KLIMAATPLAN VAN HET GEZIN
GEZINNEN KUNNEN WINNEN! HOE?
2
De strijd tegen de opwarming van de aarde is een taak van de ganse samenleving. Ook de gezinnen - naast de industrie, de landbouw, ... - zijn een belangrijke speler om deze strijd aan te gaan. Vandaar dit Klimaatplan voor het gezin, dat gezinnen wil ondersteunen in hun energie- en klimaatvriendelijk gedrag en hen hiervoor belonen via financiële stimulansen. Gezinnen gebruiken energie om zich te verplaatsen, te verwarmen, te verlichten enzovoorts. En stroom, aardolie, aardgas en dergelijke kosten geld, hoe langer hoe meer. Dus hoe minder we verbruiken, hoe lager onze energiefactuur. En hoe meer we besparen, hoe meer winst. Zo kunnen gezinnen zelf bijdragen tot een aantal maatschappelijke doelstellingen zoals, economisch, het beperken van onze energie-afhankelijkheid en, ecologisch, het terugdringen van onze broeikasgasuitstoot. Het aandeel van de gezinnen in zowel de actuele emissie als de potentiële reducties mag niet onderschat worden. Dit aandeel is toegenomen van 26,4% in 1990, tot 2005 waar de gezinnen instaan voor 30% van de broeikasgasuitstoot of 27 Mton CO2-eq. op 89,4 Mton CO2-eq., terwijl de Kyoto-doelstelling voor Vlaanderen (-5,2% voor de periode 2008-2012 ten opzichte van 1990) 83,4 Mton CO2-eq. bedraagt.
IMPACT GEZINNEN
2005 (KTON CO2-EQ)
1990/2005
13.853
+13,2%
230
207
-10%
F-gassen uit airco, koelkasten
99
85
-14,1%
Personenvervoer per trein
18
18
-
7,084
8.973
+26,7%
10
111
+1,100%
3,503
3.703
+5,7%
Totale uitstoot huishoudens
23,183
26.950
+16,2%
Ton uitstoot per huishouden
10,52
10,77
+2,4%
Gebouwenverwarming
1990 (KTON CO2-EQ)
12.239
Lozing huishoudelijk afval + sceptische putten
Personenvervoer over de weg F-gassen uit airco (wagens) Elektriciteitsverbruik
Bron: Mira-rapport
De Kyotodoelstelling toegepast op de gezinnen, zou 8,5 ton per huishouden bedragen, of een daling met 21% t.o.v. hun uitstoot in 2005 (10,77 ton per huishouden). Het spreekt voor zich dat niet alleen de gezinnen voor het behalen van de Kyotodoelstelling kunnen zorgen. Maar omgekeerd kan de Kyotodoelstelling ook niet behaald worden zonder de medewerking van de gezinnen. Het neemt niet weg dat ook de elektriciteitsproductiesector, de landbouw, de nijverheid en de diensten nog bijkomende inspanningen dienen te leveren om de uitstoot van de broeikasgassen terug te dringen. Tal van maatregelen zijn aan het bedrijfsleven opgelegd (energieplanning) of met de bedrijfswereld overlegd (benchmarking- en auditconvenant). In deze nota ‘Klimaatplan voor het gezin’ plaatsen we de schijnwerper op de gezinnen.
HOE KOMEN GEZINNEN TE WETEN HOE ZE ENERGIE KUNNEN BESPAREN? 1. Voor gezinnen die zelf op zoek gaan, ontwikkelen we een KlimaatPlanningSysteem of KPS. Op deze nog te ontwikkelen website zullen een aantal reeds bestaande hulpmiddelen worden geïntegreerd tot een handige en dus ook eenvoudige wegwijzer die aangeeft - waar we kunnen besparen (gebouwen, voertuigen, toestellen), - wat we kunnen doen (grote werken, kleine ingrepen, gedrag), - wat het ons kan kosten (aankoop, plaatsing, onderhoud) en - wie ons kan helpen (federaal fiscaal voordeel, premies van gewest, provincie, intercommunale of gemeente, pre- of cofinanciering door banken of fondsen). Aldus wordt heel concreet in kaart gebracht hoe we in ons gezin energie en dus ook broeikasgassen kunnen besparen, en tegelijk onze uitgaven voor stroom en brandstoffen kunnen beperken. 2. Voor gezinsverenigingen stellen we Klimaatcoaches ter beschikking die niet alleen informeren en sensibiliseren maar vooral gezinnen bijstaan en begeleiden in het zoeken naar energiebesparingen, energiediensten, subsidies enzovoort. Het spreekt voor zich dat een dergelijke Klimaatcoach met kennis van zaken en met de nodige ervaring en overtuiging optreedt. We zetten hieromtrent een pilootproject op bij een gezinsvereniging. Blijkt de formule een succes, niet alleen in aanvragen maar vooral in resultaten, dan wordt het aantal Klimaatcoaches uitgebreid. 3. Gebouwen van verenigingen, en met name VZW’s, zijn dikwijls verouderd, en hebben nog een belangrijk energiebesparingspotentieel. De financiële ondersteuningsmaatregelen voor de energierenovatie van gebouwen van verenigingen zijn momenteel beperkt. Zij komen niet in aanmerking voor een fiscaal voordeel. Zij kunnen enkel genieten van de premies van hun netbeheerder. Daarom kunnen via financiële instellingen energierenovatieleningen ter beschikking gesteld worden. Vooraf wordt een energie-audit uitgevoerd om de meest kostenefficiënte energiebesparende maatregelen in kaart te brengen. De overheid financiert de beheerskost en de kosten verbonden aan de eventuele gewestwaarborg. 4. Bij een typisch Belgisch gezin wordt meer dan de helft van deze elektriciteit verbruikt voor verlichting en grote huishoudelijke toestellen. Nochtans kunnen de gezinnen zelf veel elektriciteit besparen door meer energie-efficiënte toestellen en spaarlampen aan te kopen. Elk gezin moet voortaan in staat zijn om dergelijke zuinige toestellen aan te kopen en zo zijn elektriciteitsverbruik te verminderen en het milieu te sparen. CD&V bepleit daarom onder meer de invoering van een groen vak op het belastingsformulier, de “duurzaamheidsbonus”. Deze belastingvermindering op basis van een ruime groene korf voor energiebewuste aankopen zoals energiezuinige huishoudtoestellen zorgt voor een 10% korting op de aankoopprijs van deze producten. Dergelijke belastingkorven zijn een belangrijk hulpmiddel om de belastingaangifte overzichtelijk te houden.
3
HOE STEUNEN WIJ KLIMAATVRIENDELIJKE GEZINNEN ? Belangrijke actieterreinen hierbij zijn de woningen, de voertuigen alsook de elektrische huishoudtoestellen.
I. WONINGEN Gezinnen wonen als eigenaar of huurder in huizen of appartementen en verbruiken stroom en brandstoffen om te verlichten of te verwarmen. Eigenaars hebben de mogelijkheid de energiefactuur te beperken door grotere ingrepen, zoals dak-, zoldervloer- of muurisolatie, superisolerende beglazing, condensatieof hoogrendements verwarmingsketels enzovoort. Huurders moeten zich beperken tot kleinere maatregelen, zoals spaarlampen, spaardouchekoppen, radiatorfolie, tochtstrips, buisisolatie en dergelijke. En bepaalde bevolkingsgroepen, zoals ouderen en armen, zijn om reden van leeftijd, inkomen, scholing of andere kenmerken wel bereid maar niet in staat om doortastend energie te besparen. Toch hebben zowel de bewoners in het bijzonder als onze leefomgeving in het algemeen baat bij een gevoelige inperking van het stroom- en brandstofverbruik. Omdat voorkomen beter is dan genezen, en besparen beter dan betalen, wensen we dan ook dat van overheidswege bijkomend ondersteuningsinspanningen worden gedaan om het stroom- en brandstofverbruik van woningen aan banden te leggen. A) MAATREGELEN EN DOELEN De overheid biedt huurwoningen een kosteloze energiescan op voorwaarde dat de huurder maatregelen neemt met een terugverdientijd van 2 jaar of minder en de verhuurder investeringen uitvoert met een terugverdientijd van 8 jaar of minder. Voordelen zijn een lagere energiefactuur voor de huurder en een hogere eigendomswaarde voor de verhuurder. Voor de basisfinanciering moet een beroep gedaan kunnen worden op derdepartijfinanciering. Een proefproject wordt opgestart om in een aantal huizen brandstofcellen te plaatsen. Deze cellen werken op aardgas en zorgen voor een maximale omzetting in elektriciteit en warmte. De nieuwe markt kan zo ook in Vlaanderen mee ontwikkeld worden. Ook wordt een proefproject opgestart om de installatie van slimme meters te stimuleren. Gezinnen worden aangemoedigd om voor de eigen energievoorziening gebruik te maken van hernieuwbare energiebronnen of warmtekrachtkoppeling. B) FINANCIËLE STIMULANSEN Gezinnen die meer doen dan strikt noodzakelijk en verder gaan dan wettelijk voorgeschreven moeten financieel en fiscaal ondersteund worden. De premies van de netbeheerders moeten dan ook worden uitgebreid in aantal en in omvang. En de onroerende voorheffing moet voor lage-energie-woningen worden verlaagd. Ook voor stookolie zal, zoals voor aardgas al het geval is, bij de overschakeling naar een condensatieketel een premie worden toegekend om aldus een efficiëntere verbranding financieel aan te moedigen. Bij energiebesparende investeringen door senioren wordt de meerwaarde aan de woning niet onderworpen aan de heffing van successierechten.
4
Met de banken moet worden onderzocht of en hoe derdeparijfinanciering kan worden opgezet. De gezinnen betalen het voorgeschoten bedrag terug met de besparingsopbrengsten. De banken worden door de overheid gecompenseerd voor de administratieve kosten en het financiële risico. Het in de personenbelasting voorziene fiscaal voordeel voor het plaatsen van dakisolatie wordt door de overheid geprefinancierd. De factuur voor het plaatsen van dakisolatie wordt door de financiële instelling gedragen via een renteloze lening of lening met verlaagd tarief. Het gezin betaalt de financiële instelling twee jaar later, na ontvangst van het fiscaal voordeel, terug. De overheid neemt de interestlast en de beheerskosten ten laste. Omdat slopen energetisch soms beter maar financieel vaak duurder is dan renoveren wordt een slooppremie ingevoerd, met als tegenprestatie een energieprestatiepeil dat aanzienlijk onder de wettelijk voorgeschreven waarde ligt. De energieprestaties van bestaande sociale woningen zullen versneld verbeterd worden via energiebesparende investeringen zoals het plaatsen van dakisolatie en het vervangen van enkel glas of oude verwarmingsketels. Voor de financiering hiervan wordt een Rollend Fonds voor de stimulering van energierenovatie in de sociale woningbouw opgebouwd. De huisvestingsmaatschappijen kunnen uit dit fonds putten om hun energierenovatie-investeringen te financieren. De huurder betaalt aanvullend op zijn huurprijs een vast bedrag voor de uitgevoerde energierenovatie ten belope van bijvoorbeeld de helft van de energiebesparing. Nieuwe sociale woningen moeten vanaf 2012 lage energiewoningen zijn. Door een aanzienlijk lagere energiefactuur voor verwarming, verhoogt de koopkracht van het gezin. Voor bouwmaterialen worden CO2-labels ingevoerd. Afhankelijk van het nodige energieverbruik en dus CO2uitstoot tijdens het productieproces, worden materialen in diverse categorieën geplaatst, zodat de consument geïnformeerd kan kiezen. In een volgende fase kunnen de meest klimaatvriendelijke categorieën een nultarief krijgen en de meer belastende categorieën een doorrekening van hun CO2-impact. De keuze van consumenten voor de eerste groep, zal een stimulans zijn voor producenten om hun productwaaier aan te passen, inclusief een positief effect op lokale land- en bosbouwproducten die een lagere CO2-impact hebben. Op termijn worden milieuprestatievoorschriften voor bouwmaterialen ingevoerd. C) INFORMATIE EN SENSIBILISERING In het kader van de Samenwerkingsovereenkomst met de gemeenten wordt binnen de dienstverlening aan de burgers bijzondere aandacht en ruimte gecreëerd voor energie- en klimaatinformatie, bijvoorbeeld in de vorm van deskundig eerstelijnsadvies, rond bouwen, verbouwen, mobiliteit en dergelijke.
5
II. VOERTUIGEN We verplaatsen ons te vaak met te veel broeikasgasuitstotende voertuigen. Alternatieven zijn niet alleen de fiets of te voet, trein, tram, metro, maar ook energiezuinige wagens en een energiezuinige rijstijl. Maar gezinnen moeten weten hoe energie bespaard kan worden en hoe over te gaan tot een ‘klimaatconform’ verplaatsingsgedrag. We wensen met zowel ontradende ingrepen als aansporende maatregelen ten aanzien van gezinnen de broeikasgasuitstoot in het verkeer terug te dringen. A) MAATREGELEN EN DOELEN Voor wagens waarop de euro 2 norm of lager van toepassing is (1996) zal een premiesysteem worden opgezet als extra stimulans om deze wagens versneld uit het verkeer te halen. Daarbovenop zal tegen 2010 één grote inruilactie opgezet worden om de meest vervuilende wagens uit het verkeer te nemen met een premie voor de aankoop van een nieuwe en milieuvriendelijkere want energiezuinigere wagen. De wagens waarop de euro 2 norm of lager van toepassing is (1996), staan voor 36% van de CO2 uitstoot en 65% van de uitstoot van fijn stof. Het aandeel biobrandstoffen in 2010 zal met de huidige federale maatregelen slechts 4% bedragen. Om het Europese en federale doel van 5,75% te halen in 2010, zijn bijkomende initiatieven nodig met hoge bijmenging (E-85) gericht op nichemarkten, zoals het openbaar vervoer en (openbare) bedrijven met een groot wagenpark. Dit zal alvast 460.000 ton CO2 opleveren. Om het fietsen naar het werk te stimuleren, wordt de verbetering van de fietsinfrastructuur op dergelijke trajecten geconcentreerd. Dit zal mee zorgen voor het realiseren van het potentieel van ca 100.000 ton CO2. De auto-inspectie krijgt als aanvullende taken het beoordelen van de milieukwaliteit van auto’s die omgebouwd worden om te rijden met een klimaatvriendelijke brandstof. En het sensibiliseren op het vlak van energiezuinig rijden. Er zal een dynamische verkeersgeleiding uitgebouwd worden, die, naast zijn milieu-effect, ook de snelheid van de verkeersstroom op bepaalde plaatsen op bepaalde momenten verlaagt om blijvend doorstromend verkeer te houden. Dit zal mee zorgen voor het realiseren van het potentieel van ca 100.000 ton CO2. Taxi’s worden onvoldoende gebruikt, als aanvulling op het bestaande openbare vervoersnet. Er dient onderzocht te worden hoe dit middel als sluitstuk kan functioneren door bijvoorbeeld het fors verlagen van de brutokostprijs van de chauffeurs. Ook dient te worden nagegaan hoe ook in deze sector milieuvriendelijke wagens bijkomend kunnen gestimuleerd worden. Een heroriëntering van het GEN. In plaats van treinen in te zetten, dient het tram- en metronet vanuit Brussel uitgebreid te worden. Voor een lagere kostprijs zal een beter resultaat bereikt worden om snel woon-werk verkeer aan te bieden. Het uitgebouwde GEN kan zorgen voor 100.000 ton minder CO2-uitstoot. Om telewerk meer ingang te doen vinden, moeten op federaal niveau een aantal juridische hinderpalen weggewerkt worden. Hierdoor zal het potentieel van 44.000 ton CO2 ook kunnen gerealiseerd worden. De regelgeving rond carpooling wordt onderzocht naar hinderpalen. B) FINANCIËLE STIMULANSEN Er is een totale herziening nodig van de voertuigenfiscaliteit. Diverse fiscale instrumenten zoals de belasting op de inverkeerstelling, de wegentaks, de BTW en accijnzen op brandstoffen, bestaan naast elkaar. Er is een samenwerkingsakkoord nodig tussen de federale overheid en de gewesten om een verschuiving tussen deze instru-
6
7
menten op te zetten zodat een lagere CO2 hoeveelheid per liter verbruikte brandstof gerealiseerd wordt. Binnen een nieuw systeem van voertuigenfiscaliteit wordt de BIV als vaste voertuigtaks fors verlaagd én gekoppeld aan de ecoscore in plaats van het aantal PK. Globaal stijgt de autobelasting voor een gezin niet. De invoering van de ecoscore kan zorgen voor ca 260.000 ton CO2-reductie. Aanvullend op de niet functionerende fiscale aftrek, wordt voor privé voertuigen een premie verleend voor de aankoop van wagens met hoge ecoscore. De invoering van een intelligente kilometerheffing is het sluitstuk van het klimaatbeleid in de mobiliteitssector. Samen met de verzekeringssector willen we de mogelijkheid om goedkopere ‘groene’ autoverzekeringen aan te bieden laten onderzoeken. En de fiscale aftrek voor fietsen naar het werk wordt verdubbeld van 15 naar 30 eurocent. Dit zal mee zorgen voor het realiseren van het potentieel van ca 100.000 ton CO2. Bij mensen die verhuizen en daardoor hun situatie kunnen verbeteren van werkloos naar een job hebben, kan steun voor energiebesparing verhoogd worden. C) INFORMATIE EN SENSIBILISERING Zuinig rijden dient structureel in de rijopleiding en het rij-examen geïntegreerd te worden, met bijzondere aandacht voor vrijwilligersopleidingen via verenigingen. Voor mensen die reeds over een rijbewijs beschikken, worden praktische opleidingen georganiseerd, bijvoorbeeld te betalen met opleidingscheques. In bedrijven is het volgen van zo’n opleiding een voorwaarde om een bedrijfswagen te kunnen gebruiken in het verloningspakket. Bedrijven met professionele chauffeurs (vrachtwagens, taxi’s, koeriers) laten die standaard een opleiding voor zuinig rijden volgen. Met het pakket maatregelen rond milieuvriendelijk of zuinig rijden is ca 440.000 ton CO2 te reduceren.
III. TOESTELLEN Gezinnen gebruiken tal van lampen die zelf ook energie en met name elektriciteit gebruiken. Tevens gebruiken gezinnen koelkast, diepvries, afwasmachine, wasmachine, droogkast, strijkijzer, kookvuur, afzuigkap, stofzuiger, microgolfoven, radio, compactdisc, televisie, video, computer... En zelfs ongebruikt gebruiken bepaalde huishoudelijke toestellen stroom. We wensen dat huishoudtoestellen milieuvriendelijk en energiezuinig gemaakt en gebruikt kunnen worden. Enerzijds moet de verkoop van bepaalde toestellen worden ontraden en op termijn zelfs verboden terwijl andere toestellen in de plaats treden. Anderzijds moeten gezinnen worden overtuigd om toestellen milieuvriendelijk en energiezuinig aan te wenden. Minstens 100.000 CO2 kan gereduceerd te worden met dit pakket maatregelen. A) MAATREGELEN EN DOELEN De energieprestaties van de op de Belgische markt gebrachte producten dienen genormeerd te worden door onder andere het voorstel van het Internationaal Energie Agentschap, om elektrische toestellen in een stand by toestand niet meer dan 1 Watt te laten verbruiken, om te zetten in wetgeving. Nieuwe technologieën maken het mogelijk om het energieverbruik in een stand by toestand met 90% te reduceren terwijl de eigenschappen van het toestel behouden blijven. Naast binnenlandse maatregelen zijn belangrijke inspanningen nodig om in Europese context samen te werken met het technisch comité dat zal instaan voor de concrete invulling van de uitvoeringsmaatregelen die uiteindelijk door de Commissie voor diverse toestellen zullen worden uitgevaardigd. B) FINANCIËLE STIMULANSEN Ter ondersteuning van energie besparende gezinsuitgaven, die mee de uitstoot van broeikasgassen helpen terugdringen, wordt een duurzaamheidsbonus voorgesteld. Voor een bepaald percentage en tot een bepaald plafond moeten milieuvriendelijke en energiezuinige toestellen mee in de personenbelastingaangifte worden opgenomen en terugbetaald. Voor gezinnen met een laag inkomen wordt aanvullend een personenbelastingkrediet of premie in het leven geroepen. Gezinnen die niet genoeg inkomen hebben om belasting te betalen, genieten dan ook van een fiscaal voordeel, in tegenstelling tot vandaag. Aansluitend moet onderzocht worden of de meerkost van milieuvriendelijke en energiezuinige huishoudtoestellen niet gedeeltelijk gecompenseerd kan worden door middel van budgettair neutrale eco-fiscale maatregelen. C) INFORMATIE EN SENSIBILISERING Om het aandeel energie-efficiënte hardware (PC’s, printers, scanners) te verhogen, worden extra sensibiliseringscampagnes gevoerd voor gelabelde toestellen. IV. Gedrag: informatie en sensibilisering Hoe milieuvriendelijk en energiezuinig ook, gebouwen, voertuigen en toestellen blijven inzake verbruik en uitstoot afhankelijk van het gedrag van de gebruiker. Een sterk verontreinigend toestel weinig gebruiken kan soms beter zijn dan een weinig vervuilend toestel veel gebruiken. Soms zouden bepaalde toestellen zelfs sneller uit de markt genomen moeten worden, omdat de uitstoot die de aanmaak van een nieuw toestel teweegbrengt niet opweegt tegen de uitstoot bij het gebruik van een oud toestel.
8
We wensen komaf te maken met stroom verspillende toestellen of brandstof verslindende voertuigen, rekening houdend met zowel de economische impact als de sociale effecten. Voeding brengt nogal eens omvangrijke hoeveelheden broeikasgasuitstoot met zich mee bij zowel productie als transport. Het is dan ook aangewezen om een label op voedingsproducten in te voeren dat het aantal voedselkilometers en de CO2-uitstoot duidelijk vermeldt. Hierdoor beschikt de consument over duidelijke informatie over de oorsprong en de klimaatimpact van het voedsel dat op zijn bord ligt. Sensibilisering blijft noodzakelijk. Want vaak weten we het wel. Maar soms doen we het niet. Vlamingen blijken overigens energiebewuste burgers te zijn. Doch het energiegedrag laat nogal eens te wensen over. Informatiecampagnes dienen dan ook te worden uitgebreid met oproepen tot gedragsverandering bij aankoop en gebruik van gebouwen, voertuigen, toestellen en dergelijke. Overheden hebben terzake een voorbeeldrol te spelen en scholen een zowel onderwijzende als opvoedende opdracht.
9