Actualisatie klimaatplan 2010-2013 Dienst Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling Februari 2012
Bijsturing op aanbeveling van het COM – 19 september 2012
1
Inhoud Inhoud............................................................................................................................................................ 2 ALGEMEEN KADER.................................................................................................................................... 4 TACO2 4 Covenant Of Mayors (COM) 5 E-missieplan Genk-Zuid 5 Waarom een klimaatplan? 6 Aanleiding 6 Opbouw plan 6 Doelstelling 7 Tussentijdse conclusie en aanbevelingen: 10 Bijkomende hulpmiddelen 11 DUURZAAM BOUWEN............................................................................................................................ 12 Algemene omschrijving:............................................................................................................................ 12 Maatregelen van hogerhand..................................................................................................................... 12 Wat zijn de acties in Genk? ....................................................................................................................... 13 Meten is weten! 13 Voorkomen is goedkoper dan genezen! 13 Iedereen volgt! 14 Openbare verlichting 14 MOBILITEIT................................................................................................................................................ 15 Algemene omschrijving:............................................................................................................................ 15 Maatregelen van hogerhand .................................................................................................................... 15 Wat zijn de acties in Genk? ....................................................................................................................... 15 Mijn auto, mijn paradijs? 15 Je in groep verplaatsen heeft zo zijn voordelen 16 Ook de stad rijdt groen! 16 HERNIEUWBARE ENERGIE.................................................................................................................... 18 Algemene omschrijving:............................................................................................................................ 18 Maatregelen van hogerhand .................................................................................................................... 18 Wat zijn de acties in Genk? ....................................................................................................................... 18 Het is “onze” energie! 18 Industrie als groene stroomproducent 19 Naar een energiegroen patrimonium! 19 Smart grids 20 En ook nog… 20 LANDBOUW EN NATUUR...................................................................................................................... 21 Algemene omschrijving:............................................................................................................................ 21 Maatregelen van hogerhand .................................................................................................................... 21 Wat zijn de acties in Genk? ....................................................................................................................... 21 Het groene netwerk verstevigen : masterplan ecologische verbindingen 21 Het natuurlijk beheer optimaliseren en de biodiversiteit bevorderen : 21 Nieuwe aanplantingen in de bufferzones van Genk-Zuid 22 Compenseren van verdwijnende natuur door nieuwe natuur 22 DUURZAME CONSUMPTIE.................................................................................................................... 23 Algemene omschrijving:............................................................................................................................ 23 Wat zijn de acties in Genk? ....................................................................................................................... 23 Leef jij op grote voet? 23 RUIMTELIJKE ORDENING...................................................................................................................... 25 Algemene omschrijving:............................................................................................................................ 25
2
Maatregelen van hogerhand .................................................................................................................... 25 Wat zijn de acties in Genk? ....................................................................................................................... 26 Wonen 26 Openbaar domein 26 Industrie 26 En verder… 26 DOELGROEPEN ........................................................................................................................................ 28 Algemene omschrijving:............................................................................................................................ 28 Maatregelen van hogerhand..................................................................................................................... 28 Wat zijn de acties in Genk? ....................................................................................................................... 28 Iedereen doet mee! 29 Resultaat/Bereik 30 Bijlagen ........................................................................................................................................................ 31
3
ALGEMEEN KADER Het originele klimaatplan 2010-2013 maakt deel uit van het milieubeleidsplan 2010-2013. Vermits de eerste actie daarin, de opmaak van een CO2 -nulmeting, in de loop van 2010-2011 is uitgevoerd, is een actualisatie van dit klimaatplan nodig. Deze actualisatie vertrekt van de gemeten CO2 waarden in 2008 en gaat zo doelgericht de strijd aan om de CO2 -uitstoot te doen dalen. Bovendien lanceerde de provincie Limburg in 2011 de campagne “Limburg klimaatneutraal”. Een engagement waarin ook de Limburgse steden en gemeenten een belangrijke rol spelen. In de TACO2-studie, de wetenschappelijke basis voor het Limburgse Klimaatplan, zitten heel wat acties waarvoor juist de gemeenten de hefbomen in handen hebben om een lokaal klimaatbeleid op te zetten. De gemeente onderhoudt immers de rechtstreekse communicatie met de burger en vervult een voorbeeldfunctie. Voor de actualisatie van dit plan is advies gevraagd en input gekregen van de meest betrokken stedelijke diensten1, zij die concreet betrokken zijn bij de uitvoering van de acties. Dit (vernieuwde) Genkse klimaatplan staat dus niet los op zichzelf, het past in een bredere context. Het is in de eerste plaats een logisch vervolg op de eerdere beleidsinitiatieven rond leefmilieu en duurzame ontwikkeling. Deze passen steeds in “hogere” beleidsinitiatieven, maar krijgen een eigen lokale invulling. Verder in de teksten verwijzen we ook naar TACO2 en COM, twee “hogere” initiatieven, respectievelijk vanuit de provincie Limburg en Europa. Omdat beide de belangrijkste referenties zijn in dit plan, een korte toelichting:
TACO2 De provincie Limburg wil CO2 neutraal zijn tegen 2020. Een wetenschappelijke studie TACO2 (Totaal Actieplan CO2) moet de provincie op weg zetten om deze doelstelling ook effectief te halen. Een consortium van VITO en ARCADIS i.s.m. KULeuven Energy Institute ging in mei 2010 van start met de studie, met deze doelstellingen: 1. Een duidelijke definitie formuleren van het concept ‘Limburg CO2 neutraal’ en de doelstellingen die hiermee gepaard gaan. 2. Een inventaris van de huidige Limburgse broeikasgasuitstoot opstellen, die als referentiepunt (‘nulmeting’) gebruikt wordt. De meting is intussen voltooid. 3. Mogelijke pistes. Er zijn twee transitiescenario’s uitgewerkt om klimaatneutraliteit te bereiken. Deze worden uitgezet tegenover een scenario van het ongewijzigd beleid, zogenaamde Business As Usual (BAU). Hieraan zijn prognoses gekoppeld voor economische ontwikkeling en welvaart, om de economische haalbaarheid van de scenario’s te evalueren. Het scenario voor ongewijzigd beleid gaat uit van het Europa scenario in de ‘Milieuverkenning 2030’ van de Vlaamse overheid, hetgeen al heel wat noodzakelijke acties inhoudt. 4. Concrete aanbevelingen (acties en instrumenten) voor het provinciale en gemeentelijke klimaatbeleid op korte en lange termijn. 5. Een meetinstrument dat toelaat om bijkomende klimaatberekeningen uit te voeren en zo de vinger aan de pols te houden en het gekozen pad te evalueren. 1
Dienst Gebouwen, Dienst Openbare Werken, Dienst Mobiliteit, Ontwerp en Meting, Dienst Communicatie, Dienst Economie (Industrie), Dienst Ruimtelijke Ordening, Planning en Woonbeleid.
4
Covenant Of Mayors (COM) Het Covenant Of Mayors, ook wel het Burgemeestersconvenant genoemd, is een initiatief van de Europese Commissie (DG Energie), dat innovatieve steden en gemeenten in Europa een klimaatbeleid wil laten opzetten om zo mee te werken aan de Europese doelstelling, 20% reductie van de CO2 uitstoot tegen 2020. De steden en gemeenten die dit convenant onderschrijven, engageren zich om verder te gaan dan dit Europese klimaatbeleid. Genk deed dit al in december 2008. In dat kader moeten de steden en gemeenten, en dus ook Genk, volgende stappen te nemen: - doelstellingen bepalen die verder gaan dan de Europese; - opstellen van een nulmeting; - uitwerken van een actieplan; - uitvoeren van de acties en maatregelen hierin beschreven; - opvolgen van de acties via tussentijdse metingen en rapporteringen. Genk maakte al in 2009 een eerste versie van een (klimaat)actieplan, maar omdat er pas in het voorjaar van 2011 een CO2 -nulmeting is afgeleverd, is dat plan aan een up-date toe.
E-missieplan Genk-Zuid Genk is de derde industriestad van Vlaanderen en op Genks grondgebied bevindt zich het grootste industrieterrein van Limburg: industrieterrein Genk-Zuid. De bedrijven die gevestigd zijn op Genk-Zuid zijn grotendeels traditionele maakeconomie bedrijven. Bijkomend is er veel verkeer via de autosnelweg E314 en ook de Oosterring die in de buurt van Genk-Zuid dagelijks veel voertuigen en vrachtverkeer te verwerken krijgt. Zowel het verkeer als de industrie zorgen in de buurt van Genk-Zuid voor een aanzienlijke milieuhinder door de uitstoot van allerlei schadelijke stoffen (PAK’s, zware metalen, …). Dat de uitstoot niet enkel hinderlijk is voor het milieu maar ook voor de gezondheid van de omwonenden, werd aangetoond in het Humane Biomonitoringsonderzoek waarvan de resultaten eind september 2011bekend gemaakt werden. Hieruit bleek dat jongeren uit GenkZuid een significante verhoging hebben van meer zware metalen in hun bloed dan gemiddeld in Vlaanderen. De Genkse gemeenteraad besliste daarop om samen en met vereende krachten haar schouders te zetten onder een gecoördineerde aanpak om dit probleem aan te pakken. Daartoe werd op 12 januari 2012 het E-missieplan Genk-Zuid voorgesteld. In dit plan formuleert de stad haar missie om de uitstoot van schadelijke stoffen te verminderen tot een bijnanuluitstoot. Op die manier wil de stad aantonen dat het mogelijk moet zijn om economische welvaart (industrie) te verzoenen met kwaliteitsvol wonen. In het E-missieplan worden een vijftigtal acties opgenomen die de stad wil uitvoeren ter verbetering van milieu en gezondheid. In eerste instantie staat de aanpak aan de bron centraal. In tweede instantie zullen de bewoners ook bewust gemaakt worden van het belang van een gezonde levensstijl. Voor de uitvoering van dit actieplan zal de stad Genk een coördinator aanwerven die als taak heeft ervoor te zorgen dat alle acties in het plan opgestart, opgevolgd en uitgevoerd worden.
5
Het uiteindelijke streefdoel is om de schadelijke emissies zoveel mogelijk te herleiden zodat Genk in de toekomst beter zal scoren dan het Vlaamse gemiddelde.
Waarom een klimaatplan? Aanleiding Ons klimaat verandert. Dit komt onder andere door de enorm snelle toename van het gebruik van fossiele brandstoffen in de wereld. De voorraden van deze fossiele brandstoffen zijn eindig. Bovendien worden ze vaak geleverd vanuit minder stabiele regio’s in de wereld. Omdat de voorraden langzaam maar zeker op geraken, de resterende voorraden steeds moeilijker te winnen zijn en de wereldwijde energievraag nog steeds groeit, stijgen de energieprijzen gestaag. Hierdoor vormen de energielasten een steeds grotere kostenpost voor huishoudens en bedrijven. Redenen genoeg om als gemeente actief met een klimaatbeleid aan de slag te gaan. Ook de stad Genk speelt een belangrijke rol bij het tegengaan van de klimaatverandering. Als lokale overheid staat ze immers het dichtst bij de bevolking en weet ze het best wat er bij de burgers leeft. We kunnen publieke en privébelangen tegen elkaar afwegen en het gebruik van duurzame energie integreren in algemene lokale ontwikkelingsdoelen. Bijvoorbeeld via de ontwikkeling van alternatieve energie, efficiënter energiegebruik of gedragsverandering. Bij het realiseren van de klimaatdoelstellingen hanteert men dikwijls de zogenaamde “Trias Energetica”. Dat wil zeggen dat men in de eerste plaats de energievraag moet beperken, in de 2e fase hernieuwbare energie moet toepassen en tenslotte efficiënt en schoon gebruik maken van fossiele brandstoffen. In aanvulling hierop, zal men wellicht ook gebruik moeten maken van de compensatie van de broeikasgasuitstoot.
Opbouw plan Deze ambities kan een stad niet alleen realiseren. Ze neemt natuurlijk een voorbeeldrol op en neemt maatregelen voor de eigen organisatie. Maar zonder de inzet van haar inwoners en bedrijven zal het effect beperkt blijven. Daarom moeten ook alle andere partijen binnen de stedelijke gemeenschappen aan de slag gaan met het klimaatbeleid. Dit Klimaatplan is opgebouwd rond de volgende klimaatthema’s2: 1. Duurzaam bouwen 2. Mobiliteit 3. Hernieuwbare energie 4. Natuur en landbouw 5. Duurzame consumptie en afvalbeleid 6. Ruimtelijke ordening 7. Doelgroepen (betrokkenheid van burgers en belanghebbenden) Voor al deze thema’s zijn er concrete projecten beschreven en doelstellingen geformuleerd. Zoals eerder toegelicht passen de Genkse te nemen acties in een hoger kader, maar ze zijn wel mee gebaseerd op de Genkse realiteit. De Genkse acties worden voor een groot deel bepaald door de CO2 -nulmeting die werd afgeleverd in het voorjaar van 2011. 2
Bij de keuze van de thema’s werd rekening gehouden met de indeling die binnen de Covenant of Mayors wordt gebruikt.
6
Doelstelling Een Klimaatplan formuleert ook specifieke doelstellingen, de eerste versie van het Klimaatplan verwoordde het als volgt: “Minimaal: de stad Genk zich engageert zich om tegen 2020 een CO2 -reductie te realiseren van minstens 20%, door het verhogen van de energie-efficiëntie met 20% en de inzet van duurzame energiebronnen met minstens 20%. Dit is de ambitie zoals ze omschreven is in het Europese Covenant of Mayors, en goedgekeurd door de Genkse gemeenteraad op 18 december 2008.” “Maximaal: Genk streeft klimaatneutraliteit na tegen 2020 en zet zo mee de schouders onder het ambitieuze Limburgse TACO2-plan. Om dit doel te behalen wordt verder gewerkt op het scenario, uitgeschreven door de provincie.” Concreet: Genk gaat voor een CO2 -reductie die in 2020 minstens 21% lager ligt dan in 2008. Op langere termijn streven we naar een klimaatneutrale stad. Resultaten CO2 -nulmeting 2008 De stad Genk in zijn geheel Deze meting, met als referentiejaar 2008, gaf volgende resultaten:
De totale CO2 -uitstoot bedroeg in 2008: 3179 kton, waarvan 2533 kton in scope 13 en 646 kton in scope 24.
3 Scope 1: zijn directe emissies uit bronnen op het grondgebied van Genk. Dit zijn bv. de verbranding van brandstoffen in stationaire bronnen voor ruimteverwarming. Ook de emissie van niet-stationaire bronnen (bv. wegverkeer) behoren tot de eerste categorie.
4
Scope 2: zijn indirecte emissies die voortvloeien uit het gebruik van elektriciteit, warmte en stoom op het grondgebied van Genk, die door derden buiten het grondgebied van Genk worden gegenereerd.
7
De studie omvatte het geheel van de CO2 -uitstoot op Genks grondgebied, inclusief de uitstoot die veroorzaakt wordt door de EON-elektriciteitscentrale in Langerlo en de ETS-bedrijven.
In dit Klimaatplan worden de cijfers van de EON-elektriciteitscentrale en de ETS-bedrijven5 niet mee opgenomen, gezien dit door het Covenant of Mayors niet gevraagd is. Bovendien geeft het toevoegen van deze cijfers een zeer vertekend beeld.
De gegevens van de CO2-nulmeting van het Genkse grondgebied, zonder de uitstoot van de EON-elektriciteitscentrale en de ETS-bedrijven, geven deze visuele voorstelling6:
CO2-meting in Genk (COM) 300
emissies in kton
250 200
transport natuur handel en diensten huishoudens industrie
150 100 50 0 scope 1
scope 2
-50
Het aandeel industrie is in deze tabel nog zeer laag tov de andere sectoren. Dit komt omdat de EONelektriciteitscentrale en de Genkse ETS-bedrijven (die in deze tabel niet zijn opgenomen) samen verantwoordelijk zijn voor meer dan 97% van de uitstoot door de Genkse industrie.
De voornaamste veroorzakers, los van de energieproductie door de EON-elektriciteitscentrale en de ETS-bedrijven, van de CO2 -uitstoot in Genk zijn: • het huishoudelijk energieverbruik: uitstoot veroorzaakt door verwarming van de woning • het(persoonlijk) transport: hiermee scoort Genk hoger dan het Limburgs gemiddelde. Dat is deels te wijten aan de aanwezigheid van de autosnelweg; • handel en diensten: de grootste uitstoot situeert zich in scope 2.
De stad Genk als bedrijf
5
ETS-bedrijven (EU Emissions Trading System) zijn bedrijven die een groot aandeel van de CO2-uitstoot voor hun rekening nemen en dus vallen onder het Europese systeem van handel in emissierechten. In Genk zijn dat FORD Werke AG, Nitto Europe, Arcelor-Mittal, Norbord en EON-Langerlo. 6
Het zijn deze cijfers die aan het COM zijn doorgegeven.
8
De CO2-nulmeting van het jaar 2008 bevatte eveneens een detailmeting van de stad Genk als bedrijf. De resultaten van de voortgangsmeting 2010 zijn intussen ook bekend (volledig overzicht en cijfers zie bijlage 6).
Grafiek 1: CO2-uitstoot stad Genk als bedrijf, opgedeeld per sector 3,5
Uitstoot CO2 in kton
3 2,5 2 1,5 1 0,5 0 scope 1 -eigen vloot
scope 1 energieverbruik
scope 2 - woon werk
scope 2 - op. verlichting
scope 2 erngieverbruik
scope 3 - woonwerk
scope 3 dienstreizen
Bron 2008
2010
Grafiek 2: CO2-uitstoot stad Genk als bedrijf, opgeteld 6
0,005 0,323 5
0,005 0,327 0,001 0
1,235 4
Kton CO2
scope 3 - dienstreizen scope 3 - woon-werk 0,961
scope 2 - erngieverbruik
3
scope 2 - op. verlichting 0,001 2,922
scope 2 - woon werk scope 1 - energieverbruik
2
scope 1 -eigen vloot
1,546
1 1,3
1,213
2008
2010
0
jaar
Totale uitstoot CO2 in 2008: 5,371 kton - totale uitstoot CO2 in 2010: 4,468 kton
9
Grafiek 3: energieverbruik stad Genk als bedrijf 5402749 4840886
37688973689938
1222177 620246
492313 458298
33844 22384 Brandstofverbruik vloot (liter)
Openbare verlichting (kWh)
Elektriciteit gebouwen (kWh) 2008
Aardgas gebouwen (m3)
Stookolie gebouwen (liter)
2010
Een vergelijking van de 2 jaartallen 2008 en 2010 levert frappante bevindingen op: • Grafiek 1: de gemeten CO2-uitstoot van de stad Genk als bedrijf is in die 2 jaar gedaald met 16,8%. De verklaring hiervoor is in hoofdzaak te zoeken in het feit dat alle elektriciteit die de stad sinds 2009 aankoopt afkomstig is van hernieuwbare energiebronnen. Met andere woorden: de verbruikte elektriciteit voor de stedelijke infrastructuur en de openbare verlichting genereert zo goed als geen CO2-uitstoot meer; • Het verbruik van elektriciteit op zich is wel gestegen met 11%: van 4840886 kWh in 2008 naar 5402749 kWh in 2010. Dat is in tegenstrijd met de Europese doelstelling die stelt dat er tegen 2020 ook 20% minder energieverbruik moet zijn. De verklaring hiervoor ligt een stuk in de heringebruikname van het stedelijk Sportcentrum met een WKK en de opening van C-mine. • Het verbruik van aardgas en stookolie, voor de verwarming van de stedelijke gebouwen, is in die 2 jaar gestegen met 89%. Dat is te wijten aan het meerverbruik voor aardgas: er was een stijging van 620246m3 (2008) naar 1222177m3 (2010). De oorzaak ligt in de uitbreiding van het stedelijk patrimonium (bvb C-mine, bibliotheek, voetbalinfrastructuur nabij het Sportcentrum) en de heringebruikname van het Sportcentrum. Ook de koudere winter van 2010 speelt hier mee. Op zich zijn dat dus logische gevolgen maar die stijging doet dwingen tot investeren in energiezuinige alternatieven.
Tussentijdse conclusie en aanbevelingen: De up-date van het klimaatplan, de CO2-nulmeting en de (gedeeltelijke) voortgangsmeting, leveren volgende conclusies op: Het Genkse grondgebied:
10
• • •
• • •
Er zijn grote inspanningen nodig om het huishoudelijk energieverbruik te doen dalen. De stad kan hier een grote rol inspelen, zeker op informatief/educatief gebied. De reeds ingeslagen weg (zie hoofdstuk duurzaam bouwen) moet dus zeker verder gezet worden; Genk is de 3e industriestad in Vlaanderen. De stad moet in haar beleid ruimte voorzien om deze industrie te stimuleren en verder te doen groeien naar een industrie met een duurzaam karakter. Het persoonlijk autogebruik op Genkse bodem is mede daardoor hoger dan gemiddeld in Limburg: duurzame alternatieven voor vervoer, milieuvriendelijke oplossingen voor wagens en milieuvriendelijk rijgedrag moeten de mobiliteit van de Genkenaar een duurzamer karakter geven; De stad als bedrijf Het gaat goed met de CO2-uitstoot van de stad Genk als bedrijf; Het aankopen van 100% groene stroom ten behoeve van de stedelijke infrastructuur en de openbare verlichting en het actief investeren in hernieuwbare energie binnen de stedelijke organisatie is een positieve evolutie; Het stijgend verbruik van aardgas en stookolie is een tendens die moet aangepakt worden: o Door het beperken van de energievraag; o Door het installeren van energiezuinige installaties en systemen; o Door ook voor verwarming van stedelijke gebouwen op zoek te gaan naar de meest energiezuinige oplossingen
Bijkomende hulpmiddelen Om onze uitgangssituatie te evalueren en de prioriteiten te bepalen, maken we ook gebruik van de tools die door de provincie Limburg worden aangereikt. De gegevens die hieruit voortkomen, geven mee richting aan de visie en maatregelen voor de verdere aanpak op korte, middellange en lange termijn. De Klimaatkorf schetst de lokale context aan de hand van volgende parameters: • woningen (ouderdom, woningtypes, bouwvergunningen, enz.); • demografie (aantal huishoudens, leeftijdsopbouw, sociaaleconomische context, enz.); • duurzaam bouwen (verbruik gemeente en particulieren, toegekende premies, E-peil nieuwbouw, enz); • hernieuwbare energie (aantal PV-installaties, aankoop groene stroom, enz.). De Duurzaam Bouwen scan behandelt: • de bepaling van het potentieel aan energiebesparing en de mogelijkheden voor duurzaam bouwen per gebouwcategorie; • een inschatting van de huidige CO2-uitstoot van gebouwen op gemeentelijk grondgebied; • de opmaak van een actieprogramma. De Hernieuwbare Energie-scan geeft inzicht in: • het praktisch potentieel per hernieuwbare energiebron; • het realiseerbare potentieel voor hernieuwbare energie per doelgroep (bv. gemeentegebouwen, sport en recreatie, woningbouw, bedrijven en kantoren); • een plan van aanpak om dit potentieel of een deel ervan te verwezenlijken; • de nodige opvolging (wie is bevoegd, hoe worden diverse belanghebbenden betrokken, enz.).
11
DUURZAAM BOUWEN Algemene omschrijving: Duurzaam bouwen is een manier van bouwen waarbij de milieu- en gezondheidseffecten over de volledige duur van het bouwproject tot een minimum worden beperkt. Volgende principes worden daarbij toegepast: • Bouwen over generaties heen: niet alleen door duurzame materialen te gebruiken maar ook door een comfortabele leefomgeving te creëren waar mensen graag verblijven; • Efficiënt ruimtegebruik: hoe dichter mensen bij mekaar wonen, hoe minder oppervlakte er bebouwd wordt en hoe meer natuur er behouden blijft. Een dichte bebouwing verkleint bovendien de verplaatsingsafstand en het vergemakkelijkt een efficiënte infrastructuur en openbaar vervoer. 7 • Rationeel energiegebruik: zowel tijdens het bouwen als gedurende de hele levensduur van de woning. Voorwaarden hiervoor zijn: compact en zuidgeoriënteerd bouwen, een luchtdichte afwerking, grondig isoleren, efficiënte verwarming met hernieuwbare energie,… • Een goede waterhuishouding. Uiteraard worden deze principes toegepast, zowel in woningbouw als in industrie, maar ook in kantoorgebouwen en gemeentelijke faciliteiten.
Maatregelen van hogerhand De implementatie van de Europese regelgeving vormde een duidelijk startpunt, met een duidelijk doel: tegen 2021 moeten alle nieuwbouwwoningen “bijna nulenergiewoningen” zijn. In uitvoering van deze regelgeving gelden sinds 1 januari 2006 in Vlaanderen de EPB-eisen voor elk bouw- en verbouwingsproject, waarvoor een stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd. Deze regelgeving wordt strenger in de tijd. Zo zal een nieuwbouwwoning vanaf 2014 aan een maximum E-peil van 60 moeten voldoen. Er zijn echter ook heel wat bestaande woningen, waarvoor er geen energieregelgeving bestaat, tenzij de woning in kwestie verhuurd of verkocht wordt. Dan moet er een EPC-attest opgesteld worden. Dit attest kent voorlopig nog geen verplichtende gevolgen. Verwacht mag worden dat er tegen 2020 geen enkele woning meer verhuurd mag worden, waarvan het dak niet geïsoleerd is 8. Het is daarom noodzakelijk dat er zwaar ingezet wordt op de energetische renovatie van bestaande gebouwen. Binnen Limburg is er de ondersteuning van de provincie zelf, met de uitbouw van het Centrum en het Steunpunt Duurzaam Bouwen Limburg in Heusden-Zolder. Er zijn de acties en maatregelen uit het TACO2-plan en er is het aanbod van netbeheerder Infrax. Al deze initiatieven samen maken het de gemeenten mogelijk een breed aanbod, “op maat” gemaakt, te ontwikkelen voor haar inwoners.
7
Voor maatregelen in deze context verwijzen we naar het hoofdstuk “Ruimtelijke Ordening”
8
Deze maatregel werd toegelicht door Freya Van Den Bossche, Vlaams minister van Energie tijdens de energiedag van VVSG op 26 oktober 2011. 12
Wat zijn de acties in Genk?
Meten is weten! Onder dit motto houdt de stad Genk sinds jaren een energieboekhouding bij. Deze geeft aan welke de energieverbruiken zijn in en voor alle stedelijke entiteiten (straatverlichting, stedelijke gebouwen, pomphuizen,…). Op deze manier kan men onmiddellijk inspelen op specifieke situaties: extreem hoge verbruiken, piekverbruik,… De energieboekhouding stelt de stedelijke diensten eveneens in staat om voorstellen tot verbetering te formuleren en uit te voeren. Van 11 stedelijke gebouwen wordt het energieverbruik ook opgevolgd door Infrax, via het studiebureau Cenergie. Jaarlijks levert Cenergie een energierapport af. Wat betreft nieuwbouw en (zware) renovatie: in september 2010 besliste het stadsbestuur om: Voor nieuwbouw door/in opdracht van de stad en voor projecten, die ontwikkeld worden op gronden, die eigendom zijn van de stad vanaf 01/01/2012 een maximum E-peil op te leggen van E30/K15. Vanaf 01/01/2016 worden er alleen nog nul-energiegebouwen gerealiseerd. Dit voorstel betreft eveneens de renovatie van stedelijke gebouwen waarbij een stedenbouwkundige vergunning vereist is. Wanneer geen stedenbouwkundige vergunning vereist is dient bij elk voorstel voor renovatie een studie opgemaakt te worden die het best haalbare E-peil onderzoekt. Het uiteindelijk te behalen E-peil wordt opgelegd i.f.v. de kosten/batenanalyse.
Voorkomen is goedkoper dan genezen! Zoals eerder aangehaald: de regelgeving is streng voor nieuwbouwwoningen- en appartementen: sinds 2006 moet elke nieuwe wooneenheid een zekere graad van energiezuinigheid halen. Na 2020 mag er geen enkele woning of appartement meer verrijzen die niet energieneutraal is. Daarnaast zijn er natuurlijk alle bestaande woningen… waar nauwelijks of geen energiemaatregelen zijn opgelegd. Energiezuinige maatregelen leveren een 3-voudig voordeel op. Je verlaagt het energieverbruik waardoor je 1) minder CO2 uitstoot, 2) een aangenamere woonkwaliteit krijgt en 3) heel wat spaart in je huishoudbudget. Het terugdringen van de energievraag in de Genkse huishoudens is voor de stad een grote uitdaging. Om in deze categorie minstens 20% energie te sparen tegen 2020, is het nodig dat elk jaar 440 daken geïsoleerd worden, in 610 woningen de enkelvoudige beglazing wordt vervangen door hoogrendementsbeglazing,…9 Die grote uitdaging pakken we aan door: • Te investeren in de energetische renovatie van bestaande woningen: o Voorzien van stedelijke subsidie voor primaire energiebesparende investeringen; o Het aanbieden van een advies op maat: via het woonloket GAOZ, door gebruik maken van de warmtebeelden van de Genkse daken,…
9
Cijfers uit de Dubo-scan, opgesteld door DuBo-Limburg – zie bijlagen 13
o
An offer you can’t refuse: persoonlijke begeleiding voor alle Genkenaren die hun dak willen isoleren. Dit aanbod wordt op termijn uitgebreid naar andere energiezuinige maatregelen.
De berekeningen stellen ook dat tegen 2020 169 passiefwoningen gerealiseerd moeten zijn, en dus moet de bouw van energiezuinige en zelfs energieneutrale woningen sterk gestimuleerd worden: o Het te koop stellen van bouwkavels waarop alleen woningen gebouwd worden die minstens een energielabel dragen dat strenger is dan de Vlaamse wetgeving; o Het voorzien van financiële ondersteuning voor mensen die een passiefwoning bouwen; o Voorzien van info rond energiezuinig en –neutraal bouwen; o Het verder zetten van de samenwerking met Steunpunt Duurzaam Bouwen.
Iedereen volgt! Gebouwen in de tertiare sector dienen uiteraard de trend te volgen, liefst zelfs vooruit te lopen. Ook hier is er, mits een grondig herbekijken van de energiehuishouding heel wat besparing mogelijk. De stad ondersteunt en stuurt daarin door: o De samenwerking met Infrax, waardoor lichtstudies, energieboekhouding,… ook voor deze sector makkelijk haalbaar zijn; o Het voorzien van “blauwe zones”, waar de stedenbouwkundige regelgeving ook naar energie strenge maatregelen oplegt; Openbare verlichting Het beheer van de gemeentelijke openbare verlichting ligt in handen van Infrax. Infrax stelt elk jaar een aantal maatregelen en aanpassingen ter goedkeuring voor aan het college van burgemeester en schepenen. De stad Genk is dus geen eigenaar meer van de gemeentelijke openbare verlichting, Stad Genk heeft wel beslissingsrecht omtrent uitbreidingen of aanpassingen. Het gedeelte klemtoonverlichting is wel in beheer van de stad Genk.
Bijlagen • Rapport CO2 -meting voor het grondgebied Genk, opgesteld door ARCADIS/VITO voor de stad Genk • Cijferkorf Klimaat editie 2011, opgesteld door de Provincie Limburg • DuBo-scan voor de stad Genk, opgesteld door DuBo-Limburg • HE-scan, opgesteld door ODE, uitgevoerd voor de stad Genk door DuBo-Limburg • Overzicht acties “duurzaam bouwen”
14
MOBILITEIT Vervoer
Algemene omschrijving: Duurzame mobiliteit gaat over het bereiken van een evenwicht tussen bereikbaarheid, economie, leefmilieu en klimaat. Binnen deze strategie geven we voorrang aan voetgangers, fietsers en collectief vervoer, in die volgorde het zgn STOP-principe (Stappen, Trappen, Openbaar vervoer, Privévervoer). Door het verminderen van autoverkeer wordt Genk leefbaar. Zowel woonwerkverkeer, vrijetijdsverkeer als logistiek verkeer zijn aandachtspunten. Maatregelen van hogerhand 10 Naast de ruimtelijke planning, gedragsveranderingen en uitbreiding van het aanbod van openbaar vervoer en fietsinfrastructuur liggen de kansen in de transitie naar nieuwe voertuigen die niet meer afhankelijk zijn van fossiele brandstoffen. Het is nog onduidelijk welke (combinatie van) aandrijftechnologieën in de toekomst de interne verbrandingsmotor op basis van benzine of diesel gaan opvolgen. De doorbraak van waterstof is hierbij vrij onzeker waardoor het momenteel vooral over elektrische auto’s en auto’s op biobrandstoffen gaat. Door bovenop de kilometerheffing voor Vlaanderen een bijkomende kilometerheffing voor Limburg door te voeren, kan het aantal voertuigkilometers in Limburg dalen met een vermindering van de CO2 -uitstoot tot gevolg. In 2020 zal er bovendien met groenere voertuigen gereden worden. Door de nodige infrastructuur aan te leggen (zoals een netwerk van laadpalen) zouden alle nieuwe personenvoertuigen, lichte vrachtwagens en bussen in Limburg tegen 2020 (plug in) elektrisch kunnen zijn. Een andere maatregel is meer biobrandstoffen te gebruiken in het transport (bijvoorbeeld 20 % in plaats van 10 %).
Wat zijn de acties in Genk? De stad Genk rondde in december 2011 de studie voor een nieuw mobiliteitsplan af. Alle geplande maatregelen mbt infrastructuur, openbaar vervoer en aanverwanten zijn hierin opgenomen. Uiteraard staan de initiatieven in dit plan niet los van het mobiliteitsplan. In het Klimaatplan ligt de focus echter vooral op de link met het leefmilieu. Mijn auto, mijn paradijs? Uit de CO2 -nulmeting 2008 blijkt dat het particulier personenvervoer11 één van de grootste veroorzakers is van de CO2 -uitstoot in Genk. Begrijpelijk als je weet dat er per Genks gezin 1,2 wagens ter beschikking zijn. Uit andere studies blijkt dat 55% van de dagelijkse verplaatsingen korter is dan 5km. Dat is per definitie makkelijk doenbaar met de fiets, of als je wat meer tijd hebt, te voet. Er is dus nog heel wat groeiruimte voor milieuvriendelijke verplaatsingen. Dat willen we stimuleren, en dat doen we door:
10 11
Bron: “Hoe Limburg CO2-neutraal maken in 2020? Resultaten uit de TACO2-studie” – Provincie Limburg 2011 Het betreft hier voornamelijk woon-werkverkeer.
15
• •
•
Het verminderen van het aantal auto’s en autokilometers door: o Het promoten van Cambio/autodelen o Ondersteuning van carpoolinitiatieven Het aantrekkelijk maken van duurzame verplaatsingen: o Het verder uitbreiden van en veiliger en aantrekkelijker maken van de fietsinfrastructuur; o Zorgen voor een kwalitatieve bewegwijzering van de fietsroutes en autoluwe zones; o Het opmaken van fietsbrochures en een fietskaart. Promotie en ondersteuning van duurzame alternatieven: o Het verderzetten van de werking rond fietsdiefstalpreventie o Ondersteuning en organisatie van fietspoolinitiatieven o Organisatie van flankerende acties: fietscontroles, fietsgraveeracties, fietsexamens in de basisscholen,…
Wil dat dan zeggen dat je in 2020 niet meer met de auto mag rijden? Natuurlijk wel, maar de autoverplaatsing op zich kan ook een stuk milieuvriendelijker. Door het voeren van een “sturend” beleid bijvoorbeeld: o Het voorzien van een mobiliteitsplan bij grote evenementen; o Een duurzaam parkeerbeleid: het voorzien van park&ridezones en een sturende bewegwijzering. Daarbij hoort ook de opmaak van een parkeerfolder o Er is een bedrijfsvervoerplan opgesteld: bedrijven worden nu aangemoedigd de voorgestelde maatregelen zoveel mogelijk te implementeren; o Onderzoek naar voorziening van laadinfrastructuur voor elektrische voertuigen o Het uitbreiden van de autovrije zones en het voorzien van “zone 30” ifv ruimtelijke ontwikkelingsprojecten.
Je in groep verplaatsen heeft zo zijn voordelen Je spaart het leefmilieu, je vermijdt files en je moet nooit op zoek naar een parkeerplaats! Kiezen voor het openbaar vervoer levert tijd en geld op… Maar wie bewust kiest verdient een goede service. Daar gaan we ten volle voor en dat gebeurt door: •
• •
Een volledige informatie: o De vernieuwde website www.genk.be biedt ondermeer een volledig overzicht van informatie mbt openbaar vervoer in Genk; o Vlotte toegang tot uurregeling en tarieven; o Herkenbaarheid van infopunten Het optimaliseren van de infrastructuur en de verbetering van het netwerk: o Het uitbreiden van het aantal km busbanen o Een uitbreiding van het aanbod, zowel in routes als in de tijd Sturende maatregelen: o De mogelijke invoering van rekeningrijden geeft een verplaatsing naar het spoorverkeer o Toepassen van derdebetalersregeling, promotie van 10-beurtenkaarten,…
Maar ook het openbaar vervoer op zich kan milieuvriendelijker: zo zullen op korte termijn in Genk een aantal bussen rondrijden met waterstof als brandstof. In 2020 zullen de verplaatsingen tussen C-mine en het Genkse stadscentrum mogelijk zijn met een pendeldienst.
Ook de stad rijdt groen! De stedelijke stadsdiensten vormen samen een bedrijf met zo’n 1200 werknemers. Al die mensen werken op verschillende locaties, plegen overleg met collega’s en betrokken externe partijen.
16
Doen inspiratie op buiten de gemeentegrenzen en sluiten akkoorden af met andere overheden. Dat levert heel wat verplaatsingen op … ook daar kan het nog wat duurzamer! Eerst en vooral door het verlagen van het aantal autokilometers: • Sensibilisatie via campagnes als “Ik Kyoto” en “Afkicken”; • Het ter beschikking stellen van dienstfietsen; • Fietsvergoeding en terugbetaling openbaar vervoer voor woon-werkverkeer; • Opleiding ecodriving voor stadspersoneel; • Stimuleren van gebruik openbaar vervoer voor dienstverplaatsingen buiten de gemeentegrenzen; Het verbeteren van de gebruiksefficiëntie: • Het uitvoeren van een 2-jaarlijkse voertuigentoets • Het opstellen van een bedrijfsvervoerplan • Stimuleren van car-pooling voor dienstverplaatsingen Het vergroenen van de stedelijke vloot: • De aankoop van elektrische voertuigen • Het plaatsen van een roetfilter op voertuigen • Bij aankoop van dienstvoertuigen en vrachtwagens wordt geselecteerd op ecologisch aspecten
Bijlagen en aanverwante documenten • Rapport CO2 -meting voor het grondgebied Genk, opgesteld door ARCADIS/VITO voor de stad Genk • Overzicht acties “mobiliteit” • Mobiliteitsplan Genk (1999) – Mobiliteitsplan Hasselt-Genk (oplevering in 2012)
17
HERNIEUWBARE ENERGIE Elektriciteitsproductie en stadsverwarming/koeling, WKK
Algemene omschrijving: Hernieuwbare energie is energie die gewonnen wordt uit onuitputtelijke bronnen. Voorbeelden daarvan zijn: bio-energie, geothermische energie, zonne-energie, energie uit water en windenergie. Per bron zijn er verschillende technieken om de beschikbare hernieuwbare energie te winnen. Ze leveren ook verschillende energiedragers op: warmte of elektriciteit. Elke bron en omzettingstechniek heeft haar eigen technische en economische kenmerken, zodat een effectief beleid per bron en zelfs per techniek moet worden bepaald.
Maatregelen van hogerhand 12 De omschakeling naar hernieuwbare energie en groene stroom is mogelijk door de beschikbare dakoppervlakte in Limburg te voorzien van fotovoltaïsche panelen en het Limburgs potentieel aan windenergie maximaal te benutten. Door een warmtenet aan te leggen van de EONelektriciteitscentrale naar Hasselt en Genk, kan de restwarmte van de elektriciteitsproductie bovendien worden gebruikt om ongeveer 40 000 gezinnen te verwarmen en van warm water te voorzien. Wat zijn de acties in Genk? Wind, water en zon zijn natuurlijke energiebronnen. En het gebruik ervan is echt niet nieuw: nog niet zo heel lang geleden stonden er ook in Genk heel wat windmolens die bvb zorgden voor het malen van het graan. De laatste jaren hebben heel wat Genkenaren geïnvesteerd in een eigen PVinstallatie, voor het opwekken van de eigen groene stroom. Dat is een stap in de goede richting, maar om in 2020 20% meer hernieuwbare energie op te wekken moeten er ook grootschalige projecten uitgevoerd worden. Het provinciaalTACO2-plan voorziet een aantal maatregelen zoals ondermeer het vervangen van bestaande stookolieinstallaties door pelletketels (huishoudens), investeringen in groene WKK (industrie). Dankzij de hernieuwbare energiescan13 hebben we nu een globaal idee van het(groei) potentieel aan groene energie in Genk. Mocht het volledige potentieel benut worden, dan zou alleszins de uitstoot van CO2, veroorzaakt door niet-industrie, volledig geneutraliseerd zijn. Het is “onze” energie! De actieve steun van buurtbewoners bij de lokale inplanting van energieprojecten is erg belangrijk. De stad wil daarbij graag optreden als bemiddelaar. Bovendien waken we erover dat bij grote hernieuwbare energieprojecten de Genkenaar de kans krijgt te participeren en groene stroom af te nemen die in zijn/haar buurt wordt geproduceerd. Om het aandeel groene energie naar +20% te jagen voorzien we ondermeer volgende acties: • Ondersteuning van samenaankoop groene stroom; • Financiële tegemoetkoming bij de plaatsing van een huishoudelijke PV-installatie, zij het dan volgens de principes van de “Trias Energetica”; 12
Bron: “Hoe Limburg CO2-neutraal maken in 2020? Resultaten uit de TACO2-studie” – Provincie Limburg 2011
13
De Hernieuwbare Energiescan is ontwikkeld door ODE, en is met ondersteuning van DuBoLimburg ook toegepast in Genk.
18
•
Verspreiden van informatie mbt hernieuwbare energie via infoavonden, deelname aan campagnes (ikv Limburg klimaatneutraal);
Industrie als groene stroomproducent De Genkse industrie is zich al bewust van de mogelijkheden die de natuur biedt: heel wat Genkse bedrijven investeerden in PV-panelen en WKK-installaties. Eind 2011 waren er 63 PV-installaties, met een vermogen groter dan 10Kw, samen leveren ze 18124,17 kWe 14. Op de bedrijventerreinen van FORD verrezen in 2010 2 windmolens. Deze leveren het equivalent van het huishoudelijk stroomverbruik van 2000 gezinnen. De stad Genk profileert zichzelf ook als “ondernemer” en gaat daarbij samenwerkingsverbanden aan. Genk zet daarbij in op een economische innovatiestrategie. Enkele voorbeelden van zo’n samenwerking: • Collectief Cleantech Realisatieplan: met als doel een strategie uit te zetten en toe te passen, rond de realisatie van hoogwaardige Clean-Tech industrieterreinen 15. • De realisatie van het THOR-park in Waterschei (voormalige mijnterreinen): hier ontwikkelt zich een wetenschapspark, met daarin opgenomen “Energyville” en met de focus op CleanTech en hoogwaardige bedrijvigheid.
Naar een energiegroen patrimonium! Sinds 2009 is alle stroom die de stad aankoopt, per definitie groen. Dat betekent dat alle verlichting, stroomgebruik, … in alle stedelijke gebouwen en op openbaar domein, gevoed wordt met stroom, afkomstig van hernieuwbare energiebronnen. Uiteraard moet ook met deze “groene stroom” zorgvuldig omgesprongen worden. De groenste kilowatt is immers deze die je niet verbruikt! Eind 2007 werd op het dak van het stadhuis ruim 2000m2 aan PV-panelen geïnstalleerd. Het was op dat moment de grootste oppervlakte aan PV-panelen op een openbaar gebouw. Intussen zijn ook de gebouwen van de brandweer, de administratie van de stedelijke uitvoeringsdiensten, het containerpark Bosdel en het wijkbureau Winterslag voorzien van een dergelijke installatie. Ze zijn samen goed voor 390 kW. Alle opgewekte stroom wordt ter plaatse verbruikt. Toch is er ook hier nood aan grotere projecten, en de stad wil daarbij zeker “aanjager” zijn: •
•
•
14
Eind 2011 en in de loop van 2012 voerde het Steunpunt Duurzaam Bouwen een “hernieuwbare energiescan” uit. Deze heeft als doel het potentieel aan hernieuwbare energie in kaart te brengen. De resultaten van deze studie zijn terug te vinden als bijlage bij dit hoofdstuk. Er wordt gedacht aan het hergebruik van de restwarmte die ontstaat bij grote productieprocessen. Een voorbeeld daarvan is de elektriciteitscentrale van Langerlo, maar ook de warmte die vrijkomt bij productie in de vele Genkse bedrijven. Het hergebruik van die warmte kan heel wat Genkse gezinnen voorzien van verwarming. Er is een voorstel in voorbereiding mbt een studie rond de restwarmteuitwisseling op het bedrijventerrein GenkZuid met een uitbreding naar LO202 en het ZOL. Ook de Genkse (industrie)grond is gegeerd voor het inplanten van windmolens. Het stadsbestuur behoudt zich het recht om zelf bij te dragen in de omkaderende voorwaarden
Bron: http://www.vreg.be/sites/default/files/uploads/1201_gsc_-_lijst_installaties_enkel_pvzg.pdf
15
Voor de definitieve versie van de studie is het nog wachten, we verwijzen voor de uitvoering van concrete realisaties dan ook naar deze eindversie.
19
tot realisatie daarvan. Zo moet het mogelijk zijn dat ook de Genkenaar kan participeren in grote groene energieproductie vlakbij huis.
Smart grids De uitputting van fossiele brandstoffen en de opkomst va hernieuwbare energiebronnen impliceert dat het elektriciteitsnet van de toekomst er helemaal anders uitziet. Centraal staat een betere (smart) meting van het energiegebruik, en een verhoogde communicatie tussen de verschillende netelementen die een dynamische netwerk toelaten: de zogenaamde slimme netwerken of “smart grids”. Dit slaat op een flexibel systeem waarbij kortweg gezegd de gebruiker ook producent kan worden door bijvoorbeeld met zijn PV-installatie energie te leveren aan het netwerk, als hij er zelf geen verbruikt. Centrale productie, verdeelde opwekking en grootschalige hernieuwbare energiebronnen kunnen dankzij een intelligent netwerk verbonden worden zodat het energienetwerk een meer efficiënte (zowel in energetische als in economische zin) betrouwbare en milieuvriendelijke opwekking en verdeling toelaat. Een dergelijk intelligent netwerk kan zowel op gas als elektriciteit als op een combinatie van beide, toegepast worden. Een intelligent net bevat naast een energienet ook intelligente meters en controllers die op afstand uitgelezen en aangestuurd kunnen worden en een communicatie- en verwerkingseenheid. Typisch is dat in smart grid zowel de energie- als de informatiestroom in 2 richtingen werkt. Gebruikers krijgen op die manier de energiediensten aangeboden tegen een zo laag mogelijke kost, met een hoge betrouwbaarheid en op milieuvriendelijke wijze. De stad Genk participeert sinds februari 2011 in het Smart Energy City Network. Voor Vlaanderen ligt de aansturing ondermeer bij Vito. De uitnodiging tot participatie is een rechtstreeks gevolg van de ondertekening van het Covenant of Mayors.
En ook nog… Er zijn ook projecten die het doelgroepenbeleid overstijgen: • De energieatlas: Nederlandse studenten hertekenen het landschap in functie van de huidige en toekomstige energieontwikkelingen: Genk, als deel van de groenmetropool stelt zichzelf ter beschikking als virtueel werkgebied.
Bijlagen en aanverwante documenten • Rapport CO2 -meting voor het grondgebied Genk, opgesteld door ARCADIS/VITO voor de stad Genk • Cijferkorf Klimaat editie 2011, opgesteld door de Provincie Limburg • DuBo-scan voor de stad Genk, opgesteld door DuBo-Limburg • HE-scan, opgesteld door ODE, uitgevoerd voor de stad Genk door DuBo-Limburg • Overzicht acties “hernieuwbare energie”
20
LANDBOUW EN NATUUR Algemene omschrijving: Duurzame landbouw is economisch verantwoord, sociaal rechtvaardig en ecologisch leefbaar. Er worden productiemethoden gebruikt die rekening houden met het bewaren van de biodiversiteit en erop gericht zijn om de uitstoot van schadelijke gassen te beperken. Via o.m. voldoende diversificatie van teelten wordt de bodemkwaliteit behouden. Het behoud, beheer en de ontwikkeling van de natuur voor de gemeenschap en voor toekomstige generaties is een ecologische noodzaak en een ethische plicht.
Maatregelen van hogerhand 16 Een enkele maatregel die de emissies uit de landbouw aanzienlijk vermindert is niet voorhanden. Men kan zich richten op een cluster van maatregelen die samen tot een belangrijke reductie leiden. Voor landbouwbedrijven is de energie vaak een grote kost. De opportuniteit voor emissiereductie moet daarom zeker gezocht worden in duurzame energieproductie. De natuur zorgt voor een nettoopname van CO2. De uitdaging ligt in het verhogen van deze opname door enerzijds het aanplanten van bossen en anderzijds het beperken van het terug vrijkomen van CO2 -emissies door het beperken van de areaalafname van bos en het goed beheer van veengebieden.
Wat zijn de acties in Genk? Vermits het aspect landbouw niet van toepassing is voor Genk, gaan we hier verder niet op in. Genk profileert zich en is gekend als een groene stad. Er bevinden zich heel wat natuurgebieden en parken: zowat 1/3 van het Genkse grondgebied is groen.
Het groene netwerk verstevigen : masterplan ecologische verbindingen Door de goedkeuring van het masterplan ecologische verbindingen op 4 november 2009 wordt gestart met de bescherming van de in de verdrukking komende groene corridors tussen de groene natuureenheden te Genk. Hieruit voortvloeiend worden ruimtelijke beslissingen omgezet in groene RUP’s. Het plan omvat 3 fasen : • Fase 1 : een 14tal gebieden wordt voorgedragen voor een duurzame planologische bescherming (zie MBP 2010-2013 – actie 134) • Fase 2 : technische maatregelen om het masterplan te kunnen verwezenlijken op het terrein (beheersplannen, overeenkomsten met eigenaars enz… • Fase 3 : beheerswerken in eigen beheer of door derden. Het natuurlijk beheer optimaliseren en de biodiversiteit bevorderen : Uitvoeren maatregelen voorzien in het bosbeheersplan Genk • oa. Omzetting van naaldbos naar loofbos • oa. Vogelkerskappingen en streven naar bossen met hoge biodiversiteit 16
Bron: “Hoe Limurg CO2-neutraal maken in 2020? Resultaten uit de TACO2-studie” – Provincie Limburg 2011
21
Landherinrichtingsproject vallei van de Stiemerbeek in samenwerking met de Vlaamse Landmaatschappij. Dit omvat 3 delen : • deel 1 : water- en natuurherinrichting Schansbroek • deel 2 : herinrichting watertoevoer De Maten, herstel oude meander, optimaliseren leefgebied van de rugstreeppad • deel 3 : zachte recreatie = wandel- en fietroutenetwerk Begrazing van de heideterreinen: de intergemeentelijke schaapskudde is in opbouw en zal op termijn ingezet worden in alle waardevolle heideterreinen te Genk (nu reeds op de Opglabbekerzavel en Klaverberg, later ook naar de Schemmersberg en de Zonhoverheide Het verbeteren van natuurlijk beheer van terreinen door uitvoeren van goedgekeurde beheersplannen oa. Bermbeheersplan en Laanbomenbeheersplan en beheren van groenzones volgens de richtlijnen van een harmonisch park- en groenbeheer.
Nieuwe aanplantingen in de bufferzones van Genk-Zuid In het actieplan voor de aanpak van de luchtkwaliteit te Genk-Zuid worden belangrijke aanplantingen in d bufferzones tussen industrie en woonzone voorzien : - Aankoop en aanplanting bufferzones te Genk-Zuid : een deel is reeds aangekocht in 2011, met het oog op beplanting - Aanleg groene berm Oostering : door het opschuiven van de Oosterring komt een zone vrij tussen industriezone en woonwijk Oud-Sledderlo die voorzien wordt van een berm met aanplantingen ifv de opvang van fijn stof en zichthinder - Groenbeheersplan industriezone Genk-Zuid : in het kader van het Clean Tech programma wil de stad Genk meewerken om voor de industriezone Genk-Zuid een groenbeheersplan op t stellen om te komen tot een gepaste structurele groenbeplanting in de ganse industriezone Compenseren van verdwijnende natuur door nieuwe natuur Het natuurcompensatieplan Genk wordt gebruikt bij de aansnijding van waardevolle natuur waardoor een compensatie via inrichting nieuwe natuurterreinen wordt bereikt. Dit plan wordt de volgende jaren geactualiseerd.
22
DUURZAME CONSUMPTIE Algemene omschrijving: Duurzame consumptie is mee de rode draad in alle in dit klimaatplan aangepakte thema’s. Het gaat daarbij om het verkleinen van de ecologische voetafdruk, het voetspoor dat we achterlaten bij alles wat we ondernemen. Bij gebrek aan internationale klimaatakkoorden is het van groot belang dat we hier zelf actie ondernemen. Onze productie- en consumptiepatronen dragen immers bij tot de opwarming van de aarde, de verontreiniging van ons leefmilieu en de uitputting van de natuurlijke hulpbronnen. De noodzaak om over te stappen op duurzamere consumptie- en productiepatronen is groter dan ooit. Hiervoor moeten we de algemene milieuprestaties van producten gedurende hun hele levenscyclus verbeteren, de vraag naar betere producten en productietechnologieën stimuleren en de consument helpen betere keuzes te maken.
Wat zijn de acties in Genk? In de nulmeting zijn de scope 3-emissies17 niet opgenomen maar ze zijn wel aanzienlijk. Het is dus noodzakelijk om ook hierrond actie te ondernemen. Een stad kan immers niet volledig claimen “klimaatneutraal” te zijn als ze geen rekening houdt met de uitstoot van broeikasgassen die door activiteiten op haar grondgebied elders veroorzaakt worden. Stakeholders zouden dit kunnen opvatten als het afwentelen van verantwoordelijkheden, hetgeen natuurlijk niet de bedoeling is. De stad als bedrijf is eveneens consument en vervult dus een belangrijke voorbeeldrol. We moeten dus eerst ons eigen aankoopbeleid onder de loep nemen, om vervolgens het aankoopgedrag van burgers en bedrijven in de juiste richting te sturen. Specifieke inspanningen rond energie en mobiliteit zijn verzameld in de gelijknamige hoofdstukken van dit plan.
Leef jij op grote voet? In hoeverre deze inspanningen het totaal van de CO2 -uitstoot beïnvloeden is moeilijk meetbaar. Als echter elke Genkenaar probeert om “de grote 7” onder de klimaatsparende inspanningen in acht te nemen, komen we al een heel eind verder. 1. Beperk de consumptie van vlees De productie van vlees weegt zwaar op het klimaat. Met één dag per week zonder vlees spaart men jaarlijks 170 kg CO2. 2. Respecteer de 5000m-regel. De meeste verplaatsingen met de auto zijn korter dan 5 km. Dat is extra belastend voor het milieu. Als het kan, laten we de auto staan voor verplaatsingen van minder dan 5 km. Voor elke 5 km die we fietsen, besparen we 1 kg CO2
17
Indirecte emissies ten gevolge van activiteiten op het grodngebeid Genk, maar waarvan de bronnen zich niet op het grondgebied bevinden.
23
• •
Het stadspersoneel heeft de beschikking over 41 “dienstfietsen”, die gebruikt worden voor werkverplaatsing over korte afstanden; Meer acties hieromtrent hebben we verzameld in het hoofdstuk “Mobiliteit” van dit klimaatplan.
3. Schakel over op groene stroom Groene stroom is niet duurder, maar wel beter voor het klimaat. Indien zelf investeren in groene stroom niet mogelijk is of niet relevant, kan men kiezen voor de aankoop van groene stroom. Dit stimuleert de productie, waardoor grote investeringsprojecten sneller gerealiseerd worden. • Alle door de stad verbruikte stroom is sinds 2009 voor 100% afkomstig van hernieuwbare energiebronnen. Dat wil zeggen dat alle verbruikte stroom voor de stedelijke gebouwen en de openbare ruimte (straatverlichting,…) afkomstig is van groene stroombronnen. 4. Kies voor lokale, seizoensgebonden producten Ons landbouwsysteem zorgt voor zowat 30 % van de uitstoot van broeikasgassen. Investeren in duurzame, familiale landbouw kan die uitstoot drastisch verminderen. Kies daarom voor lokale producten of voor producten van eerlijke landbouw uit het Zuiden. • Er zijn in Genk 100 volkstuintjes, verspreid over 3 percelen in Zwartberg en Sledderlo. De in deze tuintjes gekweekte groenten zijn per definitie van lokale herkomst; • Genk mag zich sinds 2006 fair-trade stad noemen • Er zijn twee voedselteams actief, dit thema is gestart onder impuls van de stedelijke dienst Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling. 5. Vermijd vliegverkeer Vliegen, en dan vooral korte vluchten en low cost reizen, is een ramp voor het klimaat. Heen en terug naar Rome of Barcelona kost al snel 700 kg CO2, Tenerife 1950 kg of Thailand 6490 kg. Voor verplaatsingen minder dan 1000 km is het openbaar vervoer een goed milieuvriendelijk alternatief. • Voor haar vliegreizen in het kader van de stedenband met Francistown in Botswana, compenseert de stad de CO2 -uitstoot. 6. Drink kraantjeswater Het verpakken en transporteren van flessenwater belast het milieu veel zwaarder dan gewoon kraantjeswater. Kraantjeswater is bovendien 100 x goedkoper en even gezond. De stad Genk ondertekende in 2010 het charter “drinKraantjeswater” en schakelde over op kraantjeswater. 7. Verminder je energieverbruik … en begin met het isoleren van de woning. De stad Genk investeerde in 2009 al in een warmtebeeld van alle Genkse daken. Hierop kan je zien of je dak de warmte in de woning houdt of niet. Welke acties gekoppeld zijn aan deze warmtebeelden, kan je lezen in het hoofdstuk “Duurzaam Bouwen” van dit klimaatplan.
Bijlagen en aanverwante documenten • Rapport CO2 -meting voor het grondgebied Genk, opgesteld door ARCADIS/VITO voor de stad Genk • Overzicht acties “duurzame consumptie”
24
RUIMTELIJKE ORDENING Algemene omschrijving: Klimaatmaatregelen hebben bijna altijd een plaatscomponent. Dat maakt dat er een sterk en evident verband is tussen ruimtelijke organisatie en (niet)duurzaamheid. Het streven naar een duurzame samenleving en een betere milieukwaliteit heeft per definitie een sterk ruimtelijke dimensie. Ruimtelijke planning is een essentiële ondersteunende factor voor duurzame ontwikkeling. Ook op gemeentelijk beleidsniveau moet men daarom streven naar een aantrekkelijke, leefbare kern en het bewaren en ontwikkelen van open ruimte, natuur en bos. En sinds klimaatverandering een feit is waarvan ook bij ons de effecten reeds merkbaar zijn, vormt ook klimaatadaptatie één van de bouwstenen van dat beleid.18 Ruimtelijke planning richt zich in belangrijke mate op lange termijn planning, maar is van cruciaal belang om een kentering in het beleid (mobiliteit, wonen,…) te kunnen realiseren. Bovendien moet men nu de veranderingen van morgen reeds plannen, zodat het juiste kader al gevormd kan worden. Het in vraag stellen van een ontwikkeling en zijn locatie is de sleutel om een duurzame ontwikkeling te kunnen realiseren. Net zoals in de ruimtelijke planning met watersystemen, reliëf en andere natuurlijke parameters rekening gehouden moet worden, is ook energie een belangrijke factor in de planning van de toekomst.
Maatregelen van hogerhand 19 Uit het provinciaal Klimaatplan onthouden we een aantal elementen die ook in Genk toepasbaar zijn: Mobiliteit en planning: de CO2 -nulmeting toont aan dat “transport” een groot aandeel heeft in de uitstoot. Een goed uitgebouwd openbaar krijgt een positieve impact op die bijdrage. Specifieke attracties moeten vlot bereikbaar zijn met het openbaar vervoer en het (functioneel) fietsroutenetwerk moet verder uitgebouwd worden. Gebiedsontwikkeling is per definitie integraal en overstijgt de sectoren en disciplines. Ze bekijkt het gebied in zijn geheel en denkt na over beheer van bij de start van het project. Het voorzien van openbaar vervoer van bij de start van een ontwikkeling, is dus een goedvoorbeeld. Duurzaam en meervoudig ruimtegebruik: ruimte is een duurzaam goed, waarmee we bedachtzaam moet omgaan. Naast een verhoogde bouwdichtheid met behulp van compacte bouwvormen moeten we de ruimte ook “meervoudig” gaan gebruiken. Denk aan het bundelen van wind- en gsm-masten, het stapelen van functies en het verweven van functies, bv. serres plaatsen boven productiebedrijven, kantoren voorzien boven een parking, of gemeenschappelijke items bundelen (gemeenschapscentra, voorzieningen,…) Oriëntatie van gebouwen: zongericht verkavelen, betekent het zodanig inrichten van een woongebied, dat zoveel mogelijk (passieve en actieve) zonne-energie wordt benut. Groen in de openbare ruimte is een belangrijk goed.
18
Klimaatadaptatie betekent het aanpassen aan de gevolgen van de klimaatverandering. Het is het proces waardoor samenlevingen en de kwetsbaarheid voor klimaatverandering verminderen of waardoor ze profiteren van de kansen die een veranderend klimaat biedt. 1919
Bron: “Hoe Limburg CO2-neutraal maken in 2020? Resultaten uit de TACO2-studie” – Provincie Limburg 2011
25
Wat zijn de acties in Genk? Echt meetbaar zijn maatregelen in deze categorie niet, het mag echter duidelijk zijn dat een goede geordende ruimte zijn effect zal hebben op de CO2 -uitstoot. Meerdere factoren moeten hiervoor samengebracht worden: mobiliteit, wonen en werken, ontspanning, winkelen en… Wonen • Stimuleren van zongerichte verkavelingen, ifv de haalbaarheid; • Stimuleren compact bouwen bij nieuwbouw: bij verkoop van stedelijke bouwgronden wordt in een aantal gevallen strengere energie-eisen opgelegd. • Nadenken over en uitwerken van standaardnormen voor de ontwikkeling van RUP’s/woningbouwprojecten op vlak van duurzaam bouwen/energiegebruik. Openbaar domein • Maatregelen nemen om het effect van “hitte-eilanden” te verminderen: voorzien van extra groen door bomen, groendaken, groengevels,… • Implementatie duurzaamheid in stadsvernieuwingsprojecten; • Voorzien van aansluitingspunten voor elektrische voertuigen op strategische locaties; • Inrichten van duurzame bedrijventerreinen met inbreng van betrokken externe partners en stedelijke diensten; • Evaluatie van de riool- en afvoersystemen om ze zonodig te kunnen aanpassen aan de hevigheid van de regenbuien. Ook het voorzien van voldoende en strategische waterbekkens; • “duurzame” maatregelen duidelijk omschrijven bij de opmaak van de RUP’s. Een “duurzaamheidsmeter” kan hierbij een hulp zijn. Industrie • Ontwikkeling “Thorpark”: op de voormalige mijnterreinen van Waterschei zal een wetenschapspark voor onderzoek naar duurzame ontwikkelingen opgericht worden. • Invoering duurzaam terreinbeheer/parkmanagement in het beheer van nieuw te ontwikkelen bedrijfsterreinen (zie ook hoofdstuk Hernieuwbare energie). En verder… • In de zomer van 2008 maakten we in Genk een handleiding mbt de aanpak van grote projecten rond hernieuwbare energie. Hierin werd een visie opgenomen die de diensten in staat stelt alle nieuwe grote projecten mbt wind- en zonne-energie op een gelijkaardige manier te beoordelen; • De stad verleent haar medewerking aan de opmaak van een nieuwe “Kleine Energieatlas” 20 De komende energietransitie zal mogelijk ook sterke invloeden hebben op het Genkse landschap. Daar waar de klassieke, fossiele energiebronnen zich veelal ondergronds bevinden, is de toekomstige energiewinning dikwijls een bovengronds gebeuren: wind, zon,
20
Eind 2008 maakte Dirk Sijmons (TU Delft & H+N+S Landschapsarchitecten en voormalig Rijksadviseur voor het landschap in Nederland) de “Kleine Energieatlas” in opdracht van de toenmalige Nederlandse minister van Leefmilieu. Het betrof een studie naar de ruimtelijke implicaties van tien manieren van elektriciteitsopwekking. De 220 pagina’s tellende atlas bracht deze modaliteiten systematisch in beeld in zes kaarten, luchtfoto’s, vergelijkingen, infographics, fotocollages en schema’s zodat de lezer zich een beeld kan vormen van het ruimtebeslag van alle vormen van elektriciteitopwekking.
26
getijden, hydro, biobrandstof,… Om die transitie in beeld te brengen wordt een studie gemaakt.
Bijlagen en aanverwante documenten • Rapport CO2 -meting voor het grondgebied Genk, opgesteld door ARCADIS/VITO voor de stad Genk • Cijferkorf Klimaat editie 2011, opgesteld door de Provincie Limburg • DuBo-scan voor de stad Genk, opgesteld door DuBo-Limburg • HE-scan, opgesteld door ODE, uitgevoerd voor de stad Genk door DuBo-Limburg • Overzicht acties “ruimtelijke ordening”
27
DOELGROEPEN Betrokkenheid van burgers en belanghebbenden
Algemene omschrijving: In dit hoofdstuk gaat de aandacht naar het bewustmaken van doelgroepen en de manier waarop dat gebeurt. Dit item overlapt voor een deel met de voorgaande waar al per sector wordt ingegaan op het betrekken van burgers en belanghebbenden als een belangrijk actieterrein. Maatregelen van hogerhand21 Heel wat initiatieven “van hogerhand” hebben het de voorbije jaren mee mogelijk gemaakt om op lokaal niveau te werken aan de uitvoering van het klimaatplan. Zo is er het aanbod van DuBoLimburg, Infrax en de gekende provinciale campagnes zoals “Elke dag zondag” en “Limburg isoleert”. De stad Genk hangt haar eigen wagentje(s) aan deze overkoepelende initiatieven. Verschillende organisaties met een specifieke expertise vanuit de overheid, middenveld, industrie, onderzoeksinstellingen… hebben zich verenigd in thematische do-tanks. Via deze dotanks worden concrete projecten mogelijk. De do-tanks worden opgevolgd door de U-Hasselt, POM Limburg en de Provincie Limburg in het kader van het Cleantechplatform.be.
Wat zijn de acties in Genk? In het ondernemen van actie staan een aantal uitgangspunten voorop: • • • • •
Informeren van doelgroepen: informatie maakt mensen slimmer en doet hen actie ondernemen. Opleiding en vorming: een vervolg op het geven van informatie. Mensen aanleren hoe ze dingen (anders) kunnen aanpakken geeft hen vertrouwen en tegelijk een zeker “ambassadeursschap”; Adviesverlening: advies op maat, bijvoorbeeld via het GAOZ-wooninformatieloket of de stedelijke diensten; Financiële steun/subsidies: sommige initiatieven hebben net dat extra duwtje in de rug nodig, om te komen tot een resultaat. Dat kan gaan over investeringssubsidie, maar evengoed over logistieke ondersteuning; Bewustmaking van lokale netwerken: met campagnes zoals “Klimaatwijken” en “Nacht van de Duisternis”, vergroot het bewustzijn. Ook het in het licht stellen van goede voorbeelden draagt daar toe bij.
Enkele voorbeelden (deze lijst is niet limitatief): • Met de thermografische opname van de Genkse daken als uitgangspunt, startte in 2009 een grote informatie- en sensibilisatiecampagne rond dakisolatie. Met de warmtebeelden van de eigen woning als aantrekkingspool krijgt ieder die dat wil dakisolatie-informatie op maat. • Collectief Cleantech RealisatiePlan waarin op innovatieve wijze wordt samengewerkt om maximale duurzame waarde te creëren op bestaande industrieterreinen (Genk-Zuid) : samen afvalstromen verwerken en valoriseren, collectieve waterrecuperatie en – zuivering, optimaliseren materiaalstromen, slimme uitwisseling van warmte, ….. (via Efroproject); • Invoeren van duurzaam terreinbeheer/parkmanagement in het beheer van de nieuw te ontwikkelen bedrijfsterreinen, het bedrijfsterrein Zwartberg en bestaande bedrijfsterreinen. Hierbij wordt onder andere aandacht besteed aan efficiënt ruimtegebruik, het gebruik van 21 21
Bron: “Hoe Limurg CO2-neutraal maken in 2020? Resultaten uit de TACO2-studie” – Provincie Limburg 2011
28
•
• •
• •
groene economie, begroening van de buitenruimte, beperking van hinder en milieuoverlast (waaronder CO²-neutraliteit), doordachte waterhuishouding, optimale inzet van milieuvriendelijke vervoer, gebundelde aankopen en inrichting van voorzieningen. De stad voorziet in een financiële ondersteuning mbt duurzaam bouwen en wonen via het gelijknamige subsidiereglement. De focus ligt daarbij op toekomstgericht/aanpasbaar bouwen enerzijds en de preventie van energiegebruik anderzijds. Deze financiële steun is gekoppeld aan een infoloket duurzaam bouwen en wonen. Jeugdverenigingen kunnen genieten van financiële steun bij de (ver)bouw(ing) van hun lokalen. Ook aan deze steun zijn energiegerichte voorwaarden gekoppeld. Het stadspersoneel is een grote groep en is een perfect doelpubliek voor sensibilisatiecampagnes:, bijvoorbeeld de bespreking van de energieboekhouding met de gebouw-verantwoordelijken. Of sensibilisatie via het personeelsblad “Ogen(k)blik“ artikels en projecten zoals dikketruiendag, bij infomoment nieuwe personeelsleden…. Energiebesparing via acties: REG-campagne bij de Genkse handelaars. Via lespakket leerlingen aanzetten tot rationeel energiegebruik (ook op school)
Iedereen doet mee! Een belangrijk aspect, en dat geldt voor alle hoofdstukken in dit plan, is de communicatie. Enerzijds het vertellen over genomen of geplande maatregelen, anderzijds de Genkenaar ertoe aanzetten om zelf ook actie te ondernemen. De Genkenaar moet zich na verloop van tijd lid gaan voelen van de zgn “klimaatgemeenschap”, waarbij eenieders betrokkenheid en het daarvoor uitkomen gewaardeerd wordt. De communicatie gebeurt niet alleen vanuit de dienst Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling, maar zeker zo dikwijls vanuit de diensten die het initiatief opstarten of begeleiden. De stedelijke dienst Communicatie biedt algemene ondersteuning, adviserend, maar ook praktisch, ondermeer via: Klassieke media • Stedelijke uitgaven: stadsmagazine “3600”, … • Stedelijke uitgaven voor doelgroepen: Horizon (senioren), Potloodje (kinderen basisschool), Aroma (verenigingen),… • Stedelijke website: met links en teksten naar “duurzame” en klimaatonderwerpen. Aandachtspunt is het up-to-date houden van de informatie. • (Digitale) Nieuwsbrieven • Info/TV-schermen aan de inkom of in wachtzones in de stedelijke gebouwen: deze tonen kort en overzichtelijk informatie. Dit medium wordt gebruik voor de aankondiging van bvb infoavonden of openingsuren; • Decauxborden: deze “reclameborden” op het openbaar domein worden gebruikt om stedelijke acties of evenementen aan te kondigen: zo was er al eerder de lancering van de “milieubarometer” via dit kanaal. Engagementen • Klimaatbevraging via de stedelijke leefmilieuraad • Optie: partnerschap in de “Engage-campagne” van het Covenant of Mayors: bestuurders, leidinggevenden en inwoners van Genk maken hun klimaatengagement kenbaar Sociale media • Twitter, Facebook: voor het aankondigen van acties of evenementen. Het opstaren van e • In de toekomst: ontwikkelen/promoten van app’s die een link met duurzaamheid hebben
29
Specifieke communicatie • Nav specifieke campagnes wordt een gerichte communicatie opgezet. In het belang van de integratie van het klimaatplan in het geheel van het beleid, is het nodig dat de link naar de klimaatdoelstellingen steeds gelegd wordt.
Resultaat/Bereik Het meten van effecten gebeurt niet op een systematische manier, maar ook hier zijn er mogelijkheden: een (zelf georganiseerde) bevraging, een enquête via website, … De stadsdiensten kunnen ook gebruik maken van de statistieken, die samengesteld worden binnen de dienst Beleidsplanning en Organisatie.
30
Bijlagen Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 4: Bijlage 5:
Lijst met afkortingen Actielijst per thema Duurzaam Bouwenscan Genk - opgemaakt door het steunpunt Duurzaam bouwen Limburg Hernieuwbare energiescan Genk - opgemaakt door het steunpunt Duurzaam bouwen Limburg Voortgangsmeting CO2-uitstoot 2010 voor De stad Genk als bedrijf De sector huishoudens De sector handel en diensten
31
Mobiliteit uitstoot 2008 uitstoot 2020 (1) (in kton) (in kton)
2,927
2,000
CO2 minuitstoot (in kton)
1,000
deelgebied
doelgroep
soort
gemeentelijk voertuigenpark
personeel stad Genk
sensibilisatie
Maatregelen actie
woon-werkverkeer dienstverplaatsingen
maatregelen bestaand maatregelen nieuw
1,000
0,600
openbaar vervoer op gemeentelijke wegen
0,500
huishoudens
infrastructuur
industrie sensibilisatie handel en diensten sensibilisatie 147,000
115,000
32,000
particulier en commercieel transport gemeent. wegen
huishoudens
promotie fietsgebruik
verminderen autogebruik
industrie
promotie fietsgebruik
verminderen autogebruik handel en diensten promotie fietsgebruik
3,000
2,500
0,500
openbaar vervoer (trein)
4,000
4,000
0,000
binnenvaart
huishoudens industrie handel
milieuvoertuigentoets bedrijfsvervoerplan ecodriving personeel milieuvriendelijke voertuigen zichtbaar toepassing module 15 mobiliteitsacties (kyoto) fietsvergoedingen (wandel-) terugbetaling openbaar vervoer optimalisatie poule dienstvoertuigen korte dienstverplaatsingen met fiets carpoolen naar vergaderingen openbaar vervoer verre verplaatsingen (vergaderingen,...) gebruik maken van cambio installatie roetfilter op dienstvoertuigen dienstvoertuigen op milieuvriendelijke brandstoffen minimum 67 ptn (VITO) vrachtwagens volgens laatste euro-norm elektrische dienstvoertuigen sneltram bussen op alternatieve brandstof uitbreiding busbanen uitbreiding busdiensten promotie openbaar vervoer (woon-werk) promotie openbaar vervoer (woon-school) bijkomende fietsstallingen veilige en aantrekkelijke fietsroutes kwalitatieve bewegwijzering van fietsroutes fietsdiefstalpreventie mobiliteitsplannen bij grote evenementen (KRC, ,,,) promotie autodelen en cambio autovrije zones uitbreiden en zone 30, ifv mogelijkheid fietsverbindingen en fietstallingen optimaliseren gezamenlijk afvalafvoer industrie promotie carpoolen mobidesk bedrijfsvervoerplan fietsverbindingen en fietstallingen optimaliseren fietspooling rekeningrijden geeft verschuiving naar spoor
off road vliegverkeer 157,927
124,100 78,58061003
34,000
(1) Verwachte uitstoot obv maatregelen en parameters (2) Sensi = sensibilisatie/KT=actie op korte termijn/2020=actie ten laatste afgerond 2020/lopende=opgenomen in dagelijks beleid
TOTAAL percentage tov 2008
timing (2) 2020 afgerond sensi KT 2012 lopende sensi lopende lopende KT lopende lopende lopende KT 2012 lopende 2020 lopende lopende KT 2012 2020 KT 2020 2020 2020 2020 2020 2020 lopende lopende lopende KT 2012 lopende sensi 2020 2020 afgerond lopende 2020 2020
Hernieuwbare energie uitstoot 2008 (in kton) 3,700
uitstoot 2020 (1) (in kton) 0,000
CO2 minuitstoot (in kton) 3,700
deelgebied
doelgroep
gemeentelijk energieverbruik
plaatselijke electriciteitsproductie 20,000
soort groene stroom zonne-energie
industrie
installaties en fabrieken hernieuwbare energie
19,000
3,700
0,000 0
lopende lopende 2020
zonnepanelen privé realisatie grote projecten HE windmolens ifv windplan scholen aanzetten tot hernieuwbare energie participatie in grote hernieuwbare energieprojecten
lopende 2020 2020 2020 lopende
projecten rond hernieuwbare energie huishoudens
sensibilisatie
subsidies 3,000
timing (2)
100% hernieuwbare energie invoeren van 1 à 2 projecten met hernieuwbare energie duurzame energiescan voor bestaande gebouwen
huishoudens
handel en diensten gemeente
1,500
Maatregelen actie
info-avonden hernieuwbare energie ondersteuning campagne "elke dag zon-dag" aankoop groene stroom stimuleren hernieuwbare energie-voorwaarde is het volgen van trias energetica
2020 KT KT KT lopende
industrie handel en diensten stadsverwarmingsinstallatie
20,000 warmtekrachtkoppeling 67,200
industrie
stimuleren van WKK-installaties bij grote bedrijven TOTAAL percentage tov 2008
(1) Verwachte uitstoot obv maatregelen en parameters (2) Sensi = sensibilisatie/KT=actie op korte termijn/2020=actie ten laatste afgerond 2020/lopende=opgenomen in dagelijks beleid
2020
Duurzame consumptie uitstoot 2008 uitstoot 2020 (1) (in kton) (in kton)
CO2 minuitstoot (in kton)
deelgebied
doelgroep
soort
gemeentelijke gebouwen en uitrustingen/voorzieningen 7,500
eisen/normen inzake energie-efficiëntie
Maatregelen actie energieboekhouding stedelijke gebouwen
huishoudens
timing (2) lopende
overleg gebruikers gebouwen
sensi
vermindering van energie door energiescans overschakelen naar energiezuinige toestellen plaatsen slimme meters grote bedrijven maken een verlichtingsplan wetenschapspark waterschei: onderdeel smart cities, energyville
2020 2020 KT 2020 2020
sensibilisatie
55,000
industrie
1,000
handel en diensten scholen aanbieden lichtstudie eisen/normen inzake hernieuwbare energie
lopende
2020
afvalbeheer
lopende
afvalwaterbeheer
lopende
duurzame voeding
huishoudens
sensibilisatie
promoten voedselteams, lokale landbouw,zelfoogstboerderijen TOTAAL
63,500 (1) Verwachte uitstoot obv maatregelen en parameters (2) Sensi = sensibilisatie/KT=actie op korte termijn/2020=actie ten laatste afgerond 2020/lopende=opgenomen in dagelijks beleid
lopende
Ruimtelijke ordening uitstoot 2008 (in kton)
uitstoot 2020 * (in kton)
CO2 minuitstoot (in kton)
deelgebied
doelgroep
soort
Maatregelen actie
timing (2)
strategisch beleid voor RO vervoer/mobiliteitsplanning normen voor renovatie en nieuwe projecten
gemeentelijk mobiliteitsplan huishoudens
industrie
niet in te schatten
infrastructuur
infrastructuur
zongerichte verkavelingen ifv de mogelijkheden stimuleren compact bouwen bij nieuwbouw vermindering effect van "hitte-eilanden" : voorzien van extra groen door bomen, groendaken en -gevels implementatie duurzaamheid in stadsvrnieuwingsprojecten standaardnormen voor de ontwikkeling van RUP's/woningbouwprojecten op vlak van duurzaamheid/energiegebruik duurzame bedrijventerreinen met inbreng van betrokken partners. Bedrijfsterrein Waterschei : wetenschapspark voor onderzoek naar duurzame ontwikkelingen invoering duurzaam terreinbeheer/parkmanagement in het beheer van nieuw te ontwikkelen bedrijfsterreinen TOTAAL percentage tov 2008
(1) Verwachte uitstoot obv maatregelen en parameters (2) Sensi = sensibilisatie/KT=actie op korte termijn/2020=actie ten laatste afgerond 2020/lopende=opgenomen in dagelijks beleid
2020 2020 2020 KT
KT KT KT KT
Duurzaam bouwen uitstoot 2008 (in kton)
uitstoot 2020 (1) (in kton)
CO2 minuitstoot (in kton)
deelgebied
doelgroep
gemeentelijke gebouwen en 2,000 uitrustingen/voorzieningen
soort maatregelen nieuwbouw maatregelen verbouwingen
tertiaire gebouwen en voorzieningen (dienstensector)
7,500
regelgeving
woningen
timing (2)
strengere energieprestatie dan wettelijk opgelegd realisatie passiefgebouwen streven naar een E-peil 25% lager dan wettelijk verplicht duurzame energiescan (uitgevoerd door externe partner) bij kleine verbouwingen basis REG-maatregelen toepassen (isolatie, beglazing, verwarming, verlichting en water) opname energie-efficiëntie in lastenboeken verplicht advies REG-verantwoordelijke optimaliseren en evaluatie REG-investeringen
KT 2020 KT KT lopende lopende KT lopende
isolatiecampagne aanbieden lichtstudie (ism infrax) subsidie duurzaam wonen subsidies duurzaam bouwen verenigingslokalen ECO-blauwe zone nieuwbouw E45 (vanaf 2010) renovatie kantoren : 50% daling verbruik
KT 2012 lopende lopende lopende lopende lopende 2020
promoten van duurzaam bouwadvies organiseren infoavonden thermografische foto subsidie duurzaam wonen isolatiecampagne interreg - SUN-project (groepsisolatie)
lopende KT 2012 lopende lopende KT 2012 KT 2012
handel en diensten sensibilisatie
ondersteuning
19,000
Maatregelen actie
huishoudens
sensibilisatie
ondersteuning
bedrijven openbare verlichting 0,961
0,500
0,200
0,961
0,500 52,02913632
28,700
maatregelen verbeteren bestaand netwerk (plaatsen, tijden, gebruikte lampen, armaturen,...) puntverlichting : verlichting monumenten, doven lichten autowegen TOTAAL percentage tov 2008
(1) Verwachte uitstoot obv maatregelen en parameters (2) Sensi = sensibilisatie/KT=actie op korte termijn/2020=actie ten laatste afgerond 2020/lopende=opgenomen in dagelijks beleid
lopende 2020 afgerond
Doelgroepen uitstoot 2008 (in kton)
uitstoot 2020 * (in kton)
CO2 minuitstoot (in kton)
deelgebied
doelgroep
maatregelen ondersteuning
industrie
soort
Maatregelen actie
23,000
timing (2)
Collectief Cleantech RealisatiePlan via Efroproject waarin op innovatieve wijze wordt samengewerkt om maximale duurzame waarde te creëren op bestaande industrieterreinen (Genk-Zuid) : samen afvalstromen verwerken en valoriseren, collectieve waterrecuperatie en – zuivering, optimaliseren materiaalstromen, slimme uitwisseling van warmte, …..
KT
Ontwikkeling van een project “Broeikasgasreductie en duurzame energie op bedrijventerreinen : di een Interreg-project ism POM Limburg : een meetinstrument zal ontwikkeld worden met als doel het opzetten van een CO² benchmarksysteem en het opstellen en uitvoeren van een actieprogramma voor het reduceren van de CO²-emissie en het stimuleren van REG bij bedrijven.
KT
Invoeren van duurzaam terreinbeheer/parkmanagement in het beheer van de nieuw te ontwikkelen bedrijfsterreinen, het bedrijfsterrein Zwartberg en bestaande bedrijfsterreinen. Hierbij wordt onder andere aandacht besteed aan efficiënt ruimtegebruik, het gebruik van groene economie, begroening van de buitenruimte, beperking van hinder en milieuoverlast (waaronder CO²-neutraliteit), doordachte waterhuishouding, optimale inzet van milieuvriendelijke vervoer, gebundelde aankopen en inrichting van voorzieningen.
KT
financiële steun en subsidies huishoudens subsidiereglement duurzaam wonen - infoloket bewustmaking lokale netwerken gemeentelijk
REG-maatregelen energieboekhouding
sensibilisatie
huishoudens
sensibilisatie energie
industrie
sens. mobiliteit sensibilisatie
12,000
23,000
handel
1,000
opleiding en vorming
59,000 niet in te schatten
handel en diensten
aanmaak website goede maatregelen voor/door stadspersoneel (pc’s uitzetten, lichten, verwarming, …) Acties in kader lichthinder Verder bijhouden van een energieboekhouding van de verschillende stedelijke gebouwen. Energieoverleg gebouwverantwoordelijken Sensibilisatie via artikels en projecten zoals dikketruiendag, bij infomoment nieuwe personeelsleden…. Sensibilisatie van werknemers door artikels en acties (mobiliteit) – convenanten tussen school, bedrijven en stad ivm beperking energieverbruik REG-campagnes zorgen (klimaatwijken, …) voor een efficiënter gebruik Mobiliteitsacties (o.a. korterittencontract, belgerinkel,….) Sensibilisatie van werknemers door artikels en acties (mobiliteit) – convenanten tussen bedrijven en stad ivm beperking energieverbruik Sensibilisatie door het uitschrijven van een award milieuverantwoord ondernemen Uitwerking actieplan om energieverbruik van bedrijven en inwoners te doen dalen Sensibilisatie van werknemers door artikels en acties (mobiliteit) convenanten tussen school en stad ivm beperking energieverbruik Energiebesparing via acties (sluiten van de deuren in de winterperiode, verlichting etalages,…) MOS (milieuzorg op school) Via lespakket leerlingen aanzetten tot rationeel energiegebruik (ook op school) TOTAAL percentage tov 2008
lopende
2020 KT KT lopende KT sensi
sensi sensi sensi
sensi sensi 2020 sensi 2020 sensi lopende KT
Visuele weergave volgens de nulmeting Uitstoot in kton 2008 2020 BAU 2020 VERWACHT % tov 2008 vermindering tov 2008
industrie 18 18 15
huishoudens 145 130 58
handel en diensten 76 58 48,5
transport 156 140 122
TOTAAL grondgebied Genk 395 346 243,5
83,3 16,7
40 60
63,8 36,2
78,2 21,8
61,6 38,4
450 400 350 300
transport handel en diensten huishoudens industrie
250 200 150 100 50 0 2008
2020 BAU
2020 VERWACHT
detailmeting stedelijke diensten 5,3 4,2 3,1 58,5 41,5
DUBO-scan voor de gemeente Genk
COLOFON SAMENSTELLING Dubolimburg
De DUBO-scan is opgesteld in het kader van “Limburg gaat klimaat neutraal”. De ondersteuning hiervoor wordt verleend door:
De rapportering behorende bij de DUBO-scan wordt toegelicht op een individueel gesprek in de gemeente. De tekst werd opgemaakt op basis van de op 31 oktober 2011 beschikbare informatie. Het laatste hoofdstuk van dit rapport bevat de resultaten van de gemeente. De resultaten geven een orde grootte van CO2-equivalentenbesparing aan, gebaseerd op de meest recente informatie. Naast CO2 kunnen namelijk ook de andere broeikasgassen (methaan, lachgas, …) in rekening worden gebracht. Deze worden dan verrekend naar CO2-equivalenten (CO2-eq) op basis van hun broeikasgaspotentieel (global warming potential, GWP). Meer informatie over deze berekeningsmethode kunt u terugvinden in het rapport behorende bij de gemeentelijke 0-meting. In dit rapport zal voor de leesbaarheid worden gesproken over CO2, hiermee worden echter CO2equivalenten bedoeld. Toekomstige bevindingen kunnen leiden tot nieuwe inzichten, betere of alternatieve methodes en bijgevolg ook andere resultaten. De provincie Limburg is sinds september 2010 ‘ondersteunende’ structuur binnen het COM. Dubolimburg kreeg in het kader van een LSM-project de opdracht om de gemeenten te ondersteunen met de opmaak van klimaatplannen. BBL ondersteunt de gemeenten in kader van hun opdracht van Infrax en hun deelname aan het project COME2COM.
Met steun van
Rapport DUBO-scan gemeente Genk
2
Inhoudsopgave 1. ACHTERGROND EN DOELSTELLINGEN ................................................................. 4 2. LIMBURG KLIMAATNEUTRAAL: TACO2-STUDIE ............................................ 5 2.1 DE LINK MET RUIMTELIJKE ORDENING ............................................................................................................ 5 2.2 MAATREGELEN RESIDENTIËLE GEBOUWEN ...................................................................................................... 7 2.3 RUIMTELIJKE AFWEGING ................................................................................................................................ 10 2.4 TIJDSSCHALEN ................................................................................................................................................ 11 2.5 HUIDIG EN TOEKOMSTIG BELEID ................................................................................................................... 11
3. DUBO-SCAN ....................................................................................................................... 13 3.1 RESIDENTIËLE GEBOUWEN ............................................................................................................................. 13 3.2 BRONNEN EN WETENSCHAPPELIJKE CORRECTHEID ...................................................................................... 13 3.3 BEREKENINGSMETHODES ............................................................................................................................... 14
4. BESPREKING RESULTATEN DUBO-SCAN .......................................................... 16 4.1 VERDELING MAATREGELEN ............................................................................................................................. 16 4.2 MOGELIJKE MAATREGELENPAKKETTEN .......................................................................................................... 17 4.3 RESULTATEN BIJ 100% PASSIEFRENOVATIE ............................................................................................... 19
5. TYPERING WONINGBESTAND EN OVERIGE GEBOUWEN ....................... 21 6. SUBSIDIEBELEID ........................................................................................................... 24 7. OPSTELLEN ACTIEPLAN DUBO IN GEMEENTELIJK KLIMAATPLAN ... 25
Rapport DUBO-scan gemeente Genk
3
1. Achtergrond en doelstellingen De provincie Limburg wil klimaatneutraal worden tegen 2020. In de TACO2- studie, de wetenschappelijke basis voor het Limburgse Klimaatplan, werden scenario’s gepresenteerd waarmee Limburg dit zal verwezenlijken. De provincie roept alle gemeenten op om minimaal de Covenant of Mayors te ondertekenen en om werk te maken van een eigen klimaatplan. Het is een eerste, maar onontbeerlijke stap om klimaatneutraal te worden. Een gemeente die werk wil maken van lokaal klimaatbeleid zal volop door de provincie worden ondersteund. Het Covenant Of Mayors, ook wel het Burgemeestersconvenant genoemd, is een initiatief van de Europese Commissie, dat steden en gemeenten in Europa een klimaatbeleid wil laten opzetten om zo mee te werken aan de Europese doelstelling, 20% reductie van de CO2-uitstoot tegen 2020. De steden en gemeenten die dit convenant onderschrijven, engageren zich om verder te gaan dan dit Europese klimaatbeleid. De provincie slaat de handen in elkaar met Bond Beter Leefmilieu, Infrax en Dubolimburg. Ze zullen vanuit hun eigen ervaring en kennis de gemeenten bijstaan om een eigen klimaatplan op te maken en uit te voeren. Een eerste noodzakelijke stap is de opmaak van een nulmeting: hoe is het in de gemeente gesteld met de uitstoot van broeikasgassen? Van de provincie krijgen de gemeenten relevante cijfers voor een eigen nulmeting. Vervolgens worden de DUBO-scan en HE-scan opgesteld. De DUBO-scan geeft inzicht in de mogelijke maatregelenpakketten voor de residentiële gebouwen, nodig om de vooropgestelde besparingsdoelstellingen te verwezenlijken. De HE-scan geeft een inzicht in de mogelijkheden en knelpunten wat betreft hernieuwbare energie op het grondgebied van de gemeente. Scans worden opgemaakt in overleg met uw gemeente en worden toegelicht. Deze inventarisatie vormt samen met het Model Klimaatplan, waarin ook maatregelen betreffende mobiliteit, ruimtelijke ordening en participatie zijn opgenomen, de basis voor een eigen gemeentelijk klimaatplan. In het Draaiboek Klimaatplan wordt uitgelegd hoe de gemeente aan de slag kan gaan om een eigen gemeentelijk klimaatbeleid te plannen en uit te voeren. Dit rapport vormt een toelichting bij de DUBO-scan en biedt onder meer een antwoord op volgende vragen: Welke cijfers worden er gebruikt? Hoe is de DUBO-scan opgesteld? En hoe dienen de resultaten te worden geïnterpreteerd?
Rapport DUBO-scan gemeente Genk
4
2. Limburg klimaatneutraal: TACO2-studie De DUBO-scan of ‘Duurzaam bouwen’-scan dient als ondersteuning bij het opstellen van het gemeentelijk klimaatbeleid voor de bebouwde omgeving. De ondersteuning die de provincie hierbij voor de gemeenten voorziet, kadert in het voornemen van de provincie om klimaatneutraal te worden tegen 2020. In de TACO2- studie, de wetenschappelijke basis voor dit Limburgse Klimaatplan, werden scenario’s gepresenteerd waarmee Limburg dit zal verwezenlijken. (Deze studie werd uitgevoerd door een consortium samengesteld uit VITO en ARCADIS i.s.m. KULeuven Energy Institute.) Bij het opstellen van de DUBO-scan werd er verder gebouwd op achtergrondinformatie en maatregelen die in deze studie worden aangereikt. Vandaar schetsen we in dit hoofdstuk kort de relevante bevindingen en maatregelen voor de residentiële gebouwen uit deze TACO2-studie. We beschrijven eerst per sector de geïnventariseerde maatregelen die in Limburg kunnen worden ingezet in de transitie naar een klimaatneutraal 2020, en die verder gaan dan het referentiescenario. De focus ligt hierbij op maatregelen die technologisch haalbaar zijn tegen 2020. Deze maatregelenlijst is niet limitatief. Verder dient ook opgemerkt te worden dat de individuele sectormaatregelen elkaar binnen een sector kunnen uitsluiten. Ze kunnen dus niet allemaal worden ingezet om een bepaalde sector klimaatneutraal te maken. De sectormaatregelen kunnen daarnaast ook implicaties hebben op andere sectoren, zo zal de omschakeling van gas- of stookolieketels naar warmtepompen een hoger elektriciteitsverbruik met zich meebrengen. Deze effecten nemen we op in de beschrijving van de maatregelen.
2.1 De link met ruimtelijke ordening Veel van de voorgestelde maatregelen hebben een ruimtelijke neerslag. Ruimtelijke ordening dient enerzijds de verschillende beleidsopties te integreren tot een eenduidige gebiedsontwikkeling en anderzijds actief te zoeken naar een duurzame inzet van de schaarse ruimte. Klimaatmaatregelen hebben bijna altijd een plaatscomponent. Het provinciale klimaatbeleid moet dan ook hand in hand gaan met ruimtelijke planning. Energieplanning. Energie is een belangrijke factor in de planning van de toekomst. Het opmaken van energieplannen per regio helpt om ruimtelijke kansen te benutten. Op die manier kan bijvoorbeeld de mogelijke koppeling tussen bedrijventerreinen en woongebieden in kaart worden gebracht. Mobiliteit en planning. De transportsector neemt een groot deel van de CO2-uitstoot voor zijn rekening. Het openbaar vervoersnetwerk moet worden uitgebouwd om greep te krijgen op die bijdrage. Beter dan meer woonuitbreidingsgebieden te creëren, is het de juiste locaties te kiezen en deze met een hoge dichtheid te ontwikkelen. Gebiedsontwikkeling. Gebiedsontwikkeling is per definitie integraal en overstijgt de sectoren en disciplines. Ze bekijkt het gebied in zijn geheel en denkt na over beheer van bij de start van het project. Het voorzien van openbaar vervoer van bij de start van een ontwikkeling is daarvan een voorbeeld.
Rapport DUBO-scan gemeente Genk
5
Duurzaam en meervoudig ruimtegebruik. Ruimte is een duurzaam goed, waarmee bedachtzaam moet worden omgegaan. Ruimte wordt duurzamer gebruikt wanneer de dichtheid verhoogd wordt door bijvoorbeeld compacte bouwvormen. Ook meervoudig ruimtegebruik is duurzamer. Voorbeelden zijn: - bundelen van wind- en gsm-masten - stapelen van functies - verweven van functies, bv. Serres plaatsen boven productiebedrijven, kantoren voorzien boven de parking, een parking ontwerpen als skatepark enz. Oriëntatie van gebouwen. Zongericht verkavelen, betekent het zodanig inrichten van een woongebied, dat zoveel mogelijk (passieve en actieve) zonne-energie wordt benut. De gemeente kan zongericht verkavelen als inrichtingsprincipe opnemen in Ruimtelijke Uitvoeringsplannen (RUP’s), verkavelingsaanvragen of inrichtingsplannen, bijvoorbeeld door het oriënteren van bebouwing in zuidelijke richting. Voorzie overgangsmaatregelen of tijdelijke invullingen. Als een wijk wordt gerenoveerd, duurt de periode tussen ontwerp en realisatie op het terrein vaak erg lang. Steeds meer steden gaan op zoek naar mogelijkheden om het te renoveren stadsdeel een tijdelijke invulling te geven. Dat kan bijv. leiden tot een creatieve samenwerking tussen buurtbewoners en kunstenaars. Als tijdelijke invulling ook iets kan opbrengen (bijv verhuur van het terrein voor activiteiten, inzetten van het terrein voor korteomloophout) zal de eigenaar van het gebied sneller overtuigd zijn van de renovatie. Tijdelijke bestemmingen kunnen in een RUP worden vastgelegd.
Als aandachtspunt geldt dat CO2-reductie geen losstaand doel op zich is. Om een veerkrachtige en klimaatresistente provincie te krijgen moet men zich de juiste doelen stellen, waarbij de relatie tussen milieuthema’s niet uit het oog verloren worden. Zo mag de CO2-reductie bijvoorbeeld niet ten koste gaan van de biodiversiteit. Daarom moet men zich bij het uitvoeren van een maatregel steeds de vraag stellen naar de gevolgen.
Rapport DUBO-scan gemeente Genk
6
2.2 Maatregelen residentiële gebouwen Het gamma maatregelen uit de TACO2-studie dat toegepast kan worden in de sector huishoudens is erg ruim. Hieronder worden deze maatregelen uitvoeriger beschreven.
MAATREGEL-TACO2-Huishoudens-01: Passiefhuisrenovatie van minst energiezuinige woningen Dergelijke renovatie wordt in deze maatregel enkel uitgevoerd op woningen die nog geen isolatie hebben, die enkel of gewoon dubbel glas hebben en die nog geen efficiënte verwarmingsinstallatie hebben. De TACO2-studie gaat er van uit dat er woningen zijn waar al deze eigenschappen samen in voorkomen. Hierdoor kan de toepasbaarheid van de maatregel overschat worden. Het is immers mogelijk dat een deel van de woningen bijvoorbeeld wel deels geïsoleerd is of niet geïsoleerd maar wel uitgerust is met een efficiënte ketel. Renoveren naar passief levert in dat geval een (te) lage(re) besparing op. Keuze energiedrager: de passiefhuiswoningen zullen aardgas, elektriciteit of pellets gebruiken. De woningen die in 2011 aardgas gebruiken, zullen na renovatie ook nog aardgas verbruiken. Het gaat dan om een condenserende ketel. Tot op heden wordt immers sterk geïnvesteerd in het aardgasnetwerk. De andere woningen kiezen ofwel voor elektriciteit (een warmtepomptechnologie of weerstandverwarming) ofwel voor pellets (ketel of kachel). Een belangrijk deel ervan zal omschakelen van stookolie naar één van de twee mogelijke energiedragers. Op dit moment is de kostprijs per m2 vloeroppervlakte voor een passiefhuisrenovatie hoger dan voor een niet-passiefhuisrenovatie.
MAATREGEL-TACO2-Huishoudens-02: Vloerisolatie rest bestaande woningen Een deel van de bestaande woningen, die –volgens de criteria uit TACO2 studie- niet in aanmerking komen voor passiefhuisrenovatie, zal nog geen vloerisolatie hebben. Deze worden bijkomend uitgerust met vloerisolatie. Bij vloeren is een onderscheid gemaakt tussen vloeren op volle grond en vloeren boven een (kruip)kelder. Het aandeel van deze vloeren is ingeschat aan de hand van karakteristieken van een aantal bestaande Vlaamse woningen. In dit geval is het isoleren van een bestaande vloer op volle grond duurder dan het isoleren van het plafond van een (kruip)kelder. Het vraagt immers de afbraak van de bestaande vloer en het leggen van een nieuwe vloer. Ook zijn er meestal aanpassingen nodig aan de rest van de woning.
MAATREGEL-TACO2-Huishoudens-03: Muurisolatie rest bestaande woningen ZONDER muurisolatie Een deel van de bestaande woningen, die –volgens criteria uit TACO2- studie- niet in aanmerking komen voor passiefhuisrenovatie, zal nog geen muurisolatie hebben. Deze worden bijkomend uitgerust met muurisolatie. Voor muren is onderscheid gemaakt tussen spouwmuren en volle muren (het type muur is functie van de ouderdom van de woning). Isolatie van spouwmuren is een stuk goedkoper, maar is dan wel beperkt door de dikte van de spouw. Het isoleren van volle muren wordt op dit moment beschouwd als een relatief dure ingreep.
Rapport DUBO-scan gemeente Genk
7
MAATREGEL-TACO2-Huishoudens-04: Vervanging gewoon dubbel glas door drievoudig glas Een deel van de bestaande woningen, die –volgens criteria uit TACO2-studie- niet in aanmerking komen voor passiefhuisrenovatie, zal nog deels uitgerust zijn met gewoon dubbel glas. Deze ramen worden vervangen door driedubbel glas. Gewoon dubbel glas heeft doorgaans een U-waarde van 2,9 W/m2K, drievoudig glas heeft doorgaans een U-waarde van 0,6 W/m2K. Voor het vervangen van bestaand schrijnwerk door schrijnwerk met 3-voudige beglazing gaatde TACO2studie uit van de gemiddelde kost van schrijnwerk met HR glas. Deze kost wordt vermeerderd met 125 €/m2, de meerprijs voor 3-voudig glas.
MAATREGEL-TACO2-Huishoudens-05: Vervanging enkel glas door drievoudig glas Een deel van de bestaande woningen, die –volgens criteria uit TACO2-studie- niet in aanmerking komen voor passiefhuisrenovatie, zal nog deels uitgerust zijn met enkel glas. Deze ramen worden vervangen door driedubbel glas. Enkel glas heeft doorgaans een U-waarde van 5,8 W/m2K, drievoudig glas heeft doorgaans een U-waarde van 0,6 W/m2K Voor het vervangen van bestaand schrijnwerk door schrijnwerk met 3-voudige beglazing gaat de TACO2studie uit van de gemiddelde kost van schrijnwerk met HR glas. Deze kost wordt vermeerderd met 125 €/m2, de meerprijs voor 3-voudig glas.
MAATREGEL-TACO2-Huishoudens-06: Muurisolatie rest bestaande woningen met ONVOLDOENDE muurisolatie Een deel van de bestaande woningen, die –volgens criteria uit TACO2 studie- niet in aanmerking komen voor passiefhuisrenovatie, zal muurisolatie hebben. Het gaat echter om zeer weinig isolatie, onvoldoende naar de huidige normen. Deze worden bijkomend uitgerust met muurisolatie. Voor muren is onderscheid gemaakt tussen spouwmuren en volle muren (het type muur is functie van de ouderdom van de woning). Isolatie van spouwmuren is een stuk goedkoper, maar is dan wel beperkt door de dikte van de spouw. Het isoleren van volle muren wordt op dit moment beschouwd als een relatief dure ingreep.
MAATREGEL-TACO2-Huishoudens-07: Dakisolatie rest bestaande woningen ZONDER dakisolatie Een deel van de bestaande woningen, die –volgens criteria uit TACO2 studie- niet in aanmerking komen voor passiefhuisrenovatie, zal nog geen dakisolatie hebben. Deze worden bijkomend uitgerust met dakisolatie.
MAATREGEL-TACO2-Huishoudens-08: Dakisolatie rest bestaande woningen met ONVOLDOENDE dakisolatie Een deel van de bestaande woningen, die –volgens onze criteria- niet in aanmerking komen voor passiefhuisrenovatie, zal dakisolatie hebben. Het gaat echter om zeer weinig isolatie, onvoldoende naar de huidige normen. Deze worden bijkomend uitgerust met dakisolatie.
Rapport DUBO-scan gemeente Genk
8
MAATREGEL-TACO2-Huishoudens-09: Vervangen van bestaande installatie op aardgas, LPG, steenkool en hout door een nieuwe efficiënte installatie Woningen op aardgas die nog niet uitgerust zijn met een modulerende of condenserende ketel OF met hoogrendementskachels, zullen hun installatie vervangen tegen 2020. Er zijn nog enkele woningen op LPG, steenkool, elektriciteit of hout. De TACO2-studie gaat ervan uitdat deze woningen op dezelfde energiedrager blijven tot in 2020. De bestaande installaties worden wel vervangen door nieuwe en efficiënte exemplaren. In geval van LPG gaat het om dezelfde installaties als aardgas.
MAATREGEL-TACO2-Huishoudens-10: Vervangen bestaande installatie op stookolie door warmtepomp Woningen op stookolie omschakelen naar een andere energiedrager voor verwarming. In geval van bestaande woningen is het technisch meer haalbaar (vooral voor grondwater warmtepompen) om een warmtepomp te installeren in vrijstaande woningen of in appartementsgebouwen. De TACO2-studie gaat er van uit dat 50% van deze woningen overschakelt van een installatie op stookolie naar een warmtepomp.
MAATREGEL-TACO2-Huishoudens-11: Vervangen bestaande installatie op stookolie door pelletinstallatie Woningen op stookolie omschakelen naar een andere energiedrager voor verwarming. Woningen die niet omschakelen naar een warmtepompinstallatie, kiezen voor een installatie op pellets.
MAATREGEL-TACO2-Huishoudens-12: Installatie van zonneboilers in 50% van de rest bestaande woningen Bestaande woningen kunnen een deel van hun sanitair warm water produceren via een zonneboiler. Niet alle woningen hebben een dak met de juiste oriëntatie of ligging (beschaduwing kan ook een probleem vormen). De TACO2-studie gaat ervan uit dat grofweg 50% van de bestaande woningen een zonneboiler zullen installeren.
MAATREGEL-TACO2-Huishoudens-13: Alle nieuwbouw vanaf 2012 (aanvraagbouwvergunning) volgens de passiefhuisstandaard Er wordt verondersteld dat nieuwe woningen vanaf 2012 moeten voldoen aan E30, een waarde die representatief zou zijn voor passiefhuizen. Hierbij wordt abstractie gemaakt van PV-panelen. Indien de woningen uitgerust zijn met PV-panelen, dan zal hun E-peil nog lager liggen. De productie van elektriciteit via PV wordt echter behandeld binnen de sector Energieproductie; Keuze energiedrager: de nieuwe woningen zullen gebruik maken van aardgas, elektriciteit of pellets. De aandelen zijn gebaseerd op het voorkomen van deze energiedragers in voorbeelden van Vlaamse passiefhuiswoningen (zie www.passiefhuisplatform.be en presentatie tijdens Passive House 2009, een congres over passiefhuizen in Brussel).
Rapport DUBO-scan gemeente Genk
9
MAATREGEL-TACO2-Huishoudens-14: 50% bijmenging biogas In de TACO2-studie blijft het belang van aardgas onveranderd ten opzichte van 2011 (2011 volgens het referentiescenario wordt bedoeld). Momenteel wordt de keuze voor aardgas sterk ondersteund door het beleid, omdat het een properdere brandstof is dan bijvoorbeeld stookolie. Aardgas is echter geen hernieuwbare energiebron. Een hypothetische oplossing hiervoor is het bijmengen van biogas (vb. Bij vergisting van organisch materiaal komt biogas vrij) in het bestaande aardgasnetwerk. Op dit moment is nog niet voldoende informatie beschikbaar over het potentieel van deze techniek. Hoewel ze technisch haalbaar is, zijn er mogelijk nog barrières die overwonnen dienen te worden (bv. huidige leidingen zijn mogelijk niet bestand tegen de karakteristieken van biogas). Voor deze maatregel veronderstelt de TACO2-studie dat 50% bijmenging mogelijk moet zijn tegen 2020. Voor de huishoudens verandert er in se niets. Ze blijven aardgas gebruiken van het bestaande netwerk.
MAATREGEL-TACO2-Huishoudens-15: Verlaging van het elektriciteitsverbruik voor apparaten en verlichting naar 2.000 kWh per woning Volgens het referentiescenario uit de TACO2-studie wordt in 2020 ongeveer 2400 kWh per woning verbruikt. In dit scenario gaat de studie uit van 2000 kWh per woning. De vermindering van het verbruik zal het gevolg zijn van verbeteringen in de efficiëntie van verlichting en apparaten, zonder dat dit resulteert in een kostenverhoging voor de huishoudens. Door de vervanging van oude door de efficiëntere nieuwe apparaten en verlichting zal de verlaging van het elektriciteitsverbruik gerealiseerd worden. Er wordt daarom geen meerkost doorgerekend. Ook een energiezuinig gedrag kan hiertoe bijdragen.
MAATREGEL-TACO2-Huishoudens-16: Warmtenet van Centrale Langerlo naar Genk en Hasselt, 40.000 woningen De kolencentrale van Langerlo heeft een elektrische rendement van ongeveer 37%. Na ombouw tot een biomassacentrale daalt het elektrisch rendement zeer lichtjes tot 36%. Dit rendement wordt maar gerealiseerd indien de stoom die op 400°C de turbine aandrijft wordt gekoeld tot zo’n 40°C. Momenteel gaat alle warmte die de centrale produceert verloren. Door middel van warmtenetten kan de restwarmte van de centrale echter gebruikt worden voor het verwarmen en voor het sanitair warm water van huishoudens. Getracht wordt om warm water te gebruiken voor huishoudelijke verwarming. Hoe lager de temperatuur ‘kan’ zijn in het warmtenet hoe minder de verliezen die onderweg optreden. Om een warmtenet van 50°C te kunnen inzetten moeten de installaties aan de kant van de afnemers ook worden aangepast. Vloerverwarming of overgedimensioneerde radiatoren zijn dan noodzakelijk. De TACO2-studie gaat echter uit van de bestaande situatie en veronderstelt dus dat een warmtenet wordt uitgerold met een temperatuur van 70-80°C. Warmtenetten bij deze temperatuur zijn vandaag eerder regel dan uitzondering.
2.3 Ruimtelijke afweging De ‘trias energetica’ fungeert als richtlijn bij het opstellen van energieplanning op elk niveau, gaande van de overkoepelende energievisie voor de provincie Limburg tot het realiseren van energieprojecten in individuele gebouwen. Hier geldt de algemene vuistregel dat je op het kleinste schaalniveau moet beginnen met aanpassen en afwenteling naar hogere schaalniveaus moet voorkomen. De energievraag in individuele woningen of gebouwen moet dan zo ver als mogelijk verlaagd worden, en de resterende energievraag moet zo ver als mogelijk lokaal ingevuld worden met duurzame bronnen alvorens naar hogere schaalniveaus te kijken voor het verder tegemoet komen aan de lokale energievraag.
Rapport DUBO-scan gemeente Genk
10
2.4 Tijdsschalen Daarnaast is ook een afweging rond tijdsschalen nodig. Enerzijds is het natuurlijk zo dat de urgentie van de klimaatproblematiek geen verder uitstel duldt. Vanuit die optiek is het belangrijk dat de uitstoot van broeikasgassen zo snel mogelijk gereduceerd wordt. Anderzijds moeten we er ons bewust van zijn dat veel van de beslissingen die we nu nemen i.v.m. infrastructuur, ruimtelijke of economische herstructurering, gebouwen, enz. invloed hebben op de (zeer) lange termijn (doorgaans 50-100 jaar). De beslissingen van nu moeten dus ook rekening houden met de (verre) toekomst; zo is het bv. belangrijk dat we door huidige beslissingen de toepassing van toekomstige beloftevolle technologieën niet onmogelijk maken. Daarom moet een beredeneerd onderscheid gemaakt worden tussen: 1. Het nemen van effectieve maatregelen die nu al mogelijk zijn, en die mogelijk beloftevolle toekomstige opties niet onmogelijk maken (bv. energiebesparing in bestaande gebouwen); 2. Het versneld voorbereiden van innovaties die op de middellange termijn (± 2020) voluit kunnen ingezet worden (bv. slimme meters/’smart grids’, introductie van elektrische voertuigen); 3. Het ondersteunen (waar mogelijk) van innovatieve onderzoeks- of demonstratieprojecten die mogelijk op de lange termijn (>2020) beloftevol zijn (bv. geothermie).
2.5 Huidig en toekomstig beleid Zoals aangegeven in de TACO2-studie, is energiebesparing in de bestaande bouw één van de meest effectieve en kansrijke manieren om een grote CO2-reductie te bereiken. Hieronder lichten we beknopt het reeds beslist beleid in Vlaanderen toe en geven we een overzicht van wat er wordt verwacht van het toekomstige beleid.
Beknopt overzicht van het huidig beslist beleid in Vlaanderen: -
-
-
EPB-wetgeving woongebouwen voor nieuwbouw: 2010: E80 & K45 verplichting 2012: E70 & K40 verplichting 2014: E60 verplichting Openbare dienstverplichtingen Vlaamse netbeheerders [subsidies voor bestaande en nieuwbouwwoningen (nieuwe woningen met betere prestaties als vereist volgens EPBwetgeving)] vanaf 2012 geintegreerd in premie van Infrax Verlaging van de onroerende voorheffing voor nieuwbouwwoningen met betere prestaties als vereist volgens EPB-wetgeving [subsidies voor nieuwbouw]
Toekomstig beleid in Vlaanderen: -
EPB-wetgeving voor nieuwbouw: vertaling van de herziening van de Europese EPB-Richtlijn = welke neerkomt op de gefaseerde invoering van (bijna) energieneutrale woningen met einddoelstelling van 100% (bijna) energieneutrale woningen in 2019. De stand van zaken op dit moment: een voorstel is opgemaakt door VEA na voorafgaand stakeholderoverleg en ligt nu voor bij de stakeholders voor feedback (nog geen definitieve beslissingen zijn genomen) [vrijwillig (voor 2019) en uiteindelijk verplichting (vanaf 2019)];
Rapport DUBO-scan gemeente Genk
11
-
-
ERP2020: Energierenovatieprogramma 2020 (“Tegen 2020 mogen er in Vlaanderen geen energieverslindende woningen meer zijn”). Focus ligt op 1. Dakisolatie, 2. Vervanging van alle enkel glas, 3. Vervangen van inefficiënte installaties (op aardgas). Voorstel om gebruik te maken van de EPC-procedure en te werken met een maximaal energieverbruik per m2. Hierbij zou kunnen gebruik gemaakt worden van inwisselbaarheid van ingrepen (vb. muuren vloerisolatie kunnen compenseren voor dakisolatie of vervangen van enkel glas). Nog geen duidelijkheid over de ambities van het programma en de tijdlijn voor implementatie van de doelstellingen in het bestaande park [verplichting voor alle bestaande woningen]; Openbare dienstverplichtingen Vlaamse netbeheerders: momenteel omschakeling van resultaatsverplichting naar actieverplichting. Overheid gaat dan beslissen welke ingrepen financieel ondersteund zullen worden. Deze subsidies zullen dienen ter ondersteuning van het ERP2020 wellicht. Nog geen duidelijkheid over de verplichte acties en over de tijdlijn tot 2020 [subsidies voor bestaande en nieuwe woningen];
Naar een versnelde transitie van de gebouwde omgeving? Het effect van subsidies versus de noodzaak aan verplichte minimumeisen voor energieprestaties in bestaande woningen: In Vlaanderen wordt momenteel nagedacht over een verplichting van minimale energieprestaties voor de bestaande woningen. Ook in andere landen komt men meer en meer tot dit besluit, namelijk dat een verplichting nodig is voor de bestaande woningen omdat louter subsidiëring onvoldoende is om het bestaande park echt in beweging te krijgen en om voldoende verbetering van de energieprestaties te genereren. Een inspirerend voorbeeld kan gevonden worden in het thema ‘Verleidelijk verplichten’ waar rond recentelijk een congres werd georganiseerd in Nederland. In Nederland zijn alle voorstellen gebaseerd op het moment van mutatie (vb. na verkoop van een woning krijgt men 2 jaar de tijd om te voldoen aan de minimumeisen). In Vlaanderen gaat men –tot nu toe- uit van een verplichting die geldt voor alle woningen in het jaar 2020 (dus: iedereen moet zorgen dat de woningen die hij in 2020 in zijn bezit heeft voldoet aan de gestelde eisen → suboptimale situatie voor woningen van eigenaars die op korte termijn hun woning zouden willen verkopen want woning wordt beter gerenoveerd door nieuwe eigenaars). Het nadeel van de Nederlandse aanpak is dat de veranderingen trager gaan. Via de toepassing van de EPC’s voor verhuur of verkoop weten we dat circa 140 000 wooneenheden per jaar verkocht of verhuurd worden. Aangezien geen onderscheid gemaakt wordt tussen verkoop en verhuur, kennen we het aantal verkochte woningen per jaar niet. Gaan we er van uit dat minstens 2 000 000 wooneenheden in Vlaanderen een investering zal moeten doen om aan de minimumeisen te voldoen, dan moeten er meer dan 220 000 woningen per jaar verkocht worden. Echter, een deel van de woningen zijn huurwoningen. De vraag is op welke manier deze verplicht zullen worden? In Vlaanderen is reeds een eerste beleidsbeslissing genomen, namelijk dat woningen zonder dakisolatie na 2020 niet meer mogen verhuurd worden. Deze isolatieverplichting wordt opgenomen in de Vlaamse Wooncode. Dit omvat het geheel aan verplichtingen waaraan een huurwoning moet voldoen. Naast de criteria voor veiligheid, stabiliteit, verlichting en verluchting komt daar nu ook de isolatienorm bij.
Rapport DUBO-scan gemeente Genk
12
3. DUBO-scan De DUBO-scan of ‘Duurzaam bouwen’-scan dient als ondersteuning bij het opstellen van het gemeentelijk klimaatbeleid voor de bebouwde omgeving. Deze scan geeft inzicht in de mogelijke maatregelenpakketten voor de residentiële gebouwen, nodig om de vooropgestelde besparingsdoelstellingen te verwezenlijken. Stel, de gemeente beslist om de CO2 uitstoot van de residentiële woningen in de gemeente met 30% terug te dringen. Welke maatregelen dient men dan te nemen, en hoe kan de gemeente dit verwezenlijken? Bij het maken van deze oefening biedt de DUBO-scan de gepaste ondersteuning.
3.1 Residentiële gebouwen In de gemeentelijke nulmeting wordt de uitstoot bepaald van de bebouwde omgeving. Deze sector bestaat uit de onderdelen: gemeentelijke gebouwen & installaties, tertiaire gebouwen (nietgemeentelijke gebouwen & installaties), huishoudens en gemeentelijke openbare verlichting (niet van gewestwegen). In de DUBO-scan wordt enkel het besparingspotentieel geschat van de residentiële gebouwen, daar enkel hiervoor eenduidige cijfers beschikbaar zijn.
3.2 Bronnen en wetenschappelijke correctheid Nulmeting Voor het opstellen van deze DUBO-scan vormde de gemeentelijke nulmeting een belangrijke bron. De werkwijze voor de berekening van deze nulmeting en de emissiegegevens die in de nulmeting voor de gemeente worden opgenomen, zijn verkregen via de TACO2-studie die in opdracht van de provincie werd uitgevoerd door een consortium samengesteld uit VITO en ARCADIS i.s.m. KULeuven Energy Institute. Deze studie werd uitgevoerd in 2010 en afgerond in 2011. De gebruikte gegevens werden opgevraagd uit verschillende Belgische en Vlaamse databanken en door het wetenschappelijke consortium gecontroleerd op betrouwbaarheid en beschikbaarheid in de toekomst. Soms werden gegevens verder verwerkt en werden extrapolaties gemaakt, maar altijd volgens strikt wetenschappelijke methodes. Voor de gemeentelijke nulmeting zijn bijna alle gegevens afkomstig uit deze provinciale nulmeting. Ze zijn dus wetenschappelijk onderbouwd en correct. Voor deze nulmeting werd 2008 gekozen als referentiejaar.
Overige bronnen Voor het typeren van de bebouwde omgeving in de gemeente werd beroep gedaan op de cijferkorven van de provincie Limburg, o.m. de cijferkorf Wonen, de cijferkorf Demografie en de cijferkorf Klimaat. Voor het bepalen van de gemiddelde besparingen in primaire energie per maatregel werden er cijfers aangeleverd door Infrax.
Rapport DUBO-scan gemeente Genk
13
Grootte-ordes De besparingen in CO2 uitstoot en verbruik van primaire energie worden zo gedetailleerd mogelijk berekend. Toch zit in elke berekening onvermijdelijk een foutenmarge. Om de resultaten van de DUBOscan op een wetenschappelijk correcte manier te interpreteren richt men de aandacht best op ‘grootte ordes’ in plaats van op specifieke waarden.
3.3 Berekeningsmethodes Voor het berekenen van het mogelijke maatregelenpakket werd het TACO21 scenario gevolgd, waarbij men klimaatneutraliteit nastreeft tegen 2020. In hoofdstuk 2.2 worden de maatregelen opgesomd en besproken voor de residentiële gebouwen die hiervoor in de TACO2 studie worden aangereikt. Belangrijke opmerking hierbij is dat deze maatregelen niet los staan van elkaar. De strategie hierachter en bijgevolg de volgorde van de maatregelen dient te worden gerespecteerd. Per maatregel werd dan de jaarlijkse besparing berekend. De verschillende maatregelen uit TACO2studie krijgen een besparingspercentage, dat aangeeft hoeveel zij bijdragen tot klimaatneutraliteit. Zo zorgt passiefrenovatie voor 38,42% van de CO2 besparingen in het TACO2 scenario. Dit aantal wordt bijgevolg vergeleken met het aanwezige potentieel, overeenkomstig provinciale cijfers, aangeleverd door VEA. (= enquête waarin per provincie onder meer een inschatting wordt gemaakt van de staat van het aanwezige gebouwenpatrimonium) Wanneer bijvoorbeeld het berekende aantal woningen dat men van dakisolatie dient te voorzien, groter is dan het aanwezige potentieel, dan is dit geen realistische maatregel. Op die manier kan men inschatten tot welke vooropgestelde besparing men een maatregelenpakket kan gebruiken. Van het totale maatregelenpakket uit het TACO21 scenario werden 3 maatregelen afgescheiden, die voor het gemeentelijke actieplan niet relevant werden geacht: o Nieuwbouw 2012 passiefhuisstandaard. Hier wordt geredeneerd dat nieuwbouw wordt uitgevoerd als passief of BEN (Bijna Energie Neutraal) en dus geen extra CO2-emissie veroorzaakt. o 50% bijmenging biogas: Hier heeft een gemeente geen invloed op. o Warmtenet van de Centrale Langerlo naar Genk en Hasselt: Dit is een provinciale maatregel. Dit sluit echter niet uit dat uw gemeente acties kan ondernemen op dit terrein. Zo kan men bijvoorbeeld industriële sites plannen aan zogenaamde energiehubs waar het potentieel aan hernieuwbare energie hoog is, (nieuwe) woonwijken kunnen er de laagwaardige warmte van productie-industrieën inzetten voor het verwarmen van de woningen, etc.
Rapport DUBO-scan gemeente Genk
14
Tabel 1. Bruikbare en overige maatregelen uit de TACO2-studie opgenomen in de DUBO-scan. Bruikbare maatregelen Maatregels Jaarlijkse besparing CO2 (kTon) passiefhuisrenovatie
HH 1
443
% besparing 38,42%
vloerisolatie rest bestaande woningen muurisolatie rest bestaande woningen zonder muurisolatie & met weinig muurisolatie
HH 2
46
3,99%
HH 3+6
113
vervanging dubbel glas door 3 voudig glas
HH 4
70
6,07%
vervanging enkel glas door 3 voudig glas dakisolatie rest bestaande woningen zonder dakisolatie & met weinig dakisolatie ketelvervanging rest bestaande woningen excl. Woningen op stookolie switch stookolie -> warmtepomp: 50% open woningen en 50% appartementen switch stookolie -> pellets: rest van de rest bestaande woningen op stookolie
HH 5
44
3,82%
HH 7+8
35
zonneboilers: 50% van de rest bestaande woningen Verlaging van elektriciteitsverbruik voor apparaten en verlichting naar 2000 kWh per woning Totaal 1 Overige maatregelen nieuwbouw vanaf 2012 (aanvraag bouwvergunning) passiefhuisstandaard 50% bijmenging biogas Warmtenet van Centrale Langerlo naar Genk en Hasselt, 40000 woningen Totaal 2
9,80%
3,04% 0,78% HH 9
9
HH 10
101
HH 11
182
HH 12
24
HH 15
86 1153
8,76% 15,78% 2,08% 7,46%
Maatregels
Jaarlijkse besparing CO2 (kTon)
HH 13
37
HH 14
146
HH 16
156 339
100,00% % besparing 10,91% 43,07% 46,02% 100,00%
Dit scenario wordt door de TACO2 studie naar voor geschoven als mogelijke oplossing voor de bebouwde omgeving in het streven naar klimaat neutraliteit. Het vormt bijgevolg voor de gemeenten een belangrijke inspiratiebron in het streven naar een bepaalde CO2-besparing in de bebouwde omgeving. De belangrijkste pijler in dit scenario blijkt het streven naar een grootschalige renovatie van woningen tot de passiefhuisstandaard. Dergelijke renovatie wordt in deze maatregel enkel uitgevoerd op woningen die nog geen isolatie hebben, die enkel of gewoon dubbel glas hebben en die nog geen efficiënte verwarmingsinstallatie hebben. De volgende maatregelen in de tabel worden in volgorde uitgevoerd op de overige woningen. Aan de hand van de DUBO-scan krijgt de gemeente een idee van het aantal woningen waarop iedere maatregel dient te worden uitgevoerd, en dit voor verschillende vooropgestelde CO2-besparingen. Dit zijn uiteraard richtwaarden. Het is belangrijk om te beseffen dat men met een ander maatregelenpakket een gelijkaardige besparing kan verwezenlijken. Zo komt de jaarlijkse CO2-besparing door 1 passiefrenovatie overeen met het aanbrengen van dakisolatie in X woningen,…
Rapport DUBO-scan gemeente Genk
15
4. Bespreking resultaten DUBO-scan 4.1 Verdeling maatregelen Onderstaande grafiek geeft het aantal woningen weer dat per maatregel dient te worden aangepakt om een CO2-reductie van 30% te bereiken t.o.v. de uitstoot door woningen in 2008. De eerste kolom geeft het totaal aantal wooneenheden (woningen en appartementen) weer dat gelegen is in de gemeente. De tweede kolom geeft weer hoeveel bouwvergunningen er voor renovatie verleend werden in 2008. Het moment dat er een bouwvergunning wordt aangevraagd, is hét moment om energie-besparende maatregelen te integreren in de woning of appartement. De rest van de kolommen geeft voor de verschillende maatregelen weer hoeveel woningen aangepakt dienen te worden.
30000
Totaal aantal wooneenheden in de gemeente Totaal aantal bouwvergunningen voor renovatie
25000
Passiefrenovatie 20000
Isoleren rest bestaande woningen Beglazing
15000
Ketelvervanging rest bestaande woningen (excl.stookolie) switch stookolie -> warmtepomp
10000
switch stookolie -> pellets 5000 Zonneboilers Verlaging E-gebruik (Max 2000 kWh)
0 Aantal woningen
Figuur 2. Voorbeeldgrafiek toe te passen maatregelen voor 30% CO2-besparing in gemeente Genk
Rapport DUBO-scan gemeente Genk
16
4.2 Mogelijke maatregelenpakketten Onderstaande tabel geeft voor de verschillende maatregelen weer hoeveel residentiële gebouwen moeten worden aangepakt voor het behalen van een bepaalde CO2-reductie. Tevens wordt weergegeven welk percentage dit vormt op het totaal aantal residentiële gebouwen. De maatregelen hebben alleen betrekking op residentiële gebouwen. De CO2-besparing, weergegeven in de groene cellen, geeft een besparing weer voor residentiële gebouwen van: 20%, 30% ,40% ,50% en 75% ten opzichte van de situatie van 2008, het jaar van de nulmeting. De twee laatste rijen onderaan geven een totale CO2-reductie weer ten opzichte van de nulmeting van 2008. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen de totale CO2-uitstoot waarbij alle sectoren worden meegenomen, en de CO2-uitstoot waarbij de sector industrie buiten beschouwing is gelaten. Het is immers niet verplicht binnen COM deze sector mee op te nemen in het actieplan. De tweede kolom van de tabel geeft het procentuele aandeel in de totale CO2-besparing weer per maatregel. De som van al deze percentages is dus 100%, en is voor iedere gemeente gelijk. Het percentage wooneenheden (woningen/appartementen), weergegeven in kolom 4, 6, … , geeft het percentage wooneenheden weer waarop deze maatregel van toepassing is. Dit staat dus in verhouding tot het totaal aantal woningen en kan voor iedere gemeente verschillend zijn. (De som van deze percentages kan dus lager of hoger zijn dan 100%). Daar waar het aantal wooneenheden in het blauw staat, wil dat zeggen dat het aantal wooneenheden dat aangepakt zou moeten worden hoger is dan het aantal bestaande wooneenheden in de gemeente. Hier zou men beter (een extra deel) inzetten op passiefrenovatie. De besparing wordt berekend tot en met 75% CO2-besparing op wooneenheden. Wanneer een gemeente meer dan 75% van de CO2-uitstoot door wooneenheden wil reduceren, dan zet een gemeente best voluit in op passiefrenovatie.
Rapport DUBO-scan gemeente Genk
17
Tabel 2. Mogelijke maatregelen pakket voor het bereiken van 20%, 30%, 40%, 50%, 75% CO2 besparing Mogelijke maatregelen pakketten voor het bereiken van de vooropgestelde besparing Volgens verdeling TACO2 maatregelen (volgorde = belangrijk voor strategie) % reductie uitstoot woningen
Passiefrenovatie
20,00%
30,00%
40,00%
Aandeel in totaal
# wooneenheden
38,42%
2790
11,71%
4185
17,56%
5580
23,42%
4150
17,42%
6225
26,12%
8300
34,83%
Isoleren
% # wooneenheden # wooneenheden % # wooneenheden # wooneenheden % # wooneenheden
Vloerisolatie rest bestaande woningen
3,99%
1306
5,48%
1959
8,22%
2613
10,96%
Muurisolatie rest bestaande woningen
9,80%
2259
9,48%
3388
14,22%
4518
18,96%
Dakisolatie rest bestaande woningen Beglazing
3,04%
585
2,46%
878
3,68%
1170
4,91%
9,89%
4954
20,79%
7430
31,18%
9907
41,57%
Ketelvervanging rest bestaande woningen (excl.stookolie)
0,78%
165
0,69%
247
1,04%
329
1,38%
switch stookolie -> warmtepomp
8,76%
923
3,87%
1385
5,81%
1847
7,75%
15,78%
1375
5,77%
2063
8,66%
2751
11,54%
Zonneboilers
2,08%
1186
4,98%
1778
7,46%
2371
9,95%
Verlaging E-gebruik (Max 2000 kWh)
7,46%
1345
5,65%
2018
8,47%
2691
11,29%
switch stookolie -> pellets
Totaal aantal maatregelen / woningen
16888
25333
33777
Totale reductie CO2 uitstoot (ton)
35814
53721
71628
% reductie totale CO2 uitstoot
2,43%
3,64%
4,85%
% reductie totale CO2 uitstoot (COM)
11,27%
16,91%
22,54%
Tabel 2. Mogelijke maatregelen pakket voor het bereiken van 20%, 30%, 40%, 50%, 75% CO 2 besparing (vervolg) Mogelijke maatregelen pakketten voor het bereiken van de vooropgestelde besparing (vervolg) Volgens verdeling TACO2 maatregelen (volgorde = belangrijk voor strategie) % reductie uitstoot woningen
50,00% Aandeel in totaal
Passiefrenovatie
# wooneenheden
38,42%
Isoleren
75,00%
% # wooneenheden # wooneenheden % # wooneenheden
6976
29,27%
10463
43,91%
10375
43,54%
15563
65,31%
Vloerisolatie rest bestaande woningen
3,99%
3266
13,70%
4899
20,56%
Muurisolatie rest bestaande woningen
9,80%
5647
23,70%
8471
35,55%
Dakisolatie rest bestaande woningen Beglazing
3,04%
1463
6,14%
2194
9,21%
9,89%
12384
51,97%
18576
77,95%
Ketelvervanging rest bestaande woningen (excl.stookolie)
0,78%
411
1,73%
617
2,59%
switch stookolie -> warmtepomp
8,76%
2308
9,69%
3463
14,53%
switch stookolie -> pellets
15,78%
3439
14,43%
5158
21,64%
Zonneboilers
2,08%
2964
12,44%
4446
18,66%
Verlaging E-gebruik (Max 2000 kWh)
7,46%
3364
14,11%
5045
21,17%
Totaal aantal maatregelen / woningen
42221
63331
Totale reductie CO2 uitstoot (ton)
89535
134303
% reductie totale CO2 uitstoot
6,07%
9,10%
% reductie totale CO2 uitstoot (COM)
28,18%
42,27%
4.3 Resultaten bij 100% passiefrenovatie In de onderstaande tabel wordt voor de residentiële gebouwen weergegeven hoeveel CO2-reductie kan worden behaald wanneer alle wooneenheden passief worden gerenoveerd. Dit percentage is weergegeven in de groene cel. De twee laatste regels onderaan geven hier opnieuw de totale CO2-reductie weer ten opzichte van de nulmeting van 2008. Hierin wordt een onderscheid gemaakt tussen de totale CO2-uitstoot waarbij alle sectoren worden meegenomen, en de CO2-uitstoot waarin de sector industrie buiten beschouwing is gelaten. Het is niet verplicht binnen COM deze sector mee op te nemen in het actieplan. Tabel 3. CO2-besparing bij toepassen passiefrenovatie Passiefrenovatie (meer dan 75%) % reductie uitstoot woningen Passiefrenovatie Totaal aantal woningen Totale reductie CO2 uitstoot (ton) % reductie totale CO2 uitstoot % reductie totale CO2 uitstoot (COM)
Rapport DUBO-scan gemeente Genk
68,73% Aandeel in totaal
# wooneenheden
% # wooneenheden
100,00%
23830
100,00%
23830 123078,57 8,34% 38,73%
19
Ter vergelijking: Onderstaande tabel geeft de berekende CO2 besparing weer die in 2020 zou worden bereikt indien het huidige beleid hierrond onveranderd wordt verder gezet. (o.b.v. REG-premies door Infrax voor 2004-2008) Tabel 4. Gevolgen voortzetting huidig beleid. Besparing 2020 bij onveranderd beleid (zonder nieuwe projecten / obv REG premies) Totale besparing in CO2 uitstoot % CO2 reductie - Woningen
Rapport DUBO-scan gemeente Genk
8945,10
Ton
5,00%
%
20
5. Typering woningbestand en overige gebouwen In deze paragraaf wordt er aan de hand van enkele parameters een overzicht gegeven van het woningbestand in de gemeente Genk. Hieruit kan al dan niet worden afgeleid wat de oorzaak is van de overeenkomstige CO2-emissie van deze sector voor gemeente Genk. Er kan voor de gemeente worden vergeleken wat de staat is van het woningbestand ten opzichte van een gemiddelde Limburgse gemeente met hetzelfde inwonersaantal. Voor overige gebouwen krijgt de gemeente zo zicht op welke andere categorieën gebouwen (en doelgroepen) binnen de gemeente belangrijk zijn om CO2 reductie te realiseren. CO2-emissie 200.000,00
180.000,00 160.000,00 140.000,00
120.000,00 100.000,00
Genk
80.000,00
60.000,00 40.000,00
Gemiddelde gemeente
20.000,00 0,00 CO2 uitstoot woningen
Woningen naar woningtype 20000
2008
18000
16000 14000 12000
Eensgezinswoningen
10000
2001
Appartementen
8000
2008
Handelshuizen
6000
Andere
4000 2000
0 Eensgezinswoningen
Rapport DUBO-scan gemeente Genk
Appartementen
Handelshuizen
21
Eengezinswoningen naar bouwwijze 8000
7000 6000 5000 Gesloten
Halfopen Open
2001
4000
2008
3000
2000 1000
0 Gesloten bebouwing Halfopen bebouwing
Open bebouwing
Particuliere woningen naar bewoningstitel
Eigenaars Huurders
Gebouwen naar bouwjaar 12000
10000 8000 tot 1945
vanaf 1946 tot 1981 vanaf 1982
2001
6000
2008 4000 2000
0 tot 1946
Rapport DUBO-scan gemeente Genk
van 1946 tot 1981
vanaf 1982
22
Gebouwen naar oppervlakte 12000
10000 8000
tot 104 m²
2001
6000
vanaf 105 m²
2008 4000 2000
0 tot 104 m²
vanaf 105 m²
Bouwvergunningen 200 180
160 140 120
renovatie nieuwbouw
100
2001
80
2008
60 40 20
0 Renovatie
Rapport DUBO-scan gemeente Genk
Nieuwbouw
23
Typering overige gebouwen 600
500
400
300
200 Genk Gemiddelde gemeente
100
0
6. Subsidiebeleid De DUBO-scan dient als ondersteuning bij het opstellen van het gemeentelijk klimaatbeleid voor de bebouwde omgeving. In de TACO2- studie, de wetenschappelijke basis voor dit Limburgse Klimaatplan, werden scenario’s gepresenteerd waarmee Limburg klimaatneutraliteit kan bereiken in 2020. Bij het opstellen van de DUBO-scan werd er verder gebouwd op achtergrondinformatie en maatregelen die in deze studie worden aangereikt. Om uitvoering te geven aan het klimaatbeleid in uw gemeente kan de gemeente subsidies verbinden aan de maatregelen die worden aangereikt door deze DUBO-scan. Tabel 5 geeft het procentuele aandeel in de totale CO2 besparing per maatregel weer. We doen dit voor het huidige beleid (volgens REG-premies uitgereikt door Infrax in de periode 2004-2008) en voor het TACO21 scenario. Hier is duidelijk te zien dat de zwaartepunten behoorlijk verschillen. Bijgevolg wordt aangeraden om de onderstaande verdeling voor het TACO21 scenario te gebruiken als richtlijn bij het uitwerken van een subsidiebeleid rond Duurzaam Bouwen. Belangrijke opmerking hierbij is nog steeds dat deze maatregelen niet los staan van elkaar. De strategie hierachter en bijgevolg de volgorde van de maatregelen dient te worden gerespecteerd.
Rapport DUBO-scan gemeente Genk
24
Tabel 5. Voortzetting huidig beleid tov beleid TACO2-scenario. Strategie (aandeel in besparing) Huidig beleid
TACO2
0,00%
38,42%
Vloerisolatie rest bestaande woningen
0,63%
3,99%
Muurisolatie rest bestaande woningen
4,35%
9,80%
Dakisolatie rest bestaande woningen Beglazing
21,61%
3,04%
30,04%
9,89%
Ketelvervanging rest bestaande woningen (excl.stookolie)
39,67%
0,78%
Passiefrenovatie Isoleren
switch stookolie -> warmtepomp
1,34%
8,76%
switch stookolie -> pellets
0,00%
15,78%
Zonneboilers
2,32%
2,08%
Verlaging E-gebruik (Max 2000 kWh)
0,00%
7,46%
7. Opstellen Actieplan DUBO in gemeentelijk klimaatplan Aan de hand van resultaten van deze DUBO-scan worden beleidskeuzes rond duurzaam bouwen gemaakt en worden acties opgenomen in het actieplan dat deel uitmaakt van het gemeentelijk klimaatplan dat de gemeente opmaakt. Voor de opmaak van dit actieplan zullen volgende vragen worden beantwoord: a) Welke beleidsdoelstelling wil de gemeente nastreven? b) Op welke doelgroepen zal het gemeentelijke dubo-beleid zich prioritair richten? c) Op welke dubo-opties zal het gemeentelijk beleid zich richten? d) Wat zijn de gevolgen voor het inzetten van gemeentelijke beleidsmaatregelen (bijvoorbeeld ruimtelijke ordening, vergunningen, steunmaatregelen, voorlichting)? e) Welke rol(len) dienen de verschillende gemeentelijke diensten te vervullen bij het ondersteunen en implementeren van dubo-maatregelen? f) Welke externe partners (energiebedrijven, huisvestingsmaatschappijen, lokaal bedrijfsleven, enz.) wil de gemeente betrekken bij het ontwikkelen en uitvoeren van het dubo-beleid? g) De planning van de uitvoering van gemeentelijke activiteiten? h) Welke inzet van personeel en middelen is vereist voor het uitvoeren van het gemeentelijke dubobeleid? Voor het opvolgen van deze beleidsnota dienen de volgende vragen te worden beantwoord: - welke schepenen volgen de toepassing van de beleidsnota op? - wanneer wordt het vertalen van beleidsnota naar concrete acties gepland? - op welke manier wordt de toepassing van de beleidsnota tussentijds beoordeeld? - hoe worden de diverse belanghebbenden betrokken bij de verdere uitwerking van de beleidsnota (burgers, verenigingen, experts, bouwheren enz.)?
Rapport DUBO-scan gemeente Genk
25
HE-scan voor de gemeente Genk
COLOFON SAMENSTELLING: DUBOLIMBURG De HE-scan werd opgesteld in het kader van “Limburg gaat klimaat neutraal”. De ondersteuning hiervoor wordt verleend door:
Voor de opmaak van de HE-scan werd er vertrokken van het model, opgesteld door ODE in opdracht van de Vlaamse overheid. Dit model werd aangepast door Dubolimburg aan de Limburgse context. De rapportering behorende bij de HE-scan wordt toegelicht op een individueel gesprek in de gemeente. De tekst werd opgemaakt op basis van de op 31 oktober 2011 beschikbare informatie. Het laatste hoofdstuk van dit rapport bevat de resultaten van de gemeente. De resultaten geven een orde grootte aan van de potentieel op te wekken hernieuwbare energie binnen de gemeente, gebaseerd op de meest recente informatie. Ook wordt er een orde grootte berekend van de overeenkomstige CO2-equivalentenbesparing. Naast CO2 worden namelijk ook de andere broeikasgassen (methaan, lachgas, …) in rekening gebracht. Deze worden dan verrekend naar CO2-equivalenten (CO2-eq) op basis van hun broeikasgaspotentieel (global warming potential, GWP). Meer informatie over deze berekeningsmethode kan u terugvinden in het rapport behorende bij de 0-meting. In dit rapport zal voor de leesbaarheid worden gesproken over CO2, hier wordt echter CO2-equivalenten bedoeld. Toekomstige bevindingen kunnen leiden tot nieuwe inzichten, betere of alternatieve methodes en bijgevolg ook andere resultaten. De provincie Limburg is sinds september 2010 ‘ondersteunende’ structuur binnen het COM. Dubolimburg kreeg in het kader van een LSM-project de opdracht om de gemeenten te ondersteunen met de opmaak van klimaatplannen. BBL ondersteunt de gemeenten in kader van hun opdracht van Infrax en hun deelname aan het project COME2COM.
Met steun van:
Rapport HE-scan gemeente Genk
2
Inhoudsopgave 1. ACHTERGROND EN DOELSTELLINGEN ................................................4 2. LIMBURG KLIMAATNEUTRAAL: TACO2-STUDIE .............................5 2.1. DE LINK MET RUIMTELIJKE ORDENING ........................................................................................................... 5 2.2 MAATREGELEN TACO2 STUDIE ................................................................................................................... 6
3. HE-SCAN ......................................................................................................... 13 3.1. DE TECHNOLOGIE VAN HERNIEUWBARE ENERGIE .......................................................................................... 13 3.1.1. Overzicht van technieken .......................................................................................................... 13 3.1.2. Toepassing van hernieuwbare energie ..................................................................................... 14 3.2 HERNIEUWBARE ENERGIE & GEMEENTEN ..................................................................................................... 14 3.2.1. Potentieel: lokaal en decentraal ............................................................................................... 14 3.2.2. Rol van de gemeentelijke overheid ........................................................................................... 15 3.2.3. Succesfactoren .......................................................................................................................... 15 3.3. OVERZICHT VAN DE HE-SCAN ................................................................................................................... 16 3.3.1 Wat is het doel van de HE-scan Gemeenten? ............................................................................ 16 3.3.2 Voor wie is de HE-scan bestemd?............................................................................................... 16 3.3.3 Hoe werkt de HE-scan? .............................................................................................................. 16 3.3.4 Wat zijn de resultaten van de HE-scan? ..................................................................................... 16 3.3.5 Hoe kan een gemeente de evolutie van hernieuwbare energie opvolgen? ............................... 17 3.4 BRONNEN EN WETENSCHAPPELIJKE CORRECTHEID .......................................................................................... 17 3.4.1 ODE ............................................................................................................................................ 17 3.4.2 Nulmeting .................................................................................................................................. 17 3.4.3 Overige bronnen......................................................................................................................... 18 3.4.4 Grootte-ordes ............................................................................................................................. 18 3.5 BEREKENINGSMETHODES .......................................................................................................................... 18
4. BESPREKING RESULTATEN .................................................................... 20 4.1. INLEIDING ............................................................................................................................................. 20 4.1.1 Werkwijze HE-scan ..................................................................................................................... 20 4.1.2 Opbouw rapport ......................................................................................................................... 20 4.2. SAMENVATTING ..................................................................................................................................... 21 4.2.1. Huidige stand van zaken ........................................................................................................... 21 4.2.2. Potentieel .................................................................................................................................. 23 4.3. RESULTATEN PER DOELGROEP ................................................................................................................... 25 4.3.1. Gemeentegebouwen ................................................................................................................. 25 4.3.2. Sport en recreatie ...................................................................................................................... 26 4.3.3. Woningbouw ............................................................................................................................. 27 4.3.4. Onderwijs .................................................................................................................................. 28 4.3.5. Zorgsector (ziekenhuizen, rust- en verzorgingstehuizen) .......................................................... 29 4.3.7. Bedrijven en Kantoren ............................................................................................................... 30 4.3.8. Agrarische sector ...................................................................................................................... 31 4.3.9. Bio-energie ................................................................................................................................ 32 4.3.10. Windenergie ............................................................................................................................ 36 4.4.OPSTELLEN ACTIEPLAN HERNIEUWBARE ENERGIE IN HET GEMEENTELIJK KLIMAATPLAN .......................................... 37
Rapport HE-scan gemeente Genk
3
1. Achtergrond en doelstellingen De provincie Limburg wil klimaatneutraal worden tegen 2020. In de TACO2- studie, de wetenschappelijke basis voor het Limburgse Klimaatplan, werden scenario’s gepresenteerd waarmee Limburg dit zal verwezenlijken. De provincie zal in het najaar van 2011 aan de Limburgse gemeenten een formeel engagement vragen om mee te werken aan deze Limburgse klimaatambitie. De provincie roept alle gemeenten op om minimaal de Covenant of Mayors te ondertekenen en om werk te maken van een eigen klimaatplan. Het is een eerste, maar onontbeerlijke stap om klimaatneutraal te worden. Een gemeente die werk wil maken van lokaal klimaatbeleid zal volop door de provincie worden ondersteund. Het Covenant Of Mayors, ook wel het Burgemeestersconvenant genoemd, is een initiatief van de Europese Commissie, dat steden en gemeenten in Europa een klimaatbeleid wil laten opzetten om zo mee te werken aan de Europese doelstelling, 20% reductie van de CO2-uitstoot tegen 2020. De steden en gemeenten die dit convenant onderschrijven, engageren zich om verder te gaan dan dit Europese klimaatbeleid. De provincie slaat de handen in elkaar met Bond Beter Leefmilieu, Infrax en Dubolimburg. Ze zullen vanuit hun eigen ervaring en kennis de gemeenten bijstaan om een eigen klimaatplan op te maken en uit te voeren. Een eerste noodzakelijke stap is de opmaak van een nulmeting: hoe is het in de gemeente gesteld met de uitstoot van broeikasgassen? Van de provincie krijgen de gemeenten relevante cijfers voor een eigen nulmeting. Vervolgens worden de DUBO-scan en HE-scan opgesteld. De DUBO-scan geeft inzicht in de mogelijke maatregelenpakketten voor de residentiële gebouwen, nodig om de vooropgestelde besparingsdoelstellingen te verwezenlijken. De HE-scan geeft een inzicht in de mogelijkheden en knelpunten wat betreft hernieuwbare energie op het grondgebied van de gemeente. Deze scans worden opgemaakt in overleg met uw gemeente en verder toegelicht op een individueel gesprek. Deze inventarisatie vormt samen met het Model Klimaatplan (waarin ook maatregelen betreffende mobiliteit, ruimtelijke ordening en participatie zijn opgenomen) de basis voor een eigen gemeentelijk klimaatplan. In het Draaiboek Klimaatplan wordt uitgelegd hoe de gemeente aan de slag kan gaan om een eigen gemeentelijk klimaatbeleid te plannen en uit te voeren. Het voorliggende rapport vormt een toelichting bij de HE-scan en biedt onder meer een antwoord op volgende vragen: Hoe is de HE-scan opgesteld? Hoe dienen de resultaten te worden geïnterpreteerd? Hoe kan een gemeente hiermee verder aan de slag?
Rapport HE-scan gemeente Genk
4
2. Limburg Klimaatneutraal: TACO2-studie De HE-scan of ‘Hernieuwbare energie’-scan dient als ondersteuning bij het opstellen van het gemeentelijk klimaatbeleid voor de bebouwde omgeving. De ondersteuning die de provincie hierbij voor de gemeenten voorziet, kadert in het voornemen van de provincie om klimaatneutraal te worden tegen 2020. In de TACO2- studie, de wetenschappelijke basis voor dit Limburgse Klimaatplan, werden scenario’s gepresenteerd waarmee Limburg dit zal verwezenlijken. (Deze studie werd uitgevoerd door een consortium samengesteld uit VITO en ARCADIS i.s.m. KULeuven Energy Institute.) Bij het opstellen van de HE-scan werd er onder meer verder gebouwd op achtergrond informatie en maatregelen die in deze studie worden aangereikt. Vandaar schetsen we in dit hoofdstuk kort de relevante bevindingen en maatregelen voor de energie sector uit deze TACO2 studie.
2.1. De link met ruimtelijke ordening Veel van de voorgestelde maatregelen hebben een ruimtelijke neerslag. Ruimtelijke ordening dient enerzijds de verschillende beleidsopties te integreren tot een eenduidige gebiedsontwikkeling en anderzijds actief te zoeken naar een duurzame inzet van de schaarse ruimte. Om een verregaande CO2-reductie te kunnen realiseren, moet men dan ook in elke stap van een proces de vraag naar duurzaamheid stellen. Hoe later men aan CO2-reductie denkt binnen het proces, hoe duurder het wordt om maatregelen door te voeren. De oplossingsruimte is immers het grootst bij aanvang van het project. Het locatieonderzoek biedt een groot potentieel voor CO2-reductie. Zo kan men bijvoorbeeld industriële sites plannen aan zogenaamde energiehubs waar het potentieel aan hernieuwbare energie hoog is, (nieuwe) woonwijken kunnen er de laagwaardige warmte van productieindustrieën inzetten voor het verwarmen van de woningen, etc. . De tijdspanne om klimaatneutraal te worden tegen 2020 is echter van korte duur. Voor deze planningstermijn zijn de locaties reeds grotendeels beslist, zodat op dit vlak tegen 2020 slechts een beperkte winst mogelijk is (door maatregelen van de provincie). Wel is het planningsniveau met behoeftestudies en locatieonderzoeken van cruciaal belang om na 2020 verder te kunnen inzetten op een CO2-neutraal en milieuvriendelijk Limburg. Zo zal het belangrijk zijn om bij toekomstige locatiealternatieven zowel het verkeers- als energieprofiel van een site mee in overweging te nemen, zodat ook na 2020 de CO2-neutraliteit behouden/ verkregen kan worden. Als laatste aandachtspunt geldt dat CO2-reductie geen losstaand doel op zich is. Om een veerkrachtige en klimaatresistente provincie te krijgen moet men zich de juiste doelen stellen, waarbij de relaties tussen milieuthema’s niet uit het oog wordt verloren. Zo mag de CO2-reductie bijvoorbeeld niet ten koste gaan van de biodiversiteit. Daarom moet men zich bij het uitvoeren van een maatregel steeds de vraag stellen naar de gevolgen. Specifieke reductiemaatregelen en hun link met of impact op ruimtelijke ordening wordt verder besproken.
Rapport HE-scan gemeente Genk
5
2.2 Maatregelen TACO2 studie We beschrijven hier de geïnventariseerde maatregelen m.b.t. hernieuwbare energie die in Limburg kunnen ingezet worden in de transitie naar een klimaatneutraal 2020 en die verder gaan dan het referentiescenario. De focus ligt hierbij op maatregelen die technologisch haalbaar zijn tegen 2020. Deze maatregelenlijst is niet limitatief. Verder dient ook opgemerkt te worden dat de individuele sectormaatregelen elkaar binnen een sector kunnen uitsluiten. Ze kunnen dus niet allemaal worden ingezet om een bepaalde sector klimaatneutraal te maken. De sectormaatregelen kunnen daarnaast ook implicaties hebben op andere sectoren, zo zal de omschakeling van gas- of stookolieketels naar warmtepompen een hoger elektriciteitsverbruik met zich meebrengen. Deze effecten zijn opgenomen in de beschrijving van de maatregelen.
Sector Energie Voor de elektriciteitssector in Limburg onderscheiden we de centrale productie van de kolencentrale in Langerlo, STEG van T-Power, de stortplaats Remo en afvalverwerking Bionerga. Technische maatregelen voor decentrale hernieuwbare productie worden hier besproken. Daarnaast is inzet van decentrale WKK productie in sectoren die de warmte nuttig kunnen gebruiken een relevante maatregel. MAATREGEL-TACO2-Energie-01: Ombouw Langerlo kolencentrale naar 100% biomassa centrale Om de bestaande kolencentrale van Langerlo klimaatneutraal te maken zal deze moeten omgebouwd worden tot een 100% biomassa centrale. Momenteel wordt reeds zo’n 8% biomassa bijgestookt en in het referentiescenario wordt de bijstook opgetrokken tot zo’n 20%. Dit kan zonder bijkomende grote investeringen gerealiseerd worden. De ombouw naar een 100% biomassa centrale vraagt echter wel bijkomende investeringen. Afgelopen jaar werd de oude kolencentrale van Rodenhuize door Electrabel bijvoorbeeld omgebouwd tot een biomassacentrale (Max Green project). De ombouw van de 180 MW grote ‘Rodenhuize 4’ eenheid zou 125 M€ gekost hebben. MAATREGEL-TACO2-Energie-02: Maximale invulling fotovoltaïsch potentieel Op basis van het beschikbare dakoppervlak wordt een inschatting gemaakt van het maximale beschikbare potentieel aan fotovoltaïsche zonnepanelen dat kan geïnstalleerd worden. Op basis van het beschikbaar dakoppervlak zou in Vlaanderen zo’n 1.100 MWe kunnen geïnstalleerd worden. Het dakoppervlak in Limburg neemt ongeveer 13% van het totale Vlaamse dakoppervlak in, wat dus neerkomt op een maximaal potentieel van 140 MWe. In de modellering wordt gerekend met een 850 uren productie op 100%, wat neerkomt op een elektriciteitsproductie van 118.500 MWh per jaar. Door het grote succes ten gevolge van groene stroomcertificaten, wordt dit potentieel nu reeds in grote mate ingevuld. Recentere schattingen geven een hoger potentieel. MAATREGEL-TACO2-Energie-03: Maximale invulling potentieel onshore wind In het Windplan Vlaanderen worden mogelijke inplantingsplaatsen voor windturbines in Vlaanderen weergegeven. Hierbij wordt rekening gehouden met ondermeer windaanbod, plaatsconfiguraties, landschappelijke inpassing, netinpassing, milieuvoorwaarden en vogelbeschermingsgebieden. Voor Limburg werd een potentieel in kaart gebracht van 152 MWe. Libost voerde tijdens de uitvoering van voorliggende studie in opdracht van de Provincie
Rapport HE-scan gemeente Genk
6
Limburg een nieuwe potentieelstudie uit betreffende windenergie. Libost berekende het potentieel op 100-150 windmolens. In de TACO2-studie wordt gerekend met een potentieel van 125 windmolens van 2,5 MWe elk, dus 312,5 MWe in totaal. In de modellering rekenen we met een 1.200 uren productie op 100%, wat neerkomt op een elektriciteitsproductie van 375.000 MWh per jaar. Ook voor windenergie verwacht de Green-X studie (European Commission, 2007) een daling in investeringskost van zo’n 30% tussen 2005 en 2020. MAATREGEL-TACO2-Energie-04: Warmtenet van Centrale Langerlo naar Genk en Hasselt De kolencentrale van Langerlo heeft een elektrische rendement van ongeveer 37%. Na ombouw tot een biomassacentrale daalt het elektrisch rendement zeer lichtjes tot 36%. Dit rendement wordt maar gerealiseerd indien de stoom die op 400°C de turbine aandrijft wordt gekoeld tot zo’n 40°C. Momenteel gaat alle warmte die de centrale produceert verloren. Door middel van warmtenetten kan de restwarmte van de centrale echter gebruikt worden voor het verwarmen en voor het sanitair warm water van huishoudens. Getracht wordt om warm water te gebruiken voor huishoudelijke verwarming. Hoe lager de temperatuur ‘kan’ zijn in het warmtenet hoe minder de verliezen die onderweg optreden. Om een warmtenet van 50°C te kunnen inzetten moeten de installaties aan de kant van de afnemers ook worden aangepast. Vloerverwarming of overgedimensioneerde radiatoren zijn dan noodzakelijk. In de TACO2-studie wordt echter uitgegaan van de bestaande situatie en wordt dus verondersteld dat een warmtenet wordt uitgerold met een temperatuur van 70-80°C. Warmtenetten bij deze temperatuur zijn vandaag eerder regel dan uitzondering. Aangezien de starttemperatuur aan de centrale van Langerlo rond de 90-100°C zal liggen verlaagt ook het elektrisch rendement van de centrale tot zo’n 30%. Indien we veronderstellen dat elk huishouden dat kan aangesloten worden zo’n 10 kWth nodig heeft, zou het restwarmtenet zo’n 40.000 gezinnen kunnen voorzien. Genk telt ongeveer 20.000 huishoudens, Hasselt 29.000. Uiteraard zou ook de tertiaire sector kunnen aangesloten worden, maar om een zicht te krijgen op de energiebesparing en CO2 reductie werd deze berekend voorde huishoudens. De besparingen zijn immers gelijk in beide gevallen. MAATREGEL-TACO2-Energie-05: Aankoop ‘groene stroom’ voor reductie Scope 2 emissies De Scope 2 emissies, te wijten aan de import van elektriciteit van buiten Limburg, kunnen slechts gereduceerd worden door het afsluiten van ‘groene stroomcontracten’. De elektriciteitsproductie in Limburg kan echter sterk verhoogd worden door de inzet van fotovoltaïsche panelen, wind, groene WKK te maximaliseren. Voornamelijk groene WKK bij de industrie kan de Limburgse groene stroomproductie sterk doen stijgen. Het tekort aan eigen groene elektriciteitsproductie dient ingevuld te worden met de aankoop van groene stroom buiten Limburg. MAATREGEL-TACO2-Energie-06: Bestaande fossiele WKK’s ombouwen / vervangen door groene WKK’s De bestaande WKK’s op fossiele brandstoffen zijn voor 99% aardgas installaties. Om klimaatneutraal te worden, wordt in de TACO2-studie voorgesteld deze te vervangen door groene WKK’s op houtpellets. MAATREGEL-TAOC2-Energie-07: T-Power op biogas De STEG van T-Power zal in 2011 in gebruik genomen worden en deze zal aardgas verbruiken. Om deze STEG CO2-neutraal te maken zal biogas moeten geproduceerd. Biogasproductie kan plaatsvinden door vergisting van organisch afval of door gasificatie van vaste biomassa gevolgd Rapport HE-scan gemeente Genk
7
door een methanisatie. Voor vergisting zal niet voldoende organische afval beschikbaar zijn om het volledige aardgasverbruik in te kunnen vullen. De biomassa naar biogas efficiëntie bedraagt maximum 70% bij deze processtappen. Indien het volledige aardgasgebruik van de T-Power STEG door biogas moet vervangen worden is daarvoor ruim 1000 kton biomassa nodig die kan vergast worden.
Sector Huishoudens MAATREGEL-TACO2-Huishoudens-10: Vervangen bestaande installatie op stookolie door warmtepomp Woningen op stookolie omschakelen naar een andere energiedrager voor verwarming. In geval van bestaande woningen is het technisch meer haalbaar (vooral voor grondwater warmtepompen) om een warmtepomp te installeren in vrijstaande woningen of in appartementsgebouwen. In de TACO2-studie wordt er van uit gegaan dat 50% van deze woningen overschakelt van een installatie op stookolie naar een warmtepomp. MAATREGEL-TACO2-Huishoudens-11: Vervangen bestaande installatie op stookolie door pelletinstallatie Woningen op stookolie omschakelen naar een andere energiedrager voor verwarming. Woningen die niet omschakelen naar een warmtepompinstallatie, kiezen voor een installatie op pellets. MAATREGEL-TACO2-Huishoudens-12: Installatie van zonneboilers in 50% van de rest bestaande woningen Bestaande woningen kunnen een deel van hun sanitair warm water produceren via een zonneboiler. Niet alle woningen hebben een dak met de juiste oriëntatie of ligging (beschaduwing kan ook een probleem vormen). De TACO2-studiegaat ervan uit dat grofweg 50% van de bestaande woningen een zonneboiler zullen installeren. MAATREGEL-TACO2-Huishoudens-14: 50% bijmenging biogas In deze studie blijft het belang van aardgas onveranderd ten opzichte van 2011 (2011 volgens het referentiescenario wordt bedoeld). Momenteel wordt de keuze voor aardgas sterk ondersteund door het beleid, omdat het een properdere brandstof is dan bijvoorbeeld stookolie. Aardgas is echter geen hernieuwbare energiebron. Een hypothetische oplossing hiervoor is het bijmengen van biogas (vb. Bij vergisting van organisch materiaal komt biogas vrij) in het bestaande aardgasnetwerk. Op dit moment is nog niet voldoende informatie beschikbaar over het potentieel van deze techniek. Hoewel ze technisch haalbaar is, zijn er mogelijk nog barrières die overwonnen dienen te worden (bv. huidige leidingen zijn mogelijk niet bestand tegen de karakteristieken van biogas). Voor deze maatregel wordt in de studie verondersteld dat 50% bijmenging mogelijk moet zijn tegen 2020. MAATREGEL-TACO2-Huishoudens-16: Warmtenet van Centrale Langerlo naar Genk en Hasselt, 40.000 woningen De maatregel warmtenet werd besproken bij de elektriciteitssector aangezien de warmte daar geproduceerd wordt. De energiebesparingen en CO2-reducties worden echter bij de huishoudelijke sector gerealiseerd omdat de warmte waarschijnlijk in deze sector zal worden gebruikt.
Rapport HE-scan gemeente Genk
8
Sector Industrie Het in kaart brengen van technische maatregelen voor energiebesparing in de industrie is niet eenvoudig. De verschillende subsectoren binnen de industrie hebben allen specifieke proceseigenschappen, zodat het generiek maken van reductietechnieken vaak niet realistische resultaten oplevert. Om echter CO2-neutraal te worden zijn zeer vergaande implementaties van de onderstaande technieken noodzakelijk. MAATREGEL-TACO2-Industrie-01: Stookinstallaties op biomassa De eerste technische maatregel is de omschakeling van de bestaande fossiele stookinstallaties naar stookinstallaties op biomassa. Deze biomassa kan bestaan uit vaste biomassa zoals stukhout, houtchips of houtpellets. De voorkeur gaat vaak uit naar houtpellets gezien de constante vorm en eigenschappen, wat de bedrijfszekerheid van het verbrandingsproces ten goede komt. Daarnaast kan ook biogas worden ingezet. Dit biogas moet echter geproduceerd worden door vergisting van organische afval. Organisch afval is binnen de industrie voornamelijk aanwezig bij de voedingssector, maar beperkt in hoeveelheid. Het potentieel van biogas is hierdoor eerder beperkt. Het gebruik van 100% plantaardige olie is een derde mogelijkheid om het gebruik van fossiele brandstoffen te elimineren. Vaste biomassa kan geproduceerd worden in Limburg, maar kan en zal ook geïmporteerd moeten worden. De inzet van biomassa ketels is momenteel zeer klein, nog geen 2 PJ gebruik in 2007 in Vlaanderen, of minder dan 1% van het gebruik van de fossiele en recuperatiebrandstoffen in 2007. De inzet van biomassa in de industrie is momenteel meestal terug te vinden bij die subsectoren die zelf biomassa afval voorhanden hebben, zoals de papieren de voedingsector. Om CO2-neutraal te worden zullen ook industriële subsectoren die zelf niet over biomassastromen beschikken kunnen overschakelen op biomassa. Dit betekent bijgevolg het vervangen van de bestaande stookinstallaties. Daarnaast moet ook de infrastructuur worden aangepast zodat een voorraad aan biomassa kan worden opgeslagen. Bij het gebruik van aardgas is uiteraard geen opslag vereist, bij het gebruik van (zware) stookolie wel. De energie-inhoud van 1 ton stookolie bedraagt ruim 40 GJ, terwijl deze van houtpellets slechts 17,5 GJ bedraagt. Houtpellets scoren nog relatief goed omwille van het lage vochtgehalte. De energie-inhoud van houtchips en stukhout bedraagt minder dan 10 GJ/ton. Daarnaast speelt nog dat 1m³ opslagruimte ongeveer 650 kg aan houtpellets kan bevatten, tegen slechts 200-250 kg houtchips. Beide factoren maken dat de benodigde opslagruimte ruim 3,5 keer groter moet zijn voor houtpellets, tot 20 keer groter voor houtchips en stukhout in vergelijking met stookolie. Indien de biomassa moet aangeleverd worden, heeft dit ook een grote impact op de transportsector, gezien de grote volumes die moeten vervoerd worden. MAATREGEL-TACO2-Industrie-03: Groene WKK Naast het investeren in fossiele WKK installaties bestaat de mogelijkheid om WKK’s te plaatsen op bio-olie, biogas en op vaste biomassa. Net als voor ‘groene ketels’ gelden ook hier beperkingen op het gebruik van biogas. Ook de extra opslagruimte voor vaste biomassa speelt hier een rol. Idealiter worden WKK installaties berekend op de aanwezige warmtevraag van een bedrijf of op een bedrijventerrein. De geproduceerde elektriciteit kan aan het net geleverd worden en hoeft niet volledig zelf gebruikt te worden. Voor de scenarioberekeningen werd in de TACO2-studie een inschatting van
Rapport HE-scan gemeente Genk
9
het aandeel WKK per subsector gemaakt. Niet elk bedrijf zal op een kwalitatieve wijze een WKK kunnen plaatsen. Waar dit niet kan blijft de optie om te investeren in groene ketels. Ook voor WKK wordt er in de studie van uitgegaan dat de verhouding plantaardige olie/vaste biomassa 50/50 bedraagt.
Sector Handel en diensten In de tertiaire sector veronderstelt de TACO2-studie technische maatregelen met als doel het behalen van klimaatneutraliteit tegen 2020. Klimaatneutraliteit vraagt om een vergaande implementatie van de onderstaande technieken. MAATREGEL-TACO2-H&D-02: Inzet warmtepompen (lucht- en grondgekoppeld) De TACO2-studieveronderstelt een hoge inzet van warmtepompen, zowel van luchtwarmtepompen als van grondgekoppelde warmtepompen. Limburg vormt één van de provincies waar een hoge toepasbaarheid van grondgekoppelde warmtepompen mogelijk is, gezien de samenstelling van de ondergrond. In de tertiaire sector neemt aardgas een groot deel in van de huidige brandstofmix. De TACO2-studie veronderstelt bijgevolg in de scenario’s dat de warmtepompen worden geplaatst ter vervanging van klassieke aardgasketels. Naast warmte leveren warmtepompen eveneens koeling op een energiezuinigere manier dan klassieke koelsystemen. Deze impact op koeling vormt een onontbeerlijk voordeel en vormt dan ook vaak een beslissende factor in het al dan niet plaatsen van warmtepompen. Gezien de grote koelvraag van kantoren, is deze subsector het meest interessant voor warmtepompen. In TACO21 scenario wordt ervan uitgegaan dat 30% van de tertiaire gebouwen (bestaand en nieuw) op aardgas overschakelen naar deze hernieuwbare techniek. Deze 30% is een ruwe aanname. Er wordt eveneens verondersteld dat ruwweg de meervraag aan elektriciteit voor verwarming wordt gecompenseerd door het minderverbruik aan elektriciteit voor koeling. De inzet van warmtepompen heeft bijgevolg enkel een impact op het aardgasverbruik. MAATREGEL-TACO2-H&D-03: Inzet biomassaketels (houtchips en pellets) Naast warmtepompen vormen biomassaketels (houtchips en pellets) een belangrijke technologie voor het bereiken van klimaatneutraliteit. De impact op NOx en TSP emissies mag hier uiteraard niet uit het oog worden verloren. Vandaag de dag worden dit type van ketels erg beperkt toegepast in de tertiaire sector. In de scenario’s daarentegen gaat de TACO2-studie ervan uit dat deze ketels worden geïnstalleerd t.v.v. aardgas- en stookolieketels in alle subsectoren. In het TACO21 scenario uit de TACO2-studie gaan we er ruwweg van uit dat 50% van deze gebouwen de techniek zullen toepassen. Er wordt eveneens uit gegaan vaneenzelfde installatierendement voor de groene ketels en klassieke ketels. De installatie van ketels op houtchips of pellets leidt bijgevolg niet zozeer tot energiebesparingen, maar wel tot CO2besparingen. MAATREGEL-TACO2-H&D-04: Inzet groene WKK’s op bio-olie Naast het investeren in groene ketels en warmtepompen, bestaat de mogelijkheid om WKK’s te plaatsen op bio-olie, biogas of op vaste biomassa. Binnen de tertiaire sector kunnen groene WKK’s op bio-olie interessant zijn. Aanlevering en opslag van bio-olie vergt dezelfde vereisten als opslag van fossiele stookolie en is bijgevolg eenvoudiger dan opslag van vaste biomassa. Idealiter worden WKK installaties berekend op de aanwezige warmtevraag van een gebouw. De
Rapport HE-scan gemeente Genk
10
relatief hoge en vrij constante warmtevraag van de welzijnssector, maakt dat deze subsector het meest geschikt is voor deze techniek. Het TACO21 scenario neemt aan dat 4MW aan groene WKK’s binnen de welzijnssector worden geplaatst tegen 2020 (t.v.v. stookolie en aardgas). De productie aan elektriciteit wordt eveneens in rekening gebracht.
Sector Landbouw en natuur Emissies van de sector natuur en landbouw zijn onder te verdelen in een aantal categorieën: rechtstreekse emissies van dieren, emissies via bemesting, mestopslag en mestverwerking, energiegebruik en bodemmanagement. Mogelijke emissiereductiemaatregelen zijn dan ook terug te brengen tot deze categorieën. In onderstaande paragrafen worden maatregelen besproken die genomen kunnen worden bovenop deze die in het BAU scenario worden meegenomen. MAATREGEL-TACO2-L&N-08: WKK Een van de maatregelen die toelaat om de broeikasgasemissies te doen dalen, is een wijziging in het gebruik van energiebronnen. Een voorbeeld daarvan is het niet meer gebruiken of sterk reduceren van het gebruik van zware stookolie en kolen. In de plaats daarvan kan dan overgeschakeld worden op het gebruik van warmtekrachtkoppeling (WKK). Hierbij wordt gelijktijdig elektriciteit en warmte geproduceerd, wat kan leiden tot een energiebesparing tot 20%. Bij het wijzigen van de energiebron dient wel een koppeling gemaakt te worden met de verschillende gewassoorten. Zo zijn sommige technieken zeer kapitaalsintensief, waardoor ze soms enkel rendabel zijn voor de energie-intensievere teelten. Een onderverdeling tussen technieken die eerder ingezet kunnen worden voor energieintensieve teelten en minder energie-intensievere teelten kan als volgt gemaakt worden: Energie-intensieve teelten: WKK, warmtepomptechnologie, koudewarmteopslag, boorgat-energieopslag, geothermie/aardwarmte, hernieuwbare energie; Minder energie-intensieve teelten: kleine WKK, warmtepomptechnologie, hernieuwbare energie (Mira, 2009). MAATREGEL-TACO2-L&N-09: Warmtepompen Naast de implementatie van WKK’s wordt binnen de sector N&L ook het gebruik van warmtepompen beschouwd. Hiermee kan 35 tot 50% minder CO2-uistoot gerealiseerd worden, respectievelijk ten opzichte van gasinstallaties en stookolieinstallaties. Er werd gerekend met een reductie van 30% CO2. Methaanemissie uit mest vindt voor het overgrote deel plaats uit de opslag. Vanuit het oogpunt van methaanemissie dient de opslagduur daarom zo kort mogelijk te zijn. Tijdens de opslag dient de temperatuur laag te zijn (beneden 10 graden) en dient de mest niet gemixt te worden. Een langere duur van mestopslag en hogere temperaturen leiden tot hogere CH4-emissies. Sinds het einde van de jaren tachtig is de bijdrage van mestopslag toegenomen omdat dierlijk mest in de winterperiode niet meer op het land mag worden uitgereden. Door verkorting van de duur van de mestopslag kan de methaanvorming worden verminderd. Een van de maatregelen die hiervoor kan zorgen is mestvergisting. Door mestvergisting gecontroleerd te laten
Rapport HE-scan gemeente Genk
11
plaatsvinden in mestverwerkingsinstallaties, kan methaan gecapteerd worden als biogas en gebruikt worden als hernieuwbare brandstof. Met de huidige generatie vergistingsinstallaties is vergisting maar rendabel vanaf 4.500 m³ mest. Rekening houdende met een vergisting van de helft van alle varkensmest, wordt voor de berekeningen voor het jaar 2020 rekening gehouden met een reductie van broeikasgasemissies van 29,6 % ten opzichte van 2008 (Planbureau voor de Leefomgeving, 2010; VMM 2009). Bij de berekeningen van de scenario’s werd verondersteld dat door vergisting 10 % emissiereductie wordt bekomen bij de emissies die ontstaan als gevolg van mestmanagement.
Rapport HE-scan gemeente Genk
12
3. HE-scan 3.1. De technologie van hernieuwbare energie 3.1.1. Overzicht van technieken “Hernieuwbare energie” is een algemene verzamelnaam voor diverse energieconversie technieken om hernieuwbare energiebronnen om te zetten in bruikbare energiedragers zoals elektriciteit,warmte of brandstof. Er zijn drie grote groepen van hernieuwbare energiebronnen: 1. Stromingsbronnen Dit zijn hernieuwbare energiebronnen met een onuitputtelijke “stromende”energieaanvoer, meestal veroorzaakt door zoninstraling. Het gaat hier om zonne-energie (thermische, fotovoltaïsche, passieve), windenergie, waterkracht, en oceanische energie (getijden-, golfen zeestromingsenergie). Ook windenergie wordt veroorzaakt door zonne-energie: het gaat om luchtbewegingen tussen zones met verschillende luchtdruk, die ontstaan door verschillen in opwarming door de zon. 2. Omgevingsenergie en aardwarmte: Hiermee bedoelen we het nuttig gebruik van de warmte of de koelmogelijkheid die aanwezig is in de (oppervlakkige) bodemlagen, in het grondwater en in de buitenlucht. Warmtepompen zetten een grote hoeveelheid warmte op relatief lage temperatuur om in een kleinere hoeveelheid nuttige warmte op hoge temperatuur, die nuttig gebruikt kan worden voor ruimteverwarming en waterverwarming. Koude-warmte-opslag is een omkeerbaar systeem van seizoensopslag in de ondergrond (via boorputten en grondwaterlagen). In de zomer wordt overtollige warmte opgeslagen, in het stookseizoen wordt ze terug opgehaald om een nuttige bijdrage aan de verwarming te leveren via een warmtewisselaar en warmtepomp. Met “free cooling” worden alle ventilatietechnieken bedoeld die natuurlijke koeleffecten gebruiken om gebouwen te koelen in de zomer. Dat gebeurt bijvoorbeeld met aardwarmtewisselaars (ondergrondse buizen die ventilatielucht koelen of voorverwarmen) of vanuit waterreservoirs (vijvers, meren). De zogenaamde “diepe geothermie” die gebruikt maakt van de warmte in diepe aardlagen heeft in Vlaanderen geen nuttig potentieel. Er zijn wel experimenten geweest met warmte uit diepe boorputten in de Noorderkempen voor zwembadverwarming. In het buitenland (Vogezen, Parijs, Italië) wordt diepe aardwarmte wel gebruikt voor de productie van warmte en elektriciteit (via het stoom). 3. Energie uit afval en biomassa Bij energiewinning uit afval en biomassa is het onderscheid tussen de hernieuwbare en niethernieuwbare fractie in de afval- en/of reststoffen van belang. Volgens de Vlaamse definitie van biomassa wordt uitsluitend de bijdrage van de organisch-biologische fractie als hernieuwbare energie beschouwd. De meeste van deze hernieuwbare energietechnieken verbruiken zelf hulpenergie, die afgetrokken wordt van het totaal om de netto bijdrage aan de energievoorziening te Rapport HE-scan gemeente Genk
13
berekenen. Bijvoorbeeld de elektriciteit om de circulatiepompen van een zonneboiler of een warmtepomp te laten draaien, of de ventilatoren van “free cooling” systemen.
3.1.2. Toepassing van hernieuwbare energie Per bron bestaan verschillende technieken om de beschikbare hernieuwbare energie te winnen (bvb. een thermische zonnecollector, fotovoltaïsche zonnecellen, vergisting van biomassa tot biogas, persing van pure plantaardige olie). Deze technieken leveren ook verschillende energiedragers op: warmte, elektriciteit. Elke hernieuwbare energiebron en omzettingstechniek heeft haar eigen technische en economische kenmerken, zodat een effectief beleid per bron en zelfs per techniek moet worden bepaald. Hernieuwbare energietechnieken worden meestal onderverdeeld in gebouwgebonden toepassingen en niet-gebouwgebonden toepassingen. Met gebouwgebonden toepassingen bedoelen we alle technieken die in of op gebouwen (zowel woningen als kantoren, industriegebouwen, sportinfrastructuur) kunnen plaatsvinden. Het gaat dan om alle vormen van zonne-energie en omgevingsenergie en specifieke toepassingen van kleine windturbines (maar onder de nodige voorwaarden). Ook kleinschalige verwarming met biomassa valt hieronder (bijvoorbeeld houtpelletsketel). Niet gebouwgebonden toepassingen zijn windturbines en grotere biomassa-installaties voor vergisting of verbranding. Voor een uitgebreide beschrijving van de verschillende technieken met voorbeelden uit de praktijk, verwijzen we u graag door naar het handboek bij de HE-scan van ODE.
3.2 Hernieuwbare energie & gemeenten 3.2.1. Potentieel: lokaal en decentraal Essentieel aan de meeste hernieuwbare energietoepassingen is hun decentraal karakter: in plaats van grote energiecentrales gaat het om kleine productie-installaties van warmte en elektriciteit die verspreid worden opgesteld. Dat heeft drie belangrijke gevolgen: 1. de toepassing gebeurt op gebouwen of dicht bij de burgers, zodat eigen investering door de burger, zichtbaarheid en aanvaarding een belangrijke rol in het beslissingsproces spelen. Installatie en vergunning spelen zich met andere woorden af op een gemeentelijke schaal. De lokale overheid kan hier een wezenlijk verschil maken door het voeren van een eigen lokaal energiebeleid. 2. de uitbouw van het potentieel gebeurt lokaal en decentraal: de mogelijkheden om een groter aandeel hernieuwbare energie in de energieproductie te realiseren - het grote landelijke percentage - is dus de som van alle lokaal gerealiseerde potentiëlen. Het is dus bijzonder belangrijk om een “bottom up” raming te maken van het lokale hernieuwbare energiepotentieel, per gemeente, en de uitbouw van dit potentieel dus ook te stimuleren door een combinatie van bovengemeentelijke en gemeentelijke maatregelen.
Rapport HE-scan gemeente Genk
14
3. De diverse lokale doelgroepen moeten betrokken en gesensibiliseerd worden. De lokale overheid kan immers een sleutelrol spelen in het aanspreken en stimuleren van doelgroepen die het decentrale hernieuwbare energiepotentieel kunnen invullen. Bij het opstellen van een lokaal hernieuwbaar energiebeleid worden deze doelgroepen betrokken, en de activering gebeurt door maatregelen op maat van de doelgroep burgers, bedrijven, dienstensector, landbouw enz.).
3.2.2. Rol van de gemeentelijke overheid Welke specifieke rol kunnen gemeentelijke overheden vervullen om de toepassing van hernieuwbare energie te stimuleren? Deze rol kan opgedeeld worden in verschillende strategieën: informatie: informeren van plaatselijk aanwezige doelgroepen subsidie: financiële ondersteuning van investeringen of lokale initiatieven eigen investeringen: in hernieuwbare energietoepassingen op gemeentelijke gronden of gebouwen, al dan niet in samenwerking met de private sector vergunningenbeleid: voor grootschalige toepassingen (biomassa, windenergie) maar ook bij verkavelingen door aandacht te besteden aan optimale zoninstraling van gebouwen participatieve aanpak van hernieuwbare energieprojecten INLEIDING Een gemeentelijke strategie dient ook rekening te houden met de verschillende doelgroepen die hierbij betrokken zijn: eigenaars en huurders van woningen en appartementen bedrijven dienstensector onderwijsinstellingen land- en tuinbouw transport Om deze gemeentelijke hernieuwbare energiestrategie doeltreffend in actie om te zetten is het belangrijk om een lokale inschatting van het potentieel, de doelgroepen, de kansen en de prioriteiten op te stellen. Daarvoor bieden we het model aan van de “Hernieuwbare Energiescan” aan.
3.2.3. Succesfactoren Of de lokale ontwikkeling en ondersteuning van hernieuwbare energie en de bevordering van energie-efficiëntie goed werkt in de gemeente, hangt van volgende factoren af: het betrekken van belangrijke partners zoals de milieuraad, milieuverenigingen, de plaatselijke netbeheerder, de intercommunale van afvalverwerking, de intercommunale voor het beheer van bedrijventerreinen, grote bedrijven, kenniscentra. de ondersteuning van de gemeenteraad en de betrokken politici steunprogramma’s die een bijkomend stimulans geven en afgestemd zijn op de steunprogramma’s op gewestelijk en federaal niveau (bvb. cofinanciering van projecten met gemeentelijke subsidies) door de steun aan private investeringen in energiebesparing en hernieuwbare energie
Rapport HE-scan gemeente Genk
15
door te waken over de toepassing van energetische normen voor bestaand en nieuwe gebouwen door in grote nieuwe bouwprojecten tijdig aandacht te vragen voor hernieuwbare energie.
3.3. Overzicht van de HE-scan 3.3.1 Wat is het doel van de HE-scan Gemeenten? Gemeenten kunnen een belangrijke rol spelen om de marktintroductie van hernieuwbare energie (HE) te versnellen en van onder uit de Vlaamse gewestelijke doelstellingen voor hernieuwbare energie te helpen realiseren. De hernieuwbare energie-scan (verder afgekort tot HE-scan) is een hulpmiddel voor gemeentelijke overheden om lokale bestuurders en gemeenteraadsleden inzicht te geven in de mogelijkheden voor hernieuwbare energie in de gemeente en in de eventuele knelpunten om de toepassing van hernieuwbare energie te realiseren.
3.3.2 Voor wie is de HE-scan bestemd? De HE-scan Gemeenten is op de eerste plaats bedoeld voor gemeenten. Het is een hulpmiddel om het college en de gemeenteraadsleden inzicht te geven in de mogelijkheden voor hernieuwbare energie in de gemeente en de eventuele (beleids)consequenties hiervan. Op basis van de HE-scan kunnen concrete doelstellingen in de tijd opgesteld worden met indicatoren om het lokale beleid voor hernieuwbare energie op te volgen.
3.3.3 Hoe werkt de HE-scan? Met de HE-scan wordt een inventarisatie gemaakt van de mogelijkheden voor hernieuwbare energie op het grondgebied van de gemeente. Dat wordt “realiseerbaar potentieel” genoemd. Het realiseerbaar potentieel wordt bepaald door middel van een rekenprogramma in Excellformaat. Het rekenprogramma bestaat uit een aantal vragenlijsten. Deze vragenlijsten zijn opgedeeld in twee grote groepen: “gebouwgebonden” HE-potentieel (bijvoorbeeld fotovoltaïsche zonne-energie op woningen). “niet-gebouwgebonden” HE-potentieel (bijvoorbeeld windenergie of bio-energie). Voor het realiseren van de niet-gebouwgebonden opties is samenwerking en afstemming met andere gemeenten en de provincie noodzakelijk. De vragenlijsten voor het gebouwgebonden HE-potentieel zijn niet opgesplitst per hernieuwbare energiebron, maar wel per categorie van gebouwen: gemeentegebouwen, woningen, bedrijven/kantoren, sport en recreatie, onderwijs, zorgsector, agrarische sector (de bedrijfsgebouwen).
3.3.4 Wat zijn de resultaten van de HE-scan? Het technisch realiseerbare potentieel van diverse hernieuwbare energiebronnen. De HE-scan Gemeenten berekent automatisch het technisch realiseerbare potentieel voor hernieuwbare energie in uw gemeente, in bespaarde of geproduceerde GigaJoule per jaar (GJ). Dit is een eenheid voor primaire energie, zowel voor warmte als voor elektriciteit.
Rapport HE-scan gemeente Genk
16
Voor de berekening in GJ van het hernieuwbare energiepotentieel maakt het Excell werkboek gebruik van achterliggende gemiddelde Vlaamse kengetallen voor de omrekening van de geïnventariseerde aantallen of oppervlakten van gebouwen naar energie. Alle potentieelcijfers worden in gigajoule (GJ) berekend, met andere woorden in primaire energie, waarbij ook de huidige omzettingsrendementen van fossiele brandstoffen in warmte en elektriciteit worden ingerekend. De visuele voorstelling van de cijfers gebeurt in staafdiagramnen. Dezelfde resultaten komen ook voor in dit rapport.
3.3.5 Hoe kan een gemeente de evolutie van hernieuwbare energie opvolgen? Om de gemeente in staat te stellen de evolutie van hernieuwbare energie op haar grondgebied op te volgen, werden een aantal indicatoren opgemaakt. Dit zijn cijfers en grafieken die het huidige aandeel hernieuwbare energie berekenen en vergelijken met andere cijfers. Het gaat om de volgende indicatoren: 1. het gerealiseerde aandeel van het technisch realiseerbaar potentieel (in %, per hernieuwbare bron) 2. het aantal huishoudens dat in theorie volledig van groene energie kan voorzien worden. 3. het opgestelde vermogen van PV-panelen, in wattpiek per inwoner (Wp/inw.) 4. de opgestelde oppervlakte van zonnecollectoren (uitgezonderd private zwembadcollectoren) per 1000 inwoners (m2/1000 inw.) 5. het opgestelde vermogen van windturbines in Watt per inwoner (W/inw.). cijfers verzamelen voor de HE-scan
3.4 Bronnen en wetenschappelijke correctheid 3.4.1 ODE Om het lokale potentieel voor hernieuwbare energie in de gemeente zo goed mogelijk te kunnen inschatten stelde ODE-Vlaanderen het model van de Hernieuwbare Energiescan voor. Deze HE-scan werd ontwikkeld door Dubolimburg, maar is grotendeels gebaseerd op het model ontwikkeld door ODE. De rekenregels die werden gevolgd om het potentieel aan hernieuwbare energie te bepalen werden integraal overgenomen uit de scan van ODE. In deze HE-scan werd er echter voor gekozen om het potentieel van toekomstige projecten niet mee in kaart te brengen. Het verzamelen van cijfermateriaal hierrond bleek of niet mogelijk, of te tijdrovend. Verder werd de potentiële CO2 besparing berekend in het geval dat het volledige potentieel aan te ontwikkelen hernieuwbare energie wordt verwezenlijkt.
3.4.2 Nulmeting Voor het opstellen van deze HE-scan vormde de gemeentelijke nulmeting een belangrijke bron van cijfermateriaal. De werkwijze voor de berekening van deze nulmeting en de emissiegegevens die in de nulmeting voor de gemeente worden opgenomen, zijn verkregen via de TACO2-studie die in opdracht van de provincie werd uitgevoerd door een consortium samengesteld uit VITO en ARCADIS i.s.m. KULeuven Energy Institute. Deze studie werd uitgevoerd in 2010 en afgerond in Rapport HE-scan gemeente Genk
17
2011. De gebruikte gegevens werden opgevraagd uit verschillende Belgische en Vlaamse databanken en door het wetenschappelijke consortium gecontroleerd op betrouwbaarheid en beschikbaarheid in de toekomst. Soms werden gegevens verder verwerkt en werden extrapolaties gemaakt, maar altijd volgens strikt wetenschappelijke methodes. Voor de gemeentelijke nulmeting zijn bijna alle gegevens afkomstig uit deze provinciale nulmeting. Ze zijn dus wetenschappelijk onderbouwd en correct. Voor deze nulmeting werd 2008 gekozen als referentiejaar.
3.4.3 Overige bronnen Het grootste deel van het gebouwgebonden potentieel aan HE wordt bepaald op basis van oppervlakten van daken en vloeren. Deze cijfers voor de verschillende types gebouwen werden aangeleverd door de provincie, die voor dit doel een GIS-laag aankocht. Voor het bepalen van het aantal inwoners, gezinnen,… in de gemeente werd beroep gedaan op de cijferkorven van de provincie Limburg, o.m. de cijferkorf Wonen, de cijferkorf Demografie en de cijferkorf Klimaat. Voor het bepalen van het potentieel aan biomassa werden cijfers aangeleverd door OVAM en de provincie Limburg. Het huidige geïnstalleerde vermogen aan hernieuwbare energie werd bepaald op basis van cijfers van de VREG.
3.4.4 Grootte-ordes Het potentieel binnen de gemeente aan hernieuwbare energie en de potentiële CO2 besparing die daarmee gepaard gaat, werden zo gedetailleerd mogelijk berekend. Toch zit in elke berekening onvermijdelijk een foutenmarge. Om de resultaten van de HE-scan op een wetenschappelijk correcte manier te interpreteren richt men de aandacht best op ‘grootte ordes’ in plaats van op specifieke waarden.
3.5 Berekeningsmethodes Door het invullen van de opgevraagde gemeentelijke cijfers in de vragenlijsten berekent het programma het HE-potentieel per doelgroep in de gemeente. Deze berekening gebeurt met gemiddelde cijfers voor Vlaanderen. In deze toelichting geven wij de belangrijkste hypothesen en voorwaarden en staan hieronder de algemene uitgangspunten vermeld: 1. Technisch realiseerbaar potentieel = het potentieel dat met de huidige stand van de techniek gerealiseerd kan worden. Financiële motieven spelen hierbij dus geen rol. Exotische en experimentele toepassingen worden niet ingerekend. 2. Energie-eenheid: GJ opgewekte hernieuwbare energie, in GJ/jaar primaire energie. 3. Toepasbaarheid en geschiktheid. Sommige toepassingen zijn voor woningen praktisch alleen toepasbaar in nieuwbouw (bijvoorbeeld warmtepompen), of kennen in de potentieelbepaling een "geschiktheidsfactor" die verschilt tussen bestaande bouw en nieuwbouw (bijvoorbeeld zonneboilers of PV-panelen). In die gevallen is ook de potentieelbepaling verschillend.
Rapport HE-scan gemeente Genk
18
4. Bij bio-energie-projecten is het aanbod van biomassa bepalend voor het potentieel. Bovendien speelt de mogelijkheid tot warmte-afzet mee. De gemeente en/of adviseur moet bekijken of er voldoende warmte-afzet mogelijkheden zijn om de beoogde bio-energie optie toe te passen. 5. Onderscheid tussen vraag- en aanbodsopties. Bij de aanbodsopties (bio-energie, wind en waterkracht) wordt alleen gekeken hoeveel energie (elektriciteit) er mee opgewekt kan worden. De energievraag in de gemeente is niet direct relevant voor de bepaling van het potentieel (NB: voor bio-energie wordt wel gekeken naar de mogelijkheid van warmte-afzet). Bij de vraag-opties (alles behalve bio-energie, wind en waterkracht) is juist de energievraag de eerste bepalende factor. 6. Gemiddelde gewestelijke kentallen worden gehanteerd. Dit levert onvermijdelijk een bepaalde foutenmarge op. 7. Voor wat betreft het realiseren van de niet-gebouwgebonden opties (wind en biomassa) zal in de meeste gevallen overleg noodzakelijk zijn met omliggende gemeenten en de provincie. 8. Referentie rendementen en uitgangspunten voor de potentieelberekening: Voor het berekenen van de bijdrage van hernieuwbare energie aan de energievoorziening, zijn in het ‘Protocol Monitoring Duurzame Energie’ (SenterNovem, december 2004) de uitgangspunten, rekenmethodiek en specifieke informatie per energiebron omschreven. De rekenmethodiek uit het Protocol omvat afspraken voor het berekenen van de vermeden primaire energie (brandstofbesparing) en vermeden emissies. Voor het berekenen van het HE-potentieel in Vlaanderen zijn deze berekeningen kritisch beoordeeld en waar nodig aangepast aan de Vlaamse situatie. 9. Naar analogie met de rekenregels binnen de Convenant Of Mayors wordt de lokale elektriciteitsproductie als volgt opgenomen in het berekenen van de nieuwe lokale EF voor elektriciteit: EFE = [(TCE – LPE – GEP) * NEEFE + CO2LPE + CO2GEP] / (TCE) Waarbij: EFE TCE LPE GEP NEEFE CO2LPE CO2GEP
Lokale gemeentelijke emissiefactor voor elektriciteit [t/MWhe] Totale elektriciteitsconsumptie in de gemeente [MWhe] Lokale elektriciteitsproductie [MWhe] Groene stroom, aangekocht door de gemeente [MWhe] Limburgse emissiefactor voor elektriciteit [t/MWhe] CO2 emissie door de locale productie van elektriciteit [t] CO2 emissie door de productie van de gecertificeerde groene stroom, aangekocht door de gemeente [t] = 0
De emissiefactor is dus gelijk aan de EF voor Limburg, en zal dalen naarmate er lokaal meer HE wordt opgewekt of groene stroom wordt aangekocht door de gemeente zelf. In LPE zitten, naast de lokaal opgewekte HE, echter ook de overige kleinere productie installaties verwerkt. Deze kunnen we gelijk stellen aan de elektriciteit opgewekt door lokale WKK's. (TACO2)
Rapport HE-scan gemeente Genk
19
4. Bespreking resultaten 4.1. Inleiding De uitvoering van de HE-scan heeft als resultaat het voorliggend rapport. Dit rapport biedt de gemeente: - inzicht in het technisch realiseerbaar potentieel per hernieuwbare energiebron; - inzicht in het realiseerbare potentieel voor hernieuwbare energie per doelgroep; - inzicht in de gemeentelijke beleidsinstrumenten om hernieuwbare energie te stimuleren;
4.1.1 Werkwijze HE-scan Met de HE-scan Gemeenten heeft Dubolimburg per doelgroep gegevens verzameld om het realiseerbare duurzame energiepotentieel in de gemeente vast te kunnen stellen. De doelgroepen op basis waarvan het gemeentelijk hernieuwbare energiepotentieel is vastgesteld zijn: Gebouwgebonden opties - gemeentelijke gebouwen - onderwijs - woningen - zorgsector (ziekenhuizen en rust- en verzorgingstehuizen) - bedrijven en kantoren - sport en recreatie - agrarische sector Niet-gebouwgebonden opties - windenergie - bio-energie Voor de niet-gebouwgebonden opties is meestal afstemming noodzakelijk met omringende gemeenten en de provincie. Voor de volgende hernieuwbare energie-opties is het realiseerbaar potentieel vastgesteld: - thermische zonne-energie (zonnecollectoren/zonneboilers); - fotovoltaïsche zonne-energie (PV-panelen); - warmtepompen; - bio-energie (biomassa, stortgas, biogas); - energieopslag; - windenergie; De optie waterkracht valt buiten de reikwijdte van de HE-scan. Aardwarmte (diepe geothermische energie) komt in Vlaanderen niet in aanmerking.
4.1.2 Opbouw rapport Dit rapport beschrijft de resultaten van de uitgevoerde HE-scan gemeenten. Paragraaf 4.2 geeft een beschrijving van de huidige stand van zaken van hernieuwbare energie in de gemeente. Tevens worden de belangrijkste resultaten samengevat. Paragraaf 4.3 beschrijft per doelgroep: het totale hernieuwbare energiepotentieel (HE-potentieel) van de gemeente, uitgesplitst per hernieuwbare energiebron;
Rapport HE-scan gemeente Genk
20
het totale HE-potentieel per doelgroep; het potentieel per doelgroep uitgesplitst per hernieuwbare energiebron. Paragraaf 4.4 geeft een overzicht van de keuzes die de gemeente dient te maken en de activiteiten die de gemeente kan ondernemen om het geïnventariseerde HE-potentieel te realiseren. Onderscheid nieuwbouw en bestaande gebouwen In de meeste gevallen bieden nieuw te ontwikkelen gebouwen en grootschalige renovatie betere mogelijkheden voor het toepassen van duurzame energie dan bij reeds bestaande gebouwen. Bovendien zijn warmtepompen bij nieuwbouw projecten (en mogelijk ook bij grootschalige renovatie) een goed toepasbare HE-optie. In deze HE-scan wordt echter enkel rekening gehouden met de bestaande toestand en dus niet met potentiële nieuwbouwprojecten. Het verzamelen van cijfermateriaal hier rond bleek of niet mogelijk, of te tijdrovend.
4.2. Samenvatting 4.2.1. Huidige stand van zaken 200000,00 180000,00 160000,00
100%
140000,00 120000,00 100000,00
Waterkracht
90%
Biomassa
80%
Windenergie
70%
Energie-opslag
60%
80000,00
Warmtepompen
50%
60000,00
Zonneboilers
40%
PV
30%
40000,00
Aantal huishoudens op HE
20%
20000,00
10% 0%
0,00 Huidige situatie (gJ)
Huidig
figuur 4.2.1. Huidige situatie HE in de gemeente
In figuur 1 is een globale inschatting weergegeven van de hoeveelheid hernieuwbare energie die in de gemeente Genk reeds wordt opgewekt. Dit gaat om 178211,84 GJ of 6,10% van het berekende potentieel. Hiermee kunnen op dit moment 2019 gezinnen volledig worden voorzien van Hernieuwbare Energie. Dit komt neer op 8,47% van het totaal aantal gezinnen in gemeente Genk. In de volgende figuren wordt aan de hand van 3 indicatoren de huidige toestand vergeleken met de situatie in Limburg, Vlaanderen en Duitsland.
Rapport HE-scan gemeente Genk
21
PV 250,00
200,00
150,00
Gemeente 2010 Limburg 2010
100,00
Vlaanderen 2010 Duitsland 2010
50,00
0,00
Gemeente 2010
Limburg 2010
Vlaanderen 2010
Duitsland 2010
figuur 4.2.2. Indicator PV (Wp/inwoner)
Zonneboilers 120,00 100,00 80,00 Gemeente 2008
60,00
Vlaanderen 2006 Duitsland 2006
40,00 20,00
0,00 Gemeente 2008
Vlaanderen 2006
Duitsland 2006
figuur 4.2.3. Indicator Zonneboilers (m²/1000 inwoners)
Wind 300 250 200 Gemeente 2010 150
Limburg 2010 Vlaanderen 2010
100
Duitsland 2007 50 0
Gemeente 2010 Limburg 2010
Vlaanderen 2010
Duitsland 2007
figuur 4.2.4. Indicator Wind energie (W/inwoner) Rapport HE-scan gemeente Genk
22
4.2.2. Potentieel Figuur 4.2.5 geeft een overzicht van het potentieel aan hernieuwbare energie dat in gemeente Genk kan worden opgewekt. Ook wordt het totaal aantal huishoudens getoond dat kan worden voorzien in hun energiebehoefte wanneer het geïnventariseerde HE-potentieel in de gemeente wordt verwezenlijkt. Het totale potentieel aan hernieuwbare energie bedraagt 2919433,45 GJ. Hiermee kunnen potentieel 33077 gezinnen volledig worden voorzien van Hernieuwbare Energie. Dit komt overeen met ruim 138,80% van het totaal aantal gezinnen in gemeente Genk. 3500000,00 3000000,00
100% 2500000,00 2000000,00 1500000,00 1000000,00
Waterkracht
90%
Biomassa
80%
Windenergie
70%
Energie-opslag
60%
Warmtepompen
50%
Zonneboilers
40%
PV
30%
Aantal huishoudens op HE
20%
500000,00
10% 0%
0,00
Potentieel
Potentieel (gJ)
figuur 4.2.5. Potentieel HE in de gemeente
In figuur 4.2.6 is weergegeven welke bijdrage de verschillende doelgroepen kunnen leveren aan het opwekken van duurzame energie.
Potentieel in GJ per doelgroep Gemeentegebouwen
11938,98
Woningen
187809,44
Bedrijven en kantoorgebouwen Sport en recreatie
1059112,70
7748,10
Onderwijs
38001,64
Zorgsector
30609,49
Agrarische sector
2160,00
Windenergie
1476000,00
Bio-energie Waterkracht
106053,11 0,00
figuur 4.2.6. Potentieel per doelgroep Rapport HE-scan gemeente Genk
23
In figuur 4.2.7 wordt voor de verschillende technieken de huidige toestand vergeleken met het potentieel aan hernieuwbare energie.
Procentueel aandeel van het technisch realiseerbaar potentieel 100,00% 80,00% 60,00% 40,00% 20,00%
0,00%
figuur 4.2.7. Aandeel van het technisch realiseerbaar potentieel
In figuur 4.2.8 wordt de potentiële CO2 besparing vergeleken met de totale uitstoot voor het jaar 2008. De totale uitstoot in 2008 bedraagt 318 kTon. (Dit is de uitstoot te rapporteren voor de Convenant Of Mayors, dus zonder de uitstoot door de industrie). Het verwezenlijken van het volledige HE-potentieel in de gemeente zou een besparing opleveren van 316 kTon CO2. Dit komt overeen met een besparing van 99% op de totale CO2 uitstoot. 350 300
250 200
Potentiële besparing
150
Potentiële uitstoot
100
50 0
figuur 4.2.8. Potentiële CO2 besparing (kTon)
Rapport HE-scan gemeente Genk
24
4.3. Resultaten per doelgroep 4.3.1. Gemeentegebouwen In figuur 4.3.1 is een overzicht opgenomen met de bijdrage die de doelgroep gemeentegebouwen levert aan het totaal HE-potentieel in onze gemeente. Aandeel in het totale potentieel (gemeentegebouwen)
0,00%
20,00%
40,00%
60,00%
80,00%
100,00%
figuur 4.3.1. Bijdrage gemeentegebouwen
In figuur 4.3.2 is weergegeven welke bijdrage de verschillende subcategorieën leveren binnen de doelgroep gemeentegebouwen.
Aandeel subcategoriën (GJ/jaar) 0,00 2000,004000,006000,008000,00 10000,00 12000,00
Kantoren gemeentelijke diensten
944,70
Gemeentelijke loodsen
0,00
Bibliotheken
0,00
Overige openbare gebouwen… 10994,29
figuur 4.3.2. Bijdrage subcategorieën
In figuur 4.3.3 is weergegeven wat de onderverdeling is van het praktisch HE-potentieel per techniek.
Aandeel technieken (GJ/jaar) 0,00
PV
2000,00 4000,00 6000,00 8000,0010000,0012000,0014000,00
11938,98
Zonneboilers
0,00
Warmtepompen
0,00
Energie-opslag
0,00
figuur 4.3.3. Bijdrage technieken
Mogelijke afwegingen voor de doelgroep gemeentegebouwen: - belangrijke ontwikkelingen in de gemeentelijke gebouwen; - kansrijke gebouwen/locaties - te ondernemen vervolgactiviteiten (beleidsmaatregelen en concrete acties) Rapport HE-scan gemeente Genk
25
- tijd-kosten raming - te betrekken diensten
4.3.2. Sport en recreatie In figuur 4.3.4 is een overzicht opgenomen met de bijdrage die de doelgroep 'sport en recreatie' levert aan het totaal HE-potentieel in de gemeente. Aandeel in het totale potentieel (sport & recreatie)
0,00%
20,00%
40,00%
60,00%
80,00%
100,00%
figuur 4.3.4. Bijdrage sport & recreatie
In figuur 4.3.5 is weergegeven welke bijdrage de verschillende subcategorieën leveren binnen de doelgroep sport en recreatie.
Aandeel subcategoriën (GJ/jaar) 0,001000,00 2000,00 3000,00 4000,00 5000,00 6000,00 7000,00 8000,00 Sporthallen / gymzalen
6847,63
Zwembaden openlucht
0,00
Zwembaden overdekt / combi
900,47
figuur 4.3.5. Bijdrage subcategorieën
In figuur 4.3.6. is weergegeven wat de onderverdeling is van het praktisch potentieel is per HEoptie.
Aandeel technieken (GJ/jaar) PV Zonneboilers
7087,64 655,98
Warmtepompen
4,48
Energie-opslag
0,00
figuur 4.3.6. Bijdrage technieken
Rapport HE-scan gemeente Genk
26
Mogelijke afwegingen voor de doelgroep sport & recreatie: - belangrijke ontwikkelingen; - kansrijke objecten/locaties - te ondernemen vervolgactiviteiten (beleidsmaatregelen en concrete acties) - tijd-kosten raming - te betrekken diensten
4.3.3. Woningbouw In figuur 4.3.7 is een overzicht opgenomen met de bijdrage die woningbouw levert aan het totaal HE-potentieel in onze gemeente. Aandeel in het totale potentieel (woningen)
0,00%
20,00%
40,00%
60,00%
80,00%
100,00%
figuur 4.3.7. Bijdrage Woningen
In figuur 4.3.8 is weergegeven hoeveel het HE-potentieel van de doelgroep woningbouw absoluut bedraagt.
Aandeel subcategoriën (GJ/jaar) 0,00
Bestaande woningen
50000,00
100000,00
150000,00
200000,00
187809,44
figuur 4.3.8. Bijdrage subcategorieën
In figuur 4.3.9. is weergegeven wat de onderverdeling is van het praktisch potentieel per HEoptie.
Aandeel technieken (GJ/jaar) 0,00 20000,0040000,0060000,0080000,00 100000,00 120000,00 140000,00
PV Zonneboiler
124408,80
63400,64
Warmtepompen Energie-opslag
figuur 4.3.9. Bijdrage technieken
Rapport HE-scan gemeente Genk
27
Mogelijke afwegingen voor de doelgroep woningbouw - belangrijke ontwikkelingen bij Volkshuisvesting (nieuwbouwlocaties/renovaties); - kansrijke objecten/locaties - te ondernemen vervolgactiviteiten (beleidsmaatregelen en concrete acties) - tijd-kosten raming - te betrekken diensten
4.3.4. Onderwijs In figuur 4.3.10 is een overzicht opgenomen met de bijdrage die de onderwijssector levert aan het totaal HE-potentieel in onze gemeente. Aandeel in het totale potentieel (onderwijs)
0,00%
20,00%
40,00%
60,00%
80,00%
100,00%
figuur 4.3.10. Bijdrage Onderwijs
In figuur 4.3.11 is weergegeven welke bijdrage de verschillende subcategorieën leveren binnen de doelgroep onderwijs.
Aandeel subcategoriën (GJ/jaar)
TOTAAL
38001,64
figuur 4.3.11. Bijdrage subcategorieën
In figuur 4.3.12. is weergegeven wat de onderverdeling is van het praktisch potentieel per HEoptie.
Aandeel technieken (GJ/jaar) PV
38001,64
Zonneboilers
0,00
Warmtepompen
0,00
Energie-opslag
0,00
figuur 4.3.12. Bijdrage technieken
Rapport HE-scan gemeente Genk
28
Mogelijke afwegingen voor de doelgroep onderwijs - belangrijke ontwikkelingen in voor Onderwijs (nieuwbouw/renovatie); - kansrijke objecten/locaties - te ondernemen vervolgactiviteiten (beleidsmaatregelen en concrete acties) - tijd-kosten raming - te betrekken diensten
4.3.5. Zorgsector (ziekenhuizen, rust- en verzorgingstehuizen) In figuur 4.3.13 is een overzicht opgenomen met de bijdrage die de zorgsector levert aan het totaal HE-potentieel in onze gemeente. Aandeel in het totale potentieel (zorgsector)
0,00%
20,00%
40,00%
60,00%
80,00%
100,00%
figuur 4.3.13. Bijdrage Zorgsector
In figuur 4.3.14 is weergegeven welke bijdrage de verschillende subcategorieën leveren binnen de doelgroep zorgsector.
Aandeel subcategoriën (GJ/jaar) Ziekenhuizen
Rust- en verzorgingstehuizen
25845,38
4764,11
figuur 4.3.14. Bijdrage subcategorieën
In figuur 4.3.15. is weergegeven wat de onderverdeling is van het praktisch potentieel is per HEoptie.
Aandeel technieken (GJ/jaar) PV
5865,07
Zonneboilers
5297,48
Warmtepompen Energie-opslag
11730,14 7716,80
figuur 4.3.15. Bijdrage Technieken
Rapport HE-scan gemeente Genk
29
Mogelijke afwegingen voor de doelgroep zorgsector - belangrijke ontwikkelingen in voor Zorgsector (nieuwbouw/renovaties); - kansrijke objecten/locaties - te ondernemen vervolgactiviteiten (beleidsmaatregelen en concrete acties) - tijd-kosten raming - te betrekken diensten
4.3.7. Bedrijven en Kantoren De doelgroep Bedrijven en Kantoren is niet de gemakkelijkste sector binnen de HE-Scan Gemeenten. Er zijn veel verschillende bedrijven en kantoren met elk hun eigen producten, productieprocessen en specifieke kenmerken. Om een betrouwbaar beeld te krijgen van het HEpotentieel binnen deze doelgroep zal voor elk bedrijf apart moeten worden bekeken wat de mogelijkheden voor toepassing van hernieuwbare energie zijn. Deze HE-Scan geeft alleen voor kantoren een kwantitatieve inschatting van het HE-potentieel. De onderzochte technieken zijn hier warmtepompen, fotovoltaïsche zonne-energie, en koudewarmte-opslag met gesloten lussen (zogenaamde boorgatenergieopslag of BEO). In figuur 4.3.16 is een overzicht opgenomen met de bijdrage die de doelgroep Kantoren levert aan het totaal HE-potentieel in onze gemeente. Aandeel in het totale potentieel (bedrijven)
0,00%
20,00%
40,00%
60,00%
80,00%
100,00%
figuur 4.3.16. Bijdrage Bedrijven
In figuur 4.3.17 is weergegeven hoeveel het HE-potentieel van de doelgroep Kantoren absoluut bedraagt.
Aandeel subcategoriën (GJ/jaar) 0,00 200000,00 400000,00 600000,00 800000,00 1000000,00 1200000,00
Bedrijven en kantoren
1059112,70
figuur 4.3.17. Bijdrage Subcategorieën
In figuur 4.3.18. is weergegeven wat de onderverdeling is van het praktisch potentieel is per HEoptie.
Rapport HE-scan gemeente Genk
30
Aandeel technieken (GJ/jaar) 0,00
PV
100000,00 200000,00 300000,00 400000,00 500000,00
439465,85
Zonneboilers Warmtepompen
333994,05
Energie-opslag
285652,80
figuur 4.3.18. Bijdrage technieken
4.3.8. Agrarische sector In figuur 4.3.19 is een overzicht opgenomen met de bijdrage die de agrarische sector levert aan het totaal HE-potentieel in onze gemeente. Aandeel in het totale potentieel (agrarische sector)
0,00%
20,00%
40,00%
60,00%
80,00%
100,00%
figuur 4.3.19. Bijdrage Agrarische sector
In deze 'HE Scan Gemeenten' wordt het potentieel voor hernieuwbare energie in de agrarische sector als volgt bepaald. 1. Windenergie wordt apart, ‘per optie’, bepaald. 2. Voor bio-energie geldt hetzelfde: voor de doelgroep 'Agrarisch' wordt het bio-energie potentieel kwantitatief beschouwd. Het gaat daarbij om de subsectoren Tuinbouw (Fruitteelt en Glastuinbouw), Veeteelt (met name mest) en Akkerbouw (met name braakliggend terrein). Er wordt dan met name geïnventariseerd welke en hoeveel biomassa er vanuit de agrarische sector voor handen is of zou kunnen komen voor energieopwekking. 3. Voor de overige duurzame energie opties (zonnecollectoren, warmtepompen, PV-systemen) wordt het potentieel kwantitatief bepaald. Dit gebeurt aan de hand van enkele specifieke gegevens, zoals bijvoorbeeld het aantal dieren (met name de warmte vraag is bepalend), het aantal hectares verwarmde glastuinbouw of het aantal boerderijen (voor PV-panelen). Aandeel Agrarische sector t.o.v. totaal gemeentelijk HE-potentieel In figuur 4.3.20 is een overzicht opgenomen met de bijdrage die de doelgroep Agrarische sector levert aan het totale HE-potentieel in onze gemeente.
Rapport HE-scan gemeente Genk
31
Aandeel subcategoriën (GJ/jaar) Veeteelt
0,00
Glastuinbouw (ha)
0,00
Agrarische gebouwen
2160,00
figuur 4.3.20. Bijdrage subcategorieën
In figuur 4.3.21 is weergegeven hoeveel het HE-potentieel van de doelgroep agrarische sector absoluut bedraagt (exclusief wind- en bio-energie)
Aandeel technieken (GJ/jaar) PV
2160,00
Zonneboilers
0,00
Warmtepompen
0,00
Energie-opslag
0,00
figuur 4.3.21. Bijdrage technieken
Mogelijke afwegingen voor de agrarische sector - belangrijke ontwikkelingen in voor agrarische sector (nieuwbouw/herstructurering); - kansrijke objecten/locaties - te ondernemen vervolgactiviteiten (beleidsmaatregelen en concrete acties) - tijd-kosten raming - te betrekken diensten
4.3.9. Bio-energie Bepaling bio-energie potentieel In deze 'HE-scan Gemeenten' wordt voor bio-energie geïnventariseerd welke en hoeveel biomassa er binnen de gemeente voor handen is of zou kunnen komen om omgezet (bv. door verbranding in een energiecentrale) te worden in hernieuwbare energie. Voor de bepaling van het potentieel voor bio-energie zijn alleen de volgende doelgroepen van belang, omdat daar de biomassa vrijkomt of beschikbaar is: Gemeentelijk beheer. Het gaat daarbij om afvalinzameling, groenbeheer openbare ruimte en rioolwaterzuiveringsinstallaties (RWZI); Buitengebied. Het gaat daarbij om snoei- en dunningsmateriaal uit bos en recreatie / natuurlijk terrein; Bedrijven. Dat gebeurt op twee manieren.
Rapport HE-scan gemeente Genk
32
1. Voor de doelgroep 'Agrarisch' wordt het potentieel kwantitatief beschouwd. Het gaat daarbij om de subsectoren Tuinbouw (Fruitteelt en Glastuinbouw), Veeteelt (met name mest) en Akkerbouw (met name braakliggend terrein); 2. Voor de overige bedrijven wordt het potentieel kwalitatief beschouwd. Dat betekent dat er wordt geïnventariseerd of er binnen de gemeente bedrijven aanwezig zijn die biomassa (in welke vorm dan ook) verwerken. Deze inventarisatie vindt plaats aan de hand van SBI-codes. Bedrijven die biomassa verwerken beschikken meestal over reststromen, waarmee bio-energie opgewekt kan worden: daar komt dus biomassa vrij. Dat betekent dat er een kans is voor de opwekking van bio-energie. In deze HE-scan wordt alleen het nog niet gerealiseerd potentieel geïnventariseerd. Dus biomassa die al voor de opwekking van energie wordt aangewend, wordt hier niet meegeteld. Benutting van zowel elektriciteit als warmte heeft de voorkeur Voor het berekenen van het duurzame energiepotentieel van de omzetting van biomassa is het van belang dat dit zowel elektriciteit als warmte op kan leveren (= WKK, Warmte-KrachtKoppeling). Vooral kleinere, 'lokale' (regionale) installaties kunnen naast elektriciteitsopwekking ook warmte leveren aan een stadsverwarmingsnet of een nieuw te realiseren industrieterrein (waar dan uiteraard wel (industriële) vraag naar warmte aanwezig moet zijn). Wanneer zowel warmte als elektriciteit wordt geproduceerd (WKK) en geleverd wordt is er in principe meer duurzame energie uit de biomassa gehaald dan wanneer alleen maar elektriciteit wordt geproduceerd, zeker in de winter wanneer de vraag naar warmte groter is. Benutting van de geproduceerde warmte is dus altijd aan te bevelen en is in principe mogelijk met alle soorten biomassa. Voordat u begint met de bepaling van het potentieel moet u dus eerst vaststellen of er in uw gemeente ook warmte afgezet kan worden. U zult daarvoor moeten vaststellen of uw gemeente een warmtevraag heeft. Indien op de gemeente 1 (of meer) van de onderstaande beweringen van toepassing is (zijn), kan de gemeente warmte benutten. U beantwoordt de vraag of warmtebenutting in uw gemeente in principe mogelijk is dan met ‘ja’: er is een warmtenet aanwezig (bv. een woonwijk met stadsverwarming of industrieterrein); er kan een warmtenet gerealiseerd worden (bv. nieuwe woonwijk of nieuw industrieterrein); er is binnen de gemeente industrie aanwezig die veel warmte gebruikt (bv. voor stoom voor het productieproces). Indien op de gemeente geen van de onderstaande beweringen van toepassing is, is (en komt) er geen warmtevraag. U beantwoordt de vraag of warmtebenutting in uw gemeente in principe mogelijk is dan met ‘nee’. Aandeel Bio-energie t.o.v. totaal gemeentelijk HE-potentieel In figuur 4.3.22 is een overzicht opgenomen met de bijdrage die Bio-energie levert aan het totaal HE-potentieel in de gemeente.
Rapport HE-scan gemeente Genk
33
Aandeel in het totale potentieel (bio-energie)
0,00%
20,00%
40,00%
60,00%
80,00%
100,00%
figuur 4.3.22. Bijdrage bio-energie
Bioenergie per sector In figuur 4.3.23 is weergegeven welke bijdrage de verschillende sectoren (agrarisch, gemeentelijk beheer en buitengebied) potentieel kunnen leveren aan het opwekken van bioenergie.
Aandeel subcategoriën (GJ/jaar) Agrarische bedrijven
24,57
Gemeentelijk beheer
43859,49
Buitengebied
62169,05
figuur 4.3.23. Bijdrage subcategorieën
In figuur 4.3.24 is op is per sector aangegeven wat de oorsprong is van het bioenergiepotentieel.
Rapport HE-scan gemeente Genk
34
Agrarische bedrijven Fruitteelt
0,00
Glastuinbouw
0,00
Veeteelt Akkerbouw
24,57 0,00
Gemeentelijk beheer afvalinzameling
beheer openbare ruimte
43751,49
108,00
Buitengebied Bos
Recreatie en natuurlijk terrein
62169,05
0,00
figuur 4.3.24. Oorsprong per sector
Verschillende biomassa-technologie combinaties Voor de opwekking van energie met biomassa bestaan verschillende technologieën. Niet alle biomassa stromen kunnen worden toegepast in alle technologievormen; er is daarom in de praktijk sprake van specifieke, geschikte, biomassa-technologie combinaties. Voor allen geldt dus dat ze, indien mogelijk, bij voorkeur mèt warmtebenutting worden toegepast. In de praktijk wordt doorgaans de volgende indeling gehanteerd: Bij- / meestoken in kolencentrales: rechtstreekse vervanging van (een gedeelte van de) kolen door vaste, relatief droge biobrandstoffen. Voor de levering van biobrandstof werken deze centrales meestal niet met individuele leveranciers. De biomassastromen die geïnventariseerd worden en voor bijstook in aanmerking komen zijn: oud en bewerkt hout en RWZI-slib; Verbranden / vergassen (stand-alone; speciale kleinere biomassa (‘only’)-centrales): rechtstreekse verbranding/vergassing van (meestal) schone biobrandstoffen. Voor een WKK-installatie is minimaal 10.000 ton materiaal per jaar nodig, terwijl een installatie die alleen warmte levert mogelijk is vanaf ca. 1000 ton materiaal per jaar. De biomassastromen die geïnventariseerd worden en voor stand-alone verbranding / vergassing in aanmerking komen zijn: Rapport HE-scan gemeente Genk
35
o vers snoeihout uit plantsoenen, parken, recreatieterreinen of van fruitbomen; o dunningshout uit bossen en van natuurterreinen; o vers verhakseld houtig materiaal afkomstig van energieteelt (braakligging); o (stapelbare) pluimveemest. Opgemerkt wordt hier dat de kwaliteit van bos en natuurlijk terrein beter wordt wanneer gericht onderhoud (dunning) plaats vindt, terwijl het vrijkomende hout verkocht kan worden ten behoeve van energieopwekking. Vergisting: biologische afbraak van natte biomassa-stromen (mest, GFT, slootmaaisel) door bacteriën onder uitsluiting van lucht, waarbij biogas ontstaat dat direct omgezet kan worden in elektriciteit en warmte. Voor vergisting is minimaal ca. 2500 ton per jaar nodig. De biomassastromen die geïnventariseerd worden en voor vergisting in aanmerking komen zijn: o GFT; o Bermgras / slootmaaisel; o Paprika-, tomaten- en komkommerafval afkomstig uit de glastuinbouw; o Varkens- en rundermest. Afvalverbranding: directe verbranding van huisvuil en ander (industrieel) gemengd afval. De helft van het huishoudelijk afval is van biologische oorsprong. De energie opgewekt uit dat deel wordt aangemerkt als zijnde duurzame energie. De afvalstromen die geïnventariseerd worden en verwerkt (kunnen) worden door middel van afvalverbranding zijn: o Huishoudelijk afval; o Industrieel afval.
4.3.10. Windenergie - Toelichting nog verder uit te werken Aandeel in het totale potentieel (wind)
0,00%
20,00%
40,00%
60,00%
80,00%
100,00%
figuur 4.3.25. Bijdrage wind energie
In figuur 4.3.26 is weergeven hoeveel duurzame energie (in GJ/jaar) kan worden opgewekt, indien de plaatsing van windturbines in de geselecteerde zones wordt gerealiseerd.
Rapport HE-scan gemeente Genk
36
Aandeel subcategoriën (GJ/jaar)
Wind energie
1476000,00
figuur 4.3.26. Bijdrage subcategorieën
4.4.Opstellen Actieplan hernieuwbare energie in het gemeentelijk klimaatplan Aan de hand van de resultaten van deze HE-scan dienen beleidskeuzes rond HE te worden gemaakt. Deze dienen te worden vertaald in concrete acties die worden opgenomen in het actieplan dat deel uitmaakt van het gemeentelijk klimaatplan. Hiervoor dient men een antwoord te formuleren op de volgende vragen: a) Welke beleidsdoelstelling wil de gemeente nastreven voor hernieuwbare energie? b) Op welke doelgroepen zal het gemeentelijke HE-beleid zich prioritair richten? c) Op welke hernieuwbare energie-opties zal het gemeentelijk HE-beleid zich richten? d) Wat zijn de gevolgen voor het inzetten van gemeentelijke beleidsmaatregelen (bijvoorbeeld ruimtelijke ordening, vergunningen, steunmaatregelen, voorlichting)? e) Welke rol(len) dienen de verschillende gemeentelijke diensten te vervullen bij het ondersteunen en implementeren van hernieuwbare energie-opties? f) Welke externe partners (energiebedrijven, huisvestingsmaatschappijen, lokaal bedrijfsleven, enz.) wil de gemeente betrekken bij het ontwikkelen en uitvoeren van het hernieuwbare energiebeleid? g) De planning van de uitvoering van gemeentelijke activiteiten? h) Welke inzet van personeel en middelen is vereist voor het uitvoeren van het gemeentelijke duurzame energiebeleid? Voor het opvolgen van deze beleidsnota dienen de volgende vragen te worden beantwoord: - welke schepenen volgen de toepassing van de beleidsnota op? - wanneer wordt het vertalen van beleidsnota naar concrete acties gepland? - op welke manier wordt de toepassing van de beleidsnota tussentijds beoordeeld? - hoe worden de diverse belanghebbenden betrokken bij de verdere uitwerking van de beleidsnota (burgers, verenigingen, experts, bouwheren enz.)?
Rapport HE-scan gemeente Genk
37