ONTWERP OMGEVINGSVERGUNNING Burgemeester en wethouders van Zoetermeer; gezien de aanvraag ingekomen d.d. dossiernummer van
: 25 april 2014; : WB20140202; : Stadscentrum Oost Zoetermeer BV de heer RW de Wit ::Zilverstraat 39, 2718RP Zoetermeer;
om vergunning tot : het bouwen van 69 appartementen, winkels, parkeergarage, fietsenberging , bergingscomplex en wijzigen van bestaande in en uitritten; op het perceel kadastraal bekend gemeente : ZOETERMEER; sectie : C; nr(s) : 3164; plaatselijk gemerkt
: Centrum Oost - Stadshart te Zoetermeer
Besluiten: Gelet op de Coördinatieverordening Zoetermeer, artikel 3.30, artikel 3.31 en artikel 3.32 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) alsmede artikelen 2.1, 2.2 en 2.10 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), besluiten wij om gecoördineerd met het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan ‘Stadscentrum-Oost / Cadenza’ de omgevingsvergunning te verlenen voor de volgende activiteiten: - ‘het bouwen van een bouwwerk’; - ‘het maken van een uitweg’. Gelet op de gelijkwaardigheidsbepalingen van artikel 1.3 van het Bouwbesluit 2012, besluiten wij in te stemmen met de voorgestelde gelijkwaardigheidsoplossingen, zoals in de bijlage met vergunningvoorschriften verder uitgewerkt. Bij dit besluit behoren de volgende als zodanig gewaarmerkte stukken; de aanvraag, de beschrijving, de tekeningen en overige ingediende stukken en de vergunningvoorschriften zoals opgenomen in de bijlagen; Overwegingen: Met betrekking tot de vergunde activiteit liggen de volgende inhoudelijke overwegingen aan het besluit ten grondslag: -
het project heeft betrekking op het bouwen van 69 appartementen, winkels, parkeergarage, fietsenberging , bergingscomplex en wijzigen van bestaande in en uitritten;
*WB20140202*
-
de activiteit verbouwen is gelegen binnen het geldende bestemmingsplan ‘Stadscentrum-Oost / Cadenza’;
-
ter plaatse geldt de bestemming ’Gemengd’, met de functieaanduidingen detailhandel, horeca, parkeerterrein, specifieke vorm van gemengd – 1, specifieke vorm van gemengd – 2, specifieke vorm van gemengd – evenemententerrein 1, supermarkt en wonen alsmede bouwvlak, specifieke bouwaanduiding luifel en een gedeeltelijke maximale bouwhoogte van 5, 9, 12, 15, 18, 22 en 27 meter;
-
de activiteit verbouwen is in overeenstemming met de doeleindenomschrijving en de bebouwingsvoorschriften binnen de voornoemde bestemming;
-
de omgevingsvergunning voor de activiteit verbouwen is gecoördineerd voorbereid met het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan ‘Stadscentrum-Oost / Cadenza’ op basis van de Coördinatieverordening Zoetermeer die op 22 juli 2011 inwerking is getreden;
-
de Coördinatieverordening Zoetermeer is gebaseerd op artikel 3.30, lid 1 van de Wro en is alleen van toepassing op het coördineren van de voorbereiding van een besluit om een bestemmingsplan, een uitwerkingsplan of een wijzigingsplan vast te stellen in samenhang met een besluit omtrent de verlening van een enkelvoudige of meervoudige vergunning in de zin van de artikelen 2.1 en 2.2 Wabo en overige besluiten die verband houden met het bestemmingsplan, uitwerkingsplan of wijzigingsplan, waaronder in ieder geval begrepen besluiten op grond van de Wet geluidhinder, A.P.V. en de Drank- en Horecawet;
-
het is op grond van artikel 3 van de Coördinatieverordening Zoetermeer mogelijk om deze besluiten gecoördineerd voor te bereiden omdat: a. het besluit over een bestemmingsplan en over een omgevingsvergunning tenminste deel uitmaken van de te coördineren besluiten; en b. deze omgevingsvergunning voor de verbouwactiviteit verband houdt met het besluit over het bestemmingsplan; c. door het college van burgemeester en wethouders op * is vastgesteld dat deze omgevingsvergunning gecoördineerd kan worden verleend; d. door het college van burgemeester en wethouders op * is vastgesteld dat zich geen belemmering als bedoeld in artikel 4 van de Coördinatieverordening voordoet;
-
op de gecoördineerde voorbereiding van de omgevingsvergunning voor de activiteiten ‘bouwen’ en ‘uitweg’ met het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan ‘Stadscentrum-Oost / Cadenza’ zijn op grond van artikel 5 van de Coördinatieverordening Zoetermeer artikelen 3:26 en 3:27 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) respectievelijk 3.31 van de Wro en paragraaf 3.3 van de Wabo van toepassing;
-
op grond van artikel 3:26 van de Awb dient de activiteit bouwen als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder a van de Wabo te worden voorbereid overeenkomstig afdeling 3.4 van de Awb omdat op grond van artikel 3.8 van de Wro deze procedure ook van toepassing is op de voorbereiding van het bestemmingsplan ‘Stadscentrum-Oost / Cadenza’;
-
van het voornemen tot de verlening van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen gecoördineerd met het ontwerpbestemmingsplan ‘Stadscentrum-Oost / Cadenza’ is een kennisgeving als bedoeld in artikel 3.12, lid 2 van de Wabo gedaan op * in de lokale krant Zoetermeer Dichtbij, de Staatscourant, op de website www.ruimtelijkeplannen.nl en op de gemeentelijke website;
-
de ontwerp omgevingsvergunning, het ontwerp bestemmingsplan ‘Stadscentrum-Oost / Cadenza’, de aanvraag om omgevingsvergunning en de bijbehorende stukken hebben vervolgens met ingang van * gedurende zes weken ter inzage gelegen;
-
op de voorgenomen omgevingsvergunning en/of het ontwerpbestemmingsplan ‘Stadscentrum-Oost / Cadenza’ zijn geen zienswijzen zijn ingediend of op de voorgenomen omgevingsvergunning en/of het ontwerpbestemmingsplan ‘Stadscentrum-Oost / Cadenza’ is/zijn (een) zienswijze(n) ingediend door…..;
-
deze zienswijze(n) is/zijn beantwoord in onze brief (brieven) met ons kenmerk …, welke gelijktijdig met deze vergunning en het vastgestelde bestemmingsplan ‘Stadscentrum-Oost / Cadenza’ is/zijn verstuurd en de hierin opgenomen motivering en belangenafweging deel uitmaken van deze gecoördineerde besluiten;
-
voorts vindt op grond van artikel 3:27 van de Awb en artikel 3.32 van de Wro de bekendmaking van dit besluit gelijktijdig met het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan ‘Stadscentrum-Oost / Cadenza’ plaats op de wijze als verwoord in artikel 3:44 van de Awb;
-
de stadsbouwmeester heeft in de vergaderingen van 14 mei en 3 juni 2013 geoordeeld dat de activiteit bouwen voldoet aan redelijke eisen van welstand;
-
de aangevraagde bouwactiviteit is getoetst aan de bepalingen van het Bouwbesluit, zoals die per 1 april 2014 gelden. Op diverse onderdelen wordt niet rechtstreeks aan de voorschriften van het Bouwbesluit voldaan. In die gevallen wordt gebruik gemaakt van de gelijkwaardigheidsbepalingen op grond van artikel 1.3 van het Bouwbesluit 2012;
-
de aanvraag voorziet in het bouwen van diverse cascoruimten die door de uiteindelijke afnemers nader ingericht en afgebouwd zullen worden. De afnemers zijn zelf verantwoordelijk voor het afbouwen van hun ruimten en zullen daarbij aan het bevoegd gezag via het aanvragen van een omgevingsvergunning voor het bouwen aannemelijk moeten maken dat wordt voldaan aan de voorschriften van het Bouwbesluit. Er is een overzicht opgesteld waarin per beoordelingsaspect inzichtelijk is gemaakt wat onder verantwoordelijkheid van de aanvrager wordt gerealiseerd en welke verantwoordelijkheid de afnemers hebben. Dit overzicht is vastgelegd in het, bij deze vergunning behorende, rapport met kenmerk Nr120183adA1.adj. (Toelichting aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen van Cadenza Stadshart Zoetermeer).
-
de aangevraagde bouwactiviteit is getoetst aan de bepalingen van de Bouwverordening en er is aannemelijk gemaakt dat de aangevraagde bouwactiviteit hiermee in overeenstemming is.
Procedure Dit besluit is voorbereid volgens de uitgebreide procedure als bedoeld in paragraaf 3.3 van de Wabo. Daarnaast is de aanvraag getoetst aan het Besluit omgevingsrecht en de Ministeriele regeling omgevingsrecht. De aanvraag voldoet aan de van toepassing zijnde voorschriften waardoor de gevraagde omgevingsvergunning wordt verleend; Op grond van artikel 2.22 van de Wabo worden voorschriften aan deze omgevingsvergunning verbonden. Deze zijn opgenomen in de Bijlage(n) ‘Vergunningvoorschriften’. Zoetermeer, d.d. 2014 Burgemeester en wethouders van Zoetermeer, de secretaris, de burgemeester,
drs. H.M.M. Koek
Ch.B. Aptroot
Weth. M.J. Rosier
Bouwsom
: € 30,855,000.00 (incl. BTW)
Bijlage(n)
:
dir. R. van Nood
Rechtsbescherming (uitgebreide procedure): Op grond van artikel 8.3 van de Wro worden de omgevingsvergunning en het bestemmingsplan voor de mogelijkheid van beroep als één besluit gezien. Tijdens de termijn van terinzagelegging kan er beroep worden ingesteld tegen de genomen besluiten (vaststelling bestemmingsplan en verlenen omgevingsvergunning). U kunt alleen in beroep gaan: als u een belanghebbende bent; en als u kunt aantonen dat u redelijkerwijs niet in staat was om eerder een zienswijze bij de gemeenteraad tegen het ontwerpbestemmingsplan of het ontwerpbesluit naar voren te brengen. U gaat in beroep door een brief te sturen aan de Raad van State. U heeft hiervoor zes weken de tijd. Dit is de beroepstermijn. Stuur uw brief voor * 2014 naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Heeft u beroep ingesteld? Dan zal de Raad van State u vragen om hen een bedrag te betalen. Dit noemen zij griffierecht. Zij laten u weten hoe u kunt betalen en hoeveel tijd u daarvoor heeft. Inwerkingtreding Het besluit treedt in werking met ingang van * 2014. Dit is de eerste dag na afloop van de beroepstermijn van zes weken. Heeft u op tijd beroep ingesteld en wilt u niet dat het besluit in werking treedt op * 2014? Dan moet u een verzoek om voorlopige voorziening indienen bij de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het besluit treedt dan pas in werking nadat op uw verzoek is beslist. Als u een verzoek om voorlopige voorziening indient, moet u daar ook griffierecht voor betalen. Overige opmerkingen De aanvrager wordt erop gewezen dat: Indien t.b.v. de werkzaamheden openbare verharding,-terreinen en/of openbaar groen betreden, c.q. in gebruik genomen moet worden, moet voor de aanvang van de werkzaamheden ontheffing op grond van artikel 2.5 APV en een melding op grond van artikel 2.7 APV worden aangevraagd/gedaan. U dient dit te richten aan het college van B&W, afdeling Veiligheid, Vergunningen en Handhaving, Postbus 15, 2700 AA Zoetermeer; Bij beschadigingen aan openbaar groen en/of bestratingen zijn de herstelkosten voor de rekening van de aanvrager; De aansluitingen van de rioleringen op het gemeenteriool voor rekening van de aanvrager worden uitgevoerd door afdeling Stadsbeheer, telefoon 079-3469635; Het bouwwerk moet worden geplaatst volgens het matenplan van de gemeente Zoetermeer; hiertoe worden de hoekpunten aangegeven door afdeling Stadsbeheer, telefoonnummer 079-3469858, 2x 24 uur van te voren melden; De vergunning met bijbehorende gewaarmerkte bescheiden moeten op het werk aanwezig zijn en desgevraagd aan de inspecteur van de afdeling Veiligheid, Vergunningen en Handhaving worden getoond; De vergunning wordt verleend behoudens rechten van en verplichtingen jegens derden.
c.c. : Afdeling Financiën en Belastingen + legesbrief Brandweer Stad (archief) Geodesie Omgevingsbalie BAG Coördinator bouwinspectie Era Contour B.V.; Postbus 62; 2700 AB Zoetermeer (gemachtigde)
Bijlage 1: Aan te leveren stukken Activiteit bouwen nog aan te leveren stukken (Mor) Uiterlijk 3 weken vóór aanvang van de desbetreffende werkzaamheden dienen de navolgende stukken aangeleverd te worden bij de afdeling Veiligheid, Vergunningen en Handhaving van de gemeente Zoetermeer (artikel 2.7 van de Mor): a. gegevens en bescheiden met betrekking tot belastingen en belastingcombinaties (sterkte en stabiliteit) en de uiterste grenstoestand van alle constructieve delen van het bouwwerk alsmede van het bouwwerk als geheel; b. gegevens en bescheiden met betrekking tot de details van de in of ten behoeve van het bouwwerk toegepaste installaties; c.
het bouw- sloop veiligheidsplan, zie voorwaarde Bouwbesluit artikel 8.2;
d. een aangepaste versie van het rapport ‘Brandveiligheidsconcept Cadenza Stadshart Zoetermeer’ van Nieman raadgevende Ingenieurs met referentie Ar120183abA0. In hoofdstuk 4 (veilig vluchten) moet worden toegevoegd; de paragraaf “vluchtveiligheid parkeergarage”. Hierin moet worden vermeld dat voor de maximale loopafstanden wordt uitgegaan van maximaal 60 meter ingedeelde situatie (werkelijke loopafstanden); e. de definitieve uitvoeringstekeningen; f.
Uitgangspuntendocument (Programma van eisen) ten behoeven van: - brandmeldinstallatie - ontruimingsalarminstallatie - eventueel overige installaties (sprinkler)
g. Technische- of projecteringstekeningen: - brandmeldinstallatie behorend bij PvE - ontruimingsalarminstallatie behorend bij PvE - luchtbehandeling/ ventilatie - detaillering raam/deur kozijn combinaties
Opmerking Houdt u er rekening mee dat het doorgaans drie weken duurt om de gegevens te controleren. Wij kunnen om aanvullende gegevens vragen. In dat geval geldt een termijn van drie weken na ontvangst van die aanvullende gegevens.
Bijlage 2: VERGUNNINGVOORSCHRIFTEN BOUWACTIVITEIT (Bouwbesluit 2012) bij omgevingsvergunning WB20140202, voor het bouwen van 69 appartementen, winkels, parkeergarage, fietsenberging , bergingscomplex en wijzigen van bestaande in en uitritten op het perceel Centrum Oost Stadshart te Zoetermeer. Aan deze omgevingsvergunning worden voorschriften verbonden. Deze voorschriften moeten in acht worden genomen, opdat het plan voldoet aan de bepalingen van de Wabo en overige relevante wetgeving (waaronder de Mor, het Bor en het Bouwbesluit) Voorwaarden t.a.v.: I
Bouwbesluit
Informatie m.b.t. deze voorschriften kan worden ingewonnen bij Afdeling Veiligheid, Vergunningen en Handhaving van de gemeente Zoetermeer, tel.: 14 079. I
N.a.v. het Bouwbesluit
1.
De aanvrager is gehouden te bouwen overeenkomstig de bepalingen van het Bouwbesluit. Hierbij mag rekening worden gehouden met de hier onder nader genoemde gelijkwaardigheden: a) Vloerafscheiding bij liftdeur De aanvraag voldoet voor wat betreft de vloerafscheiding van de liftdeuren niet aan de eis gesteld in artikel 2.17, eerste lid van het Bouwbesluit 2012. Artikel 2.17, eerste lid van het Bouwbesluit schrijft bij deze gebruiksfunctie namelijk een niet beweegbare vloerafscheiding voor. In dit geval kan toepassing worden gegeven aan artikel 1.3 van het Bouwbesluit 2012, omdat bij het openen van de liftdeuren een liftvloer zal aansluiten op desbetreffende vloer en er derhalve geen sprake zal zijn van een niveauverschil. Voor de toepassing van deze gelijkwaardigheid worden aan deze vergunning geen voorwaarden verbonden. b) Omvang brandcompartiment parkeergarage De aanvraag voldoet voor wat betreft beperking van uitbreiding van brand niet aan de eis gesteld in artikel 2.81, eerste lid van het Bouwbesluit 2012. Artikel 2.83, eerste lid van het Bouwbesluit schrijft bij deze gebruiksfunctie namelijk voor dat een brandcompartiment geen groter gebruiksoppervlakte heeft als de in de tabel 2.81 aangegeven grenswaarde. In dit geval kan toepassing worden gegeven aan artikel 1.3 van het Bouwbesluit 2012, omdat de ondergrondse parkeergarage met zodanige voorzieningen wordt uitgevoerd dat een brand kan worden bestreden op een wijze die leidt tot een mate van brandveiligheid die gelijkwaardig is aan het met genoemde artikelen beoogde niveau van brandveiligheid. Voor de toepassing van deze gelijkwaardigheid worden aan deze vergunning een aantal voorwaarden verbonden. c) Toedeling gemeenschappelijke ruimten aan de gebruiksoppervlakte van gebruiksfuncties De aanvraag voldoet voor wat betreft de bepaling van de gebruiksoppervlakte van de gebruiksfuncties niet volledig aan hetgeen daaromtrent is voorgeschreven in NEN 2580. Op basis van onderdeel 4.5.3 van NEN 2580 moeten diverse gemeenschappelijke ruimten namelijk in evenredigheid worden toegedeeld aan de gebruiksoppervlakte van de daarop aangewezen gebruiksfuncties. In dit geval kan toepassing worden gegeven aan artikel 1.3 van het Bouwbesluit 2012 omdat toedeling van de gebruiksoppervlakte van de gemeenschappelijke ruimten geen aanleiding zal geven tot andere prestatie-eisen. Een en ander zoals uitgebreid is toegelicht in het rapport (onderdeel 3.1.1) van Nieman Raadgevende Ingenieurs R120183abA0.fbu met wijzigingsdatum 12 juni 2014. Voor de toepassing van deze gelijkwaardigheid worden aan deze vergunning geen voorwaarden verbonden.
d) Spuicapaciteit De aanvraag voldoet voor wat betreft spuicapaciteit niet aan de eis gesteld in artikel 3.42, eerste lid van het Bouwbesluit 2012. Artikel 3.42 tweede lid van het Bouwbesluit schrijft bij deze gebruiksfunctie de spuicapaciteit moet worden gerealiseerd door te openen ramen. In dit geval kan toepassing worden gegeven aan artikel 1.3 van het Bouwbesluit 2012, omdat aanwezige deuren bij de franse balkons kunnen worden geopend en deze uitsluitend toegang geven tot een privéruimte. Een en ander zoals is toegelicht in het rapport (onderdeel 3.6.3) van Nieman Raadgevende Ingenieurs R120183abA0.fbu met wijzigingsdatum 12 juni 2014. Voor de toepassing van deze gelijkwaardigheid worden aan deze vergunning geen voorwaarden verbonden. e) Toegankelijkheidsector in het woongebouw 2 De gebruiksoppervlakte van de woonfuncties in het totale woongebouw is groter dan 3.500 m zodat op grond van afdeling 4.24 er sprake moet zijn van een gemeenschappelijke toegankelijkheidssector. Er is in werkelijkheid echter sprake van twee afzonderlijke toegangen tot de woningen in het woongebouw waarbij ook een fysieke scheiding is aangebracht. In dit geval kan toepassing worden gegeven aan artikel 1.3 van het Bouwbesluit waarbij in het woongebouw geen gemeenschappelijke toegankelijkheidssector is vereist. Een en ander zoals is toegelicht in het rapport (onderdeel 3.1.2a) van Nieman Raadgevende Ingenieurs R120183abA0.fbu met wijzigingsdatum 12 juni 2014. Voor de toepassing van deze gelijkwaardigheid worden aan deze vergunning geen voorwaarden verbonden. f) Gemeenschappelijke buitenruimte De aanvraag voldoet voor wat betreft de bereikbaarheid van de gemeenschappelijke buitenruimte niet aan hetgeen daaromtrent is bepaald in artikel 4.27 lid 4 van Bouwbesluit 2012. Daar is voorgeschreven dat een gemeenschappelijke buitenruimte bereikbaar moet zijn zonder te overbruggen hoogteverschillen van meer dan 20 mm en indien hoogteverschillen groter zijn zal een lift of hellingbaan aanwezig moeten zijn. In het bouwplan wordt hier voor 7 woningen niet aan voldaan. In dit geval kan toepassing worden gegeven aan artikel 1.3 van het Bouwbesluit 2012 omdat bereikbaarheid van de gemeenschappelijke buitenruimten in het plan relatief eenvoudig kan worden gerealiseerd zoals uitgebreid is toegelicht in het rapport (onderdeel 3.1.3) van Nieman Raadgevende Ingenieurs R120183abA0.fbu met wijzigingsdatum 12 juni 2014. Voor de toepassing van deze gelijkwaardigheid worden aan deze vergunning geen voorwaarden verbonden. g) Thermische schil in relatie met EPC Voor wat betreft de plaats van de thermische schil bij een aantal ruimten zijn op een aantal plaatsen keuzes gemaakt die niet geheel in overeenstemming zijn met de voorschriften in het Bouwbesluit. De beheerdersruimte is aangehouden als verwarmde ruimte terwijl dit op grond van de definitie van overige gebruiksfunctie (= niet bedoeld voor het verblijf van mensen) niet in overeenstemming is met de bedoeling van de voorschriften. Dit geldt ook voor de thermische schil ter plaatse van de tapis roulant. In dit geval kan toepassing worden gegeven aan artikel 1.3 van het Bouwbesluit 2012 omdat de invloed van deze keuzes op het uiteindelijke berekeningsresultaat verwaarloosbaar is zoals ook is toegelicht in het rapport (onderdeel 3.10.1) van Nieman Raadgevende Ingenieurs R120183abA0.fbu met wijzigingsdatum 12 juni 2014. Voor de toepassing van deze gelijkwaardigheid worden aan deze vergunning geen voorwaarden verbonden. 2.
Ingevolge artikel 1.23 dienen de volgende bescheiden op de bouwplaats aanwezig te zijn en op verzoek van de bouwinspecteur van de afdeling Veiligheid, Vergunningen en Handhaving te worden getoond: - de omgevingsvergunning met bijbehorende voorwaarde; - bouwveiligheidsplan als bedoeld in artikel 8.3;
-
overige voor het bouwen van belang zijnde vergunningen en documenten met nadere voorwaarde en ontheffingen.
3.
Ingevolge artikel 1.24 mag niet met de bouw worden begonnen voordat door de gemeente, voor zover nodig: - Het straatpeil is uitgezet; - De rooilijnen en/of bebouwingsgrenzen op het bouwterrein zijn uitgezet. - Voor het uitzetten kan contact worden opgenomen met de afdeling Stadsbeheer/Geo-info/sectie Landmeten: tel.: 079-346 9858.
4.
Ingevolge artikel 1.25 moet de afdeling Veiligheid, Vergunningen en Handhaving ten minste 2 dagen van te voren in kennis worden gesteld van: - de feitelijke aanvang van de bouwwerkzaamheden waarvoor vergunning voor het bouwen is verleend door de houder van die vergunning. Dit kan met behulp van bijgevoegde gele briefkaart; - de aanvang van de heiwerkzaamheden; - het gereed komen van de betonwapening.
5.
Het bevoegde gezag wordt ten minste op de dag van de beëindiging van de bouwwerkzaamheden waarvoor een vergunning voor het bouwen is verleend, Door de houder van die vergunning schriftelijk van de beëindiging van die werkzaamheden in kennis gesteld. Dit kan met behulp van bijgevoegde gele briefkaart.
6.
Een bouwwerk voor het bouwen waarvan een vergunning voor het bouwen is verleend, wordt niet in gebruik gegeven of genomen voordat de beëindiging van het werk is gemeld.
7.
Voor aansluiting op de openbare riolering dient u tijdig contact op te nemen met de afdeling Stadsbeheer, sectie Regie: tel 079-346 9635.
veiligheid:
8.
Op een aantal tekeningen van Architecten Van Den Over.Zaaijer&P wordt in het groen aangegeven dat deze delen ‘bestaande’ bouwdelen betreft. Deze vallen voor de toetsing buiten de scope. Het dichtzetten van vluchtdeuren e.d. zoals op bijvoorbeeld as J/1,2 kunnen het brandveiligheidsniveau nadelig kunnen beïnvloeden (ontvluchting/loopafstanden). Dit dient door de aanvrager nog nader uitgewerkt en ter toetsing aan bevoegd gezag te worden aangeboden.
9.
Ingevolge artikel 1.18 en 1.19 is het verboden om zonder of in afwijking van een gebruiksmelding een bouwwerk in gebruik te nemen of te gebruiken indien meer dan 50 personen tegelijkertijd in het pand aanwezig zijn. De gebruiksmelding dient vier weken voor ingebruikname ingediend te worden bij burgemeester en wethouders, doormiddel van het door de Minister vastgesteld formulier.
10.
Ingevolge artikel 2.82, 2.83 en 2.84 dienen alle doorvoeringen welke meer dan 1 brandcompartiment of (beschermd)subbrandcompartiment doorkruisen in de basis tweezijdig brandwerend afgewerkt te zijn (indien nodig met een brandklep) volgens TNO-Efectis attesten (of iets gelijkwaardigs) met bijbehorende montagevoorschriften.
11.
Raam, deur en kozijn combinaties (inclusief glas) dienen eveneens uitgevoerd te zijn conform de bijbehorende TNO-Efectis attesten. Het hiervoor genoemde dient afgewerkt te zijn conform de op tekening vastgestelde brandwerendheden (WBDBO 30 of 60 minuten volgens de NEN 6068/6069).
12.
Ingevolge artikel 2.102 lid 7 dient in de parkeergarage een vluchtdeur bijgeplaatst te worden op as CD (wand tussen parkeerplaats P203 en P204).
13.
Ingevolge artikel 6.24 lid 1 moet een ruimte waardoor een verkeersroute voert en een ruimte voor meer dan 50 personen voorzien zijn van vluchtrouteaanduiding die voldoet aan de NEN 6088 en aan de zichtbaarheidseisen, bedoeld in artikel 5.2 tot en met 5.6 van NEN-EN 1838. Hierbij dient met name rekening gehouden te worden met de uitvoeringsgrote van de toe te passen pictogrammen in de parkeergarage.
14.
Ingevolge artikel 6.29, 6.30 en 6.36, 6.37 en 6.38 dient de bluswatervoorziening, bereikbaarheid en opstelplaats (brandweervoertuigen) in combinatie met droge blusleidingen nader afgestemd te worden met de brandweer. Contactpersoon hiervoor is de heer A.C. Pieters te bereiken via zijn email
[email protected] of via telefoonnummer 088 886 9506.
15.
Ingevolge artikel 2.4 lid 1 sub a moeten de spouwankers een duurzaamheid bezitten, conform de referentieperiode die geldt voor onderhavig bouwwerk, wat inhoudt dat voor de spouwankers een RVS-A4 kwaliteit dient te worden toegepast.
gezondheid: 16.
Indien er geen voorwaarden zijn, dan hoeft dit onderdeel niet opgenomen te worden.
bruikbaarheid: 17.
Indien er geen voorwaarden zijn, dan hoeft dit onderdeel niet opgenomen te worden.
energiezuinigheid en milieu: 18.
Indien er geen voorwaarden zijn, dan hoeft dit onderdeel niet opgenomen te worden.
installaties: 19.
Indien er geen voorwaarden zijn, dan hoeft dit onderdeel niet opgenomen te worden.
bouw- en sloopwerkzaamheden: 20.
De op grond van hoofdstuk 8 te treffen maatregelen worden op aanwijzing van het bevoegd vastgelegd in een bouw- of sloopveiligheidsplan. De maatregelen hebben ten minste betrekking op: a. de afscheiding en afsluiting van het bouw- of sloopterrein; b. de bereikbaarheid en de bruikbaarheid van bluswater en andere openbare voorzieningen; c. het stallen, afsluiten of opbergen van machines, werktuigen, materialen en installaties op zodanige wijze dat onbevoegden daar geen toegang toe hebben; d. het waarborgen van de verkeersveiligheid; e. het voorkomen van vallende objecten, en f. de eventuele nadere voorwaarde, zie art. 1.29 bijvoorbeeld het stempelplan.
ADVIES OMGEVINGSVERGUNNING AFDELING
: Veiligheid, Vergunningen en Handhaving
PORTEFEUILLE
: Wethouder M.J. (Marc) Rosier
ONDERWERP
: het bouwen van 69 appartementen, winkels, parkeergarage, fietsenberging , bergingscomplex en wijzigen van bestaande in en uitritten
DOSSIERNUMMER : WB20140202 Te nemen besluit: Ik adviseer: De omgevingsvergunning voor de activiteiten: het bouwen van een bouwwerk; het maken van een uitweg. onder het stellen van nadere voorschriften te verlenen ex artikel 2.1 en 2.2 van de Wabo voor het bouwen van 69 appartementen, winkels, parkeergarage, fietsenberging , bergingscomplex en wijzigen van bestaande in en uitritten op het perceel Centrum Oost - Stadshart te Zoetermeer ten behoeve van Stadscentrum Oost Zoetermeer BV.
DATUM : REDACTIE
: D.A. van Kapel
d.d.:
paraaf:
SENIOR JURIDISCH
: mr. J. van den Bergh
d.d.:
paraaf: