PERSBERICHT
Delta Lloyd Verzekeringen
Amsterdam, 20 november 2006
MKB-NEDERLAND EN DELTA LLOYD NA ONDERZOEK:
OVERHEID MOET ACHTERGESTELDE PENSIOENOPBOUW IB-ONDERNEMER EN DGA RECHTTREKKEN
MKB-Nederland en Delta Lloyd vinden dat de overheid de ongelijkheid in pensioenopbouw zo snel mogelijk moet rechttrekken. Op dit moment bestaat er een enorm verschil tussen de pensioenopbouw van de IB-ondernemer en de dga enerzijds, en die van een werknemer in loondienst anderzijds. Dit blijkt uit het onderzoek van Watson Wyatt in opdracht van beide organisaties. De dga en vooral de IB-ondernemer hebben minder fiscale mogelijkheden om een adequate oudedagsvoorziening op te bouwen. Een IB-ondernemer met een inkomen van twee keer modaal kan maar 49% van zijn laatstgenoten salaris fiscaal ondersteund aan pensioen opbouwen. Terwijl een werknemer tot 100% kan opbouwen. Voor de dga met een inkomen van één keer modaal is dit 71%. Ook blijkt uit het onderzoek ‘Gelijke behandeling van pensioen in werknemers- en ondernemerssfeer’ van Watson Wyatt dat er een onevenredig verband is tussen de hoogte van het inkomen en de pensioenopbouw. Zo hebben IB-ondernemers met hogere inkomens de minste mogelijkheden om een passend pensioen op te bouwen. Gelijke kansen Loek Hermans, voorzitter MKB-Nederland en Maarten de Groof, directievoorzitter Delta Lloyd Levensverzekering NV, zijn van mening dat iedereen gelijke kansen moet krijgen om een adequate oudedagsvoorziening op te bouwen. Dat is nu niet het geval en zij zijn daarom van mening dat de overheid maatregelen moet nemen om deze fiscale ongelijkheid recht te trekken. Aanbevelingen Watson Wyatt die in opdracht van MKB-Nederland en Delta Lloyd het onderzoek uitvoerde, doet hiervoor de volgende aanbevelingen: • Opbouwmogelijkheden voor IB-ondernemers tot 20% van de winst met een minimale jaardotatie van € 5777. • Invoeren van een oudedagsaftrek voor IB-ondernemers om de huidige renteloze belastinguitstelfaciliteit te vervangen. Deze aftrekmethodiek geeft een fiscale tegemoetkoming voor de opbouw van een oudedagsvoorziening die een ondernemer wel zelf moet treffen. • Een premie zetten op afstorten van oudedagsreserve (Zilvervloot) om de IB-ondernemer een extra prikkel te geven om vroegtijdig een oudedagsvoorziening op te bouwen. • Een einde maken aan fiscale ongelijkheid door onder andere de AOW-franchise te verlagen en de indexatielasten gelijk te behandelen.
BLAD
1/3
Politiek Hermans en De Groof willen het onderzoek onder de aandacht van de politiek brengen. Dit is nodig omdat geen enkele politieke partij in haar programma hier aandacht aan schenkt. Hermans: ‘Ondernemers moeten niet alleen zelf in hun eigen inkomen voorzien, maar ook zelf hun sociale verzekeringen en pensioen organiseren. Het is daarom essentieel dat deze belangrijke beroepsgroep een adequaat pensioen kan opbouwen.’ De Groof: ‘Als mkb-verzekeraar vindt Delta Lloyd het zorgelijk dat de verschillen in pensioenopbouw voor IB-ondernemers en dga’s in vergelijking met werknemers in loondienst enorm zijn. Er moet daarom een ‘oudedagsparaplu’ komen, die iedereen gelijke kansen biedt. Het uitgangspunt bij de invoering van de Fiscale Oudedagsreserve was om de fiscale ongelijkheid tussen werknemers en ondernemers weg te nemen. We moeten constateren dat dit niet is gelukt.’ Samenwerking Delta Lloyd en MKB-Nederland Delta Lloyd en MKB-Nederland zijn een samenwerkingsverband aangegaan om kennis- en netwerkactiviteiten op regionaal en landelijk niveau op te zetten. Delta Lloyd is dé kennispartner van MKB-Nederland.
MEER INFORMATIE
Marijke Peijnenburg Woordvoerder Delta Lloyd Verzekeringen Tel.: (020) 594 27 07
[email protected] Stephanie Juranek Persvoorlichter MKB-Nederland Tel: 015 21 91 285
[email protected] Bijlage tabel 1 Voorzieningen in euro’s en tabel 2 Voorzieningen als percentage van werknemer
BLAD
2/3
Bijlage
Tabel 1 Voorzieningen in euro’s Oudedagsvoorziening
Werknemer
lijfrente
IBondernemer
Dga
1 keer modaal Uitkering per jaar Kapitaalopbouw
12.904
7.541 - 8.260
9.169
8.324
202.210
114.135
126.140
126.000
33.904
19.333 21.177
30.169
16.648
531.293
292.635
415.033
252.000
2 keer modaal Uitkering per jaar Kapitaalopbouw
MAXIMAAL Opbouw uitkering Kapitaalopbouw
Niet gemaximeerd (Salaris – AOW) Niet gemaximeerd
Niet gemaximeerd 148.759
(Salaris – hogere AOW)
92.083
882.630
Niet gemaximeerd
415.214*
Tabel 2 Voorzieningen als percentage van werknemer Oudedagsvoorziening
Werknemer
lijfrente
IBondernemer
Dga
1 keer modaal Uitkering per jaar
100%
58% - 64%
71%
65%
Kapitaalopbouw
100%
56%
62%
62%
Uitkering per jaar
100%
57% -62%
89%
49%
Kapitaalopbouw
100%
55%
78%
47%
2 keer modaal
BLAD
3/3
'Uit onderzoek van MKB-Nederland en Delta Lloyd blijkt:
Ondernemers en dga stelselmatig achtergesteld bij pensioenopbouw ten opzichte van werknemer. Ondernemers worden gekenmerkt door een relatief hoog risicoprofiel, een focus op het hier en nu en een groot geloof in de eigen onderneming. De opbouw van een oudedagsvoorziening blijkt voor ondernemers dan ook weinig aantrekkelijk. Het gaat immers ten koste van investeringen in de groei van de onderneming.
Combineer dat met voor veel ondernemers een salaris rond een maal modaal en de neiging van ondernemers eerder voor hun personeel te zorgen dan hun eigen oudedagsvoorziening, dan blijven er weinig prikkels over voor de ondernemer om een adequaat en in het beste geval een goed pensioen op te bouwen. Een potentieel groot maatschappelijk probleem, aangezien ondernemers dan aangewezen zijn op slechts een basis oudedagsuitkering en mogelijk terug vallen op de Staat. Prikkeling vanuit de overheid, bijvoorbeeld fiscaal, zou dan een logische keuze zijn zou je verwachten. Maar uit historisch vergelijk tussen werknemers en IB-ondernemers blijkt dat de overheid en de politiek in de voorliggende jaren stelselmatige ingrepen hebben gedaan die de mogelijkheden voor deze ondernemers er niet betere op hebben gemaakt.
Uit onderzoek van MKB-Nederland en Delta Lloyd blijkt dat vooral de IB-ondernemer, maar ook de dga, minder fiscale mogelijkheden heeft om een oudedagsvoorziening op te bouwen. Naast dat het van belang is dat iedereen een vergelijkbaar pensioen kan opbouwen onder een oudedagsparaplu, leidt een verbetering voor ondernemers om iets voor de oude dag te doen (onder handhaving van de mogelijkheid om de middelen binnen de onderneming aan te wenden) tot meer bedrijfsinvesteringen en werkgelegenheid.
MKB-Nederland en Delta Lloyd zijn van mening dat er voor iedereen gelijke kansen naar rato van het inkomen moet zijn om een oudedagsvoorziening op te bouwen. Daarom pleiten wij ervoor dat er een èchte (Nederlandse) oudedagsparaplu moeten komen, die iedereen gelijke kansen biedt. Bijgaand onderzoek geeft aanbevelingen, discussiepunten en oplossingsrichtingen voor de politiek om deze fiscale rechten gelijk te trekken.
MKB-Nederland Delft, 07-11-2006
1
SAMENVATTING Onderzoeksrapport “Gelijke behandeling van pensioen in werknemers- en ondernemerssfeer”. Ondernemer en dga stelselmatig achtergesteld bij pensioenopbouw ten opzichte van werknemer. Nederland kampt, net als de landen om ons een, met een aankomende dubbele vergrijzing. Niet alleen neemt het aandeel van de jongeren op het totaal van de bevolking af (ontgroening), mensen worden gemiddeld ook steeds ouder. Beide aspecten zullen voor toenemende sociale lasten, medische- en verzorgingskosten zorgen. Om deze toenemende lasten op te vangen heeft het kabinet grote ingrepen gedaan. Het VUT en Prepensioen is afgeschaft, er is een nieuwe pensioenwet ingevoerd en het zorgstelsel is aangepast om de toekomstige toenemende kosten door de vergrijzing te kunnen opvangen. Verder is een beleid ingezet dat erop is gericht dat iedereen mee participeert en dat er langer moet worden doorgewerkt. Een belangrijk ander onderdeel is dat iedereen een adequaat pensioen opbouwt. Dat is belangrijk voor de persoon zelf, maar ook voor de overheid want wie een tekort aan oudedagsvoorzieningen heeft valt terug op de Staat. Ook voor ondernemers is het belangrijk om pensioen op te bouwen. Voor de overheid neemt het belang toe dat ondernemers zelf een pensioen opbouwen aangezien het aantal ondernemers in Nederland toeneemt. Uit onderzoek van MKB-Nederland, uitgevoerd door het EIM (Economisch Instituut voor het Midden en Kleinbedrijf), blijkt dat in het jaar 2005 4,4 procent van de 18- tot 65-jarige Nederlanders bezig was met het opzetten van een nieuw bedrijf of al actief was in een jonge onderneming (minder dan 3,5 jaar oud). Vooral zelfstandige ondernemers zonder personeel nemen toe. Uit verder onderzoek van MKBNederland blijkt dat het over het jaar 2004 gaat om een toename van ongeveer 60.000 ondernemingen per jaar. Recent onderzoek over 2006 (de eerste drie kwartalen) blijkt dat zich ongeveer 70.000 startende ondernemers zich hebben ingeschreven bij de Kamer van Koophandel waarvan de helft eenmanszaken blijken te zijn. De verwachting over 2006 is dat zich 140.000 nieuwe ondernemers zullen inschrijven. Deze ondernemers moeten in hun eigen inkomen voorzien, maar ook sociale verzekeringen en pensioen moeten zij zelf organiseren.
Ondernemers hebben weinig prikkels om te investeren in het eigen pensioen. Ten eerste moet de opbouw van een oudedagsvoorziening voor de ondernemer zo min mogelijk impact hebben op zijn werkkapitaal. Er is dus een spanningsveld tussen een risicodragende opbouw binnen de onderneming, waarbij aan de financieringsbehoefte kan worden voldaan, en risicomijdend opbouw buiten de onderneming. Een dga heeft deze flexibiliteit doordat hij kan kiezen tussen opbouw van de oudedagsvoorziening in eigen beheer (waarbij het als voorziening ingezet kan worden als werkkapitaal) en opbouw in een verzekerde regeling bij een verzekeraar waardoor hij de zekerheid van een pensioen heeft. Voor de IB-ondernemer geldt dat de investeringen die hij in de opbouw van een oudedagsvoorziening besteedt, worden onttrokken aan zijn ondernemingsmiddelen. De MKB-Nederland Delft, 07-11-2006
2
ondernemer wordt gekenmerkt door een relatief hoog risicoprofiel en hij is voornamelijk gefocust op het hier en nu. Dat is inherent aan zijn ondernemerszin. Daarbij hecht hij als ondernemer een groot geloof in zijn onderneming, wat voor hem dan ook de beste investering is. Het belang van de onderneming wordt door 63% van de ondernemers boven alles wordt gesteld. Aangezien de opbouw van pensioen ten kosten gaat van investeringen in de groei van de onderneming zal de ondernemer van nature niet geneigd zijn om te investeren in pensioenopbouw. Dit is een belangrijk knelpunt voor de opbouw van een oudedagsvoorziening. In het mkb speelt verder het probleem, dat inkomens van grootverdieners de gemiddelde cijfers vertekenen. Worden de zeer succesvolle ondernemers uit de statistieken gelaten, dan blijkt dat het gemiddeld inkomen minder is dan het modale inkomen van werknemers. Dit inkomen is bovendien volatiel naar het succes van zijn onderneming of de mate van investeringen. Ten tweede geldt voor ondernemers met minder dan 10 werknemers (al dan niet met een eigen BV), dat deze een sterke band met zijn personeel heeft. De ondernemer wil goed voor zijn personeel zorgen, maar heeft beperkte financiële middelen. Eigen oudedagsvoorziening komt daarbij niet op de eerste plaats, aangezien het kenmerkend voor de ondernemer is dat deze de neiging heeft zichzelf weg te cijferen. Daardoor ontbreekt het bij ondernemers in veel jaren aan liquide middelen om te sparen voor zijn oudedag. De ondernemer heeft daarom de behoefte om de opbouw van zijn oudedagsvoorziening te variëren. Bovendien moet hij in staat gesteld worden op een flexibele wijze in betere tijden de tekorten in de opbouw van zijn oudedagsvoorziening uit mindere tijden in te halen. Bovenstaande leidt ertoe dat ondernemers relatief weinig doen aan pensioenopbouw. Dat is risicovol voor de ondernemer, maar ook een probleem voor de staat.
Fiscale stimulering is een belangrijk middel voor de overheid om pensioensopbouw te stimuleren. Fiscale stimulering blijkt een effectieve prikkel om een oudedagsvoorziening op te bouwen. Het ligt voor de hand om nu aftrek te geven en in de toekomst de uitkeringen te belasten. Dit past zowel bij het draagkrachtbeginsel als bij het feit dat men in EU-verband de omkeerregel voorstaat. Het geïnvesteerde budget gaat niet verloren; tegenover de fiscale faciliering van pensioenopbouw staan in de toekomst inkomsten voor de Staat. Inkomsten waarover belasting zal worden betaald en eveneens zal er een minder beroep hoeven te worden gedaan op de algemene middelen. De belangen van overheid en belastingbetalers lopen hier op de langere termijn parallel. Toch is er een groot verschil tussen de stimulering van werknemers en ondernemers. Ondernemers hebben minder fiscale mogelijkheden dan werknemers. In combinatie met de weinig prikkels die de ondernemer vanuit bedrijfseconomisch oogpunt heeft, leidt dit er toe de vraag te stellen hoe de ondernemer fiscaal wordt gestimuleerd en hoe dit voor de toekomst kan het worden verbeterd. In dit rapport hebben wij de verschillen tussen de mogelijkheden voor pensioenopbouw voor de werknemer en de ondernemer in kaart gebracht. Aanleiding voor MKB-Nederland en Delta Lloyd voor dit onderzoek is het feit dat in het verleden een echt vergelijk tussen werknemers en ondernemers wat betreft fiscale behandeling van oudedagsvoorzieningen niet is gemaakt. Vooral ondernemers die inkomstenbelasting betalen, de IBondernemer, heeft minder fiscale mogelijkheden om een oudedagsvoorziening op te bouwen. Ook de directeur/groot-aandeelhouder (dga) heeft minder fiscale mogelijkheden dan een werknemer. Naast dat het van belang is dat iedereen een vergelijkbaar pensioen kan opbouwen, leidt een verbetering
MKB-Nederland Delft, 07-11-2006
3
voor ondernemers om iets voor de oude dag te doen onder handhaving van de mogelijkheid om de middelen binnen de onderneming aan te wenden tot meer bedrijfsinvesteringen en werkgelegenheid. Kortom de economische waarde van de ondernemingen voor Nederland en de aanpak van ongelijkheid in mogelijkheden voor pensioenopbouw rechtvaardigen een actief overheidsbeleid en fiscale stimulering.
DOELSTELLING VAN HET ONDERZOEK
Er bestaat ongelijkheid tussen werknemers en ondernemers. Om een beter inzicht te krijgen en ook kwalitatieve uitspraken te kunnen doen over de ongelijkheid in pensioenopbouw hebben MKBNederland en Delta Lloyd besloten om door Watson Wyatt een onafhankelijk onderzoek te laten uitvoeren. Doel van het onderzoek is om inzichten in de gelijke of ongelijke fiscale behandeling van pensioen in de werknemers- en ondernemerssfeer te verkrijgen en aanbevelingen te maken voor de politiek, dan wel oplossingsrichtingen te vinden om voor iedere belastingbetaler een adequate en vergelijkbare pensioenopbouw mogelijk te maken.
Watson en Wyatt heeft een inventarisatie van de huidige mogelijkheden van (fiscale) pensioenopbouw voor IB-ondernemers, de dga en degene die volledig afhankelijk is van het lijfrenteregime gemaakt en afgezet tegenover de mogelijkheden van reguliere werknemers. De verschillen in fiscale behandeling zijn geïnventariseerd en er zijn cijfermatige ‘maatmens’ berekeningen gemaakt. De constateringen uit het inventarisatieonderzoek en probleemanalyse hebben geresulteerd in een groot aantal aanbevelingen, vereenvoudigingen en discussiepunten.
In de analyse wordt uitgegaan van het adagium dat de wetgever iedereen gelijke mogelijkheden (gerelateerd aan inkomen) moet bieden om een adequate oudedagsvoorziening op te bouwen. 70% van het (laatstgenoten) inkomen is sinds jaar en dag daarbij de fiscale norm. Niet alle belastingplichtigen hebben gelijke kansen om dit niveau te bereiken. Belangrijke verschillen zijn er in de opbouw van pensioen, de mogelijkheden die er zijn om mogelijke tekorten uit het verleden te repareren en mogelijkheden voor aanvullende pensioenopbouw. Watson en Wyatt heeft een analyse gemaakt van de aanpassingen door de overheid ten aanzien van pensioenen en de invloed op de mogelijkheden van de vier onderscheidde groepen. Vervolgens is berekent doormiddel van “maatmens” wat de mogelijkheden nu zijn voor fiscaal gestimuleerde pensioenopbouw.
UITKOMSTEN ONDERZOEK
De algemene conclusie van het onderzoek is dat er sprake is van een rechtsongelijkheid tussen ondernemers en werknemers of personen die afhankelijk zijn van lijfrentes om een adequate oudedagsvoorziening op te bouwen dan wel te repareren. Er is geen sprake van gelijke kansen op een adequaat oudedagspensioen naar rato van het inkomen. Hierdoor neemt de kans toe dat de ondernemer - te - weinig pensioen opbouwt en dat de ondernemer terug valt op AOW en aanvullende
MKB-Nederland Delft, 07-11-2006
4
bijstand. Het is daarom van belang dat fiscale prikkels worden ingezet om met waarborging van het bedrijfseconomische doel de ondernemer wordt aangezet tot het opbouwen van voldoende pensioen. Het onderzoek heeft eerst de wijzigingen in beleid van de afgelopen jaren in beeld gebracht, zeg maar het “fiscaal historische tijdspad”. Vervolgens zijn berekeningen gemaakt om de verschillen tussen de werknemer en de ondernemer in kaart te brengen. Daarbij is onderscheidt gemaakt in een werknemer, persoon die volledig afhankelijk is van lijfrentes, dga en een IB-ondernemer.
1. DE ONTWIKKELEN DOOR WIJZIGINGEN IN BELEID VAN DE OVERHEID
POSITIE WERKNEMER IS VERBETERD Hoewel de in te bouwen AOW-franchise jaarlijks stijgt en de fiscale pensioenpositie van de werknemer met het invoeren van de Wet VPL niet is verbeterd, kan worden geconcludeerd dat per saldo de mogelijkheden om een optimale oudedagsvoorziening in de vorm van pensioen op te bouwen, voor de werknemer in de loop der jaren niet zijn verslechterd. Belangrijke aspecten die bij hebben gedragen aan het feit dat de positie van de werknemer is verbeterd zijn de verhoging van het opbouwpercentage met 0,25% en het meer kunnen opbouwen dan 70% bij voldoende diensttijd. Door de bank genomen kan in 35 jaar een pensioen worden opgebouwd van 70% van het laatstgenoten loon. Dit is in overeenstemming met de vigerende maatschappelijke opvattingen over een adequaat pensioen.
POSITIE WERKNEMER LIJFRENTE IS GEEN VOLWAARDIG ALTERNATIEF Als voorbeeld van een belastingplichtige die volledig afhankelijk is van het lijfrenteregime, kan de werknemer zonder pensioentoezegging worden genoemd (maar ook de ondernemer en de freelancer). Een lijfrente is een van het leven afhankelijke periodieke uitkering die voortvloeit uit een op eigen initiatief getroffen voorziening, die geen verband houdt met een dienstbetrekking. De ongetoetste premieaftrek die gold van 1991 tot 2003 is per die datum vervangen door een ongetoetste premieaftrek van nihil voor iedereen. Of wel er is nu alleen nog een getoetste premieaftrek. Materieel is dit een zeer belangrijke achteruitgang voor de belastingplichtige die volledig afhankelijk is van het lijfrenteregime.
De mogelijkheden om een adequate oudedagsvoorziening op te bouwen via een lijfrente blijven verder structureel achter bij de mogelijkheden om dit te doen via pensioen. Ook als aanvulling op pensioen/oudedagsreserve
biedt
de
premieaftrek
onvoldoende
soelaas.
De
huidige
lijfrentesystematiek is te complex en de administratieve lasten zijn daardoor onevenredig hoog.
POSITIE DGA IS VERMINDERD Een belangrijk verschil tussen de dga en reguliere werknemers is dat het de dga onder voorwaarden is toegestaan het pensioen in eigen beheer te houden. De mogelijkheid om het pensioen in eigen beheer op te bouwen voorziet vaak in een belangrijke financieringsfunctie binnen de onderneming, in het bijzonder bij de ondernemingen in het midden- en kleinbedrijf (mkb). Doorgaans blijkt een dga
MKB-Nederland Delft, 07-11-2006
5
eerder geneigd te zijn om het pensioen niet extern onder te brengen. Dit past bij de aard van de ondernemer, die geneigd is alles in eigen hand te houden en bereid is om enig risico te lopen, als er evidente voordelen tegenover staan. Veelal is dat dus een financiële achtergrond. Waar ten aanzien van de werknemer kan worden geconcludeerd dat per saldo de mogelijkheden om een optimale oudedagsvoorziening in de vorm van pensioen op te bouwen, in de loop der jaren vanaf 1999 niet zijn verslechterd, moet helaas worden geconcludeerd dat voor de dga het omgekeerde het geval is. Diens pensioen en/of de mogelijkheden om daarvoor te reserveren in eigen beheer, gaan al vanaf 1972 bij voortduring achteruit. Belangrijke aspecten van de verslechtering zijn de verlaging van het opbouwpercentage met 0,33% en de hogere AOW-franchise. Door de bank genomen kan net als bij de gewone werknemer in 35 jaar een pensioen worden opgebouwd van 70% van het laatstgenoten loon. De dga heeft indien hij kiest voor pensioenopbouw in eigen beheer echter een duidelijke lagere feitelijke pensioenuitkering.
POSITIE IB-ONDERNEMERS IS VERMINDERD Qua franchisevrijstelling en tarieven is de IB-ondernemer er op achteruitgegaan. Bij invoering van de Wet IB 2001 is er te weinig aandacht geschonken aan de oudedagsvoorziening van de IBondernemer. De overheid heeft deze groep veel te lang in de kou laten staan. Dit leidt ertoe dat ondernemers niet een gelijk fiscaal gefacilieerd niveau aan vermogensopbouw kunnen doen en daardoor niet op de algemeen aanvaarde 70% van het laatste verdiende salaris uitkomen. De IBondernemer kan een tekort aan opbouw voor oudedagsvoorzieningen dat is opgelopen doordat de wettelijke maxima tekortschieten ten opzichte van zijn inkomen, niet compenseren in de lijfrentesfeer. Daar komt nog bij dat de mogelijkheden tot lijfrentepremieaftrek niet gelijkwaardig zijn aan die voor pensioenopbouw van de werknemer. Enig positief punt is dat het opnemen van de oudedagsreserve op de balans een goede zaak is gebleken. Uit diverse onderzoeken blijkt dat het pensioenbewustzijn bij ondernemers in het verleden geringer was dan bij werknemers maar met dit voorschift is het pensioenbewustzijn voor de IB-ondernemer enigszins toegenomen.
POSITIE ONDERNEMERS IS VERSLECHTERD, WERKNEMERS VERBETERD De positie van de IB-ondernemers om pensioen op te bouwen is met de tijd verslechterd en dat heeft er zelfs toegeleid dat deze ondernemers niet 70% van het laatst verdiende loon kunnen opbouwen. Voor dga ondernemers die pensioen in eigenbeheer opbouwen is het eveneens niet mogelijk om 70% van het laatst verdiende loon op te bouwen. De reparatie mogelijkheden via lijfrentes is geen volwaardig alternatief. Werknemers kunnen 70% opbouwen van het laatst verdiende loon. Daarbij kunnen werknemers meer aanvullend pensioen opbouwen. Kortom de ongelijkheid is door maatregelen van de overheid toegenomen, terwijl het aantal ondernemers in Nederland toenemen.
2. MOGELIJKHEDEN VOOR OPBOUW PENSIOEN
Op grond van de uitkomsten en inventarisatie uit het onderzoeksrapport en de berekeningen hiervan naar in een “maatmens” heeft geleid tot de onderstaande schematische weergave van de
MKB-Nederland Delft, 07-11-2006
6
ongelijkheden tussen de categorieën in mogelijkheden van een adequate pensioenopbouw (uitgaande van de fictie dat gedurende 35 jaar een constant inkomen wordt genoten).
De verschillen in uitkering: •
Een werknemer bereikt idealiter een uitkering van € 12.904.
•
Een dga met pensioen in eigen beheer in exact dezelfde omstandigheden slechts een uitkering van € 9.169.
•
De IB-ondernemer (zelfstandig) komt nog lager uit (bij een 3% rekenrente: € 8.324).
De verschillen in doelvermogen: •
Bij een modaal inkomen kan de gewone werknemer een doelvermogen (kapitaalopbouw) bereiken van maximaal € 202.210.
•
Iemand die van het lijfrenteregime afhankelijk is bereikt maximaal een doelvermogen van € 114.135
•
De dga bereikt een doelvermogen van maximaal € 126.140
•
De IB-ondernemer bereikt een doelvermogen van maximaal € 126.000.
Bij tweemaal modaal worden deze verschillen relatief nog groter.
Het pensioen voor de werknemer en de dga is gerelateerd aan het salaris. Het pensioen is gemaximeerd op 100% van het salaris (behoudens de in de Wet LB’64 genoemde uitzonderingen). Stijgt het salaris dan kan ook het pensioen stijgen. Bij de andere categorieën werkenden is dit niet het geval. De oudedagsuitkeringen verschillen daarom nogal. Ook voor deze maximale kapitaalopbouw ofwel het doelvermogen geldt dat de verschillen aanzienlijk zijn. Tabel 1 Voorzieningen in euro’s Oudedagsvoorziening
Werknemer
lijfrente
Dga
IB-ondernemer
1 keer modaal Uitkering per jaar
12.904
7.541 - 8.260
9.169
8.324
Kapitaalopbouw
202.210
114.135
126.140
126.000
Uitkering per jaar
33.904
19.333 - 21.177
30.169
16.648
Kapitaalopbouw
531.293
292.635
415.033
252.000
2 keer modaal
Maximaal Opbouw uitkering Kapitaalopbouw
Niet gemaximeerd
Niet gemaximeerd
(Salaris – AOW)
148.759
(Salaris – hogere AOW)
Niet gemaximeerd
882.630
Niet gemaximeerd
92.083 415.214*
In tabel 2 staat de uitkeringen per jaar en het opgebouwde kapitaal als percentage uitgedrukt van wat de werknemer kan opbouwen. Dit maakt inzichtelijk dat de overheid vooral de IB-ondernemer in verhouding tot de werknemer flink achterstelt. Bij een modaal inkomen is het verschil een derde en MKB-Nederland Delft, 07-11-2006
7
neemt bij hogere inkomens toe tot meer dan de helft. Ook is de IB-ondernemer gemaximeerd in de opbouwmogelijkheden. De dga moet met een hogere AOW en een langere opbouw tijd rekening houden waardoor verschillen met de werknemer ontstaan.
Tabel 2 Voorzieningen als percentage van werknemer Oudedagsvoorziening
Werknemer
lijfrente
Dga
IB-ondernemer
1 keer modaal Uitkering per jaar
100%
58% - 64%
71%
65%
Kapitaalopbouw
100%
56%
62%
62%
Uitkering per jaar
100%
57% -62%
89%
49%
Kapitaalopbouw
100%
55%
78%
47%
2 keer modaal
Geconcludeerd kan worden dat vooral de IB-ondernemer op veel minder fiscale prikkels kan rekenen dan de werknemer. Ook de dga heeft minder en lijfrentes zijn geen volwaardig tarief. De positie van de ondernemers, zowel dga als IB-ondernemers, is met de jaren verslechterd, terwijl de trend laat zien dat het aantal ondernemers toeneemt. In combinatie met het natuurlijke gedrag van de ondernemer die zich meer richt op de groei zijn het bedrijf vraagt om stevige veranderingen in het gevoerde beleid door de overheid. Ondernemers hebben te weinig prikkels om een pensioen op te bouwen en dat is niet goed voor de ondernemer en niet goed voor de Staat.
4. HOOFD AANBEVELINGEN De oudedagsvoorziening van ondernemers, zowel de IB-ondernemer als de dga, blijft ver achter bij die van de werknemer. Vooral de IB-ondernemer komt er niet goed vanaf, terwijl het uitgangspunt bij de invoering van de Fiscale Oudedagsreserve toch juist was om de fiscale ongelijkheid tussen werknemers en zelfstandigen weg te nemen. Pregnanter is ook nog dat vooral hogere inkomens bij de IB-ondernemer er slechter van af komt ten opzichte van alle andere onderzochte categorieën. De ongelijkheid is enorm. Een IB-ondernemer krijgt een derde tot helft minder prikkels. Verder is de fiscaal facilieerde pensioensopbouw voor IB-ondernemers gemaximeerd. De dga moet met een hogere AOW-premie rekening houden en een langere periode dan een werknemer waardoor verschillen ontstaan. Dit is een zeer zorgelijke situatie en het gelijk trekken van de mogelijkheden is noodzakelijk.
Het onderzoek heeft een groot aantal aanbevelingen dan wel oplossingsmethodieken opgeleverd. MKB-Nederland en Delta Lloyd willen in hun aanbevelingen vooral ingaan op de IB-ondernemer, omdat dat deze het slechtste er vanaf komt. Ook ten aanzien van de dga worden aanbevelingen gedaan en suggesties ter verbetering van het systeem. Dit alles met het doel om de kansen voor ondernemers te vergroten om een vergelijkbaar pensioen te kunnen opbouwen als werknemers. Daarbij
is
rekening
MKB-Nederland Delft, 07-11-2006
gehouden
met
de
flexibiliteit
die
ondernemers
nodig
hebben
om 8
bedrijfseconomisch verantwoord pensioen op te bouwen. Er zijn mogelijkheden nodig om flexibel te doteren en om in eigen beheer pensioen op te kunnen bouwen. MKB-Nederland en Delta Lloyd zijn van mening dat er voor iedereen gelijke kansen naar rato van het inkomen moet zijn om een oudedagsvoorziening op te bouwen. Daarom pleiten wij ervoor dat er een èchte (Nederlandse) oudedagsparaplu moeten komen, die iedereen gelijke kansen biedt, ongeacht het moment of de manier waarop een tekort aan oudedagsvoorzieningen is opgelopen. Deze paraplu is te bereiken met de volgende maatregelen:
IB-ONDERNEMER 1. Geef ondernemers de mogelijkheid een oudedagsreserve opbouwen tot een niveau van 20% van de winst met een minimaal mogelijke jaardotatie van € 5.777 (geïndexeerd) en het maximum wordt losgelaten. Het doteren is niet verplicht en de ondernemer moet ook minder dan het maximum kunnen doteren. Het minimum geldt ook in verliessituaties, dus de ondernemer bouwt ruimte op om in betere tijden meer te doteren en kan zo de verlieslatende jaren inhalen. De vorm ‘oudedagsreserve’ kan blijven gehandhaafd. De onderbouwing van het percentage is de volgende: een werknemer met een modaal inkomen heeft een doelvermogen van € 202.210. Delen we dit vermogen door 35 jaren, dan is de jaardotatie € 5.777 bij een winst van € 30.000 (lineair; de voorziening rent immers niet op). De Belastingdienst zou de niet benutte ruimte kunnen bijhouden op een voorgedrukt aangiftebiljet. 2. Als er een tekort is aan oudedagsopbouw moet het mogelijk zijn om ongelimiteerd de stakingswinst te gebruiken. Daartoe moet de stakingslijfrente-aftrek zonder absolute limiet in de wet moeten worden opgenomen en niet langer gelimiteerd moeten worden door het bedrag van de stakingswinst. Dit biedt de ondernemer de mogelijkheid tot het inhalen van niet opgebouwde oudedagsgelden. 3. Voer een oudedagsaftrek en vervang daarmee de huidige renteloze belastingsuitstelfaciliteit. Er komt dan een toekenning van een oudedagsaftrek op de referentiewinst ter grote van het uitstelvoordeel van de huidige oudedagsvrijstelling. De vereenvoudiging houdt in dat de belastingwaarde van het uitstel meteen wordt vertaald in een belastingaftrek en zo ontstaat er een definitieve aftrekpost. De aftrekmethodiek onderstreept dat er voor de opbouw van een oudedagsvoorziening weliswaar een fiscale tegemoetkoming wordt gegeven, maar dat de ondernemer wel zelf zijn eigen voorziening moet treffen. De systematiek van deze aftrek voor de oude dag is vergelijkbaar met de zelfstandigenaftrek. 4. Zet een premie op afstorten van de oudedagsreserve (‘Zilvervloot’) om de ondernemer een extra prikkel te geven om vroegtijdig een oudedagsvoorziening op te bouwen. Deze stimulering bestaat uit een bijdrage van de overheid ter grootte van een bepaald percentage van het afgestorte bedrag dat wordt toegevoegd en aangewend voor de oudedagsvoorziening (‘Zilvervlootplan’). Deze bijdrage is een vergoeding voor het misgelopen rendement in de onderneming door het te doteren waardoor niet meer ter beschikking staat voor de onderneming. Deze investering door de overheid is de prijs die wordt betaald voor de
MKB-Nederland Delft, 07-11-2006
9
zekerheid dat de ondernemer een pensioen opbouwt en in de toekomst geen beroep zal hoeven doen op de Staat.
DGA: 5. Behoudt de mogelijkheid om de oudedagsvoorzieningen van de ondernemer/dga aan te wenden binnen de onderneming. 6. Maak een einde aan alle ongelijkheid in de fiscale behandeling van pensioen voor de dga met pensioen in eigen beheer: •
Verlaag de AOW-franchise naar niveau werknemer
•
Schaf het verbod af om leeftijdsterugstellingen te hanteren bij gebruik van de meest recente sterftetabel
•
Behandel indexatielasten gelijk
MKB-Nederland Delft, 07-11-2006
10