A c t i v i t e i t e np l a n 2 0 0 9
aanvullende projecten
Zoetermeer, september 2009
De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij EIM bv. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning in artikelen, scripties en boeken is toegestaan mits de bron duidelijk wordt vermeld. Vermenigvuldigen en/of openbaarmaking in welke vorm ook, alsmede opslag in een retrieval system, is uitsluitend toegestaan na schriftelijke toestemming van EIM bv. EIM bv aanvaardt geen aansprakelijkheid voor drukfouten en/of andere onvolkomenheden.
The responsibility for the contents of this report lies with EIM bv. Quoting numbers or text in papers, essays and books is permitted only when the source is clearly mentioned. No part of this publication may be copied and/or published in any form or by any means, or stored in a retrieval system, without the prior written permission of EIM bv. EIM bv does not accept responsibility for printing errors and/or other imperfections.
Inhoudsopgave
1
Inleiding
5
2
Aanvullende projecten
5
2.1
Datasets & modellen
5
2.2
Kennisopbouw
7
3
1
Inleiding
Naast de activiteiten in de eerste en tweede tranche worden er nog aanvullende projecten voor 2009 geprogrammeerd. Deze staan in deze notitie.
2
Aanvullende projecten
2.1
Datasets & modellen Vervolgproject dataset Aannemen eerste personeelslid (D0940) In 2008 is een pilot project uitgevoerd om te bezien in hoeverre het mogelijk is om met behulp van micro data van het CBS een (geaggregeerde) dataset samen te stellen met aspecten van ondernemingen die hun eerste personeelslid hebben aangetrokken. Het onderzoek heeft een schat aan informatie over dit type ondernemingen opgeleverd. Het blijkt haalbaar een dataset over dit onderwerp op te zetten, waarbij voor 20 sectoren inzicht wordt verkregen in de verdelingen naar dienstverband, geslacht, leeftijd, nationaliteit en etniciteit (van het eerste personeelslid). Naast de rapportage naar aanleiding van de pilot wordt in 2009 tevens een minirapportage gewijd aan dit onderwerp. Naar aanleiding van de aanbevelingen uit de pilot, wordt voorgesteld in 2009 een vervolgproject uit te voeren, met de volgende doelstellingen: 1
toetsen en vergelijken van de uitkomsten uit de pilot (jaargang 2005) met een ‘benchmarkjaar’ (bijvoorbeeld 2002), om de robuustheid van de uitkomsten te analyseren en de verschillen in de tijd te kunnen duiden;
2
het bewerkstelligen van een verbreding en verdieping t.o.v. de pilot, door enerzijds meer kenmerken van de ondernemer toe te voegen en anderzijds de opleidingsachtergrond van de werknemers beter in kaart te krijgen , door een koppeling aan te brengen met het EBB (Enquête Beroeps Bevolking) van het CBS.
3
Verslaglegging van de uitkomsten in een korte rapportage en ontsluiten van de data op www.ondernemerschap.nl.
Het vervolgproject moet leiden tot een volwaardige dataset m.b.t. het aannemen van het eerste personeelslid door ondernemingen, die we vervolgens jaarlijks actualiseren. Gezien het belang van deze groep voor de werkgelegenheid van het MKB, willen we deze groep ondernemingen binnen MKB en Ondernemerschap kunnen blijven volgen. We verwachten dat in 2010 de data beschikbaar komen ten behoeve van een actualisatie over 2006 en 2007. Deze actualisatie maakt geen onderdeel uit van dit projectvoorstel, maar zal naar verwachting als voorstel worden ingediend in de 1e tranche 2010. Voor doelstelling 1 kunnen we gebruik maken van de reeds ontwikkelde methodiek en programmatuur. Voor doelstelling 2 en 3 dient een extra ontwikkelslag gemaakt te worden. Contactpersoon: Sjaak Vollebregt
5
Herstructurering ontsluitingsapplicatie kennissite (D0941) De data van MKB en Ondernemerschap worden via www.ondernemerschap.nl ontsloten met behulp van een specifieke internetapplicatie, waarmee de gebruiker zelf de tabellen en crossings kan samenstellen. Deze applicatie is ongeveer 5 jaar geleden ontwikkeld en is indertijd uitsluitend opgezet voor de datasets met een onderverdeling naar sector- en grootteklasse. Deze onderverdeling was voor vrijwel alle datasets van toepassing. De laatste tijd komen er echter steeds meer datasets die niet primair een sectoren of grootteklasse dimensie onderscheiden, maar waarbij hele andere indelingen van belang zijn (regio, leeftijd ondernemers, inkomensgroepen) en die daardoor niet goed passen binnen de structuur zoals die in het verleden is opgezet. Het aantal crossingsmogelijkheden van de applicatie is te beperkt. Dit heeft tot gevolg dat de datasets niet optimaal ontsloten kunnen worden en je concessies moet doen aan de gebruikerskant. In de meeste gevallen worden de data dan op randgegevens ontsloten en kunnen bepaalde crossings niet worden weergegeven. Aangezien we verwachten dat steeds meer nieuwe eigen datasets betrekking hebben op ‘ondernemerschap’ en in mindere mate op ‘MKB’, mede vanuit de mogelijkheden die het CBS biedt om bewerkingen en analyses op microdata van bedrijven uit te voeren, verwachten we dat de behoefte om flexibel te zijn in de keuze van de dimensies steeds groter wordt. Vandaar dat wij voorstellen om een revisie uit te voeren op de ontsluitingsapplicatie en de achterliggende database. De revisie houdt in een volledig dynamisch opgezette dimensionering van de database en een daarop werkende ontsluitingsapplicatie, zodat de dimensies voor iedere dataset verschillend kunnen zijn en er een vrije keuze is t.b.v. de ontsluiting. Er is de afgelopen jaren weinig onderhoud geweest aan de ontsluitingsapplicatie en de revisie die wij voorstellen past in de modernisering en doorontwikkeling van de output van het onderzoeksprogramma. We verwachten dat we met de herstructurering wederom een flink aantal jaren vooruit kunnen. Contactpersoon: Pierre Verhees Financieringsmonitor, 1-meting (D0942) In het kader van het programmaonderzoek heeft in december 2008 de 0-meting plaatsgevonden voor de Financieringsmonitor, gevolgd door een beperkte meting in april voor gevestigde bedrijven en snelle groeiers. Beide metingen zijn uitgebracht in rapportages die zijn toegezonden aan de Tweede Kamer. Recent is het verzoek ontvangen van het Ministerie van Economische Zaken om de uitgebreide 0-meting van december te herhalen in juni of juli. Achtergrond hiervan is de krimp van de Nederlandse Economie en de zorg of MKB-bedrijven nog voldoende toegang hebben tot vreemd vermogen. Bankfinanciering is een financieringsbron die door 92% van het MKB wordt gebruikt. Als de toegang tot kapitaal belemmerd raakt, dan verdampen kansen op groei en nemen kansen op faillissementen toe, zo is de vrees. Vandaar dat in dit project voorgesteld wordt om een zogenaamde 1-meting onder gevestigde bedrijven van het MKB-panel uit te voeren. Deze 1-meting zal plaatsvinden middels een internetenquête. Dit project wordt voor de helft gefinancierd door het Ministerie van Economische Zaken. Contactpersoon: Lia Smit
6
2.2
Kennisopbouw Haalbaarheidsonderzoek monitor sociale innovatie in het MKB (B0928) de Hogeschool Utrecht heeft het initiatief genomen om een Kennisplatform Sociale Innovatie in het MKB op te zetten. Dit kennisplatform is primair gericht op kennisdeling tussen onderzoeksinstellingen/onderzoekers onderling, en primair gericht op het MKB. Bij de ontwikkeling van dit kennisplatform zijn momenteel de volgende partijen betrokken: •
Avans Hogeschool, Willem de Lange
•
Saxion Hogeschool, Maarten van Riemsdijk
•
Hanzehogeschool Groningen, Jac Christus (Harm van Lieshout)
•
Hogeschool Utrecht, Ben Fruytier en Rob Gründemann (Paul Breman)
•
Hogeschool InHolland, Petra Biemans
•
EIM, Jan de Kok en Michel Winnubst
•
TNO, Fenny Michel
•
RU Nijmegen, Frank Pot
Centraal bij dit kennisplatform staan de volgende twee vragen: 1) Leidt sociale innovatie binnen organisaties op de korte en/of middellange termijn tot meer (succesvolle) innovaties en tot een verhoging van de duurzame groei in MKB-bedrijven? 2) Welke bijdrage levert de overdracht en toepassing van kennis over sociale innovatie aan de verbetering van het innovatievermogen van bedrijven in het MKB? Hoe kan die kennisoverdracht en toepassing het beste plaatsvinden: wat zijn de belangrijkste succes- en faalfactoren? Om deze vragen te kunnen beantwoorden, is het noodzakelijk om het begrip verder te operationaliseren. Hierbij doet zich een belangrijk probleem voor: betrokken partijen herkennen zich weliswaar in de definitie (van het NCSI) van Sociale Innovatie, maar het is niet duidelijk hoe deze definitie geoperationaliseerd moet worden. Met andere woorden: er is geen overeenstemming over hoe je sociale innovatie in het MKB kan / moet meten. Het voorstel is daarom om de haalbaarheid van een monitor Sociale Innovatie in het MKB te onderzoeken. We willen zowel de inhoudelijke als organisatorische haalbaarheid onderzoeken: − inhoudelijk: uitgaand van de definitie/omschrijving van het NCSI, en op basis van eerder uitgevoerde enquêtes, metingen en scans, en in nauw overleg met NCSI en het Kennisplatform SI in het MKB, willen we een voorstel doen over hoe Sociale Innovatie gemeten kan worden. Uitgangspunt is hierbij dat er voldoende draagvlak is voor de inhoud en vormgeving van de monitor. − organisatorisch: de monitor zou uitgevoerd kunnen worden als regelmatig terugkerend vragenblok in het MKB Beleidspanel en/of de Monitor Bedrijfsprestaties van EIM. Een andere optie is om hier een nieuwe monitor voor op te zetten. Tegelijk zal onderzocht worden of er externe financiering voor de jaarlijkse monitor gevonden kan worden. Contactpersoon: Michel Winnubst Naar een typologie van ondernemers met lage inkomens (B0929) Zelfstandige ondernemers hebben vaker een laag inkomen dan andere groepen in de Nederlandse economie. Uit de eerste editie van de Monitor Inkomens Ondernemers blijkt dat 12,4 procent van alle zelfstandige ondernemers in 2006 te kampen had met een laag inkomen, terwijl het percentage voor heel Nederland
7
op 9,3 procent lag. Dit komt neer op 85.100 zelfstandigen. De historische reeksen wijzen uit dat dit aandeel in perioden van laagconjunctuur (zoals in de huidige economische recessie) kan oplopen tot 16 à 17 procent. Bovendien heeft 6 à 7 procent van alle zelfstandigen structureel te maken met een laag inkomen. Een laag inkomen kan voor zelfstandigen grote gevolgen hebben voor het voortbestaan van de onderneming en de sociale positie van de ondernemer. De overlevingskansen van de ondernemingen van zelfstandigen die in een bepaald jaar met een laag inkomen worden geconfronteerd, zijn consequent lager dan die van ondernemers met een inkomen boven de lage-inkomensgrens. Een deel van de zelfstandigen met weinig inkomsten, kiest ervoor om te bezuinigen op noodzakelijk levensonderhoud om noodzakelijke investeringen in de onderneming te doen. Daarmee wordt de sociale positie in de maatschappij van deze zelfstandigen en hun gezinnen verzwakt. Ondanks de verontrustende cijfers bestaat de indruk dat ondersteunende faciliteiten zoals het Besluit Bijstandverlening Zelfstandigen (Bbz) worden onderbenut. Waar dit aan ligt is vooralsnog onduidelijk. Naast individuele consequenties zijn er ook gevolgen voor de economie en maatschappij als geheel. Zo kan het beroep op beschikbare voorzieningen toenemen. In het voorgestelde project willen we tot een eerste aanzet komen voor een typologie van ondernemers met lage inkomens. Er zijn namelijk allerlei nuanceringen te maken ten aanzien van deze groep. Zo heeft een groot deel van deze ondernemers de beschikking over een groot (bedrijfs)vermogen, kunnen lage inkomsten van tijdelijke aard zijn, en kunnen zwarte inkomsten een rol spelen. Ook fiscaal gedrag kan aanzienlijke inkomenseffecten hebben (fiscale winst zo laag mogelijk houden, verliesverrekening etc.). Daarnaast zijn kenmerken zoals sector, etniciteit en opleiding van belang. Om het beleid effectiever te kunnen inzetten is het nodig om meer inzicht te krijgen in de echte probleemgevallen en de oorzaken van een laag inkomen. Instrumenten zoals de Bbz kunnen dan gerichter worden ingezet. In het kleinschalige onderzoek willen we aan de hand van deskresearch, twee groepsdiscussies met boekhouders/accountants van zelfstandige ondernemers en een klein aantal diepte-interviews met zelfstandigen komen tot een eerste aanzet voor een typologie. De uitkomsten hiervan verwerken we in een minirapportage. Op basis van dit vooronderzoek kan worden besloten tot (grootschaliger) vervolgonderzoek om het belang van de verschillende typen te bepalen, en om te onderzoeken of de bestaande faciliteiten voldoende zijn toegerust op de verschillende groepen. Dit vervolgonderzoek zou mogelijk in coproductie en/of met cofinanciering van externe partijen kunnen worden uitgevoerd. Contactpersoon: Mickey Folkeringa Wagenpark MKB-bedrijven (B0930) Over het voertuigbezit van MKB-bedrijven is vrij weinig bekend. Met het oog op de huidige en toekomstige kennisbehoefte (kilometerprijs van wegvervoer in het MKB, effect milieuzones, rekeningrijden, draagkracht MKB bedrijven voor vereiste investeringen, milieuprestaties van het MKB, e.d.) is het belang van gedetailleerde en actuele informatie hierover aanzienlijk. Daarom stellen we in dit project voor twee soorten output te leveren. 1
In dit project maken we een databestand, waarbij gegevens uit het kentekenregister van de Rijksdienst voor het Wegvervoer (RDW) per sector en grootteklasse gekoppeld worden aan MKB-gegevens die al binnen het programmaonderzoek bekend zijn. EIM heeft in dit verband contact gelegd met het RWD en het RDW is bereid gevonden om gegevens uit het kentekenregister aan te leveren, als EIM gegevens van MKB bedrijven aanlevert (zo-
8
dat een koppeling kan worden gemaakt). Op deze wijze resulteert er een duidelijke verrijking van het beschikbaar materiaal ter verklaring van de bedrijfsprestaties MKB en wordt het mogelijk de onderwerpen die in de eerste alinea genoemd zijn, te onderzoeken. Dit databestand zal dan ook voor eventuele toekomstige projecten binnen het programmaonderzoek beschikbaar zijn. 2
Daarnaast onderzoeken we binnen dit project - als eerste toepassing van dit databestand - de mogelijke impact van kilometerheffingen op de diverse sectoren van het MKB, gegeven het wagenpark van de diverse bedrijven. De rsultaten van deze exercitie zullen in een minirapportage worden vastgelegd.
Dit project wordt voor de helft gefinancierd door MKB-Nederland. Contactpersoon: Coen Bertens Van werk naar werk in het MKB (B0931) In dit project zal onderzocht worden hoe het MKB feitelijk omgaat met een situatie van boventallig personeel, op welke wijze gerichte Van-Werk-naar-Werkdienstverlening voor MKB-bedrijven en instellingen hierin verbetering kan brengen en onder welke voorwaarden en met welke uitvoeringsmodaliteiten die dienstverlening ook met succes kan worden geïmplementeerd. Het betreft hier een hoogst actueel onderwerp met implicaties voor bedrijfsprestaties van kleine bedrijven, middels effect voor (onder andere) hoogte van WW-premies, behoud vakbekwaam personeel en bereidheid om nieuw personeel aan te nemen. Dit project wordt voor de helft gefinancierd door het ministerie van Economische Zaken. Contactpersoon: Peter van der Hauw MKB: banenmotor (B0932) Enige tijd geleden is binnen het programmaonderzoek een nieuwe methodiek ontwikkeld om vast te stellen in hoeverre het midden- en kleinbedrijf bijdraagt aan de werkgelegenheidscreatie. Er doet zich nu een kans voor deze methodiek te presenteren in een internationaal wetenschappelijk tijdschrift. Dit is een excellente kans om het programmaonderzoek te profileren als leidend rond dit onderwerp. Hiervoor moet de bestaande rapportage geheel herschreven worden en zijn aanvullende rekenexercities nodig. Contactpersoon: Jan de Kok Innovatiekracht regionale bedrijfsleven naar sector en grootteklasse (B0933) Eerder in 2009 hebben Octrooicentrum Nederland (OCN) en de Kamer van Koophandel Midden-Nederland een pilotonderzoek uitgevoerd naar de innovatiekracht van bedrijfsleven en kennisinstellingen in Midden-Nederland, op basis van een koppeling van alle octrooiaanvragen in de periode 2003-2006 aan gegevens uit het Handelsregister en LISA. Hieruit zijn unieke gegevens over innovatie in deze regio naar voren gekomen. In overleg tussen het Programmaonderzoek MKB en Ondernemerschap (c.q. EIM) en Octrooicentrum Nederland is nu het plan ontstaan om gezamenlijk, en met cofinanciering door meerdere Kamers van Koophandel, hiernaar een landelijk onderzoek te doen. Doel van het onderzoek is om inzicht te verkrijgen in de herkomst van alle in 2003-2007 aangevraagde octrooien in Nederland, naar sectoren, grootteklasse van bedrijven, technologiegebieden, en naar regionale en ruimtelijke spreiding. Het onderzoek biedt daarmee uniek inzicht in de innovatiekracht naar regio, sector en grootteklasse. Tevens kan er in de toekomst met
9
deze database een gedetailleerd vervolgonderzoek naar het belang van innovatie voor de bedrijfsprestaties van het MKB worden uitgevoerd. De beoogde samenwerking zier er als volgt uit. Octrooicentrum zal de octrooidata ontsluiten en interpreteren. De Kamers van Koophandel leveren de KvK-nummers, de SBI-code en gegevens over de bedrijfsgrootte etc. van de octrooiaanvragende bedrijven in Nederland. EIM voert de analyses uit. Er komt een landelijk onderzoeksrapport dat op de website van het programmaonderzoek zal worden ontsloten. Daarnaast krijgen de participerende KvK’s een rapportage over hun regio. Het programmaonderzoek krijgt ook de beschikking over de data voor verdiepend vervolgonderzoek naar het belang van innovatie voor de bedrijfsprestaties van het MKB. Deze data zullen niet voor commercieel gebruik worden aangewend. Het voorstel wordt 18 juni a.s. formeel voor goedkeuring voorgelegd aan de Kamers van Koophandel. OCN is in beginsel reeds akkoord. Dit project wordt voor de helft gefinancierd door de participerende KvK’s. Contactpersoon: Sander Wennekers Sociaal ondernemerschap (B0934) In algemene termen betreft sociaal ondernemerschap het door ondernemers in bredere zin toepassen van innovatieve en financieel duurzame bedrijfsmodellen op sociale, economische en ecologische problemen. Hierbij vormt het maken van financiële winst een middel om de maatschappelijke doelstelling te bereiken. Voorbeelden van sociale ondernemingen in Nederland zijn De Straatkrant, ValidExpress, Autest en Tony Chocolonely. Sociaal ondernemerschap staat in toenemende mate in de belangstelling van zowel de politiek, de media als de wetenschap. Deze aandacht is te verklaren vanuit de potentie van dit type ondernemingen om een bijdrage te leveren aan het aanpakken van ernstige maatschappelijke problemen, daar waar de markt en (semi-)publieke partijen hiertoe onvoldoende in staat blijken. Ondanks de toenemende aandacht staat onderzoek naar sociaal ondernemerschap, in het bijzonder in Nederland, nog steeds in de kinderschoenen (zoals blijkt uit de recente verkennende programmastudie over dit onderwerp). Specifiek willen we door middel van dit onderzoek meer inzicht verschaffen in het fenomeen sociaal ondernemerschap zelf, alsmede Nederland benchmarken aan de hand van een internationale vergelijking. De vragen die in dit onderspek aan bod zullen komen, worden ingedeeld in vragen op macro- en micro-niveau. Op macro-niveau betreft het de volgende vragen: Wat is de omvang van sociaal ondernemerschap in Nederland? Hoe verhoudt de omvang van sociaal ondernemerschap zich tot andere landen en wat verklaart een eventueel verschil? Op micro-niveau ligt de focus op de ondernemer en diens bedrijf: Wie zijn sociaal ondernemers? Wat maakt dat iemand besluit om sociaal ondernemer te worden in plaats van een commerciële ondernemer of een medewerker in loondienst? Welke producten en diensten leveren ze? Wat zijn de organisatiekarakteristieken? Omdat binnenkort een unieke internationale dataset hierover beschikbaar komt (GEM data) is er nu een ideale gelegenheid om deze studie te entameren. In dit onderzoek wordt samengewerkt met de EUR (Brigitte Hoogendoorn). Contacpersoon: Chantal Hartog
10
Sustainability and performance (B0935) Het belang van duurzaam ondernemen, bijvoorbeeld in de zin dat ondernemers aandacht hebben voor milieu en arbeidsomstandigheden in de bedrijfsvoering, wordt breed onderkend in politiek en samenleving. Het is echter nog onduidelijk wat het effect is van duurzaamheid op bedrijfsprestaties zoals omzet- en winstontwikkeling. In dit project wordt een analyse gegeven van de relatie tussen duurzaamheid en financiële prestaties van bedrijven, waarbij ook specifiek zal worden onderzocht bij welk type onderneming duurzaamheid een positieve relatie heeft met financiële prestaties. Er wordt gewerkt met data die zijn verzameld onder 338 bedrijven in de ‘manufacturing’ sector in Rotterdam (160) en Shanghai (178). De dataset bevat verschillende indicatoren voor duurzaamheid en bedrijfsprestaties en daarnaast ook bedrijfskenmerken (leeftijd, bedrijfsgrootte, sector). In dit project wordt samengewerkt met de EUR (Jolanda Hessels). Contactpersoon: Jolanda Hessels Determinanten en effecten van innovatief ondernemerschap (B0936) In 2008 en 2009 heeft EIM, met cofinanciering door HBD, Bedrijfschap Horeca en HBA een uitgebreid onderzoek verricht naar innovatief ondernemerschap in detailhandel, horeca en ambacht. Voor dit onderzoek zijn verschillende onderzoeksmethoden gebruikt: literatuurstudie, casestudies, expertinterviews en een telefonische enquête onder 1500 ondernemers. De antwoorden op de telefonische enquête zijn onder meer gebruikt om een onderliggend model over innovatief gedrag van ondernemers te onderzoeken. In dit model wordt een relatie gelegd tussen diverse kenmerken van ondernemers, hun innovatiebereidheid, hun daadwerkelijke innovatieve gedrag, en hun bedrijfsprestaties. Ook de rol van diverse ondernemings- en omgevingsfactoren is in dit model meegenomen. Op basis van de resultaten van al deze onderzoeksmethoden worden binnenkort een publieksrapportage en een boek met casestudies gepubliceerd. Doelgroepen van deze publicaties zijn met name beleidsmakers, adviseurs en ondernemers in deze sectoren. Ook worden sectorspecifieke checklists opgesteld voor ondernemers die hun eigen innovatief ondernemerschap willen ijken. De resultaten van het kwantitatieve onderzoek op basis van de enquête komen, mede op verzoek van de cofinanciers, in voornoemde publieksrapportage slechts summier aan bod. Alleen de belangrijkste resultaten worden vermeld, en dan in kwalitatieve termen. De uitgevoerde onderbouwende kwantitatieve analyses van innovatief gedrag zijn echter voldoende interessant voor een specifieke onderzoekspublicatie. Bovendien kan daarmee het uitgevoerde onderzoek wetenschappelijk verantwoord worden. Via het voorgestelde project willen we deze onderzoekspublicatie voorbereiden, waarbij tevens enkele aanvullende analyses zullen worden gedaan. Het doel van dit project is derhalve om een (Nederlandstalig) onderzoeksrapport op te stellen over determinanten en effecten van innovatief ondernemerschap in de drie genoemde sectoren tezamen. Hierbij zullen met name het onderzoeksmodel, de resultaten van de regressieanalyses en de onderliggende factoranalyses en schaalconstructies aan de orde komen. Doelgroep van het rapport zijn onderzoekers op het terrein van innovatie en ondernemerschap. Contactpersoon: Jan de Kok ZZP’ers in crisistijd (B0937) Ten gevolge van de sterke krimp van de Nederlandse economie in 2009 loopt de werkgelegenheid sterk terug. Met name voor uitzendkrachten is de werkgelegenheid sterk afgenomen. Samen met uitzendkrachten vormen ZZP’ers de flexibele
11
arbeidsschil rond het Nederlandse bedrijfsleven. Ook het aantal bedrijven dat er voortijdig mee stopt is in 2009 sterk gestegen. Het aantal bedrijfsbeëindigingen ten gevolge van faillissement is zelfs verdubbeld. De krimp van de Nederlandse economie lijkt belangrijke gevolgen voor ZZP’ers te hebben, maar tot op heden is er nog veel onduidelijk over de gevolgen. Deze gevolgen hoeven niet alleen negatief te zijn (lagere omzet, prijsdruk), maar kunnen ook positief zijn (nieuwe markten, meer uitbesteding ed.). Op basis van een éénmalige telefonische enquête kan meer zicht verkregen worden op de gevolgen voor ZZP’ers. Gestart wordt met een inventarisatie van mogelijke gevolgen die tot op heden in kranten en literatuur worden gesuggereerd. Tevens zullen enkele gesprekken gevoerd worden met deskundigen en betrokkenen. Op basis van de resultaten van de inventarisatie en de gesprekken, kan een telefonische vragenlijst opgesteld worden. De telefonische enquête zou in oktober 2009 uitgevoerd kunnen worden. In november/december volgt dan de analyse van de enquêteresultaten en wordt een rapportage opgesteld. Contactpersoon: Paul Vroonhof
12