Achtergestelde probleemjongeren of kut-Marokkanen? Een onderzoek naar de berichtgeving over twee vergelijkbare rellen in Amsterdam-west, vóór en na Fortuyn.
Sarah Sylbing 0060089 Journalistiek en Media – variant Research en Redactie
Begeleider: drs. Mirjam Prenger Tweede lezer: dr. Niek Pas
22 december 2006 Amsterdam
Inhoudsopgave
1. Inleiding
p. 3
1.2 Onderzoek
p. 4
1.3 Beeldanalyse
p. 5
1.4 Interviews
p. 6
1.5 Marokkanen in en over de media
p. 7
2. Politieke situatieschets en beide incidenten 2.1 1998: de paarse jaren
p. 10 p. 10
2.1.1 August Allebéplein
p. 12
2.1 2003: post-Fortuyn-tijdperk
p. 12
2.2.1 Mercatorplein
3. Resultaten onderzoek 3.1 NOS Journaal
p. 14
p. 16 p. 16
3.1.1 August Allebéplein
p. 18
3.1.2 Mercatorplein
p. 19
3.1.3 Interview Hans Laroes – hoofdredacteur NOS Journaal
p. 21
3.2 AT5
p. 24
3.2.1 August Allebéplein
p. 24
3.2.2 Mercatorplein
p. 29
3.2.3 Interview Frank Eisma – eindredacteur AT5 nieuws
p. 32
3.3 Nova
p. 34
3.3.1 Mercatorplein
p. 35
3.3.2 Interview Ellen Brans – verslaggever Nova
p. 37
4. Conclusie
p. 39
Literatuurlijst
p. 43
Bijlage 1: Factoren in selectieproces
p. 46
Bijlage 2: Vragenlijst
p. 48
2
1. Inleiding Toen Pim Fortuyn in 2002 zijn opkomst maakte in politiek Nederland, zeiden mensen in navolging van hem opeens dingen die ze daarvoor nooit hadden gezegd. Men vond het in ons land helemaal niet zo in orde als Paars en de media hen hadden doen geloven. De steden waren vol, de Islam een bedreiging voor de democratie en veel criminelen waren Marokkaan. Iedereen kon eindelijk zeggen wat hij vond en deed dat luid en duidelijk. Fortuyn schokte politiek Den Haag met zijn motto: ‘Ik zeg wat ik denk en doe wat ik zeg’, maar wist daarmee een groot deel van het electoraat achter zich te scharen. Fortuyn beschuldigde de media ervan veel problemen met – hoofdzakelijk moslim – immigranten te hebben doodgezwegen. De pers had zich te lang vastgebeten in de droom van multiculturaliteit en had, om de lieve vrede te bewaren, zich te weinig kritisch uitgelaten over de keerzijde daarvan. Zowel politiek als media hadden – bang beticht te worden van discriminatie -, bewust gezwegen over de problemen die de Islam met zich meebracht. Nadat Fortuyn op 6 mei 2002 was vermoord werd zijn betoog door velen overgenomen: de media hadden een onvolledig beeld gegeven van de gevolgen van de multiculturele samenleving. Zelden werden media zo luid en duidelijk opgeroepen verantwoording af te leggen voor hun berichtgeving. Zo schrijft Hans Wansink in zijn boek ‘De erfenis van Fortuyn’:
Pim Fortuyn introduceerde het begrip ‘linkse kerk’. (…) Maar hij had wel gelijk. De manier waarop de ‘linkse kerk’ politieke tegenstanders monddood maakte en ongewenste opvattingen buiten de orde plaatste, heeft schade toegebracht aan het functioneren van de democratie (…). Om ‘stigmatisering’ te voorkomen werd slecht nieuws over achtergestelde groepen als asielzoekers, migranten en uitkeringsgerechtigen verdonkeremaand.1
Er heerste, kortom, na mei 2002 een sfeer waarin niemand meer beticht wilde worden van politieke correctheid. Journalisten buitelden over elkaar heen in spijtbetuigingen. Jan Greven, oud-hoofdredacteur van Trouw en directielid van PCM, verweet kwaliteitskranten en programma’s van de publieke omroep het ‘intellectuele establishment’ te zijn, ‘beheerst door de geest van de jaren zestig, en zich gedragen als ‘de bewakers van de maatschappelijke en ideologische orde’2. En ook Arendo Joustra, hoofdredacteur van Elsevier, legde een grote verantwoordelijkheid bij de media:
1
Hans Wansink, De erfenis van Fortuyn, de Nederlandse democratie na de opstand van de kiezer, 2004, p. 242 Jan Greven geciteerd in Frank van Vree, ‘Reportages over ellende in oude wijken vielen dood’ in: De Volkskrant, 30-09-2006 2
3
Over Pim Fortuyn en de media is meer te zeggen dan zich laat samenvatten met dat ene woord, dat reeds de avond van de moord viel: demonisering. Het gaat immers niet alleen om de opstelling van de media in de afgelopen acht maanden, de periode dat Pim Fortuyn politicus was. Het gaat ook om de rol van de media in de afgelopen acht jaar. Hadden ze toen hun werk beter gedaan, dan was Fortuyn de afgelopen acht maanden niet uitgegroeid tot zo'n geweldige stemmentrekker.3
Frank van Vree daarentegen, hoogleraar Journalistiek aan de UvA, concludeert in een onderzoek naar de berichtgeving van de Volkskrant in die jaren, dat de media weldegelijk aandacht hadden voor het ‘drama van de van de multiculturele samenleving’. Maar: ‘Toch was er wel degelijk iets aan de hand met de berichtgeving over deze maatschappelijke problemen: ze misten wat we zouden kunnen aanduiden als politieke urgentie, er werd niet de politieke betekenis aan toegekend die ze later, na 11/09 en opkomst van de Leefbaar-beweging kregen.’ 4 Inmiddels is de kritiek van destijds alweer aardig verstomd, maar men is – na de moord op Theo van Gogh – nog altijd bezig de journalistieke taak te definiëren en te bekritiseren. In deze scriptie wil ik terug gaan naar de tijd van Pim Fortuyn en de vraag of diens kritiek effect heeft gehad op de journalistieke berichtgeving.
1.2 Onderzoek Wat ik in deze scriptie wil onderzoeken is hoe er over Marokkanen is bericht in de periode vóór en na Fortuyn. De vraag, of beter: het verwijt, naar de media de problematiek rondom Marokkanen te hebben doodgezwegen staat hierbij centraal. Hebben journalisten zelfcensuur toegepast in hun berichtgeving over Marokkaanse criminaliteit en problemen? En hebben dezelfde journalisten ná 6 mei 2002 die voorzichtigheid laten varen door, in navolging van Pim en de tijdsgeest, alles te benoemen en te bespreken? Om de bovenstaande vraagstelling adequaat te kunnen beantwoorden, wil ik twee vergelijkbare casussen en hun nasleep onderzoeken. Enerzijds de onrust en rellen op het August Allebéplein in Amsterdam-West in 1998 en anderzijds de rellen op het Mercatorplein in Amsterdam-West in 2003. De gebeurtenissen zijn vergelijkbaar, omdat ze beiden te maken hadden met Marokkanen en politie, de onderlinge verhoudingen, vermeende discriminatie en relschopperij. Ik beperk me tot het medium televisie. Enerzijds omdat er over kranten al de nodige artikelen en onderzoeken zijn verschenen, anderzijds omdat juist televisie het
3 4
Arendo Joustra: ‘Media verzuimden hun taak’, in: de Journalist, nr 10, 17-05-2002 Van Vree in: De Volkskrant, 30-09-2006
4
meest invloedrijke medium van de laatste decennia is. Ik onderzoek de programma’s NOVA, het Journaal en de berichtgeving van de stadszender AT5.
De centrale onderzoeksvraag luidt:
Is er een verandering waar te nemen in de berichtgeving over Marokkaanse jongeren in de periode vóór en na Fortuyn? En zo ja, waar bestaat die verandering uit en hoe is die te verklaren?
Om hier antwoord op te krijgen zal ik het beeldmateriaal bestuderen en interviews houden met betrokken (eind)redacteuren en/of verslaggevers.
1.3 Beeldanalyse Ik
zal
het
beeldmateriaal
beeldinhoudelijk
analyseren,
gebruikmakend
van
het
communicatiewetenschappelijke begrip framing. Om framing te kunnen duiden zal ik eerst een nadere uitwerking geven van het begrip discours. Een discours is een geheel van uitspraken over een bepaald onderwerp. Dit zijn statements die een bepaalde coherentie vertonen en het geldt voor zowel geschreven als gesproken taalgebruik, maar ook andere vormen van communicatie als audio-visuele beelden en non-verbale communicatie. Een discours stuurt onze manier van denken over de wereld en over onze eigen positie daarin. De media hebben naast hun taak van agenda-setting, ook een duidende functie. Die functie wordt vaak framing genoemd. In het proefschrift van An Hofman voert ze hoogleraar Taalkunde Norman Fairclough op: ‘Volgens Fairclough zijn de termen discours, schemata, frames en scripts allemaal gelijklopende concepten, het enige verschil is dat ze voortspruiten uit andere onderzoeksdomeinen. (… ) Framing is de manier waarop de media dingen representeert. ‘Mediaframes’ zijn de manier waarop een bepaald onderwerp door de media getoond en geïnterpreteerd wordt’5 Een mediaframe, kortom, kan worden gezien als een manier van duiding geven aan een bepaald onderwerp door keuzes en afwegingen van journalisten. Wat wordt er gezegd, door wie wordt het gezegd en hóe wordt het geplaatst. Een frame weerspiegeld de visie van de journalist op bepaalde gebeurtenissen en hoe die geïnterpreteerd moeten worden. Een gewichtige verantwoordelijkheid, die Vasterman ook constateert in zijn boek Mediahypes: ‘Door een bepaald frame uit te dragen en populair te maken kunnen de media een belangrijke bijdrage leveren aan de constructie van een sociaal probleem. De
5
An Hofman, Framing: Het Israelisch-Palestijns conflict in de VRT-Journaals, februari 2004 – april 2004, proefschrift Universiteit Antwerpen, 2004.
5
media
houden
framesetting.’
zich
dus
niet
alleen
bezig
met
agendasetting,
maar
ook
met
6
Om mijn onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden zal ik mijn centrale vraag moeten toespitsen en vernauwen tot beantwoordbare vragen. De onderliggende hypothese is dat de berichtgeving in 1998 positiever en luchtiger zal zijn dan in 2003. Vragen die ik zal stellen bij het bestuderen van de beelden zijn:
- In welke context wordt het incident geplaatst? - Welke rol krijgen de relschoppers: slachtoffer of dader? - Komen er deskundigen of betrokkenen aan het woord? - Is er sprake van begrip of onbegrip? - Wordt de casus als incident geschetst of als groter probleem, exemplarisch voor de hele groep? - (In hoeverre) wordt er aandacht besteed aan de etnische achtergrond van de relschoppers?
1.4 Interviews De interviews met de betrokken verslaggevers/redacteuren zal ik houden nadat ik de beelden heb bestudeerd. Daarbij zal ik de twee verschillende gebeurtenissen apart behandelen, voor zover de journalist bij beide uitzendingen betrokken was. Ik zal de interviews opstellen aan de hand van een schema, mij aangereikt door Mirjam Prenger in Zelfcensuur in de Nederlandse Journalistiek. Daarbij wordt uitgegaan van vier onderdelen die een journalist doorloopt bij het maken van een productie – ongeacht voor welk medium hij werkt:
interne factoren
selectie
informatie vergaren
schrijven/ produceren
publiceren/ uitzenden
externe factoren
6
Peter Vasterman, Mediahype, proefschrift Universiteit van Amsterdam, 2005
6
Bij elk onderdeel van het proces zijn invloeden van buitenaf of binnenuit te bedenken die de
vrijheid
van
de
journalist
kan
beperken.
Die
factoren
staan
objectieve,
ongecensureerde journalistiek in de weg. Zelfcensuur kan worden omschreven als het niet behandelen van een in essentie nieuwswaardig onderwerp. Per stadium zijn andere interne dan wel externe factoren te onderscheiden, die zelfcensuur kunnen bevorderen. Voorbeelden van interne factoren zijn vermeende saaiheid van een onderwerp, of dat een onderwerp te complex wordt bevonden. Bij de externe factoren spelen andere zaken een rol zoals politieke correctheid, schadelijkheid voor het imago etcetera. In bijlage 1 staat een schema waarin de verschillende invloeden op het journalistieke product zijn onderscheidden, die van toepassing zijn op dit onderzoek. Er zijn ook nog andere factoren te bedenken, zoals angst voor adverteerders of dreiging van advocaten, maar dat is op deze casus niet van toepassing en die zijn derhalve niet in het schema opgenomen. De interviews zullen voor een groot deel op deze lijst gebaseerd zijn. Ik zal daarbij niet alle factoren één voor één afgaan: het dient meer als ondersteuning voor de structuur van de interviews. De vragenlijst in bijlage 2 is ook op die manier gebruikt: hij is niet bindend, maar meer een richtlijn voor de gesprekken. De veronderstelling is dat vooral de factor ‘politieke correctheid’ bij het August Allebéplein een rol zal spelen en bij het Mercatorplein juist de angst voor de mening van de collega’s/samenleving.
Per programma of zender (AT5) heb ik gekeken en gezocht naar de meest geschikte persoon om te interviewen. Het uitgangspunt was dat de persoon ‘zo dicht mogelijk’ bij het gemaakte item moest staan, met andere woorden, liever de betrokken redacteur of verslaggever dan een eind- of hoofdredacteur. De gedachte hierachter was dat de gemaakte keuzes, zoals de invalshoek of wie er aan het woord komen, beter besproken konden worden met de maker in kwestie: een hoofdredacteur heeft meer zicht op de grote lijnen dan op de losstaande uitzendingen. Bij AT5 waren echter alle uitzendingen door een andere verslaggever gemaakt en bovendien werkten velen van hen niet meer voor de zender. Aangezien AT5 een kleine zender is met een overzichtelijkere nieuwsredactie, was het toch te verantwoorden om de eindredacteur van AT5 nieuws hiervoor te benaderen, Frank Eisma. Eisma was bovendien al in 1998 werkzaam voor de zender, en goed op de hoogte van de gemaakte keuzes destijds, waardoor de keus voor het interview voor AT5 op hem kwam te vallen. Voor het NOS Journaal hadden ook verschillende redacteuren en verslaggevers aan de items gewerkt, maar alleen Pauline Broekema had zowel in 1998 als in 2003 een item gemaakt. Helaas wilde ze onder geen beding meewerken, ze vond het niet op haar van toepassing en meldde zonder verdere toelichting geen enkele interesse te hebben. Toen is contact opgenomen met de huidige hoofdredacteur van NOS nieuws en destijds
7
adjunct-hoofdredacteur van NOS Journaal, Hans Laroes. Hij heeft na de moord op Fortuyn publiekelijk verklaard een nieuwe lijn te willen uitstippelen en houdt zich tot op heden bezig met de vraag hoe het Journaal ervoor moet zorgen ‘dichter bij de mensen te staan.’ De afspraak is dat het interview met hem meer in abstracte en algemene zin wordt gehouden, dan zeer specifiek over de beide casussen. Bij NOVA tenslotte heeft verslaggeefster Ellen Brans aan beide items meegewerkt en met haar is dan ook het interview gehouden.
1.5 Marokkanen in en over de media Hoe er over allochtonen en met name Marokkanen wordt berichtgegeven is inmiddels veelvuldig en op verschillende wijzen onderzocht. Het is toch zinvol om alvorens aan het onderzoek te beginnen, een korte beschouwing geven van hoe Marokkanen zélf tegen de media in het algemeen en de berichtgeving over hen in het bijzonder aankijken. Idealiter zijn de media een afspiegeling van de samenleving en bestaan redacties ook uit verschillende etnische groepen. Dat laatste is echter zeer zelden het geval: de meeste journalisten zijn in Nederland nog altijd man, hoogopgeleid en bovenal blank7. Daardoor hebben diezelfde journalisten vaak een blank netwerk en weten derhalve niet goed wat er zich afspeelt in de kringen waar ze over berichten. Dit blijkt ook uit onderzoek
de
perceptie
van
Marokkanen
te
zijn.
In
een
artikel
van
communicatiewetenschapper Leen D’Haenens stelt ze dat Marokkanen in Nederland veel kritiek hebben op de manier waarop er in de media over moslims wordt bericht:
Zo hebben Nederlandse Marokkanen in januari 2003, uit onvrede over de Nederlandstalige media, het manifest ‘Koerswijziging.nl’ opgesteld. In dit manifest wordt aandacht gevraagd voor de negatieve beeldvorming van allochtonen in de Nederlandse media. Allochtonen voelen zich steeds vaker aangevallen door de Nederlandse media, waardoor zij zich minder welkom voelen in Nederland. Discussiefora op het internet blijken een goede uitlaatklep te zijn voor deze gevoelens. Allochtonen, in het bijzonder Marokkanen, praten via discussiefora ook over onderwerpen waar in de Nederlandse media niet of nauwelijks aandacht aan wordt besteed.8
Uit ander onderzoek blijkt dan ook dat allochtonen zich vaak niet herkennen in de berichtgeving over hen. Het door hun gevoelde eenzijdig negatieve beeld dat in de media
7
Mark Deuze, ‘Gekleurd nieuws, journalistiek voor de multiculturele samenleving’, in: Bardoel e.a.: Journalistieke cultuur in Nederland, 2002, p. 446-457 8 Leen D’Haenens, ‘Moslim in Nederland, publieke discussie over de islam in Nederland: enkele beschouwingen’, in: Migrantenstudies, tijdschrift voor migratie- en etnische studies, 2005, nr. 1, p. 42-52
8
wordt opgehangen, wordt niet als een terechte afspiegeling van de Nederlandse multiculturele samenleving ervaren.9 Men kan aannemen dat door bovengenoemde perceptie de houding van Marokkaanse jongeren naar de pers en journalisten toe niet hoofdzakelijk positief gestemd is. Te verwachten valt dat vooral ná de moord op Fortuyn de journalisten meer moeite zullen hebben met het benaderen van deze etnische groep jongeren.
9 D’Haenens e.a.: ‘Mediabeleving van allochtonen in Nederland, Kwalitatief onderzocht’, in: bedrijfsfonds voor de pers (red.) Pluriforme informatie in een pluriforme samenleving. Knelpunten in de informatievoorziening van en voor etnische minderheden in Nederland, met bijzondere aandacht voor de persmedia, Den Haag, 2000
9
2. Politieke situatieschets en beide incidenten Alvorens aan het onderzoek te beginnen, wordt in dit hoofdstuk kort de politieke én maatschappelijke situatie van beide tijdsbepalingen geschetst en de twee incidenten beschreven.10
2.1 1998: de paarse jaren In 1994 kreeg Nederland voor het eerst sinds 1918 een kabinet zonder een confessionele partij: Paars 1. Na drie kabinetten Lubbers verloor het CDA dusdanig dat van regeren geen sprake meer kon zijn. De VVD en D66 waren de grote winnaars. De andere coalitiepartner, de PvdA, leverde bij de verkiezingen van 1994 ook een groot aantal zetels in, maar het werd met 37 zetels wel de grootste partij en kon daarmee de minister-president leveren. Aan dit eerste kabinet-Kok, Paars 1, namen de PvdA, VVD en D66 deel. De kleur refereerde aan de vermenging van het rood van de socialisten en het blauw van de liberalen. Tijdens de zittingsperiode kende Nederland een ongekende economische groei. Het kabinet zorgde voor sterke lastenverlichting voor burgers en bedrijven. De regels op economisch gebied werden verminderd, waardoor bijvoorbeeld de winkeltijden veel ruimer werden. Het voornaamste programmapunt van het kabinet was het scheppen van banen, het motto luidde dan ook: ‘werk, werk en nog eens werk’. Maar niet alleen het regeringsbeleid,
ook
het
gunstige
economische
tij
zorgden
ervoor
dat
de
werkgelegenheid fors toenam. Het financieringstekort daalde en de economie groeide flink. De secularisering en ontkerkelijking zette in deze jaren door: geloof was nauwelijks onderwerp van gesprek.11 Premier Kok was binnen en buiten Nederland bijzonder populair en gold als een baken van vertrouwen en rust. Hij legde de basis voor wat later bekend werd onder de naam Poldermodel: een overlegeconomie waar alle partijen met elkaar om de tafel zitten om tot een compromis te komen. Door zijn gematigde toon en optreden tijdens het kabinet Lubbers verbeterde de verhouding tussen de PVDA en het CDA. Later deed hij hetzelfde met de VVD. Na vier jaar regeren gaven de drie coalitiepartners onomwonden aan dat ze met dezelfde formatie door wilden gaan. Minister van Buitenlandse Zaken Hans van Mierlo benadrukte dat in een toespraak: 10
Deze alinea’s zijn onder andere gebaseerd op: http://www.parlement.com/9291000/modulesf/fzyd78dr http://www.kb.nl/dossiers/paars/paars.html http://www.minbuza.nl/history/nl/home Jet Bussemaker en Rick van der Ploeg (red.): Leven na paars, linkse visies op de derde weg. Amsterdam, 2001 Wansink, De erfenis, Amsterdam, 2004 11 Uit rapport van Sociaal Cultureel Planbureau: Secularisatie in de jaren negentig. Kerklidmaatschap, verandering in opvatting en een prognose, Den Haag 2000
10
Dit was een kabinet van bruggenbouwers. Paars heeft bruggen geslagen naar de toekomst. Ook internationaal doet zich de vraag voor naar een paarse aanpak. Democratisch, liberaal en sociaal; het is een combinatie die de sleutel biedt tot de problemen van de hedendaagse wereld. In de komende eeuw zal de behoefte aan
veiligheid,
mensenrechten
en
sociale
rechtvaardigheid
alleen
maar
toenemen, in de context van mondialisering. Democratie is nodig voor goed bestuur
en
de
bescherming
van
mensenrechten.
Zonder
zorg
voor
de
achterblijvers houden we de gemeenschap niet in stand. En vrijheid is niet alleen onmisbaar voor welvaart, maar ook voor de geest.12
Zodoende zat in april 1998 het kabinet stevig in het zadel en ging vol zelfvertrouwen de verkiezingen tegemoet. De onderwerpen die, los van de aankomende verkiezingen, het nieuws
bepaalden,
waren
de
Economische
en
Monetaire
Unie
(de
EMU);
de
kandidaatstelling van Wim Duisenberg als president van de Europese Centrale Bank; de ontsnapping van Dutroux en hongersnood in Sudan.
In het politieke discours, maar ook in het maatschappelijk debat was de multiculturele samenleving geen onderwerp van discussie. Kritiek op mislukte integratie was taboe en werd gezien als politiek onwenselijk. Nog geen tien jaar eerder had burgemeester Van Thijn van Amsterdam verboden een rapport over Marokkaanse jeugdbendes te publiceren, omdat er een stigmatiserende werking van uit zou gaan.13 Herman Vuijsje constateert in zijn boek Correct dat Nederland sinds de oorlog een grote voorzichtigheid betracht in het bejegenen van etnische minderheden: ‘De angst voor
de
racismebacil
leidde
tot
overdreven
voorzichtigheid
bij
het
stellen
van
aanpassingseisen van migranten’.14 Hans Wansink neemt niet alleen de politiek, maar ook de media kwalijk bewust niet te berichtten over problemen met de multiculturele samenleving: ‘Omdat de media, op enkele uitzonderingen als het weekblad Elsevier na, ‘slecht nieuws’ van de kant van etnische groepen uit de kolommen en de ether hielden, kwam het noodzakelijke publieke debat over de enorme consequenties van de voortgaande migratie voor de houdbaarheid van de verzorgingsstaat en de rechtsstaat gedurende de jaren tachtig en negentig niet van de grond.’15 Ook journalist Peter Tetteroo steekt achteraf de hand in eigen boezem: ‘Jarenlang hebben wij verzuimd de complexe problemen van de multiculturele samenleving in kaart te brengen. Liever stelden we Nederland voor als een paradijsje waarin iedere immigrantenkind uit de
12 13 14 15
Hans van Mierlo, ‘De wereld vraagt om een paars beleid’ in NRC Handelsblad, 20-04-1998 Wansink, De erfenis, 2004, p. 249 Herman Vuijsje, Correct, Amsterdam 1997, p. 42-54 Wansink, De erfenis, 2004, p. 255
11
Schilderswijk dezelfde kansen had als Kevin en Roos uit een willekeurig dorp. Schande, want het wekte verwachtingen die niet waar te maken zijn, met alle gevolgen van dien.’16
2.1.1 August Allebéplein Op 23 april 1998, dertien dagen voor de verkiezingen, breken er in Amsterdam-west onrusten uit. Als reactie op een aangestoken prullenbak houdt de wijkagent een Marokkaanse jongen nogal hardhandig aan. Hierop komt de hele buurt in opstand en breken er rellen uit, vooral Marokkaanse jongeren gaan de straat op: er verzamelen zich zo’n 150 mensen. De politie ziet zich genoodzaakt 110 man in te zetten en er worden vier aanhoudingen verricht. Ook zijn er vier agenten gewond. De lezingen van de oorzaak van de rellen lopen uiteen: in de buurt wijst iedereen naar de buurtagent Jerry, die zou al maanden te agressief gedrag vertonen en geweld uitlokken. Naar aanleiding van de brandende vuilnisbak zou hij een 16-jarige – onschuldige – jongen in elkaar hebben geslagen en gearresteerd en diens vader ook klappen hebben gegeven. Volgens de politie en burgemeester liggen de zaken echter anders. Jerry zou gewoon zijn taken naar behoren uitvoeren en had op die bewuste avond aan de brandstichter gevraagd te vertrekken. Toen de jongen weigerde schreef de agent een proces verbaal uit, waarop de jongen hem een kopstoot gaf. Dit incident wordt in kranten vrij summier beschreven en ook de politici maken er geen verkiezingsonderwerp van. Een week erna wordt er in de buurt gedemonstreerd. Zo’n 700 Marokkaanse jongeren vragen om meer afleiding, scholing en werk. Met een eigen ordedienst van de Marokkaanse gemeenschap verloopt de demonstratie rustig.
2.2 2003: post-Fortuyn-tijdperk De VVD en de PvdA wonnen allebei de verkiezingen van 1998: van de coalitiepartijen verloor alleen D66 fors. Desondanks gingen de drie verder en ontstond kabinet-Kok II, beter bekend als Paars 2. Het tweede kabinet had een moeizamere start dan het eerste. De voorspelde economische groei viel tegen en het asielzoekerbeleid en de uitbreiding van Schiphol bleken heikele punten. Op 11 september 2001 schrok de wereld op door terreuraanslagen op het World Trade Centre in New York en het Pentagon in Washington. Deze aanslagen kostten aan 16
Peter Tetteroo, ‘Valt ons iets te verwijten?’ in: De Journalist, nr 11, 31-05-2002
12
ongeveer 3000 mensen het leven. Het kabinet zegde de Verenigde Staten alle medewerking toe bij het opsporen van de daders en op nationaal niveau kwam het kabinet met een pakket anti-terreurmaatregelen. In de samenleving werd de verhouding tussen moslims en niet-moslims op scherp gezet, plotseling kregen veel Marokkanen en Turken – de twee grootste Islamitische gemeenschappen in Nederland - het gevoel dat ze zich moesten verantwoorden voor de terreuraanslagen. Het jaar daarvoor had publicist Paul Scheffer ook al een veelbewogen artikel geschreven waarin hij de multiculturele samenleving aan de kaak stelde.17 Het riep veel reacties op en het was het begin van een zeer breed gevoerde discussie over Nederland als immigratie en integratieland. Er ontstond wereldwijd, maar zeker ook in Nederland, een anti-Islamhouding die daarvoor in elk geval niet zichtbaar was.
In augustus 2001 maakte Pim Fortuyn bekend de politiek in te willen, desnoods met een eigen lijst. De nieuwe partij Leefbaar Nederland zocht nog een lijsttrekker, dus een combinatie lag voor de hand. Het duurde echter tot 25 november voordat de samenwerking kon worden bezegeld. De gevestigde politieke partijen zagen niet veel bijzonders in deze benoeming – en al helemaal geen bedreiging, de partij stond rond de drie zetels in de peilingen. De twee grootste regeringspartijen – PvdA en VVD – maakten zich op voor een onderlinge verkiezingsstrijd. Pas eind december begon Leefbaar Nederland op te lopen in de peilingen en kreeg ze meer aandacht in de media, wat aanleiding was voor Ad Melkert (PvdA) om in januari te menen dat ‘de pers LN populair maakt’18.
Die aandacht bleef maar groeien en
daarmee ook de positie in de peilingen. Fortuyn brak met veel taboes door dingen te zeggen, die naar bleek veel Nederlanders al jaren dachten. Vooral de vermeende mislukte multiculturele samenleving was een stokpaardje voor Fortuyn. Hoe hard Melkert, Hans Dijkstal (VVD) en Thom De Graaf (D66) hier ook tegenin gingen en met cijfers en argumenten kwamen, het leek alleen maar tegen hen te werken en ‘Professor Pim’ steeg gestaag in de peilingen. Eerst met de partij Leefbaar Nederland (LN) en toen zijn uitspraken ook voor die partij te radicaal werden, met zijn eigen partij Lijst Pim Fortuyn (LPF)19. Twee weken voor de verkiezingen stond de LPF op 24 zetels in de peilingen, toen het onvoorstelbare gebeurde: Pim Fortuyn werd op 6 mei in het Mediapark te Hilversum vermoord. De verkiezingen gingen door, de LPF boekte een monsterzege en kwam met 26 zetels in de Kamer. Ze vormde een kabinet met het CDA en de VVD. De PvdA werd zo
17
Paul Scheffer, ‘Het multiculturele drama’, in: NRC Handelsblad, 29-01-2000 Algemeen Dagblad, 18-01-02 19 Nadat Fortuyn in een interview in De Volkskrant op 09/02/02 uitspraken deed over het afschaffen van Artikel 1 van de Grondwet en stelde dat de Islam een achterlijke cultuur was, brak Leefbaar Nederland met hem. Hij bleef echter lijsttrekker van Leefbaar Rotterdam, waarmee hij een maand later een ongekende verkiezingszege behaalde. Op 11 februari ging Fortuyn alleen verder met de LPF. 18
13
goed als gehalveerd en ook de andere coalitiepartijen verloren grote aantallen zetels. Hiermee vestigden de verkiezingen van 2002 in drie opzichten een record: nooit eerder kwam een nieuwe partij met zoveel zetels in de Kamer; nooit eerder wisselden zoveel zetels van partij en nooit eerder was het aantal zetels van de grootste partij lager dan de volatiliteit i.e. de verschuiving.20 Zonder leider lukte het de LPF echter niet een stabiele partij de vormen en na een reeks schandalen viel het kabinet Balkende 1. De LPF slonk bij de volgende, nieuwe verkiezingen in januari 2003 tot 8 zetels en werd daarmee op de achtergrond gedrongen.
Maar er was wél iets veranderd in Nederland. Het land was in meerdere opzichten wakker geschud. Niet alleen had het zijn eerste politieke moord sinds 1672, ook had een politicus voor het eerst openlijk de multiculturele samenleving op de agenda durven zetten en dat thema was niet zomaar uitgewist. Het leek of er een deken van naïviteit van Nederland werd afgetrokken. Ook politici durfden openlijk te twijfelen aan de successen van de integratie en vanuit de samenleving gingen steeds meer denkers zich met de discussie bemoeien. Islam en multiculturaliteit waren niet meer weg te denken uit het politieke en maatschappelijke discours. Gevestigde partijen namen geruisloos het hoofdthema van Fortuyn over: kritiek op de multiculturele samenleving. Politieke correctheid werd een scheldwoord, zowel journalisten als politici gingen luid en hardop zeggen waar het volgens hen op stond. Inburgeringscursussen, taallessen, heropvoedkampen, preken in moskeeën, islamitische scholen: het werden de belangrijkste thema’s van de politiek. Zowel op kranten- als op televisie- en radioredacties werden nieuwe doelstellingen nagestreefd, door onder andere meer reportages ‘van de straat’ te brengen. Iedereen was zich overbewust van het feit dat de ‘veenbrand in de polder’ over het hoofd was gezien en deed zijn uiterste best problemen zo snel mogelijk te constateren en te benoemen.
2.2.1 Mercatorplein In 2003 zit er een vrij stabiele regering in Den Haag bestaande uit de partijen CDA, VVD en D66. Doordat de politieke agenda van Fortuyn in belangrijke mate is overgenomen door de gevestigde partijen en door een vrij strenge Minister van Vreemdelingenzaken en Integratie zijn er spanningen in de samenleving. Op 7 augustus van dat jaar schiet een agent op het Mercatorplein in Amsterdam-west een Marokkaanse jongen dood. Hij is erg agressief en dreigt met een mes, hierop ziet de agent zich genoodzaakt af te vuren en 20
Kleinnijenhuis, Oegema e.a., De puinhopen in het nieuws, 2003, p. 12-13
14
raakt de jongen in het hart. Hij sterft ter plaatse. Hierop volgen wat relletjes, Marokkaanse jongeren keren zich tegen de politie en er worden honden ingezet om de menigte rustig te krijgen. Twee dagen later wordt er een kleine herdenking gehouden op het plein. Het comité Tegen Zinloos Politiegeweld en Discriminatie wordt door een aantal Marokkaanse organisaties opgericht en kondigt een grotere demonstratie aan voor de week daarop. Zij zijn het er niet mee eens dat de rijksrecherche het onderzoek gaat leiden naar de schietpartij en vragen om een onafhankelijk onderzoek. Er is veel aandacht in de media voor de komende demonstratie, burgemeester Cohen en korpschef Kuijper maken zich zorgen, ze zijn bang voor rellen. De demonstratie verloopt vrij rustig. Er zijn na afloop wat ongeregeldheden en kleine opstootjes (er worden wat winkelruiten ingegooid), maar de gevreesde rellen blijven uit. Twee en een halve maand later beslist het Openbaar Ministerie dat de agent niet vervolgd zal worden en uit noodweer heeft gehandeld.
15
3. Resultaten onderzoek Hieronder staan de resultaten en bevindingen van de betreffende uitzendingen en van de gehouden interviews. Ik heb de uitzendingen bestudeerd aan de hand van de eerder geformuleerde vragen:
- In welke context wordt het incident geplaatst en wat krijgen we te horen/zien? - Welke rol krijgen de relschoppers: slachtoffer of dader? - Komen er deskundigen of betrokkenen aan het woord? - Is er sprake van begrip of onbegrip voor (omstandigheden van) de relschoppers? - Wordt de casus als incident geschetst of als groter probleem, exemplarisch voor de hele groep? - (In hoeverre) wordt er aandacht besteed aan de etnische achtergrond van de relschoppers?
Voor het Journaal betreft het twee items over het August Allebéplein en twee over het Mercatorplein, voor AT5 betreft het drie nieuwsitems en een studiogesprek over het August Allebéplein en vier nieuwsitems over het Mercatorplein en Nova heeft alleen twee uitzendingen over het Mercatorplein, beide zijn met een reportage en een studiogesprek. Per programma worden de items behandeld, de twee incidenten apart van elkaar. Vervolgens is er een verslag van de interviews21. In de conclusie worden beide bevindingen aan elkaar gekoppeld.
3.1 NOS Journaal Het Journaal is begonnen in 1956 en heeft sindsdien een belangrijke en bijna onbetwiste positie verworven in de nieuwsgaring van de Nederlanders. Het zendt zeven dagen per week uit, elke week worden er 85 uitzendingen gemaakt. De hoofdredacteur is sinds 2001 Hans Laroes. Op de website wordt het Journaal als volgt omschreven: ‘Het NOS Journaal is hét nieuwsprogramma van de NOS op de televisie. Het brengt het belangrijkste nieuws en maakt het belang daarvan duidelijk. Het Journaal moet onpartijdig en onafhankelijk zijn, betrouwbaar en objectief. Verder is het belangrijk dat het nieuws aantrekkelijk en begrijpelijk is voor zo veel mogelijk mensen, want het Journaal wordt voor iedereen gemaakt.’22 21
NB: Tijdens de interviews werd vaak afgeweken van de vooraf opgestelde vragenlijst. Twee van de drie respondenten wisten zich weinig tot niets van het August Allebéplein te herinneren, waardoor er over het algemeen meer in grotere lijnen is gesproken. Zodoende zijn delen van de interviews meer op macro- dan op microniveau gehouden. 22 Zie: http://www.nos.nl/nosJournaal/tvJournaal/achterdeschermen/organisatie/index.html
16
Achterop een uitgebreide biografie van Het Journaal van Ad van Liempt uit 2006, staat treffend de verantwoording van het boek: ‘Beschaafde Nederlanders bellen elkaar niet tussen acht en half negen – dat behoort tot de ongeschreven regels van de vaderlandse etiquette. (…) Het Journaal is met afstand de belangrijkste nieuwsbron van Nederland.’23 In de vijftig jaar dat het Journaal bestaat is er veel veranderd, het is niet in de laatste plaats professioneler en uitgebreider geworden. De laatste jaren is het Journaal steeds ‘dichter bij de mensen’ proberen te staan: ‘steeds meer berichtgeving over bekende mensen en steeds meer reportages over onbekende mensen die iets is overkomen. Het slachtoffer krijgt ook in de berichtgeving van het NOS-Journaal een centrale rol (…).24 Dat is ook in 2002 een streven van hoofdredacteur Hans Laroes: in een notitie die hij bij zijn aantreden opstelt, stelt hij zichzelf en het Journaal ten doel meer aandacht te hebben voor de ‘veenbrand in de polder’. ‘Het is aan ons de straat en de staat weer met elkaar te verbinden’25. Pim Fortuyn heeft daarin een belangrijke rol gespeeld, geeft Laroes toe. In een interview met Gerard van Westerloo, die voor het magazine van NRC Handelsblad een uitgebreide special over het Journaal schrijft, legt hij uit: ‘Hoe kon het dat de beste nieuwsrubriek van Nederland de veenbrand gemist heeft en het enorme gevoel van onvrede dat Fortuyn aan het licht bracht? (…) Het Journaal moet de staat en de straat met elkaar in verband brengen.’26 De maatregelen die hij treft liggen daarvan in het verlengde: een correspondent in Rotterdam en het versterken van de kennis over de Islam zijn enkele voorbeelden die worden genoemd in het boek van Van Liempt.27 Een andere aanwijsbare verandering zijn de special reports van Marga van Praag: met de verslaggever in beeld verhalen brengen van de straat.
Te veronderstellen is dat er niet zoveel aandacht zal zijn voor de onrusten op het August Allebéplein in het NOS Journaal. Het was de tijd rond de verkiezingen en er was destijds vrij weinig aandacht voor problemen met Marokkaanse jongeren. Ook waren items ‘van de straat’ nog niet zo in zwang. Het Mercatorplein daarentegen is waarschijnlijk meer in het nieuws gekomen en dus in het Journaal. Het was ten slotte niet lang na Fortuyn en daarmee de behoefte meer nieuws van de straat te brengen en de behoefte de problemen van de multiculturele samenleving meer te benoemen.
23
Ad van Liempt, Het Journaal. Achter de schermen van vijftig jaar televisiegeschiedenis, 2005, Balans, Amsterdam. 24 Idem, p. 9, 10 25 Hans Laroes, Ten Aanval, all the news that’s fit to broadcast, interne notitie NOS Journaal, 2002. 26 Gerard van Westerloo, ‘De droom van de hoofdredacteur; De staat of de straat: de richtingenstrijd bij het NOS-Journaal’, in: NRC Handelsblad Magazine, 6-12-2003 27 Van Liempt, 2005, p. 308
17
3.1.1 August Allebéplein NOS acht uur-Journaal 24-04-1998 Laatste item van het Journaal. (2 minuten, 20 seconden) Verslag door Pauline Broekema
Context: De omgeving van het August Allebéplein wordt in het item neergezet als buurt waar 15 jaar
geleden
de
oorspronkelijke
bewoners
wegtrokken
en
nu
veel
allochtone
Amsterdammers wonen. Er wordt uitgelegd dat de jongeren zich vervelen (verklaring, excuus voor hun gedrag) en dat er sprake is van een gewelddadige agent. Opvallend is dat er nauwelijks wordt ingegaan op wat de rellen precies inhielden.
Rol van relschoppers: De jongens worden als slachtoffers én als daders neergezet, maar de nadruk ligt op het slachtofferschap. Er is te weinig te doen voor de jongeren, ze zijn uitgelokt door de politie: als kijker ben je geneigd te denken dat het vrij logisch is dat de jongeren zich hebben misdragen.
Wie komen aan het woord: Er komt eerst een Marokkaanse jongen uit de buurt aan het woord. Dan zegt verslaggeefster Pauline Broekema dat de jongens zelf zeggen dat ze niet uit zijn op geweld. Dat wordt meteen bevestigd door een rustige Marokkaan die eigenlijk de schuld neerlegt bij het gebrek aan werk en speelmogelijkheden met als gevolg verveling. Verder komt burgemeester Patijn aan het woord, die veelvuldig praat over een incident, maar ook wil duidelijk maken dat de politie juist heeft gehandeld.
Begrip/onbegrip: Er is eerder sprake van begrip dan van onbegrip voor de jongeren. Broekema geeft veel ruimte voor omstandigheden en stelt geen kritische vragen met betrekking tot schuldvraag. Broekema stelt wel kritische vragen aan burgemeester van Amsterdam Schelto Patijn over vermeende discriminatie en agressie van de agent, maar niet aan de relschoppers over hun wangedrag.
Incident of groter geheel: Zowel burgemeester Patijn als Broekema herhalen meerdere malen dat het een kleine groep jongens betreft, Patijn: 'een absolute, piepkleine minderheid'. Hij zegt dat de
18
situatie 'over het algemeen rustig' is in het stadsdeel. Er wordt gesuggereerd dat als er werk en scholing komt, het probleem is opgelost.
Etnische achtergronden: Er wordt niet over etnische achtergronden in relatie tot de relletjes gesproken. In de introductie van de nieuwslezer wordt er helemaal niet over allochtonen of Marokkanen gesproken, maar over 'honderden jongeren'. Als er voor het eerst wordt gesproken over allochtonen, dat doet Broekema vrij snel in het item, verschijnt er overigens een wit ventje in beeld. Verderop in het item gaat het juist weer vrij nadrukkelijk over jongeren en valt het woord Marokkaan niet meer.
NOS acht uur-Journaal 02-05-1998 Derde item in het korte nieuws overzicht (30 seconden) Het wordt voorgelezen door Philip Freriks, het gaat over demonstratie die is geweest tegen politiegeweld en vóór meer banen.
Het is een vrij optimistisch verslag over de demonstratie. Er wordt gesproken over de demonstratie 'tegen het harde optreden van de politie'. De nieuwslezer vermeldt dit keer wel in de eerste zin dat het over Marokkanen gaat, zo'n 700 man. In het item komt prominent een lachend, blank, ouder echtpaar in beeld dat zwaait en glimlacht naar de demonstrerende Marokkanen. De sfeer lijkt gemoedelijk, er zijn spandoeken die vragen om meer werk. Het is al met al een positief verslag en er wordt op het laatst nadrukkelijk gemeld dat er geen problemen waren dankzij het optreden van een eigen Marokkaanse ordedienst.
3.1.2 Mercatorplein NOS acht uurJournaal 15-08-2003 Opening Journaal, (4,5 minuut) Verslag door Marga van Praag
Context: In de aankondiging door Philip Freriks wordt er in vrij scherpe bewoordingen over de aanstaande demonstratie gesproken: gaat het over de nagedachtenis van een Marokkaan of heeft de politie een racistische moord gepleegd? Marga van Praag maakt een item vanuit het Mercatorplein: 'De temperatuur is gedaald, maar op het Mercatorplein is de hitte blijven hangen'. Het is duidelijk een item ‘van de
19
straat’, buurtbewoners en winkeliers komen aan het woord en in de eerste shots zie je Van Praag op het plein.
Wie komen aan het woord: In het item worden veel verschillende geluiden gehoord. Eerst komt één van de organisatoren van het Comité Tegen Zinloos Politiegeweld en Discriminatie aan het woord. Zij organiseren de demonstratie en erkennen het gevaar van escalatie, maar ‘dat gevaar bestaat altijd, dus dan kan je nooit meer een demonstratie hebben’. Dan voert Van Praag kritische Marokkaanse moeders op, door hen te citeren. ‘Eerst wilden ze voor de camera hun kritiek uitten, maar bang geworden door de afkeuring van de gemeenschap, belden ze één voor één af.’ De enige moeder die nog wel iets wil zeggen, doet dat onherkenbaar. Ze is angstig voor de rellen en noemt het onverstandig. Aansluitend zien we Kadisha Arib, Kamerlid voor de PvdA en bewoonster van de Baarsjes. Zij spreekt over een broeierige sfeer, volgens haar heeft iedereen het over de aanstaande demonstratie. Tot slot komt Mustapha Laboui aan het woord, hij is gemeenteraadslid Groenlinks. Laboui is tegen de demonstratie, hij is bang dat het allemaal uit de hand zal lopen. Eigenlijk komen er voornamelijk mensen aan het woord die tegen de demonstratie zijn.
Incident of groter geheel: De demonstratie wordt gezien als het begin van veel ellende, angst voor de toekomst, angst voor grote problemen, angst voor escalatie.
Etnische achtergronden: Er wordt nergens expliciet over Marokkanen gesproken, maar er komen wel Marokkaanse politici en moeders in beeld.
NOS Journaal 16-08-2003 Opening Journaal, dubbelitem (4,2 minuut in totaal) Tweede verslag door Pauline Broekema
Context: ‘Er hebben 1000 mensen gedemonstreerd op het Mercatorplein in Amsterdam’, opent nieuwslezer Gerard Arninckhof. In zijn introductie wordt de oorzaak geschetst en er wordt verteld wat eraan vooraf is gegaan.
De eerste reportage laat een beeld zien van een bijeenkomst die rustig is verlopen, alhoewel het item begint met opwinding over een vliegtuigje dat overvliegt met de tekst:
20
‘de politie had gelijk’. De voice-over zegt dat dit het enige incident was en de rest rustig is verlopen, ondanks pittige uitspraken van sprekers op het podium. Dat wordt geïllustreerd door een toespraak van een voorman van de AEL die het incident niet op zichzelf vindt staan. De ordedienst van de organisatie houdt de protestanten in bedwang.
De tweede reportage benadrukt de normale gang van zaken. Er is eigenlijk niets gebeurd en alles is vreedzaam verlopen. De buurtbewoners hebben gewoon kunnen winkelen en alle commotie was eigenlijk onterecht.
Rol van relschoppers: Er wordt helemaal niet over de opstootjes gesproken (alhoewel die wel geweest zijn!), dus krijgen de relschoppers ook geen rol toebedeeld.
Wie komen aan het woord: Allereerst komt een opgetogen organisatrice van de bijeenkomst/demonstratie. Zij is uiteraard blij dat alles naar wens is verlopen en had naar eigen zeggen ook niets anders verwacht. Gedurende het hele item volgen we meneer Momo, een Marokkaanse man die meehelpt met het opzetten van de podia en andere organisatorische zaken, die op het laatst zijn hesje opbergt, met de woorden van Broekema: 'voor een volgende keer'. Verslaggeefster Pauline Broekema stelt 'de buurt heeft zijn bedenkingen', al wordt niet duidelijk waarover die bedenkingen zijn en wie die precies hebben.
Incident of groter geheel: Het wordt allemaal vrij positief besproken, dus dit is niet aan de orde. Hoogstens de opmerking van Broekema dat meneer Momo zijn hesje nog een keer nodig zal hebben, alhoewel ook niet helemaal duidelijk wordt wat er met ‘de volgende keer’ bedoeld wordt.
Etnische achtergronden: Er wordt vermeld dat de leuzen tijdens de demonstratie religieus van aard waren.
3.1.3 Interview Hans Laroes – hoofdredacteur NOS Journaal Gevraagd naar zijn herinneringen van het August Allebéplein zegt Hans Laroes niets meer te weten. We hadden van te voren besproken dat hij, als hoofdredacteur, meer de grote lijnen zou aangeven, maar het is opvallend dat hij zich er niets meer van weet te herinneren. Ook het Mercatorplein zit niet heel helder meer in zijn hoofd, behalve dat het ‘een plek was met veel gedonder’. Hij weet nog wel dat er vrij veel mee gedaan is. ‘We
21
hebben toen Marga van Praag daar gewoon heen gestuurd, dat zouden we vroeger niet zo snel hebben gedaan. We zeiden: ‘ga maar gewoon naar dat plein’. Daarvoor was toch vaker het idee dat het gevaarlijk zou zijn, dus dan zouden we met autoriteiten en politici gaan praten, op afspraak. Door een verslaggever er heen te sturen konden we beter horen wat er leefde in de buurt. ‘Er heerste ook een andere sfeer in het land op dat moment, de focus lag in 2003 meer op de Marokkaanse jeugd, dus daar hadden we automatisch meer aandacht voor. Er is nooit een kip of een ei, we maken allemaal deel uit van een proces. Ik wil het ook niet allemaal toeschrijven aan Fortuyn, het was al bezig vóór Fortuyn. Dat wil zeggen, het was maatscháppelijk al bezig, maar de journalistiek en de politiek had het nog niet opgepikt, was er nog niet door aangeraakt. Daardoor konden we het fenomeen Fortuyn ook niet verklaren. Maar mensen noemden het wel eens een linkse samenzwering alsof wij bewust dingen verzwegen of op een bepaalde manier brachten. Dat is natuurlijk nooit het geval geweest: het zijn mechanismen, automatismen die ervoor zorgen dat er bepaalde keuzes gemaakt worden. Als je die kan benoemen en je dat kan realiseren ben je al een stap op weg in de goede richting. ‘In de tijd vóór Fortuyn hadden we veel meer de neiging vergoelijkend te zijn tegenover wat we nu kut-Marokkanen zouden noemen. Net zoals we niet over bijstandsfraude berichtten: die mensen zijn zielig, dus die pak je niet te hard aan: dat idee. Als er 700 Marokkaanse jongeren gaan rellen, zoals bij het August Allebéplein, hadden we eerder het idee: dat kán niet, dat zo veel Marokkaanse jongeren in opstand komen, daar moet een andere verklaring voor zijn. Achteraf gezien gingen we daar té voorzichtig mee om: door het allemaal af te doen met behulp van andere verklaringen, omstandigheden etcetera namen we die groepen ook niet serieus. ‘Dat heeft Fortuyn bij ons wel losgemaakt: dat we ons realiseerden heel weinig besef te hebben van wat er in de samenleving speelde. Dat vloeide voort uit de redactiesamenstelling: we lazen allemaal dezelfde boeken, woonden in dezelfde buurten in dezelfde soort huizen, hadden dezelfde helden, noem het allemaal maar op. We kenden zodoende de problemen van de multiculturele samenleving niet op existentieel niveau. Ik heb daar veel over nagedacht en er is op de redactie ook veel over gesproken. We stelden ons ten doel de staat met de straat te verbinden en dat blijft een leidend principe. We hebben stadscorrespondenten aangesteld, zo proberen we te ondervangen dat we in het vervolg weten wat er speelt in het land. ‘Maar het is ook moeilijk. We hebben een tijdje twee Marokkaanse journalisten in dienst genomen, maar die hebben het allebei niet goed gedaan. En soms maken we zelf ook fouten, door dingen niet goed te benoemen, verkeerde woorden te gebruiken. Daarnaast moest de journalistiek ook uitkijken niet door te slaan naar de andere kant: een nieuwe vorm van politieke correctheid. Door alles te veel te benoemen kon er ook
22
een nieuw soort dapperheid ontstaan. Wij hebben daar niet aan meegedaan, althans, geprobéérd. En er is ook veel verbeterd in de afgelopen jaren. Ik ben nog niet tevreden, maar het Journaal staat wel meer met beide benen in de samenleving en dat is goed.’
23
3.2 AT5 AT5 is de stadszender van Amsterdam en omstreken. De omroep is op 1 april 1992 de lucht in gegaan met de bedoeling een lokale nieuws- en actualiteitenzender te worden. Vanaf 1993 is het accent volledig op nieuws en actualiteiten gelegd. Pluriformiteit en maatschappelijke relevantie staan hoog op de prioriteitenlijst. Uit interviews met de makers blijkt dat naast het maken van programma’s gericht op de multiculturele samenleving ook in de samenstelling van de redactie evenwicht nagestreefd wordt.28 Uit de jaarlijkse onderzoeken van de gemeentelijke dienst Onderzoek en Statistiek blijkt dat 35% van de Amsterdammers naar AT5 kijkt voor informatie over hun stad en dat 85% dit doet op wekelijkse basis. Daarnaast blijkt dat AT5 goed bekeken wordt door alle etnische groepen van de Amsterdamse bevolking en de kijkcijfers voor die groepen vergelijkbaar zijn met die voor het totaal van de Amsterdammers.29 Toch staat AT5 in Marokkaanse kringen niet goed bekend, er wordt slecht over de zender gesproken en er wordt verweten te discrimineren en op sensatie uit te zijn.30
De verwachting is dat AT5 beide incidenten breed dekt en er veel aandacht aan besteed: AT5 stond er al vroeg om bekend sensatie niet te schuwen evenmin als politiek incorrecte onderwerpen. Vooral het Mercatorplein zal veel verslagen zijn en er zullen veel boze mensen in beeld verschijnen. Maar ook aan het August Allebéplein zal, vanwege de functie als stadszender, aandacht worden besteed. Door het beeld dat bestaat in Amsterdam over AT5 als stoorzender, zullen er naar verwachting ook een beetje gekleurde reportages zijn, met de nadruk op ongeregeldheden en problemen.
3.2.1 August Allebéplein AT5 nieuws 24-04-1998 Item over de rellen van de vorige avond. (6.53 minuut)
Context: De presentatrice spreekt over een gewelddadig treffen tussen politie en Marokkaanse jeugd. Er wordt uitgelegd dat de jongens weinig te doen hebben, dat er al langer spanningen zijn in de wijk.
28
Deze alinea is gebaseerd op www.at5.nl en de doctoraalscriptie: Carol M. Rock, Op zoek naar nieuws voor Truus uit de Jordaan en de hoogleraar uit Zuid. Gatekeepers voor nieuwsselectie bij AT5, Universiteit van Amsterdam, 2001 29 Zie: http://www.os.amsterdam.nl/tabel/7600/ 30 Toen ik in 2005 kort voor de zender werkte merkte ik aan de reacties van Marokkaanse Amsterdammers dat dit het geval was. Verschillende redacteuren van AT5 bevestigden dit beeld en ook Frank Eisma spreekt hierover.
24
Rol van relschoppers: De relschoppende jongeren krijgen in dit item meer de rol van slachtoffer dan van dader, er wordt duidelijk gemaakt dat er niets te doen is voor de jongens en dat die wijkagent veel te agressief is geweest.
Wie komen aan het woord: In het item komen verschillende buurtbewoners aan het woord die het allemaal opnemen voor de in elkaar geslagen jongen. Ook zijn vader komt aan het woord, hij zegt in gebrekkig Nederlands dat hij zomaar werd geslagen door de politie. Klaas Wilting, hoofd voorlichting politie Amsterdam, neemt het op voor de wijkagent, volgens Wilting is er door hem altijd juist gehandeld. Fatima Elatik daarentegen, raadslid voor de PvdA, zegt juist dat de wijkagent te streng optreed, dat hij bekend staat als nietsontziende buurtagent. Volgens haar zijn de omstandigheden voor de Marokkaanse jeugd zeer slecht in het stadsdeel. Ook Ali Ben Abdellah, deelraadslid in Overtoomse Veld, vindt dat de problemen al veel langer aan de orde zijn en er gezocht moet worden naar structurele oplossingen. Korpschef Jelle Kuiper komt in beeld op archief materiaal, hij spreekt over zero tolerance beleid van de Amsterdamse politie. Tot slot neemt ook burgemeester Patijn het op voor de wijkagent.
Begrip/onbegrip: Er wordt veel ruimte gemaakt voor het te strenge karakter van de wijkagent Jerry. Zodoende wordt er vrij veel begrip getoond voor de jongeren, die enerzijds niets te doen hebben en anderzijds ook nog eens te maken hebben met een harde agent. Er wordt weinig kritisch naar de jongeren zelf gekeken.
Incident of groter geheel: Het lijkt er meer op alsof het als een incident wordt gebracht. Je krijgt bijna de indruk dat als je die wijkagent weghaalt er niets meer aan de hand is.
Etnische achtergronden: Alleen in het begin wordt nadrukkelijk gezegd dat het om Marokkaanse jongens gaat, later komt juist een Surinaamse mevrouw aan het woord.
AT5 gesprek van de week 24-04-1998 Studiogesprek (12 minuten)
Wat is er te zien:
25
Een studiogesprek naar aanleiding van de vechtpartijen in Amsterdam-West. Te gast is deelraadslid, Ali Ben Abdellah. De introductie is: 'het stadsdeel waar gisteravond massaal gevochten werd door politie en Marokkaanse jongeren.'
Context: Er wordt duidelijk gemaakt dat het om een groter probleem gaat, het raadslid wordt uitgenodigd om daarover te praten. Er wordt veel gesproken over de omstandigheden van de jongeren, het gebrek aan toekomst, werk en scholing.
Rol van relschoppers: De relschoppers worden neergezet als slachtoffer, er wordt gesteld dat de verkeerde mensen in elkaar zijn geslagen. Een jonge jongen van 16 is door de politie in elkaar geslagen, maar ook de vader van die jongen kreeg een klap nadat hij kwam informeren wat er aan de hand was. Ben Abdellah: ‘De jongens moeten begrijpen dat ze rechten en plichten hebben, ze zullen zich aan de regels moeten houden, maar: zorg eerst dat er iets te doen is.’ Met andere woorden, de schuld ligt niet in de eerste plaats bij de jongeren.
Wie komen aan het woord: PvdA deelraadslid Ben Abdellah, hij staat duidelijk aan de kant van de Marokkanen. Hij heeft een ander verhaal dan de politie heeft. Hij pleit voor spreidingsbeleid, spreekt over ghetto-vorming.
Begrip/onbegrip: Het raadslid heeft veel begrip voor de jongeren, volgens hem was het een schreeuw voor hulp. Niet naar de rellen moet worden gekeken, maar naar de achterstand van de jongens. Ook de interviewster probeert de jongeren te begrijpen: wat is het probleem? Vervelen ze zich? Ze begint ook over de schuldvraag aan het adres van de wijkagent.
Incident of groter geheel: Het is geen incident, maar al veel langer aan de hand, volgens Ben Abdellah. Dit soort problemen bestaan al vanaf 1990. De problematiek moet worden aangepakt: praat met jongeren, betrek de ouders erbij, er gebeurt te weinig. De interviewster vraagt of hij nog meer rellen verwacht: ’Ik hoop het niet, maar je weet het nooit’.
Etnische achtergronden: Er wordt wel nadruk gelegd op de Marokkaanse jongeren, er zit bewust een Marokkaan in de studio en hem wordt nadrukkelijk gevraagd naar de Marokkanen.
26
AT5 nieuws 28-04-1998 (4 minuten)
Context / wat zien we?: De presentatrice meldt dat er gisteravond weer relletjes zijn geweest. Tientallen Marokkaanse jongeren gingen de straat op om rel te schoppen en de politie moest eraan te pas komen. Het item eindigt met de opmerking dat veel raadsleden om een onafhankelijk onderzoek hebben gevraagd.
Rol van relschoppers: Er wordt veel gewezen op de omstandigheden en de rol van de politie. Dat zou een zerotolerance beleid voeren (‘sommigen spreken zelfs over een zero-tolerance beleid!’, wordt er verontwaardigd door de verslaggever gezegd) tegen de jeugd. Bovendien wordt de politie door middel van citaten uit een krantenartikel van de Volkskrant verweten te weinig van de Marokkaanse jeugd af te weten. De relschoppers worden eerder als slachtoffer neergezet. De schuld ligt veel minder bij de relschoppers. De relschoppers komen overigens niet in beeld en niet aan het woord. Dat lijkt van minder belang.
Wie komen aan het woord: Klaas Wilting komt aan het woord, die de zaak in eerste instantie bagatelliseert. Hij zegt dat het weliswaar een moment een dreigende sfeer ontstond toen er zo'n dertig jongeren zich verzamelden, maar dat de situatie snel weer onder controle was. Hij noemt het onzin dat de politie geen kennis zou hebben van de Marokkaanse cultuur. Zero-tolerance beleid is volgens Wilting bij de politie niet aan de orde. Een jeugdwerker, Amin Mouaden, vindt dat de Marokkaanse gemeenschap meer betrokken moet worden bij de problemen, en dat de Amsterdamse politie te weinig kennis van de Marokkaanse cultuur heeft. Ook raadslid Anne-Marie Hoogland, PvdA, spreekt kritisch over de houding van de politie, ze praat over een zero-tolerance beleid, op een toon alsof dat heel kwalijk is.
Begrip/onbegrip: Het hele item is kritisch naar de politie toe, ook al komt de politie wel zelf aan woord. Toch wordt het idee dat er is gediscrimineerd versterkt en zodoende wordt er begrip voor de jongeren getoond.
Incident of groter geheel: De vraag of de politie genoeg van de Marokkaanse jongeren afweet duidt op een besef van een groter probleem. Er wordt over de toekomst gepraat en over lange-termijn
27
oplossingen. Het wordt niet echt als een incident gebracht, sterker nog: de gebeurtenis op zichzelf krijgt vrij weinig aandacht. Het item besteedt vooral aandacht aan de reactie van de politie.
Etnische achtergronden: Niet met zoveel woorden, alhoewel er wel veel gehamerd wordt op de kennis van de Marokkaanse cultuur. Het gaat misschien niet persé over criminaliteit, maar de rellen worden wel toegeschreven aan een botsing van culturen.
AT5 nieuws 02-05-1998 Bericht en kort item over de demonstratie (3 minuten, 53 seconden)
Context / wat zien we?: Er wordt verwezen naar de relletjes van vorige week, waar deze demonstratie een reactie op is.
Rol van relschoppers: Eén van de jongens komt aan het woord, hij zegt: 'Wij zijn brave burgers, onze ouders hebben er niets mee te maken.' Dat is ook het gevoel dat je aan het item overhoudt.
Wie komen aan het woord: De demonstranten worden geciteerd en komen in beeld. Het ziet er rustig uit. Maar ook blanke buurtbewoners komen in beeld: ze voelen zich bedreigd door de Marokkaanse jongeren, zijn wel eens geslagen, dus zij zijn blij met het strenge politieoptreden. Tot slot komt er een aardige Marokkaanse jongen in beeld, hij spreekt keurig Nederlands, vertelt dat hij zomaar werd gefouilleerd, op niks af, toen hij met een vriend stond te praten.
Begrip/onbegrip: Er is vrij veel begrip voor de relschoppers. Een demonstrant komt aan het woord en vertelt dat hij hoorde dat de agent zomaar een paar jongens had geslagen, wat weer een voorbeeld is van het harde – of: onterechte – politieoptreden.
Incident of groter geheel: Het incident wordt gezien als groter geheel, er moet een grondigere aanpak komen. De demonstranten vragen om werk en speelruimte.
28
Etnische achtergronden: Het gaat allemaal duidelijk over Marokkanen, daar wordt geen geheim van gemaakt. Maar ze worden meer als slachtoffers gepresenteerd dan als daders.
3.2.2 Mercatorplein AT5 nieuws 07-08-2003 Nieuws over de schietpartij (24 seconden) Een korte samenvatting van de schietpartij, er zijn geen beelden te zien, er wordt alleen melding gemaakt van het incident.
AT5 nieuws 07-08-2003 Bericht en item over gevolgen na schietpartij (1 minuut en 20 seconden)
Context: De nieuwslezer kondigt aan: 'Er heerst vandaag een gespannen sfeer op het plein'. Ook het item geeft dit gevoel weer. Er worden weinig achtergronden getoond, het gaat erg om het hier en nu.
Rol van relschoppers: De voice-over zegt: ‘grote groep jongeren belaagde de politie, er braken prompt rellen uit.’ Ze bedreigden ook een cameraploeg van AT5: 'man, ik laat je vermoorden!'
Wie komen aan het woord: Alleen de verslaggever komt aan het woord, verder wat relschoppers die dingen roepen als: 'Wij hebben ook wapens, wij zijn van Hamas!'
Begrip/onbegrip: Er lijkt niet veel begrip te zijn voor de relschoppers. Er wordt een grimmige sfeer getoond en geen context geboden.
Etnische achtergronden: Door een jongen in beeld te brengen die de vergelijking met Hamas trekt, wordt er wel nadruk gelegd op de Islamitische achtergrond van de relschoppers.
AT5 nieuws 08-08-2003 Nieuwsitem nav de herdenking op het Mercatorplein (4 minuten, 05 seconden)
29
Context: Dit is een kort item over de herdenking. Er wordt vermeld dat er een paar honderd mensen waren, dat er een minuut stilte was en er wat toespraken waren.
Rol van relschoppers: Alles verliep rustig, dus er is geen aandacht voor relschopperij. Je merkt wel dat er woede is, dat men zich afvraagt waarom de agent meteen heeft geschoten. Er is korte opschudding als een man gaat schreeuwen en de menigte zich tegen hem keert, maar dat wordt snel opgelost.
Wie komen aan het woord: Er komt een Marokkaanse jongen aan het woord, die zich op rustige toon afvraagt waarom de agent meteen is gaan schieten. Dan komt er een boze Marokkaan in beeld, die de agent onprofessionaliteit verwijt. Een blanke man komt aan het woord: ‘We moeten uitkijken dat we de Marokkaanse gemeenschap niet stigmatiseren, we leven hier allemaal samen.’
Begrip/onbegrip: De doodgeschoten Driss wordt neergezet als een zeer agressieve jongen, maar de verslaggever vermeldt ook dat de politie meteen in zijn borst had geschoten en geen pepperspray had gebruikt, dus beide kanten van het verhaal worden belicht. Er is zodoende begrip voor beide partijen.
Etnische achtergronden: Er wordt niet veel aandacht aan besteed, behalve dat er gesproken wordt over gebeden die de demonstranten ten gehore brachten.
AT5 nieuws 15-08-2003 Nieuws over winkeliers die open zullen blijven op de dag van de demonstratie. (2 minuten, 30 seconden)
Context: Er wordt kort ingegaan op wat er vorige week is gebeurd, maar de inleiding is opvallend positief: de winkeliers zullen gewoon open blijven. De verslaggever zegt dat de sfeer op en rond het Mercatorplein ontspannen is. Ook zegt de voice-over dat de Marokkaanse jongeren in het buurthuis vastbesloten zijn om vreedzaam te demonstreren.
Wie komen aan het woord:
30
Verschillende winkeliers komen aan het woord, die wel een beetje bang zijn voor rellen, maar toch gewoon open gaan. Een Marokkaanse jongen legt uit (off camera) waarom hij gaat demonstreren. Hij spreekt over een racistische moord: ‘we worden gediscrimineerd’. Een blanke, oudere vrouw vindt het juist geen racisme, maar een logische reactie als iemand een mes gaat halen, dat zou haar zoon ook zijn overkomen. Tot slot komt er een Surinaamse man in beeld die zegt dat er moet worden onderzocht of de agent juist heeft gehandeld.
Begrip/onbegrip: De maker probeert onpartijdig te zijn door verschillende mensen aan het woord te laten en daarin slaagt hij. Er is niet echt sprake van begrip of onbegrip voor de jongeren, er wordt meer een vrij breed gedekt verslag gedaan.
AT5 nieuws 14-05-2003 Verslag van de demonstratie (4 minuten, 36 seconden)
Context: AT5 spreek over zo’n 1500 mensen op de demonstratie: ‘Ondanks de gespannen sfeer bleef het tijdens de demonstratie rustig.’ Er wordt uitgelegd wie de organisatie heeft georganiseerd en dat het comité vorige week is opgericht. Ook wordt er gesproken over de angst vooraf voor rellen en de vraag of de demonstratie wel door moest gaan.
Rol van relschoppers: Omdat iedereen rellen had verwacht, wordt het vooral de politie verweten dat ze er niet op tijd bij waren toen er opstootjes ontstonden, maar er wordt verder geen aandacht besteed aan de Marokkanen die de opstootjes hadden veroorzaakt.
Wie komen aan het woord: Als eerste verschijnt er een Marokkaanse man in beeld, hij is kwaad op het vliegtuigje, hij denkt dat de politie erachter zit. Vervolgens zien we een spreker van de AEL (Arabische Europese Liga) die spreekt over discriminatie, over een patroon: ‘dit staat niet op zichzelf!’. Ook komt een Marokkaanse jongen aan het woord die zegt niet uit te zijn op rellen, omdat hij daarmee de pers in de kaart speelt: ‘jullie willen alleen maar rellen zien’.
Incident of groter geheel: De demonstranten zien het voorval als een voorbeeld van discriminatie, een terugkerend patroon.
31
Etnische achtergronden: Vanuit de demonstranten wordt er wel steeds over discriminatie gesproken.
3.2.3 Interview Frank Eisma – eindredacteur AT5 nieuws
Volgens Eisma was voor AT5 niet de opkomst van Pim Fortuyn een eye-opener, maar was de zender al veel langer bezig met de problemen in achterstandswijken met Marokkaanse jeugd. Wat eerder een bewustzijnsmoment was waren de rellen op het August Allebéplein: ‘Dát was echt een verassing voor ons: zo’n grote groep, zo’n duidelijke etnische minderheid. We hebben vanaf dat moment veel meer oog gekregen voor de problematiek met Marokkaanse jongeren. Het was voor ons een wake-up-call. Sindsdien hebben we ook geprobeerd meer in contact te komen met die jongeren, bijvoorbeeld door iemand in dienst te nemen die Arabisch spreekt. Maar het moeilijke is wel dat die jongeren over twee jaar vervangen zijn door nieuwe jongeren, dus op de lange termijn hou je nooit echt contact met de probleemgroep. ‘Wij hadden in Amsterdam natuurlijk altijd al een geschiedenis van discriminatie en racisme, dus ook dat was niet persé heel nieuw. Kerwin Duinmeijer, CD’86 in de fractie, noem maar op. ‘Anders dan andere media was AT5 al vrij vroeg op de hoogte van wat er zich afspeelde in de oude wijken. Zonder mezelf op de borst te willen kloppen, het is ook gewoon de aard van een stadszender: die zit per definitie dichter op de mensen, dieper in de buurten. Bovendien was Fortuyn ook niet echt de man van Amsterdam, er was hier minder noodzaak voor een koerswijziging. ‘Bij het Mercatorplein hadden we al veel meer de indruk: er kan iets misgaan, dit kan wel eens uit de hand gaan lopen. Je merkte wel op de redactie dat er sterk met die optie rekening werd gehouden. Er hing ook op het plein zelf een gespannen sfeer. We kregen ook te maken met veel agressiviteit naar onze filmploeg toe. ‘Het probleem is dan altijd dat je ongewild een onderdeel van het proces wordt, je hebt een sterke rol in het debat als journalist, maar je hebt soms ook ongewild invloed op dat debat. De vraag is dan altijd, wie laat je aan het woord? Dat is altijd een vraag, maar bij dit soort politiek en maatschappelijk gevoelige kwesties speelt het nog sterker. Dan proberen we altijd zoveel mogelijk verschillende kanten aan het woord te laten.
32
‘We zouden ook nooit een geluid bewust niet laten horen. Als er racisme leeft in de stad, of juist Marokkanen die alle politie haten, gaan we dat niet verzwijgen, we zullen dat bewust laten horen. Maar na Fortuyn werd politiek correct ook een scheldwoord en sloeg het wel eens de andere kant op. Je moet ook weer niet de hele tijd alles benoemen. Dat zijn dingen waar ik me veel mee bezig hou en hier op de redactie ook. Voor Frank Eisma is Fortuyn dus niet echt een keerpunt geweest, dat gebeurde eerder: ‘Maar vóór het August Allebéplein was er wel meer voorzichtigheid op de redactie,
waren
we
iets
terughoudender
in
onze
berichtgeving
over
etnische
minderheden. Dan dachten we: “moeten we dit wel laten horen?”, maar nu weten we: “dat moet je júíst laten horen!” Dat is het verschil.’
33
3.3 Nova Nova is een actualiteitenrubriek die zes dagen in de week uitzendt op Nederland 3. Het programma is ontstaan in 1992, uit een samensmelting van de van de rubrieken NOS Laat en VARA’s Achter het Nieuws. Het was destijds een opmerkelijke stap: voor het eerst in de omroepgeschiedenis gingen twee verschillende omroepen een verbintenis aan. De nieuwe adjunct-hoofdredacteur Paul Witteman omschreef in een interview met het Algemeen Dagblad de doelstellingen als volgt: ‘Bovenal moet deze rubriek een podium worden waarop de spraakmakers van de Nederlandse samenleving zich laten ondervragen over hun plannen en daadkracht.’31 Toen in 1995 de NPS (Nederlandse Programma Stichting) de wettelijke taak van de
NOS
(Nederlandse
Omroep
Stichting)
overnam
om
culturele,
informatieve,
minderheden- en jeugdprogramma’s uit te zenden, werd Nova een journalistiek samenwerkingsverband van de VARA en NPS. De NOS is nog altijd betrokken bij het programma als leverancier van het onderdeel Den Haag Vandaag. Nova richt zich op de hoogopgeleide kijker en stelt zichzelf ten doel het nieuws te verdiepen, achtergronden te geven en op een andere of nieuwe manier te brengen dan het Journaal. Een onderwerp bestaat vaak uit twee delen: eerst een reportage over het thema en vervolgens een studiogesprek met één of twee van de hoofdrolspelers. Er wordt aandacht besteed aan een breed spectrum van onderwerpen: binnenlandse en buitenlandse politiek, maatschappij, economie, cultuur en religie.32
De verwachting is dat Nova minder journalistiek ‘van de straat’ maakt dan dat AT5 en het Journaal dat doen. Nova staat er minder om bekend om de man van de straat aan het woord te laten en is eerder geneigd gematigde sprekers uit te nodigen en aan het woord te laten. Nova zal, ook ná 2001, eerder de slachtoffer- dan de schuldrol bij de Marokkanen leggen, ze zal eerder geneigd zijn de politie en/of politici de schuld te geven, omdat Nova zichzelf meer als autoriteit en journalistieke waakhond ziet dan het Journaal of AT5.
NB: Nova had geen aandacht voor de rellen rond het August Allebéplein.
31
Paul Witteman, ‘Stap voorwaarts in de tv-journalistiek’, in: Algemeen Dagblad, 28-08-1992 Deze alinea is voor een deel gebaseerd op de scriptie: Elisabeth Steinz, Dit gaat echt nergens over! Over de moeizame verhouding tussen de actualiteitenrubriek Nova en jongeren, 2004, Universiteit van Amsterdam
32
34
3.3.1 Mercatorplein NOVA 14-08-2003 – Reportage door Ellen Brans en Monique Wijnans Presentatie en interview door Paul Witteman (met Job Cohen)
Context: Een demonstratie dreigt de toch al gespannen situatie op scherp te zetten, kondigt Paul Witteman aan. Er worden dingen beweerd als: 'het zal na de demonstratie uit de hand lopen', terwijl niemand dat weet. Er worden 2000 mensen verwacht zegt Witteman. Het gesprek in de studio met burgemeester Job Cohen gaat lang over de vermeende rellen op de demonstratie, hoe Cohen dat denkt te gaan tegenhouden. Witteman heeft het zelfs over verbieden van de demonstratie. Er spreekt een grote angst uit voor mogelijke rellen.
Rol van relschoppers: Is nog niet aan de orde, maar er wordt met angst en beven naar de demonstratie gekeken.
Wie komen aan het woord: In het item komt de vriendin van de doodgeschoten Driss Arbib aan het woord, zij vertelt wat er die dag is gebeurd. Ook de politie Amsterdam komt ook aan het woord, spreekt over noodweer. Maar volgens zijn vriendin vormde Driss geen bedreiging. Het is volgens haar niet de eerste keer dat zoiets is gebeurd met Marokkaanse jongens. De directeur van Forum, S. Harchaoui vindt dat er te fel wordt gereageerd vanuit de Marokkaanse gemeenschap. Maar de voorzitster (M. Aouragh) van Comité tegen Zinloos Politiegeweld en Discriminatie vindt juist dat het belangrijk is dat er wordt onderzocht of er sprake is van discriminatie. Burgemeester van Amsterdam Job Cohen zit in de studio.
Begrip/onbegrip: Hebben ze niet een punt, vraagt Witteman zich af? Is er niet sprake van selectieve behandeling? (discriminatie).
Incident of groter geheel: Men praat over de toekomst, wat er mis kan gaan volgende week. Er wordt wel over de Marokkaanse gemeenschap gesproken, maar de pluriformiteit wordt ook benadrukt, door zowel gematigde als minder gematigde Marokkanen op te voeren.
35
Tijdens het gesprek wordt ook gesproken over stelselmatige achterstelling, selectieve behandeling.
Etnische achtergronden: Die link wordt nergens expliciet gelegd, maar er wordt wel over discriminatie gesproken. De insteek in het hele item en in het interview is de vermeende discriminatie van de agent. Witteman blijft in het gesprek daar steeds op terugkomen.
NOVA 16-08-2003 Reportage door Ellen Brans, Guido van Ophoven en Monique Wijnans Presentatie en interview Twan Huys (met Sadik Harchaoui)
Context: In de inleiding zegt Twan Huys dat de demonstratie vreedzaam verliep, maar dat er daarna kleine relletjes uitbraken (daar bericht het Journaal niet over!) Er wordt wel een spanning gecreëerd: winkeliers nemen hun eigen maatregelen… Ook een moment van onrust na een vliegtuigje dat over vliegt wordt redelijk nadrukkelijk in beeld gebracht, anders dan bij het Journaal.
Rol van relschoppers: Als er uiteindelijk toch opstootjes ontstaan worden de relschoppers niet gehoord, de slachtoffers (eigenaar van café) komen aan het woord. Daardoor krijgen de relschoppers geen begrip, er is geen sprake van slachtofferschap, maar van daderschap.
Wie komen aan het woord: Eerst wordt er een beeld geschetst van de buurt door winkeliers aan het woord te laten en de eigenaar van
Warung Swietie, het eethuisje waar de schietpartij heeft
plaatsgevonden. We volgen 'Mohammed', een jonge, Marokkaanse jongen die zich vrijwillig heeft aangemerkt als ordebewaarder. Met hem aan de hand gaan we de demonstratie in. Tijdens de demonstratie komen vrij veel boze Marokkanen in beeld, meer dan bij het Journaal. Een AEL voorman zegt: Racisme en discriminatie mag weer in Nederland, waarna er luid gejuich opstijgt. Er zit een zeer gematigde moslim (de directeur van Forum, S. Harchaoui) in de studio. Hij was geen voorstander van de demonstratie.
Begrip/onbegrip:
36
Er wordt vanaf buiten bericht, niet vanuit de gemeenschap zelf. Ook al volgen we Mohammed, hij is toch van de ordedienst en niet van de verontruste, Marokkaanse gemeenschap.
Incident of groter geheel: Harchaoui is bang dat de demonstratie spanning in de buurt zal doen oplopen.
Etnische achtergronden: Er komen nadrukkelijk ook blanke mensen – tegen de politie gekeerd – in beeld. Het zijn niet alleen maar Marokkanen. Bovendien wordt er stelselmatig over jongeren bericht, niet over Marokkanen. S. Harchaoui spreekt over een pluriforme gemeenschap, over verschillende meningen binnen de Marokkaanse gemeenschap en dat vindt hij winst. Er is minder sprake van wijzij dan vroeger, het is geen homogene gemeenschap.
3.3.2 Interview Ellen Brans – verslaggever Nova
Ellen Brans werkte ten tijde van het August Allebéplein nog niet bij Nova, maar bij het vergelijkbare programma Middageditie (VARA en NPS). Ze kan zich echter nog wel het één en ander herinneren van de rellen: ‘Het was heel dreigend, we realiseerden ons dat er hele wijken bestonden met een op zichzelf staande gemeenschap, waar van alles gaan was waar wij niets vanaf wisten. Niemand kon doordringen tot die groep en zelfs de politie werd weggepest. Volgens mij hebben we er bij Middageditie ook niets mee gedaan.’ ‘De gebeurtenissen op en rond het Mercatorplein kan ik me nog heel goed herinneren. Zeker op de dag van de demonstratie hing er een zeer dreigende sfeer op het plein, we waren ons allemaal doordrongen van het feit dat het wel eens mis kon gaan. We hebben toen we gingen monteren ook expres een filmploeg achtergelaten, voor het geval dat er tóch nog rellen zouden ontstaan. De sfeer was erg gespannen, dus rellen hingen wel in de lucht naar ons idee. ‘In ons item was die jongen (Mohammed, die vrijwillig zich had aangemeld bij de ordedienst) onze rode draad. We hebben het er wel over gehad of we niet dichter bij de relschoppers moesten komen, maar om twee redenen hebben we dat niet gedaan. Ten eerste dring je nooit echt tot de kern door, ze laten je niet toe. De sfeer naar de media en naar Nova was zó vijandig in die dagen dat we er niet doorheen kwamen. En als we dan tóch met ze hadden gefilmd, hadden we het verwijt gekregen dat we te veel aandacht hadden voor het negatieve. Daarom besloten we wel iemand uit de gemeenschap op te zoeken, maar niet een relschopper.
37
‘We hebben de eerste keer Cohen en de tweede keer Harchaoui in de studio gehad. Cohen was een logische keuze: we wilden meer duiding geven aan de problemen in die wijk en bovendien werd de politie van alles verweten, dus we wilden hem ter verantwoording roepen. Harchaoui is een heel intelligente Marokkaanse man, die ook kritisch naar de eigen gemeenschap kijkt. Hij vertegenwoordigde dus enerzijds de Marokkaanse gemeenschap, maar heeft tegelijkertijd onderbouwd commentaar. Dat vonden we een goede combinatie. ‘Na Fortuyn is er wel veel gesproken op de redactie en is er ook een nieuwe lijn uitgestippeld. Wij vonden, net als vele collega’s, dat we een heleboel hadden gemist. Dat probeerden we daarna te ondervangen, door onze redacteuren meer de straat op te sturen, dagen achter elkaar in Bos en Lommer rond lopen, dat soort dingen. Toch willen we daar maar niet in slagen. We kunnen toch niet echt doordringen tot bepaalde delen van de samenleving. Het is vooral met de Marokkaanse gemeenschap heel moeilijk contact te krijgen. Nova heeft een slechte naam, onder andere omdat we een keer een preek in een moskee hebben afgeluisterd. Toen we besloten twee Marokkaanse redacteuren in huis te halen, bleek dat ze heel ander soort onderwerpen wilden maken, ze waren helemaal niet geïnteresseerd in de items die wij voor ze bedacht hadden. ‘Fortuyn heeft wel een punt gehad: we hadden ook veel te weinig oog voor sommige zaken. Alhoewel Nova nooit iets uit de weg is gegaan, kwamen we altijd als de rellen al geweest waren. We waren nooit ergens ervóór. We boden te weinig context, maar nogmaals, dat is niet altijd uit kwader wil van onze kant: je komt er doodgewoon niet tussen. Kijk, ik weet ook niet wat tante Miep in de Jordaan vindt en sinds de opkomst van Wilders denk ik ook: wie zijn in godsnaam al die mensen die op hem stemmen? Maar er is een groot verschil: het vertrouwen van tante Miep heb ik zo gewonnen, maar bij de gemiddelde Mohammed valt de deur dicht als ik aanbel.’
38
4. Conclusie Dit onderzoek poogt een antwoord te geven op de vraag of er voor de opkomst van Pim Fortuyn anders over Marokkanen wordt bericht dan daarna. En, indien het geval, waar die verandering uit bestond en hoe die te verklaren is. Om hier iets over te kunnen zeggen is de berichtgeving van twee vergelijkbare incidenten vergeleken en zijn er interviews
gehouden
met
de
betrokken
(eind)redacteuren.
De
onderzochte
televisieprogramma’s waren het NOS Journaal, Nova en het nieuws en achtergronden van de Amsterdamse stadszender AT5. De twee incidenten waren respectievelijk rellen met Marokkaanse jongeren op het August Allebéplein in 1998 en op het Mercatorplein in 2003. Hieronder wordt een beschouwing van de resultaten en een samenvattende conclusie gegeven.
Het eerste dat opvalt bij het beeldmateriaal van het NOS Journaal is dat er in aantallen minuten veel meer aandacht is voor de rellen op het Mercatorplein dan op het August Allebéplein. Dat geldt uiteraard ook voor de berichtgeving van Nova; er is immers helemaal geen aandacht aan het August Allebéplein in dat programma. Alleen de berichtgeving van AT5 is wat dat betreft opmerkelijk: als enige besteedt AT5 in minuten meer aandacht aan het August Allebéplein (26 minuten tegenover 12 minuten). Bij het Journaal wordt het August Allebéplein veel meer als een eenmalig incident gebracht, waarbij de nadruk op de vermeende foute agent wordt gelegd. Dat laatste gebeurt ook bij AT5, maar AT5 probeert veel meer duiding te geven aan het incident, er wordt naar verklaringen gezocht door uitgebreid stil te staan bij de oorzaken en door deskundigen aan het woord te laten. Nova heeft geen uitzendingen over het August Allebéplein, dus een vergelijking kan niet worden gegeven, maar twee uitzendingen (Mercatorplein) tegenover nul is op zichzelf al een interessant gegeven. Dat betekent, kijkend naar het schema over zelfcensuur, dat Nova bij het August Allebéplein al in de eerste fase van het selectieproces is afgehaakt. De uitzendingen over het Mercatorplein gaan vooral over de onrusten in Amsterdam en zoals verwacht probeert Nova duiding te geven en achtergronden. Beide studiogasten zijn gematigde personen met een gebalanceerde mening. Daarmee kiest Nova nadrukkelijk voor een voorzichtige, reflectieve aanpak. Bij de reportage in de tweede uitzending wordt wel vrij opzichtig over de relletjes gemeld, alhoewel die in het Journaal achterwege blijven en ook bij AT5 een minder grote rol krijgen. In alle gevallen wordt er bij het August Allebéplein meer aandacht besteed aan de achtergrond, de oorzaken, de context en de problemen van de jongeren. In 1998 worden de
jongeren
meer
neergezet
als
slachtoffers,
worden
de
problemen
aan
de
39
omstandigheden toegeschreven. Bij de verslaggeving van de rellen op het Mercatorplein is veel minder ruimte voor duiding: achtergronden worden nauwelijks geboden en het overheersende gevoel is de angst voor rellen. Een uitzondering hierop vormt AT5: in het verslag over de schietpartij komt weliswaar een gespannen sfeer naar boven; in de aanloop naar de demonstratie is AT5 juist opvallend positief gestemd. Toch blijft ook AT5 in gebreke waar het gaat om het bieden van context of achtergrondinformatie. Anders dan bij de rellen van 1998 komen er 2003 geen deskundigen of mensen uit de gemeenschap aan het woord die de onrust kunnen duiden. Uit de uitzendingen van 2003 komt een beeld naar voren van spanning en agressie en wordt het als een groot en langdurig probleem geschetst. 33
Alledrie de respondenten geven aan dat er in de jaren na Fortuyn een verandering heeft plaatsgevonden, alhoewel het volgens Eisma bij AT5 al eerder begon te dagen. Voor hem was juist het August Allebéplein een bel die ging rinkelen. Dat blijkt ook uit de berichtgeving: duidelijk wordt dat AT5 meer zijn best doet om het één en ander in een breder perspectief te plaatsen. Zowel Laroes als Brans geven toe in de jaren daarvoor veel gemist te hebben. Enerzijds omdat er geen bewustzijn was van de problemen en niemand zijn best deed om ‘onder de mensen’ te komen, maar ook omdat het in het land niet leefde, er waren andere thema’s die op de agenda stonden. Maar, zegt Eisma, dat blijft het dubbele van dit vak: je wil verslag doen van de werkelijkheid, maar je gaat ook een rol spelen ín die werkelijkheid als je verslag doet. Dus als je iets uitzendt, of juist níét uitzendt, heeft dat ook meteen invloed, en dat is een moeilijke balans. In de jaren ‘90 hebben ze alledrie bewust of onbewust het thema voorzichtiger aangepakt. Er bestond meer terughoudendheid in de berichtgeving over etnische minderheden, zielige mensen moesten niet te hard worden aangepakt. Dat kwam ook door de stand van het land, de maatschappelijke consensus was dat er altijd invloeden van buitenaf de schuld hadden. Laroes stelt zelfs dat er een angst bestond om verslaggevers naar dat soort pleinen te sturen, ze spraken dan liever met een gezagdrager op afspraak. Dat is in de jaren daarna veranderd. Alledrie herinneren zich dat er na Fortuyn wel het risico op de loer lag door te slaan in het benoemen van dingen: dat er een nieuw soort politieke correctheid begon te ontstaan. Het belangrijkste is volgens hen elke keer een nieuwe afweging te maken. Is 33
Toch is hier een kanttekening op zijn plaats. Bij het bestuderen van de beelden komt weliswaar naar voren
dat er een grimmigere sfeer met minder plaats voor duiding wordt geschapen in 2003, dat gegeven is echter niet alleen te wijten aan de veranderde maatschappelijke consensus en dito verslaggeving. Immers, misschien wáren de rellen en de sfeer ook dreigender en agressiever dan in 1998. Afgaande op de beelden en gezien de stand van het land destijds, lijkt dat voor de hand te liggen.
40
het nieuwswaardig? Is het belangwekkend? Je bent ook verantwoordelijk voor de gevolgen en effecten van je uitzending, vinden ze alledrie. Alleen Laroes stelt dat je toch gewoon moet uitzenden wat het nieuws is en je zo min mogelijk moet laten afleiden van de mogelijke gevolgen. De opvallendste en meest eensluidende reactie is de moeizaamheid door te dringen tot de gemeenschap waarover ze berichten. Alledrie geven in meer of mindere mate aan dat dát probleem zich onverminderd voordoet, zowel in 1998 als in 2003. Op alledrie de redacties is getracht te werken met Marokkanen, maar nergens heeft dat goed uitgepakt. Zoals Laroes zegt: ze moeten niet alleen Marokkaans zijn, maar ook nog eens goede journalisten. En zonder Marokkaanse collega’s is het erg moeilijk door te dringen in de Marokkaanse samenleving. Allen klagen over wantrouwen, agressiviteit en afkeer. En als er wél contact is met de relschoppers is dat nooit een langdurig, waardevol contact. Enerzijds omdat vaak blijkt dat ze ‘toch niet komen opdagen, ook al dacht je een goede band te hebben’ (Brans), en anderzijds omdat ‘de relschoppers van vandaag niet dezelfde zijn van die over twee jaar’ (Laroes en Eisma). Je moet dus zorgen constant vertrouwen te winnen van nieuwe jongeren en dat gaat zeer moeizaam.
Samenvattend kan er dus gesteld worden dat er meer aandacht is gekomen in de onderzochte media voor problemen met Marokkaanse jongeren. De items zijn langer en hebben een prominentere plaats. Over de jongeren wordt minder vergoelijkend gesproken dan in 1998, ze worden meer op hun daden aangesproken dan op hun achtergestelde positie. Wanneer er wordt gekeken naar de respondenten geven ze alledrie in meer of mindere mate toe dat ze in de jaren voor Fortuyn het één en ander gemist hebben. Dat er door het maatschappelijke en politieke klimaat een voorzichtigheid bestond op de redactie waar het ging om dergelijke berichtgeving. Hieruit kan worden opgemaakt dat er een
sprake
was
van
politieke
correctheid:
dingen
niet
benoemen
omdat
het
maatschappelijk ongewenst is. Bij het Journaal speelde ook angst een rol, bang om een verslaggever op de rellen af te sturen. Bij de rellen in 1998 was de vooronderstelling dat vooral de factor ‘politieke correctheid’ een rol zou spelen bij de selectieprocessen. Afgaande op de respondenten wordt die aanname bevestigd. Nova besluit niet eens iets met het onderwerp te doen en het Journaal acht het niet nodig veel aandacht in minuten eraan te besteden. Alle respondenten
geven
aan
dat
ze
in
bepaalde
mate
werden
gestuurd
door
terughoudendheid in de berichtgeving over minderheden. Bij de rellen in 2003 spelen andere factoren een rol. Kijkend naar het schema dat in de inleiding is aangehaald, lijken de factoren van eventueel zelfcensuur zich vooral voor te doen in de fase van de informatievergaring. Niet de vraag óf er iets met het
41
onderwerp zou gebeuren stond ter discussie, maar veel meer hóe er informatie moest worden vergaard. Angst voor rellende jongeren of de onmogelijkheid met hen in contact te komen, heeft bepaald wie er wél en wie er niet aan het woord kwamen. In de jaren na Fortuyn zijn ze zich alledrie bewust geweest van het gevaar door te slaan naar de andere kant, maar geen van allen zegt zich hieraan schuldig te hebben gemaakt. Wel geven ze allemaal toe dat ze er niet genoeg in slagen contacten te onderhouden met de Marokkaanse jongeren. Dit is echter geen zelfcensuur of bewuste selectie, maar veeleer een onmogelijkheid, want de wil lijkt er wel te zijn.
Die laatste conclusie stemt somber. Door de achterdocht die er bestaat in de Marokkaanse gemeenschap naar de media toe, is dezelfde media niet in staat vanuit de gemeenschap te berichten en houden ze elkaar zodoende in een negatieve spiraal gevangen. Mark Deuze schrijft in zijn artikel ‘Gekleurd nieuws’ uit 2002 dat het schort aan drie dingen: ten eerste het kennisniveau van de journalisten over de multiculturele samenleving; ten tweede de illusie van onpartijdigheid die moet worden doorbroken, en ten derde de samenstelling van de redactie, namelijk wit.34 Inmiddels zijn de twee eerste problemen door de tijd ingehaald: na de opkomst van het Fortuynisme en de moord op Theo van Gogh zijn op redacties stoomcursussen Islam gegeven en is de journalistieke objectiviteit zeer kritisch tegen het licht gehouden. Zijn laatste punt, echter, staat nog altijd fier overeind. De eenzijdige samenstelling van redacties maakt dat de kloof tussen het journaille en de Marokkaanse jeugd nog onverminderd groot is. Het is te wensen dat de opleidingen Journalistiek in dit land erin slagen leerlingen aan te trekken van verschillende achtergronden en daarmee een begin kunnen maken van een toekomst met een kleurrijkere journalistieke samenstelling.
34
Deuze in Bardoel e.a., Journalistieke cultuur, 2002, p. 447
42
Literatuurlijst Boeken
- Bussemaker, Jet en Ploeg, Rick van der (red.), Leven na paars, linkse visies op de derde weg. Prometheus: Amsterdam, 2001
- D’Haenens, Leen e.a. ‘Mediabeleving van allochtonen in Nederland, Kwalitatief onderzocht’, in: bedrijfsfonds voor de pers (red.) Pluriforme informatie in een pluriforme samenleving. Knelpunten in de informatievoorziening van en voor etnische minderheden in Nederland, met bijzondere aandacht voor de persmedia. Den Haag, 2000
- Hofman, An, Framing: Het Israelisch-Palestijns conflict in de VRT-Journaals, februari 2004 – april 2004. Proefschrift Universiteit Antwerpen, 2004
- Kleinnijenhuis, Jan e.a. De puinhopen in het nieuws. De rol van de media bij de Tweede-Kamerverkiezingen van 2002. Alphen aan den Rijn/Mechelen: Kluwer, 2003
- Liempt, Ad van, Het Journaal. Achter de schermen van vijftig jaar televisiegeschiedenis. Amsterdam: Balans, 2005
- Sociaal Cultureel Planbureau: Secularisatie in de jaren negentig. Kerklidmaatschap, verandering in opvatting en een prognose. Den Haag 2000
- Vasterman, Peter, Mediahype. Proefschrift Universiteit van Amsterdam, 2005
- Vuijsje, Herman, Correct. Amsterdam: Contact, 1997
- Wansink, Hans, De erfenis van Fortuyn, De Nederlandse democratie na de opstand van de kiezer. Amsterdam: J.M.,Meulenhoff, 2004
Artikelen
- Deuze, Mark, ‘Gekleurd nieuws, journalistiek voor de multiculturele samenleving’, in: Bardoel e.a.: Journalistieke cultuur in Nederland. Amsterdam: Amsterdam University Press, 2002
43
- D’Haenens, Leen, ‘Moslim in Nederland, publieke discussie over de islam in Nederland: enkele beschouwingen’, in: Migrantenstudies, tijdschrift voor migratie- en etnische studies. Jaargang 21, nr. 1, p. 42-52, 2005
- Joustra, Arendo, ‘Media verzuimden hun taak’, in: de Journalist, nr 10, 17-05-2002
- Laroes, Hans, Ten Aanval, all the news that’s fit to broadcast, interne notitie NOS Journaal, 2002.
- Mierlo, Hans van, ‘De wereld vraagt om een paars beleid’ in NRC Handelsblad, 20-041998
- Scheffer, Paul, ‘Het multiculturele drama’, in: NRC Handelsblad, 29-01-2000
- Tetteroo, Peter, ‘Valt ons iets te verwijten?’, in: De Journalist, nr 11, 31-05-2002
- Vree, Frank van, ‘Reportages over ellende in oude wijken vielen dood’, in De Volkskrant, 30-09-2006
- Westerloo, Gerard van, ‘De droom van de hoofdredacteur; De staat of de straat: de richtingenstrijd bij het NOS-Journaal’, in: NRC Handelsblad Magazine, 6-12-2003
- Witteman, Paul, ‘Stap voorwaarts in de tv-journalistiek’, in: Algemeen Dagblad, 28-081992
Scripties
- Steinz, Elisabeth, Dit gaat echt nergens over! Over de moeizame verhouding tussen de actualiteitenrubriek Nova en jongeren. Universiteit van Amsterdam, 2004
- Rock, Carol M., Op zoek naar nieuws voor Truus uit de Jordaan en de hoogleraar uit Zuid. Gatekeepers voor nieuwsselectie bij AT5. Universiteit van Amsterdam, 2001
Websites (allen geraadpleegd tussen 15-11-2006 en 22-12-2006)
http://www.parlement.com/9291000/modulesf/fzyd78dr
http://www.kb.nl/dossiers/paars/paars.html
44
http://www.minbuza.nl/history/nl/home
http://www.os.amsterdam.nl/tabel/7600/
http://www.at5.nl
http://www.nos.nl/nosJournaal/tvJournaal/achterdeschermen/organisatie/index.html
45
Bijlage 1: Factoren in selectieproces Selectieproces (doen we iets met het onderwerp of niet?):
Interne factoren:
- Intimidatie: uit angst voor represailles van betrokkenen onderwerp niet selecteren
- Druk van overheid/gezagsdragers: afzien van selecteren van onderwerp
Externe factoren:
- Politieke correctheid: onderwerp niet kiezen omdat het tegen de maatschappelijke consensus ingaat
- Bronnen: relatiebeheer, rekening houden met belangen bronnen bij niet selecteren van onderwerp
- Mediumgebonden factoren: formule/ doelgroep-overwegingen, onderwerp niet kiezen met oog op de wensen van de doelgroep, zoals mede blijkt uit lezers/kijkers-onderzoek, omdat het b.v. te complex of te saai is
Informatievergaring
Interne factoren:
- Intimidatie: uit angst voor represailles van betrokkenen bepaalde bronnen negeren
Externe factoren:
- Politieke correctheid: informatie niet vergaren omdat het tegen de maatschappelijke consensus ingaat
Schrijven/produceren
Interne factoren:
- Dreiging van advocaten van betrokken partijen: druk om dingen weg te laten
46
- Druk van overheid/gezagsdragers: elementen weglaten
Externe factoren:
- Advies van eigen advocaten om dingen weg te laten
- Politieke correctheid: elementen weglaten omdat het tegen de maatschappelijke consensus ingaat
- Bronnen: relatiebeheer, rekening houden met belangen bronnen bij niet vermelden van informatie
- Mediumgebonden factoren: formule/ doelgroep-overwegingen, elementen weglaten met oog op de wensen van de doelgroep, zoals mede blijkt uit lezers/kijkers-onderzoek
Publiceren/uitzenden
Interne factoren:
- Intimidatie: uit angst voor represailles van betrokkenen alsnog afzien van publicatie
- Druk van overheid/gezagsdragers: alsnog afzien van publicatie
Externe factoren:
- Politieke correctheid: onderwerp alsnog niet publiceren omdat het tegen de maatschappelijke consensus ingaat
- Bronnen: relatiebeheer, rekening houden met belangen bronnen bij alsnog niet publiceren van onderwerp
- Mediumgebonden factoren: formule/ doelgroep-overwegingen, onderwerp alsnog niet publiceren met oog op de wensen van de doelgroep, zoals mede blijkt uit lezers/kijkersonderzoek
47
Bijlage 2: Vragenlijst Persoonlijk
-
Hoe lang werkt u al als journalist?
-
Heeft u altijd voor het medium televisie gewerkt?
-
Hoe lang werkt u al bij deze omroep/programma?
-
Werkt u op een dossier/portefeuille?
-
Maakt u vaker items over thema’s als de multiculturele samenleving, de islamitische gemeenschap etc?
-
Is dat een persoonlijke interesse of toeval?
August Allebéplein
Algemeen: -
Wat kunt u zich nog herinneren van de rellen op het August Allebéplein?
-
Was u van mening dat er sprake was van discriminatie?
-
Vind u de hoeveelheid informatie/aandacht – achteraf – terecht?
Selectie: -
Was er sprake van overleg op de redactie of er iets met het onderwerp zou gebeuren?
-
Heeft u overwogen niets met het onderwerp te doen?
-
Had u de indruk dat er veel publieke interesse was voor het onderwerp?
-
Werd u op het onderwerp gezet, of trok u het naar zich toe?
Informatie vergaren: -
Hoe bent u op zoek gegaan naar informatie/hoofdpersonen?
-
Was u wel eens bang op het plein?
-
In hoeverre bent u op zoek gegaan naar hoor/wederhoor?
-
Stond u of iemand op de redactie in contact met Marokkanen?
Produceren: -
Werd er van te voren over gesproken wie er aan het woord moesten komen?
-
Hoe wilde u de gebeurtenis beschrijven, als een incident of als een groter probleem?
-
Verwachtte u dat het een verkiezingsonderwerp zou worden? (het was vlak voor de verkiezingen)
Uitzenden: -
Bent u ooit van mening geweest dat Marokkaanse jongeren niet té negatief in het nieuws moesten komen?
-
Is er nog sprake geweest van een follow-up?
48
Mercatorplein
Algemeen: -
Wat kunt u zich nog herinneren van de rellen op het Mercatorplein?
-
Was u van mening dat er sprake was van discriminatie?
-
Vind u de hoeveelheid informatie/aandacht – achteraf – terecht?
Selectie: -
Was er sprake van overleg op de redactie of er iets met het onderwerp zou gebeuren?
-
Heeft u overwogen niets met het onderwerp te doen?
-
Had u de indruk dat er veel publieke interesse was voor het onderwerp?
-
Werd u op het onderwerp gezet, of trok u het naar zich toe?
Informatie vergaren: -
Hoe bent u op zoek gegaan naar informatie/hoofdpersonen?
-
Was u wel eens bang op het plein?
-
Was u bang dat er grote rellen zouden uitbreken?
-
In hoeverre bent u op zoek gegaan naar hoor/wederhoor?
-
Stond u of iemand op de redactie in contact met Marokkanen?
Produceren: -
Werd er van te voren over gesproken wie er aan het woord moesten komen?
-
Hoe wilde u de gebeurtenis beschrijven, als een incident of als een groter probleem?
-
Verwachtte u dat het een verkiezingsonderwerp zou worden? (het was vlak voor de verkiezingen)
Uitzenden: -
Bent u ooit van mening geweest dat Marokkaanse jongeren niet té negatief in het nieuws moesten komen?
-
Is er nog sprake geweest van een follow-up?
Verschillen (vóór en na)
-
Is er na Fortuyn meer aandacht gekomen voor problemen met Marokkaanse jeugd op uw redactie?
-
Is er na Fortuyn een nieuwe redactielijn uitgestippeld?
-
Is de kritiek, van Fortuyn en consorten, op de media terecht geweest?
-
Hebt u meer oog gekregen voor de problematiek rond de Marokkaanse jeugd?
-
Heeft u geprobeerd uw netwerk (in de Marokkaanse kringen) uit te breiden?
49
-
Is er op de redactie gesproken over verantwoordelijkheid rond de opkomst van Fortuyn?
Journalistieke taakopvatting
-
Hoe zou u de taak van een journalist omschrijven?
-
In hoeverre vindt u dat een journalist verantwoordelijk is voor de effecten van berichtgeving?
-
Houdt u rekening met taalgebruik/benamingen?
-
Vindt u dat er evenwichtige berichtgeving is over de problematiek?
-
Is het altijd goed om alles te benoemen?
-
Zijn er wel eens dingen waarover u bewust niet bericht? Of waren die er in het verleden?
50