermogen mag het kredietrisico gelijk aan nul worden verondersteld voor Europees staatspapier met een AAA of equivalente rating. Bij de aggregatie van verschillende risicofactoren wordt tussen het renterisico enerzijds en het kredietrisico anderzijds een correlatie van 0,40 verondersteld indien het scenario voor het renterisico is gebaseerd op een rentedaling en nihil indien wordt uitgegaan van een rentestijging. Tussen het aandelen- en vastgoedrisico enerzijds en het kredietrisico anderzijds wordt een correlatie van 0,50 verondersteld. Verzekeringstechnisch risico (S6) De vereiste solvabiliteit voor verzekeringstechnische risico’s vloeit voort uit onvoorziene sterfterisico’s als gevolg van procesrisico. Daarnaast zijn er onvermijdbare sterfterisico’s, zoals de onzekerheid rondom de sterftetrend (TSO of ‘langlevenrisico’) en de negatieve stochastische afwijkingen (NSA). Voor de bepaling van het vereist vermogen voor het verzekeringstechnisch risico (S6) zijn geen berekeningen voorgeschreven. De Nederlandsche Bank (DNB) biedt echter wel een methode als handreiking voor het maken deze inschatting. Liquiditeitsrisico (S7) Voor de bepaling van het vereist eigen vermogen is in het standaard model de gevoeligheid van het eigen vermogen voor liquiditeitsrisico gelijkgesteld aan 0%. Dit is gebaseerd op de veronderstelling dat een pensioenfonds het risicobeheer van het liquiditeitsrisico ook met oog op het prudent person beginsel en een beheerste bedrijfsvoering dusdanig op orde heeft dat het liquiditeitsrisico niet materieel is voor de vaststelling van het vereist eigen vermogen. Concentratierisico (S8) Voor de bepaling van het vereist eigen vermogen is in het standaard model de gevoeligheid van het eigen vermogen voor concentratierisico gelijkgesteld aan 0%. Dit is gebaseerd op de veronderstelling dat een pensioenfonds een dusdanig gediversifieerde portefeuille aanhoudt dat het concentratierisico niet materieel is voor de vaststelling van het vereist eigen vermogen. Operationeel risico (S9) Voor de bepaling van het vereist eigen vermogen is in het standaard model de gevoeligheid van het eigen vermogen voor operationeel risico gelijkgesteld aan 0%. Dit is gebaseerd op de veronderstelling dat een pensioenfonds het operationeel risico dusdanig beheerst dat het operationeel risico niet materieel is voor de vaststelling van het vereist eigen vermogen.
73
Actief beheer risico (S10) Het actief beheer risico als onderdeel van het vereist eigen vermogen heeft betrekking op de ruimte om bij de uitvoering van het beleggingsbeleid af te wijken van de strategisch nagestreefde portefeuille. De mate van actief beheer wordt doorgaans bepaald aan de hand van de tracking error ten opzichte van de voor de (deel)portefeuille vastgelegde benchmark. Het pensioenfonds dient zelf de omvang van het actief beheer risico adequaat vast te stellen. De Nederlandsche Bank (DNB) biedt echter wel een methode als handreiking voor het maken deze inschatting. Totaal risico Het totale risico is gelijk aan S, waarbij S wordt bepaald op basis van de navolgende formule. S= √ ( S1 2 + S2 2 + 2×ρ1,2 ×S1×S2 + S3 2 + S4 2 + S5 2 + 2×ρ1,5 ×S1×S5 + 2×ρ2,5 ×S2×S5 + S6 2 + S7 2 + S8 2 + S9 2 + S10 2) , waarbij ρ1,2 = 0,40 en ρ1,5 = 0,40 indien voor S1 wordt uitgegaan van een rentedaling en nihil indien S1 is gebaseerd op een rentestijging, en ρ2,5 = 0,50.
74
Bijlage 2 – Minimaal vereist eigen vermogen Naast het vereist eigen vermogen dienen Pensioenfondsen te beschikken over een minimaal vereist eigen vermogen. In artikel 11 van het Besluit financieel toetsingskader Pensioenfondsen is de berekeningswijze van het minimaal vereist eigen vermogen opgenomen. De uitkomst van deze berekening bepaalt de grens van de beleidsdekkingsgraad waaronder sprake is van een dekkingstekort . In deze bijlage is ter toetsing van het minimaal vereist eigen vermogen, zoals beschreven in paragraaf 6.1 onder c, de berekening per 31 december 2012 opgenomen. Risicofactor 1. percentage van de VPV 2. percentage van het risicokapitaal 3. toe te rekenen aan aanvullende pensioenregelingen Ondergrens minimaal vereist eigen vermogen
% VPV 4,0% 0,2% 0,0% 4,2%
1. Het Pensioenfonds voert volledig eigen beheer. Dat betekent dat het minimaal vereist vermogen minimaal 4% bedraagt. 2. Bij overlijden wordt voor, met name actieven, meer uitgekeerd dan is voorzien. Dat tekort wordt het risicokapitaal genoemd. Dit risico is (gedeeltelijk) herverzekerd. Dit leidt tot een opslag van 0,2%. 3. Bij arbeidsongeschiktheid wordt de pensioenopbouw voortgezet (PVI). Dit is niet herverzekerd. Om die reden moet het Pensioenfonds daarvoor een eigen vermogen aanhouden. De hoogte is afhankelijk van de opslag in de premie voor PVI en de gemiddelde schadelast over de afgelopen drie jaar. De omvang van het eigen vermogen is zeer beperkt: 0,0%.
75
Bijlage 3 – Verklaring inzake beleggingsbeginselen 0.
Introductie Deze ‘Verklaring inzake beleggingsbeginselen’ (hierna: Verklaring) beschrijft op beknopte wijze de uitgangspunten van het beleggingsbeleid van Stichting Pensioenfonds Deutsche Bank Nederland (hierna: het Pensioenfonds). De uitgangspunten worden door het Bestuur vastgesteld. Conform geldende wet- en regelgeving gaat de Verklaring in op: 1. de doelstelling van het beleggingsbeleid; 2. de organisatie en risicobeheerprocedures; 3. de beleggingsbeginselen, in het bijzonder de toegepaste wegingmethodes voor beleggingsrisico’s en de strategische allocatie van de activa in het licht van de aard en de looptijd van de pensioenverplichtingen van het Pensioenfonds. Het Bestuur van het Pensioenfonds heeft, in overleg met de sociale partners, de risicohouding vastgesteld. Een samenvatting van deze risicohouding is in deze Verklaring opgenomen. De Verklaring is als bijlage bij de actuariële en bedrijfstechnische nota van het Pensioenfonds opgenomen en wordt om de drie jaren herzien. Daarnaast wordt de Verklaring onverwijld herzien als er tussentijds een belangrijke wijziging in het beleggingsbeleid optreedt. Op verzoek van een belanghebbende bij het Pensioenfonds wordt de Verklaring verstrekt.
1.
Doelstelling van het beleggingsbeleid Het Pensioenfonds is het Pensioenfonds voor (ex-)medewerkers van Deutsche Bank Nederland (hierna: de werkgever) en voert een pensioenregeling ten behoeve van de financiële gevolgen van pensionering, arbeidsongeschiktheid en overlijden. Het Pensioenfonds is als Pensioenfonds onder andere verantwoordelijk voor het beleggingsbeleid. Het Pensioenfonds belegt vanuit de prudent person gedachte. Dit komt in grote mate overeen met dat wat de Nederlandsche Bank (DNB) ‘op solide wijze’ beleggen noemt. Daarbij moeten de beleggingen voldoen aan kwalitatieve beginselen van veiligheid, kwaliteit en spreiding van risico’s. In lijn hiermee is de doelstelling van het beleggingsbeleid: “het op lange termijn zoveel mogelijk zeker stellen van de nominale pensioenaanspraken en -rechten uitgaande van het strategische beleggingsbeleid, rekening houdend met de toeslagambitie en de
76
daarvoor tevens door de werkgever beschikbaar gestelde gelden in de vorm van toeslagruimtepremies.”. Om de doelstelling te waarborgen wordt bij het bepalen van het strategische beleggingsbeleid rekening gehouden met het bepaalde bij en krachtens de Pensioenwet, de verplichtingenstructuur en de financiering van het Pensioenfonds zoals vastgesteld in de financieringsovereenkomst met de werkgever. Investment Beliefs Naast de doelstelling heeft het bestuur Invetment Beliefs geformuleerd: • Het integraal balansmanagement, risicomanagement en de asset en liability management studie bepalen het strategisch beleggingsbeleid;
1.1
•
Beleggingsprodukten dienen begrijpelijk en transparant te zijn; Rente afdekking behoort niet tot strategische beleggingsinstrumenten maar is een strategisch uitgangspunt ter vermijding van risico’s;
•
Diversificatie over verschillende rendementsbronnen voegt waarde toe en zorgt voor spreiding van beleggingsrisico;
•
In alternatieve of innovatieve produkten wordt uitsluitend belegd als hiertegenover een adequate risico afweging en vergoeding staat
•
Actief beleggen is beperkt zinvol, waar marktinefficiencies en resultaten opwegen tegen de relatief hoge kosten
•
Het is van belang om waar mogelijk maatschappelijk verantwoord te beleggen
Risicohouding Conform hetgeen hierover in de Pensioenwet is vastgelegd, heeft het Pensioenfonds haar risicohouding vastgesteld en vastgelegd. Bij het concretiseren van deze risicohouding heeft het Bestuur zich gebaseerd op de kenmerken van het fonds en heeft zij daarbij meerdere beleidsuitgangspunten gehanteerd, zoals de gewenste maximale premiestijging, de volatiliteit en de gewenste kans op realisatie van toeslagen en het maximaal acceptabele niveau van kortingen. De kwantitatieve invulling van de risicohouding op de lange termijn vindt plaats door het definiëren van ondergrenzen voor wat betreft het pensioenresultaat1 en is voor het Pensioenfonds als volgt:
1
Het pensioenresultaat is een maatstaf die inzicht geeft in de mate van koopkracht bij het Pensioenfonds.
77
Toetsing – Pensioenresultaat
Ondergrens
Resultaat
83%
89%
Vanuit feitelijke financiële positie Mediaan
5e percentiel Relatieve afwijking t.o.v. mediaan
67% 27%
25%
80%
86%
Vanuit evenwichtssituatie Mediaan 5e
percentiel
65%
Binnen het kader dat wordt gevormd door de risicohouding, waarbij ook rekening wordt gehouden met de specifieke kenmerken van het fonds, is het Pensioenfonds bereid om beleggingsrisico’s te lopen om zodoende de doelstellingen van het fonds te realiseren. Het risicoprofiel dat hieruit is afgeleid, is middels een Asset Liability Management Studie (ALM-studie) vertaald in een strategische asset allocatie. In paragraaf 3.5 van deze verklaring inzake beleggingsbeginselen wordt hier nader op ingegaan.
78
De mate waarin beleggingsrisico’s worden gelopen komt terug in het vereist eigen vermogen (VEV), zijnde de omvang van het eigen vermogen waarover een pensioenfonds, gegeven een bepaald risicoprofiel, minimaal zou moeten beschikken. De vaststelling van het VEV, en daarmee van de weging van de afzonderlijke financiële risico’s, is voorgeschreven in de Pensioenwet (zie hiervoor de artikelen 132 PW en 138 PW). Daarnaast wordt onder andere in het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen (in artikel 12) ook aandacht besteed aan het VEV. Het Pensioenfonds heeft deze financiële risico’s geïdentificeerd. Conform wet- en regelgeving wordt hier in de uitvoering van het beleggingsbeleid rekening mee gehouden middels het deels afdekken van deze risico’s en het zorgdragen voor voldoende spreiding over beleggingscategorieën, hetgeen risicomitigerend werkt. Voor wat betreft de risicohouding op de korte termijn wordt een niveau van het VEV van 10% van de waarde van de verplichtingen gedefinieerd, met een bandbreedte van 3%-punt naar boven en naar beneden. Dit betekent dat het VEV in principe ligt tussen 7% en 13%. De risicohouding van het Pensioenfonds (en de beleidsuitgangspunten die hieraan gerelateerd zijn) is nader uitgewerkt in de actuariële en bedrijfstechnische nota van het Pensioenfonds.
79
2.
Organisatie en risicobeheerprocedures
2.1
Taken en verantwoordelijkheden Het Pensioenfonds is zich bewust van de rol die het als pensioenbelegger vervult. Die rol dwingt hetPensioenfonds tot grote zorgvuldigheid in handelen. Het Pensioenfonds is te allen tijde bereid verantwoording af te leggen over het beleggingsgedrag en de gevolgen die dit heeft voor de belanghebbenden. Het Bestuur van het Pensioenfonds besteedt de vormgeving en monitoring van het beleggingsbeleid uit aan de beleggingscommissie. Het Bestuur van het Pensioenfonds heeft aan de Fiduciaire Vermogensbeheerder van het Pensioenfonds het mandaat gegeven om binnen de vastgestelde doelstellingen en restricties het tactische en operationele beleggingsbeleid uit te voeren. Het Bestuur blijft, zonder enige uitzondering, eindverantwoordelijk voor alle activiteiten van het Pensioenfonds inclusief het beleggingsproces. De beleggingscommissie legt verantwoording af aan het Bestuur.
2.2
Nevenactiviteiten Het Pensioenfonds ontwikkelt activiteiten die het Pensioenfonds in staat stellen de kerntaken zo goed mogelijk uit te voeren. Voor zover die activiteiten niet behoren tot de kerntaken van een Pensioenfonds, brengt het Pensioenfonds deze onder in een aparte rechtspersoon. Tussen het Pensioenfonds en deze rechtspersoon zal geen sprake zijn van: financiële kruisstromen die de rechtspersoon tot niet marktconform concurrentievoordeel strekken; personele unies tussen het Bestuur van het Pensioenfonds enerzijds en het Bestuur van de rechtspersoon anderzijds; toegang tot kennis en gegevensbestanden van het Pensioenfonds, anders dan op voorwaarden die door wet- en regelgeving worden toegestaan; gebruik van de naam en het beeldmerk van het Pensioenfonds door de rechtspersoon. Op dit moment zijn door het Pensioenfonds geen nevenactiviteiten ondergebracht in een aparte rechtspersoon.
80
2.3
2.3
Uitbesteding
De selectie van derden, zoals Vermogensbeheerders en commissionairs, vindt plaats aan de hand van enerzijds de eisen die ter zake door DNB worden gesteld en anderzijds door het Bestuur van het Pensioenfonds gehanteerde criteria die samenhangen met beschikbare deskundigheid, de cultuur van de eigen organisatie, schaalvoordelen en flexibiliteit. De selectie van derden en de beoordeling van hun prestaties vinden plaats op basis van objectieve criteria. De gemaakte afwegingen en de daarbij gehanteerde argumenten blijken uit een systematisch opgebouwd selectie- en evaluatiedossier. Uitbesteding van Vermogensbeheer vindt plaats op basis van een service level agreement (SLA). Deze overeenkomst voldoet (ten minste) aan de door DNB daaraan te stellen eisen. Gedurende de periode van uitbesteding draagt het Pensioenfonds zorg voor de instandhouding en naleving van afdoende controlemechanismen om uitbestedingrisico’s te beheersen. 2.4
Rapportage De beleggingscommissie rapporteert in de periodieke bestuursvergaderingen het gevoerde en te voeren beleggingsbeleid met het Bestuur. Daarnaast is er ieder kwartaal overleg tussen de de beleggingscommissie en de fiduciaire vermogensbeheerder, waarin wordt gesproken over de ontwikkelingen in de portefeuille.
2.5
Kostenbeheersing Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid maakt het Pensioenfonds geen andere kosten dan die redelijk en proportioneel zijn in relatie tot de omvang en de samenstelling van het belegd vermogen en de doelstelling van het Pensioenfonds.
2.6
Deskundigheid Het Pensioenfonds draagt er zorg voor dat zij in alle fasen van het beleggingsproces beschikt over de deskundigheid die vereist is voor: een optimaal beleggingsresultaat; een professioneel beheer van de beleggingen; en de beheersing van de aan beleggingen verbonden risico’s.
2.7
Scheiding van belangen Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gewaakt voor belangenverstrengeling. Met het oog daarop zijn de leidinggevenden en medewerkers van het Pensioenfonds
81
gehouden een gedragscode na te leven. Binnen de ingevoerde Commissiestructuur is tevens rekening gehouden met taak- en functiescheiding. Een compliance officer van de werkgever ziet toe op naleving van de gedragscode. 2.8
Corporate governance Het Pensioenfonds heeft bijzondere aandacht voor de lange termijn doelstellingen van de ondernemingen waarin zij belegt in termen van duurzame economische groei. Het Pensioenfonds betrekt informatie over duurzame economische groei bij haar analyses van de kwaliteit van ondernemingen en brengt het belang daarvan tevens onder de aandacht van haar dienstverleners zoals externe Vermogensbeheerders. Het Pensioenfonds is van mening dat duurzaamheid en corporate governance onlosmakelijk met zorgvuldig ondernemerschap verbonden zijn. De ondernemingsleiding moet in staat zijn hierover verantwoording af te leggen. Een dergelijke verantwoording is inherent aan goed ondernemingsbestuur en daarmee van belang om te voorkomen dat de onderneming zich gaat vervreemden van de samenleving waarvan zij deel uitmaakt. De activiteiten van het Pensioenfonds op het gebied van duurzaamheid en corporate governance vormen voor het Pensioenfonds geen doel op zichzelf. Uitvoering van het beleid van het Pensioenfonds op deze gebieden wordt steeds getoetst aan haar primaire verantwoordelijkheid om een optimaal rendement te genereren in het belang van de belanghebbenden bij het Pensioenfonds. Het Pensioenfonds draagt uit dat beursgenoteerde ondernemingen duurzaam in staat moeten zijn een maximale opbrengst te genereren voor hun aandeelhouders, en beoordeelt het beleid van Bestuur en raad van commissarissen van een onderneming in het licht van die doelstelling. Deze doelstelling impliceert dat een onderneming de belangen van andere bij de onderneming betrokken stakeholders, zoals werknemers, klanten, leveranciers en verschaffers van vreemd vermogen, niet kan negeren. Mede gelet op het internationale karakter van haar aandelenportefeuille beoordeelt het Pensioenfonds de kwaliteit van de corporate governance op basis van beginselen en codes die door gezaghebbende internationale organisaties worden opgesteld. Daarnaast betrekt het Pensioenfonds waar mogelijk en relevant ook nationale beginselen en codes in haar oordeel; voor Nederland geldt dit in het bijzonder voor de ‘Code Tabaksblat’. Het beleid van het Pensioenfonds met betrekking tot corporate governance (waaronder begrepen de wijze waarop zij hierover verantwoording aflegt) is nader uitgewerkt in de ‘Code Corporate Governance’ van het Pensioenfonds.
82
3.
Beleggingsbeginselen
3.1
Het beleggingsproces Het beleggingsproces vormt de randvoorwaarden van het beleggingsbeleid. Onder het beleggingsproces wordt verstaan het geheel van regels dat toeziet op de voorbereiding en de uitvoering van het beleggingsbeleid en het beheer van de beleggingen. Het Pensioenfonds verlangt van alle leidinggevenden en medewerkers in de organisatie er op toe te zien dat gehandeld wordt in overeenstemming met de regels van het beleggingsproces. Dit leidt tot een consistent en beredeneerd beleggingsgedrag, in alle geledingen van de organisatie.
3.2
Beleggingsbeslissingen Het Pensioenfonds beoordeelt elke belegging op grond van de investment beliefs en risico- en rendementsoverwegingen in relatie tot de verplichtingenstructuur. In beginsel sluit het Pensioenfonds geen afzonderlijke beleggingscategorie, –instrument of –techniek uit. Daarentegen werkt het Pensioenfonds uiteraard niet mee aan een beleggingstransactie die verboden is, bijvoorbeeld op grond van het internationaal recht. In dit kader heeft het Pensioenfonds op het gebied van administratieve organisatie en interne controle concrete maatregelen getroffen ter naleving van antiterrorismewetgeving, in het bijzonder de Sanctiewet 1977 en de op grond van die wet vastgestelde regelingen en besluiten met betrekking tot het financieel verkeer. Verder onthoudt het Pensioenfonds zich van beleggingstransacties indien: daardoor strafbare of moreel verwerpelijke gedragingen worden bevorderd; die in onmiddellijk verband staan met een schending van mensenrechten of fundamentele vrijheden; die in onmiddellijk verband staan met een organisatie waar de omzet bestaat uit wapenproductie.
3.3
Toegepaste wegingmethoden voor beleggingsrisico’s De beleggingen, het beheer van de beleggingen en de beheersing van de aan beleggingen verbonden risico’s geschieden met inachtneming van de geformuleerde restricties. Voor de generieke sturing van de risico’s is de weging naar de beleggingscategorieën in de beleggingsportefeuille van groot belang. Specifieke sturing op marktrisico’s vindt plaats op basis van tracking errors versus de benchmark binnen individuele portefeuilles en op basis van tracking error versus pensioenverplichtingen voor de totale beleggingen. Daarnaast wordt het wettelijk vereist eigen vermogen als risicobudget gehanteerd. Voor kredietrisico’s wordt gewerkt met credit ratings. Voor de beheersing van operationele risico’s zijn meerdere maatregelen geïmplementeerd waaronder bevoegdhedenregeling, uitwijkbeleid en incidentenmanagement.
83
3.4
Waarderingsmethode De beleggingen worden gewaardeerd op marktwaarde.
3.5
Strategische allocatie In het kader van een integrale benadering van de beleggingen en de verplichtingen wordt de invulling van het beleggingsbeleid gebaseerd op Asset Liability Management (ALM). De ALM-studie is maatgevend voor de verdeling over de beleggingscategorieën, waarbij wordt gestreefd naar een optimale beleggingsportefeuille in combinatie met een consistent premie- en toeslagbeleid. De ALM-studie wordt in beginsel eens in de drie jaren, doch zoveel vaker als het Bestuur van het Pensioenfonds dat wenselijk acht dan wel wordt verlangd door DNB, uitgevoerd. Op basis van de meest recente ALM-studie is gekozen voor een beleggingsmix bestaande uit 15% zakelijke waarden (waaronder aandelen), 85% vastrentende waarden en een minimale renteafdekking van 80% van de verplichtingen. Op basis van de visie en macro-economische ontwikkelingen en de financiële markten zal het Pensioenfonds de strategische beleggingsmix actief beheren binnen de gestelde bandbreedtes. Het Bestuur kan besluiten om de strategische allocatie aan te passen, waarbij met name in onzekere financiële markten wordt beoogd het risicoprofiel van de beleggingsportefeuille niet te vergroten en indien gewenst zelfs te verlagen.
84
Begrippenlijst Verklaring inzake beleggingsbeginselen Actief beleggen Op grond van een bepaalde marktvisie wordt afgeweken van de benchmark, om zo te trachten een betere performance te behalen. ALM Afkorting van Asset Liability Management, het afstemmen van de beleggingsmix op verplichtingen. Het uitvoeren van een ALM-studie kan een Pensioenfonds of verzekeringsmaatschappij behulpzaam zijn bij het kiezen van de juiste beleggingsmix. Een ALM-studie kent de volgende aspecten: 1. 2. 3. 4.
het in kaart brengen van de financiële stromen; de simulatie van toekomstige financiële posities; de samenhang met de economische omgeving; de vergelijking van beleidsvarianten.
Beleggingsmix De verdeling van beleggingen over verschillende beleggingscategorieën, zoals bijvoorbeeld: aandelen, onroerend goed en vastrentende waarden met een nadere onderverdeling in binnenen buitenlandse beleggingen. Beleggingsbeleid Een Pensioenfonds is verplicht om op solide wijze te beleggen. Het beleggingsbeleid van een Pensioenfonds is enerzijds gericht op het zoveel mogelijk uitsluiten van beleggingsrisico's en anderzijds op het behalen van een zo hoog mogelijk rendement. Bovendien moet de afstemming van beleggingen op de verplichtingen juist zijn: het Pensioenfonds moet op het juiste moment aan haar verplichtingen kunnen voldoen. Om optimaal aan deze uitgangspunten te voldoen is een juiste samenstelling van de beleggingsmix noodzakelijk, die met behulp van een ALM-studie kan worden vastgesteld. Beleggingsfondsen Een beleggingsfonds is in feite een ‘verzamelpunt’ voor beleggers. Op dat punt komt het geld van alle in het betreffende fonds investerende beleggers samen. Het totaalbedrag wordt het fondsvermogen genoemd. Beleggen middels een beleggingsfonds is een efficiënte manier om een adequate spreiding te bewerkstelligen. Benchmark (index) Een objectieve maatstaf voor zowel de samenstelling als de performance van het belegde vermogen. Een benchmarkindex is een mandje van -bijvoorbeeld- een aantal aandelen. In beginsel bepaalt de totale waarde van alle uitstaande aandelen de waarde van een index; fluctuaties in de waarde van de index worden derhalve veroorzaakt door koersfluctuaties van de in de index opgenomen aandelen. Bekende voorbeelden van indices zijn AEX, S&P en Dow Jones.
85
Commodities Letterlijk betekent het grondstoffen. Beleggen in commodities is direct investeren in grondstoffen of indirect via bijvoorbeeld termijncontracten, waarbij de waarde is gebaseerd op grondstoffen. Verhandelde grondstoffen zijn onder andere energie, metalen en landbouwproducten. Derivaten Afgeleide financiële instrumenten, dat wil zeggen financiële contracten, waarvan de waarde wordt afgeleid van een onderliggende waarde (bijv. een aandeel), een referentieprijs of een index (bijv. de AEX-index). De hoofdvormen van derivaten zijn opties, futures contracten en forward contracten. Fiduciair vernogensbeheerder: Een fidiciaire vermogensbeheerder levert het volledige vermogensbeheer, integreert de volledige informatie stroom en beheert het risico van de hele balans Governance De wijze waarop de besluitvormingsprocessen omtrent het beleggingsbeleid binnen een Pensioenfondsen zijn georganiseerd. Mandaat vermogensbeheer Het mandaat vermogensbeheer, ook wel beleggingsrichtlijnen of beleggingsinstructie genoemd, bevat de beleggingstechnische afspraken over het beheer van het vermogen. Het mandaat wordt vastgesteld onder verantwoordelijkheid van het Bestuur en bevat alle restricties waarbinnen een Vermogensbeheerder vervolgens naar eigen inzicht mag beleggen. Marktwaarde Waarde van een beleggingsobject als het op dit moment zou worden verkocht. Monitoring Monitoring is het continue proces van overzicht van de consequente en juiste werking van de controlemaatregelen. Deze monitoring kan door het Pensioenfonds zelf gebeuren of uitbesteed worden aan een onafhankelijk orgaan (bijv. audit). Monitoring maakt integraal deel uit van het controlesysteem. Onroerend goed Men kan direct en indirect beleggen in onroerend goed. Direct beleggingen kan men door woningen of winkels aan te kopen. Indirect kan men investeren middels participaties in beleggingsfondsen aan te kopen die beleggen in onroerend goed. Outperformance Het verschil tussen het behaalde rendement en het rendement van de benchmark (positief of negatief). Dit verschil geeft aan hoeveel waarde is toegevoegd door middel van actief beleggen. Outperformance wordt ook wel (alpha) genoemd.
86
Passief beleggen Hieronder kan worden verstaan indexbeleggen of buy and hold beleggen. Het is gericht op het zo laag mogelijk houden van de transactiekosten. Performance De performance van (een deel van) het vermogen is het totale rendement op marktwaarde. Deze performance wordt normaliter vergeleken met de performance van de benchmark(index). Door middel van een zogenoemde performance attributie-analyse wordt het verschil tussen deze beiden op een kwantitatieve wijze verklaard. Strategische beleggingsmix De lange termijn verdeling van het vermogen over de verschillende beleggingscategorieën (aandelen, vastrentende waarden, onroerend goed). Deze verdeling wordt veelal gebaseerd op een ALM-studie. Toeslagverlening Toeslagverlening is het van tijd tot tijd aanpassen van het reeds opgebouwde pensioen aan de algemene stijging van de lonen en prijzen. Hierdoor blijft u met het opgebouwde pensioen ook in de toekomst dezelfde koopkracht behouden. Het is met andere woorden waardevast. Tracking error Statistische maatstaf die weergeeft hoe groot de kans is dat de outperformance zal afwijken van nul. De tracking error is gelijk aan de standaarddeviatie van de outperformance. Het is een goede maatstaf voor het meten van het extra risico van de portefeuille ten opzichte van de benchmark. Een hoge tracking error betekent veel kans op een rendement ver onder of boven de benchmark en dus veel extra risico ten opzichte van de benchmark. Rating De rating van een belegging of een onderneming geeft het kredietrisico of debiteurenrisico van een bepaalde belegging weer. Vastrentende waarden hebben bijvoorbeeld pas voldoende kwaliteit vanaf een bepaalde kredietwaardigheid, voorzien van een rating BBB, A, AA of AAA. De ratings worden vastgesteld door gespecialiseerde bureaus als S&P en Moody’s. Valutahedging Het afdekken van valutarisico door middel van valutatermijn-transacties (forward contracts). Vastrentende waarden Verzamelnaam voor beleggingen waarop in beginsel een vaste rentevergoeding en een vaste looptijd geldt. Voorbeelden van vastrentende waarden zijn obligaties, onderhandse leningen en hypotheken. Deze beleggingen worden ook wel als risicomijdend aangeduid. Vermogensbeheerder Een professionele beheerder van vermogens voor organisaties (zoals Pensioenfondsen, verzekeringsmaatschappijen enz.) en/of vermogende particulieren. Vermogensbeheerders 87
zijn vaak onderdeel van een bank, dan wel financiële instelling, maar kunnen ook een onafhankelijke organisatie zijn. In Nederland kunnen Vermogensbeheerders zich onder bepaalde voorwaarden laten registreren bij de Autoriteit Financiële Markten. Waarde stijl (value style) Beleggingsstijl waarbij met name in aandelen wordt belegd van bedrijven die als relatief goedkoop kunnen worden gekwalificeerd. Zakelijke waarden Verzamelnaam voor beleggingen in aandelen en beleggingen in onroerend goed. Deze beleggingen worden ook wel aangeduid als risicodragend.
Investment Guidelines 2015 separaat toegevoegd
88
Bijlage 4 - Beleidsnotitie uitbestedingsbeleid en uitbestedingsrisico’s Stichting Pensioenfonds Deutsche Bank Nederland inclusief betrokken organisaties en personen Het Bestuur van Stichting Pensioenfonds Deutsche Bank Nederland (‘Pensioenfonds‘) heeft, gezien de vereiste tijdsbesteding en vereiste expertise voor de diverse taken, besloten experts in te huren c.q. activiteiten uit te besteden die niet tot het dagelijks taakgebied van het Bestuur behoren. Het Bestuur blijft echter zonder enige uitzondering eindverantwoordelijk voor alle activiteiten van het Pensioenfonds, inclusief de uitbestede werkzaamheden waaronder o.a. het vermogensbeheer. Het Bestuur heeft in verband met de uitbesteding een controle organisatie ingericht en besloten een “dedicated vendor manager” aan te stellen voor de dagelijkse controle op de uitbestede activiteiten zoals administratie (deelnemersadministratie, financiële administratie, en uitkeringsadministratie) en het vermogensbeheer op basis van een Control Framework dat zich baseert op de richtlijnen van de Deutsche Bank Group en de met de partijen afgesproken SLA’s. Daarnaast is een ervaren bestuurder, werkzaam als secretaris van het Bestuur samen met de vendor manager verantwoordelijk voor de bestuursondersteuning. Het Bestuur heeft besloten commissies te vormen binnen het Bestuur met de hiertoe benodigde kennis en competenties die namens het Bestuur per kwartaal de controles op deze taken overzien en tijdens de Bestuursvergadering per kwartaal verslag uitbrengen. Daarnaast wordt op kwartaalbasis een risico dashboard in de bestuursvergadering geagendeerd waarin de risico’s volgens het FIRM concept van DNB en de controles op risico’s vermeld zijn. Eventuele escalatie in geval van calamiteiten vindt op ad hoc basis direct plaats. In het kader van de uitbesteding van werkzaamheden door het Bestuur van het Pensioenfonds volgt hier een gedetailleerd overzicht van deze uitbestede werkzaamheden en de wijze waarop deze uitbesteding gecontroleerd wordt. De volgende taken zijn uitbesteed en naast de dagelijkse controle en het dagelijks contact met de externe partij door vendor management/bestuursondersteuning ligt de controle hierop bij de navolgende commissies van het Pensioenfonds: (Fiduciair) Vermogensbeheer De beleggingen zijn in fiduciair beheer uitbesteed aan Deutsche Asset & Wealth Management, een onderdeel van Deutsche Bank, Frankfurt/Luxemburg. Het proces is via asset pooling geconsolideerd in een SICAV/FCP in Luxemburg. De beleggingscommissie is binnen het Bestuur belast met de monitoring en vormgeving van het toezicht en legt hierover op kwartaalbasis verantwoording af aan het Bestuur. De controle vindt plaats op basis van een goedgekeurd Controle Framework dat gebaseerd is op concernrichtlijnen, strategisch beleggingsafspraken en SLA.
89
Het bewaarbedrijf van Deutsche Asset & Wealth Management is State Street. Jaarlijks vindt een positiecontrole plaats door KPMG in het kader van de jaareinde controle.
Administratie De financiële, deelnemers-, en uitkeringsadministratie is uitbesteed aan Syntrus Achmea. Het vendor management op dagelijkse basis wordt verzorgd door de heer M.O.E. Bakker, bestuursondersteuner van het Pensioenfonds in dienst van Deutsche Bank AG, maar gedetacheerd voor alle bestuursondersteunende taken aan het Pensioenfonds. De aanlevering van alle gegevens geschiedt door de afdeling Human Resources van Deutsche Bank AG. Er is een Control Framework opgesteld op basis waarvan alle controles worden uitgevoerd door vendor management, tevens zijn in procesbeschrijvingen de taken en verantwoordelijkheden van de verschillende partijen vastgelegd. Het monitoren van de SLA met Syntrus Achmea ligt bij de Governance en Riskmanagement Commissie, in het bijzonder F.T.G.J. Segers en E.M. Mulder-Mosman. Er vinden halfjaarsbesprekingen plaats waarover de commissie aan het Bestuur verantwoording zal afleggen. De beleidsondersteunende taken, pensioenfondsmanagement taken en de vendor management taken worden uitgevoerd door een door Deutsche Bank AG gedetacheerd medewerker, de heer M.O.E. Bakker. Evaluatie vindt plaats via het normale performance management system van Deutsche Bank, door zijn manager Head HR Solutions in samenwerking met de secretaris van het Pensioenfonds. Deze taak ligt binnen de Governance en Risk Commissie van het Pensioenfonds. Voor de beleidsgerelateerde vraagstukken en de voorbereidingen van bestuursvergaderingen en besluitvorming wordt het Bestuur ondersteund door de secretaris van het Bestuur, die samen met de heer M.O.E. Bakker alle externe contacten op dagelijkse basis verzorgt. Actuaris De waarmerkend Actuaris is de heer J. Schilder, AAG Willis Towers Watson. De adviserend actuaris is de heer drs. B.A. Weijers, AAG Willis Towers Watson. Via een interview met verslaglegging vindt tweejaarlijks een assessment van Willis Towers Watson plaats. Dit interview wordt geïnitieerd door Willis Towers Watson. Binnen het Pensioenfonds is zowel de Governance en Risk Commissie, de Pensioencommissie als de Financiële Commissie onderdeel van de communicatie met Willis Towers Watson. Bij een eerstvolgende evaluatie, dienen leden van elke commissie aanwezig te zijn.
90
Herverzekeraar Het overlijdensrisico is sinds 2014 voor een periode van drie jaar ondergebracht bij Delta Lloyd . Namens het Pensioenfonds zijn de controle en onderhandelingen uitbesteed aan Deutsche Bank AG, corporate insurance binnen Finance Amsterdam. De dagelijkse activiteiten m.b.t. deze risico’s en de communicatie liggen bij de heer M.O.E. Bakker. Aanlevering van gegevens via de afdeling Human Resources van Deutsche Bank AG op maandelijkse basis. Jaarlijks zal deze beleidsnotitie en een inschatting van de aard van de mogelijke risico’s van de uitbesteding van activiteiten en de mate van acceptatie binnen het gehele Bestuur op de agenda opgenomen worden. Voorstel is maart van elk kalenderjaar.
Compliance Het Pensioenfonds heeft de compliance activiteiten met betrekking tot de Gedragscode en de Code Pensioenfondsen uitbesteed aan Group Compliance, de Compliance officer is mevrouw N. Goedel.
91
Bijlage 5 – Financieel crisisplan Financieel Crisisplan Stichting Pensioenfonds Deutsche Bank Nederland 2015
Inleiding Conform artikel 145 van de Pensioenwet en artikel 140 Wvb dient ons Pensioenfonds te beschikken over een financieel crisisplan. In dit verband heeft het Bestuur gedefinieerd welke financiële risico’s voor het Fonds gezien worden die een financiële crisis tot gevolg kunnen hebben en welke sturingsmiddelen ter beschikking staan om een dergelijke crisis het hoofd te bieden. Per crisissituatie is in een aparte bijlage een oplossingsrichting gedefinieerd inclusief een impact analyse voor alle belanghebbenden. Het crisisplan is een leidraad en geeft een kader aan van oplossingsrichtingen ingeval van een financiële crisis. Uiteraard worden de concrete maatregelen in een crisissituatie altijd afgestemd op de omstandigheden van dat moment.
Kenmerken Pensioenfonds Deutsche Bank Nederland In haar doelstelling heeft Stichting Pensioenfonds Deutsche Bank Nederland (het Fonds) geformuleerd dat het Fonds de pensioenuitkeringen op korte en lange termijn wil veiligstelllen waarbij voorwaardelijk aan actieven en inactieven een waardevaste pensioenuitkering gewaarborgd wordt. Het Bestuur streeft naar een toeslagverlening van 80%, zijnde 8 van de 10 toeslagverleningen. Daarnaast stelt het Bestuur het vereist eigen vermogen zodanig vast dat met een zekerheid van 97,5% wordt voorkomen dat het Pensioenfonds binnen een periode van een jaar over minder waarden beschikt dan de hoogte van technische voorzieningen. De gewenste toeslagverwachting gekoppeld aan de eisen ten aanzien van het vereist eigen vermogen worden ondersteund door een prudent beleggingsbeleid gekoppeld aan een Structurele Toeslagruimtepremie door de werkgever van 4,7% van de pensioengrondslagsom en een additonele Tijdelijke Toeslagruimtepremie tot en met 1 januari 2023 van de werkgever volgens artikel 3, lid 2 van de uitvoeringsovereenkomst van juli 2011. Een gedeelte van de premie kan conform de CAO op de deelnemers worden verhaald door de werkgever. Door de afspraak met de werkgever over de additionele toeslagruimtepremies, is het herstelpotentieel voor het Pensioenfonds door de instroom van premie-inkomsten relatief groot. In de uitvoeringsovereenkomst met de werkgever is echter wel een maximum premie vermeld van 27% in geval de beleidsdekkingsgraad lager is dan de minimaal vereiste dekkingsgraad. Door de verruiming van de doelstelling van de “structurele toeslagruimtepremie” van 4,7% met ingang van 2015, kan deze na overleg met de werkgever bij een (initieel) niet kostendekkende premie ook worden aangewend voor financiering van pensioenopbouw, alvorens wordt overgegaan tot verlaging van het opbouwpercentage.
92
In 2015 zal in het kader van de wijzigingen in de pensioenwetgeving o.a. voor dit onderdeel een wijziging in de uitvoeringsovereenkomst met de werkgever doorgevoerd worden. Periodiek wordt via ALM-studies getoetst of het premiebeleid, toeslagbeleid en beleggingsbeleid nog voldoende robuust zijn vormgegeven. Hierbij wordt het beleid getoetst binnen verschillende economische scenario’s. In 2014 is een studie uitgevoerd waarin de gevolgen van nFTK grotendeels zijn meegenomen. Daarnaast wordt door middel van integraal risicomanagement binnen het Pensioenfonds periodiek gekeken naar de risico’s die het Pensioenfonds loopt, de beheersing daarvan en het beleid daaromheen. Desalniettemin kan een crisissituatie ontstaan.
Potentiële crisissituaties Het Bestuur heeft de volgende potentiële crisissituaties gedefinieerd: De (beleids)dekkingsgraad bevindt zich (of beweegt zeer snel) richting kritische waarden waardoor geen herstel meer mogelijk is binnen de gestelde termijnen zonder pensioenaanspraken en –rechten te korten. Op de volgende pagina worden de ‘kritische waarden’ nader toegelicht; Niet kostendekkende premie; Beëindiging uitvoeringsovereenkomst door werkgever. De grootste risico’s voor het Pensioenfonds die tot een crisissituatie kunnen leiden, betreffen de situatie dat de rente langdurig laag blijft in combinatie met lage of negatieve rendementen op overige beleggingscategorieën en de situatie dat de werkgever de premie instroom aan het fonds beëindigt. Voor elke van deze crisissituaties is in de bijlage een sjabloon bijgevoegd, waarin per gedefinieerde crisissituatie en per sturingsmiddel de volgende zaken worden aangegeven:
Hoe realistisch is de inzet van de maatregel?
Wat is het verwachte financiële effect van de inzet van de maatregel?
Toelichting bij evenwichtige belangenbehartiging bij de betreffende maatregel, inclusief impactanalyse diverse belanghebbenden.
Betrokken partijen en besluitvormingsproces bij de maatregel.
Communicatie bij inzet van de betreffende maatregel.
Volledigheid / helderheid van fondsdocumenten.
Reparatiebeleid van de maatregel. 93
Voor de eerste gedefinieerde crisissituatie dient – onder het nFTK – onderscheid te worden gemaakt naar twee situaties waarin een korting van pensioenaanspraken en – rechten aan de orde is. Deze twee situaties (de ‘herstelplankorting’ en de ‘maatregel minimaal vereist eigen vermogen’) worden hieronder beschreven. Herstelplankorting Indien op het moment van vaststelling of actualisering van het herstelplan sprake is van een beleidsdekkingsgraad zodanig dat het Pensioenfonds naar verwachting niet binnen de looptijd van het herstelplan herstelt tot het niveau van de vereiste dekkingsgraad, dient gedurende datzelfde boekjaar een korting op de pensioenaanspraken en –rechten te worden doorgevoerd (de benodigde korting mag over maximaal de looptijd van het herstelplan worden gespreid, waarbij alleen de eerste korting onvoorwaardelijk is). In het vervolg van het crisisplan wordt gerefereerd aan de kritieke dekkingsgraad als zijnde de beleidsdekkingsgraad waarbij het Pensioenfonds naar verwachting nog net binnen de looptijd van het herstelplan herstelt tot het niveau van de vereiste dekkingsgraad. Maatregel minimaal vereist eigen vermogen Indien sprake is van een beleidsdekkingsgraad die gedurende vijf opeenvolgende evaluatiemomenten onder het niveau van de minimaal vereiste dekkingsgraad blijft (én de feitelijke dekkingsgraad van het fonds is op het 5e evaluatiemoment eveneens lager dan de minimaal vereiste dekkingsgraad), dient op het vijfde evaluatiemoment een korting op de de pensioenaanspraken en –rechten te worden doorgevoerd (de benodigde korting mag over maximaal de looptijd van het herstelplan worden gespreid, de gespreide kortingen zijn echter wel allen onvoorwaardelijk). In het vervolg van het crisisplan wordt gerefereerd aan het kritieke pad als zijnde het benodigde verloop van de feitelijke dekkingsgraad, indien lager dan de minimaal vereiste dekkingsgraad, waarbij het naar verwachting nog net mogelijk is om binnen de gestelde termijn te herstellen zonder pensioenaanspraken en rechten te korten. In de volgende paragraaf wordt nader ingegaan op zowel de kritieke dekkingsgraad als het kritieke pad.
94
Stappenplan in geval van een crisis /Noodscenario In het algemeen onderscheiden we verschillende momenten waarop het Bestuur actief op de situatie zal ingaan. Voordat dreigt sprake te gaan zijn van een “crisissituatie” zullen met name de Beleggingscommissie en de Governance en Risk Committee met een frequentie van tweewekelijkse tot maandelijkse vergaderingen waar nodig actie ondernemen en het Bestuur in extra overleg bijeenroepen. Fase 1) In deze fase zullen de commissies door het ondersteunende team2 maandelijks geïnformeerd worden. Fase 2) In deze fase zullen de commissies in een tweewekelijkse frequentie bijeenkomen en een extra bestuursvergadering voor de daadwerkelijke crisissituatie voorbereiden. Fase 3) Tweewekelijkse bestuursvergadering en wekelijkse informatiestroom. Voor Fase 3 wordt onder meer gebruik gemaakt van de eerder gedefinieerde kritieke dekkingsgraad en het kritieke pad. In de onderstaande tabellen is voor verschillende renteniveaus en verwachte rendementen de kritieke dekkingsgraad en het kritieke pad van de dekkingsgraad van het Pensioenfonds weergegeven. De tabel is vastgesteld op basis van de deelnemersbestanden die ten grondslag liggen aan het jaarwerk van het fonds over boekjaar 2014. Tabel 1 – Kritieke dekkingsgraad (t.b.v. ‘herstelplankorting’) Variant
RTS
Verw acht rendem ent
Kritieke dekkingsgraad
A B
Uo 2015
2%
88%
Uo 2015
3%
C D E F G H I
77%
Uo 2015 Uo 2015 -/- 1%-pt Uo 2015 -/- 1%-pt Uo 2015 -/- 1%-pt Uo 2015 + 1%-pt Uo 2015 + 1%-pt Uo 2015 + 1%-pt
4% 2% 3% 4% 2% 3% 4%
68% 89% 79% 70% 87% 73% 64%
De vereiste dekkingsgraad van het Pensioenfonds bedraagt per 31 december 2015 op basis van de vereisten van het FTK 111,0%. De kritieke dekkingsgraad is de beleidsdekkingsgraad waarbij het Pensioenfonds naar verwachting nog net binnen de looptijd van het herstelplan herstelt tot het niveau van de vereiste dekkingsgraad. Op basis van de rentetermijnstructuur per ultimo 2015 verlaagd met 1%-punt en een (vast) verwacht rendement van 3% (dit betreft Variant E uit Tabel 1) zou naar verwachting bij een beleidsdekkingsgraad van minder dan 79% niet binnen 10 jaar worden hersteld naar het niveau van 111,0,%. In dat geval dient een ‘herstelplankorting’ te worden doorgevoerd, zodanig dat herstel tot aan het niveau van 111,0% wel binnen 10 jaar wordt bereikt (de benodigde korting mag over maximaal de looptijd van het herstelplan worden gespreid, waarbij alleen de eerste korting onvoorwaardelijk is). 2
Het ondersteunende team bestaat uit < Betty Mulder-Mosman, Mark Bakker, vertegenwoordiger actuaris>
95
Tabel 2 – Kritiek pad (t.b.v. ‘maatregel minimaal vereist eigen vermogen’)
Kritieke pad feitelijke dekkingsgraad Variant
A B C D E F G H I
RTS
Uo 2015 Uo 2015 Uo 2015 Uo 2015 -/- 1%-pt Uo 2015 -/- 1%-pt Uo 2015 -/- 1%-pt Uo 2015 + 1%-pt Uo 2015 + 1%-pt Uo 2015 + 1%-pt
1e 2e evaluatie- evaluatiemoment moment
Verw acht rendement 2% 3% 4% 2% 3% 4% 2% 3% 4%
90% 87% 83% 92% 88% 85% 88% 84% 81%
94% 91% 89% 95% 93% 90% 93% 90% 87%
3e
4e
5e
evaluatiemoment
evaluatiemoment
evaluatiemoment
98% 96% 94% 99% 97% 95% 97% 95% 93%
101% 100% 99% 102% 101% 100% 101% 100% 99%
104,2% 104,2% 104,2% 104,2% 104,2% 104,2% 104,2% 104,2% 104,2%
De dekkingsgraad van 97% in Variant E houdt het volgende in. Indien bij drie evaluatiemomenten de beleidsdekkingsgraad reeds lager is geweest dan 104,2% en de feitelijke dekkingsgraad is op dat moment lager dan 96%, zal naar verwachting op het 5 e evaluatiemoment het niveau van 104,2% nog niet bereikt zijn. Indien dit (twee jaar later) inderdaad het geval blijkt te zijn, dient op dat moment een (onvoorwaardelijke) korting te worden toegepast die mag worden gespreid. Het Pensioenfonds heeft echter in hoofdstuk 8 van de ABTN opgenomen dat deze korting in beginsel ineens zal worden toegepast, tenzij het Bestuur wegens omstandigheden (en met inachtneming van evenwichtige belangenbehartiging) besluit de onvoorwaardelijke korting toch te spreiden. Naast het verwachte overrendement volgt bij Stichting Pensioenfonds Deutsche Bank Nederland voornamelijk herstelkracht uit de Tijdelijke en Structurele Toeslagruimtepremie, alsmede de extra herstelcomponent in de premie (premie naar 27%) in geval de beleidsdekkingsgraad lager is dan de minimaal vereiste dekkingsgraad.
96
Fase 1) - Dekkingsgraad komt onder de vereiste dekkingsgraad (111,0% per 31 december 2015): nog geen directe noodzaak tot korten indien gedurende looptijd herstelplan een tijdig herstel tot aan het VEV kan worden aangetoond Fase 2) - Dekkingsgraad nabij kritieke grenzen zoals hiervoor gedefinieerd, of - Premie uitvoeringsovereenkomst dreigt niet kostendekkend te gaan worden Fase 3) Daadwerkelijke crisissituatie: (Zie bijlage) - Dekkingsgraad gelijk aan of onder kritieke grenzen zoals hiervoor gedefinieerd, of - Premie uitvoeringsovereenkomst is niet kostendekkend, of - Beëeindiging uitvoeringsovereenkomst door werkgever
Communicatiebeleid en besluitvorming Binnen een week nadat vastgesteld is dat fase 3) bereikt is, dus een daadwerkelijke crisissituatie, dient een aanvang gemaakt te zijn met de ondervermelde communicatie, dat wil zeggen, alle betrokkenen dienen dan al mondeling/telefonisch geinformeerd te zijn en de eerste Nieuwsflits voor de (in)-actieve moet voor verzending gereed zijn. Communicatie tree voor betrokken partijen in geval van crisis: Intern: Simone Huis in ‘t Veld (Voorzitter) , informeert : Lokale Management van de bank ; Betty Mulder-Mosman : HR Benefits: Stephan-A Vogel, + 49 69 91047961/+ 49 173 314 9357 Simone Huis in ‘t Veld informeert de HR responsible Continental Europe: + 41-227390230/+41796604650 of Global Head HR: + 442075478713/+447881511181. Betty Mulder-Mosman informeert het verantwoordingsorgaan.
97
Extern: Simone Huis in ‘t Veld en Betty Mulder-Mosman informeren: De Nederlandsche Bank N.V. D.P. Krijnen, 020-524 2664,
[email protected] Betty Mulder-Mosman informeert: De actieve, gewezen en gepensioneerde deelnemers Pensioenfonds schriftelijk d.m.v. een Nieuwsflits en bijeenkomsten. In geval van crisissituatie treedt het Bestuur in overleg met haar adviseur Willis Towers Watson: Bart Weijers 0885433758/0651176552. Uitgangspunt voor het besluitvormingsproces tijdens een crisis is het besluitvormingsproces zoals beschreven in de statuten van het Pensioenfonds. Het dagelijks Bestuur (Simone Huis in ‘t Veld/Betty Mulder-Mosman aangevuld met Boudewijn Dornseiffen en/of Leo Vermin) op ad hoc basis voor eventuele communicatieaspecten en financiële uitwerkingen zullen het crisisteam vormen, dat urgente maatregelen zal nemen en indien noodzakelijk achteraf het voltallige Bestuur informeren. Over het bestaan van het crisisplan en de uitleg daarvan is reeds aandacht besteed in deelnemersvergaderingen. In het populair jaarverslag is in het verleden vermeld dat een financieel crisisplan uitgewerkt is. Een versie van dit crisisplan wordt gepubliceerd op de interne website van het Pensioenfonds.
Beschikbare sturingsmiddelen Navolgend wordt ingegaan op de diverse sturingsmiddelen van het Pensioenfonds: Sturing door Beleggingsbeleid Binnen de mogelijkheden van het risicobudget (en de visie van de werkgever) kan het beleggingsbeleid worden herzien. Randvoorwaarde die hierbij wordt gesteld is dat bij een aanpassing van het beleggingsbeleid tijdens de looptijd van het herstelplan het risicoprofiel op totaalniveau niet wordt vergroot, en dat er sprake is van voldoende herstelkracht. Sturing door Toeslagverlening Onder het nFTK dient het verlenen van toeslagen toekomstbestendig plaats te vinden. De beleidsdekkingsgraad dient minimaal gelijk te zijn aan 110%. Indien de beleidsdekkingsgraad zich begeeft op de kritieke grenzen (en er dus sprake is van een crisissituatie) is de beleidsdekkingsgraad reeds lager dan 110% en is het verlenen van toeslagen dus al niet mogelijk conform nFTK. Bij een lage beleidsdekkingsgraad zal deze maatregel derhalve automatisch worden ingezet.
98
Sturing door Premieverhoging De premie is op de volgende wijze als sturingsmechanisme in een financiële crisissituatie inzetbaar. Onderdeel van het premiebeleid van het Pensioenfonds is de onderstaande beleidsstaffel. Situatie Beleidsdekkingsgraad gelijk aan of hoger dan minimaal vereiste dekkingsgraad
Premie (als percentage van het salaris) Met stappen van maximaal 2%-punt per jaar naar de Nominale Kostendekkende premie toe bewegen.
Beleidsdekkingsgraad lager dan minimaal vereiste dekkingsgraad
Maximale premie van 27%.
In het geval dat de beleidsdekkingsgraad lager is dan de minimaal vereiste dekkingsgraad, zal de feitelijke premie gelijk worden gesteld aan de maximale premie van 27%. Er vanuit gaande dat de kostendekkende premie lager is dan 27%, wordt hiermee een ‘herstelcomponent’ gecreëerd via een premieverhoging. In geval de premie uit de premiestaffel niet kostendekkend blijkt te zijn, zal het Bestuur in overleg treden met de werkgever om het premiebeleid te bespreken. Indien dit niet leidt tot een premieverhoging, dan zal het Bestuur eerst de Structurele Toeslagruimtepremie (voor zover noodzakelijk) aanwenden om de feitelijke premie op een kostendekkend niveau te krijgen. Indien na aanwending van de uit de premiestaffel resulterende premie en de structurele toeslagruimte premie (ABTN hoofdstuk 6.2, artikel b 1 en 2) de premie nog steeds niet kostendekkend is, dan wordt het opbouwpercentage in het betreffende jaar zodanig gekort dat de premie kostendekkend is. Toeslagruimtepremie Boven de ‘reguliere premie’ uit de premiestaffel is een Structurele Toeslagruimtepremie van 4,7% van de pensioengrondslag met de werkgever overeengekomen. Daarnaast wordt voor een deel van de populatie (Deutsche Bank AG staf) sinds 2009 door de werkgever een bedrag van EURO 14.200.000,--, omgezet naar een 15-jarige prenumerando annuïteit, betaald (dit resulteert in een jaarlijkse betaling van € 1.280.000, te betalen tot en met 1 januari 2023). Dit betreft de Tijdelijke Toeslagruimtepremie. Er geldt geen verdere bijstortingsverplichting voor de werkgevers. Indien het benutten van de structurele toeslagruimtepremie om de feitelijke premie op een kostendekkend niveau te krijgen, een mogelijk overeengekomen extra verhoging van de premiebetaling van de werkgever, en het niet toekennen van toeslagverlening niet tot het vereiste tijdige herstel van het vermogen leidt, zal overleg plaatsvinden met de Raad van Bestuur van Deutsche Bank in Frankfurt over mogelijke oplossingen waaronder verdere stortingen en/of versobering van de regeling.
99
Sturing door aanpassen van de regeling Een aanpassing met het doel verdere versobering van de regeling, vergt onderhandelingen met Ondernemingsraden en Vakbonden. Dit zou een oplossing kunnen zijn op “middellange” termijn in geval van een aanhoudende tekortsituatie die tijd vergt. Dit is een richting die ingezet kan worden indien afzien van toeslagverlening of invoeren van premieverhoging geen evenredige belangenbehartiging of afdoende verbetering van de positie tot gevolg heeft, of geen optie blijkt te zijn. Het besluit kan worden voorbereid door het Fonds maar moet door sociale partners worden genomen. Sturing door korting van pensioenaanspraken en -rechten Indien dit alles niet tot het gewenste resultaat mag leiden, dan zal een korting van aanspraken en -rechten moeten worden doorgevoerd. Dit vereist zorgvuldige voorbereiding en goede communicatie. In dit scenario zal ook gekeken worden naar een mogelijk reparatiescenario. Tot korting zal worden overgegaan indien de beleidsdekkingsgraad dusdanig laag is dat deze naar verwachting niet binnen 10 jaar zal herstellen naar het niveau van de vereiste dekkingsgraad (oftewel, indien de beleidsdekkingsgraad lager is dan de kritieke dekkingsgraad). Daarnaast zal een korting worden doorgevoerd indien de beleidsdekkingsgraad op vijf achtereenvolgende (jaarlijkse) evaluatiemomenten lager is dan de de minimaal vereiste dekkingsgraad en tevens de actuele dekkingsgraad op dat moment lager is dan de minimaal vereiste dekkingsgraad. Het fonds zal in dat geval genoodzaakt zijn de tekortsituatie per direct op te heffen door het korten van de opgebouwde aanspraken en rechten. Het beleid omtrent het korten van aanspraken en –rechten is nader uitgewerkt in hoofdstuk 8 van de ABTN. Als leidraad kan gezien worden, dat bij het overgaan tot een korting het uitgangspunt is een uniform kortingspercentage voor alle betrokkenen (actieven/inactieven (gepensioneerden/slapers). Mocht dit bij de afweging tot onevenredige nadelen voor bepaalde groepen leiden, op basis van het feit dat bijvoorbeeld eerder genomen maatregelen een bepaalde groep negatiever beinvloeden dan een andere groep, zal het Bestuur hiervan kunnen afwijken. Het Pensioenfonds informeert de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgever schriftelijk over het besluit tot vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten. De vermindering kan op zijn vroegst een maand na de in de vorige volzin bedoelde informatieverstrekking worden gerealiseerd. De planning van de communicatie met de actieve deelnemers zal uitsluitend na overleg met de werkgever plaatsvinden.
100
Volgorde sturingsmiddelen 1) Beleggingsbeleid 2) Niet verlenen van toeslagen 3) Premieverhoging voor alle betrokkenen 4) Korting aanspraken en -rechten 5) Aanpassen (versoberen) van de regeling
Belangenafweging van de te nemen maatregelen In geval van het inzetten van de bovengenoemde sturingsmiddelen zal een duidelijke afweging gemaakt worden van de gevolgen voor alle belanghebben. Ter ondersteuning van de besluitvorming is per belanghebbende-groep de scoring van de te nemen maatregel in de bijlagen ingekleurd met rood, oranje, groen, blauw ter ondersteuning van de afweging op moment van beslissing. Hierbij geeft blauw een neutraal effect weer, rood een negatief effect, oranje een minder negatief effect en groen een positief effect.
Evaluatie crisisplan Het Bestuur van het Pensioenfonds zal het crisisplan jaarlijks, of vaker indien daar noodzaak toe is, agenderen en nader evalueren. Het crisisplan wordt hierbij geactualiseerd wanneer de situatie hiertoe aanleiding geeft. Een crisisplan is geen statisch geheel, maar maakt onderdeel uit van het continue risicomanagement van het Pensioenfonds. Het crisisplan van het Pensioenfonds is dan ook onlosmakelijk verbonden met het risicomanagement van het Pensioenfonds en de hiermee verband houdende bepalingen in de ABTN. De ABTN wordt periodiek door het Pensioenfonds geëvalueerd en zo nodig aangepast. Ook worden premiebeleid, toeslagbeleid en beleggingsbeleid periodiek getoetst aan de hand van ALM studies. Bij de periodieke toetsing van de ABTN (waar het crisisplan onderdeel van is) ook de periodieke toetsing van het crisisplan meegenomen. Daarnaast zal de effectiviteit van het crisisplan worden beoordeeld nadat zich een crisis heeft voorgedaan en het crisisplan ten uitvoer is gebracht. Als gevolg van de ervaring die in een dergelijke situatie wordt opgedaan, kan het crisisplan verder worden geactualiseerd. Amsterdam, juni 2016
101
Crisis situatie
Kritische dekkingsgraden bereikt of nabij
Omschrijving crisis: De (beleids)dekkingsgraad bevindt zich (of beweegt zeer snel) richting kritische waarden waardoor geen herstel meer mogelijk is binnen de gestelde termijnen zonder pensioenaanspraken en –rechten te korten. Maatregel Omschrijving
Hoe realistisch?
Verwachte financiële effect?
Toeslagbeleid Onder het nFTK dient de beleidsdekkingsgraad minimaal 110% te bedragen om (gedeeltelijk) toeslagen te kunnen verlenen. In deze crisissituatie is de beleidsdekkingsgraad reeds (aanzienlijk) lager dan 110%. Dit sturingsmiddel is daarmee reeds volledig ingezet.
Premiebeleid Additonele premiestorting door sponsor. Premie deelnemers is vastgelegd in CAO en biedt geen additionele ruimte boven 5% van de pensioengrondslag.
Beleggingsbeleid Geen hoger risico, geen lager risico (is herstelvertragend), wel mogelijkheden binnen bandbreedtes of mogelijkheden binnen risicobudget (verschuiving van risico van de ene categorie naar de andere)
Inhoud regeling Versobering huidige middelloonregeling door: - verlaging opbouw-% - verhoging franchise - wijziging dekking partnerpensioen - verhoging pensioenleeftijd - Van DB naar (gedeeltelijk) (C)DC
Overleg met sociale partners benodigd. Aanpassingen van pensioenleeftijd worden automatisch ingegeven door wettelijk/fiscaal kader. (bijvoorbeeld) aanpassen pensioenleeftijd met 1 jaar geeft 1%-punt lagere kostendekkende
Ja, echter is op het moment van crisissituatie automatisch al ingezet.
Er geldt geen bijstortingsverplichting, dus afhankelijk van bereidheid werkgever.
Beperkt
Nihil (indien wel toeslagen verleend, dan negatief effect op de dekkingsgraad)
Per %-punt extra premie rond 0,2%-punt extra dekkingsgraad
Marginaal gezien de strategische beleidsvisie en de verhoging van de vereiste dekkingsgraad bij
102
Korten Verlaging van de uitgestelde pensioenaanspraken en ingegane pensioenrechten. Percentage berekening vereist en impact analyse uitwerking van korting op herstel van dekkingsgraad. Financiële analyse welke korting wordt toegepast (in/actieven).
Anders Regeling uitbesteden aan Verzekeringsmaatschappij i.v.m. andere calculatiemethode dekkingeisen (buy-out). Mogelijk alleen voor een deel van de populatie een buy-out uitvoeren.
Ja, laatste redmiddel.
Afhankelijk van de prijsstelling van verzekeraars en van besluiten werkgevers/werknemers.
Heeft een directe positieve werking op de dekkingsgraad.
Mogelijke liquidatie van het Pensioenfonds.
minder conservatief beleid Maatregel Evenwichtige belangen behartiging 3 (impact analyse) Actieven jong
Actieven oud
Toekomstige actieven
Slapers
Ingegaan
Werkgever
Betrokken partijen bij besluitvormingsproces
Communicatie (wie, hoe, wanneer?
Toeslagbeleid
Premiebeleid
Uitgesteld koopkrachtverlies
Gaat mogelijk ten koste van loonruimte. Mogelijk ook hogere WN-bijdrage. Gaat mogelijk ten koste van loonruimte. Mogelijk ook hogere WN-bijdrage. Gaat mogelijk ten koste van loonruimte. Mogelijk ook hogere WN-bijdrage.
Uitgesteld koopkrachtverlies
Beleggingsbeleid
premie.Geen direct effect in de dekkingsgraad. Inhoud regeling
Korten
Anders Afhankelijk van financieel effect eventuele buy-out.
Bestuur, DNB. Verantwoordingsorgaan informeren
Bestuur, DNB, Sociale Partners, Verzekeringsmijen, Werkgever, deelnemers. Verantwoordings-orgaan informeren Afhankelijk van de situatie
Uitgesteld koopkrachtverlies Direct 4 koopkrachtverlies Additionele premiestorting of premieverhoging
Bestuur. Verantwoordingsorgaan informeren
Werkgever, Bestuur. Verantwoordings-orgaan informeren
Werkgever, Bestuur, Vermogensbeheerder DeAWM, DNB. Verantwoordingsorgaan informeren
Communicatie Commissie/Extra Nieuwsbrief/Deelnemersvergadering/
Communicatie Commissie/Overleg Directie NL/Overleg Frankfurt/ Nieuwsbrief/
Communicatie Commissie/Overleg DeAWM/DNB melding i.v.m.
3
Ervan uitgaande dat wijziging regeling voor werkgever op de lange termijn een positief effect heeft Sociale partners (werkgevers en werknemers, vakbonden, OR). Verantwoordingsorgaan informeren Afhankelijk van afspraken tussen communicatiecommissie en
Communicatiecommissie. Extra Bijeenkomst deelnemers/
Met de kleuren wordt het effect van de maatregel op de betreffende partij aangeduid. Hierbij betreft de kleur blauw een neutraal effect, rood een negatief effect, oranje een minder negatief effect en groen een positief effect. 4 Direct koopkrachtverlies, maar uiteindelijk effect is ook afhankelijk van beleid inhaaltoeslagen.
103
Zijn fondsdocumenten helder/compleet?
Reparatie beleid?
website
Deelnemersvergadering/ website
aanpassing vereiste dekkingsgraad
werkgever. Na akkoord sociale partners volgt communicatie aan actieve deelnemers.
Ja
Mogelijke aanpassing uitvoeringsovereenkomst en ABTN.
Aanpassing reglement, statuten, uitvoeringsovereenkomst en ABTN
Opgenomen in ABTN
Premierestitutie en – kortingsbeleid conform uitvoeringsovereenkomst volgen
Mogelijke aanpassing strategisch beleggingsbeleid (aanpassing ABTN en beleggingsmandaat) n.v.t.
104
n.v.t.
extra bijeenkomst gepensioneerden/brief naar alle slapers en gepensioneerden/ nieuwsbrief via email aan actieven melding op Intranet en Internet Website Ja
Afhankelijk van de situatie
Opgenomen in ABTN
n.v.t.
Crisis situatie
Premie niet kostendekkend
Omschrijving crisis: Als gevolg van bijvoorbeeld een lage rentestand kan de situatie zich voordoen dat de premie in de uitvoeringsovereenkomst niet langer kostendekkend is. In de eerste instantie zal overleg plaatsvinden met de werkgever over een verhoging van de premie (eenmalig, tijdelijk of structureel). Maatregel Omschrijving
Hoe realistisch?
Premiebeleid
Beleggingsbeleid
Korten pensioenopbouw
Inhoud regeling
Overleg met sponsor over aanpassing naar maximale premie e/o eenmalige extra premie of tijdelijke stortingen ter ondersteuning of reparatie. Overleg met deelnemers over mogelijke extra storting, eenmalige stortingen i.v.m. reparatie.
Een minder risicovol beleggingsbeleid kan leiden tot een lagere vereiste solvabiliteitsopslag. Dit kan een verlagend effect hebben op de kostendekkende premie.
Indien de ontvangen premie in enig jaar niet kostendekkend is (en dat nog steeds niet is na het inzetten van de structurele toeslagruimtepremie) , wordt het opbouwpercentage voor dat betreffende jaar zodanig verlaagd dat de ontvangen premie wel kostendekkend is.
Versobering huidige middelloonregeling door: - verlaging opbouw-% - verhoging franchise - wijziging dekking partnerpensioen - verhoging pensioenleeftijd - Van DB naar (gedeeltelijk) (C)DC
Ja
Ja, gesplitste kortingsregeling is opgenomen in pensioenreglement (artikel 21)
Overleg met sociale partners benodigd. Aanpassingen van pensioenleeftijd worden automatisch ingegeven door
Indien werkgever de premie niet verhoogt wordt eerst de structurele toeslagruimtepremie zoveel mogelijk aangewend om de premie kostendekkend te krijgen. Afhankelijk van bereidheid werkgever
105
wettelijk/fiscaal kader. Verwachte financiële effect?
Maatregel Evenwichtige belangen behartiging 5 (impact analyse) Actieven jong
5
Actieven oud
Toekomstige actieven
Slapers Ingegaan
Per %-punt extra premie rond 0,2%-punt extra dekkingsgraad
Verregaande maatregel, maar financieel effect beperkt
Afhankelijk van de verlaging van het opbouwpercentage. Premie zal hierdoor kostendekkend worden.
(bijvoorbeeld) aanpassen pensioenleeftijd met 1 jaar geeft 1%-punt lagere kostendekkende premie.
Premiebeleid
Beleggingsbeleid
Korten pensioenopbouw
Inhoud regeling
Gaat mogelijk ten koste van loonruimte. Mogelijk ook hogere WN-bijdrage. Indien STP wordt ingezet, gaat dit ten kosten van toeslagpotentieel. Gaat mogelijk ten koste van loonruimte. Mogelijk ook hogere WN-bijdrage. Indien STP wordt ingezet, gaat dit ten kosten van toeslagpotentieel Gaat mogelijk ten koste van loonruimte. Mogelijk ook hogere WN-bijdrage.
Met de kleuren wordt het effect van de maatregel op de betreffende partij aangeduid. Hierbij betreft de kleur blauw een neutraal effect, rood een negatief effect, oranje een minder negatief effect en groen een positief effect.
106
Werkgever
Betrokken partijen/ Besluitvormingsproces
Additionele premiestorting of premieverhoging
Werkgever, Bestuur. Verantwoordings-orgaan informeren
Communicatie (wie, hoe, wanneer?
Communicatie Commissie/Overleg Directie NL/Overleg Frankfurt/ Nieuwsbrief Deelnemersvergadering/ website
Zijn fondsdocumenten helder/compleet?
Mogelijke aanpassing uitvoeringsovereenkomst en ABTN
Reparatie beleid?
Premierestitutie en – kortingsbeleid conform uitvoeringsovereenkomst volgen
Werkgever, Bestuur, Vermogensbeheer-der DeAWM, DNB. Verantwoordings-orgaan informeren Communicatie Commissie/Overleg DeAWM/DNB melding i.v.m. aanpassing vereiste dekkingsgraad
Mogelijke aanpassing strategisch beleggingsbeleid (aanpassing ABTN en beleggingsmandaat) n.v.t.
107
Bestuur. Verantwoordings-orgaan informeren
Ervan uitgaande dat wijziging regeling voor werkgever op de lange termijn een positief effect heeft Sociale partners (werkgevers en werknemers, vakbonden, OR). Verantwoordings-orgaan informeren
Communicatie Commissie/Extra Nieuwsbrief/Deelnemersvergadering/ website
Afhankelijk van afspraken tussen communicatiecom-missie en werkgever. Na akkoord sociale partners volgt communicatie aan actieve deelnemers
Ja
Aanpassing reglement, statuten, uitvoeringsovereenkomst en ABTN
Beleid voor herstel van eventueel gekorte pensioenopbouw in enig jaar is nog niet in ABTN opgenomen.
n.v.t.
108
Crisis situatie
Beëindiging Uitvoeringsovereenkomst door de werkgever
Omschrijving crisis: Door het omvallen van de werkgever, extreem slechte marktomstandigheden of wijziging van pensioenuitvoerder, wordt de uitvoeringsovereenkomst met de werkgever beëindigd. Uitgangspunt is dat het Pensioenfonds op dat moment zal overgaan naar een Pensioenfonds met alleen inactieve deelnemers. Met de werkgever is in de uitvoeringsovereenkomst overeengekomen dat de kosten voor het in de toekomst uitvoeren van de pensioenregeling door de werkgever worden betaald. In geval van faillissement zal dit echter mogelijk niet geëffectueerd kunnen worden (het pensioenfonds is dan schuldeiser). De premiebetalingen vallen weg en de beleidsondersteuning eveneens. Onderdekkingskansen nemen toe en de continuïteit van de organisatie komt in het gedrang. Maatregel Omschrijving
Hoe realistisch?
Verwachte financiële effect?
Premiebeleid
Beleggingsbeleid
Er is geen premieinkomen meer, noch van de sponsor, noch van de actieve deelnemers. In de situatie dat de werkgever er nog is: in overleg treden met werkgever om financiële positie (en toekomstige financiering van kosten) van het slapende Pensioenfonds op orde te brengen. Afhankelijk van voortbestaan en vervolgens de bereidheid van de werkgever. Afhankelijk van eventuele afspraken met werkgever.
Afhankelijk van de financiële positie heeft het Pensioenfonds de mogelijkheid om het beleggingsbeleid te wijzigen om de toeslagverwachting te verbeteren of de onderdekkingskansen te verlagen.
Bestuursondersteuning binnen Pensioenfondsorganisatie integreren Indien bestuursondersteuning wegvalt als gevolg van omvallen werkgever, kan de bestuursondersteuning binnen de Pensioenfondsorganisatie worden geïntegreerd
Ja
Ja
Afhankelijk van prijsstelling verzekeraars en financiële positie Pensioenfonds.
Afhankelijk van economische omstandigheden
Toename uitvoeringskosten Pensioenfonds.
Mogelijke liquidatie van het Pensioenfonds.
109
Anders Pensioenverplichtingen onderbrengen bij een verzekeringsmaatschappij.
Evenwichtige belangen behartiging 6 (impact analyse) Slapers Ingegaan Werkgever Betrokken partijen/ Besluitvormingsproces
Maatregel Communicatie (wie, hoe, wanneer?
Zijn fondsdocumenten helder/compleet?
Reparatie beleid?
Bestuur, Werkgever (indien nog aanwezig). Verantwoordings-orgaan informeren.
Bestuur, DNB, Vermogensbeheerder (DeAWM). Verantwoordingsorgaan informeren.
Premiebeleid
Beleggingsbeleid
Als onderdeel van de overige communicatie
Communicatie Commissie/Overleg DeAWM/DNB melding i.v.m. aanpassing vereiste dekkingsgraad Wijziging ABTN en beleggingsmandaat
In uitvoeringsovereenkomst zijn afspraken opgenomen over financiële afwikkeling bij beëindiging uitvoeringsovereenkomst. n.v.t.
N.v.t.
Afhankelijk van financieel effect eventuele buy-out
Bestuur, Bestuursondersteuning
Bestuur, DNB, Verekeringsmaatschappijen, werkgever (indien nog aanwezig)
Bestuursondersteuning binnen Pensioenfondsorganisatie integreren n.v.t.
Afhankelijk van de situatie
Wijziging ABTN
Afhankelijk van de situatie
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
6
Anders
Met de kleuren wordt het effect van de maatregel op de betreffende partij aangeduid. Hierbij betreft de kleur blauw een neutraal effect, rood een negatief effect, oranje een minder negatief effect en groen een positief effect.
110
Mate van inzetbaarheid op basis van de documentatie van de sturingsmiddelen in de offciele stukken van het Pensioenfonds en verantwoordelijke commissie voor mogelijke voorbereidend overleg, uitwerking, aanpassingen.
_______________________________________________________________________________________________________________ Maatregel ABTN Uitvoeringsovereenkomst Pensioenreglement Inzet/ Prioriteit/Commissie Artikel Artikel Artikel ______________________________________________________________________________________________________________ Beleggingsbeleid 3.1./6.3. -regulier beleid overleg BC/IAB Toeslagverlening
6.4./7.3-4
8
9
regulier beleid PC/FC
Premieverhoging
6.2/3.1-2
3/4
19
regulier beleid/GRC /FC
Aanpassen Regeling
3/4/6
7
19/20/21/24
regulier beleid/GRC/PC
Korting aanspraken
8.1./8.2.
7
19/20/21
regulier beleid/Bestuur
111
Bijlage 6 – Control Framework Beleggingscommissie separaat toegevoegd in versie juni 2016
Error! Unknown document property name. 112 Error! Unknown document property name. 136
Bijlage 7 – Control Framework Administratie separaat toegevoegd in versie juni 2016.
Error! Unknown document property name. 113 Error! Unknown document property name. 136
Bijlage 8 - Benoeming, functie-eisen en functioneren van bestuursleden Algemeen Het Bestuur van Stichting Pensioenfonds Deutsche Bank Nederland bestaat uit zes tot acht leden. De helft van het aantal bestuursleden wordt benoemd en ontslagen door de directie, een werknemersbestuurslid wordt gekozen door en uit de pensioengerechtigden en de overige werknemersbestuursleden worden gekozen door en uit de deelnemers. De door de deelnemers en pensioengerechtigden gekozen bestuursleden hebben een zitting voor de tijd van maximaal vier jaren. De bestuursleden treden af volgens een door het Bestuur opgesteld rooster in de vergadering van december van een jaar dat de periode van vier is verstreken. Een afgetreden bestuurslid is terstond herkiesbaar. Een tussentijds gekozen bestuurslid neemt op het rooster van aftreden de plaats in van hem/haar die hij/zij opvolgt. Een door de deelnemers gekozen bestuurslid, die deelnemer is, treedt in ieder geval af, zodra hij ophoudt actief deelnemer te zijn. De voorziening in een vacature geschiedt binnen dertig dagen na het ontstaan er van of zoveel later als voortvloeit uit de goedkeuring van DNB. Functieprofiel Een bestuursfunctie dient te voldoen aan competenties vastgelegd in bijlage 3) van het Plan van Aanpak Geschiktheid uit 2014. De bezetting van het Bestuur dient op zodanige wijze opgebouwd te zijn dat er een evenwichtige leeftijdsopbouw en vertegenwoordiging van geslacht aanwezig is. . Bij de keuze voor een bestuurslid dient het Bestuur er op toe te zien dat er een evenwichtige samenstelling is waarbij de expertise voor alle kerntaken binnen het Bestuur als geheel gewaarborgd is. Het Bestuur dient de leden zodanig te benoemen dat zij als geheel expertise hebben op het gebied van wet- en regelgeving, vermogensbeheer, beleggingsproducten, financiën, risicobeheer, administratieve organisatie en IC alsmede beschikken over communicatieve vaardigheden. Gezien de eisen die aan bestuursleden van een Fonds gesteld worden, dient een kandidaat op het gebied dat tot de kerntaken van het Bestuur behoort, naast de gewenste competenties over ervaring en een geschikte vooropleiding te beschikken. Alle bestuursleden dienen voor toetreding tot het Bestuur te beschikken over een opleiding deskundigheidsniveau 1 volgens het Plan van Aanpak Deskundigheidsbevordering voor Pensioenfondsen van de Pensioenfederatie. Voor de vervulling van bepaalde taken in commissies, dienen bestuursleden te beschikken over de hiervoor relevante modules van een opleiding op deskundigheidsniveau 2) volgens het Plan van Aanpak Deskundigheidsbevordering voor Pensioenfonds te beschikken. Algemeen gesproken dienen de kandidaten over een kennisniveau op Geschiktheidsniveau A (basiskennis en inzicht A + oordeelsvorming A) te beschikken. Dit betekent dat alle bestuursleden de volledige pensioenopleiding voorheen deskundigheidsniveau 1 en 2 moeten afronden. Kandidaten dienen bereid te zijn de permanente opleidingen die voor bestuurders van Pensioenfondsen vereist zijn, te volgen om een verdieping van kennis tot niveau B volgens de handreiking geschikt pensioenfondsbestuur 2014 te bereiken.
Error! Unknown document property name. 114 Error! Unknown document property name. 136
De vooropleiding, ervaring, kennis en competenties dienen van dienaard te zijn, dat een kandidaat een gerede kans heeft door DNB goedgekeurd te worden. Proces Het Dagelijks Bestuur bestaande uit de voorzitter en secretaris zullen de interviews met mogelijke kandidaten voeren en het proces begeleiden. Afhankelijk van de aandachtsgebieden zullen bij nieuwe benoemingen ook gesprekken plaatsvinden met een of meer leden van de desbetreffende commissies binnen het Bestuur. Bij herbenoemingen zal een gesprek met voorzitter en/of secretaris gevoerd worden over mogelijke wensen en/of beperkingen van het bestuurslid dat herbenoemd wordt. Om ervaring op te doen is het aanbevelingswaardig een mogelijk toekomstig bestuurslid als aspirant-lid te laten deelnemen aan de bestuursvergadering, echter onder voorwaarde dat er een gerede kans is dat een benoeming i.v.m. vacature en op basis van opleiding en competenties ook daadwerkelijk volgen kan. Het Bestuur brengt elke voorgenomen benoeming of herbenoeming van een lid van het Bestuur en ieder ander persoon die het beleid van de stichting (mede)bepaalt vooraf ter kennis aan DNB. De te benoemen persoon verkrijgt de krachtens de statuten en de wet bij de functie behorende rechten en verplichtingen vanaf het moment dat het Bestuur vaststelt dat niet is gebleken dat DNB niet met de voorgenomen (her)benoeming instemt. Voor het vaststellen van de deskundigheid en betrouwbaarheid van de bestuursleden en andere personen die het beleid van de stichting bepalen of mede bepalen, zal door het Bestuur voldaan worden aan het bepaalde bij of krachtens de Pensioenwet en de beleidsregels van DNB. Het Bestuur stelt DNB onverwijld schriftelijk in kennis van een wijziging van de antecedenten van een bestuurslid of een ander persoon die het beleid van de stichting bepaalt of mede bepaalt, zodra het daarvan kennis neemt. Beoordeling Functioneren Voor de beoordeling van het functioneren zal mede gebruik gemaakt worden van de jaarlijkse dbPerform-cyclus van Deutsche Bank. De activiteiten voor het Pensioenfonds worden in de jaarlijkse “objectives” meegenomen. De voorzitter of secretaris zullen op verzoek van de individuele bestuursleden, indien gewenst de beoordelaar informeren over het functioneren binnen het Bestuur van het Fonds. Een collectieve evaluatie t.a.v. het functioneren van het Bestuur als geheel vindt tweejaarlijks door een onafhankelijke partij plaats. De actiepunten hieruit voortvloeiend zullen met feedback aan het Bestuur worden afgewikkeld binnen de desbetreffende commissies. Indien een bestuurslid gedurende 50% van de bestuursvergaderingen in een jaar afwezig is (anders dan door ziekte), of de betrokkenheid bij de commissies of het Bestuur in het algemeen niet toereikend is, zal dit binnen het Bestuur van het Pensioenfonds worden besproken en zal vervolgens een gesprek van de voorzitter en secretaris met het desbetreffende bestuurslid plaatsvinden.
Error! Unknown document property name. 115 Error! Unknown document property name. 136
Bijlage 9 – Beleidsnotitie belangenverstrengeling Inhoudsopgave 1.
INTRODUCTIE ................................................................................................................................. 116
2.
BETROKKENEN .............................................................................................................................. 119
3.
INTEGRITEITSRISICOANALYSE ............................................................................................... 119 3.1 INTRODUCTIE ........................................................................................................................................ 119 3.2 WERKWIJZE .......................................................................................................................................... 120 3.3 CONTROLES SPFDBNL ........................................................................................................................ 120
4 TE NEMEN MAATREGELEN ................................................................................................................ 121 APPENDIX 1) BELEIDSNOTITIE ............................................................................................................ 123 APPENDIX 2) RICHTLIJNEN EN PROCEDURES ................... ERROR! BOOKMARK NOT DEFINED.
4. 1.
Introductie
Integriteit is een wezenlijk kenmerk van een professionele en betrouwbare organisatie. Het bevordert niet alleen de efficiëntie, de interne transparantie en samenwerking, maar ook het vertrouwen. Integriteit kan beschouwd worden als een kwaliteitskenmerk. In dit document is het integriteitsbeleid van Stichting Pensioenfonds Deutsche Bank (‘SPFDBNL’) vastgelegd. Het integriteitsbeleid is het document dat het beleid beschrijft om te komen tot beheersing van de integriteitsrisico’s die SPFDBNL loopt. Het integriteitsbeleid van SPFDBNL heeft haar grondslag in externe wet- en regelgeving (bijvoorbeeld artikel 143 Pensioenwet, Wvp, besluit FTK, Wbp, Wft, STAR code) en interne procedures en (gedrags)regels, die de professionele dienstverlening en de weerbaarheid tegen mogelijke aantastingen van de soliditeit, integriteit en reputatie versterkt. Dit integriteitsbeleid zet vooral in op het onderkennen en herkennen van risicosituaties en kan alleen werken wanneer alle betrokken partijen binnen SPFDBNL dit beleid uit kunnen voeren en uitdragen. Integriteit Integriteit valt uiteen in drie vormen, persoonlijke, relationele en organisatorische integriteit. Onder persoonlijke integriteit valt, maar daartoe niet gelimiteerd betrouwbaarheid, openheid en bewustzijn. Bij relationele integriteit moet men denken aan vragen als wie zijn de belanghebbenden, welke belangen spelen er en zijn er afhankelijkheden tussen verschillende partijen? Onderwerpen als openheid, organisatiestructuur en verantwoordingscultuur vallen onder organisatorische integriteit. Risico’s op integriteitschending komen in deze drie verschijningsvormen terug in ieder integriteitcomponent. Met dit uitgangspunt zijn per integriteitcomponent de mogelijke beheersmaatregelen opgenomen ten behoeve van de beheersing van deze integriteitrisico’s. Volgens de wet zijn integriteitsrisico’s het gevolg van gebeurtenissen die - of gedrag dat - een serieuze bedreiging van de integriteit van de uitvoering van het bedrijf van een onderneming vormen en kunnen leiden tot een financiële of reputationele schade. Integriteitsrisico’s zijn dus het gevolg van het uitvoeren van activiteiten niet in overeenstemming met wetgeving, regelgeving, statuten, voorschriften, die voor SPFDBNL zijn teruggebracht tot concrete onderwerpen als gedefinieerde subintegriteitsrisico’s corruptie, belangverstrengeling, interne en externe fraude, overtreden
Error! Unknown document property name. 116 Error! Unknown document property name. 136
van (sanctie-) wetgeving, cybercrime, maatschappelijk onbetamelijk gedrag, witwassen en terrorisme financiering. Integriteitsbeleid SPFDBNL Het beleid van SPFDBNL is er op gericht om integriteitrisico’s tot een acceptabel niveau terug te brengen. Onder Integriteitrisico’s wordt verstaan het gevaar voor de aantasting van de reputatie, alsmede de bestaande en toekomstige bedreiging van het vermogen of resultaat van het pensioenfonds. Het gaat hierbij om de risico’s voor de organisatie, haar medewerkers en overige belanghebbenden (persoonlijk, relationeel en organisatorisch). Hiertoe worden risico’s geanalyseerd, onderkend en beheersmaatregelen getroffen. SPFDBNL blijft te allen tijde verantwoordelijk voor het integriteitsbeleid, ook bij uitbestede onderdelen! Het doel van dit integriteitsbeleid is het verschaffen van inzicht aan interne- en externe partijen over de onderkenning van integriteitrisico’s, de genomen beheersmaatregelen, en de controle op de beheersmaatregelen. Integriteitsrisicoanalyse FIRM Naast de onderhavige risicoanalyse werd reeds in 2009 een andere risicoanalyse uitgevoerd. De destijds uitgewerkte risico’s gebaseerd op de FIRM methodiek (Financiële Instellingen Risicoanalyse Methode) zijn destijds opgenomen in de Actuariële Bedrijfstechnische Nota. Bovendien is het uitbestedingsbeleid van SPFDBNL vastgelegd in een Beleidsnotitie Belangenverstrengeling (zie Appendix 1) en zijn voor het uitbestedingrisico control frameworks ontwikkeld op basis waarvan het bestuursbureau, al dan niet met één van de bestuurscommissies, periodiek alle uitgevoerde activiteiten van vermogensbeheerder en pensioenuitvoerder controleert. Daarnaast is tengevolge van deze analyse een integraal risicodashboard ontwikkeld waarin zowel de financiële als niet financiële risico’s op kwartaal basis worden geanalyseerd en de beheerstaken worden toegelicht. Dit risicodashboard wordt besproken in elke bestuursvergadering sinds januari 2014. Kortom de analyse op basis van FIRM vormt de achtergrond voor het beleid SPFDBNL op het gebied van integriteit. Dit beleid is gebaseerd op de risico’s die systematisch geïdentificeerd werden en waarvoor een impact en kansanalyse is uitgevoerd op ‘brutobasis’ en na verwerking van de risico monitoring en risico beheersing op ‘nettobasis’ met mogelijke resterende risico’s die zover als mogelijk beheerst worden door derdelijns controles in het kader van de zogenaamde three Lines of defense. Beheersmaatregelen De beheersmaatregelen van SPFDBNL zijn gebaseerd op: de Nederlandse Pensioenwetgeving en het Burgerlijke Wetboek; en de Deutsche Bank Groep richtlijnen en procedures, voorzover van toepassing verklaard door het bestuur van SPFDBNL. Na een analyse van welke Deutsche Bank Groep richtlijnen en procedures gelden voor de specifieke taken van SPDBNL zijn deze door het bestuur van toepassing verklaard. Hieraan zijn “Beleidsrichtlijnen en beleidsnotities” indien gewenst toegevoegd, waarin de specifieke vraagstukken van SPDBNL worden meegenomen. De specifieke richtlijnen die op het integriteitsbeleid van toepassing zijn, worden in Appendix 2 vermeld. De toepasselijke Deutsche Bank Groep richtlijnen en procedures worden systematisch afgedwongen, periodiek gecontroleerd en indien noodzakelijk aangepast i.v.m. (locale) wetswijzigingen of procesaanpassingen in samenwerking of op aangeven van de afdeling Compliance. De richtlijnen en procedures worden jaarlijkse gecontroleerd en geactualiseerd.
Error! Unknown document property name. 117 Error! Unknown document property name. 136
Organisatie SPFDBNL Bestuur Hoewel de dagelijkse uitvoering van het vermogensbeheer is uitbesteed aan Deutsche Asset & Wealth Management en de pensioenadministratie is uitbesteed aan Syntrus Achmea, blijft het bestuur eindverantwoordelijk voor alles wat SPFDBNL doet. Het bestuur uit: — Simone Huis in ’t Veld, (voorzitter), Boudewijn Dornseiffen, Patty Medico en Leo Vermin, bestuursleden namens de werkgever; — Betty Mulder-Mosman (secretaris), vertegenwoordiger van de gepensioneerden; — Vinod Raghoebarsing, Kees van Reenen, Frank Segers, bestuursleden namens de werknemers. Hoewel zoals aangegeven SPDBNLals ondernemingspensioenfonds van de Deutsche Bank de richtlijnen en procedures inclusief controles – indien van toepassing – van de Deutsche Bank Groep structuur heeft ingevoerd en waar nodig aangepast, zijn op zeven leden van het bestuur die ook werknemer zijn bij Deutsche Bank Nederland NV of Deutsche Bank AG, kantoor Amsterdam sowieso alle DB richtlijnen en procedures van toepassing. Op de gepensioneerde ex werknemer van Deutsche Bank in het Bestuur zijn de richtlijnen eveneens van toepassing verklaard door het huishoudelijk reglement. Alle Bestuursleden krijgen in die hoedanigheid ook de verplichte interne compliance trainingen, die door een systeem afgedwongen worden. . Het Bestuur tekent jaarlijks zowel voor het volgen van de eigen gedragscode van SPFDBNL en - sinds 2014 - voor de Code Pensioenfondsen, zoals opgesteld door de Pensioenfederatie en de Stichting voor de Arbeid. Commissies Het bestuur heeft de taken onderling verdeeld door de vorming van 5 commissies met als voornaamste aandachtsgebieden: — Governance en Risk Commissie: ABTN/uitbesteding, visitatie/deskundigheidsplan, crisisplan; — Pensioencommissie: pensioenregeling, statuten; — Communicatiecommissie: communicatieplan, website, nieuwsbrieven, populair jaarverslag, deelnemersvergadering; — Financiële commissie: jaarverslag, budget, DNB-rapportage; — Beleggingscommissie: beleggingsplan, beleggingsbeleid, ALM, continuïteitsanalyse. Deze commissies bereiden alle bestuursbesluiten en documentatie voor, waarna het bestuur de besluiten neemt. Door de directe betrokkenheid van de commissies zijn 4ogen principes bij controles en externe betrekkingen gewaarborgd. Ondertekening van alle documenten geschiedt door twee bestuursleden (werkgevers/werknemersvertegenwoordiger) die aan de besluitvorming heeft gewerkt met de voorzitter of secretaris. Intern toezicht Met de invoering van de Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen zijn nadere eisen gesteld aan het interne toezicht bij pensioenfondsen. Het bestuur heeft besloten na de invoering van de nieuwe wetgeving gebruik te blijven maken van een visitatiecommissie met visitaties op jaarbasis in plaats van driejaarsbasis. De Governance en Risk Commissie heeft namens het bestuur van de SPFDBNL met de visitatiecommissie VCHolland een afspraak gemaakt voor de uitvoering van een
Error! Unknown document property name. 118 Error! Unknown document property name. 136
jaarlijkse visitatie met ingang van 2014 die deel uitmaakt van een driejarige cyclus. Naast de algemene onderwerpen zullen elk jaar specifieke aandachtsgebieden meegenomen worden. Het verantwoordingsorgaan is ingesteld op 1 januari 2008. Met ingang van 1 juli 2014 is het Verantwoordingsorgaan met een grotendeels nieuwe bezetting en een nieuwe structuur van start gegaan. Het Verantwoordingsorgaan is thans samengesteld uit vertegenwoordigers van deelnemers en gepensioneerden op basis van onderlinge getalsverhouding en een vertegenwoordiger van de werkgever. De wijziging in het huishoudelijk reglement waarin onder meer de adviserende functie van het verantwoordingsorgaan vastgelegd is, is in 2014 afgerond.
5. 2.
Betrokkenen
De groep van direct betrokken personen in deze analyse zijn: De acht bestuursleden van SPDBNL, de zes leden van het verantwoordingsorgaan en het bestuursbureau bestaande uit één personeelslid van de werkgever, te weten Deutsche Bank AG, kantoor Amsterdam. Met het Bestuursbureau zijn de afspraken vastgelegd in de uitvoeringsovereenkomst met de werkgever. Deze personen tekenen jaarlijks af voor het naleven van de Code of Conduct and Business Ethics van de Deutsche Bank Groep en vallen onder “outside directorship” screening en “screening for personal involvement” door compliance. Daarnaast vallen deze personen onder de personeelsbeleggingsrichtlijnen; Derde partijen die voor SPDBNL activiteiten als pensioenadministratie en vermogensbeheer uitvoeren en waarop eveneens DB richtlijnen voor selectie en uitvoering van toepassing zijn; Klanten van SPDBNL, te weten de (in)actieve medewerkers van de verschillende entiteiten van de Deutsche Bank in Nederland die allen deelnemer zijn in SPFDBNL.
6. 3.
Integriteitsrisicoanalyse
9.2 3.1 Introductie Deze integriteitsrisicoanalyse is enerzijds uitgevoerd op basis van de FIRM methodiek (zie hierboven) en anderzijds op basis van de good practice die De Nederlandsche Bank (DNB) geadviseerd heeft en die ook tot uiting kwamen in de sessies in Driebergen op 16 oktober 2015, georganiseerd door DNB voor pensioenfondsbestuurders. Voor de specifieke analyse is gekeken naar de omgeving waarin SPDBNL opereert als klein ondernemingspensioenfonds in een sterk gereglementeerde bankomgeving. Zeven leden van het bestuur zijn eigen medewerkers waardoor alle DB Groep richtlijnen en procedures automatisch op hen van toepassing zijn in hun hoedanigheid van werknemers van Deutsche Bank Nederland NV of Deutsche
Error! Unknown document property name. 119 Error! Unknown document property name. 136
Bank, kantoor Amsterdam. Deze zijn ook van toepassing verklaard op de gepensioneerde bestuurs-/VO-leden. Ook gelden alle DB Groep richtlijnen en procedures voor de vermogensbeheerder. Voor deze analyse is ook gekeken naar het hiervoor reeds genoemde integrale risicodashboard dat opgesteld wordt op kwartaalbasis en besproken wordt in de bestuursvergadering. Dit risicodashboard is – zoals ook al vermeld - gebaseerd op het FIRM concept van de DNB en hierin zijn controles op kwartaalbasis vast gelegd voor het matching risico, markt risico, kredietrisico, verzekeringsrisico, omgevingsrisico, uitbestedingsrisico en integriteitsrisico. In dit document en bijbehorende analyse wordt dus uitsluitend ingegaan op het integriteitsrisico. De integriteitsrisicoanalyse zal minimaal op een jaarlijkse basis worden besproken of indien de wetgeving of andere gebeurtenissen dit eerder vragen en, waar nodig, aangepast worden door het Bestuur van SPDBNL in samenwerking met Compliance.
9.2 3.2 Werkwijze Voor deze analyse is de volgende werkwijze gevolgd: 1.
Samen met de afdeling Compliance zijn de verschillende integriteitsrisico’s geïdentificeerd die SPDBNL raken, in acht nemend de good practices systematiek van DNB.
2.
Voor elk geïdentificeerd risico is het bruto risico, de beheersmaatregelen en het netto risico vastgesteld. Voor de impact is een splitsing gemaakt in financieel/reputatie. Bij de uiterking hiervan is steeds het hoogste risico van deze beide risico’s meegenomen bij de beoordeling. Indien wij de beheersmaatregelen als sterk ervaren en geen verdere aanpassingen mogelijk achten is onder “gap” “geen” vermeld. Vanaf “effectief” hebben wij achter “gap” verdere maatregelen vermeld.
3.
De resultaten van de integriteitsrisicoanalyse zijn uitgebreid besproken door de `governance & risk commissie op 3 december 2015 en door het voltallige bestuur tijdens de bestuursvergadering van 11 december 2015.
9.2 3.3 Controles SPFDBNL Zoals ook binnen DB Groep wordt ook binnen SPFDBNL gewerkt volgens de zogenaamde three lines of defense methode. Eerste lijn Binnen de eerste lijn worden de controles op de operationele c.q. uitvoerende activiteiten door de organisaties zelf gedaan die zorg dragen voor de uitbestede diensten. Hierbij gaat het voornamelijk om de vermogensbeheerder en de uitvoerder van de pensioenadministratie. Uiteraard blijft het bestuur altijd verantwoordelijk voor de uitvoering van deze uitbestede diensten. Tweede lijn Binnen de tweede lijn bewaakt het bestuur zowel deze activiteiten als de eigen activiteiten:
Error! Unknown document property name. 120 Error! Unknown document property name. 136
a. Het betreft een preventieve controle. Deze controles verminderen de mogelijkheid dat een overtreding zich voordoet. Dit is terug te vinden in de investment guidelines (toestemming voor beleggingen vooraf via ETRA), vendor risk management guidelines (strikte regels o.a. beauty contest voor het aangaan van een relatie voor de uitbesteding van activiteiten en betrokkenheid van een neutrale binnen de organisatie bestaande vendor management functionaris ) , outside directorship guidelines die toestemming vooraf van compliance vereisen voor een additionele externe functie. Daarnaast is door het instellen van commissies voor de voorbereiding van bestuurstaken, die uit drie of meer leden bestaan een “vier ogen principe” en een gebalanceerde besluitvorming gewaarborgd bij het aangaan van contracten, relaties, uitwerken van beleidsdocumenten etc. b. Het tweede soort controle is ex post detective control. Deze controles zijn erop gericht om mogelijke fouten of onregelmatigheden achteraf vast te stellen. Voorbeelden zijn de zogenaamde control frameworks op basis waarvan gecontroleerd wordt of de aan de vermogensbeheerder en uitvoerder van de pensioenadministratie uitbestede activiteiten strikt conform de overeengekomen contracten en beleggingsrichtlijnen worden verricht. Voor deze controle is een vendor management functie ingericht, die op basis van deze control frameworks controleert of volgens SLA, kwaliteit, regels en richtlijnen gehandeld is. Deze controles zijn vastgelegd in onder andere de Beleidsnotitie Belangenverstrengeling, Beleidsnotitie uitbesteding, Beleidsnotitie juridisch risico, richtlijnen en procedures, de Algemene Bedrijfstechnische Nota (ABTN), Service Level Agreements. De controles worden gedocumenteerd en deze control frameworks worden minimaal één keer per jaar besproken met de betrokken organisatie. De wijze van controle is per FIRM risico categorie op hoog niveau vastgelegd in ons risicodashboard dat per kwartaal wordt gepubliceerd en in de Algemene Bedrijfstechnische Nota (Hoofdstuk 9, Appendix 3 Investment Guidelines, Appendix 4 “Beleidsnotitie Uitbestedingsbeleid, Appendix 6 Control Framework Investment, Appendix 7 Control framework Administration). Derde lijn Binnen de al genoemde three lines of defense wordt het controleproces geaudit c.q. geëvalueerd door de visitatiecommissie VC Holland, KPMG, Willis Towers Watson als certificerend actuaris en de afdeling Compliance DB Groep. Opmerkingen naar aanleiding van deze evaluaties worden in aanbevelingen verwerkt, waarvoor bestuursnotities over de opvolging worden opgesteld met tijdsplanning.
7. 4 Te nemen maatregelen Error! Unknown document property name. 121 Error! Unknown document property name. 136
Naar aanleiding van de integriteitsrisicoanalyse zijn geen diepgaande tekortkomingen geconstateerd wel zijn enige additionele punten vastgesteld waarop verdere activiteiten zullen volgen. Voor de belangenverstrengeling scenario’s zal een verdere “awareness training” voor het bestuur en het bestuursbureau volgen. Voor de verschillende taken die aan een zelfde onderneming zijn uitbesteed zal bevestiging van de “chinese walls” gevraagd worden. Bij externe fraude en mogelijk overtreden van sanctiewetgeving/terrorisme financiering en cyber crime zal aan de derde partijen nogmaals expliciet schriftelijk uitleg van hun beleid gevraagd worden. Jaarlijks zal in de december vergaderingen van het Bestuur de integriteitsanalyse geagendeerd worden. Binnen het risico dashboard zal op kwartaalbasis ook aan het integriteitsrisico tussentijds aandacht besteed worden.
Error! Unknown document property name. 122 Error! Unknown document property name. 136
8. Appendix 1) Beleidsnotitie Stichting Pensioenfonds Deutsche Bank Nederland Beleid Stichting Pensioenfonds Deutsche Bank ter voorkoming van Belangenverstrengeling (Governance en Risk Commissie)
Opzet Beleid Het Pensioenfonds heeft door de vastlegging van de invoering van verschillende groepsrichtlijnen het risicobeleid van het Pensioenfonds sinds begin 2013 verder geformaliseerd. De invoering van deze richtlijnen is het gevolg van een risico assessment gebaseerd op de activiteiten die door het Pensioenfonds worden uitgevoerd. In de bijlage is de vernieuwde integriteitsrisicoanalyse op basis van de aanbevelingen van DNB bijgevoegd. Naast de gedragscode van de Deutsche Bank Groep is sinds 1/2014 de Code Pensioenfondsen van de Pensioenfederatie ingevoerd en is met ingang van 1/2014 een risicodashboard ingevoerd waarin alle financiële en niet financiële risico’s conform het FIRM concept van DNB gecontroleerd worden door het Bestuur. Bij de inrichting van dit beleid destijds was het onderwerp belangenverstrengeling niet expliciet vermeld, maar wel impliciet in de opzet als een onderdeel meegenomen. Definitie Belangenverstrengeling voor Stichting Pensioenfonds Deutsche Bank Nederland: De mogelijke verstrengeling van belangen op persoonlijk versus professioneel en financieel gebied door betrokkenen, die in een bepaalde functie (on-) bewust zou kunnen ontstaan bij: 1. uitbesteding van activiteiten en/of inhuren van derden (vendor management policy); 2. uitoefenen van externe functies en/of hebben van privé belangen in derde ondernemingen die tot een mogelijk conflict of interest zouden kunnen leiden met de professionele activiteiten voor het Pensioenfonds. Ook dienen deze functies bekeken te worden op de mogelijke reputationele risico’s die hierdoor zouden kunnen ontstaan. (Een overzicht van nevenfuncties wordt jaarlijks geactualiseerd en de outside Directorship policy schrijft voor dat geen nevenfuncties mogen worden aangenomen zonder akkoord compliance/bestuur); 3. mogelijke (onbewuste) beïnvloeding door geschenken; 4. gedrag van het Bestuur dat tot reputatieschade zou kunnen leiden waarbij mogelijke (voor)wetenschap en de beïnvloeding van het privé beleggingsproces; 5. hebben van privébelangen bij derde partijen waarmee uitbestedingscontracten bestaan.
Error! Unknown document property name. 123 Error! Unknown document property name. 136
Tengevolge van deze vaststellingen zijn voor de belangenverstrengeling in de volgende richtlijnen van de Deutsche Bank Groep onverminderd van toepassing op betrokkenen, zijnde het Bestuur, Verantwoordingsorgaan en de bestuursondersteunende afdeling: Vendor Risk Management Policy; Whistleblower Policy; Code of Business Conduct and Ethics; Reputational Risk Management Policy; Conflict of Interest Policy; Gifts and Entertainment Policy; Outside Directorships Activities Policy; Employee Trading Policy. (Vooraf melding van elke transactie in de applicatie om vooraf toestemming te verkijgen m.u.v. de vertegenwoordiger van de gepensioneerden, die overzichten aan Compliance overhandigt). Escalatie van mogelijke schending van deze richtlijnen gaat direct naar de afdeling “Compliance” van Deutsche Bank die ook de Compliance functie voor het Pensioenfonds vervult, onder informatie verstrekking aan de voorzitter. Mogelijke vermoedens over het niet naleven van deze richtlijnen en procedures kunnen direct gemeld worden aan Compliance. Communicatie van het Beleid Aangezien de Deutsche Bank Groep richtlijnen en procedures van toepassing zijn op alle Bestuursleden, leden van het Verantwoordingsorgaan en de medewerkers van de bestuursondersteunende afdeling, gaat de Governance en Risk Commissie er vanuit dat alle betrokkenen op de hoogte zijn van het beleid. In januari 2013 is in de vergadering van het volledige bestuur besloten de bovengenoemde richtlijnen onverminderd voor de activiteiten van het Pensioenfonds van toepassing te verklaren. Alle Bestuursleden krijgen jaarlijks verplichte interactieve computergestuurde opleidingen om in het bijzonder “omkoping en corruptie” te herkennen en te melden. Op de Intranet Site van het Pensioenfonds is een directe link geplaatst naar de desbetreffende richtlijnen. In overleg met Compliance zal jaarlijks een update plaatsvinden. Analyse Risico’s Belangenverstrengeling De besluitvorming en de analyses van de risico’s die het Pensioenfonds kan lopen op basis van de werkzaamheden is in de bijlage uitgewerkt. Toetsing en Evaluatie Beleid Jaarlijks wordt de opvolging door de bestuursleden van de Code Pensioenfondsen en de Code of Business Conducts and Ethics getoetst door Compliance. Hierover wordt schriftelijk verslag gedaan aan het dagelijks bestuur van het Pensioenfonds. Met ingang van 2015 zullen wij eveneens een controle op de belangverstrengeling door Compliance laten uitvoeren. Het geheel zowel de risicoanalyse als de genomen maatregelen zullen eveneens jaarlijks door het Bestuur geëvalueerd worden. Aanpassing van de richtlijnen op de nieuwste ontwikkelingen in de wetgeving en markt wordt uitgevoerd op het niveau van global Compliance waarbij specifieke wijzigingen in Nederland door de lokale Compliance wordt meegenomen. Amsterdam, juni 2014
Error! Unknown document property name. 124 Error! Unknown document property name. 136
Bijlage 11 – Communicatiebeleid en -strategie Algemeen/Strategie Huidige Situatie Volgens het pensioenreglement van Stichting Pensioenfonds Deutsche Bank Nederland (het “Fonds”), dient het Fonds te beschikken over een communicatiestrategie en beleid. Het Fonds beschikte tot nu toe over een beleid verwerkt in een communicatieplan waarin aandacht besteed werd aan het volgende: Doelstelling van onze communicatie en de meetpunten; Doelgroepen en de communicatie per doelgroep; Communicatiemiddelen en frequentie; Communicatieplanning en budget. Met de invoering van de nieuwe Wet Pensioencommunicatie per 1 juli 2016 wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen het beleid - de kaders voor de aanpak voor de komende drie jaar - voor de communicatie en de uitvoering met de scope van 1 jaar in een communicatieplan(ning). In dit stuk is de strategie en het beleid vastgelegd. Het Fonds als een kleiner ondernemingspensioenfonds in de financiële wereld met een stabiele dekkingsgraad heeft zich gepositioneerd als een Fonds dat dicht bij de actieve en gepensioneerde en deelnemers wil staan. Het Fonds heeft in haar communicatiedoelstelling vastgelegd: -
-
-
de brede achterban te informeren over de inhoud van de regeling en de pensioenkeuzes tengevolge van beslissingen genomen door het bestuur, de werkgever en de betroffene over de regeling; de financiële positie van het fonds de risico’s die voortvloeien uit o.a. demografische en (niet-) financiële marktontwikkelingen; inzicht te geven in het te bereiken pensioen en de mogelijkheden om de waarde van de pensioenregeling in de tweede pijler te vergroten (communicatie over de waarde van de regeling op bepaalde pensioen momenten); De bewustwording van de deelnemers te stimuleren over relevante wijzigingen in wetgeving en gevolgen voor de regelingen van het Fonds; De betrokkenheid van de actieve deelnemers te stimuleren en door monitoring, meting en inzet van groepen die actief deelname kunnen beinvloeden, deze betrokkenheid te verbeteren en feedback te krijgen.
In de nieuwe wet Pensioencommunicatie zijn een aantal uitgangspunten vastgelegd, die grotendeels verwerkt zijn of al verwerkt waren in de doelstelling van het Fonds.
Error! Unknown document property name. 125 Error! Unknown document property name. 136
Doel van de nieuwe wet is dat de uitingen van Pensioenfondsen correct, tijdig, evenwichtig en in duidelijke taal (taalniveau B1) gepubliceerd worden om o.a. ; open te communiceren over onzekerheid en risico’s beter aan te sluiten bij informatiebehoeften en kenmerken van deelnemersgroepen (digitaal tenzij) inzicht te geven in verwacht pensioeninkomen en keuzes c.q. veranderingen in de persoonlijke leefsituatie Dit leidt tot: 1. Gelaagdheid in alle communicatiemiddelen m.a.w. een integratie van offline en online communicatie 2. Segmentatie doelgroepen en toetsing informatiebehoeften 3. Aanpassing digitale informatieverstrekking (website verplicht 1.7.2016) 4. Gewijzigde UPO die jaarlijks als retrospectief overzicht wordt verstrekt 5. Grotere rol voor de werkgever 6. Verplichte aansluiting Pensioenregister als het platform dat inzicht zal geven in totaal opgebouwde pensioenen en pensioeninkomen op AOW leeftijd; Ad 1), Ad 2) Ad 3) Inzet ,Uitvoering Frequentie van Communicatiemiddelen en doelgroep segmentatie Ad 1) Gelaagdheid in alle communicatiemiddelen m.a.w. integratie van offline en online communicatie (Interactieve) Digitale Online Informatie Pensioen 1-2-3 zal m.i.v. 1 juli 2016 zijn ingevoerd. Dit bestaat uit drie lagen informatie voorziening en wordt ingevoerd in samenwerking met Syntrus Achmea. Pensioen 1-2-3 wordt op de eigen website van het Fonds gepubliceerd. De link is ontwikkeld door Syntrus Achmea in afstemming met het bestuursbureau. De iconen zijn gestandaardiseerd en ontwikkeld om snel inzicht te geven. Laag 1) bevat op hoog niveau de kenmerken van de pensioenregeling. Laag 2) gaat dieper in op de kenmerken en Laag 3) bevat informatie over en verwijst naar de belangrijkste documenten. Zie onder. Het Fonds beschikt over een intranetsite, via de website van Deutsche Bank Nederland. Hierop is de Pensioen 1-2-3 gepubliceerd en zijn de onderstaande documenten voor de actieve deelnemers gepubliceerd (toegang tot de meeste documenten ook via laag 3 van Pensioen 1-2-3): -
Mission Statement en Investment Beliefs Statuten; Reglementen (populaire versie en het volledige reglement); (Wijzigingen in) statuten/reglement; Toeslagbeleid; Balans en de resultatenrekening van het Fonds; Notulen van de deelnemersbijeenkomsten/vergaderingen; Juridische ontwikkelingen op het gebied van pensioenwetgeving;
Error! Unknown document property name. 126 Error! Unknown document property name. 136
-
Klachtenregeling van het Fonds; Jaarverslag van het Fonds: Actuariële Bedrijfstechnische Nota Uitvoeringsovereenkomst met de werkgever Rapport Visitatie Pensioenfonds Toelichting op inhoud jaaropgave (UPO); ‘Frequently asked questions’ Nieuwsbrief;
Daarnaast beschikt het Fonds over een Deelnemersportaal met een interactieve pensioenplanner met een voor de deelnemer persoonlijke pensioenopgave, die via een link op de website naar een omgeving op de beveiligde Syntrus Achmea Portal gaat en door SA onderhouden wordt. Deze planner is via een wachtwoord bereikbaar. Schriftelijke Communicatie per huidige doelgroep Segmentatie Gedurende 2016/2017 zal - indien dit relevant blijkt - gewerkt worden aan een verdere segmentatie dan in het huidige plan verwerkt was. Ons huidige communicatiebeleid is overanderd gericht op actieven, gepensioneerden en inactieven. Actieve deelnemers en gepensioneerden Per kwartaal Door middel van een Nieuwsbrief worden de actieve en gepensioneerde deelnemers elk kwartaal (maart, juni, september en december) via de mail c.q. per brief geïnformeerd over de financiële positie van het Fonds, behaalde rendementen, actualiteiten en bestuursberichten Jaarlijks Het Fonds publiceert een vereenvoudigde uitgave van het jaarverslag, waarin de ontwikkelingen in het voorgaande boekjaar in begrijpelijke taal worden beschreven. Deze publicatie is gericht op deelnemers en pensioengerechtigden. Dit verslag wordt aan de gepensioneerde deelnemers thuis toegezonden. De actieve deelnemers ontvangen een digitale versie via een persoonlijke e-mail op het kantooradres. Overige Communicatie Actieve deelnemers Ad 4) Het Fonds verstrekt actieve deelnemers jaarlijks in de vorm van een Uniform Pensioenoverzicht (UPO) via Syntrus Achmea: Een opgave van de verworven pensioenaanspraken; Informatie over de toeslagverlening;
Error! Unknown document property name. 127 Error! Unknown document property name. 136
-
Een opgave van de aan het voorafgaande kalenderjaar toe te rekenen waarde-aangroei van pensioenaanspraken overeenkomstig artikel 3.127 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en de daarop berustende bepalingen alsmede de communicatiewetgeving 2016;
Start van deelname Met ingang van 2016 is de startbrief vervangen door het Pensioen 1-2-3. Hierin zijn de algemene kenmerken van de regeling opgenomen, d.m.v.gelaagde informatie, als onder Ad 1) beschreven. Het Fonds heeft besloten voor starters ook een folder te ontwerpen waarin de gegevens van de digitale Pensioen 1-2-3 met een toelichting en verwijzing naar de online informatie zijn vermeld. Deze folder zal door HR verstrekt worden bij indiensttreding;
Beëindiging van deelname
Bij beëindiging van deelname ontvangt de deelnemer een “uitdienstbrief”. Hierin staat de volgende informatie: Een opgave van de opgebouwde pensioenaanspraken; Informatie over toeslagverlening; Informatie die voor de deelnemer specifiek in het kader van de beëindiging relevant is; Informatie over de mogelijkheid tot afkoop en het recht tot waardeoverdracht dan wel de bevoegdheid van het Fonds tot het meewerken aan waardeoverdracht; De consequenties van arbeidsongeschiktheid; en Omstandigheden die betrekking hebben op het functioneren van het Fonds. Deze brief wordt door Syntrus Achmea verstrekt. Gewezen deelnemers/partners Het Fonds verstrekt de gewezen deelnemer één keer in de vijf jaar door middel van een Uniform Pensioenoverzicht (UPO): Een opgave van zijn opgebouwde pensioenaanspraken; en Informatie over toeslagverlening. Het Fonds informeert de gewezen deelnemer binnen drie maanden na een wijziging van het toeslagbeleid over deze wijziging. Het Fonds verstrekt de partner die gewezen partner wordt en uit dien hoofde een aanspraak verkrijgt op bijzonder partnerpensioen: Een opgave van de opgebouwde pensioenaanspraak op (bijzonder) partnerpensioen; Informatie over toeslagverlening; De mogelijkheid tot afkoop; en Overige informatie die voor de gewezen partner specifiek van belang is. Tevens ontvangt de gewezen partner één keer in de vijf jaar:
Error! Unknown document property name. 128 Error! Unknown document property name. 136
-
Een opgave van zijn opgebouwde aanspraak op (bijzonder) partnerpensioen; en Informatie over toeslagverlening. Het Fonds informeert de gewezen deelnemer binnen drie maanden na een wijziging van het toeslagbeleid over deze wijziging. Deze informatie loopt via Syntrus Achmea. Pensioengerechtigden Het Fonds verstrekt degene die pensioengerechtigde wordt door middel van een Uniform Pensioenoverzicht (UPO): Een opgave van zijn pensioenrecht; Een opgave van de opgebouwde aanspraken op partner- en wezenpensioen; en Informatie over toeslagverlening. Tevens ontvangt de pensioengerechtigde jaarlijks door middel van een Uniform Pensioenoverzicht (UPO): Een opgave van zijn pensioenrecht; Een opgave van de opgebouwde aanspraken op partner- en wezenpensioen; en Informatie over toeslagverlening. Het Fonds informeert de gewezen deelnemer binnen drie maanden na een wijziging van het toeslagbeleid over deze wijziging. Deze informatie loopt via Syntrus Achmea (Gewezen) deelnemers, (gewezen) partners en pensioengerechtigden Het Fonds verstrekt de deelnemer, de gewezen deelnemer, de gewezen partner en de pensioengerechtigde op verzoek: Het voor hem geldende pensioenreglement; Het jaarverslag en de jaarrekening van het Fonds; De voor hem relevante informatie over beleggingen en Andere onderwerpen krachtens het Besluit uitvoering Pensioenwet. Het Fonds verstrekt de deelnemer, de gewezen deelnemer en de gewezen partner op verzoek informatie die specifiek voor hem relevant is. Het Fonds verstrekt de gewezen deelnemer op verzoek een opgave van de hoogte van zijn opgebouwde pensioenaanspraken. Het Fonds verstrekt de informatie uit dit lid op verzoek ook aan vertegenwoordigers van deelnemers, van gewezen deelnemers, van gewezen partners of van pensioengerechtigden. Het Fonds kan voor de informatie op verzoek een vergoeding in rekening brengen. Deze informatie loopt via het bestuursbureau. Alle actieve deelnemers Jaarlijks organiseert het Fonds een bijeenkomst voor actieve deelnemers, waarin mededeling wordt gedaan over: De financiële situatie van het Fonds;
Error! Unknown document property name. 129 Error! Unknown document property name. 136
-
Wijzigingen in Bestuur, Statuten, Reglementen alsmede premie-, beleggings- en toeslagbeleid; Juridische ontwikkelingen op het gebied van de pensioenwetgeving. Deze bijeenkomsten zullen in alle vestigingen gehouden worden. Gepensioneerde deelnemers In het voorjaar en per jaareinde geeft een vertegenwoordiger van het Bestuur van het Fonds een voorlichtingsbijeenkomst aan de Vereniging “Deutsche Bank Senioren”, de Vereniging waarin met ingang van 1 januari 2015 alle pensioengerechtigden vertegenwoordigd zijn. In verband met de nieuwe wetgeving inzake communicatie wil het Fonds streven naar een optimale communicatie met gepensioneerden op deze wijze. Daarnaast zal gestreefd worden naar een verdere digitale communicatie met de gepensioneerde achterban. Monitoring Teneinde tot een concrete meting van de communicatie van het Fonds te komen, is een communicatiepanel opgericht, waarin een aantal actieve deelnemers vertegenwoordigd zijn. Zij kunnen onze communicatie testen en eveneens feedback geven over belangrijke communicatie en/of bijeenkomsten. Dit gebruikerspanel bestaat uit vertegenwoordigers van alle business units en service onderdelen van de werkgever. Jaarlijks zal deze commissie om feedback gevraagd worden hoe tegen het Fonds wordt aangekeken en hoe de communicatie wordt ontvangen. Daarnaast zullen belangrijke voorgenomen wijzigingen in de regeling voorgelegd worden aan dit panel. Hiervoor wordt een aparte bijlage aan dit plan toegevoegd. In 2014 is n.a.v. voorlichtingsbijeenkomsten een enquete gehouden die door 271 medewerkers beantwoord werd, waarvan 168 een bijeenkomst bijgewoond hadden. Van deze groep vond 95% de bijeenkomst zinvol. Het Pensioenfonds heeft een 7,5 op een schaal van 10 voor communicatie gekregen. De communicatie commissie zal na overleg met de communicatie commissie en het Verantwoordingsorgaan het Bestuur jaarlijks informeren over de feedback van deelnemers. Gezien de omvang van het Fonds en de kosten van enquete zal binnen het Bestuur op basis hiervan besloten worden of er een enquete wordt gehouden.
Error! Unknown document property name. 130 Error! Unknown document property name. 136
Ad 5) Met ingang van 2016 is een grotere rol in de communicatie toebedeeld aan de werkgever. In dit verband zal op jaarbasis een uitgebreide presentatie over alle (veranderingen in) pensioenwetgeving door een vertegenwoordiging van het Bestuur c.q. Bestuursbureau gehouden worden voor de afdelingen HR en HRS. In 2016 zal een brochure door het Fonds uitgegeven worden over het Pensioen 1-2-3. Deze brochure wordt aan alle actieve deelnemers gezonden en wordt aan HR/HRS medewerkers overhandigd om aan nieuwkomers met de aanstellingsbrief te zenden na toelichting. Ad 6) Het Fonds is via Syntrus Achmea aangesloten bij het Pensioenregister. Ter stroomlijning van de communicatie zal conform de wettelijke eisen tengevolge van de nieuwe wet informatie verstrekt worden.
Amsterdam, juni 2016
Error! Unknown document property name. 131 Error! Unknown document property name. 136
Bijlage 12 – Missie en Doelstellingen
Missie en Doelstellingen Stichting Pensioenfonds Deutsche Bank Nederland Missie
Stichting Pensioenfonds Deutsche Bank Nederland ziet het als haar kerntaak op betrouwbare en verantwoorde wijze het (tijdelijk) ouderdoms-, weduwen- en wezenpensioenplan van Deutsche Bank in Nederland uit te voeren teneinde in een financiële positie te verkeren om de medewerkers en oud-medewerkers voorwaardelijk een waardevast pensioen te kunnen aanbieden op basis van een transparante pensioenregeling. Doelstellingen
De bovenstaande missie heeft geleid tot de onderstaande doelstellingen Duurzaamheid
Het Pensioenfonds wil de pensioenuitkeringen op korte en lange termijn veiligstellen. Om dit te bewerkstelligen zullen toevertrouwde middelen op een verantwoorde en prudente wijze worden belegd en is in de uitvoeringsovereenkomst met de werkgever een afspraak omtrent een aanvulling op de premie ter waarborging van de toeslagverwachting bij een prudent, risicomijdend beleggingsbeleid opgenomen. Solidariteit en collectiviteit Het Fonds streeft naar één collectieve pensioenregeling waarin alle deelnemers participeren waardoor risico's evenwichtig over de belanghebbenden kunnen worden verdeeld. Toeslagambitie
Het Fonds streeft ernaar in het kader van de voorwaardelijke toeslagregeling een waardevast pensioen op te bouwen voor alle deelnemers en doet dit op basis van een prudent beleggingsbeleid, gekoppeld aan additionele stortingen van de werkgever volgens artikel 3, lid 2 van de Uitvoeringsovereenkomst van 2013. Communicatie en Transparantie
Het Fonds streeft ernaar om de deelnemers tijdig te informeren over relevante onderwerpen op pensioengebied. Het Fonds heeft hiertoe een communicatieplan opgesteld en gepubliceerd.
Error! Unknown document property name. 132 Error! Unknown document property name. 136
Flexibilisering
Het Fonds kent vele mogelijkheden tot flexibilisering, waarbij de keuze van de deelnemer centraal staat echter binnen het kader van de uitvoerbaarheid in de collectieve pensioenregeling. Professionalisering
Het Bestuur streeft naar een evenwichtige en deskundige samenstelling rekening houdend met diversiteit. Daarnaast heeft zij de ondersteuning van professionele partijen voor fiduciair beheer, voor de uitvoeringsadministratie en op actuarieel gebied. De constant evaluerende deskundigheidseisen zullen worden getoetst op basis van jaarlijkse zelfevaluatie en door (collectieve) evaluatie gevolgd door een professionele derde partij op tweejaarlijkse basis. Amsterdam, mei 2016
Error! Unknown document property name. 133 Error! Unknown document property name. 136
Bijlage 13 – Tabellen ervaringssterfte Stichting Pensioenfonds Deutsche Bank Nederland Ervaringssterfte op basis van het Towers Watson Ervaringssterftemodel 2014, correctiefactoren hoofdverzekerde Lft
Man
Vrouw
Lft
Man
Vrouw
Lft
Man
Vrouw
0 t/m 18
0,228
0,434
49
0,500
0,546
80
0,810
0,902
19
0,228
0,434
50
0,501
0,547
81
0,822
0,902
20
0,228
0,434
51
0,502
0,550
82
0,834
0,903
21
0,228
0,435
52
0,504
0,555
83
0,845
0,905
22
0,228
0,436
53
0,507
0,563
84
0,855
0,907
23
0,229
0,438
54
0,511
0,572
85
0,865
0,911
24
0,232
0,442
55
0,516
0,582
86
0,873
0,915
25
0,237
0,446
56
0,522
0,593
87
0,881
0,919
26
0,246
0,453
57
0,528
0,605
88
0,889
0,924
27
0,257
0,463
58
0,535
0,618
89
0,897
0,929
28
0,272
0,475
59
0,542
0,631
90
0,905
0,935
29
0,290
0,489
60
0,551
0,645
91
0,915
0,941
30
0,309
0,504
61
0,560
0,659
92
0,924
0,948
31
0,329
0,519
62
0,572
0,675
93
0,934
0,954
32
0,350
0,533
63
0,585
0,691
94
0,943
0,961
33
0,369
0,546
64
0,600
0,710
95
0,953
0,967
34
0,387
0,556
65
0,616
0,730
96
0,962
0,974
35
0,404
0,564
66
0,633
0,752
97
0,972
0,980
36
0,419
0,570
67
0,649
0,773
98
0,981
0,987
37
0,432
0,573
68
0,664
0,795
99
0,991
0,993
38
0,445
0,574
69
0,678
0,815
100
1,000
1,000
39
0,457
0,573
70
0,690
0,833
101
1,000
1,000
40
0,468
0,571
71
0,701
0,849
102
1,000
1,000
41
0,479
0,567
72
0,712
0,862
103
1,000
1,000
42
0,488
0,563
73
0,722
0,872
104
1,000
1,000
43
0,495
0,560
74
0,733
0,880
105
1,000
1,000
44
0,500
0,556
75
0,745
0,887
106
1,000
1,000
45
0,502
0,553
76
0,758
0,892
107
1,000
1,000
46
0,503
0,550
77
0,771
0,896
108
1,000
1,000
47
0,502
0,548
78
0,784
0,899
109
1,000
1,000
48
0,501
0,546
79
0,797
0,900
110 e.v.
1,000
1,000
Error! Unknown document property name. 134 Error! Unknown document property name. 136
Stichting Pensioenfonds Deutsche Bank Nederland Ervaringssterfte op basis van het Towers Watson Ervaringssterftemodel 2014, correctiefactoren medeverzekerde
Lft
Man
Vrouw
Lft
Man
Vrouw
Lft
Man
Vrouw
0 t/m 18
0,712
0,662
49
0,788
0,760
80
0,917
0,800
19
0,712
0,662
50
0,794
0,762
81
0,919
0,804
20
0,712
0,662
51
0,799
0,765
82
0,921
0,808
21
0,712
0,661
52
0,806
0,769
83
0,923
0,811
22
0,712
0,662
53
0,812
0,773
84
0,925
0,814
23
0,711
0,662
54
0,819
0,777
85
0,928
0,817
24
0,708
0,662
55
0,825
0,780
86
0,930
0,821
25
0,703
0,663
56
0,833
0,783
87
0,933
0,827
26
0,695
0,664
57
0,840
0,785
88
0,935
0,835
27
0,683
0,665
58
0,848
0,787
89
0,938
0,844
28
0,671
0,667
59
0,857
0,789
90
0,942
0,856
29
0,660
0,669
60
0,865
0,791
91
0,948
0,870
30
0,654
0,673
61
0,873
0,792
92
0,954
0,885
31
0,653
0,677
62
0,881
0,794
93
0,960
0,899
32
0,660
0,684
63
0,888
0,794
94
0,965
0,913
33
0,673
0,693
64
0,895
0,794
95
0,971
0,928
34
0,689
0,703
65
0,900
0,793
96
0,977
0,942
35
0,706
0,714
66
0,903
0,791
97
0,983
0,957
36
0,721
0,725
67
0,906
0,789
98
0,988
0,971
37
0,733
0,733
68
0,907
0,786
99
0,994
0,986
38
0,740
0,740
69
0,907
0,785
100
1,000
1,000
39
0,743
0,744
70
0,906
0,784
101
1,000
1,000
40
0,745
0,746
71
0,905
0,783
102
1,000
1,000
41
0,746
0,747
72
0,904
0,782
103
1,000
1,000
42
0,748
0,747
73
0,904
0,782
104
1,000
1,000
43
0,752
0,748
74
0,905
0,783
105
1,000
1,000
44
0,757
0,750
75
0,906
0,784
106
1,000
1,000
45
0,763
0,752
76
0,908
0,786
107
1,000
1,000
46
0,770
0,754
77
0,910
0,788
108
1,000
1,000
47
0,776
0,756
78
0,913
0,792
109
1,000
1,000
48
0,782
0,758
79
0,915
0,796
110 e.v.
1,000
1,000
Error! Unknown document property name. 135 Error! Unknown document property name. 136