Actualiteiten omgevingsrecht Dènes Jansen Juridisch adviseur buro Waalbrug
1
Beheersverordening: ECLI:NL:RBZWB:2014:96: rechtbank Zeeland-West Brabant • Weigering omgevingsvergunningen op grond van beheersverordening. Beheersverordening onverbindend. Uit artikel 139, eerste lid, van de Gemeentewet volgt dat een gemeentelijke verordening niet verbindt dan wanneer zij is bekendgemaakt. • Beheersverordening onverbindend omdat deze niet naar behoren bekend is gemaakt. Het beschikbaar stellen van de beheersverordening via de website www.ruimtelijkeplannen.nl, waar deze site fungeert als landelijke voorziening als bedoeld in artikel 1.2.2 van het Bro en voorts ingevolge artikel 1.2.3 van het Bro dient ter bindende vaststelling van de inhoud van de beheersverordening, kan in beginsel met bekendmaking via een elektronisch gemeenteblad als bedoeld in artikel 139, derde lid, van de Gemeentewet worden gelijkgesteld. • Het college heeft aannemelijk gemaakt dat de integrale tekst van de beheersverordening vanaf 21 juni 2011 door een ieder te raadplegen is via de site. Voorts heeft het college aannemelijk gemaakt dat sinds 21 juni 2011 niets aan de tekst is veranderd. Evenwel kan niet worden gezegd dat de integrale tekst van de beheersverordening op een algemeen toegankelijke wijze beschikbaar is, zoals is voorgeschreven in artikel 139, derde lid, van de Gemeentewet, omdat de wijze van beschikbaar stellen omslachtig en onduidelijk is. 2
BHV Den Haag: Uitspraak 03-07-2013 Rechtbank Den Haag: ECLI: NL: RBDHA: 2013: 7607 • De rechtbank overweegt dat de gemeenteraad bij hantering van de beheersverordening de keuze heeft om ofwel het feitelijke bestaand gebruik als legaal gebruik vast te leggen ofwel het bestaande planologische regime zonder wijziging te continueren. De rechtbank redeneert dat onder het feitelijk bestaande gebruik (zoals hiervoor bedoeld) ook het feitelijke bestaande gebruik dat in strijd is met het voorheen geldende bestemmingsplan wordt begrepen. • De rechtbank ziet het niet positief bestemmen van het nachtverblijf (feitelijk bestaande doch illegale gebruik) als een aanwijzing dat de gemeenteraad bij het opstellen van de beheersverordening een ruimtelijke ontwikkeling voorzag. En als een ruimtelijke ontwikkeling wordt voorzien mag geen beheersverordening worden vastgesteld. 3
Komende wijziging Bor • Artikel 5.1.1 Indien in een gebied waarvoor een beheersverordening wordt vastgesteld een gebruik bestaat of een bouwwerk aanwezig is dat onder de toepassing van het in het voorafgaande bestemmingsplan opgenomen overgangsrecht valt, wordt in de beheersverordening: • a. dat gebruik of bouwwerk mede begrepen onder het beheer overeenkomstig het bestaande gebruik, of • b. met betrekking tot dat bouwwerk of gebruik op overeenkomstige wijze als bedoeld in de artikelen 3.2.1 en 3.2.2 in overgangsrecht voorzien. • een bhv hoeft en kan alleen overgangsrecht te bevatten indien bestaand gebruik reeds onder het overgangsrecht van het voorgaande bp viel 4
BHV Hellebeuk • De gemeenteraad van Voerendaal wilde het instrument beheersverordening inzetten om bestaand illegaal gebruik van recreatiewoningen in het gebied ‘Hellebeuk’ op eenvoudige wijze, anders dan door middel van een bestemmingsplanwijziging, te legaliseren. • Gedeputeerde Staten van Limburg zijn, naast andere bedenkingen, van mening dat dit op een onjuist gebruik van het instrument beheersverordening neerkomt en hebben schorsing en vernietiging van het vaststellingsbesluit door de Kroon gevraagd.
5
BHV Hellebeuk • Brief minister I&M: bhv wordt niet voorgedragen maar is wel in strijd met het recht! • Geen bhv indien ruimtelijke ontwikkelingen worden voorzien • Geen ro mogelijk maken die nog niet eerder in bestemmingsplan zijn opgenomen • Bhv kan dienen om passende planologische bescherming te geven aan gebieden met een lage dynamiek waarin geen sprake is van tegenstrijdige ruimtelijke belangen of waarin belangen reeds eerder in het kader van een bestemmingsplan zijn afgewogen (zie dia 25).
6
BHV Hellebeuk • Bestaand doch illegaal gebruik positief bestemmen is ruimtelijke ontwikkeling • Bestaand legaal gebruik wegbestemmen is ruimtelijke ontwikkeling • Voorwaardelijke verplichting suggereert ruimtelijke ontwikkeling Geen beheersverordening Er is sprake van strijd met het recht maar aan de Kroon voorleggen ter vernietiging is niet proportioneel! 7
Duurzame ontwrichting voorzieningenniveau • ECLI:NL:RVS:2013:2345: van duurzame ontwrichting sprake indien inwoners van een bepaald gebied niet langer binnen aanvaardbare afstand van hun woning kunnen voorzien in hun eerste levensbehoeften • Speelgoedwinkel • Bouwmarkt • Zie dia 33: concurrentiebelang en relativiteit 8
Duurzame ontwrichting leegstand • 201200385/1/R2: overcapaciteit kan leiden tot een toename van leegstand, leegstand kan leiden tot negatieve gevolgen voor het woon- en leefklimaat en het ondernemersklimaat. • Als het dan onderzocht / onderbouwd / gemotiveerd is, toetst de ABRS marginaal appellanten moeten dan in hun beroep stellen dat het bevoegd gezag zich niet op de onderzoeken / onderbouwing heeft mogen baseren.
9
Leegstand: ECLI:NL:RVS:2012:BY2519 • De raad stelt zich op het standpunt dat de uitstraling van het bestaande centrum en het vestigingsklimaat van Heerlen niet passen bij de centrumfunctie van de stad binnen Parkstad Limburg. Daarom acht hij een investering in de ruimtelijke kwaliteit wenselijk. Het plan transformeert het verouderde en gefragmenteerde stationsgebied in kwalitatief goede en samenhangende winkel- en horecavoorzieningen en een hoogwaardig werk- en woonmilieu, vormt een icoon voor de stad en zorgt voor een imagosprong. Door deze transformatie van het goed bereikbare stationsgebied wordt het vestigingsklimaat van Heerlen verbeterd. Het plan brengt, rekening houdend met de gevolgen voor de leegstand, positieve gevolgen met zich voor het gehele centrum van Heerlen, aldus de raad. • De raad heeft de politiek-bestuurlijke afweging gemaakt dat een doorslaggevend gewicht toekomt aan de transformatie van het verouderde en gefragmenteerde stationsgebied naar een meer samenhangend gebied met kwalitatief goede winkel- en horecavoorzieningen en een hoogwaardig werken woonmilieu, waarbij de mogelijke gevolgen hiervan voor de leegstand onder ogen zijn gezien. 10
Leegstand: flankerend beleid • 6.3. Bij de in het plan gemaakte keuze voor de transformatie van het stationsgebied heeft de raad de mogelijke gevolgen daarvan voor de leegstand in de overige delen van het centrum betrokken. Om leegstand hier ten gevolge van het plan te voorkomen voert de raad een beleid om faciliterend op te treden ten aanzien van particuliere initiatieven voor het verminderen van de leegstand door (planlogische medewerking aan) functiewijziging of sloop. Zo is gebleken dat het CBS-gebouw, althans grotendeels, voor een andere functie dan kantoren is verhuurd. Voorts heeft [belanghebbende A] naar voren gebracht dat zij aan de rand van het centrum leegstaande locaties bezit en initiatieven neemt om huurders te vinden voor verwezenlijking van de bestaande functie dan wel voor een andere functie. Geen aanleiding bestaat voor de verwachting dat dit beleid niet effectief kan zijn. 11
Ladder van duurzame verstedelijking • 3.1.6 tweede lid Bro 1. Actuele regionale vraag 2. Binnen bestaand stedelijk gebied 3. Als 2 niet kan, dan in gebieden met passende ontsluiting Economische ordening is niet toegestaan, adhv ladder moet gemotiveerd worden dat het plan uitvoerbaar is (behoefte) en dat er geen onevenredige afbreuk aan het woon-, leef- en ondernemersklimaat wordt gedaan (leegstand/verpaupering). Maar het blijft niet bij 3.1.6 lid 2 Bro provinciale verordeningen 12
Nieuw vierde lid (3.1.6 Bro) • Brief minister van 9 januari 2014 • Reden: onredelijke eisen provincie (maar ook gemeenten) en strijd met dienstenrichtlijn (maar ook Wro: geen economische ordening) • Regionaal economisch onderzoek, dpo, onderzoek naar de gevolgen van de voorgenomen vestiging voor de bestaande detailhandel
• Niet rechtvaardigen onder Dienstenrichtlijn: Het stellen van economische criteria voor toetreding tot de markt (art. 14 lid 5 Dienstenrichtlijn) zijn niet te rechtvaardigen. Een voorbeeld is het slechts verlenen van een vestigingsvergunning wanneer uit marktonderzoek gebleken is dat er voldoende vraag is naar een bepaalde dienstverleningsactiviteit. Ook de Raad van State heeft aangegeven dat een ruimtelijk besluit niet mag zijn ingegeven door overwegingen van economische ordening. 13
Stedelijke ontwikkeling? • 201302867/1/R4 en 201308263/2/R4 • Voor de vraag of sprake is van een stedelijke ontwikkeling overweegt de ABRS als volgt: Gelet op de kleinschalige woningbouw die het plan mogelijk maakt, is de Afdeling van oordeel dat de raad er terecht van is uitgegaan dat het plan niet voorziet in een woningbouwlocatie als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, van het Bro. De in het plan voorziene ontwikkeling kan dan ook niet worden aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in deze bepaling van het Bro, zodat artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro niet van toepassing is. Dit neemt niet weg dat de behoefte aan de mogelijk gemaakte ontwikkeling in het kader van de uitvoerbaarheid van het voorliggende plan dient te zijn onderbouwd. 14
Stedelijke ontwikkeling versus bestaand stedelijk gebied • Is de ladder van toepassing bij functieverandering in bestaand stedelijk gebied • Wel / geen nieuwe stedelijke ontwikkeling?
• We wachten af………………. • Ik denk: behoeftevraag sowieso van belang, invulling afhankelijk van omstandigheden van het geval (grote nieuwe ontwikkeling versus bieden van flexibiliteit (zie uitspraak raambordelen Amsterdam) 15
201208101/1/R2: behoefte • Bp van voor 3.1.6 lid 2 Bro • Nu de raad omtrent de behoefte aan het voorziene kantoorgebouw geen concrete gegevens heeft overgelegd, bijvoorbeeld een onderzoek naar de feitelijke behoefte aan kantoren of concrete gegadigden voor kantoorruimte op deze locatie, ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat deze behoefte niet afdoende is gemotiveerd. • Iets anders……….. • 7. [ appellante sub 2], [appellant sub 3], en Otco B.V. en anderen betogen dat ten onrechte niet alle wijzigingen ten opzichte van de ontwerpbestemmingsplannen zijn opgenomen in het zienswijzenrapport waarnaar in het besluit tot vaststelling van het plan wordt verwezen. [appellant sub 3] wijst in dit verband op de mogelijkheden voor verblijfsdoeleinden, de organisatie van evenementen en standplaatsen, die in het plan, maar niet in de ontwerpbestemmingsplannen, zijn opgenomen.
16
Actuele regionale behoefte: woningvisie • 201306043/1/R6 • 14.5. In de plantoelichting is de raad ingegaan op de behoefte aan woningen. Het plan maakt de bouw van maximaal 400 woningen mogelijk. en past daarmee binnen het Woonplan Haren, van april 2004 (hierna: het Woonplan), dat richtinggevend is voor het beleid met betrekking tot de bouw van woningen voor de periode tot 2014. Het huidige woningbouwbeleid van de gemeente Haren wordt volgens het Woonplan bepaald door de in regionaal verband gemaakte afspraken (Regiovisie Groningen-Assen 2030), waarbij rekening is gehouden met de oude opgaven en de reeds gerealiseerde sloop en nieuwbouw. De verwachting is dat de komende jaren nog een groei van de bevolking en daarmee van de woningbehoefte zal optreden. Voor de gemeente Haren geldt dat 1040 woningen (uitbreiding 910, vervanging 130) mogen worden gebouwd binnen de periode 2007-2019. Niet in geschil is dat dit aantal in 2012 is bijgesteld naar 788 woningen. Naar het oordeel van de Afdeling past de bouw van 400 woningen binnen de woningbouwtaakstelling die in regionaal verband is gesteld voor de gemeente Haren. • Hetgeen [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 6] en stichting CRGH hebben aangevoerd over de huidige marktomstandigheden, dan wel de marktvraag, doet aan het voorgaande niet af, reeds omdat het plan zich uitstrekt over een periode van in beginsel tien jaar.
17
Actuele regionale behoefte: concrete gegadigde niet voldoende • 201307597/2/R6 • In de plantoelichting is vermeld dat er voor de locatie aan de Kempenbaan/Rijksweg A58 te Tilburg een concrete gegadigde is die een hotel voor eigen rekening en risico wil realiseren en dat de gegadigde naar aanleiding van onderzoek tot de conclusie is gekomen dat voldoende marktruimte bestaat voor de hotelvoorziening. Ter zitting is door de raad nader toegelicht dat van voldoende behoefte aan het voorziene hotel is uitgegaan, nu ten tijde van de vaststelling van het plan sprake was van een concreet initiatief van Valkenhorst Voorschoten B.V. Naar voorlopig oordeel is aldus in de plantoelichting niet met concrete gegevens inzichtelijk gemaakt in hoeverre wordt voorzien in een actuele regionale behoefte en ontbreekt in de plantoelichting ook verder een beschrijving als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro. Hierbij neemt de voorzitter in aanmerking dat in het rapport Stand van zaken hotelmarkt Tilburg 2009, waarvan de conclusies door het college van burgemeester en wethouders van Tilburg op 23 maart 2010 zijn overgenomen, is geconcludeerd dat de ontwikkeling van het hotelaanbod in de stad en regio de komende jaren groter is dan de groei van de vraag.
18
Behoefte aantonen adhv gegadigden • ECLI:NL:RVS:2013:BZ7729 • 8 woningen • Appellanten stellen dat er geen vraag is • Er zijn reeds 6 geïnteresseerden en er is wel vraag omdat ondanks bevolkingskrimp aantal huishoudens stijgt
19
Actuele regionale behoefte • 201300782/1/R6 • Sec verwijzen naar beleid niet voldoende, er moet sprake zijn van een actuele (regionale) behoefteraming • Je kan de discussie wel in het lokale trekken; de uitbreidingsbehoefte kan ook kwalitatief van aard zijn • 201301238/1/R6: aanbod ontstijgt regionale marktruimte maar er is een (onderbouwde) wens tot betere spreiding (ivm bereikbaarheid en parkeren) 20
Raambordelen Amsterdam: 201211881/1/R1 • Er wordt niet verwezen naar 3.1.6 lid 2 Bro • In alle panden met een prostitutiefunctie worden diverse functies mogelijk gemaakt (wo, k, dh, b, etc.) ten behoeve van het herstel van de functiebalans en een verbetering van de vestigingskwaliteit • Leegstand kantoren speelt mn op kantorenlocaties • Ook andere functies dan kantoren mogelijk
21
Planschade: planvergelijking • Flexibiliteitsbepalingen geen schadeoorzaak • Planschade pas na besluit (ov afwijken bp, werken en werkzaamheden, wijzigingsplan, nadere eis en uitwerkingsplan) • Niet alleen in nieuwe plan ook in oude plan • Uitzondering bij uitwerkingsplicht: uitwerkingsplicht is geen discretionaire bevoegdheid: wat levert de uitwerking naar redelijke verwachting op? 201205035/1/T1/A2 en ECLI:NL:RVS:2014:110
22
Planschade: normaal maatschappelijk risico • Schade blijft voor rekening van de aanvrager • Welke omstandigheden zijn van belang: 201201690/1/T2/A2: • In de lijn der verwachting • In hoeverre past de ontwikkeling (naar aard en omvang) binnen de ruimtelijke structuur van de omgeving en binnen het gevoerde planologische beleid • Afstand tot perceel aanvrager • Aard en omvang van het geleden nadeel
• Met name bij opvullen gaten in bestaande kernen
23
Planschade: voorzienbaarheid • Actieve risicoaanvaarding: redelijk denkend en handelend koper: Voorzienbaarheid op het moment van aankoop van het perceel (voorzienbaarheid kan niet worden doorbroken door beleidsvoornemens van na aankoop) • Kan handig zijn bij herstel mogelijkheden!
• Passieve risicoaanvaarding: redelijk denkend en handelend eigenaar: agrarische bouw- en gebruiksmogelijkheden woonbestemming: voorontwerp dec 2002 – vaststelling maart 2004 (21-8-2013, 201207833/1/A2, zie ook 25-04-2012, 201107363/1/A2) • Uitspraak Kerkrade: vervallen onbenutte bouwmogelijkheid in wijzigingsbevoegdheid 24
Zijn vigerende maar nog niet benutte rechten in overeenstemming met een goede ro? 16-01-2013, 201201158/1/R1 6.4. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in haar uitspraken van 16 september 2009, zaak nr. 201007511/1/R1 en 201007511/2/R1, kan de raad ter onderbouwing van het standpunt dat het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening niet volstaan met de stelling dat het vorige plan voorzag in een vergelijkbare bouwmogelijkheid ter plaatse, maar dient bij de beoordeling van de planologische aanvaardbaarheid van een beoogde ontwikkeling, naast de mogelijkheden van het vorige plan, tevens rekening te worden gehouden met de bestaande situatie en de belangen van omwonenden. Nieuw bp: is er sprake van een goede ro? 25
Voorwaardelijke verplichting sloop gebouwen • In ruil voor sloop bedrijfsgebouwen nieuwe woningen • 201210624/1/R4: voorwaardelijke verplichting niet noodzakelijk • 201301807/1/R4: voorwaardelijke verplichting wel noodzakelijk • Is de maatregel / voorziening nodig om het plan ruimtelijk aanvaardbaar te laten zijn? • Voorwaarde aan omgevingsvergunning (201113105/1/R3 en 201113105/1/R3) / voorwaarde in vergunning onvoldoende (2010006022/1/R1) • Sloop bij ov bouwen geaccepteerd (LJN AF0301) 26
Voorwaardelijke verplichting vanwege evident handhavingsrisico • Een woning wordt aangevraagd als bedrijfswoning behorende (en noodzakelijk voor) een kampeerterrein. De ABRS is van oordeel dat met de camping niet in een volwaardig inkomen kan worden voorzien. De camping dient dan ook vooralsnog als nevenactiviteit te worden gezien. De ABRS acht de vrees van appellanten dat na realisatie van de bedrijfswoningen verdere investeringen in het kampeerterrein zullen uitblijven dan ook niet zonder grond. • "f. De bedrijfswoning ten behoeve van het kampeerterrein wordt niet eerder gebouwd dan het kampeerterrein is gerealiseerd overeenkomstig het onderliggende bedrijfsplan;" • ABRS 15 januari 2014, 201111498/1/R4 27
Na vernietiging? • 31 juli 2013, 201203545/1/A4 • Na vernietiging van een besluit door de bestuursrechter is het bevoegd gezag vrij om nij het opnieuw bin de zaak voorzien terug te vallen op de procedure die aan het besluit ten grondslag lag, dan wel de gehele procedure opnieuw te voeren • Ontstaat er een wezenlijk ander plan • De aard en de ernst van de gebreken • Zorgvuldig: belanghebbenden in de gelegenheid stellen om te reageren op de reparatie 28
Wijzigings / afwijkingsbevoegdheid • 201006022/1/R1: Weliswaar zijn in artikel 39.2 van de planregels bepalingen opgenomen waarin vereisten zijn gesteld aan onder meer het woon- en leefklimaat van de omgeving, maar bij de toepassing van een wijzigingsbevoegdheid als de onderhavige moet ervan uit worden gegaan dat het aantal woningen en de bouwhoogte in beginsel aanvaardbaar zijn. De Afdeling is van oordeel dat de raad zich onvoldoende rekenschap heeft gegeven van de gevolgen van de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid voor de privacy en het uitzicht van de bewoners van de appartementen boven het winkelcentrum Broekvelden • Met de vaststelling van een wijzigingsbevoegdheid mag de aanvaardbaarheid van de nieuwe bestemming in beginsel als een gegeven worden beschouwd. Dit brengt met zich dat de raad reeds bij de vaststelling van het plan moet hebben afgewogen of de situatie die kan ontstaan door de toepassing van deze bevoegdheid planologisch aanvaardbaar is. • Idem dito afwijkingsbevoegdheid: 201109200/1/R3. • Objectieve begrenzing: is de reikwijdte van de bevoegdheid verantwoord? Richtlijn motiveringsplicht + richtlijn voldoende geobjectiveerd
29
Spuitzone • Recreatieterrein (met o.a. stacaravans) grenzend aan boomgaard • Onderzoeken verricht door Plant Research Wageningen • Vanaf 5 meter van de perceelsgrens geen blootstellingsrisico’s door beplantingshaag • Dubbele beplantingshaag in het kader van goede ro noodzakelijk (voor ruimtelijke aanvaardbaarheid recreatieterrein) • Ten onrechte niet als voorwaardelijke verplichting opgenomen
30
201206964/1/R4 (29 jan 2014): tweede vaststelling • 8.2. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen bij uitspraak van 22 februari 2012, in zaaknr. 201012762/1/T1/R1, dient in beginsel een bestuursorgaan een besluit als bedoeld in artikel 6:18 van de Awb, zoals dit luidde ten tijde van belang, dat strekt tot wijziging van een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan, voor te bereiden met toepassing van afdeling 3.4 van de Awb indien het oorspronkelijke besluit met toepassing van die afdeling is voorbereid. Hierop zijn naar het oordeel van de Afdeling uitzonderingen mogelijk. • De raad kan na de vaststelling van het plan waarbij de zienswijze van een appellant niet of niet geheel is gehonoreerd, alsnog besluiten dat deze zienswijze dient te leiden tot een aanpassing van het plan, mits deze aanpassingen naar aard en omvang niet zodanig groot zijn dat een wezenlijk ander plan wordt vastgesteld. Verder wordt als uitzondering aangenomen de situatie dat het besluit als bedoeld in artikel 6:18 van de Awb wijzigingen van ondergeschikte aard bevat die de raad zonder dat de tegen het ontwerpplan ingediende zienswijzen daartoe aanleiding gaven, in het plan wil doorvoeren. • 8.3. In dit geval wordt met het besluit van 10 december 2012, voor zover daarbij aan de reeds met het eerste besluit mogelijk gemaakte rejectvergasser een maximumcapaciteit van 84 ton wordt verbonden, deels tegemoet gekomen aan de zienswijzen van Burgerinitiatief tegengas, Stichting Steelande Wonen, [appellant sub 3], [appellant sub 4] en anderen, [appellanten sub 5] en [appellant sub 6] en anderen, zonder dat daardoor sprake is van een wezenlijk ander plan. De overige wijzigingen kunnen worden aangemerkt als wijzigingen van ondergeschikte aard, nu beide plannen voorzien in de mogelijkheid een rejectvergassingsinstallatie op te richten. De raad behoefde afdeling 3.4 van de Awb derhalve niet toe te passen op de voorbereiding van het besluit van 10 december 2012. 31
201206964/1/R4 (29 jan 2014): relativiteit en Natura 2000 • 13. Voor zover Stichting Steelande Wonen en [appellant sub 4] en anderen vrezen voor de gevolgen voor het Natura-2000 gebied het Zuidlaardermeergebied en zich beroepen op de normen uit de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: Nbw 1998), stelt de Afdeling vast, dat dit gebied zich op meer dan 2,5 km van het plangebied en van de woningen van appellanten bevindt. Het Natura 2000-gebied het Zuidlaardermeergebied is voorts vanuit de woningen van Stichting Steelande Wonen en [appellant sub 4] en anderen niet zichtbaar. Desgevraagd hebben Stichting Steelande Wonen en [appellant sub 4] en anderen niet gesteld dan wel anderszins aannemelijk gemaakt dat de gronden, behorende tot het Natura 2000-gebied het Zuidlaardermeergebied, deel uitmaken van hun directe leefomgeving. De Afdeling is gelet op deze omstandigheden van oordeel dat het Zuidlaardermeergebied geen deel uitmaakt van de directe leefomgeving van Stichting Steelande Wonen en [appellant sub 4] en anderen. Gelet hierop bestaat geen duidelijke verwevenheid van hun individuele belangen bij het behoud van een goede kwaliteit van hun directe leefomgeving met het algemene belang dat de Nbw 1998 beoogt te beschermen, zodat moet worden geoordeeld dat de betrokken normen van de Nbw 1998 kennelijk niet strekken tot bescherming van de belangen van Stichting Steelande Wonen en [appellant sub 4] en anderen. Het voorgaande leidt ertoe dat de Afdeling dit betoog buiten beschouwing laat, nu artikel 1.9 van de Chw er aan in de weg staat dat het bestreden besluit om die reden wordt vernietigd.
32
201207404/1/R2: relativiteit en concurrentiebelang • 7.3. [appellante] exploiteert een supermarkt in het centrum van Aarle-Rixtel. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting op 22 april 2013 is gebleken dat [appellante] gevrijwaard wenst te blijven van concurrerende supermarkten in haar verzorgingsgebied. Voor [appellante] gaat het om een concurrentiebelang. • Zoals hiervoor is overwogen brengt artikel 8:69a van de Awb met zich dat de bestuursrechter een besluit niet vernietigt wegens schending van een rechtsregel indien die rechtsregel kennelijk niet strekt tot bescherming van een belang waarin de partij feitelijk dreigt te worden geschaad. De Afdeling begrijpt het beroep van [appellante] aldus dat zij betoogt dat het plan in strijd is met een goede ruimtelijke ordening nu dit zal leiden tot geluidhinder ter plaatse van enkele woningen aan de Helmondseweg en de dienstwoning. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 23 mei 2012 in zaak nr. 201106139/1/R2, overweging 2.11.2) ten aanzien van het gelijkluidende artikel 1.9 van de Chw kan een concurrerend winkelcentrum zich, teneinde een vernietiging van het besluit tot vaststelling van een bestemmingplan te bewerkstelligen, slechts beroepen op het belang van een goed leefklimaat ter plaatse van haar winkelcentrum, indien het plan ontwikkelingen mogelijk waarvan zij - in dit geval - geluidoverlast voor haar winkelcentrum zal kunnen ondervinden. De Afdeling overweegt dat dit in het onderhavige geval tevens geldt voor de supermarkt die [appellante] in het centrum van Aarle-Rixtel exploiteert. Dat ter plaatse van deze supermarkt geluidhinder kan worden ondervonden van het plan en dat [appellante] in zoverre is getroffen in een ander belang dan haar concurrentiebelang is niet gebleken. Gelet op het vorenstaande kan het beroep van [appellante] in zoverre op grond van artikel 8:69a van de Awb niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit, zodat de Afdeling afziet van inhoudelijke bespreking hiervan.
33
201303446/1/R1: grondenfuik • 4. De raad stelt verder dat het beroep van HD2 niet-ontvankelijk is voor zover de beroepsgronden betrekking hebben op de rijksmonumenten binnen het plangebied, de Reinwaterkelder, het betoog dat geen onderzoek naar de behoefte is gedaan en het betoog dat het plan in grote mate afwijkt van het beleidsstuk "Masterplan Oude Rijkswerf Willemsoord", omdat deze betogen volgens de raad eerst in de beroepsfase zijn aangevoerd. • 4.1. HD2 heeft in haar zienswijze de aanvaardbaarheid van de in het plan voorziene ontwikkelingen in het algemeen bestreden. Gelet daarop steunt het beroep van HD2, voor zover zij betoogt dat de monumenten onvoldoende beschermd zijn, dat de Reinwaterkelder niet als zodanig is bestemd, dat geen onderzoek naar de behoefte is verricht en dat het plan afwijkt van het beleidsstuk "Masterplan Oude Rijkswerf Willemsoord", op een bij de raad naar voren gebrachte zienswijze. Binnen de door de wet en de goede procesorde begrensde mogelijkheden, staat geen rechtsregel eraan in de weg dat bij de beoordeling van het beroep gronden worden betrokken die na het nemen van het bestreden besluit zijn aangevoerd en niet als zodanig in de uniforme openbare voorbereidingsprocedure met betrekking tot het desbetreffende besluitonderdeel naar voren zijn gebracht. Derhalve is er ook om deze reden geen aanleiding het beroep van HD2 niet-ontvankelijk te verklaren.
34
201303446/1/R1: relativiteit en monumenten • 6.3. De bepalingen in de Monumentenwet 1988 en de overige regels die zien op de bescherming van monumenten in de omgeving van de loods waarin HD2 haar werkzaamheden verricht, strekken tot bescherming van het algemeen belang van behoud van cultuurhistorische waarden. Het feitelijke belang van HD2 om als huurder van de Medemblikkerloods haar werkzaamheden ongestoord te kunnen blijven uitoefenen is geen belang dat valt onder het beschermingsbereik van die normen en evenmin een belang dat verweven is met het algemene belang dat die normen beogen te beschermen. Nu de normen uit de Monumentenwet 1988 en de overige regels die zien op de bescherming van monumenten in de omgeving van de Medemblikkerloods kennelijk niet strekken tot bescherming van de belangen van HD2, kan HD2 zich op grond van artikel 8:69a van de Awb niet met succes op deze normen beroepen. 35
201303446/1/R1: zelf in de zaak voorzien en kantoor & geluid • 15.5. Nu niet aannemelijk is dat derdebelanghebbenden in hun belangen zouden kunnen worden geschaad, ziet de Afdeling aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb op de hierna te melden wijze zelf in de zaak te voorzien en te bepalen dat deze uitspraak ten aanzien van deze planonderdelen in de plaats treedt van het bestreden besluit voor zover dit is vernietigd. Bij de beslissing om zelf in de zaak te voorzien betrekt de Afdeling dat de raad en [appellante sub 2] en andere ter zitting hebben medegedeeld dat zij ermee instemmen dat in de desbetreffende planregels wordt opgenomen dat binnen de bestemmingen "Gemengd - uit te werken" en "Gemengd" uitsluitend dienstverlening in niet geluidgevoelige gebouwen als bedoeld in artikel 1.2 van het Besluit geluidhinder, wordt toegestaan. • 15.6. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer in haar uitspraak van 7 juli 2010, in zaak nr. 200907545/1/R1) is van belang dat een kantoor in de Wet geluidhinder weliswaar niet is aangemerkt als geluidgevoelig object, maar dienen bedrijfsruimten waar gedurende een langere periode van de dag personen verblijven die een zekere bescherming tegen onaanvaardbare geluidhinder behoeven, wel als geluidgevoelig te worden aangemerkt, zij het dat die ruimten niet dezelfde bescherming behoeven te krijgen als in het geval van een woning of een andere geluidgevoelige bestemming. • Voorts overweegt de Afdeling dat een onderscheid tussen zelfstandige kantoren en kantoren als bedrijfsonderdeel van een op Willemsoord gevestigd bedrijf gelet op voornoemde jurisprudentie niet relevant is ten aanzien van de geluidbelasting. Gelet hierop heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het aanvaardbaar is om niet alleen kantoren als bedrijfsonderdeel van een op Willemsoord gevestigd bedrijf toe te staan.
36
201304510/1/R1: toepassing wijzigingsbevoegdheid onmogelijk? • 6.9. Voor zover het zandbedrijf vreest dat als gevolg van het plan geheel dan wel gedeeltelijk geen toepassing meer kan worden gegeven aan de wijzigingsbevoegdheid van het bestemmingsplan "Buitengebied Raalte" die voorziet in een uitbreiding van haar zandbedrijf ten behoeve van ontgrondingsfase IV, overweegt de Afdeling het volgende. Vaststaat dat voor de gronden gelegen ten noorden van het zandbedrijf in het bestemmingsplan "Buitengebied Raalte" een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen waarmee het college van burgemeester en wethouders, mits wordt voldaan aan de bij dat bestemmingsplan gestelde wijzigingsvoorwaarden, kan voorzien in een planologisch kader voor de uitbreiding van het zandbedrijf ten behoeve van de uitvoering van ontgrondingsfase IV. Bij de vaststelling van een wijzigingsplan gaat het om een bevoegdheid en niet om een plicht, zodat de uitoefening van een wijzigingsbevoegdheid een onzekere toekomstige gebeurtenis betreft waar slechts bij de uitoefening daarvan een planologisch voordeel kan worden verkregen. Dit neemt niet weg dat de raad de aanwezigheid van de wijzigingsbevoegdheid bij de vaststelling van het bestemmingsplan dient te betrekken. Nu het thans voorliggende bestemmingsplan gedeeltelijk ziet op dezelfde gronden als de wijzigingsbevoegdheid uit het bestemmingsplan "Buitengebied Raalte", is het toepassingsgebied van deze wijzigingsbevoegdheid verkleind met 20%, zo staat in het deskundigenbericht. De Afdeling acht deze verkleining van het toepassingsgebied van de wijzigingsbevoegdheid niet onredelijk.
37
ECLI:NL:RVS: 2013:2673 • Uitgaan van maximale plancapaciteit • Diersoorten en aantallen opnemen in regels (ivm drempelwaarden mer)
38
201205174/1/R4: waarde van een archeologische verwachtingskaart • 68. Over de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie 1" voert [appellant sub 12] onder verwijzing naar de zienswijze aan dat deze bestemming hem ertoe verplicht voor zijn werkzaamheden een omgevingsvergunning aan te vragen, omdat bij die werkzaamheden veelal dieper dan 0,5 m wordt gegraven en de werkzaamheden zich altijd uitstrekken over een gebied van meer dan 100 m². Dit leidt volgens [appellant sub 12] tot een onnodige lastenverzwaring en belemmering voor het uitoefenen van een boomkwekerij, nu vrijwel zeker is dat er na vele decennia van intensief bodemgebruik geen archeologisch waardevolle objecten aanwezig zijn. • Ingevolge lid 22.4.2 is het in lid 22.4.1 vervatte verbod niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke: a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn; b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan; c. binnen het bouwvlak of binnen de bestemmingsvlakken van de bestemmingen "Bedrijf", "Horeca", "Maatschappelijk", "Recreatie", "Sport" en "Wonen" plaatsvinden. • 68.5. De raad heeft er geen blijk van gegeven dat bij het toekennen van de dubbelbestemming en het daaraan gekoppelde omgevingsvergunningstelsel rekening is gehouden met de belangen van [appellant sub 12]. De raad heeft niet bezien of de dubbelbestemming leidt tot een onevenredige belemmering van de bedrijfsvoering van [appellant sub 12]. Van een zorgvuldige afweging van de belangen die mogelijk zijn betrokken bij de bescherming van de archeologische waarden en het belang van [appellant sub 12] bij een onbelemmerde bedrijfsvoering is niet gebleken.
39
201205174/1/R4: overgangsrecht&uitsterfconstructie • 27.2. Niet in geschil is dat het bestreden deel van het perceel niet als bos in gebruik is, maar als weiland. Ingevolge artikel 8, tweede lid, van het vorige plan viel het gebruik als weiland onder het overgangsrecht van dat plan. Gelet op artikel 35, lid 35.2, van het voorliggende plan is het gebruik thans opnieuw onder het overgangsrecht gebracht. • 27.2.1. Onder omstandigheden kan het opnieuw onder het overgangsrecht brengen van het bestaande gebruik van gronden aanvaardbaar zijn. Hiervoor is vereist dat aannemelijk is dat deze vorm van gebruik binnen de planperiode zal worden beëindigd. Dit is evenwel in dit geval niet aannemelijk gemaakt. Spera heeft ter zitting toegelicht de gronden niet als bos in gebruik te zullen nemen en de raad heeft ter zitting gesteld de realisering van de bestemming "Bos" niet af te dwingen. Gelet hierop heeft de raad niet in redelijkheid het gebruik opnieuw onder het overgangsrecht kunnen brengen. Dit betekent niet dat het gebruik als weiland als zodanig had moeten worden bestemd, nu gebruik in strijd met een geldende bestemming dan wel gebruik dat onder het overgangsrecht valt in beginsel geen gerechtvaardigde rechten en verwachtingen kan doen ontstaan dat het gebruik als zodanig wordt bestemd. De raad heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat het gebruik als weiland op zichzelf niet op ruimtelijke bezwaren stuit. Indien de raad niettemin van mening is dat het als zodanig bestemmen van het feitelijke gebruik niet mogelijk is, had het op de weg van de raad gelegen te bezien of voor het gebruik een uitsterfregeling in het plan had kunnen worden opgenomen. Nu de raad niet in redelijkheid het gebruik van de gronden als weiland opnieuw onder het overgangsrecht heeft kunnen brengen en de raad evenmin heeft bezien of voor deze gronden in het plan een andere regeling had kunnen worden opgenomen, is het besluit in zoverre onzorgvuldig tot stand gekomen.
40