AANTEKENEN MET ONTVANGSTBEVESTIGING Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State Postbus 20019 2500 EA Den Haag
BEROEPSCHRIFT inzake: vaststelling bestemmingsplan Woonwijken Noordwest door de gemeenteraad van Heemstede Heemstede, 3 november 2009
Hoogedelachtbaar college,
Hierbij komen de ondergetekenden: 1. Mr ir H.S.M. Kruijer Van Slingelandtlaan 9, 2101 BP Heemstede 2. Dhr & mw C. Middelburg Van Slingelandtlaan 18, 2101 BR Heemstede 3. Dhr G.J. Govers Laan van Rozenburg 3, 2106 CA Heemstede 4. Dr ir T. van Herwijnen Van de Spiegellaan 13, 2101 BL Heemstede hierna ook te noemen: appellanten in beroep tegen het besluit d.d. 24 september 2009 (productie 24) van: de gemeenteraad van Heemstede ter vaststelling van: het bestemmingsplan Woonwijken Noordwest (bestaande uit: regels, plankaart en toelichting; productie 22) – hierna ook te noemen: het nieuwe plan.
1
1. Bekendmakingen Dit vaststellingsbesluit is per brief d.d. 29 september 2009 van B&W (productie 24) meegedeeld aan appellanten en is op 30 september 2009 bekend gemaakt in het huis-aan-huisblad De Heemsteder (productie 25) (waarvan de rubriek “HeemstedeNieuws” fungeert als het gemeentelijke orgaan). Deze mededeling c.q. bekendmaking gingen gepaard met de volgende kennisgevingen: Het vaststellingsbesluit van de gemeenteraad en het nieuwe plan lagen met ingang van 1 oktober 2009 gedurende zes weken (t/m 11 november 2009) ter inzage in het raadhuis. Er kon tegen dit besluit met ingang van 2 oktober 2009 gedurende zes weken (t/m 12 november 2009) beroep worden ingesteld. De gemeente heeft niet voldaan aan de mededelingsplicht van art. 3:44 lid 1 sub b Awb, die inhoudt dat aan appellanten (indieners van een zienswijze met betrekking tot het ontwerp-plan ofwel bezwaarmakers, zie hierna) tevens een exemplaar van het gemeenteraadsbesluit had moeten worden toegezonden. De gemeente heeft de plicht geschonden die haar in art. 3:44 lid 1 sub a Awb is opgelegd, nl. dat de termijn van ter inzagelegging had moeten voortduren totdat de beroepstermijn was verstreken. De gemeente heeft het vaststellingbesluit ook op 30 september 2009 bekend gemaakt in de Staatscourant (productie 26). Daarin heeft zij weer een andere beroepstermijn genoemd: die zou nl. al met ingang van 1 oktober 2009 zijn gaan lopen (en zou dus slechts t/m 11 november 2009 duren). Dit illustreert meteen wat als een rode draad door dit beroepschrift zal lopen: De gemeente Heemstede handelt voortdurend (uiterst) onzorgvuldig, doet bovendien de feiten en de waarheid regelmatig geweld aan, zet de burgers keer op keer op het verkeerde been, en bejegent hun inbreng met repressie. . 2. Voorgeschiedenis 2.1. Historische situatie Tot de inwerkingtreding van het bestreden besluit was het bestemmingsplan Adriaan Pauwlaan e.o.(dat in mei 1986 is vastgesteld) van toepassing op appellanten nrs. 1, 2 en 4 en het bestemmingsplan Zandvoortselaan/Herenweg (dat in november 1996 is vastgesteld) op appellant nr. 3. De onderhavige plangebieden zijn in het nieuwe plan samengevoegd. Gemaks- en kortheidshalve zal in het navolgende alleen het eerstgenoemde plan – Adriaan Pauwlaan e.o (productie 1), hierna ook te noemen: het vorige plan – als historisch referentie- en vergelijkingskader worden gebruikt. Dit plan was, conform het destijds vigerende beleid van de gemeente, gericht op het behouden en beschermen van het groene karakter van Heemstede en moet volgens die intentie geïnterpreteerd worden.
2.2. Voorbereiding en drastische beperking van de inspraak De gemeente heeft op 29 oktober 2008 een uiterst summiere eerste voorpublicatie m.b.t. het nieuwe plan gedaan (productie 2) met de mededeling: “Het bestemmingsplan” (lees: ontwerp-bestemmingsplan) “voor het gebied Woonwijken Noordwest is nu in voorbereiding. … Hiervoor liggen nu nog geen stukken ter inzage.” 2
De uitnodiging om te reageren waarmee deze mededeling besloot, was dan ook vrij zinloos. Niettemin hebben toen al 6 burgers de moeite genomen om een reactie te geven. Na een tweede voorpublicatie d.d. 7 januari 2009 (productie 3) die hierna ter sprake zal komen, werd door de gemeente in een derde voorpublicatie d.d. 4 februari 2009 (productie 6) meegedeeld dat de gemeenteraad op 29 januari 2009 algemene uitgangspunten had vastgesteld (productie 5), met de hoofdlijnen voor de nieuwe bestemmingsplannen voor de woonwijken in Heemstede (waaronder dat voor de woonwijken Noordwest). Daarbij werd tevens meegedeeld dat die uitgangspunten onaantastbaar waren en in feite al onmiddellijk in werking traden: “De uitgangspunten moeten uiteindelijk in de bestemmingsplannen worden verwerkt. … Zij worden vanaf nu door de gemeente bij de afweging betrokken of een bouwplan wel of niet wordt toegestaan.” N.B. Over het feit dat dergelijke algemene uitgangspunten zouden worden vastgesteld, was noch in de eerste voorpublicatie d.d. 29 oktober 2008 van de gemeente (productie 2) noch in de tweede d.d. 7 januari 2009 (productie 3) met ook maar één woord gerept!
2.3. Inspraakprocedure Nadat de inspraakmogelijkheden van de burgers aldus op voorhand zeer drastisch beperkt waren – zij zouden met hun inspraak dus nog slechts invloed kunnen uitoefenen op details van de nieuwe bestemmingsplannen -, is het ontwerp van het nieuwe plan voor de woonwijken Noordwest (productie 8) uiteindelijk vanaf 2 maart 2009 gedurende 6 weken (t/m 13 april 2009) ter inzage gelegd in het raadhuis (zie productie 13), met gelegenheid tot inspraak (het indienen van een zienswijze ofwel bezwaarschrift). N.B. Enkele dagen eerder had de gemeente nog, per brief van 24 februari 2009 (productie 7), aan appellanten bericht dat die terinzagelegging vanaf 26 februari 2009 zou plaatsvinden (onzorgvuldigheid van de gemeente)! Het ontwerp-plan is ook gepubliceerd op de gemeentelijke website (www.heemstede.nl, rubriek “Bestemmingsplannen”). Appellanten hebben tegen dit ontwerp bezwaren gemaakt (in een door hen ingediend bezwaarschrift ofwel “zienswijze”), evenals ca. 30 andere burgers en de eigenaars van de Serviceflat de Rozenburgh. Dit is bevestigd in een voorlopige zg. Nota van beantwoording (productie 13) die door de gemeente aan appellanten is verstrekt, zonder datering (onzorgvuldigheid van de gemeente), doch die - getuige de begeleidende brief (productie 14) - geacht moet worden te dateren van 24 augustus 2009. De brief vermeldde onder meer dat de nota definitief gemaakt zou worden na de besluitvorming door de gemeenteraad. In de voorlopige nota zijn de bezwaren van de bezwaarmakers tegen het ontwerp-plan niet in extenso opgenomen doch louter in een bewerking door de gemeente – zodat oncontroleerbaar was gemaakt hoe er met die bezwaren was en zou worden omgegaan! Die bewerkingen geven de gemaakte bezwaren onnauwkeurig en onvolledig weer, en zelfs zij zijn door de gemeente onvolledig beantwoord (ernstige onzorgvuldigheid van de gemeente). Daarbij is alleen detail-kritiek gehonoreerd, doch niet de kritiek die inging tegen de op voorhand vastgestelde algemene uitgangspunten. 3
De bezwaren van appellanten keren dan ook grotendeels in dit beroepschrift terug, en zijn daarin aangevuld op grond van wat zich overigens heeft voorgedaan. N.B. In de voorlopige nota worden de reacties van B&W op de bezwaarschriften (ofwel “zienswijzen”) ten onrechte aan de gemeenteraad toegeschreven (onzorgvuldigheid van de gemeente). Voorafgaand aan het uitbrengen van deze voorlopige nota had (het college van) B&W op 18 augustus 2009 een gewijzigd ontwerp-plan vastgesteld (productie 12), ter voorlegging aan de gemeenteraad (zie ook de begeleidende brief, voornoemd). De wijzigingen die B&W daarbij hebben aangebracht – t.o.v. het oorspronkelijke ontwerp – zijn slechts voor een klein deel ingegeven door de ingebrachte bezwaren en zijn merendeels ambtshalve opgesteld. Dit blijkt uit slotonderdeel 3 van de voorlopige nota dat een opsomming geeft van deze wijzigingen. Die opsomming is uiterst summier en zelfs onvolledig (onzorgvuldigheid van de gemeente). Zo wordt er bijv. geen melding van gemaakt dat in de subs d-e van art. 16.2.1 (voorheen: art. 15.2.1) “gebouw” was vervangen door “hoofdgebouw”; en evenmin wordt vermeld dat dit artikel desondanks zodanig was gewijzigd dat het voortaan niet alleen op hoofdgebouwen doch ook op aan- en bijgebouwen van toepassing was. Bijgevolg was kennisneming van de regels en van de plankaart van het gewijzigde ontwerp essentieel om te kunnen checken hoe de aangegeven wijzigingen daarin waren aangebracht en om bijv. omissies als de zojuist genoemde te kunnen vaststellen. De gemeente heeft het gewijzigde ontwerp echter slechts op de gemeentelijke website gepubliceerd, zonder dat daar publieke bekendheid aan is gegeven en zonder dat aan appellanten de gelegenheid is geboden om het gewijzigde ontwerp in te zien, laat staan dat zij daar een behoorlijk exemplaar van konden verkrijgen zodat zij de aangebrachte wijzigingen behoorlijk konden checken (onzorgvuldigheid van de gemeente). N.B. Onder een behoorlijk exemplaar van een bestemmingsplan dient te worden verstaan: een net ingebonden bundeling van de regels en de toelichting (die honderden pagina’s beslaan), plus een gekleurde plankaart van voldoende grootte (ca. 1,5 bij 1,5 m, zodat de details goed zichtbaar zijn) voorzien van een legenda. Een bestemmingsplan valt via internet niet behoorlijk te bestuderen – net zomin als men bijv. een juridisch handboek behoorlijk via internet kan bestuderen.
2.4. Razendsnelle afhandeling door de gemeenteraad met een groot aantal “last-minute” wijzigingen - waaronder ingrijpende - zonder publieke controle Nadat het ontwerp-plan op 18 augustus 2009 door B&W was gewijzigd, is het gewijzigde ontwerp binnen 3 weken - op 7 september 2009 - behandeld in de gemeenteraadscommissie Ruimte. Het was echter eerst, anders dan appellanten door B&W in hun brief van 24 augustus 2009 was meegedeeld (productie 14), nog op een aantal punten gewijzigd en was zodoende een dubbel gewijzigd ontwerp geworden. Dit is appellanten eerst naderhand gebleken (zie hierna). En vervolgens is het dubbel gewijzigde ontwerp na ruim 2 weken – op 24 september 2009 – door de gemeenteraad vastgesteld – opnieuw nadat er echter eerst nog een groot aantal wijzigingen in was aangebracht, zoals eveneens pas naderhand is gebleken - zodat de gemeenteraad dus zijn fiat heeft gegeven aan een driedubbel gewijzigd ontwerp. 4
Deze “last-minute” wijzigingen zijn dus razendsnel in twee tranches aangebracht, gedurende slechts ruim 5 weken, tussen de vaststelling d.d. 18 augustus 2009 door B&W van het gewijzigde ontwerp – de laatste versie van het nieuwe plan die nog – en dan ook nog op uiterst gebrekkige wijze want via internet - onder de ogen van appellanten is gekomen - en de vaststelling d.d. 24 september 2009 door de gemeenteraad van het inmiddels driedubbel gewijzigde ontwerp-plan. Die “last-minute” wijzigingen zijn, zoals in het navolgende zal worden toegelicht, op geen enkele wijze bekend gemaakt en zijn dus buiten elke publieke controle om aangebracht. Het gaat hier om tientallen wijzigingen, zoals appellanten uiteindelijk bleek uit de definitieve Nota van beantwoording d.d. 24 september 2009 (productie 23) die zij tesamen met de mededeling d.d. 29 september 2009 door B&W van het vaststellingsbesluit van de gemeenteraad (productie 24) hebben ontvangen: zie slotonderdeel 3 (“Opgenomen wijzigingen”) van die nota dat 7 pagina’s beslaat, terwijl dit onderdeel in de voorlopige nota die appellanten d.d. 24 augustus 2009 hebben ontvangen (productie 13) nog slechts 4 pagina’s besloeg. In het overzicht van wijzigingen in de definitieve nota zijn de (tientallen) “last-minute” wijzigingen slechts voor een gedeelte als zodanig kenbaar gemaakt, doordat zij zijn onderstreept. Dat is nl. slechts gebeurd voorzover zij tot de tweede tranche behoorden, die is aangebracht tussen 7 september 2009 – behandeling door de commissie Ruimte – en 24 september 2009 – behandeling door de gemeenteraad. Dit overzicht begint bijv. met het noemen van enkele wijzigingen in de toelichting van het nieuwe plan die niet zijn onderstreept. Die wijzigingen kwamen echter nog niet voor in het overzicht dat aan appellanten in de voorlopige nota (productie 13) is verstrekt, en moeten dus in de eerste tranche zijn aangebracht, tussen 18 augustus 2009 – vaststelling van gewijzigd ontwerp door B&W - en 7 september 2009 – behandeling door de commissie Ruimte. Welke “last-minute” wijzigingen tot de eerste tranche behoren, valt dus niet onmiddellijk vast te stellen (onzorgvuldigheid van de gemeente). Van de tientallen “last-minute” wijzigingen zijn er ettelijke bovendien zeer ingrijpend, ten nadele van appellanten. Daarop zal in het vervolg worden ingegaan. Niet uit te sluiten valt overigens dat het hier gaat om ernstige fouten, met onbedoelde effecten, die te wijten zijn aan de grote haast waarmee de “last-minute” wijzigingen door het gemeentelijke apparaat zijn aangebracht gekoppeld aan een gebrek aan nodige deskundigheid en ervaring bij dit apparaat (opnieuw onzorgvuldigheid van de gemeente dus).
3. Conclusie op voorhand Appellanten concluderen dan ook op voorhand, en voeren allereerst als beroepsgronden aan: 1. Zij hebben het hun toekomende wettelijke recht op inspraak onvoldoende kunnen uitoefenen, door het volgende: a.
De inspraakmogelijkheden van appellanten waren op voorhand zeer drastisch beperkt door de vaststelling op 29 januari 2009 door de gemeenteraad van algemene uitgangspunten, waarin de hoofdlijnen van de nieuwe bestemmingsplannen voor de woonwijken van Heemstede op onaantastbare wijze zijn vastgelegd. Appellanten konden met hun inspraak nog slechts invloed uitoefenen op details van het nieuwe plan. Dit is hun niet meegedeeld in de brief d.d. 24 februari 2009 van B&W (productie 7).
b.
Het ontwerp-plan – het enige waarop appellanten hebben kunnen inspreken – is naderhand eerst door B&W gewijzigd, en niet louter op grond van de ingebrachte zienswijzen doch 5
grotendeels ambtshalve. Deze wijziging is zeer gebrekkig gepubliceerd. c.
En vervolgens is dit gewijzigde ontwerp-plan helemaal buiten elke publieke controle om, tijdens de zeer kortdurende behandeling door de gemeenteraad, in twee tranches op ingrijpende en ten nadele van appellanten strekkende wijze verder gewijzigd waarna het driedubbel gewijzigde ontwerp onmiddellijk door de gemeenteraad als het nieuwe plan is vastgesteld,
2. Aldus is bij de voorbereiding van het nieuwe plan ook niet de vereiste zorgvuldigheid (art. 3:2 en 3:4 lid 1 Awb) in acht genomen. Uit het feit dat een groot aantal “last-minute” wijzigingen – waaronder ingrijpende – nodig bleek te zijn op het door B&W ook al grotendeels ambtshalve gewijzigde ontwerp-plan, volgt dat het oorspronkelijke en aan appellanten voorgelegde ontwerp-plan a fortiori onvoldoende zorgvuldig was voorbereid. Dit blijkt bijv. ook uit het feit dat belangrijke bepalingen daarin ondeugdelijk waren geformuleerd: Zo was art. 15.2.1. van toepassing - aldus luidde de aanhef ervan - op “de in art. 15.1.1. genoemde hoofdgebouwen” - doch in art. 15.1.1 werd helemaal geen melding gemaakt van “hoofdgebouwen”! En art. 15.2.5 sub b verwees naar “de in art. 15.2.1 sub c bepaalde hoogte” – terwijl in art. 15.2.1 sub c helemaal geen hoogte werd genoemd! De gemeente had dit moeten voorkómen door aanzienlijk meer voorbereidingstijd aan het ontwerp-plan te spenderen alvorens de inspraakprocedure te starten. En de gemeente had in ieder geval, toen de onvoldragenheid van het ontwerp-plan ook aan haar duidelijk werd doordat de noodzaak zich openbaarde om ambtshalve een steeds groter aantal wijzigingen aan te brengen, de voorbereidingstijd aanzienlijk moeten verlengen – met gelegenheid voor appellanten en de andere burgers tot effectieve inspraak - alvorens tot vaststelling over te gaan. De gemeente had bij dit alles ook de algemene uitgangspunten volop voor inspraak van de burgers open moeten stellen, in plaats van – zoals is gebeurd – deze in besloten kring vast te stellen en op voorhand tot onaantastbaar te verklaren. -------------------Dit alles geldt temeer omdat, zoals hierna zal worden toegelicht: a.
het nieuwe plan - conform de algemene uitgangspunten - een drastische wijziging van het planologische regime in de erdoor bestreken woonwijken Noordwest bewerkstelligt doordat de mogelijkheden tot erfbebouwing drastisch zijn verruimd, met een grote planschade voor de burgers tot gevolg (in de orde van grootte van 10% van de waarde van hun woningen);
b.
de gemeente zich aan ernstige misleiding van de burgers hieromtrent schuldig heeft gemaakt;
c.
de gemeente daarnaast een grote rechtsonzekerheid op belangrijke planologische punten heeft gecreëerd en daarmee aan de burgers de uitoefening van volstrekte willekeur op die punten in het vooruitzicht heeft gesteld;
d.
de gemeente fundamentele procedurele regels heeft geschonden bij de behandeling van het nieuwe plan door de gemeenteraad.
De extra tijd die nodig was om het nieuwe plan met de zorgvuldigheid voor te bereiden die vereist is, was ook volop beschikbaar. De nieuwe bestemmingsplannen voor Heemstede hoeven eerst medio 2013 vastgesteld te zijn. De gemeente is bezig met de voorbereiding van nog zo’n 4-tal 6
bestemmingsplannen voor de overige woonwijken. Het starten van de inspraakprocedures daarop is eerst gepland vanaf de tweede helft van 2010. Dezelfde planning had aangehouden kunnen worden voor het nieuwe plan voor de woonwijken Noordwest. De gemeente heeft zich dus schuldig gemaakt aan een onrechtmatige planologische overval op de woonwijken Noordwest.
4. Drastische wijziging van het planologische regime In deze paragraaf wordt het nieuwe plan op hoofdonderdelen en op klinische wijze vergeleken met het vorige. Een beschrijving van de planologische structuur van het plangebied – woonwijken Noordwest – wordt gegeven in paragraaf 6.
4.1. Vergelijking tussen het vorige en het nieuwe plan qua bouwmogelijkheden 4.1.1. Bijbouwen Volgens het vorige plan (productie 1) dat de strekking had om het groene karakter van Heemstede te handhaven en te beschermen, mochten er in de achtertuinen bijgebouwen (d.w.z. gebouwen die losstaan van de woning) neergezet worden tot max. 30 m2 oppervlak (art. 11.2.a). Deze bijgebouwen mochten slechts dienen als bergplaats, garage of dergelijke (art. 11.1.e). Zij waren inherent slechts 3 m (1 bouwlaag) hoog, vanwege het beperkte oppervlak - 5 bij 6 m, dus slechts 1 kamer groot - en vanwege de gebruiksbeperking en de strekking van het vorige plan. De bijgebouwen in het plangebied hebben dan ook platte daken, op enkele uitzonderingen na (garages met een puntdakje) die echter vóór de vigeur van het vorige plan zijn neergezet. De effectieve inhoud van een bijgebouw bedroeg onder het vorige plan dus max. 90 m3. Wegens de voornoemde beperkingen zijn er onder de werking van het vorige plan – voorzover appellanten bekend – in het plangebied geen bijgebouwen neergezet. Wél is er op beperkte schaal gebruik gemaakt van de mogelijkheid om aan een hoekwoning een zij-aanbouw te realiseren, tot maximaal 40 m2 (zie art. 11.3.b), of een achteraanbouw aan de woning (hierna besproken). Volgens het nieuwe plan (productie 22) mogen er in de achtertuinen bijgebouwen neergezet worden tot max. 70 m2 (meer dan 2 kamers; zie art. 16.2.2.b) en 6 m (2 verdiepingen) hoog (art. 16.2.2.a jo. e plankaart). Indien de 2 verdieping bestaat uit een dak met de maximaal toegestane helling van 70 graden (art. 16.2.1.f), dan is de inhoud van zo’n bijgebouw van 70 m2 oppervlak dat door het nieuwe plan wordt toegestaan: liefst ca. 390 m3. Dat is bijna de inhoud van een hoofdwoning! (Zo’n “bijgebouw” mag volgens het nieuwe plan bovendien volledig onderkelderd worden – hetgeen het verschil met een hoofdwoning nog kleiner maakt.) N.B. Bij de berekening van inhouden, hiervóór en hierna, is gebruik gemaakt van elementaire wiskunde die algemeen bekend moet worden geacht. Het nieuwe plan biedt dus 2,3 (70/30) resp. 4,3 (390/90) keer zoveel mogelijkheid tot bijbouwen als het vorige – qua oppervlakte resp. qua inhoud. Het nieuwe plan moedigt het neerzetten van grote bijgebouwen ook aan, doordat niet alleen de oppervlaktebeperking tot 30 m2 en de inherente hoogtebeperking tot 3 m die onder het vorige plan golden is geëlimineerd maar ook de beperking van het vorige plan dat bijgebouwen slechts mogen dienen als bergplaats, garage of dergelijke. 7
Weliswaar is in het nieuwe plan opgenomen (als een “last-minute” wijziging, zie ook hierna) dat bijgebouwen niet gebruikt mogen worden als woon- en/of praktijkruimte (art. 16.3.1.c-d), doch die beperking blijkt – zoals hierna behandeld zal worden - niets meer om het lijf te hebben. Dat volgt overigens al uit het feit dat de daken van bijgebouwen voorzien mogen worden van dakkapellen (art.16.2.1.g-h) - hetgeen eveneens bij wijze van “last-minute” wijziging is toegestaan..
4.1.2. Achteraanbouwen Volgens het vorige plan (productie 1) mocht er aan de achterkant van de woningen over een strook van max. 3 m diep aangebouwd worden. Deze strook vormde samen met het aangrenzende bouwvlak van de woning het zg. bebouwingsvlak en is op de plankaart, evenals de woning, met de bestemming ‘wonen’ aangegeven (ongearceerd voorzover ongebruikt). Uitgaande van een gemiddelde woningbreedte van 7 m, leverde die strook (ook wel “restant bebouwingsvlak” genoemd) een bebouwbaar oppervlak op van 21 m2. De hoogte van een achteraanbouw mocht onder het vorige plan 6 m bedragen, volgens de hoogteindicatie op de plankaart (3 m goothoogte, 6 m nokhoogte). In de praktijk is de hoogte van dergelijke aanbouwen echter beperkt gebleven tot 3 m (1 bouwlaag). En het nieuwe plan stipuleert zelfs dat dit onder het vorige plan vereist zou zijn (“de goot- of nokhoogte mag maximaal 3 m zijn”; zie de toelichting, p. 52 (productie 22)) en heeft dit als eis in art. 16.2.2 sub d overgenomen. De maximale inhoud van een achteraanbouw bedroeg onder het vorige plan dus effectief: 63 m3. Volgens het nieuwe plan (productie 22) mag er achter 70 m2 aangebouwd worden (art. 16.2.2.b), zonder enige dieptebeperking, en tot 6 m hoog (art. 16.2.2.a jo. plankaart) behalve wat betreft de eerste 3 m achter de woning: Daar mag een aanbouw slechts maximaal 3 m hoog zijn (art. 16.2.2.d). Indien we uitgaan van een aanbouw over de volle breedte van de woning (7 m) en 10 m diep de achtertuin in, dan is – indien na de eerste 3 m een dak van 3 m hoog wordt aangebracht met de maximaal toegestane helling van 70 graden – de inhoud van zo’n aanbouw: liefst ca. 330 m3. Zo’n achteraanbouw komt dus qua inhoud eveneens dicht in de buurt van een hoofdwoning! Het nieuwe plan biedt dus 3,3 (70/21) resp. 5,2 (330/63) keer zoveel mogelijkheid tot achteraanbouwen als het vorige – qua oppervlakte resp. qua inhoud. Het nieuwe plan moedigt het neerzetten van dergelijke, grote achteraanbouwen ook aan, doordat niet e alleen de dieptebeperking tot 3 m die onder het vorige plan gold is geëlimineerd doch de daken op de 2 verdieping zelfs voortaan van dakkapellen mogen worden voorzien.
4.2. Drastische verruiming van de bouwmogelijkheden Het nieuwe plan biedt dus drastisch verruimde mogelijkheden tot achteraan- en bijbouwen – met een factor 2 tot 5 – in vergelijking met het vorige plan. Dat blijkt ook meteen uit een vergelijking van de plankaarten: Hadden de achtertuinen op de vorige plankaart een aparte kleur (violet), vanwege de bestemming ‘erf’, op de nieuwe plankaart hebben zij dezelfde kleur geel gekregen als de woningen, ter onderstreping van het feit dat de achtertuinen thans tot woningbouwgrond zijn bestemd. Vormden de voor woningen en woningbouw bestemde gronden onder het vorige plan nog slechts een fractie van het oppervlak van de woonwijken Noordwest, onder het nieuwe plan zijn de gronden van de woonwijken vrijwel geheel voor woningen en woningbouw bestemd. 8
4.3. Planschade Iedere burger in het plangebied moet er voortaan rekening mee houden dat een (zij- of achter-) buurman, op grond van het nieuwe plan, in zijn achtertuin een bijgebouw van max. 70 m2 en 6 m hoog kan neerzetten nabij of tegen de erfgrens, of achter aan zijn woning een aanbouw van 6 m hoog (op de eerste 3 m na) kan realiseren die 10 m diep de achtertuin ingaat (of nog dieper indien de aanbouw niet de volle breedte van de woning beslaat). Appellant nr. 1 heeft door een professioneel en beëdigd makelaar laten taxeren welke invloed deze door het nieuwe plan gecreëerde mogelijkheid – nl. dat hij door zijn buren wordt “ingebouwd” met gebouwen van 70 m2 en 6 m hoog - heeft op de waarde van zijn woning (productie 29). Die waarde blijkt daardoor met € 75.000,- (meer dan 10%) te zijn gedaald! Nu zou, volgens de gemeente, deze planschade gecompenseerd worden door de bouwmogelijkheden die appellant nr. 1 zelf dankzij het nieuwe plan heeft gekregen: “Uitgezocht is of de erfbebouwingsregeling waardevermindering van de woning tot gevolg zal hebben. Dit is niet het geval, omdat de bouwmogelijkheden voor iedereen gelijk zijn.” Zie bijv. de reactie van B&W, in de voorlopige Nota van beantwoording (productie 13), op de bezwaren van mw B.E.J. Vitányi, Laan van Rozenburg 6. N.B. Ook bijv. appellant nr. 1 en het echtpaar Nijman (Van Slingelandtlaan 16; productie 10) hebben hun bezwaarschriften op de voornoemde “inbouwschade” gewezen. Doch dat ontbreekt in de door de gemeente gecensureerde versie van hun bezwaarschriften die is opgenomen in de Nota van beantwoording (voorlopig – productie 13, definitief – productie 23). De voorgaande reactie van de gemeente is volstrekt onjuist. Allereerst stelt appellant nr. 1 - evenals de meerderheid van de inwoners van Heemstede - absoluut geen prijs op de door het nieuwe plan geboden forse bouwmogelijkheden, zodat zij voor hem van nul en generlei waarde zijn. Maar bovendien blijken deze eigen bouwmogelijkheden – indien benut - in het economische verkeer zelfs een schadepost ter grootte van ca. € 200.000,- te vormen - die dus nog veel groter is dan de “inbouwschade”! Bij gebruik van deze eigen bouwmogelijkheden – waardoor wellicht de “inbouwschade” vermindert – moeten bouwkosten gemaakt worden. En die blijken veel groter te zijn – met het genoemde bedrag van ca. € 200.000 - dan de waardestijging die de woning aldus ondergaat. Dit is eveneens bij de voornoemde taxatie vastgesteld. Deze grote planschade onderstreept opnieuw dat het planologische regime door het nieuwe plan drastisch is gewijzigd, ten nadele van de burgers.
5. Misleiding door de gemeente 5.1. Misleiding omtrent de drastische verruiming van bouwmogelijkheden door het nieuwe plan De burgers van Heemstede zijn omtrent deze feiten – nl. de drastische verruiming van de bouwmogelijkheden door het nieuwe plan en de daaruit voor hen voortvloeiende planschade - volstrekt misleid door het gemeentelijke apparaat.
9
5.1.1. “Er verandert vrijwel niets” In de eerste en tweede voorpublicatie d.d. 29 oktober 2008 resp. 7 januari 2009 van de gemeente (producties 2-3) met betrekking tot het nieuwe plan Woonwijken Noordwest, werd gesteld: “In grote lijnen blijft het bestemmingsplan hetzelfde. Er komen dus geen ingrijpende veranderingen in dit gebied.” In de vergadering d.d. 12 januari 2009 van de gemeenteraadscommissie Ruimte heeft de verantwoordelijke wethouder, Pieter van de Stadt, beweerd (productie 4): “Er is geen sprake van meer bouwen. Nu is 70,6 m2 mogelijk, dat wordt 70 m2.” In een publicatie d.d. 25 maart 2009 van de gemeente in De Heemsteder (het gemeentelijke orgaan) werd gesteld (productie 9): “Het ter inzage liggende ontwerp-bestemmingsplan woonwijken Noordwest is een zogenaamd conserverend bestemmingsplan. Dit houdt in dat er geen grote wijzigingen zijn ten opzichte van de oude plannen.” In de toelichting bij het ontwerp-plan werd al beweerd: “Voor het voorliggende plangebied is geen risico op planschade” (herhaald op p. 60 van de toelichting bij het definitieve plan, productie 22). De verantwoordelijke wethouder heeft op 25 juni 2009 een ingezonden stuk doen plaatsen in Het Weekblad Kennemerland-Zuid (productie 11) onder de titel: “Er verandert vrijwel niets in de achtertuinen te Heemstede” waarin hij heeft beweerd: “De nieuwe Heemsteedse bestemmingsplannen bevestigen wat er staat” (lees: aan gebouwen in de achtertuinen) “én wat er nu mogelijk is” (lees: qua bij- en aanbouwen in de achtertuinen). Dit heeft hij bij gelegenheid ook als volgt geformuleerd, o.a. in de beslissende gemeenteraadsvergadering van 24 september 2009: “Het nieuwe plan verruimt de bouwmogelijkheden in de achtertuinen niet doch maakt die alleen duidelijker zichtbaar.”
5.1.2. Maar ook: ” De erfbebouwingsmogelijkheden worden verruimd!” Deze beweringen zijn dus volstrekt in strijd met de feiten en de waarheid. Zie ook de navolgende paragraaf 6 (Bedreiging van de binnentuingebieden). Zie bijv. ook de eerste voorpublicatie van de gemeente d.d. 29 oktober 2008 (productie 2) waarin nog werd gesteld: “De mogelijkheden voor erfbebouwing worden verruimd. Er is dus meer toegestaan bij de bouw van schuren, aanbouwen e.d. op de eigen grond.” Zie bijv. ook de tweede voorpublicatie d.d. 7 januari 2009 van de gemeente (productie 3) waarin nog werd gesteld: “Er komen meer mogelijkheden voor de bouw van schuren, aanbouwen e.d. op eigen grond.” Zie bijv. de algemene uitgangspunten zoals vastgesteld op 29 januari 2009 door de gemeenteraad (productie 5) waarin wordt gesteld: “Mede vanwege de ontwikkelingen op het gebied van vergunningsvrij bouwen, is ervoor gekozen ook meer ruimte en vrijheid te bieden in het bestemmingsplan zelf door meer bebouwd oppervlak toe te staan op de bestemming ‘wonen’ buiten het bouwvlak.” 10
N.B. Met de “ontwikkelingen op het gebied van vergunningsvrij bouwen” is hier bedoeld: de toenmalige kabinetsvoornemens om de mogelijkheden tot vergunningsvrij bouwen drastisch te verruimen. Deze voornemens zijn echter begin juli 2009 door de Tweede Kamer volstrekt afgewezen. Daardoor is aan het onderhavige uitgangspunt de belangrijkste grond komen te ontvallen. Dit had moeten leiden tot een “ambtshalve” herziening van dit uitgangspunt, of op zijn minst tot een heroverweging ervan. Dat is echter niet gebeurd. En zie bijv. ook de derde voorpublicatie van de gemeente d.d. 4 februari 2009 (productie 6) waarin nog werd gesteld: “Bij de vastgestelde algemene uitgangspunten gaat het onder meer om een uitbreiding van de mogelijkheden voor erfbebouwing.”
5.1.3. Omslagpunt Deze erkenningen dat door het nieuwe plan de bouwmogelijkheden in de achtertuinen zouden worden verruimd, zij het naar de mening van de gemeente “niet ingrijpend” (zie het voorgaande), heeft de gemeente slechts gedaan totdat de algemene uitgangspunten waren vastgesteld. Kort daarop werd de inspraakprocedure m.b.t. het ontwerp-plan woonwijken Noordwest gestart. In de brief d.d. 24 februari 2009 daarover van B&W aan appellanten (productie 7) werd opeens gesteld: “De mogelijkheden voor erfbebouwing worden anders.” En vervolgens heeft de wethouder deze omslag van zijn college (geen “verruiming” meer van de bouwmogelijkheden, zoals toch uitdrukkelijk gestipuleerd wordt in de onaantastbare algemene uitgangspunten, doch slechts “verandering”) verder versterkt door consequent zijn voorgaand aangehaalde boodschap te gaan uitdragen – “er verandert vrijwel niets” -, niet alleen naar de burgers maar met name ook naar de gemeenteraad toe. En hij heeft de bezwaren van appellanten dienovereenkomstig afgewimpeld en geridiculiseerd - en zelfs publiekelijk zwart gemaakt, als een boodschap van “valse profeten” (zie productie 11). En het belangrijkste argument van de meerderheid van de gemeenteraad, die op 24 september 2009 haar fiat heeft gegeven aan het driedubbel gewijzigde ontwerp-plan, was dat zij meende zonder meer op de wethouder af te kunnen gaan. N.B. Appellanten zouden graag bewijs van dit laatste hebben overgelegd en van de hiervóór geciteerde bewering van de wethouder, geuit in deze gemeenteraadsvergadering. Dat is hun echter niet mogelijk omdat er vanaf mei 2009 nog slechts geluidsbandjes van de gemeenteraads- en commissievergaderingen worden gemaakt – dus geen verslagen meer ! De gemeente Heemstede poogt op alle mogelijke manieren te verhinderen dat de burgers zich tijdig en op onafhankelijke wijze op de hoogte kunnen stellen van de politieke besluitvorming en daarin volwaardig kunnen participeren – zie ook hierna. Appellanten zijn daarom voor het fourneren van bewijsmateriaal grotendeels aangewezen op hetgeen er in de plaatselijke bladen is gepubliceerd – zoals de voornoemde publicatie d.d. 25 juni 2009 van wethouder Van de Stadt (productie 11). De wethouder heeft dus niet alleen de burgers van Heemstede maar ook de gemeenteraad ernstig misleid over de consequenties van het nieuwe plan, met name dat dit de bouwmogelijkheden in de 11
achtertuinen drastisch heeft verruimd ten opzichte van het vorige plan. De vaststelling van het nieuwe plan door de gemeenteraad is gebaseerd op een ondeugdelijke, want volstrekt in strijd met de waarheid zijnde motivering.
5.2. Planologische misleiding Onder het vorige plan vielen de achtertuinen (plus eventuele zij-erven, bij hoekwoningen) onder de bestemming ‘erf’. In het nieuwe plan is aan de achtertuinen (plus eventuele zij-erven) dezelfde bestemming gegeven als aan de woningen, nl. ‘wonen’ - waardoor deze voormalige erven dus tot woningbouwgrond zijn bestemd.
5.2.1. Bewering van de wethouder Wethouder Van de Stadt heeft, om dit te rechtvaardigen, consequent de volgende bewering naar voren gebracht die hij ook heeft opgenomen in zijn voornoemde publicatie d.d. 25 juni 2009 (productie 11): “De nieuwe Wet Ruimtelijke Ordening dwingt de gemeente om de achtertuinen voortaan als ‘ wonen’ te bestemmen in plaats van als ‘erf’.” En ruim twee maanden later, in een interview d.d. 10 september 2009 in Het Weekblad KennemerlandZuid kort voor de beslissende raadsvergadering (productie 18), herhaalde de wethouder deze bewering publiekelijk als volgt: “Volgens nieuwe landelijke inzichten mag de bestemming ‘erf’ niet meer worden gehanteerd.”
5.2.2. De feiten Deze bewering is pertinent onwaar. Volgens de toepasselijke Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen SVBP 2008 (Bijlage 2 bij de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening) dient er bij het kiezen van bestemmingen uitgegaan te worden van de functie(s) die het betreffende deel van het plangebied moet vervullen. De standaard bevat een uitgebreide lijst van functies. Daarin is de functie ‘erf’ uitdrukkelijk opgenomen. Wel is het zo dat de functies in de standaard gegroepeerd zijn in een klein aantal hoofdgroepen die bij de bestemmingsaanduiding als eerste moeten worden gebruikt, en dat bijv. ‘wonen’ en ‘tuin’ wel bij die hoofdgroepen voorkomen doch ‘erf’ niet. Doch de standaard geeft ook aan hoe een functie als ‘erf’ – onder het vorige plan een aparte bestemming, met eigen regels – ook thans planologisch apart gehouden kan worden: De bestemmingsaanduiding moet dan worden ‘wonen – erf’ of ‘tuin - erf’. In het nieuwe plan is zo ook de aparte bestemming ‘verkeer – railverkeer’ gecreëerd, naast de bestemming ‘verkeer’. De bestemming ‘erf’ had dus wel degelijk apart gehandhaafd kunnen blijven, met eigen regels. -------------------De wethouder heeft de burgers en de gemeenteraad dus ook op dit punt willens en wetens voorgelogen - hetgeen des te navranter is omdat de gemeente de voornoemde standaard op een ander belangrijk punt heeft geschonden: zie hierna. 12
Dit bevestigt nog eens dat de vaststelling van het nieuwe plan door de gemeenteraad gebaseerd is geweest op een ondeugdelijke, want volstrekt in strijd met de waarheid zijnde motivering.
6. Bedreiging van de binnentuingebieden 6.1. Wijziging van beleid: van groen naar woningbouw Het feit dat de erven – achtertuinen en eventuele zij-erven – tot woningbouwgrond zijn bestemd hoewel dat dus volstrekt niet noodzakelijk was – zie het voorgaande -, bevestigt wat de bedoeling is van het nieuwe plan, nl. om de mogelijkheden tot bij- en aanbouwen in de achtertuinen drastisch te verruimen – zie eveneens het voorgaande - en om de burgers ertoe aan te zetten om die mogelijkheden te gaan gebruiken. De gemeente beoogt zo indirect woningbouw te doen realiseren, op gronden waarover zij niet de beschikking heeft want die aan de burgers toebehoren en waarop zij dus zelf geen woningbouw kan plegen. Wethouder van de Stadt heeft in gesprekken over het nieuwe plan laten weten dat een doelstelling ervan is om een vergroting van het aantal inwoners van Heemstede te bewerkstelligen. Die doelstelling is sinds kort in de plaats getreden van het oude gemeentelijke beleid, dat gericht was op het behouden en beschermen van het groene karakter van Heemstede en dat zijn neerslag o.a. gevonden heeft in het vorige plan. De gemeente heeft de nieuwe doelstelling al gedemonstreerd door bijv. op het groene terrein van een voormalig tuincentrum nabij het NS-station een dichtbebouwde nieuwe woonwijk te doen neerzetten, het zg. “Vogelpark” – waar geen park en geen vogel meer te bekennen is.
6.2. De planologische structuur van het plangebied Het plangebied woonwijken Noordwest telt zo’n 25 woonwijken. Die zijn ruim gepland als kwadranten van ca. 100 bij 100 m. De woonhuizen, in de 1930er jaren gebouwd als grote, “statige herenhuizen”, liggen aan de randen van die kwadranten, dicht tegen de (thans zeer drukke) openbare wegen aan die de woonwijken begrenzen. Aan de achterkant van de woningen liggen grote tuinen – zo’n 20-30 m diep – die aan elkaar grenzen en tesamen een aaneengesloten groengebied ofwel binnentuingebied vormen. In het geval van appellanten is dat binnentuingebied ca. 60 bij 100 m groot is - de grootte dus van een fors voetbalveld. In die binnentuingebieden – per wijk bestaande uit de aaneengesloten achtertuinen - staat thans na ca. 70 jaar “nog slechts” een enkel schuurtje van max. 3 m hoog. Die gebieden verschaffen aan de omwonenden weldadige rust en zicht op bomen, heesters etc., zij verschaffen privacy (geen inkijk) en volop gelegenheid tot tuinieren, zij verschaffen speelgelegenheid aan kleine kinderen die daarvoor niet terecht kunnen op de openbare ruimte – die vrijwel uitsluitend bestaat uit drukke en gevaarlijke wegen. Appellanten hebben in hun binnentuingebied in de afgelopen jaren ca. 30 verschillende vogelsoorten waargenomen, waaronder de sperwer die een groot vlieggebied nodig heeft.
6.3. Bedreiging van de groene binnentuingebieden Onder de vigeur van het nieuwe plan kunnen en zullen die groene binnentuingebieden volgebouwd gaan worden, met – per perceel – een fors bijgebouw of forse achteraanbouw van 70 m2 en 6 m hoog. Dat levert een bebouwing van ca. 1/3 deel van die binnentuingebieden op, terwijl het overblijvende groen volkomen versnipperd zal worden. De vogelstand zal bijgevolg drastisch achteruit gaan, de 13
speelmogelijkheden voor kleine kinderen zullen verdwijnen, het tuinieren zal voor de omwonenden een uiterst frustrerende bezigheid worden, het aantal verkeersbewegingen zal toenemen waardoor de openbare wegen nog drukker worden dan zij al zijn. Aan de omwonenden zal op ernstige wijze licht, uitzicht, privacy, kortom: woongenot worden ontnomen, op dezelfde wijze als dit bijv. in de binnensteden van Haarlem of Amsterdam het geval is. In de toelichting bij het nieuwe plan – zie par. 2.3 Groen - wordt geen woord gewijd aan deze tientallen binnentuingebieden – elk ter grootte van een voetbalveld – die in het plangebied aanwezig zijn. Dit bevestigt opnieuw dat het nieuwe plan beoogt om deze gebieden op te offeren – en dan ook nog op slinkse wijze - aan woningbouw. De voornoemde negatieve effecten daarvan op het woongenot vertalen zich financieel in de grote planschade die het gevolg is van het nieuwe plan en die eerder in paragraaf 4 is behandeld.
6.4. Evaluatie Een dergelijk ingrijpende planologische verandering moet op een zeer weloverwogen keuze berusten, wil zij rechtmatig zijn. Daarvan is bij het nieuwe plan echter geen enkele sprake geweest. Het gemeentelijke apparaat – de wethouder voorop – heeft immers – zie het voorgaande – de burgers en de gemeenteraad continu misleid met de bewering dat er planologisch (vrijwel) niets zou veranderen, en heeft om die (valse) reden de bezwaren van appellanten – en van het merendeel van de bezwaarmakers – genegeerd en/of weggewuifd/geridiculiseerd/zwartgemaakt – welke bezwaren gericht waren tegen de ingrijpende planologische verandering die het nieuwe plan bewerkstelligt. En de meerderheid van de gemeenteraad heeft blindelings (en overigens gemakzuchtig en getuigend van kortheid van memorie) op het gemeentelijke apparaat incl. de wethouder vertrouwd.
7. Onzorgvuldige voorbereiding, rechtsonzekerheid, gemeentelijke willekeur 7.1. Mogen onder het nieuwe plan bijgebouwen bewoond worden, of niet? Onder het vorige plan mochten bijgebouwen slechts gebruikt worden als bergplaats, garage of dergelijke. In het nieuwe plan is, vanaf het ontwerp, aan de erven (achtertuinen plus eventuele zij-erven) de bestemming ‘wonen’ gegeven en zijn deze aldus tot woningbouwgrond bestemd. Het ontwerp-plan (productie 8) bevatte op dit punt slechts de beperking dat bijgebouwen niet als seksinrichting of voor de detailhandel gebruikt mogen worden (art. 15.3.1). Het stond dan ook op grond van het ontwerp-plan als een paal boven water – en werd door de bijbehorende toelichting nog eens uitdrukkelijk en ten overvloede bevestigd, zie p. 60 - dat bijgebouwen gebruikt mogen worden als woning en/of praktijkruimte.
7.1.1. “Op woningbouwgrond kan natuurlijk niet gewoond worden” Niettemin heeft wethouder Van de Stadt ook dit evidente feit keer op keer en in het openbaar pertinent 14
ontkend, o.a. in zijn voornoemde publicatie d.d. 25 juni 2009 (productie 11): “Ook onder het nieuwe plan mag je geen tweede woning in je achtertuin bouwen en daar gaan wonen of laten wonen. Wel een aanbouw of een schuur. Net als nu.” en in zijn beantwoording d.d. 25 augustus 2009 van vragen gesteld door de CDA-fractie (productie 15): “Er kan niet zelfstandig gewoond worden in een losstaand bijgebouw. Dat is geregeld in het Bouwbesluit.” Met dit laatste bevestigde de wethouder impliciet dat bewoning van bijgebouwen in het nieuwe plan was toegestaan. Doch hij stipuleerde dus, volkomen ten onrechte, dat dergelijk gebruik verhinderd zou worden door het Bouwbesluit.
7.1.2. Formeel gewaarborgd? Uiteindelijk is er, bij de “last-minute” wijzigingen, aan het nieuwe plan (productie 22) de bepaling toegevoegd (art. 16.3.1.c-d) dat bijgebouwen niet gebruikt mogen worden als woning en/of praktijkruimte. Ook de betekenis van deze bepaling is echter door de wethouder op voorhand volstrekt op losse schroeven gezet – waarbij hij zijn voorgaand weergegeven uitspraken bovendien weer faliekant tegensprak - doordat hij in een reactie d.d. 25 augustus 2009 op een notitie van raadsfractie Prins bij herhaling heeft gesteld (productie 16): “Voor wonen op het erf is in het huidige plan een ontheffing noodzakelijk. Die wordt in de praktijk altijd verleend.” M.a.w. ook de meer stringente bepaling in het vorige plan dat bijgebouwen slechts gebruikt mochten worden als bergplaats, garage of dergelijke zou volgens de wethouder een wassen neus zijn geweest waarmee zonder meer en consequent door de gemeente de hand zou zijn gelicht. Indien dit waar is – aan de appellanten zijn hiervan nl. geen voorbeelden bekend en de wethouder heeft ook geen enkel bewijs voor deze bewering verstrekt –, dan is hier sprake van een gemeentelijke minachting voor bestemmingsplanbepalingen die inacceptabel is. Bestemmingsplanbepalingen maken inbreuk op het eigendomsrecht van de burgers – en moeten dan ook strikt door de gemeente gerespecteerd worden. De wethouder heeft in de gemeenteraadsvergadering van 24 september 2009 ook voor het nieuwe plan zo’n ontheffingspraktijk in het vooruitzicht gesteld – hetgeen past bij zijn (onware) beweringen dat “er onder het nieuwe plan niets verandert” en “er ook onder het vorige plan steevast ontheffing voor wonen op het erf” zou zijn verleend. Bovendien is het bij de “last-minute” wijzigingen mogelijk gemaakt dat bijgebouwen van dakkapellen worden voorzien - hetgeen alleen past bij een gebruik als woning en/of praktijkruimte. En overigens kan een bijgebouw volgens het nieuwe plan door middel van een gangetje verbonden worden met de woning, om aldus bestempeld te worden tot een “aanbouw” waarvan met zekerheid vaststaat dat die bewoond mag worden. Een dergelijke aanpak om een bijgebouw tot aanbouw en daarmee zeker bewoonbaar te maken was onder het vorige plan verboden doch is zonder meer mogelijk onder het nieuwe plan. Zo’n “aangebouwd bijgebouw” kan, indien het wordt neergezet vanaf 3 m achter de achtergevel 15
– zodat de hoogte overal 6 m mag zijn – en het met de woning wordt verbonden door middel van een gang van 2 m breed, een oppervlak van 64 m2 en een inhoud van ca. 360 m3 hebben. Dat is qua inhoud méér dan gerealiseerd kan worden door een achteraanbouw direct tegen de woning aan (zie paragraaf 4) en is 5,7 (360/63) keer zoveel qua inhoud als wat er onder het vorige plan aan achteraanbouw neergezet kon worden (zie eveneens paragraaf 4)! Dit illustreert nog eens de drastische verruiming van bouwmogelijkheden die het nieuwe plan biedt. -------------------De gemeente heeft dus ook met betrekking tot deze belangrijke vraag – nl.: mag een bijgebouw bewoond worden of niet? - onophoudelijk uitspraken gedaan die (evident) onjuist zijn en onderling volstrekt tegenstrijdig, en heeft duidelijk en ongegeneerd en tot het laatste moment naar voren gebracht dat zij zonder meer de hand wenst te lichten met bestemmingsplanbepalingen die het gebruik van bijgebouwen als woning en/of praktijkruimte verbieden. Ook de regels van het nieuwe plan zijn op dit punt tegenstrijdig. Het nieuwe plan biedt dus aan de burgers geen enkele zekerheid wat betreft de beantwoording van de voorgaande, belangrijke vraag. De burgers zijn op dit punt geheel overgeleverd aan de willekeur van de gemeente. Dat is inacceptabel.
7.2. Mogen de mogelijkheden tot vergunningsvrij bouwen resp. tot bestemmingsplanconform bouwen bij elkaar opgeteld worden (cumulatie) of niet? 7.2.1. Hoofdregel: geen cumulatie In beginsel gaat vergunningsvrij bouwen – geregeld in het Besluit bouwvergunningsvrije en lichtbouwvergunningsplichtige bouwwerken (Bblb) – ten koste van de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt. De Tweede Kamer heeft dit begin juli 2009 nog eens bevestigd, toen zij in een motie de kabinetsvoornemens tot een drastische uitbreiding van de mogelijkheden tot vergunningsvrij bouwen afwees en eiste dat de mogelijkheden tot vergunningsvrij bouwen binnen die van het bestemmingsplan blijven. Die motie zou volstrekt zinloos zijn geweest indien de mogelijkheden tot vergunningsvrij bouwen opgeteld zouden mogen worden bij, gecumuleerd zouden mogen met die van het bestemmingsplan. In het Bblb zijn uitdrukkelijk anti-cumulatiebepalingen opgenomen. Een eenmaal gerealiseerde vergunningsvrije bouw gaat ten koste van toekomstige vergunningsvrije bouwprojecten. Zie bijv. art. 2 sub a: Nadat eenmaal een vergunningsvrije achteraanbouw is gerealiseerd – tot max. 2,5 m diep -, is er geen verdere vergunningsvrije achteraanbouw meer mogelijk omdat die dient te geschieden “tegen de oorspronkelijke achtergevel aan”. Onder de vigeur van het vorige plan heerste er bij de toetsing van bouwprojecten aan het bestemmingsplan een anti-cumulatiepraktijk, conform ook de strekking van dit plan (het handhaven en beschermen van het groene karakter van Heemstede). De vorige bewoner van de Van Slingelandtlaan 20 bijv. heeft enkele jaren geleden een zij-aanbouw gerealiseerd. Bij de vergunningverlening daarvoor is het oppervlak van een nog veel eerder gebouwde achteraanbouw afgetrokken van het “bouwquotum” van 40 m2 dat volgens het vorige plan voor zo’n zij-aanbouw beschikbaar was.
16
7.2.2. Innerlijk tegenstrijdige tegenspraak van de hoofdregel Wethouder Van de Stadt en het gemeentelijke apparaat hebben echter, volkomen in tegenspraak met het voorgaande, onophoudelijk gedaan alsof cumulatie zonder meer mogelijk zou zijn – waarmee overigens werd bevestigd dat het de bedoeling van het nieuwe plan is om de achtertuinen zoveel mogelijk volgebouwd te krijgen –; en zij hebben dat, gewoontegetrouw, op tegenstrijdige wijze gedaan. Zie bijv. de definitieve Nota van beantwoording (productie 23): Aan het echtpaar Nijman (Van Slingelandtlaan 16) wordt daarin bijv. voorgehouden dat het vanwege een reeds gerealiseerde achteraanbouw van 17,5 m2 volgens het nieuwe plan nog 70 – 17,5 = 52,5 m2 aan bouwmogelijkheid heeft (geen binnenplanse cumulatiemogelijkheid dus) doch dat daar nog 30 m2 aan vergunningsvrij bouwen bij opgeteld kan worden (wél cumulatie van planconforme en vergunningsvrije bouwmogelijkheden), tot een totaal dus van 82,5 m2. N.B. Dit was, gezien het feit dat dit echtpaar – evenals het merendeel van de bezwaarmakers – juist bezwaren heeft aangevoerd tegen de drastisch verruimde bouwmogelijkheden onder het nieuwe plan (productie 10), wel een uiterst cynische, om niet te zeggen onbeschofte reactie van B&W - die ook gegeven is aan andere bezwaarmakers, bijv. aan dhr E.H. Frances (Crayenestersingel 41). Zie ook het antwoord van de wethouder op de vragen van de CDA-fractie (productie 15): Daarin wordt beweerd dat de mogelijkheden tot vergunningsvrij bouwen opgeteld kunnen worden bij die van het bestemmingsplan, zij het nu met de kanttekeningen dat deze cumulatie eerst mogelijk zou zijn bij achtertuinen van 140 m2 of meer – omdat het nieuwe plan 70 m2 aan bouwmogelijkheid biedt en er vergunningsvrij tot maximaal 50% van het achtererf bebouwd mag worden – en dat de gecumuleerde bouwmogelijkheden niet boven 50% van de achtertuin zouden mogen uitkomen.
7.2.3. Optellen van appels bij peren Bij deze beweringen met betrekking tot de mogelijkheid van cumulatie van de bestemmingsplanconforme en vergunningsvrije bouwmogelijkheden is het gemeentelijke apparaat geheel voorbijgegaan aan het feit dat vergunningsvrij aan- en bijbouwen slechts tot max. 3 m hoog (1 bouwlaag) is toegestaan (zie art. 2 sub a, aanhef, en sub b, aanhef Bblb) terwijl het nieuwe plan aan- en bijbouwen tot liefst 6 m hoog (2 verdiepingen) toestaat - op de eerste 3 m achter de woning na. Ook aan andere belangrijke verschillen is aldus voorbijgegaan, bijv.: Bij vergunningsvrij bijbouwen moet een afstand van tenminste 1 m tot de erfscheiding in acht worden genomen (art. 2 sub b.1.c. Bblb), terwijl deze beperking niet geldt voor het aan- of bijbouwen onder het nieuwe plan. In de beweringen van de gemeente zijn dus telkens appels bij peren opgeteld! Op dezelfde wijze - d.w.z. door toepassing van oppervlakte-cumulatie - is het gemeentelijke apparaat aan de zg. 70 m2 regel van het nieuwe plan gekomen, d.w.z. de simpele regel dat er per perceel 70 m2 bebouwd mag worden, n’importe waar (art. 16.2.2 sub b). De bouwmogelijkheden van het vorige plan – dat gericht was op groenbescherming - waren gecompartimenteerd - waarbij elk compartiment van eigen en stringente beperkingen was voorzien, bijv.: achteraanbouw max. 3 m diep; bijgebouw inherent max. 3 m hoog; overige aanbouw voor bewoning slechts toegestaan op een zij-erf en dus slechts mogelijk bij een hoekwoning. Deze “bouwcompartimenten” zijn in het nieuwe plan van hun specifieke beperkingen (m.b.t. afmetingen, plaats, bestemming) ontdaan en simpelweg qua oppervlakte bij elkaar opgeteld. Daarbij heeft een royale afronding naar boven plaatsgevonden, conform het eerder geciteerde algemene uitgangspunt dat 17
er meer gebouwd moest kunnen worden (een tussenwoning van 7 m breed had onder het vorige plan bijv. slechts 21 + 30 = 51 m2 aan bouwmogelijkheid). Daarbij is de grootste bouwhoogte die het vorige plan toestond – nl. 6 m, en die daar bedoeld was en slechts zin had voor aanbouw – op het royale “totaalbouwpakket” van 70 m2 van toepassing verklaard. De gemeente heeft aldus, om dit in een beeld te vatten, appels bij peren opgeteld en er een grote meloen van gemaakt. Dat heeft ertoe geleid dat (zie paragraaf 4 en de vorige subparagraaf 7.1) het nieuwe plan qua oppervlak 2-3 keer zoveel mogelijkheid tot aan- en bijbouwen biedt als het vorige en qua inhoud zelfs 46 keer! Dit laatste geeft nog eens aan hoe wezenlijk het aspect bouwhoogte is – dat in de gemeentelijke stukken – zie ook de voorgaande beweringen over cumulatie-mogelijkheden – geheel genegeerd is.
7.2.4. Zelftegenspraak In andere gevallen dan de hierboven behandelde heeft de wethouder de mogelijkheid van cumulatie juist weer uitgesloten. Volgens zijn publicatie d.d. 25 juni 2009 in Het Weekblad Kennemerland-Zuid (productie 11) bijv. zou appellant nr. 1 (eigenaar van een hoekwoning) onder het vorige plan “slechts” 65 m2 aan bouwmogelijkheid hebben – 25 m2 achteraanbouw en 40 m2 zijaan- en bijbouw -, en zou hij dit dus niet mogen aanvullen met 30 m2 aan vergunningsvrij bouwen. Eerder had de wethouder, in de commissievergadering van 12 januari 2009 (productie 4), de bouwmogelijkheid onder het vorige plan algemeen op 70,6 m2 gesteld (hoewel die toch voor tussenwoningen slechts 51 m2 was, zie hiervóór). En in zijn latere interview d.d. 10 september 2009 in het voornoemde weekblad (productie 18) stelde hij het door appellant nr. 1 bebouwbare oppervlak op: 69 m2. De wethouder heeft daarbij niet alleen telkens een cumulatie met de vergunningsvrije bouwmogelijkheden achterwege gelaten, doch kwam hierbij dus ook telkens met andere getallen aanzetten, met name ook wat betreft de grootte van het bebouwbare oppervlak voor appellant nr. 1 (70,6 – 65 – 69 m2). Hij demonstreerde aldus opnieuw dat hij onophoudelijk zichzelf faliekant tegenspreekt en de waarheid geweld aandoet.
De gemeente heeft dus ook op dit belangrijke punt voortdurend uitspraken gedaan die (evident) onjuist zijn en onderlinge tegenstrijdig. Zij heeft aldus een volstrekte rechtsonzekerheid geschapen wat betreft het antwoord op de belangrijke vraag in hoeverre bouwmogelijkheden – vergunningsvrij resp. volgens het bestemmingsplan - al dan niet gecumuleerd mogen worden. De burgers zijn ook op dit punt de speelbal geworden van het gemeentelijke apparaat - zoals hiervóór is geïllustreerd met de uitspraken van de wethouder over de bouwmogelijkheden van appellant nr. 1.
7.2.5. Formele vergroting van rechtsonzekerheid Die rechtsonzekerheid wordt verder vergroot door het nieuwe plan zelf (productie 22). Art. 23 daarvan bevat een zg. “anti-dubbeltelbepaling” die de volgende mistige inhoud heeft: “Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.” De toelichting hierop (p. 54) is al evenzeer mistig: “Deze bepaling dient om te voorkomen dat, indien bij een bepaald gebouw een zeker open terrein is geëist, dat terrein nog eens meetelt bij het beoordelen van een aanvraag voor een 18
ander gebouw waaraan een soortgelijke eis is gesteld.” Stel dat een burger met een woning van 7 m breed en (oorspronkelijk) een tuin van tenminste 12,5 m diep vergunningsvrij een achteraanbouw van 2,5 m diep en dus met een oppervlak van 17,5 m2 heeft gerealiseerd (een voorbeeld hiervan is: Van Slingelandtlaan 16, de woning van het echtpaar Nijman) en dat hij deze achteraanbouw, op grond van het nieuwe plan, met 70 m2 (10 m diep) wil uitbreiden: Moet dit bouwproject dan worden afgewezen omdat, na de vergunningsvrije achteraanbouw, volgens het bestemmingsplan nog slechts 70 – 17,5 = 52,5 m2 aan achteraanbouwmogelijkheid resteert (anticumulatie, die onder het vorige plan de praktijk was)? Of moet dit project worden afgewezen omdat, na de vergunningsvrije achteraanbouw, de eerstvolgende 2,5 m achtertuin – vanwege de 50%-eis van art. 2 sub a.5 Bblb en de voorgaande zg. “antidubbeltelbepaling” – definitief onbebouwd moet blijven? Of kan het bouwproject toegestaan worden mits de oorspronkelijke tuin tenminste 2 * (17,5 + 70) = 175 m2 groot was, omdat cumulatie is toegestaan indien de (oorspronkelijke) tuin tenminste 140 m2 groot is en tenminste 50% daarvan onbebouwd blijft (volgens het antwoord van de wethouder op de vragen van de CDA-fractie, productie 15)? Of is het project (en dus cumulatie) toegestaan en kan zelfs nog meer achter aangebouwd worden – nl. 12,5 (restant vergunningsvrij volgens art. 2 sub b.4 Bblb) + 70 = 82,5 m2, zoals B&W in de definitieve Nota van beantwoording (productie 23) aan het echtpaar Nijman hebben laten weten – mits – vanwege de zg. “anti-dubbeltelbepaling” - tenminste 30 + 25 = 55 m2 tuin onbebouwd blijven en de oorspronkelijke tuin dus tenminste 155 m2 groot was? Of zijn er nog andere reacties mogelijk?
Dit voorbeeld illustreert nog eens hoe groot de rechtsonzekerheid is die ook op dit belangrijke punt door de gemeente is gecreëerd en die de burgers ook in dat opzicht geheel overlevert aan de willekeur van de gemeente. Dat is inacceptabel.
8. Ingrijpende last-minute wijzigingen Hierna volgt een niet-uitputtende beschrijving van enkele ingrijpende “last-minute” wijzigingen die ten nadele van de burgers strekken – en die buiten elke publieke controle om zijn aangebracht (zie hierna).
8.1. Dakkapellen toegestaan op aan- en bijgebouwen Art. 15.2.1 van het ontwerp-plan (productie 8) gaf bouwregels voor hoofdgebouwen. In het definitieve plan (productie 22) is dit art. 16.2.1 geworden, dat bouwregels geeft niet alleen voor hoofdgebouwen maar ook voor aan- en bijgebouwen. De regels sub g-h zijn daarbij zonder meer gehandhaafd. Het gevolg is dat, waar voorheen dakkapellen alleen op hoofdgebouwen mochten worden aangebracht, het aanbrengen van dakkapellen uiteindelijk ook op aan- en bijgebouwen is toegestaan - met alle extra nadelige effecten die dit voor de buren zal hebben, met name voor hun privacy. Dit houdt voor appellanten een ernstige reformatio in peius in ten opzichte van het ontwerp-plan – die door de gemeente ambtshalve en, zoals gezegd, buiten elke publieke controle om is aangebracht. 19
8.2. Verbod van stallen van eigen auto op eigen erf Bij de “last-minute” wijzigingen is aan de omschrijving (in art. 16.1.1) van de bestemming ‘wonen’ – waaronder voortaan dus ook de erven vallen – onder meer de bepaling sub c toegevoegd: “het stallen van vervoermiddelen en andere niet voor de (detail)handel bestemde goederen, per plaatse van de aanduiding ‘garage’” Bijgevolg mogen burgers hun eigen auto alleen nog op hun eigen erf (bijv. in een eigen garage) stallen indien de betreffende plek op de plankaart uitdrukkelijk als ‘garage’ is aangegeven. De gemeente heeft echter nagelaten om voor de burgers op de plankaart telkens een plek op hun eigen erf (in voorkomende gevallen: waar zij een eigen garage hebben) van de aanduiding ‘garage’ te voorzien. Bijgevolg is het de burgers voortaan verboden om hun eigen auto op hun eigen erf te stallen, en mogen zij dit zelfs niet doen in een eigen garage! Zij moeten dus hun auto’s voortaan, verplicht, op/langs de openbare weg stallen. Dat is niet alleen een reformatio in peius die de parkeerproblemen in Heemstede volkomen onnodig op zeer ernstige wijze vergroot en de toch al kritieke verkeersdoorstroming op ernstige wijze verder belemmert, maar houdt een ongehoord ernstige inbreuk in op het eigendomsrecht van de burgers waarvoor elke motivering – laat staan een redelijke – ontbreekt. Deze wijziging is dan ook, gezien ook art. 1 Protocol 1 EVRM waarin het eigendomsrecht van burgers gewaarborgd en beschermd wordt, volstrekt inacceptabel.
9. Overige inbreuken door het nieuwe plan op het eigendomsrecht en op wettelijke eisen 9.1. Zg. “monumentale” of “beeldbepalende boom” in achtertuin Burgers die een zg. “monumentale” of “beeldbepalende boom” in hun achtertuin hebben staan zijn, wat hun tuinieren betreft, door het nieuwe plan kortweg gezegd onder curatele van B&W gesteld: zie de art. 16.5.1-16.5.4. Wat verstaan moet worden onder een “monumentale boom” resp. “beeldbepalende boom”, is echter nergens in (de regels van) het nieuwe plan gedefinieerd en wordt evenmin in de toelichting toegelicht! De gemeente heeft, geheel eenzijdig en volstrekt eigenmachtig, buiten de betrokken burgers om, een lijst van zg. “monumentale” resp. “beeldbepalende” bomen opgesteld en die als bijlage achter de toelichting – dus niet bij de regels! - gevoegd. Gesteld kan daarom worden, gezien het voorgaande, dat de onderhavige bepalingen van het nieuwe plan geen enkel rechtsgevolg hebben. Dat onderstreept dan nog eens de grote onzorgvuldigheid waarmee het nieuwe plan is voorbereid. Indien de onderhavige bepalingen wel rechtsgevolg zouden hebben, zouden zij vanwege hun volstrekte onduidelijkheid – met de bijbehorende rechtsonzekerheid voor de burgers – en het ontbreken van enige motivering – de toelichting bij het nieuwe plan (productie 22) geeft slechts de ongemotiveerde bewering dat het vereiste van een kapvergunning onvoldoende bescherming zou bieden (toelichting, p. 32) zonder meer een onrechtmatige inbreuk vormen op het eigendomsrecht van de burgers, gewaarborgd en beschermd in art. 1 Protocol 1 EVRM.
20
9.2. De bestemmingsomschrijving van ‘maatschappelijk’ De SVBP 2008 (Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen) wijst erop dat sommige bestemmingshoofdgroepen – waaronder ‘maatschappelijk’ – zodanig ruim zijn dat in de bestemmingsomschrijving moet worden aangegeven – geënumereerd moet worden - welke functies (waarvan de standaard dus een lijst bevat) toelaatbaar zijn. Dat is in het nieuwe plan nagelaten. De bestemmingsomschrijving voor ‘maatschappelijk’ (art. 11) vermeldt slechts ‘voor maatschappelijke doeleinden’ – hetgeen derhalve veel te vaag en in strijd met de standaard is. Terwijl de wethouder zich dus op deze standaard heeft beroepen om, volkomen in strijd met de waarheid, te beweren dat daardoor een aparte bestemming ‘erf’ niet meer zou zijn toegelaten – zie het voorgaande -, is de standaard op dit punt juist door de gemeente met voeten getreden. Dat onderstreept opnieuw de grote onzorgvuldigheid waarmee de gemeente het nieuwe plan heeft voorbereid.
10. Schending van fundamentele procedurele regels 10.1. Gemeenteraadsvergadering d.d. 24 september 2009 De agenda van de gemeenteraadsvergadering op 24 september 2009 – waarin het nieuwe plan is vastgesteld – is op 16 september 2009 bekendgemaakt in De Heemsteder (productie 19), met de mededeling dat de gerelateerde raadsstukken op de website van de gemeente te vinden zouden zijn.
10.1.1. Niet openbaar Die website bevatte echter geen enkel stuk met betrekking tot de vaststelling van het bestemmingsplan woonwijken Noordwest. Dat is ook niet zo verwonderlijk, want eerst op de volgende dag – 17 september 2009 – hebben B&W vastgesteld welke versie van het nieuwe plan – incl. de tweede tranche van de “last-minute” wijzigingsvoorstellen - aan de gemeenteraad ter vaststelling zou worden voorgelegd (productie 20). Zelfs op 21 september 2009 ontbraken deze stukken echter nog steeds op de gemeentelijke website (productie 21). Het publiek is dus geheel onkundig gelaten van die relevante stukken. Dit houdt een schending in van art. 14 (Openbare kennisgeving) van het Reglement van orde van de gemeenteraad en meer algemeen van de volgende fundamentele eis die in een democratische rechtsstaat geldt: De besluitvorming van het openbaar bestuur moet in openbaarheid plaatsvinden (uitzonderingen daargelaten, waarvan hier echter geen sprake was), zodanig dat elke burger tijdig en effectief in die besluitvorming kan participeren of deze althans op zijn minst geheel kan volgen totdat zij wordt afgerond. Dit logenstraft ook voor de zoveelste keer een bewering die de verantwoordelijke wethouder, Pieter van de Stadt, heeft gedaan, nl. (in zijn publicatie d.d. 25 juni 2009; productie 11): “Alle informatie is op de gemeentelijke website te vinden”
21
10.1.2. Raad niet tijdig geïnformeerd Er moet van worden uitgegaan dat op de laatstgenoemde datum van 21 september 2009 ook de raadsleden nog steeds niet hebben beschikt over de relevante stukken. In ieder geval staat vast dat zij die niet vóór 17 september 2009 – de dag van het B&W-besluit (productie 20) – kunnen hebben ontvangen. Dit houdt een schending in van lid 2 van art. 10 (Oproep) van het voornoemde Reglement van orde, welke bepaling voorschrijft (jo. art. 10 lid 1) dat de stukken die relevant zijn voor geagendeerde onderwerpen tenminste 10 dagen vóór de betreffende raadsvergadering aan de raadsleden moeten worden toegezonden (tesamen met de agenda).
10.2. Commissievergadering d.d. 7 september 2009 10.2.1. Niet openbaar De eerdere behandeling in de commissie Ruimte op 7 september 2009 van het toen nog “slechts” dubbelgewijzigde nieuwe plan is bekend gemaakt in De Heemsteder van 2 september 2009 (productie 17). Daarbij is, in strijd met art. 14 (Openbare kennisgeving) van de Verordening op de raadscommissie, nagelaten om: a. de aanvangstijd te vermelden, b. te vermelden op welke wijze en op welke plaats eenieder zich van de te behandelen stukken kon voorzien, en c. te vermelden dat aanwezigen een spreekrecht hebben. Voorafgaand aan de laatstgenoemde vergadering hadden B&W een eerste tranche van “last-minute” wijzigingsvoorstellen opgesteld. Dat is niet bekend gemaakt en die wijzigingsvoorstellen zijn niet gepubliceerd - zodat het publiek zich niet – laat staan tijdig - vóór die vergadering van die wijzigingsvoorstellen op de hoogte kon stellen. Daarmee is niet alleen art. 13 (Ter inzage leggen van stukken) van de Verordening op de raadscommissies geschonden maar ook de voornoemde, fundamentele eis inzake de inachtneming van openbaarheid jegens de burgers.
10.2.2. Raad niet tijdig geïnformeerd Die laatstgenoemde wijzigingsvoorstellen zijn eerst op 4 september 2009 aan de betrokken raadsleden (die lid zijn van de commissie Ruimte) toegestuurd. Daarmee is art. 11 (Oproep) van de Verordening op de raadscommissies geschonden, welke bepaling voorschrijft dat de stukken die op een geagendeerd onderwerp betrekking hebben tenminste 8 dagen vóór de betreffende commissievergadering aan de betrokken commissieleden moeten worden toegestuurd.
10.3. Conclusie Bij de behandeling van het nieuwe plan op 7 september 2009 door de commissie Ruimte en vervolgens en tenslotte op 24 september 2009 door de voltallige raad, waarbij door het gemeentelijke apparaat in twee tranches tientallen “last-minute” wijzigingen – waaronder ingrijpende – op het door B&W d.d. 18 22
augustus 2009 gewijzigde ontwerp-plan zijn ingebracht, zijn dus fundamentele procedurele regels geschonden - incl. de toepasselijke bepalingen van algemeen verbindende verordeningen (Reglement van orde van de gemeenteraad en Verordening op de raadscommissies, beide vastgesteld bij raadsbesluit van 25 oktober 2007) - die strekken ter waarborging dat de burgers de politieke besluitvorming kunnen controleren en beïnvloeden en dat de gemeenteraad zich voldoende kan voorbereiden om tot een goed gefundeerd besluit te komen. Het gemeentelijke apparaat heeft niet alleen de burgers maar ook de gemeenteraad op illegale wijze met zijn “last-minute” wijzigingsvoorstellen overvallen – en dit was in de raadszaal zeer duidelijk te merken, met name in de vorm van onwetendheid bij de raadsleden over de inhoud van het nieuwe plan en van de talrijke “last-minute” voorstellen en over de consequenties daarvan. Het vaststellingsbesluit d.d. 24 september 2009 van de gemeenteraad is daarom alleen al nietig geweest, althans dient daarom vernietigd te worden.
11. Manipulatie van documenten door de gemeente, repressie van de inbreng van burgers Appellanten hebben zich in het voorgaande, wat de genoemde procedurele regelingen betreft (Reglement van orde van de gemeenteraad en Verordening op de raadcommissies), gebaseerd op de teksten van deze regelingen zoals die op 5 september 2009 op de gemeentelijke website gepubliceerd en dus vigerend waren.
11.1. Manipulatie Inmiddels zijn de teksten van deze regelingen door de gemeente op haar website gewijzigd - zonder dat dit echter kenbaar is gemaakt door een wijzigingsmededeling terwijl de wijzigingsdatum evenmin is aangegeven! Dat is standaardpraktijk van de gemeente: Zij pleegt teksten op haar website te publiceren zonder daarbij de publicatiedatum te vermelden – zodat onbekend is sinds wanneer die teksten daar staan. Zo heeft de gemeente inmiddels - tardief - en zonder datumvermelding het voor de gemeenteraad bestemde dossier met betrekking tot het nieuwe plan op haar website gepubliceerd, bij de raadsstukken voor de vergadering van 24 september 2009 (productie 28). Dit dossier ontbrak daar dus nog op 21 september 2009 (productie 21)! In dit tardief gepubliceerde dossier ontbreken de bezwaarschriften (zienswijzen) die tegen het ontwerpplan zijn ingediend, o.a. door appellanten. De gemeenteraad heeft dus nimmer, zelfs niet achteraf, op grond van het dossier kunnen controleren hoe er met deze bezwaarschriften is omgegaan! Dat is niet alleen van een inacceptabele onzorgvuldigheid, maar geeft tevens treffend aan hoe repressief de gemeente optreedt ten aanzien van de inbreng van burgers.
11.2. Repressie Die repressie blijkt tevens uit het volgende. Vermeld is al dat de gemeente de inspraakmogelijkheden van appellanten en hun medeburgers zeer drastisch heeft beperkt door op voorhand (op 29 januari 2009, zie productie 6) onaantastbare algemene uitgangspunten vast te stellen, met de hoofdlijnen voor de nieuwe bestemmingsplannen voor de woonwijken. 23
Toen appellant nr. 1 als inspreker bij de commissievergadering op 7 september 2009 een gedegen betoog van ca. 15 minuten wilde voordragen mede namens 6 andere bezwaarmakers waarvan er 4 aanwezig waren en hun spreektijd aan hem hadden overgedragen - waarbij hij dus overigens volslagen onwetend was omtrent de eerste tranche van “last-minute” wijzigingsvoorstellen die het gemeentelijke apparaat inmiddels had opgesteld -, werd hem al na 5 minuten de mond gesnoerd. En de gemeente heeft van de definitieve Nota van beantwoording d.d. 24 september 2009 (productie 23) een versie op haar website gepubliceerd, onder de voor het publiek bestemde rubriek “Bestemmingsplannen”, waarin de namen en adressen van de bezwaarmakers (ofwel indieners van een zienswijze) zijn weggelaten en de ingediende bezwaren dus anoniem zijn gemaakt (productie 27). Aldus zijn voor het publiek de tegen het ontwerp-plan Woonwijken Noordwest ingebrachte bezwaren – die in de nota oncontroleerbaar zijn gemaakt doordat zij daar slechts in een verminkende bewerking door de gemeente zijn weergegeven – ook niet-achterhaalbaar gemaakt.
11.3. Manipulatie (vervolg) Dit laatste illustreert niet alleen de repressie die de gemeente ten aanzien van de inbreng van burgers uitoefent maar ook de dubieuze wijze waarop zij met documenten omgaat. Zo pleegt de gemeente ook teksten op haar website te wijzigen – zoals inmiddels is gebeurd voor de voornoemde procedurele regelingen - zonder daarbij de wijzigingsdatum te vermelden – zodat het lijkt alsof die teksten daar altijd in gewijzigde vorm hebben gestaan. De gemeente maakt zich met deze document-manipulaties (in casu op internet) schuldig aan uiterst dubieuze praktijken die volstrekt misleidend zijn voor de burgers, grote rechtsonzekerheid scheppen en de burgers ernstig in (de uitoefening van) hun rechten beknotten. Onbekend is bijv. sinds wanneer de inmiddels gewijzigde versies van de voornoemde procedurele regelingen werking hebben – van welke werking immers slechts sprake kan zijn na de datum waarop de publicatie ervan heeft plaatsgevonden en mits de publicatiedatum in de publicatie is vermeld.
12. Beslistermijnoverschrijding door de gemeenteraad Het ontwerp voor het nieuwe plan heeft t/m 13 april 2009 ter inzage gelegen (zie productie 13). Art. 3.8 lid 1 sub e WRO bepaalt: “De gemeenteraad beslist binnen twaalf weken na de termijn van terinzagelegging omtrent vaststelling van het bestemmingsplan.” Deze wettelijk voorgeschreven beslistermijn is in casu op 6 juli 2009 verstreken. De gemeenteraad heeft eerst op 24 september 2009, dus ruim 2 maanden later en tardief, beslist. Er moet van uitgegaan worden dat de voornoemde, wettelijk voorgeschreven beslistermijn van openbare orde is, althans dat het ongebruikt ervan laten verstrijken in ieder geval zodanig fataal is dat een later genomen besluit – in casu: het nieuwe plan – vernietigd moet worden indien een belanghebbende zich op de overschrijding van die beslistermijn beroept - zoals appellanten in casu doen. (Vergelijk het feit dat het recht om in rechte de nakoming van een verbintenis te vorderen verloren gaat nadat de verjaringstermijn is verstreken en de schuldenaar daarop een beroep doet.) Dat vloeit o.a. voort uit art. 1 Protocol 1 EVRM, dat het eigendomsrecht van de burgers waarborgt en 24
beschermt. Dat artikel laat inbreuken door de overheid op eigendomsrechten van burgers toe – zoals bijv. bij de vaststelling van een bestemmingsplan - , doch stelt daaraan onder meer als eis dat daarbij een wettelijke – dus wederzijds verbindende – procedure gevolgd moet worden. De voornoemde beslistermijnbepaling in de WRO heeft de strekking om de tijdsspanne te beperken waarbinnen burgers erop bedacht moeten zijn dat er door een in voorbereiding zijnd bestemmingsplan een inbreuk op hun eigendomsrechten gemaakt kan worden. Dit kan immers veel van hun aandacht vergen, omdat een dergelijke inbreuk zeer groot kan zijn - zoals ook in casu het geval is. Aan die strekking zou tekort gedaan worden indien het hier slechts om een streeftermijn zou gaan waarvan de betrokken gemeente zich desgewenst niets zou hoeven aan te trekken zonder dat dit enige consequentie heeft. Ook een vergelijkbare bepaling als art. 11 lid 3 AWR (Algemene wet inzake rijksbelastingen) heeft deze strekking, nl. om – terwille van de rechtszekerheid - de termijn te beperken waarbinnen de overheid door middel van belastingheffing inbreuk op het eigendomsrecht van burgers kan maken. Er zijn nog andere redenen waarom aan de door de WRO bepaalde beslistermijn zo’n dwingende werking toekomt, o.a.: Een gemeenteraad kan verklaren dat een bestemmingsplan wordt voorbereid (art. 3.7 lid 1 WRO), aan welke verklaring dan de in art. 3.7 leden 3-4 WRO genoemde rechtsgevolgen zijn verbonden die ingrijpen op het eigendomsrecht van de burgers. Ter beperking van de duur van dit effect is bepaald (art. 3.7 lid 5 WRO) dat zo’n voorbereidingsbesluit vervalt (a) indien niet binnen 1 jaar een ontwerp-bestemmingsplan ter inzage is gelegd en anders (b) op het moment dat het bestemmingsplan in werking is getreden. De vervaltermijn (a) nu, van 1 jaar, zou betekenisloos zijn indien binnen die termijn pro-forma een ontwerp-bestemmingsplan ter inzage gelegd zou kunnen worden waarvan de vaststelling – en daarmee de datum van inwerkingtreding – vervolgens door de gemeente naar eigen believen tot sint juttemis gerekt zou kunnen worden, omdat zij zich van de door de WRO bepaalde beslistermijn van 12 weken niets zou hoeven aan te trekken. Dit laatste geeft trouwens aan dat, indien de vaststelling van een bestemmingsplan na de door de WRO bepaalde beslistermijn heeft plaatsgevonden – zoals in casu gebeurd is -, het vaststellingsbesluit zelfs van rechtswege nietig is en niet meer door de bestuursrechter vernietigd hoeft te worden – zodat de door de WRO bepaalde beslistermijn van openbare orde is, niet door belanghebbende burgers ingeroepen hoeft te worden om effect te hebben en ambtshalve door de bestuursrechter toegepast moet worden. Vergelijk het voornoemde art. 11 lid 3 AWR waarin is bepaald dat de bevoegdheid van de belastinginspecteur tot het vaststellen van een belastingaanslag vervalt nadat drie jaren na het ontstaan van de belastingschuld zijn verstreken: Ook deze beslistermijn is van openbare orde.
13. Slotopmerking m.b.t. de producties De producties 1 (vorig plan), 8 (ontwerp-plan), 12 (gewijzigd ontwerp-plan) en 22 (definitief plan) zijn niet bijgevoegd, en van de producties 13 (voorlopige Nota van beantwoording) en 23 (definitieve nota) is telkens slechts slotonderdeel 3 (“Opgenomen wijzigingen) bijgevoegd. Dat is gebeurd vanwege de hoge kosten die de gemeente voor het verstrekken van behoorlijke exemplaren van deze stukken in rekening wenste te brengen aan appellanten – die zelf nimmer over dergelijke behoorlijke exemplaren hebben beschikt en de aanschafkosten ervan niet als proceskosten vergoed kunnen krijgen. Het is de plicht van de gemeente als verweerder om, ex art. 8:42 Awb, behoorlijke exemplaren van deze 25
stukken aan uw college toe te zenden.
14. VERZOEK Op grond van het voorgaande verzoeken appellanten u, hoogedelachtbaar college, om het bestreden besluit van de gemeenteraad van Heemstede – nl.: de vaststelling d.d. 24 september 2009 van het nieuwe bestemmingsplan Woonwijken Noordwest – te vernietigen voorzover het niet reeds nietig is en om de gemeente te veroordelen tot vergoeding van hun proceskosten incl, het griffierecht.
Hoogachtend,
Appellant nr. 1:
Appellant nr. 2:
Appellant nr. 3:
Appellant nr. 4:
26
Producties:
1. vorige plan Adriaan Pauwlaan e.o. 2. eerste gemeentelijke voorpublicatie d.d. 29 oktober 2009 3. tweede gemeentelijk voorpublicatie d.d. 7 januari 2009 4. verslag v. commissievergadering d.d. 12 januari 2009 5. raadsbesluit d.d. 29 januari 2009 m.b.t. algemene uitgangspunten 6. derde gemeentelijke voorpublicatie d.d. 4 februari 2009 7. brief d.d. 24 februari 2009 van B&W 8. ontwerp-bestemmingsplan Woonwijken Noordwest 9. gemeentelijke publicatie d.d. 25 maart 2009 10. bezwaarschrift d.d. 5 april 2009 van echtpaar Nijman, Van Slingelandtlaan 16 11. publicatie d.d. 25 juni 2009 van wethouder in Het Weekblad Kennemerland-Zuid 12. gewijzigd ontwerp-plan Woonwijken Noordwest d.d. 18 augustus 2009, 13. voorlopige Nota van beantwoording d.d. 24 augustus 2009 14. brief d.d. 24 augustus 2009 van B&W 15. antwoord d.d. 25 augustus 2009 van wethouder op vragen van CDA-fractie 16. reactie d.d. 25 augustus 2009 van wethouder op notitie van fractie-Prins 17. gem. publicatie d.d. 2 september 2009 van agenda van cie.vergadering d.d. 7 september 2009 18. interview d.d. 10 september 2009 met wethouder in Het Weekblad Kennemerland-Zuid 19. gem. publicatie d.d. 16 september 2009 van agenda van raadsvergadering d.d. 24 september 2009 20. collegebesluit d.d. 17 september 2009 m.b.t. aanbieding nieuwe plan aan gemeenteraad 21. inventaris d.d. 21 september 2009 v. raadsstukken voor raadsvergadering d.d. 24 september 2009 22. definitieve bestemmingsplan Woonwijken Noordwest d.d. 24 september 2009 23. definitieve Nota van beantwoording d.d. 24 september 2009 24. mededeling d.d. 29 september 2009 door B&W van vaststellingsbesluit 25. gem. publicatie d.d. 30 september 2009 van vaststellingsbesluit in De Heemsteder 27
26. gem. publicatie d.d. 30 september 2009 van vaststellingsbesluit in Staatscourant 27. versie op gem. website d.d. 27 oktober 2009 van definitieve Nota van beantwoording 28. inventaris d.d. 23 oktober 2009 v. raadsstukken voor raadsvergadering d.d. 24 september 2009 29. taxatie planschade Van Slingelandtlaan 9 te Heemstede
28