acta G R O E N I N G E NR 11 - J U N I
2 0 0 9
REUMATOLOGIE
MIDDELENGEBONDEN STOORNISSEN
AUTO-IMMUNE BLAARZIEKTEN
PERCUTANE VOETCHIRURGIE
WETENSCHAPPELIJK TIJDSCHRIFT Nr 11 - JUNI 2009
acta G R O E N I N G E
INHOUD
03
VOORWOORD: CRISIS IN DE GEZONDHEIDSZORG?
Serge Vanderschueren
04
VOORSTELLING MEDISCHE DIENSTEN BINNEN a | z GROENINGE NIEUWE TECHNIEKEN EN PROGRAMMA’S
DIT TIJDSCHRIFT VERSCHIJNT TWEEMAAL PER JAAR EN WIL EEN OVERZICHT GEVEN VAN DE MEDISCHE, ZORGVERSTREKKENDE EN ORGANISATORISCHE ACTIVITEITEN BINNEN a | z GROENINGE.
REDACTIE Dhr. Ludwig Cornil
[email protected] Dr. Kathleen Croes
[email protected] Dr. Marc Decupere
[email protected] Dhr. Guido Demaiter
[email protected] Mevr. Veerle De Wispelaere
[email protected] Dr. Vincent Herpels
[email protected] Dr. Johan Mattelaer
[email protected] Dr. Dirk Peeters
[email protected] Dr. Guy Putzeys
[email protected] Redactieadres Dr. Dirk Peeters Burgemeester Vercruysselaan 5 8500 Kortrijk T 056 242 138 - F 056 242 139
[email protected]
04
Ontwikkelingen in het therapie-aanbod voor volwassenen met middelengebonden stoornissen op de opname-afdeling psychiatrie van a | z Groeninge Wim Lecot, Frederiek Dumarey, Joke Pille, Dirk Vanmarcke, Annelies Gunst, Petra Vandewynckele
07
Dienst medische beeldvorming van a | z Groeninge is referentiesite voor hoge-resolutie Barco-monitoren
08
Auto-immune blaarziekten Sandrine Reynaert
11
De renaissance van de reumatologie Klaas Vandevyvere
13
Percutane voetchirurgie: de techniek van de toekomst? Frederick Michels, Jan Van Der Bauwhede
15
NIEUWE ARTSEN BINNEN a | z GROENINGE
16
RECENTE WETENSCHAPPELIJKE PUBLICATIES
16
WETENSCHAPPELIJKE ACTIVITEITEN EN KALENDER
Uitgegeven in opdracht van het wetenschappelijk comité a | z GROENINGE door uitgeverij Groeninghe Kortrijk
[email protected] isbn 978-90-77723-84-5 Dit tijdschrift is ook te raadplegen via www.azgroeninge.be
Un résumé des articles en français est disponible sur simple demande
a |z GROENINGE
3
CRISIS IN DE GEZONDHEIDSZORG?
Wat initieel nog maar eens een dipje leek in de conjunctuur is uiteindelijk de ergste financiële crisis geworden sinds de crash van Wall Street in 1929. Een begroting in evenwicht opstellen blijkt onmogelijk, de economie krimpt en de staatsschuld neemt toe. En nochtans lijkt de gezondheidszorg op het eerste gezicht niet echt getroffen door de crisis. Het valt nochtans te vrezen dat we vanaf volgend jaar een aantal besparingsmaatregelen mogen verwachten. Waar in tijden van hoogconjunctuur het individualisme hoogtij viert, ziet men in tijden van crisis een toenemende hang naar solidariteit. Van de vaak verguisde staat wordt weer meer initiatief verwacht. Banken die in een recent verleden geprivatiseerd werden, komen weer deels in handen van de overheid en voor een aanzienlijk deel van de publieke opinie zou een volledige nationalisering nog beter zijn. Deze trend zet zich zelfs verder in de Verenigde Staten, waar de Obama Health Care Reform1 nu de hot topic is. Eén van de pijlers van deze hervorming is een verschuiving van een overwegend private naar meer publieke ziekteverzekering. In 2005 droeg de overheid er ongeveer 45% van de gezondheidsuitgaven2; in België ca. 72%. In de VS, waar traditioneel de sterkste marktwerking bestaat in de gezondheidszorg, die men er als een economisch product ziet, waren er negentig miljoen mensen die in 2007 minstens een tijd zonder ziekteverzekering zaten3. Nochtans werd in de VS in 2005 ca. 15,3% van het BNP aan gezondheidszorg besteed (in België ca. 10,3%). De uitgaven pro capita bedroegen er in 2005 nagenoeg het dubbele van de uitgaven in België en de meeste Europese landen. De overheadkosten in de ziekenhuizen liggen er rond de 20% (in België ca 6%). Als de globale kwaliteit van de gezondheidszorg zich laat meten in termen van outcome, kosteneffectiviteit en reële beschikbaarheid voor de bevolking, dan scoort ons land duidelijk beter. Het ziet er dus naar uit dat de Amerikanen, die de aberraties van hun gezondheidszorgsysteem beginnen in te zien, eerder naar het Europese model willen evolueren, net terwijl men in een aantal Europese landen meer marktwerking wil introduceren in de gezondheidszorg. Stof tot nadenken.
DR. SERGE VANDERSCHUEREN
Medisch Directeur a | z Groeninge
(1) American College of Health Care Executives, 2009, session 100. Staffing productivity in the pay-forperformance era. (2) Health at a glance 2007: OECD indicators. (http://titania.sourceoecd.org) (3) http://www.whitehouse.gov/omb/assets/fy2010_new_era/Jumpstarting_The_Economy.pdff en Families USA. Wrong Direction: One Out of Three Americans are Uninsured. September 2007. http://familiesusa.org/ assets/pdfs/wrong-direction.pdf
4
VOORSTELLING MEDISCHE DIENSTEN BINNEN
a |z GROENINGE
ONTWIKKELINGEN IN HET THERAPIE-AANBOD VOOR VOLWASSENEN MET MIDDELENGEBONDEN STOORNISSEN OP DE OPNAME-AFDELINGEN PSYCHIATRIE VAN a |z GROENINGE
Het gebruik van alcohol hoeft niet problematisch te zijn. De meeste mensen beleven plezier aan deze drug. Maar zoals bij vele genotsmiddelen is er een keerzijde. Een acute intoxicatie kan leiden tot ernstige gevolgen (zelfdoding, orgaanschade, geweldpleging). Een chronisch problematisch gebruik of misbruik kan leiden tot (fysieke) afhankelijkheid en schade op psychosociaal vlak (partnerrelatie, gezin en werk) en fysiek vlak (CZS, lever, pancreas, neuropathie,…).
INLEIDING Definiëring
Mannen die meer dan 21 glazen per week drinken en vrouwen die er meer dan 14 drinken, drinken overmatig. Een aanzienlijk deel van de bevolking drinkt overmatig. Het is vaak sociaal geaccepteerd, omdat er niet altijd sprake is van direct zichtbare nadelige gevolgen. Een vorm van overmatig drinken is bingedrinken: veel drinken in korte tijd. Overmatig drinken wordt probleemdrinken als het drinken van te grote hoeveelheden gepaard gaat met allerlei lichamelijke, psychische en sociale problemen. Alcohol wordt gebruikt als ontsnapping aan problemen en alledaagse spanningen en als vlucht uit de realiteit. Hierbij gebruikt men vaak de term alcoholmisbruik. De drinker krijgt last van controleverlies en doet vergeefse pogingen om te stoppen. Dit kan zelfs zover gaan dat drank slechts een middel is om te overleven: er wordt louter gedronken om ontwenningsverschijnselen tegen te gaan. Hij raakt verslaafd aan of afhankelijk van alcohol. Wanneer alcohol langere tijd overmatig wordt gebruikt, is het risico op lichamelijke en geestelijke afhankelijkheid groot. De afhankelijkheid ontwikkelt zich doorgaans sluipend. Bij lichamelijke afhankelijkheid protesteert het lichaam als het geen alcohol meer krijgt. Er ontstaan ontwenningsverschijnselen: transpireren, misselijkheid, slecht slapen en een angstig en gespannen gevoel. Het risico bestaat dat men steeds meer gaat drinken om de ontwenningsverschijnselen tegen te gaan. Bij psychische afhankelijkheid voelt men zich niet meer prettig zonder alcohol. Het verlangen naar alcohol (craving) kan zo sterk worden dat er controleverlies ontstaat. De oorzaken van afhankelijkheid zijn complex en het ontstaan ervan is een ingewikkeld proces dat met veel factoren samenhangt. Er zijn verschillende redenen waarom iemand afhankelijk kan raken: Persoonlijke oorzaken zoals karakterstructuur, gevoeligheid voor spanningen, persoonlijk-
heidsstoornissen, opvoeding, problemen thuis of op het werk. Hoe gemakkelijker er met alcohol wordt omgegaan en/of hoe gemakkelijker alcohol verkrijgbaar is, des te eerder kan alcoholgebruik leiden tot misbruik en op den duur tot verslaving. Alcoholproblemen ontstaan door een combinatie van factoren. Erfelijkheid kan hierbij een rol spelen. De meeste kinderen van ouders met alcoholproblemen krijgen zelf géén alcoholproblemen. Ze hebben wel meer kans op deze problemen dan andere kinderen. Door erfelijke aanleg lopen ze namelijk iets meer risico. Een belangrijk probleem is comorbiditeit. Comorbiditeit is het tegelijkertijd hebben van twee of meer psychische problemen. Het wordt ook een dubbele diagnose genoemd. Alcoholproblemen gaan vaak gepaard met andere psychische klachten; het omgekeerde is ook het geval. Zo komt een drankprobleem vaak voor in combinatie met een angststoornis, een depressie, een bipolaire stemmingsstoornis, cannabismisbruik, ADHD, cocaïneverslaving en schizofrenie. Zo blijkt dat 43 % van de mannen en 15 % van de vrouwen met een depressie, ook problemen heeft met alcohol of drugs. Het Nationaal Instituut voor de Statistiek leert ons dat 18,9% van de bevolking nooit drinkt. Dagelijks drinken doet 12,4%, regelmatig veel drinken doet 3,9% en 6,8% kan je een probleemdrinker of alcoholafhankelijk noemen. Ook hier leven mannen ongezonder dan vrouwen: bijna 10% van de mannen vertoont problematisch drinkgedrag. En al die gruwelverhalen over de dronken jeugd lijken ook overtrokken: slechts 1,5% van de jongeren tussen 15 en 24 jaar drinkt dagelijks. Erger is wel dat 4,6% van de jongeren op die leeftijd al probleemdrinker is. Wat illegale drugs betreft: 8,7% heeft al eens met cannabis geëxperimenteerd. Bij XTC en speed is dat 1,7%. Mannen experimenteren bijna dubbel zo vaak als vrouwen. En jongeren tussen 15 en 24 jaar zijn niet bang van cannabis: meer dan 20% heeft wel eens een jointje gerookt. Wat XTC en speed betreft blijft het gebruik ook bij jongeren onder de 5%.
Doelgroep en Organisatie
In dit artikel worden de recent (of verder) ontwikkelde psychologische therapieën toegelicht die zich richten naar volwassenen (15 tot 65 jaar) met een middelengebonden stoornis (een stoornis gekenmerkt door misbruik of afhankelijkheid van een middel ook inclusief de psychiatrische, cognitieve, neurologische en internistische verwikkelingen van dit gebruik) zoals die sinds een aantal maanden verder zijn ontwikkeld op de behandelafdelingen de DAM en de BRES. Dit was mogelijk dank zij de verenigde inspanningen van de multidisciplinaire teams op de behandelafdelingen de DAM en de BRES. De concrete weergave van die inspanningen volgt verderop in dit artikel. Om te komen tot een eigen aanbod rond middelengebonden stoornissen was echter de inspanning door het ziekenhuis om te komen tot “reconversie” naar meer A-bedden en a (dag) -stoelen cruciaal. Het bood de dienst “psychiatrie, psychotherapie en psychosomatiek” de mogelijkheid om verschillende afdelingen te vormen met een eigen behandelteam en een specifieke doelgroep. Voor een goed begrip volgen hierna de verschillende afdelingen van onze dienst met hun doelgroep: EPSI Eenheid voor Psychiatrische SpoedInterventies STAP Senioren (+ 65) Therapeutische Afdeling Psychiatrie (diverse psychiatrische problematiek in het senium) PAS behandelafdeling volwassenen (15 tot 65 jaar) met een doelgroep Psychose, Angst en Stemming. DAM behandelafdeling volwassenen (15 tot 65 jaar) met een Doelgroep Aanpassingsstoornissen en Middelengebonden stoornissen BRES psychotherapeutische dag dagkliniek met 3 doelgroepen angst en stemming / middelengebonden stoornissen / senioren Uit het overzicht moge ook blijken dat middelengebonden stoornissen bij volwassenen, naast andere, de topic zijn van afdelingen de DAM en de BRES. De sleutel tot afstemming van de diverse visies en behandelingen binnen de 5 afdelingen en dus ook binnen de BRES en de DAM is het multidisciplinair teamoverleg dat tracht een uniform en geïndividualiseerd behandelplan per patiënt op te maken met in de tijd gefaseerde behandelingsdoelstellingen. Duur van een gemiddelde ontwenningstherapie op de DAM bedraagt maximaal 6 weken, op de
VOORSTELLING MEDISCHE DIENSTEN BINNEN
psychotherapeutische dag dagkliniek de BRES 6 tot 12 weken. De voornaamste doelstelling op deze afdelingen is het volledig stoppen met drinken en/of medicatie misbruiken. Om dit te bereiken wordt vooral gewerkt aan het maken, het verstevigen en het vasthouden van de beslissing om te stoppen. Dit motivatieversterkend proces is cruciaal in de behandeling. Om op langere termijn de kans op nuchter blijven te vergroten, zal er ook gewerkt worden rond specifieke problemen die rechtstreeks of onrechtstreeks een invloed hebben op het drinken of het medicatiemisbruik. Dit kunnen psychische, sociale, familiale, maatschappelijke of professionele problemen zijn. Deze doelstellingen variëren van persoon tot persoon en worden tijdens de eerste weken van de behandeling in kaart gebracht en in een individueel behandelplan met specifieke doelstellingen gegoten. Dit vormt de leidraad doorheen de verschillende fasen in de behandeling. Een belangrijk deel van de behandeling op de DAM verloopt in groepsverband met daarin maximale aandacht voor het individueel proces en tempo van de patiënt. Betrekken van familie of belangrijke derden vormt een belangrijk onderdeel doorheen gans het traject. De behandeling op de DAM zelf omvat een 4-tal fasen:
Tijdens de detoxificatie- en observatieperiode gaat de aandacht vooral naar de adequate opvang van de onthoudingsverschijnselen en het in kaart brengen van diverse aspecten van de verslavingsproblematiek. Tevens staat in de beginfase het versterken van de motivatie en het vergroten van het geloof in eigen kunnen centraal. Dit laatste is essentieel om een doorleefde keuze om te stoppen met drinken of gebruiken mogelijk te maken. Tijdens de behandelfase wordt gewerkt aan de veranderingen die nodig zijn om de kans op een verder nuchter leven zo groot mogelijk te maken. Deze veranderingen zijn van diverse aard. Voorbeelden hiervan zijn structuur in het dagelijks leven brengen, het aanleren van sociale vaardigheden, leren omgaan met stress, werken aan psychische en/of relationele problemen, leren omgaan met craving (= hunkeren naar alcohol) en hoge-risicosituaties en het zoeken naar alternatieven voor drinken of gebruiken. In een ontslagfase wordt de terugkeer naar huis intensief en concreet voorbereid. Aandachtspunten zijn terugvalpreventie, voorbereiden en installeren van de nazorg, integratie binnen het gezin, concretiseren van de toekomstige werksituatie, vrijetijdsinvulling, enz. Diverse mogelijkheden bestaan om na een opname een geleidelijke overgang te maken naar volledig ontslag. Dagtherapie omvat het verder zetten van de behandeling op de afdeling De BRES gedurende 2 dagen/week. Voor nazorg wordt dan een beroep gedaan op het middelen-
programma van de psychotherapeutische dagkliniek de BRES. dag Een middelenbehandeling kan echter ook starten op de BRES (zie onder). Het spreekt voor zich dat het hierbij gaat om mensen met “minder ernstig” problematisch middelenmisbruik. Er wordt veel belang gehecht aan nazorg na opname en dit om de bereikte resultaten vast te houden en terugval te voorkomen. Zich aansluiten bij een zelfhulpgroep – AA of SOS-nuchterheid – wordt sterk gestimuleerd. Indien nodig wordt uitgekeken naar individuele psychotherapeutische begeleiding na opname. Voor de groep van illegale druggebruikers is er binnen de dienst en met de netwerkzorgverstrekkers (huisarts, Kompas) een “drugprotocol” dat impliceert dat wordt gezorgd voor een kortdurend, motiverend programma met schriftelijk behandelcontract van een 10-tal dagen ter overbrugging naar een opname in een residentieel drugontwenningscentrum zoals Kompas te Kortrijk en dit voor een beperkt aantal kandidaten (2). Bij een groter “urgentie” aanbod van illegale drugproblematiek kan men in de provincie WestVlaanderen terugvallen op de hiervoor voorziene drugbedden die aan het AZ Sint Jan te Brugge zijn toegewezen. PSYCHO-EDUCATIE Definiëring
Psycho-educatie is het geven van objectieve feedback over lichamelijke, psychische en sociale conditie van de persoon. Het draagt bij tot een beter inzicht in de eigen situatie, wat een voorwaarde is voor een bewuste verandering. Een meerwaarde verkrijgt men als deze feedback wordt aangevuld met neutrale informatie over de gevolgen van de drinkgewoonte. Een goed advies draagt deskundige kennis over de gevolgen en verandermogelijkheden op de patiënt over. Adviseren is alleen motiverend als het aan de patiënt wordt overgelaten om het advies op te volgen en als het niet dwingend en/of moraliserend wordt gebracht. In vrijheid kiezen uit meerdere mogelijkheden maakt de kans op volhouden van de zelfgekozen verandering groter. Een empathische hulpverleningshouding bevordert de bereidheid van de patiënt om te veranderen, omdat er respect en betrokkenheid van uitgaat. Zo heeft bijvoorbeeld de erkenning van het belang dat alcohol had voor de persoon en van de moeite die veranderen van de drinkgewoonte kost, een motiverende werking. Psycho-educatieve sessies middelenmisbruik op de DAM Op de DAM wordt geopteerd informatie door te geven via een 7-tal psycho-educatieve sessies. Dit zijn groepssessies van 1 uur à rato van 3 tot 4 keer per week.
a |z GROENINGE
5
De psycho-educatieve sessies worden gegeven door de verpleegkundigen en de maatschappelijk werkers van de afdeling. * Hervalpreventie: 5G-model
Bedoeling: inzicht verwerven bij veranderen van gedrag en de factoren die kunnen leiden tot herval. *Cirkel van verandering van Prochaska en Di Clementi
Voorstellen van de veranderingscirkel: de fasen van verandering met bespreking van de faciliterende en ondermijnende factoren bij het proces van gedragsverandering. *Film
Bespreken van een speelfilm/fictie met het thema en een terugkoppeling naar de gevolgen van middelenmisbruik. *Sessie met productinformatie, gezondheidsvragen, mythes over alcohol
Een bespreking van effecten en gevaren van medicatieverslaving, alcoholverslaving, drugverslaving en een bespreking van de gevolgen van middelenmisbruik voor de gebruiker, de naaste omgeving,de maatschappij. Hierbij wordt reeds info gegeven rond AA, SOS nuchterheid, Antabuse enz. * Sessie slaaphygiëne
Een inzichtgevende sessie over slaap en slaapstoornissen en hoe ermee omgaan. * Sessie Budgettering
Sessie gegeven door de maatschappelijk werker rond de valkuilen bij het winkelen: de marketingstrategieën, de gevaren van kredietverlening, sociale druk/status,…. Tevens worden er concrete bespaartips aangereikt en de mogelijkheden van budgetbeheer en collectieve schuldbemiddeling worden besproken. * Sessie medicatie
Via de sessie krijgt de patiënt zicht om bevorderende en belemmerende factoren te inventariseren en wordt de patiënt geïnformeerd omtrent de werking, nevenwerking van geneesmiddelen op zich en hoe omgaan met medicatiegebruik. Farmacotherapie wordt op die manier geïntegreerd in de behandeling. Zo wordt de patiënt beluisterd en begeleid omtrent zijn medicatieinname, kan het een invloed hebben op zijn medicatie-trouw en kan hij beter de effecten en nevenwerkingen van zijn medicatie kaderen. Het in groep opentrekken van het thema medicatie biedt een zekere veiligheid omdat er niet direct heel persoonlijk gegaan wordt. Er wordt veel mogelijkheid tot vraagstelling en het brengen van individuele moeilijkheden, bedenkingen, voorzien. Naast deze sessies wordt ook gevraagd aan de patiënt een levensverhaal te schrijven. Samen met een individueel begeleider (verpleegkundige) wordt gezocht naar verbanden tussen ziektegeschiedenis en levenslijn. De individueel begeleider ondersteunt de patiënt
6
VOORSTELLING MEDISCHE DIENSTEN BINNEN
gedurende zijn opname. Hij of zij is het eerste aanspreekpunt om verduidelijking en opvang te bieden. GROEPSTHERAPIE OP DE BEHANDELAFDELING DE DAM
De patiënten kunnen op indicatie ingeschakeld worden in de groepstherapieën die gegeven worden door de klinisch psycholoog. Hiervoor moeten ze aan twee criteria voldoen, namelijk ten eerste het hebben van een middelenproblematiek en ten tweede het voornemen om te streven naar volledige abstinentie. Er wordt natuurlijk ook rekening gehouden met de inzichtelijke mogelijkheden en de lichamelijke conditie van de patiënten. De patiënten die ingeschakeld worden in de groepstherapieën krijgen een intensief programma van drie sessies per week gedurende een aantal weken. De groepstherapieën zijn motiverend van aard. De keuze van de patiënt wordt gerespecteerd en de klemtoon ligt meer op ondersteunen en minder op confronteren. Er wordt van een cognitief gedragsmatig perspectief uitgegaan en men vertrekt van de cirkel van gedragsverandering (Prochaska en Di Clementi), die eerder aan bod kwam bij de psycho - educatie. Hierdoor krijgt men zicht op de eigen motivatie met bijhorende valkuilen. De doelstelling van volledige abstinentie wordt besproken. Er wordt vertrokken vanuit een aantal gekende thema’s en probleemgebieden zoals risicosituaties, doelen stellen, zichzelf belonen, communicatie, activering, gedachten, gevoelens, gedrag, zelfbeeld en herval. Deze worden dan in groep bediscussieerd en uitgebreid getoetst aan de eigen ervaringen. Dit stelt mensen in staat om uiteindelijk een concreet actieplan te formuleren gelinkt aan hun einddoel. Dit actieplan is noodzakelijk vanuit de visie dat de verslaving een functie vervult die bij het stoppen bloot komt te liggen. Een belangrijk onderdeel van dit actieplan is het voorzien van voldoende nazorg en ondersteuning. HET THERAPEUTISCH PROGRAMMA “TRUNCUS COMMUNIS” (GEMEENSCHAPPELIJK BASISPROGRAMMA) OP DE DAM
Dit programma wordt aangeboden op de DAM niet alleen aan mensen met middelengebonden stoornissen (M) maar ook aan mensen met aanpassingsstoornissen (A). Patiënten dragen veelal een complexiteit aan problemen met zich mee. Deze moeilijkheden kunnen zich op vrijwel alle levensgebieden voordoen, zoals werk, gezondheid, relaties, zingeving. Tijdens de detoxificatie- en observatieperiode (cfr supra) volgen de patiënten een introductieprogramma. In deze week maken de patiënten kennis met de verschillende therapieën en krijgt het team een beter zicht op de individuele problematiek. Met behulp van de observaties tijdens deze week wordt op de teamvergadering beslist welk behandelprogramma het best aansluit bij de noden van de patiënt. Het
a |z GROENINGE
inzichtgevende behandelprogramma is meer confronterend en diepgaander, terwijl patiënten in het structurerend programma meer ondersteunend worden begeleid. Tijdens de ergotherapeutische behandelingen proberen we de verschillende aspecten van de problematiek in kaart te brengen en te benaderen. We werken op doelstellingen als communicatie, zicht krijgen op eigen gedrag, komen tot zelfreflectie, sociale vaardigheden oefenen enz. Verschillende thema’s kunnen aan bod komen, zoals afhankelijkheid, isolement, eenzaamheid, grenzeloosheid, gevoelens uiten, verantwoordelijkheidszin, sociale vaardigheden. Het therapieaanbod bestaat uit verschillende vormen, die gaan van materiaal gerichte therapieën, zoals de atelierwerking of de beeldende creatieve therapie, tot meer lichaamsgerichte benaderingswijzen, zoals lichaamswerk, bewegingstherapie of de expressiegroep. Naast deze ingangspoorten maken ook muziektherapie en Tai Chi deel uit van het programma om patiënten te kunnen bereiken. Binnen het therapieprogramma wordt eveneens aandacht besteed aan relaxatie. Daarnaast wordt ook kooktherapie gegeven op indicatie vanuit het team. De maatschappelijk werker begeleidt de patiënt in zijn proces tot psychomaatschappelijke rehabilitatie. Middelenmisbruik brengt sociale gevolgen met zich mee: problemen op het werk en in de vrije tijd, conflicten met familie, financiële problemen, huisvesting, justitiële gevolgen, enz… Rekening houdend met de autonomie van de patiënt tracht de maatschappelijk werker op deze domeinen de problemen aan te pakken en zorgt voor continuïteit door het regelen van de nazorg in samenspraak met zowel de teamleden van de andere disciplines als met de externe diensten (CAW, OCMW, Psychiatrische Zorg Thuis, enz.). De maatschappelijk werker speelt zoals alle teamleden ook een rol in het motiveringsproces. Tijdens de opname wordt de patiënt gemotiveerd om deel te nemen aan de AAgroep die elke vrijdag doorgaat in vergaderzaal ‘ingeving’. De verantwoordelijke komt vooraf bij de patiënt langs voor een persoonlijk gesprek. Patiënten met vrijzinnige overtuiging worden doorverwezen naar SOS Nuchterheid. MIDDELENPROGRAMMA DAGKLINIEK DE BRES
Onze dagkliniek biedt een intensief groepstherapeutisch aanbod enerzijds voor patiënten die verdere nazorg behoeven na een opname op de DAM. Anderzijds kan de BRES opnamevoorkomend zijn voor deze patiënten die een intensievere begeleiding behoeven maar waar opname door tal van redenen (financieel, praktisch,…) niet aangewezen is. Zoals gezegd, spreekt het voor zich dat het hierbij gaat om mensen met een “minder ernstig” problematisch middelenmisbruik.
Na een intakegesprek wordt voor elke patiënt een groepstherapeutisch aanbod opgesteld dat zo optimaal mogelijk aangepast is aan de individuele noden en doelstellingen. Dit aanbod wil steeds rekening houden met en tegemoet komen aan de oorzaken en/of gevolgen van het middelengebruik. Bijgevolg zal, naast het specifieke aanbod voor deze doelgroep, steeds een combinatie worden aangeboden met therapieën als: infogroep depressie, assertiviteitstraining, lichaamswerk, zelfzorg, relaxatie, e.a. Deze therapieën worden gespreid over 2 dagen. Het specifieke aanbod voor deze doelgroep is tweeërlei: - infogroep middelen 1 richt zich tot deze patiënten die nog twijfelen of ze kiezen voor volledige abstinentie. Hier zien we vooral de patiënten die niet het (volledige) programma van de DAM doorlopen hebben. Hoewel deze patiënten nog niet voor volledige onthouding kiezen, verwachten wij wel dat zij tijdens de therapiedagen niet drinken en dat ze bereid zijn naar hun probleem te kijken. Infogroep middelen 1 wil de randvoorwaarden voor verandering mee helpen scheppen. We werken vooral remoraliserend. Het gevoel van zelfwaarde waar het de patiënt vaak aan ontbreekt dient terug opgekrikt te worden. Er wordt gezocht naar een juist evenwicht tussen enerzijds confrontatie en anderzijds het behouden of opkrikken van het zelfwaarde gevoel van de patiënt. In infogroep 1 wisselen groepsgesprekken zich af met informatieoverdracht. - infogroep middelen 2 richt zich tot deze patiënten die gekozen hebben voor volledige abstinentie. Hier worden vooral de vaardigheden van patiënten aangescherpt om deze beslissing vol te houden. Er wordt o.a. gewerkt met rollenspellen waar in een veilige omgeving kan geanticipeerd worden op mogelijke risicosituaties van gebruik. De groep biedt dan een ideale leeromgeving om van elkaar te leren wat werkt in het omgaan met craving, moelijke situaties. De steun en beloning van de groep zijn daarbij belangrijke duwtjes in de rug. Ook kan in deze groep een mogelijk herval besproken worden en kan gekeken worden wat men hieruit kan leren. Patiënten kunnen van infogroep 1 naar infogroep 2 doorschuiven wanneer zij de beslissing nemen blijvend te stoppen met alcohol, medicatiemisbruik. Omgekeerd ook kan het voorkomen dat patiënten bijv. na herval opnieuw beginnen te twijfelen of ze wel kiezen voor volledig stoppen. Dan krijgen patiënten opnieuw de mogelijkheid hun keuze te overdenken in infogroep 1. Hoewel de nadruk ligt op de groepstherapieën, worden de doelstellingen van patiënten tussentijds opgevolgd in een individueel gesprek. Daarin wordt ook systematisch de mogelijkheid van nazorg bekeken. Het contact met deze nazorg wordt van hieruit geregeld, de opstart gebeurt zo mogelijk aansluitend op de Bres.
VOORSTELLING MEDISCHE DIENSTEN BINNEN
a |z GROENINGE
TOEKOMSTMOGELIJKHEDEN
Behandeling van mensen met middelengebonden stoornissen is een boeiende topic in volle ontwikkeling binnen de psychiatrie. Deze behandeling impliceert een multidisciplinaire en biopsychosociale benadering. Een empatische, motiverende grondhouding alsook een gedegen kennis van facts en figures leidt soms tot verrassend goede behandelresultaten en voert ons enigszins weg van het defaitisme in de wijze waarop de behandeling van deze stoornissen vroeger meewarig werd bekeken. Dit betekent dat een verdere investering in het multidisciplinair behandelteam via opleiding prioriteit zal moeten krijgen de komende jaren. Ideeën die hierrond bestaan, realiseren zich nu reeds via geplande voordrachten door externe sprekers. (mei 2009 Dr Frieda Matthys, voorzitster VAD: algemene aspecten van (motiveren bij) behandeling van alcoholverslaving) (oktober 2009 Dr Steven Stes UC Kortenberg: ADHD bij verslaving) Verdere bekwaming van de teamleden in motiverende gespreksvoering en interne bijscholing zijn andere denkpistes. Het versterken van de “banden” met onze partners van het Psychiatrisch Ziekenhuis Heilige Familie door middel van het ontwikkelen van een zorgcircuit middelenmisbruik staat hoog op de agenda. We hopen dat zich dit finaliseert in een gemeenschappelijke visietekst en gezamenlijk symposium in de loop van 2010. Belangrijk voor de behandeling van mensen met middelengebonden stoornissen is het versterken van de “liaison” met onze somatische collegae van de diensten Gastro-Enterologie, Neurologie, Pijnkliniek, Fysiotherapie en Algemeen Inwendige ziekten, diensten waarmee de samenwerking tot op heden altijd uitstekend verloopt. Bovendien is er intentie om de dienst GastroEnterologie als derde partner mee te betrekken in de organisatie van het symposium rond middelengebonden stoornissen in de loop van 2010. Een verbetering van de samenwerking met zelfhulpgroepen (AA, SOS Nuchterheid), kan leiden tot betere resultaten in de nazorg. Het zelf opstarten van een nazorggroep is ook een wensdroom. Kortom een nieuw boeiend hoofdstuk in de ontwikkeling van het psychiatrisch behandelingsaanbod binnen a | z Groeninge lijkt aangesneden. DR. WIM LECOT
PSYCHIATER, BEHANDELAFDELING DE DAM, MEDISCH COÖRDINATOR, DAGKLINIEK DE BRES DHR. FREDERIEK DUMAREY
KLINISCH PSYCHOLOOG, BEHANDELAFDELING DE DAM MEVR. JOKE PILLE
KLINISCH PSYCHOLOOG, COÖRDINATOR DE BRES DHR. DIRK VANMARCKE
HOOFDVERPLEEGKUNDIGE, BEHANDELAFDELING DE DAM MEVR. ANNELIES GUNST
MAATSCHAPPELIJK WERKER, BEHANDELAFDELING DE DAM MEVR. PETRA VANDEWYNCKELE
SOCIAAL VERPLEEGKUNDIGE, BEHANDELAFDELING DE DAM
ERGO-TEAM PSYCHIATRIE a | z GROENINGE
DIENST MEDISCHE BEELDVORMING VAN a |z GROENINGE IS REFERENTIESITE VOOR HOGE-RESOLUTIE BARCO-MONITOREN
Sinds eind april is de dienst medische beeldvorming van a|z Groeninge wereldwijde referentiesite voor Barco, specialist in medische beeldvorming. Dankzij dit initiatief beschikt a|z Groeninge over de allernieuwste beeldvormingstechnologie en versterkt Barco zijn samenwerking met de gemeenschap van klinische eindgebruikers.
Als wereldwijde referentiesite werd de dienst medische beeldvorming van a | z Groeninge uitgerust met de meest moderne diagnoseweergavetechnologie, waaronder het eerste kleurenschermsysteem met 6 MegaPixels voor diagnostische beeldvorming. Bovendien lanceerde de afdeling Barco’s MediCal QAWeb-oplossing voor interventievrije ijking, kwaliteitszorg en vermogensbeheer. a | z Groeninge is reeds lange tijd klant van
Barco en gebruikt al enkele jaren Coronis 2MP, 3MP en 5MP Mammomonitors in de hele radiologieafdeling. Als referentiesite van Barco zullen ze nu ook het vernieuwende Coronis Fusion 6MP DL weergavesysteem in gebruik nemen in hun leeskamers, waar radiologen dagelijks
diverse beelden (in kleur en grayscale, bewegende en statische beelden) lezen afkomstig van geavanceerde technologieën zoals X-stralen, CT, MRI, PET-CT, US en angiografie. Het Coronis Fusion 6MP DL weergavesysteem met meerdere modaliteiten biedt de radiologen de beste beeldkwaliteit voor een optimale diagnosestelling en een beste zorg aan de patiënt. Voor Barco biedt de overeenkomst nieuwe mogelijkheden voor een rechtstreekse interactie met de gemeenschap van klinische eindgebruikers. Barco kan het gebruik van medische schermen analyseren in hun natuurlijke, klinische omgeving en inspireren om nieuwe producten te creëren die de productiviteit, klinische werkstroom en diagnose nog verbeteren.
7
8
VOORSTELLING MEDISCHE DIENSTEN BINNEN
a |z GROENINGE
AUTO-IMMUNE BLAARZIEKTEN Tekening 1
Basale membranen zijn gespecialiseerde structuren die de cellen aan het onderliggende stroma of verscheidene celtypes onderling verbinden. In de opperhuid (epidermis) zijn de keratinocyten verbonden met elkaar door middel van desmosomen (tekening 1): deze bestaan uit eiwitten die aangemaakt worden door de keratinocyten. De opperhuid en de lederhuid (dermis) zijn met elkaar verbonden via de epidermale basale membraan: deze bestaat uit proteïnen die gemaakt en geïncorporeerd worden door de keratinocyten uit de epidermis en de fibroblasten uit de dermis (tekening 2). Auto-immune blaarziekten ontstaan wanneer de patiënt auto-antistoffen aanmaakt tegen één (of meerdere) van deze proteïnen waardoor de verbindende of ‘lijm”functie van deze structuren verstoord wordt en de cellen ‘loslaten’ waardoor bijgevolg blaasjes of blaren ontstaan.
Voor er technieken bestonden om die specifieke eiwitten te identificeren, werden patiënten enkel ingedeeld volgens hun klinische kenmerken. Nu worden zij in eerste instantie ingedeeld volgens intra-epidermale en sub-epidermale blaarvorming. Bij het benaderen van een patiënt met vesiculobulleuze letsels is het belangrijk eerst een aantal andere oorzaken van blaarvorming uit te sluiten (genetisch, infectieus, metabool, fysisch, medicamenteus, reactie op systemische infectie, photoallergisch, insektenbeten en ischemisch) (schema 1). Naast een goede anamnese, klinisch onderzoek, cultuur en bloedafname, dient in het kader van een auto-immune blaarziekte een biopsie te gebeuren waarvan het centrale deel voor gewone histologie gebruikt wordt en het perifere deel voor directe immunofluorescentie: dit is een techniek waarbij antistoffen met fluorescerende capaciteit binden aan de auto-antistoffen die in de huid van de patient in vivo gebonden zijn en bovendien een idee geeft over het patroon van binding (intercellulair, lineair of granulair). De auto-antistoffen die in het bloed van de patiënt circuleren kunnen aangetoond worden door middel van indirecte immunofluorescentie: hier gebruikt men donorhuid van een gezonde persoon die in contact gebracht wordt met het serum van de patiënt; als er auto-antistoffen aanwezig zijn bij de patiënt, zullen deze binden en in kaart gebracht worden door een 2e fluorescerende antistof toe te voegen. PEMFIGUS Pemfigus is een groep van auto-immune blaarziekten die zich ter hoogte van de huid en/of de slijmvliezen uiten. De 2 meest voorkomende types zijn pemfigus vulgaris en pemfigus foliaceus. De betreffende autoantigenen zijn respectievelijk desmogleine 1 en/of 3 en desmogleine 1. Meestal gaat het hier om patiënten van middelbare leeftijd. In het algemeen presenteren deze patiënten zich met blaren die heel fragiel zijn en bij de minste frictie kapot gaan, waardoor er meer erosies, korsten en schilferende rode plekken zichtbaar zijn dan echte blaren. Bij pemfigus foliaceus zijn er letsels voornamelijk aan het hoofd, de nek en het bovenste van de thorax. (foto 1)
Tekening 2
Schema 1
VOORSTELLING MEDISCHE DIENSTEN BINNEN
Bij pemfigus vulgaris treft men ook dergelijke huidletsels aan maar meestal zijn er ook erosies thv. de slijmvliezen, voornamelijk ter hoogte van de mond, maar ook de ogen, de neus en genitaal/perianaal.(foto 2) Dit verschillend klinisch beeld heeft te maken met de verschillende concentraties auto-antistoffen en auto-antigenen desmogleine 1 en 3 op verschillende plaatsen op het lichaam. Op de biopsie zien we vesikel/ blaarvorming intra-epidermaal door celloslating (=acantholyse) (foto 3); bij immunofluorescentie zien we groenkleuring thv de celranden intercellulair met IgG (foto 4). Behandeling dient prompt te gebeuren omwille van significante morbiditeit en soms zelfs mortaliteit. De ‘mainstay’ is orale of intraveneuze hoge dosis corticoïden, al dan niet met adjuvante therapie in de vorm van IVIG (intraveneus immunoglobulines), mycophenolaat mofetil, cyclofosfamide, azathioprine, plasmaferese of immuno-adsorptie.
Foto 4
PEMFIGOID
Foto 2
9
Verder is er ook een zeldzame vorm van pemfigoid dat tijdens de zwangerschap voorkomt en “pemfigoid gestationis” genoemd wordt; deze vraagt specifieke aandacht daar het kan gepaard gaan met foetale stress. Bij pemfigoid worden er auto-antistoffen aangemaakt tegen 2 soorten proteïnen in de basaal membraan, BP180 en BP230 (zie tekening 2) waardoor de epidermis van de dermis loskomt en aanleiding geeft tot gespannen blaren. Histologisch zien we eosinofielen in en rond de blaar onder de epidermis. Op immunofluorescentie zien we een lineaire kleuring met IgG subepidermaal. (foto 6) Foto 6
Deze adjuvantia laten een snellere ziektecontrole toe in de acute fase en spelen een corticoïdsparende rol op lange termijn. Paraneoplastische pempfigus verdient een aparte vermelding omdat deze dermatose meestal gepaard gaat met autoantistoffen tegen meerdere auto-antigenen (desmogleine 1, 3, desmoplakine e.d.) waardoor het klinisch beeld variabeler is; in sommige gevallen heeft het zelfs kenmerken van erythema multiforme en Stevens-Johnson syndroom. Paraneoplastische pemfigus is de enige van de pemfigus types die positieve immunofluorescentie geeft op rattenblaassubstraat en kan aldaar onderscheiden worden van de andere types. Het is het meest geassocieerd met lymfoma’s, CLL en de ziekte van Castleman.
Foto 1
a |z GROENINGE
Pemfigoid is algemeen de meest voorkomende auto-immune blaarziekte en komt het vaakst bij bejaarde patiënten voor. Het wordt gekenmerkt door intens jeukende rode plekken waarin zich stilaan gespannen blaren ontwikkelen (soms slechts na weken); de rash kan initieel uitsluitend een urticarieel aspect aannemen wat de diagnosestelling uitstelt. (foto 5) Het manifesteert zich enkel t.h.v. de huid; enkel bij een zeer zeldzame variant “mucous membrane pemphigoid”, uit het zich ook en voornamelijk ter hoogte van de slijmvliezen met ernstige littekenvorming en soms zelfs vergroeiing van de aangetaste zones zoals de ogen.
De ziekte wordt gekenmerkt door een chronisch verloop met periodes van spontane verbetering en herval. De behandeling bestaat uit lokale en perorale corticoïden; een recente Franse studie toonde aan dat het veiliger en even doeltreffend is een klasse 4 lokaal corticoïed te gebruiken bij oudere patiënten dan perorale steroïden. Adjuvante therapie bestaat in eerste instantie uit azathioprine en mycofenolaat mofetil. LINEAIRE IGA DERMATOSIS (LAD) Deze huidaandoening treft zowel volwassenen als kinderen: bij kinderen zijn het vaak annulaire letsels met gespannen kleine blaartjes (herpetiform, ‘crown of jewels’; foto 7) en schilfers in de rand voornamelijk ter hoogte van de lagere rug/ abdomen, dij en lies. Bij volwassenen kunnen de letsels meer verspreid voorkomen en zelfs de slijmvliezen aantasten. LAD is vaak medicamenteus-geïnduceerd. Bovendien is LAD ook vaak gerapporteerd geweest in associatie met maligniteiten: BCL, CLL, blaas-, thyroid- en slokdarmcarcinoom.
Foto 3 Foto 5
Foto 7
VOORSTELLING MEDISCHE DIENSTEN BINNEN
10
Foto 8
a |z GROENINGE
Foto 10
EPIDERMOLYSIS BULLOSA ACQUISITA
Histologisch zien we subepidermale blaartjes met eosinofielen en een beetje neutrofielen. Immunofluorescentie toont een lijnvormige kleuring met IgA (foto 8). Behandeling bestaat voornamelijk uit dapsone/ sulfapyridine, al dan niet in combinatie initieel met corticoïden om een snellere controle te krijgen. Bij kinderen verkiest men tetracyclines of erythromycine.
Epidermolysis bullosa acquisita “EBA” is een zeer zeldzame auto-immune blaarziekte maar is uitermate therapie-resistent, ook tegen corticoïden. Het presenteert zich het vaakst als een mucocutane ziekte waarbij op wrijfplaatsen, zoals handen en voeten, ellebogen en knieën, blaren en erosies voorkomen die moeizaam genezen en tenslotte atrofisch verlittekenen of aanleiding geven tot microcystjes en nageldystrofie (foto 11) Foto 11
DERMATITIS HERPETIFORMIS (DH) DH is een cutane uiting van gluten-enteropathie (coeliakie): beide zijn sterk geassocieerd met het HLA DQ2 genotype waarbij men IgA anti-endomysiale antistoffen vindt tegen transglutaminase. Klinisch zien we zelden vesikels, eerder excoriaties en een geëczematiseerde eruptie door de intense jeuk, hetgeen de diagnose niet vergemakkelijkt. De letsels komen het vaakst voor ter hoogte van de billen en buitenkanten van de ledematen.(foto 9) Foto 9
Het betreffende auto-antigen is hier collageen type VII (tekening 2). Histologisch zien we een blaar onder de epidermis zonder veel ontstekingscellen. Immunofluorescentie toont een beeld van lineaire kleuring met IgG (foto 12) Deze kan onderscheiden worden van bulleus pemfigoid door de biopsiehuid te laten splitsen via een speciale techniek waardoor men ziet dat bij bulleus pemfigoid het dak van de blaar zal kleuren en bij epidermolysis bullosa acquisita de vloer van de blaar.(foto 6 en 12) Recent wordt er in gespecialiseerde centra gebruik gemaakt van ELISA (=enzyme-linked immunosorbent assay) voor de diagnose van de 2 meest voorkomende auto-immune blaarziekten i.e. pemfigus en pemfigoid.
Bij deze techniek gebruikt men schaaltjes die bekleed zijn met eiwitten die stukjes van de auto-antigenen nabootsen; na toevoegen van het serum van de patiënt en een antistof die een kleurverandering teweeg brengt, kan men op basis van de graad van kleurverandering de diagnose van pemfigus of pemfigoid stellen: bovendien kan men door aparte schaaltjes voor desmogleine 1 en 3 te gebruiken een onderscheid maken tussen pemfigus foliaceus (dsg1+) en cutane (dsg3) of mucocutane pempigus vulgaris(dsg1 en 3+). SAMENVATTING In St John’s hospital for skin diseases (St Thomas’ hospital, Guy’s hospital, University of London) wordt sedert decennia onderzoek gedaan op bulleuze aandoeningen, van zowel congenitaal als verworven aard. In die tijd zijn zij, samen met enkele andere wereldcentra, er in geslaagd vele auto-antigenen van deze auto-immune bulleuze aandoeningen te identificeren en hierdoor de classificatie van deze aandoeningen te vereenvoudigen. Dit liet ook beperkte studies toe naar het klinische gedrag en respons op therapie van de aandoeningen apart. De voornaamste groepen van auto-immuun bulleuze aandoeningen zijn pemfigus, pemfigoid, lineaire IgA dermatose, dermatitis herpetiformis en epidermolysis bullosa acquisita. Bovendien zijn er technieken ontwikkeld om de diagnose van deze aandoeningen te versnellen en te objectiveren (directe en indirecte immunofluorescentie) en te specifiëren (via het gebruik van verschillende substraten zoals normale menselijke huid, apen-oesofagus en rattenblaas); intussen proberen zij ook te onderzoeken of technieken zoals ELISA in staat zijn recidieven te voorspellen. Over deze diagnosetechnieken is er intussen wereldwijd consensus en zijn er voldoende studies beschikbaar. Er zijn echter nog te weinig gerandomiseerde studies voorhanden wat betreft de therapie, vooral wat de zeldzamere autoimmune bulleuze dermatosen betreft. Bovendien dient iedere patiënt apart te worden bekeken in functie van uitgebreidheid van ziekte en variabele respons op therapie en potentiële bijwerkingen. Onderzoek naar de immunopathogenese van deze dermatosen loopt verder en zal ons met tijd nog meer leren over de biologie van de huid. DR. SANDRINE REYNAERT
DIENST DERMATOLOGIE a| z GROENINGE
Beide beantwoorden goed aan een gluten-vrij dieet in combinatie met dapsone. Meest geassocieerde auto-immuun aandoeningen zijn Hashimoto’s thyroiditis, T-cell nonHogdkin lymfoma, en insuline-dependente diabetes mellitus. Histologisch zijn er blaartjes onder de epidermis met vooral neutrofielen; op immuno-fluorescentie zien we korreltjes van IgA in de topjes van de dermis (foto 10)
BIBLIOGRAFIE Bolognia JL, Jorizzo JL, Rapini RP. Dermatology, Mosby Elsevier limited, Spain, 2003, 2451 p. Rook A, Wilkinson DS, Ebling FJG. Textbook of Dermatology,Blackwell Science, London, 1998, 3641 p.
Foto 12
Reynaert SMB, Black MM. Treatment of immunobullous diseases: an update. Dermatological nursing, 2004, 16(1);29-34.
VOORSTELLING MEDISCHE DIENSTEN BINNEN
a |z GROENINGE
11
DE RENAISSANCE VAN DE REUMATOLOGIE
DE REFLECTIE…
Als arts dient men af en toe te filosoferen, stil te staan bij zijn of haar bezigheden. Filosoferen begint met reflectie over het verleden, het heden, de nabije toekomst maar ook verder. Filosoferen betekent even afstand nemen, zoals die Griekse uil – symbool van de wijsheid- die zich ’s avonds terugtrekt in zijn boom en de wereld, de voorbije dag aanschouwt en opnieuw mijmert naar de ochtendzon. Over het begrip reumatologie filosoferen, betekent een uitgesproken confrontatie ontmoeten tussen het verleden, het heden en een toekomst die het heden overtreffen gaat. We kunnen spreken over een heropleven, een opnieuw geboren worden van de reumatologie. De renaissance is nog maar net begonnen. De moderne reumatologie contrasteert fel met de discipline die ze voor tien jaar was. Zowel de inzichten inzake de fundamenten van de echte inflammatoire reumatische aandoeningen - zoals reumatoïde artritis en spondylartropathieën – alsook de globale zorg en aanpak zijn sterk veranderd. De introductie van de zogenaamde biologicals laat ons toe nieuwe inzichten te verwerven in het functioneren en de complexiteit van ons immuunsysteem. Dit opent perspectieven naar verdere kennis en bestrijden van andere autoimmuun gerelateerde aandoeningen. Hoewel de basis van de reumatologie inzake diagnostiek nog altijd een grondige anamnese en klinisch onderzoek is, hebben ook de techniciteiten hun intrede gedaan. Deze zijn geen doel op zich maar helpen ons een concreet doel i.e. een correcte diagnostiek en therapie na te streven. Het is niet langer meer de discipline van uitdelen van schouderklopjes, het enkel gebruik van steroïden en pijnstillers, met hierbij de sterke noodzaak aan gewrichtscorrigerende en gewrichtsvervangende heelkunde. UITDAGENDE INZICHTEN…
In de klassieke reumatologie worden de inflammatoire gewrichtspathologieën ingedeeld volgens de criteria opgesteld door het American College of Rheumatology. Men maakt een arbitraire onderverdeling binnen deze chronische aandoeningen : reumatoïde artritis en de groep van de spondylartropa-
thieën met spondylitis ankylosans en psoriasis artritis als de twee voornaamste vertegenwoordigers. De introductie van de zogenaamde biologicals of biologische therapieën toonde aan dat deze chronische aandoeningen het gevolg zijn van een onevenwicht in ons lichaamseigen cytokine profiel. Dit onevenwicht is verantwoordelijk voor aanhoudende inflammatie. Het persisteren van inflammatie in het gewricht is nefast voor de integriteit van dit gewricht en leidt tot veranderingen binnenin wat verantwoordelijk is voor het functieverlies van de patiënt. Het selectief blokkeren met behulp van een monoclonaal antilichaam - Tumor necrosis factor antagonisten, interleukine-6 blokkers, IL-1 blokkers, CD -20 blokkers - van één specifiek cytokine, kan het evenwicht tussen proinflammatoire en anti-inflammatoire cytokines herstellen. Dit vernieuwde evenwicht leidt tot herstel van de oorspronkelijke homeostase in het gewricht en resulteert in rust en afremmen van schade. De huidige biologicals zijn precies op dit mechanisme gebaseerd. En ze werken: onze patiënt wordt klinisch beter, zijn functioneren verbetert zowel op globaal fysiek alsook mentaal niveau. Maar ze werken niet altijd: sommige patiënten hebben slechts een beperkt respons, soms is er een uitstekende klinische respons maar zien we radiologische progressie van de schade, soms is er verlies van respons na verloop van tijd, soms is er totaal geen respons. Meer specifiek in de context van spondylitis ankylosans zien we dat, niettegenstaande adequate symptoomcontrole onder TNF-blokkade, de radiologische progressie (die rechtevenredig is met het functieverlies van de patiënt) zich verder zet en ankylosering toch optreedt. Eén van de redenen voor deze bevindingen kan zijn dat andere destructieve mechanismen een rol spelen in deze aandoeningen. Deze processen staan los van het onevenwicht tussen pro- en anti-inflammatoire cytokines. Eén van deze nieuw ontdekte mechanismen is de osteoclast gemedieerde botresorptie gedreven door het Receptor activator of the nuclear factor kappa beta ligand (RANKL)/ Receptor activator of the nucleair factor kappa beta (RANK) systeem. Selectief blokkeren van dit systeem bij reumatoïde artritis leidt tot een aanzienlijk afremmen van de beschadiging en een betere symptoomcontrole en beschermen van de functionaliteit.
Vermoedelijk speelt dit mechanisme ook een rol in de radiologische progressie van ankylosering in de context van spondylitis ankylosans en waar we dus kunnen spreken van een abnormaal repair mechanisme. Dit impliceert dat bij de klassieke chronische inflammatoire gewrichtsaandoeningen niet enkel cytokine onevenwichten een rol spelen, leidend tot beschadiging, maar dat ook andere destructieve processen bijdragen tot ontwikkelen van schade ondermeer door onaangepast weefselherstel. Destructie en abnormale repair komen voor bij de drie klassieke reumatische aandoeningen. Het klinische beeld, het radiologische beeld van elke individuele patiënt wordt bepaald door deze destructie en abnormaal herstel met het doorwegen van één van deze beelden. Hoe meer inzicht we hebben in deze mechanismen, hoe meer we de klassieke indeling tussen de drie reumatische inflammatoire gewrichtsaandoeningen zullen verlaten. In de toekomst zullen we eerder spreken over remodulerende of destructie artritiden met in functie hiervan ontwerpen van individuele therapieën. UITDAGENDE ZORG… UITDAGINGEN IN DE ZORG…
Niet enkel ons denken over ziekte mechanimsen als reumatoloog is veranderd. Ook de manier van zorg kent een sterke omwenteling en laat de reumatologie zien als een moderne hedendaagse discipline gebaseerd op volgende fundamenten: 1. Op korte tijd is het therapeutisch aanbod naar patiënten toe sterk uitgebreid. De introductie van monoclonale antistoffen in de aanpak van de meest courante reumatische aandoeningen biedt ons de mogelijkheid om echt iets te doen voor deze aandoeningen. Evenwel is de keuze sterk uitgebreid en dient de indicatie optimaal te zijn. Bovendien zijn aan deze nieuwe producten ook nevenwerkingen gekoppeld die een blijvende algemeen internistische kijk op de zaak vragen. 2. Hoewel het therapeutisch aanbod groot is, is het aantal diagnostische middelen ook aanzienlijk uitgebreid onder meer door de introductie van de echografie en het doppler onderzoek van de gewrichten. In sommige gevallen
12
VOORSTELLING MEDISCHE DIENSTEN BINNEN
is er zelfs mogelijkheid tot synoviale biopsiename in kleinere gewrichten welke tijdens een gewone raadpleging kunnen doorgaan. 3. In de opvolging van patiënten met inflammatoire reumatische pathologieën wordt meer en meer gewerkt met gevalideerde scoresystemen die ons toelaten ziekte activiteit te meten en deze op een objectieve wijze te interpreteren. Dit alles laat ons toe op objectieve manier therapieveranderingen door te voeren. Dit extra werk laat ons toe om een systematische registratie van gegevens te voorzien over gans België. Deze inspanning wordt vanaf 1 februari met een extra K55 RIZIV nomenclatuur vergoed. Deze nomenclatuur kan maximaal 2 x per jaar per patiënt aangerekend worden en wordt integraal aan de patiënt terugbetaald. Deze bijkomende nomenclatuur brengt de nodige fondsen vrij voor de uitbouw van een ‘reumakliniek’ evenals voor fundamentele en klinische research.` 4. Gezien de grote vooruitgang op gebied van ‘cure’ mag het aspect van ‘care’ bij deze patiëntenpopulatie niet vergeten worden. De arts die deze groep van chronische pathologieën aanpakt door enkel en alleen een ‘pilletje’ of ‘ne baxter’ voor te schrijven, zal een deel van de patiënt niet bereiken. Wanneer geen aandacht geschonken wordt aan de bijkomende sociale, professionele, psycho-sociale en psycho-emotionele elementen, zal de patiënt zich niet begrepen voelen. De aanpak
a |z GROENINGE
van de reumatoloog is dan ook een integrale aanpak en dit kan enkel door een multidisciplinair model te gebruiken. Binnen dit model staat de reumanurse centraal als coördinator naar andere paramedische diensten toe: kinesitherapie, psychologie, sociale dienst, VDAB en andere instanties. Uiteraard blijft de reumatoloog nog altijd de eindverantwoordelijke. Evenwel laat dit multidisciplinaire model toe de patiënt in zijn geheel te benaderen wat resulteert in een meerwaarde in de zorg.
plexiteit brengt ons dicht bij de kern en zal ons toelaten onze patiënt nog beter te gaan behandelen en waarschijnlijk ook echt te kunnen genezen. Het streven naar ‘true remission’ (geen klachten, geen schade en geen therapie) is dichterbij.
5. Binnen de geneeskunde ziet men een evolutie van langdurig verblijf naar een ambulant zorgmodel. Reumatologie is dé discipline bij uitstek waarin ambulante zorg de voorrang geniet. Een volwaardige en goed uitgebouwde consultatie en diagnostische eenheid passen hier perfect in, evenals de verdere uitbouw van zorgtoediening via het dagziekenhuis. Tot op heden is de rol van een hospitalisatie binnen de dienst reumatologie zeer beperkt. Naar de toekomst toe zal dit nog beperkter worden tot waarschijnlijk zelfs volledig verdwijnen.
DR. KLAAS VANDEVYVERE MD.
HERBOREN OF NIEUW GEBOREN…
Het woord reuma is echt herboren. Het idee dat reuma een ziekteverwekkende vloeistof is die zich door het lichaam een weg baant was niet zo slecht gezien door de oude Grieken. Maar hoe meer we die vloeistof van dichterbij bekijken, hoe complexer die is. Maar die com-
Maar ook de reumatologie als discipline vloeit.. ze vloeit..beter gezegd ze stroomt…naar de toekomst toe als een jonge sexy discipline.
DIENST REUMATOLOGIE A| Z GROENINGE
VOORSTELLING MEDISCHE DIENSTEN BINNEN
a |z GROENINGE
PERCUTANE VOETCHIRURGIE: DE TECHNIEK VAN DE TOEKOMST?
Percutane voetchirurgie is een nieuwe techniek welke in a|z Groeninge op regelmatige basis wordt toegepast. Met deze nieuwe techniek worden voetoperaties zoals hamerteenen hallux valgus-correcties uitgevoerd via incisies van 2 à 3 mm. Deze minimaal invasieve techniek biedt tal van voordelen voor de patiënt. Zoals in de andere takken van de chirurgie doet zich ook in de orthopedie een evolutie voor naar steeds minder invasieve technieken. In het algemeen zorgt zo’n minder invasieve techniek voor minder weefselbeschadiging en een sneller herstel. In veel gevallen werden deze technieken de nieuwe gouden standaard, zoals bijvoorbeeld het arthroscopisch herstel van een voorste kruisband in de kniechirurgie. De laatste jaren heeft in Zuid-Europa een enorme evolutie in de voetchirurgie plaatsgevonden. Mariano de Prado (Spanje) leerde deze techniek van Stephen Isham (VS). Hij beschreef deze technieken in detail in zijn boek “Cirugia percutanea del pie. Tecnicas quirurgicas, indicaciones, bases anatomicas.” Christophe de Lavigne uit Bordeaux richtte nadien de GRECMIP(Groupe de Recherche en Chirurgie Mini Invasive de la Cheville et du Pied) op, een onderzoeksgroep die tal van cursussen en congressen over deze chirurgie organiseert.
Fig. 2 Minibeeldversterker
Fig. 4 Vrijmaken van weke delen met botelevator
nieken op een correcte manier worden toegepast, rekening houdend met de anatomische structuren. We gebruiken dan ook een minibeeldversterker om de benige structuren tijdens de operatie te kunnen zien (Fig. 2).
TECHNISCHE ASPECTEN
INDICATIES
Percutane voetchirurgie karakteriseert zich door het gebruik van weefselsparende technieken. Aangezien de incisies heel beperkt zijn, wordt gebruik gemaakt van speciaal aangepaste instrumenten. We gebruiken Beaver scalpels voor de kleine huidincisies, peesverlengingen en het losmaken van gewrichtsbandjes. Met kleine botelevators maken we de weke delen los van het bot om schade aan deze weke delen te vermijden. Met speciaal aangepaste frezen kunnen we uitstekende botknobbels fijn malen en kunnen we botjes op een bepaalde manier doorzagen (Fig. 1). Miniraspen gebruiken we voor het verwijderen van kleine botstukjes. Door de kleine incisies is het zicht beperkt. Daarom is het belangrijk dat de operatietech-
Een hallux valgus is een frequente aandoening van de voorvoet die gekenmerkt wordt door een afwijking in de stand van de grote teen. De teen wijkt uit naar buiten en aan de binnenzijde ontstaat er een knobbel (de bunion). Wanneer deze misvorming pijnlijk begint te worden, dringt een chirurgische correctie zich op. Via de klassieke techniek wordt een mediale incisie gemaakt van een 6-tal cm waarbij het volledige metatarsofalangeaal gewricht met een stuk van de metatarsaal en de falanx wordt blootgelegd. Vervolgens wordt de bunion weggezaagd, een osteotomie van de metatarsaal uitgevoerd al dan niet met een osteotomie van de falanx. Veelal is er een bijkomende laterale incisie nodig om het lateraal gewrichtskapsel en de adductoraanhechting los te maken. Deze afwijking kan echter ook gecorrigeerd worden zonder de huid en de andere weke delen zoveel open te maken. Via een kleine mediale incisie wordt de uitstekende bunion met een frees fijngemalen (Fig. 3, 4, 5, 6). Door druk van buitenaf en met hulp van de rasp wordt het fijngemalen bot verwijderd. Nadien wordt met een frees een osteotomie uitgevoerd van de metatarsaal en falanx. Aangezien de stabiliserende weke
Fig. 1 Percutane frezen
Fig. 3 Mediale incisie met Beavermesje
Fig. 5 Fijnmalen van botknobbel met frees
Fig. 6
13
14
VOORSTELLING MEDISCHE DIENSTEN BINNEN
Fig. 7 Percutane peesverlenging voor hamerteencorrectie
Fig. 8 Percutane osteotomie voor hamerteencorrectie
Fig. 9 Peroperatief beeld op beeldversterker tijdens bunionette procedure
a |z GROENINGE
delen niet worden beschadigd, is er vaak geen interne fixatie nodig door middel van schroefjes of pinnetjes. De patiënt krijgt een ondersteunend verband en een aangepaste schoen gedurende 6 weken. Een hamerteen of klauwteen is een scheefstand van een teen waarbij de interfalangeale gewrichten in toenemende flexie komen te staan. Vaak is deze afwijking rigide en veroorzaakt ze pijnlijke drukplaatsen. Ook deze misvorming kan via een percutane techniek gecorrigeerd worden. De extensorpees wordt door de huid verlengd en het gecontraheerde kapsel van het metatarsofalangeaal gewricht wordt losgemaakt (Fig. 7). De flexorpees wordt verlengd. Bijkomend wordt een percutane osteotomie uitgevoerd van de proximale falanx (Fig. 8). Op die manier staat de teen volledig los en wordt de vervorming gecorrigeerd. Een ondersteunend verband is nodig gedurende 3 weken om de teen in de juiste stand te houden. Een bunionette is een pijnlijk uitstekende knobbel ter hoogte van het kopje van metatarsaal 5. Dit wordt ook wel ‘tailor’s bunion’ genoemd wegens overdruk in kleermakerszit. Via een percutane techniek kan deze knobbel verwijderd worden en de toekomstige overdruk vermeden (Fig. 9). Vaak gaat dit gepaard met een kleine teen die over of onder de 4e teen buigt. De kromme stand van deze teen kan percutaan gecorrigeerd worden via peesverlenging, osteotomie en/of capsulotomie. De diabetesvoet ontstaat door neuropathie en vasculopathie. Vaak treden bij deze patiënten chronische wondjes op door lokale overdruk. Chirurgie bij deze patiënten is een stuk meer risicovol door slechte wondheling. Ook hier kan de percutane voetchirurgie een grote hulp zijn doordat plaatsen van overdruk worden weggewerkt zonder grote nieuwe wonden te veroorzaken (Fig. 10).
Fig. 10 Percutane exostosectomie bij een diabetische patiënt met een chronische drukwonde (>1jaar). De wonde genas binnen de 2 weken.
Metatarsalgie ontstaat door doorzakking van de dwarse voetboog. Hierdoor ontstaat er overdruk op de centrale metatarsaalkopjes. Indien orthopedische steunzolen de pijn en eeltvorming niet meer kunnen verhelpen, dringt een chirurgische ingreep zich op. Via een kleine dorsale incisie worden de centrale middenvoetsbeentjes een stukje ingekort, zodat de druk over de voorvoet terug verschoven wordt naar de 1e en 5e straal. BESLUIT
De percutane voetchirurgie biedt door zijn minimaal invasieve aanpak tal van voordelen bij verschillende voetproblemen. Er is minder beschadiging van de weke delen, waardoor de patiënt beter geneest en sneller revalideert. Door de kleinere incisies vermindert de kans op infecties en wondproblemen. De kleine wondjes bieden ook een esthetisch voordeel tegenover de grotere operatiewonden. Doordat de weke delen een zekere stabiliteit bieden, dient vaak geen osteosynthesemateriaal geplaatst te worden.
Complicaties ten gevolge van dit materiaal worden zo vermeden. Toch kunnen niet alle voetproblemen op deze manier worden opgelost. Ondanks het feit dat deze methode is ontstaan uit de wereld van de podiatrie, zien we deze verschillende nieuwe technieken als een welkome aanvulling bij ons “heelkundig arsenaal”. En dit kan, bij doordacht gebruik, alleen maar ten goede komen van de patiënt. DR. FREDERICK MICHELS DR. JAN VAN DER BAUWHEDE
DIENST ORTHOPEDIE A| Z GROENINGE (CAMPUS SINT-MAARTEN)
REFERENTIES Isham S. The Reverdin-Isham procedure for the correction of hallux abducto valgus. A distal metatarsal osteotomy. Clin Podiatr Med Surg. 1991;8:81-94. Isham S. The Isham Bunionette Procedure for the Correction of Moderate to Severe Tailor’s Bunion Deformities. A Double Osteotomy Metatarsal Procedure. http://www.drisham.com/en/ibproc.php. 2007. De Prado M, Ripoll PL, Golano P. Cirugia percutanea del pie. Tecnicas quirurgicas, indicaciones, bases anatomicas. 1st ed. Barcelona: Masson Elsevier; 2003:129-148. Michels F, Guillo S. Tailor’s bunionectomy. International advances in foot and ankle surgery. Springer 2009
Dienst orthopedie van a | z Groeninge Orthopedie Dr. Pierre Adyns Heup • Knie Dr. Filip Gheysen Heup • Knie Dr. Frederick Michels Knie • Voet • Enkel • Sportletsels Dr. Dirk Oosterlinck Heup • Knie • Rug Dr. Guy Putzeys Trauma • Schouder • Bekken Dr. Jan Van Cauwelaert de Wyels Schouder • Knie Dr. Jan Van Der Bauwhede Knie • Voet • Enkel • Sportletsels Dr. Luc Vercruysse Heup • Knie Dr. Emannuel Audenaert Heuparthroscopie Handgroep Dr. Marleen Dezillie Elleboog • Hand • Pols Prof. Dr. Filip Stockmans Hand • Pols Dr. Jeroen Vanhaecke Hand • Pols
NIEUWE ARTSEN BINNEN
NIEUWE ARTSEN BINNEN A | Z GROENINGE
Dr. Hans Coveliers werd geboren op 14 februari 1972 te Antwerpen. Hij studeerde geneeskunde aan de Universiteit Antwerpen (1990-1997) en specialiseerde zich vervolgens in de heelkunde (1997-2003). Daarna werkte hij twee jaar in het Sint-Elisabeth Ziekenhuis in Tilburg als chirurg in vervolgopleiding vaatchirurgie. Sinds januari 2006 is hij als staflid vaatchirurgie actief in het Vrij Universitair Medisch Centrum te Amsterdam. Hij staat er in voor een breed scala aan vasculaire behandelingen, zowel endoscopisch, endovasculair als via robotchirurgie. In a | z Groeninge legt hij zich toe op de hyperselectieve thoracale sympathectomie via robotchirurgie als behandeling van overmatig transpireren en blozen. Deze selectieve techniek laat toe alleen de afvoerende zijtakken van de zenuwknopen te onderbreken zonder de zenuwknopen zelf te verwijderen. Dit beperkt bepaalde nevenwerkingen zoals compensatoir zweten. De techniek die dr. Coveliers toepast, is exclusief en maakt het voorwerp uit van zijn doctoraatsproefschrift. Ook de ziekte van Raynaud is een aandoening die hij behandelt in a | z Groeninge. Sinds half december is dr. Coveliers actief binnen ons ziekenhuis, op de afdeling vasculaire en thoracale chirurgie op campus Maria’s Voorzienigheid.
Dr. Frank Renders werd geboren op 20 december 1973 te Gent en behaalde zijn diploma arts met grote onderscheiding in 1998 aan de RU Gent. Hij specialiseerde tot cardioloog in het OLV Ziekenhuis Aalst waar hij later werkte als resident op de hartcatheterisatie- afdeling. Vervolgens was hij twee jaar Chef de Clinique als interventioneel cardioloog aan het Centre Hospitalier Universitaire Vaudois te Lausanne, Zwitserland waar hij meewerkte aan verscheidene internationaal gerandomizeerde studies. Hierna werd hij benoemd tot staflid aan de Katholieke Universiteit Leuven in de interventionele cardiologie waardoor hij zich verder heeft bekwaamd in onder andere gedetailleerde coronaire imaging, percutane aortaklepvervanging en complexe coronaire dilaties. Hij is eveneens auteur en medeauteur van verscheidene wetenschappelijke publicaties en boeken. Sinds januari 2009 versterkt dr. Frank Renders de dienst cardiologie van a | z Groeninge. Hij zal zich toeleggen op de coronaire interventionele cardiologie met stentimplantatie.
Dr. Annelore Dermauw werd geboren op 15 januari 1976 te Leuven. Zij behaalde haar diploma geneeskunde in 2001 aan de KU Leuven. Zij specialiseerde zich tot kinderarts in 2006. Zij bekwaamde zich tijdens haar 5-jarige opleiding tot kinderarts gedurende één jaar in de intensieve neonatologie in het AZ Sint-Jan te Brugge en gedurende één jaar in de pediatrische intensieve zorg op de dienst intensieve kindergeneeskunde in het Wilhelmina Kinderziekenhuis te Utrecht. Zij behaalde hierbij ook het brevet van Advanced Paediatric Life Support. Na haar opleiding tot algemeen kinderarts volgde zij gedurende 2 jaar een bijkomende opleiding tot kindercardioloog in het UZ Leuven onder leiding van prof. Gewillig en prof. Mertens. Zij slaagde in december 2007 voor The European Accreditation Exam of Congenital Heart Disease Echocardiography te Lissabon en volgde in 2008 ook het Diplôme Interuniversitaire de cardiologie congénitale et pédiatrique te Parijs en Marseille. Op 1 januari 2009 vervoegde dr. Annelore Dermauw de dienst kindergeneeskunde en de subspecialisatie kindercardiologie van a | z Groeninge.
Dr. Bénédicte Denys werd geboren op 19 november 1976 te Kortrijk. Zij behaalde haar diploma geneeskunde in 2001 aan de KU Leuven. Zij startte haar opleiding tot gynaecoloog in a | z Groeninge Kortrijk. Vervolgens verbleef zij één jaar in het Flinders University Hospital in Adelaide, Australië (prof. dr. M. Keirse). Zij beëindigde haar specialisatie gynaecologie-verloskunde in 2006 in het UZ Gasthuisberg Leuven. In de volgende twee jaar vervolmaakte zij een fellowship perinatologie in het Maastrichts Universitair Medisch Centrum, bij prof. dr. J. Nijhuis. Zij werd er opgeleid in de perinatologie met specifieke aandacht voor prenatale diagnostiek en hoog-risicoverloskunde. Sinds 1 januari 2009 versterkt dr. Bénédicte Denys de dienst gynaecologie – verloskunde van a | z Groeninge. Zij oefent haar hoofdactiviteit uit op campus Onze-Lieve-Vrouw. Zij legt zich voornamelijk toe op prenatale echografie en prenatale invasieve diagnostiek, en hoogrisicoverloskunde.
a |z GROENINGE
15
Dr. Chantal Hindryckx werd geboren te Torhout op 10 december 1963. Zij behaalde haar diploma van arts in 1988 aan de RUGent en voltooide er een bijkomend specialisatiejaar sportgeneeskunde. Zij specialiseerde zich in de orthopedische heelkunde en in de fysische geneeskunde en revalidatie, onder meer in het revalidatiecentrum en het sportmedisch centrum van UZ Gent. In 1998 beëindigde zij een aanvullend opleidingsjaar tot erkend revalidatiearts. De afgelopen jaren deed dr. Hindryckx praktische ervaring op via haar poliklinische activiteiten en via de supervisie van de multidisciplinaire revalidatie in het ziekenhuis AZ Damiaan te Oostende. Sedert 1 januari 2009 versterkt zij het team van fysiotherapeuten. Dr. Karl Lesage werd geboren te Kortrijk op 9 oktober 1974. Hij studeerde geneeskunde aan de KUL campussen Kortrijk en Leuven, en behaalde zijn diploma van arts in 1999. Hij doorliep zijn specialisatie in de urologie in het Jeroen Bosch Ziekenhuis te ’s Hertogenbosch, UZ Gasthuisberg en a | z Groeninge. Daarnaast volgde hij een fellowship laparascopische urologische chirurgie. Hij is auteur van het review-artikel Comparison between open partial and radical nephrectomy for renal tumors: perioperative outcome and healthrelated quality of life, dat verscheen in European Urology. In januari vervoegde hij de dienst urologie waar hij zich voornamelijk zal toeleggen op de oncologische urologie. Dr. Marleen Dezillie werd geboren te Wilrijk op 28 december 1972. Ze studeerde geneeskunde aan de VUB en behaalde haar diploma van arts in 1998. Ze doorliep haar specialisatie in de orthopedie in a | z Groeninge Kortrijk, SintJan te Brugge en in het Universitair Ziekenhuis Brussel. Ze specialiseerde zich verder in traumatologie en kinderorthopedie als deel van de vaste staf in UZ Brussel. Later volgde ze gedurende één jaar een fellowship handchirurgie in a | z Groeninge en gedurende zes maanden een fellowship elleboogchirurgie in het Amphia Ziekenhuis in Breda. Ze gaf meerdere nationale en internationale voordrachten in het kader van traumatologie, onder meer over heupfracturen bij ouderlingen, traumatologie van het bovenste lidmaat en de behandeling van pseudarthrosen. Dr. Marleen Dezillie startte op 1 april als orthopedist in a | z Groeninge. Ze legt zich voornamelijk toe op hand-, pols- en elleboogchirurgie en op traumatologie.
NIEUWE TECHNIEKEN BINNEN
16
a | z GROENINGE
PUBLICATIES EN ACTIEVE MEDEWERKING INTERNATIONALE CONGRESSEN: Helin Dirk, Spyckerelle Ann, De Corte Veerle, Michels Frederick, Van Der Bauwhede Jan, Vanhaverbeke Gerd, “Case study of five patients suffering diabetic foot ulcers who were treated with a novel debriding broad spectrum antimicrobial wound healer: assessment on T.I.M.E. framework” European Wound Management Association, Helsinki, mei 2009.
Michels F. , Pouliart N., Oosterlinck D., “Locked patellar dislocation: a case report.” J.Med. Case Reports. 2008 Dec. 4;2: 371.
Michels F., Jambou S, Allard M., Bousquet V., Colombet P., de Lavigne C. “An arthrosopic technique to treat the iliotibial band syndrome”. Knee Surg Sports Traumatol. Arthrosc. 2009 Mar; 17 (3): 233-6.
Michels F, Jambou S., “Arthroscopic treatment of the iliotibial band syndrome.” International society of Arthroscopy, Knee Surgery and Orthopaedic Sports Medicine Congress, Osaka, mei 2009
Guillo S, Michels F., “The arthroscopic Lapidus procedure”. International congress of Mini Invasive Foot and Ankle Surgery, Murcia, april 2009.
Hans Pottel, Nicolas Vrydags, Boris Mahieu, Emmanuel Vandewynckele, Kathleen Croes, Frank Martens., “Establishing age/sex related serum creatinine reference intervals from hospital laboratoty data base don different statistical methods”. Clinic Chimica Acta 396 (2008) 49-55. T. Geens, G. Samoy, J. Michiels, G. De Cooman, B. Lepla, A.Boel and F. Martens. “Comparision of personal, static and biological sampling techniques for the occopational monitoring of Sevofluraan”. Symposium BELTOX-BLT, UCL, 28.11.2008
WETENSCHAPPELIJK KALENDER VOOR DE REGIO KORTRIJK Datum
Onderwerp
Locatie
Organisator
3 september 2009
Zorgtraject Diabetes: een practicum in kleine groepen Spreker: Endocrinologen Zuid West – Vlaanderen
KU Leuven Campus Kortrijk
HZW
17 september 2009
SOS Puber Spreker: Dr. Piet Vandebriel, Genk
Meeting Center Xpo Kortrijk
HZW
13 oktober 2009
Leven en genieten van je lichaam na borstkanker … een uitdaging Hotel Broel Kortrijk Symposium voor borstkankerpatiënten en alle geïnteresseerden
Borstkliniek a | z Groeninge
15 oktober 2009
Minder crises, meer astma Spreker: Prof. Dr. Guy Brusselle, UZ Gent
HZW
23 oktober 2009
Lustrumsymposium PET-centrum
29 oktober 2009
Perioperatieve periode
Hostellerie Klokhof
de dienst anesthesie van a | z Groeninge
19 november 2009
Omgaan met Alzheimer Spreker: Dr. George Otte, Gent
Meeting Center Xpo Kortrijk
HZW
1 december 2009
Tendinopathiën Spreker: Dr. Joke Platteeuw, HHRM
Ziekenhuis Menen
HZW
10 december 2009
Risico-zwangerschappen
17 december 2009
Bladeren door de folia, farmaco flashes 2009 Spreker: Prof. Dr. Mirko Petrovic, UZ Gent
Meeting Center Xpo Kortrijk
HZW
21 januari 2010
Refractieafwijkingen: van bril tot chirurgie Spreker: Prof. Dr. Philippe Kesteleyn, UZ Gent
Meeting Center Xpo Kortrijk
HZW
2 februari 2010
Huisarts en a | z Groeninge: de nieuwe communicatie Spreker: a | z Groeninge
a | z Groeninge
a | z Groeninge & HZW
18 februari 2010
Chronische pijn in de geriatrie Spreker: Prof. Dr. Nele Van De Noortgaete, UZ Gent
Meeting Center Xpo Kortrijk
HZW
18 maart 2010
Haarproblemen: haar en jouw probleem Spreker: Prof. Dr. Jo Lambert, UZ Gent
Meeting Center Xpo Kortrijk
HZW
15 april 2010
Gemedicaliseerd verdriet Spreker: Dr. H. Van Den Ameele, Brugge
Meeting Center Xpo Kortrijk
HZW
4 mei 2010
Topics Cardiologie Spreker: Dienst cardiologie OLV van Lourdes Ziekenhuis Waregem
OLV van Lourdes Ziekenhuis Waregem
HZW
20 mei 2010
Courante orthopedische problemen bij jonge kinderen Spreker: Prof. Dr. Guy Molenaers, KU Leuven
Meeting Center Xpo Kortrijk
HZW
1 juni 2010
Samenzitten rond en met de eerstelijn Spreker: Eerste lijnsorganisaties
Meeting Center Xpo Kortrijk
HZW
OLV van Lourdes Ziekenhuis Waregem
PET-centrum W.-Vlaanderen
het Wetenschappelijk Comité van a | z Groeninge en de K.U. Leuven campus Kortrijk