Brussel, 13 februari ’08
ABVV-eisen voor meer koopkracht Werknemers en sociaal gerechtigden worden geconfronteerd met een sterke toename van de inflatie. Ook al biedt de automatische indexatie van lonen en sociale uitkeringen de Belgische werknemers een betere bescherming tegen de prijsstijging dan hun kameraden in de buurlanden, toch is er ook bij ons een zeker koopkrachtverlies. Sommige werkgeverskringen mee verantwoordelijk voor toegenomen inflatie Niet alleen omdat de gezondheidsindex de explosie van de brandstofprijzen niet opvolgt, maar ook omdat vooral de prijzen van levensnoodzakelijke producten zoals stookolie, aardgas, elektriciteit en voedingsproducten bijzonder sterk stegen. Dit wordt vooral door mensen met een bescheiden inkomen sterk aangevoeld aangezien zij minder kunnen genieten van de relatieve prijsdaling op sommige ander producten (PC’s, GSM, internationale reizen…). Bovendien is er meer aan de hand. Een aantal van deze levensnoodzakelijke producten kenden prijsstijgingen die niet verantwoord kunnen worden door internationale verschijnselen zoals de stijging van de olieprijzen of van de grondstofprijzen voor voedingsproducten. De voorbije liberaliseringsgolven elimineerden een serieuze controle van de prijsontwikkeling. Sommige patronale kringen maken hier handig gebruik van om hun prijzen meer dan nodig te verhogen en zijn verantwoordelijk voor een deel van de prijsstijging! Sterke stijging van de winst na belastingen Tegelijkertijd kunnen we vaststellen dat de ondernemingen de laatste jaren goed geboerd hebben. Hun rendabiliteit werd hersteld. Het nettoresultaat na belastingen van de Belgische ondernemingen steeg met 14% in 2006 en met 250%1 sedert 2002! De explosie van de fiscale en parafiscale subsidies aan de ondernemingen de voorbije jaren is hier niet vreemd aan. Sommige van die voordelen werden tussen de sociale partners besproken en waren soms een onderdeel van een sociaal akkoord. Andere, zoals de “ notionele intrestaftrek “ werden zonder overleg toegekend en op een zodanig slordige manier door de Minister van Financiën uitgewerkt dat ze kunnen misbruikt worden voor frauduleuze fiscale constructies. Dit kost handenvol geld en zorgt ervoor dat het effectieve belastingtarief op de winsten in België gedaald is tot 25%. Het is juist dat de maatregel bedoeld is om het eigen vermogen van de ondernemingen te versterken. Maar ondertussen namen verschillende ondernemingen, waaronder ook banken, onnodige risico’s in hun beleggingen. Dit resulteerde in een toename van de schulden omwille van de kredietcrisis. Een deel van die belastingverlaging gaat bovendien naar ondernemingen die dit helemaal niet nodig hebben. Zo betaalde Electrabel door de notionele intrestaftrek 30 miljoen belastingen minder! De Premier moet dus niet zeggen dat er geen geld is voor een sterke verbetering van de koopkracht. Hier is wel een ander fiscaal beleid voor nodig dan dit van de liberalen die beweren dat lagere belastingtarieven leiden tot meer belastinginkomsten.
1
Op basis van een steekproef zonder de financiële sectoren.
1
Het verschil tussen een socialistische en liberale visie op belastingbeleid Door het extreem liberaal belastingbeleid laat de overheid geld liggen dat nuttig kan gebruikt worden. Er wordt niet alleen met geld gemorst voor ondernemingen die het niet nodig hebben. Er worden ook kansen gemist om de belastingen rechtvaardig te innen door een desorganisatie van het ministerie van financiën. Zo blijkt uit onze berekeningen dat nog altijd aanvaard wordt dat een deel van de zelfstandigen een sterk onderschat belastbaar inkomen aangeeft. Maar er worden ook kansen gemist om aanbevelingen van een gereputeerd adviesorgaan zoals de Hoge Raad voor Financiën op te volgen. Indien de piste van de HRF om de kapitaalinkomsten beter te belasten zou opgevolgd worden, zouden er zonder nadelige gevolgen voor het concurrentievermogen tot 3 miljard euro aan extra middelen kunnen gevonden worden. Dit bedrag zou voor een stuk kunnen heraangewend worden om een sociaal belastingkrediet te geven aan de lage en middelgrote lonen. Zulk een socialistische visie op een herverdeling van de fiscale druk botst natuurlijk met de visie van de liberale minister van financiën. Diezelfde minister ziet geen graten in een bijkomende lineaire verlaging van de personenbelasting maar vindt een verlaging van de onrechtvaardige BTW tarieven op gas en elektriciteit onbetaalbaar. Loonstijgingen moeten het loonaandeel in het nationale inkomen herstellen! Vandaag zijn niet de winsten van de ondernemingen in de problemen maar wel de koopkracht van werknemers en sociaal gerechtigden! Natuurlijk moeten we oog blijven hebben voor de lange termijn en willen we de toekomst van de werkgelegenheid niet op het spel zetten. Het kan niet langer dat ondernemingen hiervoor alleen maar rekenen op staatssteun en loonmatiging. We eisen dat ook zij hun verantwoordelijkheid nemen en het Belgische deficit inzake innovatie en vormingsinspanningen wegwerken. Wij komen op voor een verstandige verhoging van de koopkracht, zeker van diegenen die het sterkst onder de prijsstijgingen lijden kan. Koopkracht verbeteren gebeurt uiteraard in de eerste plaats door loonsverhoging. Dit jaar moet een eisenbundel voor een nieuw IPA uitgewerkt worden. De verhoging van de bruto lonen zal hier een centrale plaats in krijgen. We zullen niet aanvaarden dat werknemers uit de verschillende landen tegen elkaar uitgespeeld worden. We zullen geen culpabilisering van de Belgische werknemers aanvaarden omwille van onze automatische indexkoppeling. De vakbonden in de buurlanden passen hun looneisen ook aan in functie van de gestegen inflatie. Het EVV heeft op initiatief van het ABVV zopas een duidelijke oproep gedaan aan alle Europese syndicale onderhandelaars om “in 2008 looneisen te stellen die zo sterk zijn als mogelijk in de huidige omstandigheden”. Nergens mag aanvaard worden dat de lonen de “aanpassingsvariabele” worden om een antwoord te bieden op de stijging van de grondstofprijzen of dat de werknemers moeten betalen voor de internationale kredietcrisis die een gevolg is van financiële speculaties.
2
Oproep voor een verstandige mix van maatregelen gericht op het herstel van de koopkracht en voor een verstandiger fiscaal beleid Deze nota houdt een pleidooi voor een beleid gericht op een herstel van de koopkracht, in de eerste plaats van de mensen met een laag en middelgroot inkomen. In een context waarin sommigen onterechte aanvallen inzetten tegen onze automatische indexkoppeling, wordt nog eens geargumenteerd waarom we dit solidariteitsinstrument onverkort willen behouden. We eisen ook een sterkere controle op de prijzen. Tegelijk wordt gepleit voor een aanpak van de inflatie door een verlaging van de energieprijzen, maar ook voor de ondersteuning van investeringen voor energiebesparing en voor maatregelen gericht op betaalbare huisvesting. Vervolgens eisen we de invoering van een sociaal belastingkrediet voor lagen en middelgrote inkomens en een reeks verbeteringen voor de sociaal gerechtigden. Het ABVV geeft ook aan waar het geld moet vandaan komen nl van die ondernemingen die nu misbruik maken van sommige prijsstijgingen en van een socialer en doeltreffender belastingbeleid.
3
Koopkracht Overzicht van de voorgestelde maatregelen door het ABVV
5
I. Behoud van de automatische indexering van lonen en sociale uitkeringen en versterkte prijzencontrole 7 II. Lagere energieprijzen en betaalbare huisvesting
9
III. Een sociaal belastingkrediet voor de loontrekkenden, prioritair voor mensen met lage en middelgrote inkomens
15
IV. Sociale verbeteringen gericht op meer koopkracht
17
V. Een moratorium op nieuw bijdrageverlagingen en fiscale voordelen voor ondernemingen en een rechtvaardiger fiscaliteit
23
4
OVERZICHT VAN DE VOORGESTELDE MAATREGELEN DOOR HET ABVV
OP KORTE TERMIJN EN O.M. IN KADER VAN DE BEGROTING 2008 •
Rechtvaardiger fiscaliteit o o o o o o o
•
Verbetering sociale uitkeringen en betere financiering sociale zekerheid o o o o o o
•
BTW-verlaging gas en elektriciteit van 21% naar 6% + gelijkwaardige maatregelen voor stookolie (ten laste van betrokken sectoren Invoering sociaal belastingkrediet voor werknemers met laag en middelgroot inkomen; Evaluatie en beperking notionele intrestaftrek Belasting –ook van de zelfstandigen- op reële inkomsten (betere controle aangeven inkomsten) Betere belastingheffing op kapitaalinkomsten: meerwaardebelasting… Afschaffing verlaagde tarieven in de vennootschapsbelasting Evaluatie van en moratorium voor nieuwe fiscale loonsubsidies
Verhoging laagste uitkeringen die onder armoededrempel zitten; Omzetting van de forfaitaire welvaartsbonus voor de pensioenen in een maandelijkse procentuele verhoging Wettelijke pensioenen: doelstelling is pensioenen aan 75% van het loon met als eerste stap een geleidelijke versterking van de rustpensioenen van de eerste pijler; Maatregelen om terugkeer naar werk aan te moedigen: soepeler definitie van samenwonende met gezinslast in de werkloosheid door de invoering van een tussenliggende categorie (gezinshoofd behoudt statuut alleenstaande); Invoering ASB Evaluatie van en moratorium op nieuwe bijdrageverlagingen
Bestrijden van de inflatie o o o
Toepassing omgekeerd kliksysteem binnen de grenzen van wat momenteel wettelijk toegestaan is; Versterkte bevoegdheid van de CREG; Versterkte prijzencontrole (verruimde bevoegdheden + verplichting tot grotere transparantie in prijsvorming)
5
TEGEN 2009/2010 T.O.V DE REGERING •
Verbetering sociale uitkeringen o o o o o
•
Koppeling sociale uitkeringen aan welvaart (toekenning om de twee jaar aan iedere uitkeringstrekker van een verhoging met minimaal 1%, van de minima met 2% en verhoging van de plafonds met 2,5%). Maatregelen om terugkeer naar werk aan te moedigen en te bevorderen. Percentage van 60% in eerste periode voor samenwonende werkzoekenden Herwaardering werkloosheids- en invaliditeitsuitkeringen in 2e periode Uitkering van minstens 55% van het laatste loon aan alleenstaande werklozen in 2e periode Nieuwe verhoging percentage in tweede periode tot 55% aan alleenstaande invaliden.
Vermindering energiefactuur en toegang tot comfortabele huisvesting o o o o o
Financiering energiefonds om kansarme gezinnen de gelegenheid te geven hun woning te isoleren en op die manier hun energiefactuur te verminderen door middel van een structurele ingreep Huurstop behalve in welomschreven voorwaarden en betere band tussen gevraagde huur en aangegeven kadastraal inkomen Bankhuurwaarborg: die mogelijkheid moet hard gemaakt worden Kosteloze energieaudit voor bepaalde eigenaarscategorieën Bouw van sociale woningen.
T.O.V. DE WERKGEVERS •
Loon naar werken: verhoging van het loonaandeel in het BBP o
In het kader van het IPA 2009-2010: verhoging van het loonaandeel in het BBP door een aangepaste verhoging van de reële brutolonen en het gewaarborgd minimummaandinkomen
o
Rekening houden met stijging brandstofprijzen en weerslag ervan voor de werknemers in het kader van het woon-werkverkeer Verplichte toekenning van een gelijkwaardig bedrag aan de integrale kostprijs van het abonnement openbaar vervoer Alle werkgevers, ook in de KMO’s, verplichten te zorgen voor collectief vervoer voor hun werknemers d.m.v. bedrijfsvervoerplannen die voorzien in een aanmoediging voor de werknemers om het openbaar vervoer te gebruiken voor het woon-werkverkeer; het dragen door de werkgever (fiscaal vrijgesteld voor de werknemers) van de verhoging van de kosten voor het woon-werkverkeer van de werknemers die in het kader van het bedrijfsvervoerplan alleen maar met hun eigen auto op het werk kunnen geraken (wegens atypische werkuren, bedrijf niet bereikbaar met openbaar vervoer, …). het ABVV zal dit in de NAR agenderen
6
I. Behoud van de automatische indexering van lonen en sociale uitkeringen en versterkte prijzencontrole. De prijzen van een hele reeks producten schieten sinds 2004 de hoogte in ten opzichte van de stijging van de globale gezondheidsindex van 7%: Brood +19% Vis +19% Melk +24% Eieren +25% Fruit +9% Koffie +20% Zakje friet +12% Waterverbruik thuis +16% Gasverbruik voor keuken, warm water, verwarming +33% Stookolie +78% Brandstoffen (diesel, benzine) +31% Geneeskundige prestaties +14% waaronder huisbezoek dokter +20% Verzekeringen +12% Financiële diensten +13% Kapper +10% Stookolie, diesel, benzine, gas en de voedingsmiddelen spannen de kroon. Gelukkig zijn er ook basisproducten die een minder uitgesproken prijsstijging kennen: totale gezondheidsuitgaven +4% kleding en schoeisel +2% woninghuur +8% elektriciteit +7% En zijn er ook producten die sterk in prijs dalen, maar dan gaat het vooral over elektronische producten: telefoon- en faxtoestellen -29% kleurentelevisie -46% Al die prijsstijgingen worden uiteraard opgenomen in de prijsindex. Vandaar het belang om de index en de automatische indexering van lonen en sociale uitkeringen in stand te houden. De automatische indexering is heel belangrijk voor de bescherming van onze koopkracht. Ze brengt bovendien een automatische solidariteit tot stand tussen de werknemers uit de sterke en de zwakke sectoren, tussen de actieve en inactieve werknemers. Maar de index lost niet alle problemen op. De index is dan ook geen instrument van herverdeling. Andere middelen zoals de verbetering van de sociale uitkeringen zijn veel geschikter om tegemoet te komen aan de grote uitdagingen van de steeds toenemende ongelijkheid.
We moeten wel vermijden dat kleine sociale verbeteringen onmiddellijk teniet worden gedaan door ongeoorloofde prijsverhogingen. Zo kan het bijvoorbeeld niet dat een verhoging van de oudste en kleinste pensioenen de koopkracht van sommige senioren toch niet verhoogt omdat de ligdagprijs van rusthuizen en de huurprijs van serviceflats onmiddellijk verhoogd wordt.
7
Het kan evenmin dat de fabrikanten de voedingprijzen sterker doen stijgen dan nodig om de stijging van de grondstofprijzen te compenseren. Eén op drie fabrikanten geeft toe dit te doen in een onderzoek door de Vlerick Management School. Meestal blijven die prijsstijgingen bovendien behouden, ook wanneer de grondstoffen opnieuw goedkoper worden. Daarom doet het ABVV niet alleen aanvullende voorstellen om de koopkracht te verbeteren. We eisen ook meer doorzichtigheid in de prijszetting van basisproducten EN EEN VERSTERKTE PRIJZENCONTROLE. De bestaande prijzencommissie moet daartoe meer bevoegdheden krijgen. Ze moet erop kunnen toezien dat de prijsverhogingen van een pakket basisproducten binnen de perken blijven en gegrond zijn. Bij een abnormale prijsstijging moet de commissie de bevoegde minister adviseren maatregelen te nemen.
8
II. Lagere energieprijzen en betaalbare huisvesting. 1. Benzine, diesel en mobiliteit. Voor benzine en diesel bestaat er sinds 2005 een omgekeerd “kliksysteem” dat de regering in werking kan stellen als de, in het programmacontract vastgelegde, maximumprijs hoger is dan 1,1 euro/liter diesel of 1,5 euro/liter benzine. Dan kan het bedrag van de accijnzen verlaagd worden met de extra BTW-inkomsten uit die verhoging. Als de maximumprijs van een liter diesel bijvoorbeeld stijgt van 1,1 tot 1,2 euro, stijgen de BTW-inkomsten met 0,021 euro per liter. Door het omgekeerde klikmechanisme wordt het bedrag van de speciale accijnzen met evenveel verminderd, waardoor de prijs van een liter diesel niet op 1,2 euro maar op 1,179 euro komt. Op 9/11/07 nam de regering van de lopende zaken de princiepsbeslissing om dit omgekeerde kliksysteem toe te passen voor diesel, maar de speelruimte is beperkt: de daling mag maar 0,014 euro/liter bedragen, dus 0,70 euro voor een volle tank van 50 liter. Die beslissing is nog niet van toepassing. De maximumprijzen bedragen momenteel 1,516 euro voor een liter super 95, 1.498 euro voor een liter super 98 en 1.187 euro voor een liter diesel. - Aangezien veel werknemers geen andere keuze hebben dan hun wagen te nemen om naar hun werk te gaan - wegens het verlies aan koopkracht van de gezinnen door de hoge belastingen op arbeid - omdat de noodzakelijke beslissingen niet getroffen worden om het gebruik van de auto te verminderen, en het ontbreken van massale investeringen in het gemeenschappelijk vervoer vraagt het ABVV dat dringend de volgende maatregelen genomen worden: a. Het omgekeerde kliksysteem maximaal toepassen binnen de grenzen van wat wettelijk toegestaan is, zowel voor diesel als voor benzine nl. vanaf 1,1€ /liter diesel en 1,5 € voor benzine b. Rekening houden met de stijging van de brandstofprijzen en de weerslag ervan voor de werknemers in het kader van het woon-werkverkeer In dit kader moet voorzien worden in de verplichting - voor de werkgevers (door aanpassing van cao 19 of via wetgevende weg) om hun werknemers, als bijdrage in hun woon-werkverkeer, een gelijkwaardig bedrag te betalen aan de volledige kostprijs van een abonnement op het openbaar vervoer voor die verplaatsingen; - voor alle werkgevers, ook in de KMO’s, om collectief vervoer te organiseren voor hun werknemers in het kader van mobiliteitsplannen die voorzien in • een aanmoediging voor de werknemers om het openbaar vervoer te gebruiken voor het woon-werkverkeer • het dragen door de werkgever (fiscaal vrijgesteld voor de werknemers) van de verhoging van de kosten voor woon-werkverkeer van de werknemers die in het kader van het bedrijfsvervoerplan alleen maar met hun eigen auto op het werk kunnen geraken (wegens atypische werkuren, bedrijf niet bereikbaar met openbaar vervoer, …).
9
2. Verlaagd BTW-tarief (van 21 % naar 6 %) op elektriciteit en gas + gelijkaardige maatregelen voor stookolie Huidige werking van het stookoliefonds: toekenning van een verwarmingstoelage aan kansarme gezinnen via het OCMW. Begunstigden: - mensen die tot een van de volgende categorieën behoren: begunstigden van een verhoogde tegemoetkoming (WIGW, langdurig werklozen, mensen met een gehandicaptenuitkering, met het gewaarborgd inkomen voor bejaarden…) voor zover het brutobedrag van het gezinsinkomen niet hoger is dan 13.246,34 euro per jaar (verhoogd met 2.452,25 euro per persoon ten laste) - mensen met een bruto-inkomen van niet meer dan 13.246,34 euro per jaar, verhoogd met 2.452,25 euro per persoon ten laste (waarbij in het bruto-inkomen ook het kadastraal inkomen (X 3) van het vastgoed buiten de eigen woning verrekend wordt). - mensen met schuldbemiddeling of een collectieve schuldenregeling die hun verwarmingsrekening niet kunnen betalen. Gedekte periode: de leveringen moesten plaatsvinden tussen 1 september 2005 en 30 april 2006. Dezelfde modaliteiten gelden voor het winterseizoen 2006 – 2007 Bedragen: tegemoetkoming van het fonds vanaf een prijs van 0,40 euro/liter. Maximum 195 euro per winter per gezin en voor maximum 1.500 liter per gezin. Gezien de prijs van de stookolie, gezien de winter die voor de deur staat, gezien het feit dat stookolie een levensnoodzakelijke behoefte is en gezien de moeilijkheden van heel wat gezinnen om hun stookolierekening te betalen, Gezien het antiherverdelende karakter van de BTW en rekening houdend met de mogelijkheid dat het wettelijk mogelijk is een verlaagd BTW tarief door te voeren op gas en elektriciteit maar niet op stookolie Gezien verschillende lidstaten van de EU een verlaagd BTW tarief toepassen op aardgas en op elektriciteit (Italië 10%, Luxemburg 6%, Portugal 5%, Groot-Brittannië 5%, Griekenland 9%)
10
Aangezien gas en elektriciteit ook worden gebruikt voor verwarming. Aangezien deze brandstofprijzen ook aanzienlijk zijn verhoogd: + 14% voor aardgas sinds begin 2004; + 6% voor elektriciteit sinds 2004. Aangezien talrijke gezinnen die zich met gas of elektriciteit verwarmen bijgevolg maar moeilijk hun facturen kunnen betalen, vraagt het ABVV dringend - een verlaagd BTW-tarief op gas en elektriciteit : net zoals in de andere EU-lidstaten, een verminderd BTW-tarief (6 %) dringend en bij voorrang op de sociale tarieven toe te passen; bovendien moeten er bij de EU stappen ondernomen worden om de toepassing van een verminderd BTW-tarief ook op huisbrandolie te kunnen toepassen; in afwachting moeten er bepalingen komen om een gelijkwaardige compenserende maatregel op de factuur voor huisbrandolie te waarborgen.
De financiering van deze maatregel moet gebeuren - door de beschikbare middelen uit het stookoliefonds aan te wenden; - door de petroleumsector (de producenten) en de groep Suez/Electrabel te doen bijdragen; - door een deel van de supplementaire BTW-ontvangsten voortvloeiend uit de prijzenexplosie aan te spreken.
3. REG (Rationeel energiegebruik) bevorderen Een beleid ter bevordering van het REG zoals het ABVV dit voorstaat, zou via volgende maatregelen moeten worden geconcretiseerd: a. Financiering van een energiefonds om kwetsbare gezinnen de mogelijkheid te geven hun woning te isoleren en op die manier hun energiefactuur te verminderen Het fonds voor de vermindering van de globale energiekost werd o.m. onder druk van het ABVV opgericht om gezinnen, waaronder de kansarme, te helpen de noodzakelijke investeringen in hun woning te doen om hun energieverbruik en dus ook hun energierekening te verminderen. Dit fonds heeft nochtans niet voldoende middelen om te realiseren wat volgens het ABVV dringend nodig is, namelijk een ambitieus plan voor energierenovatie van woningen in het land, met bijzondere aandacht en prioritaire hulp voor kansarme gezinnen, dankzij de derde betalerregeling. Ingeval een beroep wordt gedaan op een derde betaler, financiert een derde partij de investering op voorhand. De terugbetaling van de investering door de particulier aan deze derde partij gebeurt naar rato van de vermindering van de energiefactuur als resultaat van de investering of volgens een aflossingsschema waarbij de aflossingen werden onderhandeld. De terugbetaling van de investering aan de derde partij kan ook worden verdeeld tussen de eigenaar en de huurder van de woning, waarbij afgesproken wordt wie welk deel betaald.
11
Dergelijk plan biedt vele voordelen: - bijdrage aan de noodzakelijke vermindering van de CO2-uitstoot - betere toegang tot energie, vooral voor de kansarmen door het verminderen van hun verwarmingsfactuur (zij hebben dit het meest nodig, hun woningen zijn het slechtst geïsoleerd; zij genieten geen fiscale aftrek voor energiebesparende investeringen door hun laag inkomen) - nieuwe banen… Het ABVV vraagt dat belangrijke financiële middelen uitgetrokken worden, zodat een dergelijk energiefonds in de drie gewesten van het land gerealiseerd kan worden en dat, zoals het ABVV al lang vraagt, zo snel mogelijk een ronde tafel wordt georganiseerd met alle betrokken spelers om dit te concretiseren. Die middelen moeten komen uit het financiële voordeel dat het groep Suez-Electrabel momenteel haalt uit het feit dat de kerncentrales afgeschreven zijn. Dit financiële voordeel moet de consumenten ten goede komen want zij hebben uiteindelijk de kerncentrales betaald. Het gaat hier om miljarden euro, ongeveer 400 miljoen euro per jaar die naar de Belgische consument moeten terugvloeien door met dit geld een ambitieus beleid van rationeel energiegebruik, waaronder de energierenovatie van woningen, te financieren. Ook uit het Kyotofonds moeten financiële middelen worden vrijgemaakt. Dit fonds dient in de eerste plaats voor het financieren van investeringen die erop gericht zijn de C02-uitstoot in België ter verminderen.
b. Structurele tussenkomst ten gunste van privéconsumenten voor REG Het ABVV vraagt eveneens de invoering van een structurele tussenkomst ten voordele van privéconsumenten voor REG. Deze maatregel zou structureel moeten zijn en zou voor de gezinnen die ervan genieten, een hulp moeten betekenen om te investeren in een vermindering van het energiegebruik in hun woning (er bestaan fiscale aftrekmogelijkheden, maar niet iedereen kan ervan gebruik maken). Deze structurele tussenkomst zou bestemd zijn voor alle privégebruik van verwarmingsenergie (gas & elektriciteit zowel als stookolie). Deze maatregel zou door tussenkomst van het energiefonds moeten worden uitgevoerd.
4. Versterkte bevoegdheden van de CREG zodat zij maximumtarieven kan opleggen voor gas en elektriciteit "Om proactief te kunnen inspelen op prijsstijgingen, heeft de CREG meer bevoegdheden nodig. Die situeren zich op het vlak van de monitoring van de transparantie- en de mededingingsgraad op de gas- en elektriciteitsmarkt", zo lezen we op de website van de Ministerraad. Onlangs herinnerde het ABVV er in een persmededeling aan (16/10/2007 nav. de werelddag tegen armoede) dat "de vrije markt niet werkt in de gas- en de elektriciteitssector: de huidige regulering schiet schromelijk tekort, de wet heeft immers de rol van de CREG uitgehold! De verhoging van de gasprijs (en bijgevolg ook van de elektriciteitsprijs) lijkt onverantwoord, maar het ABVV heeft tot nu toe geen toegang tot die zogezegd vertrouwelijke informatie,
12
zodat we dit niet kunnen nagaan (het directiecomité van de CREG heeft die toegang evenmin!). Het ABVV vraagt dan ook dat het toegang zou krijgen tot die onontbeerlijke informatie. Er moeten dringend maximumprijzen bepaald worden voor gas en elektriciteit, ter bescherming van de consumenten. De regering had dit al in juli moeten doen (toen de verhoging van de gasprijzen aangekondigd werd), maar de betrokken minister vond het toen niet nodig op te treden."
5. Voor iedereen toegankelijke, comfortabele woningen Ondanks de nieuwe wetgeving op de huurovereenkomsten blijft het moeilijk voor heel wat mensen om aan een comfortabele woning te geraken die aan de criteria van het rationeel energiegebruik voldoet. ● Blokkering huurprijzen, behalve onder bepaalde voorwaarden Het ABVV vraagt dan ook dat nieuwe maatregelen genomen worden om de prijsstijgingen van verhuurde eigendommen in de hand te houden. De blokkering van de huurprijzen zou gelden over het hele grondgebied. Een verhoging van de huurprijs zou aangevraagd moeten worden bij het gemeentebestuur en gebonden zijn aan een aantal voorwaarden: -
Het verhuurde goed moet aan de hygiënenormen voldoen en dat er een redelijke verhouding bestaat tussen de gevraagde huur en het aangegeven kadastraal inkomen
en - een (voor x aantal jaren geldig) getuigschrift hebben dat bewijst dat de woning voldoet aan energie-efficiëntiecriteria op basis van een energieaudit.
De factuur voor deze energieaudit zou genieten van een specifieke belastingaftrek voor de eigenaars. In dit kader zou men een beroep kunnen doen op het fonds voor de vermindering van de globale energiekost, dat voorzien werd bij de opstelling van de begroting 2006 (ten gevolge van een voorstel van het ABVV voor de oprichting van een fonds voor de energierenovatie van woningen). Voordelen -
De huurders van wie de huur zou verhogen, zouden over een degelijk geïsoleerde woning beschikken zodat hun energierekening kan dalen. De eigenaars zouden aangezet worden tot investeren in de woningen die ze verhuren om de energie-efficiëntie ervan te verhogen, wat voordelig zou zijn voor het leefmilieu en de werkgelegenheid.
● Huurwaarborg bij de bank: de mogelijkheid om die geleidelijk op te bouwen moet werkelijkheid worden Als gevolg van de hervorming van de wetgeving op de huurovereenkomsten kan de huurwaarborg voortaan twee of drie maanden bedragen: twee maanden als de huurder de waarborg ineens betaald.
13
De huurwaarborg blijft op drie maanden huur als hij gestort wordt in de vorm van een bankwaarborg. Die waarborg is eigenlijk een leningbelofte van de bank die zich ertoe verbindt de huurder bij problemen tegen de eigenaar te beschermen mits hij jaarlijks een kleine intrest betaalt. In dit geval wordt de belofte omgezet in een klassieke lening die de huurder zal moeten terugbetalen. De banksector klaagt over die maatregel en vraagt de afschaffing ervan. Het ABVV vraagt duidelijk dat die mogelijkheid behouden blijft en dat er gecontroleerd wordt of de banksector effectief aan de uitvoering ervan deelneemt. ● Kosteloze energieaudit voor bepaalde eigenaarscategorieën Ten einde het REG-beleid te bevorderen zou de factuur van de energieaudits van bepaalde categorieën van eigenaars in aanmerking genomen moeten worden door het Kyotofonds: de eigenaars met een globaal belastbaar gezinsinkomen van 32.500 euro. ● Bouw sociale woningen Tegenover de grote vraag naar sociale woningen in België vraagt het ABVV dat de federale overheid samen met de drie Gewesten een rondetafelconferentie zou organiseren over de bevordering van de bouw van sociale woningen.
14
III. Een sociaal belastingkrediet voor de loontrekkenden, prioritair voor mensen met lage en middelgrote inkomens Terwijl de sociale partners in 1998 op initiatief van het ABVV de voorkeur gaven aan de fiscale piste, koos de regering voor de vermindering van de persoonlijke sociale bijdragen. Deze ‘sociale’ weg biedt vandaag niet veel beweegruimte meer, in tegenstelling tot de fiscale weg: een alleenstaande werknemer zonder kinderen ten laste met het minimumloon van 1.284 € betaalt momenteel nog maar 24,81 € als persoonlijke sociale bijdrage, terwijl er elke maand nog steeds 199,67€ bedrijfsvoorheffing wordt afgehouden! In de fiscaliteit kan een opwaardering van het netto ten gunste van de laagste lonen worden gerealiseerd - via een in de bedrijfsvoorheffing geïntegreerd belastingkrediet - een belastingkrediet van 1.000 € per jaar, wat neerkomt op 83,33 € per maand voor de inkomens tussen 80% en 175% van het minimumloon met een “phasing out” tussen 175% en 250% van het minimumloon. Als we weten dat…: Minimumloon =
100% 1.283,91 €
80% 1.027,13 €
175% 2.246,84 €
250% 3.209,78 €
… zou met dit voorstel een aanzienlijke verhoging van het nettoloon kunnen worden toegekend. Een werknemer die maandelijks het minimumloon (1.284 €2) verdient, zou per maand 83,33 € NETTO meer krijgen, dus + 7,90%! Een werknemer met een gemiddeld maandloon (+/- 2.700 €) zou per maand 44,12 € NETTO meer krijgen, dus + 2,70%! De onderstaande tabel geeft nog een reeks andere voorbeelden:
BRUTO maandloon 1.200,00 € 1.300,00 € 1.400,00 € 1.500,00 € 1.750,00 € 2.000,00 € 2.250,00 € 2.500,00 € 2.750,00 € 3.000,00 € 3.100,00 €
2
NETTO maandloon Met het voorgestelde Nu belastingkrediet 1.010,88 € 1.094,21 € 1.067,32 € 1.150,65 € 1.107,77€ 1.191,10 € 1.146,16 € 1.229,49 € 1.242,27 € 1.325,60 € 1.331,33 € 1.414,66 € 1.436,63 € 1.519,69 € 1.555,88 € 1.617,30 € 1.668,11 € 1.707,90 € 1.787,36 € 1.805,51 € 1.832,23 € 1.841,73 €
Bonus In €
in %
83,33 € 83,33 € 83,33 € 83,33 € 83,33 € 83,33 € 83,06 € 61,42 € 39,79 € 18,15 € 9,50 €
8,24 % 7,81% 7,52 % 7,27 % 6,71 % 6,26 % 5,78 % 3,95 % 2,39 % 1,02 % 0,52 %
1.309 € sedert 1/01/08
15
Een voorstel dat het ABVV al deed …. in 1998! Op initiatief van het ABVV en overeenkomstig het interprofessioneel akkoord (IPA) van 8 december 1998, hadden de sociale gesprekspartners in de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (CRB) en de Nationale Arbeidsraad (NAR) een voorstel uitgewerkt met als doel via fiscale weg het nettoloon te verhogen van alle werknemers die het gewaarborgd minimum maandloon ontvangen. Deze onderhandelingen die uitmondden in een gemeenschappelijk voorstel, waren van wezenlijk belang omdat werd aangetoond dat via fiscale weg een formule kan worden uitgewerkt die zowel technisch als budgettair steek houdt. Het doel van de sociale gesprekspartners tijdens de werkzaamheden in de CRB en de NAR was tweevoudig: een voorstel formuleren met een rechtstreeks waarneembaar gevolg voor de werknemer (directe verhoging van het nettoloon) en ervoor zorgen dat de maatregel administratief gemakkelijk uitvoerbaar is. Helaas verkoos de regering dit voorstel naast zich neer te leggen en voorrang te geven aan de piste van de vermindering van de persoonlijke sociale bijdragen. Belastingkrediet op de lage lonen geïntegreerd in de berekening bedrijfsvoorheffing of vermindering van de persoonlijke bijdragen?
van
de
Uit de vergelijking van de twee instrumenten blijkt dat: 9 het terugbetaalbaar belastingkrediet geïntegreerd kan worden in de berekening van de bedrijfsvoorheffing en dus een onmiddellijk effect kan hebben 9 het terugbetaalbaar belastingkrediet duidelijker is dan een vermindering van de persoonlijke sociale zekerheidsbijdrage, die immers nog gedeeltelijk wordt ‘bijgeschaafd’ door de belasting 9 het terugbetaalbaar belastingkrediet en een vermindering van de persoonlijke sociale zekerheidsbijdrage allebei indien nodig moduleerbaar zijn in functie van de arbeidstijd Voor de loontrekkenden biedt een vermindering van de persoonlijke sociale zekerheidsbijdrage dus geen duidelijk voordeel in vergelijking met een terugbetaalbaar belastingkrediet. Bovendien wordt met het terugbetaalbaar belastingkrediet vermeden dat het budget van de sociale zekerheid door middel van een alternatieve financiering moet worden gecompenseerd.
16
IV.
Sociale verbeteringen gericht op meer koopkracht.
1. Welvaartsvaste sociale uitkeringen De sociale uitkeringen zijn in de laatste 25 jaar zéér sterk achteruit gegaan. Na jarenlange strijd, en vele manifestaties, verkregen we eindelijk een wettelijk systeem dat vanaf 2008 een minimale garantie biedt om de uitkeringen niet verder achteruit te laten gaan tegenover de gemiddelde levensstandaard. Gemiddelde uitkering/ Gemiddeld loon Pensioenen Invaliditeitsuitkering Werkloosheidsuitkering
1980
1990
2000
2005
2007
2008
35,5 43,9 46,9
33,9 37 34,5
30,7 31,9 25,6
31,7 32,7 27,3
31,8 32,1 26,6
32,3 32,2 27,3
Wij zullen niet toelaten dat de gepensioneerden en de sociaal uitkeringsgerechtigden minder krijgen dan wat de wet vandaag voorziet een tweejaarlijkse enveloppe die minstens bestaat uit : - 1 % voor alle uitkeringen - 2 % voor de minima en de forfaits - en 2,5% voor de berekeningsplafonds Wij eisen ook het behoud van de huidige procedure die voorziet dat de sociale partners tweejaarlijks een voorstel formuleren. Wij willen dat elke uitkeringsgerechtigde voor 2009-2010 om de 2 jaar minimum 1 % verhoging krijgt, en de minima 2 % en de plafonds met 2,5% stijgen en dit om zowel het solidariteits- als het verzekeringsprincipe te benadrukken
2. Verhoging van de laagste en de oudste uitkeringen die nu onder de armoededrempel liggen Voorgaande cijfers maken duidelijk dat voor vele uitkeringsgerechtigden de grens overschreden is. Iemand die 20 jaar geleden op pensioen ging, heeft zijn levensstandaard met 20% zien dalen t.o.v. de rest van de bevolking. Iemand die vandaag werkloos wordt, valt onmiddellijk terug tot de helft of zelfs één derde van zijn vroeger inkomen, omdat slechts met een veel te laag loon rekening gehouden wordt. Mensen die kanker krijgen, of een andere langdurige ziekte, vallen in armoede Daarom is er nog in 2008 een extra inhaaloperatie nodig voor de oudste en de laagste uitkeringen! Wij eisen ook dat de regering onmiddellijk het unaniem advies van de sociale partners uitvoert, en het budget van de pensioenbonus gebruikt om alle minimumpensioenen en de pensioenen die 5 jaar geleden of langer ingingen te verhogen met 2 %.
17
3. Het wettelijk pensioen (eerste pijler) geleidelijk aan versterken: toekennen van 75 % Recente OESO-studies tonen aan dat, in vergelijking met de andere industrielanden, het wettelijke pensioen in België niet hoog is. Net als Ierland, Japan, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten maakt ons land deel uit van de landengroep met het minst gunstige pensioen. Deze kritische analyse richt zich niet zozeer tot de lage inkomens (voor deze categorie komt het pensioenbedrag na belastingaftrek neer op 77,3 % van het laatst verdiende loon terwijl het gemiddelde in de OESO-landen 83,8% bedraagt) maar vooral tot de hogere inkomens, die als pensioen niet meer dan 40,7 % van het laatst verdiende loon krijgen (tegenover een OESO-gemiddelde van 60,7 %). Dit kan worden verklaard door het stelsel van de plafonnering. Het minimumpensioen ligt heel dicht bij de armoedegrens, namelijk 822 € als beschikbaar maandinkomen. Immers, bij een volledige loopbaan is het minimumpensioen niet hoger dan 901 € per maand voor een alleenstaande of een samenwonende en niet hoger dan 1.126 € per maand voor een gezinshoofd. Het gewaarborgd inkomen voor bejaarden bedraagt dan weer slechts 530,30 € voor een alleenstaande of een samenwonende en slechts 795,46 € voor een gezinshoofd. Niet te verwonderen dus dat de armoedecijfers voor die leeftijdscategorie in ons land onrustwekkend zijn. In België bedraagt het globale armoederisico 14,7 %, maar dit bedraagt: -
20,6 % voor de 65plussers (12,2 % voor de –65jarigen) ; 26,9% voor alleenstaande vrouwelijke 65plussers en 25,4 % voor alleenstaande mannelijke 65plussers.
Er moet dus dringend een structurele maatregel ingevoerd worden om het wettelijk pensioen te herwaarderen via een lineaire verhoging van het vervangingspercentage.
Ter versterking van de eerste pensioenpijler, moet het algemene vervangingspercentage, nl. 60 %, verhoogd worden. Op termijn zou dit percentage dus afgestemd moeten worden op de 75 % van het gezinspensioen. Wat dan, zij het onrechtstreeks, zal leiden tot de uitdoving van het stelsel van de afgeleide pensioenrechten. Het gaat hier dus echt om een echte individualisering van de rechten. We willen dat dit streefcijfer van 75% in etappes bereikt wordt voor alle gepensioneerden, met een eerste etappe in de begroting 2008.
18
4. Maatregelen om opnieuw werken aan te moedigen en te bevorderen Het is algemeen geweten: een samenwonende die werkloos wordt, valt heel snel terug op een miserabel inkomen. De verkregen uitkering is volledig tegengesteld aan het verzekeringsprincipe, basisprincipe van onze sociale zekerheid. Zo krijgt een samenwonende, die voltijds werkloos wordt na een voltijdse tewerkstelling een uitkering die varieert tussen 598 € tot 1.062 €. Men valt echter heel snel terug op een uitkering van maximum 732 € om tenslotte in de derde periode terug te vallen op het forfait van 421 €. Na deze vaststelling, verkreeg het ABVV reeds een herwaardering van de berekeningspercentages voor de samenwonende werklozen in hun eerste periode: van 55 % naar 58 % vanaf 1 januari 2008 (zowel voor oude als nieuwe gevallen). We stellen voor om deze verbetering voort te zetten en samenwonende werklozen in hun eerste periode een uitkering van 60 % van hun laatste loon toe te kennen. Een andere belangrijke werkloosheidsval, vastgesteld door de hoge Raad voor Werkgelegenheid, is de rem voor partners van werklozen met het statuut gezinshoofd om deeltijds het werk te hervatten. Die riskeren nl. om terug te vallen op het statuut samenwonende. Zich inspirerend op wat hiervoor bestaat in de invaliditeitssector, is het ook in de werkloosheid noodzakelijk om zo snel mogelijk een soepele definitie van het statuut gezinshoofd in te voeren. Om te strijden tegen deze belangrijke werkloosheidsval, hamert het ABVV op de uitvoering van het unanieme advies dat de sociale partners gaven in september 2006 in het kader van de welvaartsvastheid. De enveloppe die hiervoor voorzien werd op de Ministerraad van Oostende (19 en 20 maart 2004 – 8,8 en 7,6 miljoen euro) is nog steeds beschikbaar. Daarom stellen we voor om een tussencategorie in te voeren, waarin het gezinshoofd het statuut van alleenstaande behoudt, zelfs wanneer zijn partner een beroepsinkomen heeft dat varieert tussen 729,19 € per maand en het GMMI.
5. Herwaardering werkloosheids- en invaliditeitsuitkeringen in 2e periode Werkzoekenden die alleen wonen krijgen na één jaar werkloosheid een wel erg lage uitkering. Om hun situatie wat te verbeteren, besloten de sociale partners om, in het kader van hun unaniem advies over de welvaartskoppeling, het vervangingspercentage van toepassing voor de 2e periode, op te trekken tot 53 % (i.p.v. 50 %). Deze maatregel wordt op 1 januari 2008 van kracht. Maar dit is niet voldoende, we zijn op de goede weg en we moeten doorgaan. Toekenning aan alleenstaande werklozen in 2e periode van een uitkering van minstens 55 % van het laatste begrensde loon.
19
Dit probleem treft ook de alleenstaande invaliden, ook zij vallen in de 2e periode terug op een bescheiden uitkering. Slachtoffers van een langdurige ziekte vallen, als alleenstaande, terug op 50 % van hun laatste begrensde loon. Net zoals bij de werklozen is ook voor hen een verhoging tot 53 % voorzien (van toepassing vanaf 1 januari 2008). Een nieuwe verhoging tot 55% toekennen. 6. Opvang voor jonge kinderen: een probleem voor alle gezinnen (vooral voor urgentieopvang, opvang van zieke kinderen of tijdens atypische uurroosters) Het vinden van een gepaste kinderopvangplaats is voor een groot deel van de ouders van jonge kinderen een probleem of een zorg. We (er)kennen in dit kader ook de belangrijke rol die het Fonds voor collectieve uitrusting en diensten (FCUD) speelt. Dit Fonds voorziet kwaliteitsvolle kinderopvang toegankelijk voor werknemerskinderen. Toch is er nog steeds een groot tekort aan collectieve opvangplaatsen. Het is voor het ABVV – FGTB onaanvaardbaar dat als oplossing hiervoor maatregelen in de zin van “dienstencheques” voorgesteld worden. Naast het belangrijke kostenplaatje voor de overheid, kan dit soort maatregelen de gelijke toegang van ouders niet garanderen (dienstencheque = veel duurder dan collectieve structuren); om nog te zwijgen over het gebrek aan garanties ivm de professionele omkadering van de kinderen. Om die redenen is het essentieel te herhalen dat binnen het kader van de FCUD-hervorming (onderhandelingen die plaatsvinden tussen federale en gemeenschapsoverheden) het aantal en de kwaliteit van de huidige tewerkstelling in bestaande structuren op zijn minst te garanderen en zelfs te versterken. Daarnaast moet ook onderlijnt worden dat het aanbod aan opvangplaatsen aangepast aan de flexibele eisen op de arbeidsmarkt, niet toereikend is. Voor werklozen is het bovendien quasi onmogelijk om, wanneer ze werk vinden, van de ene dag op de andere een opvangstructuur te vinden voor de hun jonge kinderen. Dit vormt vaak een hinderpaal voor de werkhervatting. Onmiddellijke uitvoering van het unanieme advies van de sociale partners over de welvaartsvastheid. In dit advies adviseerden sociale gesprekpartners om 5 miljoen euro die geparkeerd staan bij het FCUD, prioritair toe te kennen aan de ontwikkeling en uitbouw van urgentieopvang. Deze vorm van opvang bestaat voor zij die een opleiding volgen of werk vonden en snel een opvang voor hun kinderen moet vinden. Onvoorziene ziekte van een kind is voor veel werkende ouders een heel moeilijk probleem. De mogelijkheden voor thuisopvang moeten dan ook verbeterd worden, maar op voorwaarde dat de opvang dan door geschoold personeel (verpleegkundige of kinderverzorgster) verzekerd wordt. Bovendien zijn de middelen die momenteel in het kader van het FCUD voorzien zijn voor de opvang van zieke kinderen zijn ontoereikend. 5 miljoen van de extra middelen die in Oostende aan het FCUD werden toegekend, besteden aan de versterking van de erkende opvangdiensten.
20
7. Preventieve verwijdering van zwangere werkneemsters van de werkplaats: discriminatie wegwerken Zwangere vrouwen die vanwege een beroepsrisico van hun werkplek verwijderd worden, lijden financieel verlies en worden op een aantal manieren gediscrimineerd: -
Ze worden doorgaans automatisch verwijderd, hoewel de reglementering bepaalt dat de werkgever eerst een aanpassing van de werktijd of van de arbeidsomstandigheden moet voorstellen. Verwijdering is in principe enkel toegelaten als die aanpassingen niet mogelijk zijn. Voor de betrokkenen leidt verwijdering tot een financieel verlies, daar waar het eventuele inkomensverlies bij een aanpassing van de werkplek gecompenseerd wordt door de ziekte- en invaliditeitsverzekering of door het FBZ (al naar het geval).
-
Net zoals werkneemsters die stoppen met werken om gezondheidsredenen (risicozwangerschap, …), verliezen werkneemsters die vanwege een beroepsrisico of een arbeidsongeval verwijderd worden, een deel van hun postnataal verlof. De laatste zes weken vóór de bevalling worden immers in mindering gebracht van de 15 weken kraamverlof, zodat hun postnataal verlof nog slechts negen weken bedraagt (i.p.v. 14).
-
Bovendien worden preventief verwijderde werkneemsters niet allemaal op dezelfde manier behandeld: o
Als de verwijdering voldoet aan de voorwaarden m.b.t. beroepsziekten (blootstelling aan chemisch risico of aan een ziekte die voorkomt op de lijst van de beroepsziekten, bijv. cytomegaliovirus), dan ontvangen de werkneemsters een vergoeding van 90% van het begrensde loon en wel van het begin van de verwijdering tot de 6e week vóór de vermoedelijke bevallingsdatum. Vervolgens vallen ze onder de algemene regeling van het moederschapsverlof (vergoeding van 82% gedurende de eerste 30 dagen, daarna 75% tot 9 weken na de bevalling). Jaarlijks verkeren ongeveer 7.000 werkneemsters in dit geval.
o
De anderen genieten geen enkele bijzondere regeling: van bij het begin van de verwijdering tot de 6e week vóór de vermoedelijke bevallingsdatum worden ze door het ziekenfonds vergoed en vallen ze onder de algemene regeling van de primaire ongeschiktheid, dus met een vergoeding van 60% van het begrensde loon. Vervolgens vallen ze onder de specifieke regeling van het moederschapsverlof. Jaarlijks verkeren 15.000 werkneemsters in dit geval, o.m. degenen die zwaar werk moeten doen of blootgesteld zijn aan hoge temperaturen, organische afvalstoffen, risico op agressie, enz.
Verder genieten ook de werkneemsters die slachtoffer van een arbeidsongeval zijn, een gunstiger vergoeding. Die verschillen in behandeling en die discriminaties hebben een precarisering van de situatie van zwangere vrouwen tot gevolg. Sommigen onder hen, meer bepaald die met een laag loon, hebben geen andere keuze dan verder te werken op hun normale arbeidspost met de stilzwijgende instemming van de arbeidsgeneesheer. Uiteindelijk komt het principe van de bescherming van het moederschap op de helling te staan ten gevolge van de gewettigde noodzaak om een voldoende inkomen te behouden.
21
Daarom moeten volgens het ABVV de volgende maatregelen genomen worden: 1) Het principe van de preventieve verwijdering moet de uitzondering blijven. De werkgevers moeten verplicht worden een tijdelijke aanpassing van de werktijd of de werkplek, of zelfs een overplaatsing naar een minder gevaarlijke job voor te stellen. Preventieve verwijdering mag enkel voorgesteld worden als geen enkele van voornoemde maatregelen mogelijk is. 2) Werkneemsters die slachtoffer van een arbeidsongeval zijn of omwille van een beroepsrisico verwijderd worden, moeten hun moederschapsverlof integraal kunnen opnemen. Dit moet dus ingaan de week vóór de vermoedelijke bevallingsdatum. 3) De financiële discriminaties die tussen de diverse preventieve verwijderingsregelingen bestaan, moeten weggewerkt worden. De vergoedingspercentages moeten afgestemd worden op die van het FBZ (90% van het begrensde loon).
8. Verbetering van de inkomensgarantie-uitkering. Het ABVV pleit vόόr alles voor een uitbreiding van de arbeidsduur van de deeltijdse werknemers. Het ABVV vraagt aanvullend een verbetering van de berekening en de toekenningsvoorwaarden van de inkomensgarantie-uitkering, o.m. opdat de werknemers die minder dan 1/3de werken recht zouden hebben op een inkomensgarantie-uitkering. 9. Verbetering van de pensioenen van de werknemers die slachtoffer waren van een beroepsziekte of een arbeidsongeval. Het ABVV heeft zich steeds verzet tegen het volmachtenbesluit van 1983 waarbij de cumulatie van uitkeringen voor een beroepsziekte en/of een arbeidsongeval met een rust- of een overlevingspensioen beperkt werd. Een arrest van het Hof van Cassatie (Arrest Gallez) gaf ons gelijk door de maatregel onwettelijk te verklaren Het ABVV vraagt aan de Regering om de consequenties uit dit arrest te trekken en eist een betekenisvolle verbetering van de situatie van de gepensioneerden die het slachtoffer van een beroepsrisico werden. De doelstelling van het ABVV blijft de volledige cumulatie zoals dit voor het volmachtsbesluit van 1983 de regel was.
10. Bredere financiering van de sociale zekerheid: Invoeren van een ASB (Algemene sociale bijdrage) Zeker met de uitbreiding van de volledige gezondheidszorgen tot de zelfstandigen moet deze financiering rechtvaardiger verdeeld worden door alle inkomens aan de sociale zekerheid te doen bijdragen via een ASB (Algemene Sociale Zekerheidsbijdrage
22
V. Een moratorium op nieuwe bijdrageverlagingen en fiscale voordelen voor ondernemingen en een rechtvaardiger fiscaliteit De eerste minister stelt dat er geen budgettaire ruimte is voor belangrijke maatregelen om de koopkracht van de Belgen te ondersteunen of te verbeteren.
Nochtans stellen we vast dat de fiscale en parafiscale subsidies voor ondernemingen de laatste jaren explodeerden en dit zonder enige evaluatie van de impact ervan. Het ABVV verwacht van de regering dat zij de politieke moed toont om een dergelijke evaluatie door te voeren. Ontwikkelingen en ramingen loonsubsidies 2003-2012 (in miljoenen euro)
1. Verlaging werkgeversbijdragen 2. Loonsubsidies Via de sociale zekerheid Sociale Maribel Activering werkloosheidsuitkering Dienstencheques Via de federale fiscaliteit Nacht- & ploegenarbeid Overuren (werkgevers) Algemeen (IPA)n Onderzoek en ontwikkeling (universiteiten) Via de gewesten Oudere werknemers (Vlaanderen) Werkgelegenheidspremie (Wallonië) 3. Verlagingen persoonlijke bijdragen
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
3169,8
3784,2
4253,7
4418,8
4601,7
4611,1
4625
4657,4
4708,1
4763,7
651,4 633,7 523,7 105,9
832,9 793,2 555,9 146,9
1139,1 1014,7 589,8 185,8
1720,5 1274,7 614,6 214,6
2245,1 1473,9 614,6 215,7
2566,1 1525,2 614,6 225,4
2635,2 1564,6 614,6 233,8
2706,9 1602 614,6 241,9
2780 1639,4 614,6 250,7
2852,5 1675,1 614,6 259
4,1 0 0 0 0 0
90,4 25,2 25,2 0 0 0
239,1 109,1 94,9 11,2 0 3,8
445,5 408,7 339,1 22,6 0 47
643,6 724,5 568,5 28,6 58,9 68,5
685,2 992,4 645,7 30,6 245,2 70,8
716,2 1020,2 660,4 30,7 255,7 73,4
745,5 1052,8 678,2 30,9 267,3 76,4
774,1 1086,8 696,7 30,9 279,6 79,6
801,5 1122,1 716,1 30,9 292,2 82,9
17,7 0
14,5 0
14,5 0
37,1 22,7
46,7 32,1
48,5 33,7
50,4 35,3
52,1 36,8
53,8 38,3
55,3 39,6
17,7
14,5
14,5
14,4
14,6
14,8
15,1
15,3
15,5
15,7
154
158,5
258,4
610,4
660,1
645,3
605
554,7
512,5
470,7
Bron: Federaal Planbureau
•
Evaluatie van de notionele intrestaftrek
Het ABVV eist dat de regering dringend een evaluatie maakt van de notionele intrestaftrek. Van meet af aan werd deze regeling voorgesteld als een verlaging van de vennootschapsbelasting van 33% naar 25 % (persmededeling van Reynders). Dit lijkt bevestigd te worden bij nazicht van de evolutie van de vennootschapsbelasting en meer bepaald van de voorafbetalingen van de vennootschappen (+7%). Die evolutie is trouwens een beetje vreemd als men ziet welke ruime winsten de Belgische ondernemingen aankondigen (stijging van het nettoresultaat na belastingen van 14% in 2006 en van 250% sinds 2002!). Dit kan enkel maar verklaard worden door het feit dat de maatregel van de notionele intrestaftrek na een 'inrijperiode' van een jaar door de ondernemingen nu perfect ingecalculeerd werd om hun fiscale planning op te maken.
23
Een fiscale planning die: -
zowel door onze afgevaardigden in de ondernemingen als door UNIZO in tal van KMO's vastgesteld werd, en die in bepaalde gevallen duidelijk neerkomt op belastingontwijking. Een belastingontwijking die georganiseerd wordt door o.m. gebruik te maken van de techniek van de "double dip". Dit is een constructie waarbij vennootschap A een andere juridische entiteit (vennootschap B) opricht (of gebruikt) die deel uitmaakt van een groep en die feitelijk louter als een financiële tussenschakel fungeert. Vennootschap B wordt namelijk gebruikt om bij een bank een lening aan te gaan die aangewend wordt om het maatschappelijk kapitaal van vennootschap A te verhogen. Door die constructie kan de groep dan de intresten van die lening (in hoofde van vennootschap B) én de notionele intresten voortvloeiend uit de verhoging van het maatschappelijk kapitaal (in hoofde van vennootschap A) aftrekken. Bij nadere analyse zet deze maatregel de deur wagenwijd open voor belastingontwijking zoals in de jaren 80 (FBB, DBI, …), waaraan in de jaren 90 paal en perk werd gesteld. Op die manier namen de inkomsten uit de vennootschapsbelasting en uit de belasting op kapitalen opnieuw toe.
Een evaluatie van de notionele intrestaftrek is echter noodzakelijk om de misbruiken vast te stellen en dus de deur voor dergelijke misbruiken te sluiten, onder meer het gebruik ervan door de financiële sectoren (uitsluiting uit de berekeningsbasis van verplicht kapitaal voor de eerbiediging van de voorzichtigheidsregels) en andere grote concerns. Zo betaalde Electrabel dankzij de notionele intrestaftrek 30 miljoen belastingen minder! Het ABVV heeft steeds geëist dat een verlaging van de vennootschapsbelasting zou worden gecompenseerd door een betere heffing van kapitaal. Een illustratief voorbeeld is dat van Ierland : ook al bedraagt de officiële vennootschapsbelasting er slechts 12,5 %, EU-statistieken tonen aan dat de algemene kapitaalbelasting er 41,40 % bedraagt (tegen 34,50 % in België) !
24
•
Rechtvaardige belastingen
De regering moet de politieke moed hebben om maatregelen te nemen t.a.v. de roerende inkomens en de inkomens uit kapitaal, maatregelen die extra begrotingsmiddelen moeten opleveren. Onder de maatregelen die het ABVV voorstelt citeren we bijv.: 9
Een betere belasting van de kapitaalinkomsten Voorziene opbrengst = +/- 3 miljard euro Een rechtvaardiger belasting van kapitaalinkomsten door deze op een eenvormige wijze te belasten, ongeacht de modaliteiten volgens welke het rendement op het spaargeld toegekend wordt (intrest of meerwaarde). De huidige vrijstelling van de eerste schijf van 1630 euro inkomsten uit spaargeld zou wel behouden blijven, maar die individuele vrijstelling zou beter gecontroleerd en uitgebreid moeten worden tot alle financiële beleggingen in plaats van de huidige beperking tot de spaarboekjes.
9
Afschaffing van de verlaagde tarieven in de vennootschapsbelasting Voorziene opbrengst = +/- 180 miljoen euro Die maatregel is een aansporing voor (grote) zelfstandigen (en vrije beroepen) om hun activiteit in een vennootschap uit te oefenen om louter fiscale redenen.
9
Betere controle van de aangegeven inkomsten, betere inning van de verschuldigde belastingen en effectieve strijd tegen de fraude * Opheffing van het fiscaal bankgeheim dat door de HRF als een "achterhaald privilege" bestempeld wordt. * De administratie toelaten om de databanken waarover ze beschikt te kruisen. * Betere controle van de zelfstandigen en de vrije beroepen
25
De aangegeven belastbare inkomsten van zelfstandigen zijn dikwijls onderschat zoals blijkt uit de volgende tabel. GEMIDDELD INKOMEN VAN BEPAALDE SUBCATEGORIEËN ZELFSTANDIGEN (UITGEZONDERD BIJBEROEPEN) (IN €)3
IJsverkopers Bakkers en banketbakkers Kleinhandel algemene voeding
1994 Jaar Maand inkomen inkomen
2006 Jaar Maand inkomen inkomen
9.543,90 €
795,32 €
12.723,18 € 1.060,25 €
20.352,06 € 1.695,99 €
27.131,78 € 2.260,96 €
8.329,22 €
694,10 €
11.103,87 €
925,32 €
Slagerijen
13.584,57 € 1.132,03 €
18.109,88 € 1.509,13 €
Vishandels
11.898,89 €
991,57 €
15.862,67 € 1.321,89 €
Caféhouders
14.427,40 € 1.202,28 €
19.233,49 € 1.602,79 €
Apothekers
41.670,90 € 3.472,57 €
55.552,40 € 4.629,36 €
Schoenhandels Boekhandel, papier, kranten
9.296,01 €
774,67 €
12.392,71 € 1.032,73 €
15.394,19 € 1.282,85 €
20.522,33 € 1.710,19 €
Schoenmakers
6.246,92 €
520,58 €
8.327,90 €
693,99 €
Kapsalons
6.643,55 €
553,62 €
8.856,66 €
738,04 €
Landbouwers
8.701,06 €
725,09 €
11.599,58€
966,63 €
3
Eigen berekeningen op basis van de laatste beschikbare statistiek van de netto belastbare inkomsten en actualisatie in functie van de gemiddelde loonontwikkeling tussen 1994 en 2006
26