Aansluiting Centrum Jeugd en Gezin op behoeften van ouders en jongeren in Alkmaar
Hogeschool INHolland - Lectoraat Leefwerelden van Jeugd Dr. Pauline Naber, lector Marjolein Bijvoets MSc, onderzoeker Met medewerking van drs. Sasja van Hal en Tineke Veul, docenten Social Work Alkmaar Den Haag, november 2009
Hogeschool INHolland
Inhoudsopgave Pagina 1.
Inleiding
3
2.
Achtergrond onderzoek ouders en jongeren in Alkmaar
5
3.
Ouders aan het woord over opvoeding van tieners
9
3.1
Werving van de ouders
9
3.2
Wonen in Alkmaar
9
3.3
School
10
3.4
Opvoeden van tieners: hoe gaat dat?
13
3.5
Opvoeden in twee culturen
16
3.6
Hulp van instanties
19
3.7
CJG als laagdrempelig informatiepunt?
22
3.8
Samenvatting ouders
24
4.
5.
Jongeren over opgroeien in Alkmaar
27
4.1
Werving van de jongeren
27
4.2
Wonen en opgroeien in Alkmaar
27
4.3
School
28
4.4
Met wie bespreek je wat?
29
4.5
Informatie en advies
30
4.6
Waar en hoe advies en informatie te krijgen?
32
4.7
Samenvatting jongeren
34
Samenvatting, conclusies en aanbevelingen
36
5.1
Achtergrond en opzet van onderzoek onder ouders en tieners in Alkmaar
36
5.2
Op welke wijze rond welke onderwerpen ervaren jongeren en hun ouders advies en steun in hun directe leefomgeving bij vragen en problemen die zich in hun ontwikkeling en opvoeding voordoen?
5.3
37
Hoe ervaren en beoordelen jongeren en ouders in Alkmaar het huidige aanbod en de toegankelijkheid van informatie, advies en steun van voorzieningen bij hun ontwikkeling en opvoeding?
5.4
40
Op welke wijze, rond welke thema’s en onder welke randvoorwaarden zouden CJG’s kunnen aansluiten bij de behoeften en verwachtingen van ouders en jongeren?
41
Bijlagen 1
Literatuurlijst
46
2
Interviewleidraad ouders
48
3
Interviewleidraad jongeren
50
-2-
Hogeschool INHolland
1.
Inleiding
Met het beleidsprogramma Alle kansen voor alle kinderen heeft het kabinet de ambitie neergelegd om alle kinderen, jongeren en ouders te ondersteunen bij hun ontwikkeling en opvoeding vanuit een herkenbaar en laagdrempelig punt in hun eigen omgeving (Ministerie voor Jeugd en Gezin, 2007). In iedere gemeente moet minimaal één fysiek inlooppunt zijn - een Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) - waar jeugdigen en ouders terecht kunnen met hun vragen. In zo’n centrum werken meerdere organisaties samen, ligt de nadruk op preventie, licht pedagogische hulp en toeleiding naar geïndiceerde hulp. In 2011 dient er een landelijk dekkend netwerk van CJG’s te zijn, waarbij in iedere gemeente minimaal één en in (middel)grote steden meerdere centra ingericht zijn. Bij de voorbereiding, inrichting en aansturing van de CJG’s voor ouders en jeugd (vanaf min 9 maanden tot 23 jaar) heeft de gemeente de regierol. Extra financiële middelen zijn beschikbaar via een brede doeluitkering Jeugd en Gezin. In de inrichting en uitwerking van de CJG’s moeten niet alleen professionele organisaties een inbreng hebben, maar zijn de verwachtingen en behoeften van jeugd en ouders zelf richtinggevend. Net als bij de inrichting van Bureaus Jeugdzorg worden jeugd en ouders doorgaans nog weinig betrokken. De nadruk ligt op de organisatie en taakverdeling tussen instellingen (Van Rooijen, 2007). In het kader van deze landelijke ontwikkeling en haar wettelijke taken inzake integrale jeugdgezondheidszorg en lokale jeugdzorg, werkt de gemeente Alkmaar aan de ontwikkeling van drie Centra voor Jeugd en Gezin. Aansluitend op het gemeentelijke Programmaplan Opvoeden en Opgroeien (februari 2008) wordt het landelijk voorgeschreven basismodel CJG uitgewerkt naar de lokale situatie. Hierbij worden niet alleen professionele organisaties, maar ook ouders en jeugd betrokken. Zij zijn immers de toekomstige gebruikers en moeten in de visie van de gemeente een inbreng hebben in de ontwikkeling en inrichting van de centra. Deze dienen aan te sluiten bij de vragen en verwachtingen van ouders en jeugdigen van uiteenlopende sociale en culturele achtergronden, opleidingsniveaus, leefsituaties en leeftijden. Speciale aandacht is nodig voor ouders van tieners en voor tieners zelf. Terwijl ouders van kinderen tot 12 jaar redelijk goed bereikt worden met opvoedkundige consultaties en programma’s, is er voor ouders van tieners nog weinig ondersteuning ontwikkeld. Juist in deze fase vinden ingrijpende veranderingen plaats in de ontwikkeling en leefwereld van tieners, ouders worden voor nieuwe opvoedingsvragen en opgaven gesteld. Ze ervaren dit als de lastigste periode in de opvoeding. Over de behoeften van tieners en hun ouders aan ondersteuning is beperkte informatie beschikbaar, zo laat landelijk onderzoek zien (Woolthuis, 2008). Tegen deze achtergrond heeft het lectoraat Leefwerelden van Jeugd van Hogeschool INHolland op verzoek van de Sector Samenleving van de gemeente Alkmaar onderzoek gedaan naar de behoefte aan informatie, advies en steun die ouders en jongeren van 12 tot 18 jaar hebben bij hun alledaagse opvoed- en opgroeipraktijk. Ook zijn jongeren en ouders bevraagd op hun ideeën over de inrichting van Centra voor Jeugd en Gezin in Alkmaar. In de uitvoering van dit onderzoek hebben zes vierdejaarsstudenten van de opleidingen Social Work Alkmaar en Pedagogiek Amsterdam van de hogeschool geparticipeerd. Dit rapport beschrijft de resultaten van het onderzoek en is volgt opgebouwd:
Allereerst wordt de achtergrond, opzet, vraagstelling en wijze van uitvoering van het onderzoek beschreven.
Daarna worden de interviewresultaten beschreven en aan het einde van elk hoofdstuk samengevat: -
Eerst komen ouders aan het woord. Hoe ervaren zij het opvoeden van hun kinderen in Alkmaar? Met wie bespreken zij de opvoeding van hun kind(eren), zijn ze bekend met organisaties die ondersteuning kunnen bieden? En wat verwachten zij van een CJG ten aanzien van ondersteuning bij de opvoeding?
-3-
Hogeschool INHolland
-
Daarna komen jongeren aan het woord: met wie praten ze over persoonlijke onderwerpen en eventuele problemen, waarover hebben ze weleens vragen? Ook wordt ingegaan op hun houding ten aanzien van professionele instanties en hun ideeën over een toegankelijk CJG.
Afgesloten wordt met een hoofdstuk waarin de resultaten worden samengevat, de onderzoeksvragen beantwoord en aanbevelingen voor de praktijk en het beleid voor CJG’s in Alkmaar worden geformuleerd.
-4-
Hogeschool INHolland
2.
Achtergrond onderzoek ouders en jongeren in Alkmaar
Centra Jeugd en Gezin Alkmaar Volgens landelijke richtlijnen brengen CJG’s een verbinding tot stand integrale jeugdgezondheidszorg en lokale jeugdzorg, aangevuld met een schakel naar Bureau Jeugdzorg en Zorg- en Adviesteams (ZAT’s). Zo ontstaat een netwerk waarin alle professionals rondom jeugd en gezin samenwerken. Binnen dit landelijk voorgeschreven basismodel hebben gemeenten grote vrijheid om de centra vorm te geven en ook andere voorzieningen te betrekken. Bijvoorbeeld huisartsen, verloskundigen en kraamzorg; Jeugd GGZ; peuterzalen, kinderopvang, voor- en vroegschoolse educatie; leerplicht en brede school; welzijnswerk; diverse gemeentelijke diensten (Ministerie voor Jeugd en Gezin, 2007). Per gemeente, stadsdeel en wijk kunnen deze centra verschillen, vindt afstemming plaats op ouders, jeugd en aanwezige voorzieningen. De centra zijn bedoeld voor alle kinderen, jongeren en ouders die zelf vragen hebben of hun behoefte aan begeleiding kenbaar maken bij opgroeien en opvoeden, maar ook voor gezinnen waarin interventies in ongewenste of bedreigende situaties nodig zijn (Van Montfoort, 2008). In mei 2006 zijn de GGD en Noord-Kennemerland, West-Friesland en de Kop van Noord-Holland gestart met de oprichting en ontwikkeling van CJG’s in 26 gemeenten. Gestreefd wordt naar een gemeenschappelijke aanpak, waarbij er zowel oog is voor de diversiteit en eigenheid van elke gemeente en er tevens een uniforme werkwijze wordt ontwikkeld. Kernpartners van het ontwikkelingstraject CJG Noord-Holland Noord zijn Bureau Jeugdzorg Noord-Holland, de JGZ 0-19 (GGD Hollands Noorden, Omring, Evean JGZ, ViVa! Zorggroep), de verloskundigen, het maatschappelijk werk en het welzijnswerk. Voor dit ontwikkeltraject is een stuurgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van management/directie van de kernpartners. Daarnaast is de provinciale instelling Primo Noord-Holland betrokken bij de ontwikkeling van CJG’s met inzet van expertise vanuit middelen van de provincie Noord-Holland. Inmiddels is er een handboek met regionale richtlijnen ontwikkeld. Op gemeenteniveau worden deze richtlijnen gebruikt voor het eigen gemeentelijke ontwikkeltraject CJG, het lokale handboek en implementatieproces. In de betrokken gemeenten wordt inmiddels werk gemaakt van het opzetten van één of meerdere CJG’s. In Alkmaar worden drie CJG’s ontwikkeld die een centrale en coördinerende rol moeten vervullen in het vroegtijdig signaleren, ondersteunen en zo nodig ingrijpen in gezinnen, om ontsporing op latere leeftijd te voorkomen (Gemeente Alkmaar, 2006). De GGD Hollands Noorden coördineert de inrichting van de drie CJG’s in Overdie (de Ruusbroeckhof), De Mare (bij het Dalton College) en Oudorp (Merwedestraat). Voor een deel wordt aangesloten bij bestaande voorzieningen (aanbouw aan wijk- en buurtcentrum), voor een deel vindt nieuwbouw plaats. Waar wonen ouders en jongeren in Alkmaar? Alkmaar telt per 1 januari 2009 rond 93.440 inwoners (Gemeente Alkmaar, 2009). De wijk De Mare telt de meeste inwoners (16.194), gevolgd door de wijken Zuid (14.217) en Daalmeer/Koedijk (14.078). In de wijken Daalmeer, Oudorp en Overdie wonen de meeste jongeren tussen de 12 en 17 jaar, in de toekomst (over 5 tot 10 jaar) zullen dat gezien de 1
huidige leeftijdsopbouw Huiswaard, Daalmeer en Oudorp zijn, gevolgd door Zuid, De Mare en Overdie. 2
Op 1 januari 2009 wonen er 20.676 allochtonen in Alkmaar, ongeveer 22% van de totale bevolking. Het grootste deel heeft een Turkse achtergrond, gevolgd door een Indonesische, Marokkaanse, Duitse, Surinaamse en Antilliaanse achtergrond. In totaal heeft 12.3% een niet-westerse achtergrond.
1 2
O + S Alkmaar. www.Alkmaar.nl Allochtone personen: van wie ten minste één ouder in het buitenland is geboren (Gemeente Alkmaar, 2009).
-5-
Hogeschool INHolland
Noodzaak tot inzicht in aanbod en behoeften ‘12 plus’ Soms hebben ouders ondersteuning nodig bij de opvoeding van hun kinderen, soms vinden ánderen dat ze hulp nodig hebben. Uit landelijk onderzoek komt naar voren dat vrijwel alle ouders het zinvol vinden dat er voorzieningen aanwezig zijn waar ze voor vragen en steun terecht kunnen (NIZW Jeugd, 2006). Aanwezigheid van voorzieningen betekent echter niet dat ouders ervan op de hoogte zijn en dat het aanbod afgestemd is op wat ze wensen (Distelbrink e.a., 2005; Leseman e.a.,1998). Veel ouders zijn niet bekend met voorzieningen en er is een kloof tussen wat ze wensen en krijgen. Vaak wordt er informatie aangeboden, terwijl ouders meer behoefte hebben aan praktische steun. Voor allochtone ouders geldt in versterkte mate dat ze onbekend zijn met instellingen die informatie en steun kunnen bieden, terwijl ze er wel behoefte aan hebben. Over het algemeen maken ouders zich meer zorgen over de opvoeding naarmate hun kinderen ouder worden. In het grootschalige landelijke onderzoek Opvoeden in Nederland geeft tweederde van de ouders aan dat zij de puberteit en de adolescentieperiode als meest moeilijk ervaren (Rispens, 1996). Er is geen reden om aan te nemen dat dit sindsdien veranderd is, al ontbreekt vergelijkbaar recent onderzoek onder ouders met kinderen in de tienerleeftijd. Het meeste onderzoek richt zich op opvoeding en ondersteuning van ouders met kinderen tot twaalf jaar (Van Egten e.a., 2008; Leseman e.a., 1998; Zwiep, 1998; Zeijl e.a., 2005). Voor deze groep zijn ook de meeste programma’s ontwikkeld, die in de praktijk vooral gebruikt worden door ouders met kinderen van 0-4 jaar. Kleinschalig onderzoek laat zien dat ouders behoefte hebben aan actuele en lokale informatie over welke organisaties waar te vinden zijn en wat ze aanbieden (Stichting Alexander, 2008). Weten waar wat te vinden wil overigens niet zeggen dat ouders ook daadwerkelijk de stap naar advies en steun zullen zetten. Het professionele circuit van adviesen zorginstellingen wordt als ondoorzichtig en bureaucratisch ervaren, ouders worden geconfronteerd met lange wachtlijsten en dossiervorming (De Vries Lentsch, 2006). Dit versterkt de voorkeur van ouders om steun en hulp primair of uitsluitend in de directe omgeving te zoeken, om vragen en problemen met vrienden, familie en kennissen te bespreken (Stichting Alexander, 2008). Onder allochtone ouders en jongeren geldt in versterkte mate dat ze onbekend zijn met en angst hebben voor voorzieningen; ze bespreken hun vragen met familie of wenden zich met adviesvragen tot zelforganisaties (Faber e.a., 2009). Onderzoek laat dus zien dat er een kloof is tussen enerzijds het aanbod en de toegankelijkheid van professionele voorzieningen en anderzijds de vraag en behoeften van ouders en jongeren. Ten aanzien van de lokalisering van voorzieningen is bovendien duidelijk dat deze voor ouders en jongeren bij voorkeur geschakeld zijn aan bestaande en bekende instellingen, aanwezig in hun directe leefomgeving, laagdrempelig en toegankelijk (De Vries Lentsch, 2006; Van den Berg, 2008). Hun vragen variëren van praktische kwesties en informatieve vragen tot problemen in de gezinssituatie en emotionele problematiek. Vraagstelling, doelstelling en onderzoeksopzet Om zicht te krijgen op de behoeften en verwachtingen die tieners en ouders hebben van informatie en ondersteuning in hun directe omgeving, is voor het onderzoek de volgende centrale vraagstelling geformuleerd. Op welke wijze en rond welke onderwerpen zouden ouders en jongeren van 12-18 jaar informatie, advies en steun bij hun opvoeding en ontwikkeling willen ontvangen en welke rol kunnen Centra voor Jeugd en Gezin hierin vervullen? Deze vraag is gespecificeerd in de volgende subvragen:
-6-
Hogeschool INHolland
Op welke wijze en rond welke onderwerpen ervaren jongeren en hun ouders advies en steun in hun directe
Hoe ervaren en beoordelen jongeren en ouders in Alkmaar het huidige aanbod en de toegankelijkheid van
leefomgeving bij vragen en problemen die zich in hun ontwikkeling en opvoeding voordoen? informatie, advies en steun van voorzieningen bij de ontwikkeling en opvoeding?
Op welke wijze, rond welke thema’s en onder welke randvoorwaarden zouden CJG’s kunnen aansluiten bij de behoeften en verwachtingen van ouders en jongeren?
Deze drie vragen zijn uitgewerkt in concrete onderwerpen en gerichte vragen die aan een divers samengestelde groep ouders en jongeren in Alkmaar zijn voorgelegd. Doelstelling Doelstelling van het onderzoek is inzicht verkrijgen in de ervaringen, behoeften en verwachtingen van ouders en jongeren aangaande advies en steun in de alledaagse ontwikkeling en opvoedingspraktijk en hoe het aanbod van CJG’s daarop kan aansluiten. Hierbij zijn verschillende doelgroepen ouders en jongeren onderscheiden, is gekeken naar verschillende manieren waarop informatie en steun zo dicht mogelijk bij hun leefwerelden kan worden aangeboden. Gekozen is voor een positieve en niet-problematiserende insteek, gezocht is naar vormen waarbij ouders en jongeren zelf een rol kunnen vervullen in het creëren en realiseren van laagdrempelige steun in de eigen omgeving. Studentparticipatie in het onderzoek Zes studenten van Hogeschool INHolland zijn in de uitvoerende fase betrokken bij het onderzoek: vier studenten Pedagogiek en twee studenten Social Work (i.c. Sociaal Pedagogische Hulpverlening). In het kader van hun afstuderen hebben ze ouders en jongeren geïnterviewd, interviews geanalyseerd en over (een deel van) het interviewmateriaal hun scripties geschreven. De studenten zijn gedurende de hele periode van het onderzoek intensief en extra begeleid door het lectoraat. Ze zijn getraind in het interviewen van ouders en jongeren, uitwerken van de interviews en analyseren van gegevens. De volgende studenten hebben geparticipeerd in het onderzoek: Frouke Zegwaard, Yvonne Lolkema van de opleiding Social Work, Jody de Haan, Judith Pach, Crystal Glunder en Sarah van Hall van de opleiding Pedagogiek. Interviewafname, analyse en rapportage In de maanden maart, april en mei 2009 zijn de interviews door studenten afgenomen. In juni en juli 2009 hebben begeleidend onderzoeker en docenten aanvullende interviews met ouders afgenomen. Het gaat om semigestructureerde interviews waarbij gebruik is gemaakt van een interviewleidraad. De gesprekken zijn opgenomen op een bandrecorder en letterlijk uitgewerkt. Ze zijn gehouden op scholen, bij ouders en jongeren thuis, in 3
jongerencentra, bij de GGD en Steunpunt Hayat. Duur van de interviews varieert van twintig minuten tot anderhalf uur. Het overgrote deel van de jongeren en ouders vertelt open en ontspannen over wat hen bezighoudt thuis en in de opvoeding. Sommige jongeren en ouders zijn in het begin van het interview nog wat zenuwachtig en gespannen, maar raken gaandeweg aan de praat. Hierbij speelt de interviewsituatie een rol. Een huiskamer waar andere kinderen binnen komen lopen, een druk buurthuis of een school waar op de achtergrond van alles gaande is, blijken soms minder geschikt voor het houden van rustige gesprekken. Uiteindelijk zijn zowel jongeren als ouders over het algemeen open geweest over wat hen bezighoudt op het gebied van opvoeden en opgroeien en over de problemen die zij soms ervaren. 3
Steunpunt dat gezondheids- en opvoedingsvoorlichting in de Turkse en Marokkaanse taal verzorgt, is onderdeel van de GGD.
-7-
Hogeschool INHolland
Verantwoordelijk voor deze rapportage is het lectoraat Leefwerelden van Jeugd. De interviews die door studenten, begeleidend onderzoeker en docenten zijn verzameld, liggen aan de basis van de analyse en rapportage. Het onderzoek is kwalitatief en beschrijvend van aard, waarbij het perspectief en de beleving van ouders en jongeren uit Alkmaar centraal staat. Er is naar gestreefd een realistisch beeld te geven van de manier waarop ze denken over opvoeding en opgroeien, welke vragen ze zoal hebben en welke ondersteuning ze willen ontvangen. De citaten van ouders en jongeren die in de tekst gebruikt worden zijn geanonimiseerd; bij jongeren wordt alleen sekse en leeftijd vermeld, bij ouders sekse en het aantal kinderen. Het kan voorkomen dat in een paragraaf of op één bladzijde meerdere keren ‘jongen, 15 jaar’ of ‘moeder, drie kinderen’ wordt vermeld. Dit zijn echter verschillende jongeren en ouders. Stiltes, herhalingen en uitroepen zijn omwille van de leesbaarheid weggelaten uit de citaten.
-8-
Hogeschool INHolland
3.
Ouders aan het woord over opvoeding van tieners
“Ik kon vroeger al slecht advies opvolgen van anderen. Het liefst doe ik alles zelf, ook al gaat dat soms moeilijk. Soms moet er dan een instantie bijkomen maar daar kan je niet onderuit.” Moeder, vier kinderen 3.1
Werving van de ouders
Gesproken is met dertig moeders en negen vaders. Alle ouders wonen in Alkmaar en hebben tenminste één kind in de leeftijd van 12 tot 18 jaar. De ouders zijn geworven via verschillende instellingen en organisaties: Praktijkschool De Polsstok (voortgezet speciaal onderwijs), Openbare Scholengemeenschap Willem Blaeu (vmbo, havo, vwo), Scholengemeenschap Jan Arentsz (vmbo, havo, vwo). Daarnaast zijn ouders benaderd via de een opvoedcursus van de GGD, Steunpunt Hayat, voetbalvereniging De Alkmaarsche Boys, tienercentrum De Dobber, buurthuis Melis Stoke en via eigen contacten van docenten en studenten. Gezinssituatie: 27 ouders vormen een gezin met echtgenoot of echtgenote en kinderen, twaalf zijn gescheiden, waarvan negen alleenstaand en drie een nieuwe relatie hebben. Twee ouderstellen zijn lesbisch. Iets meer dan de helft van de ouders (18) heeft twee kinderen, 10 ouders drie kinderen, 7 ouders vier kinderen, 2 ouders vijf kinderen, 2 ouders één kind. Wijk: De ouders zijn afkomstig uit alle wijken van Alkmaar. De meesten wonen in Overdie (8), gevolgd door De Mare (7), Daalmeer (6), West (5), Oudorp (5), Huiswaard (4), Centrum (2), Zuid (1), Vroonermeer (1). Achtergrond: De meeste ouders (29) hebben een Nederlandse achtergrond. Andere ouders hebben een Turkse (4), Antilliaanse (3), Surinaams-Antilliaanse (1), Marokkaanse (1) en Spaanse (1) achtergrond. Bij twee Turkse moeders is een tolk aanwezig geweest, omdat ze moeizaam Nederland spreken. De overgrote meerderheid van de interviews is individueel afgenomen, in zes situaties zijn dubbelinterviews met beide ouders gehouden. In twee interviews is één ouder het meeste aan het woord en vult de ander aan, in de vier andere interviews zijn beide ouders evenveel aan het woord, wisselen ze af wie het eerst antwoord geeft op een vraag. Het werven van vaders is arbeidsintensiever en lastiger dan moeders. Uiteindelijk is gesproken met negen vaders, vijf van hen via een individueel interview. De vaders hebben een uitgesproken visie op de opvoeding en tonen zich zeer betrokken bij de opvoeding van hun kinderen. De lesbische moeders ervaren de opvoeding niet als extra lastig en problematisch. Ze hebben ook al oudere kinderen, kunnen bij de opvoeding van hun tieners terugvallen op eerdere ervaringen. Ze hebben alles al eens meegemaakt en geven aan nogal eens als adviseur voor ándere ouders te dienen. En ten slotte vullen twee Antilliaanse moeders elkaar in een dubbelinterview herhaaldelijk aan, brengen een ‘wijperspectief’ naar voren wanneer het om hun Antilliaanse cultuur en opvoeding gaat. 3.2
Wonen in Alkmaar
Hoe ervaren ouders Alkmaar als stad om in te wonen en hun kinderen te laten opgroeien? “Het is gewoon zo’n leuke stad, heel gezellig en er is veel te doen. Je hebt er eigenlijk van alles.” Moeder, drie kinderen “Ik vind het prachtig om in Alkmaar te wonen. Het is een mooie stad natuurlijk, met een hele hoop voorzieningen. En ik zit in een rustige wijk, dus voor mijn kinderen is het ook prima om op te groeien in Alkmaar.” Vader, twee kinderen
-9-
Hogeschool INHolland
Bijna alle ouders zijn positief over wonen en leven in Alkmaar. Veel benoemen hierbij de veelzijdigheid van de stad met zowel goede voorzieningen en faciliteiten, als veel natuur - bossen en strand - in de omgeving. De meeste ouders wonen al langere tijd in Alkmaar - 25 jaar of langer - en willen er niet meer weg. Ook voor kinderen is Alkmaar een leuke stad om op te groeien. Hierbij worden de rust, veel speelgelegenheden en activiteiten in de buurt, de aanwezigheid van andere kinderen en veel groen als positieve aspecten genoemd. Vooral ouders uit De Mare, Daalmeer en West benadrukken de veilige omgeving als prettig om hun kinderen te laten opgroeien. De ouders uit Overdie zijn minder enthousiast over hun wijk. Twee moeders maken zich zorgen nu hun kinderen ouder worden. Ze horen verhalen over oudere jongens die rondhangen en overlast veroorzaken en zijn bang dat hun tieners erdoor beïnvloed worden. Een Turkse moeder vindt de wijk geen geschikte omgeving voor haar zoon omdat er overwegend Turkse mensen wonen. Daardoor komt hij onvoldoende in contact met leeftijdgenoten en volwassenen met een Nederlandse achtergrond. Daarnaast vinden de ouders dat er te weinig te doen is in de buurt; graag zouden ze meer activiteiten en hangplekken zien voor hun oudere tieners. Er zijn wel tiener- en jongerencentra, maar óf hun kinderen zijn er te jong voor óf juist weer te oud, aldus de ouders. Een moeder zou graag meer activiteiten zien voor jongeren tussen de 16 en 20 jaar. Is er genoeg te doen voor jongeren in de buurt? Vooral ouders die bang zijn dat hun kinderen overlast veroorzaken of last hebben van overlast van andere jongeren, uiten behoefte aan meer activiteiten in de buurt. Hierbij wijzen ze op de noodzaak tot meer toezicht en controle. Vooral hoogopgeleide ouders geven aan dat hun kinderen gerichte activiteiten buiten school ondernemen. Ze zijn onder andere lid van sportverenigingen en dans- of muziekverenigingen. Deze ouders hechten minder belang aan activiteiten in de wijk. De ouders die graag meer activiteiten in de buurt willen voor hun kinderen, geven daarnaast ook aan dat de huidige voorzieningen - zoals sportclubs - voor hen te duur zijn. Enkele ouders vinden de buurt of de route naar school die hun kind per fiets moet afleggen onveilig. Ze wijzen op drukke kruispunten, wegwerkzaamheden en donkere parkjes. Zo vinden enkele ouders de Friese brug een gevaarlijk punt, waar veel kinderen van en naar school overheen moeten fietsen. 3.3
School
Met de meeste kinderen gaat het goed op school. Ze hebben het volgens de ouders naar hun zin, hebben vrienden en vriendinnen, halen gemiddelde of goede cijfers. Twee kinderen zijn net geslaagd op het moment dat het interview wordt afgenomen. De kinderen van de geïnterviewde ouders bezoeken verschillende scholen in Alkmaar. Genoemd worden Praktijkschool De Polsstok, Openbare Scholengemeenschap Willem Blaeu (vmbo, havo, vwo), Scholengemeenschap Jan Arentsz (vmbo, havo, vwo), Stedelijk Dalton College Alkmaar (vmbo, havo, vwo), Petrus Canisius College (vmbo, havo, vwo), Clusius College (vmbo en mbo), ROC Amsterdam (mbo), ROC Horizon College (mbo), Van der Meij College (bovenbouw vmbo) en De Berger Scholengemeenschap (vmbo, havo, vwo). Contact met school De meeste ouders hebben goed contact met school. Ze zijn blij met informatieavonden en tien-minuten-gesprekken, kunnen altijd bellen of mailen als er iets is. “Het gebeurt niet vaak, maar als ik echt zie dat hij een probleem heeft, hij heeft het zelf ook aangekaart en komt er niet verder mee, wil ik ook nog wel eens zo’n leerkracht bellen. Dus ja het gaat wel goed.” Vader, drie kinderen
- 10 -
Hogeschool INHolland
De frequentie en intensiteit van het contact verschilt per ouder. Enkele ouders nemen deel aan de klankbordgroep of medezeggenschapsraad om zo meer betrokken te zijn bij de school van hun kind. De ouders van kinderen waarmee het iets minder goed gaat - ze halen slechte cijfers, ze spijbelen - hebben doorgaans meer contact met de mentor en docenten. Volgens de ouders laten mentoren en docenten blijken dat extra gesprekken met ouders vooral bedoeld zijn wanneer het níet goed gaat met hun kinderen. “Wij maken ook altijd een afspraak, ook als het goed gaat. Dan zeggen leraren soms ‘wat komt u hier doen?’ Ik vind het gewoon prettig om die docenten, die zie je anders nooit natuurlijk, om die te spreken.” Moeder, twee kinderen Een moeder met een kind in het praktijkonderwijs, heeft juist een andere ervaring. “Je mag altijd bellen, altijd vragen. Ja, ik ben echt blij met die school.” Moeder, twee kinderen Praktijkonderwijs: aandacht voor kind en ouders Ouders met kinderen op een Praktijkschool hebben doorgaans meer persoonlijk contact met de docenten, de mentor en adjunct-directeur. Hun kinderen nemen vanwege leerachterstand of problemen in hun psychosociale ontwikkeling aan deze onderwijsvorm deel. De ouders prijzen de kleinschaligheid van de school, zijn blij met de individuele aandacht die hun kind krijgt en het contact dat school met hen onderhoudt. Die persoonlijke aandacht en begeleiding is precies datgene dat hun kind(eren) nodig heeft/hebben om het te redden. Daarnaast ervaren deze ouders de docenten en mentoren als steun in de opvoeding. Wanneer er iets is met hun kind stappen zij eerst naar de mentor of de directeur. Overleg over het gedrag van het kind vindt regelmatig plaats en wordt als laagdrempelig ervaren. Zo nodig fungeert de school als verwijzer of bemiddelaar naar organisaties als MEE, Triversum en Bureau Jeugdzorg, zet trajecten in gang. De ouders hebben vanwege hun kinderen contact met organisaties op het gebied van zorg, opvoeden en opgroeien. Enkele ouders zijn positief over de begeleiding die ze er krijgen. Zo nemen twee moeders direct contact op met hun begeleiders van Maatschappelijk Werk of MEE als er iets is met hun kind. Dat geldt niet voor iedereen. Een moeder is ontevreden met de uithuisplaatsing van haar dochter en voelt zich niet serieus genomen. Deze ouders staan ook minder open voor opvoedingscursussen; voor andere ouders is het misschien goed maar zelf zullen ze er niet snel naar toe gaan. Verder maken de ouders zich net als ouders met tieners in het reguliere voortgezet onderwijs zich zorgen over uitgaan, gebruik van alcohol en drugs. Enkele ouders uiten zorgen over de toekomst van hun kind: zullen ze een diploma halen en werk vinden? Welke rol heeft school? In de gesprekken brengen ouders naar voren dat ze een belangrijke taak voor school weggelegd zien op het moment dat het minder goed gaat met hun kind. Als hun kind zou spijbelen en slechte cijfers halen - een voorbeeld dat hen tijdens het interview is voorgelegd - zouden vrijwel alle ouders eerst met hun kind praten en de oorzaak proberen te achterhalen en daarna een gesprek aangaan met de mentor en hun kind om oplossingen te zoeken. Zowel de inzet van de school als de ouders is nodig om problemen met het kind op te lossen, aldus de ouders. “Als het kind niet gemotiveerd is kan je daar als ouder weinig mee. Dan hoop je dat de school iets doet.” Moeder, vier kinderen Sommige ouders hebben zelf ervaring gehad met kinderen die spijbelden, waarvan een deel positief is over de manier waarop ze door school zijn benaderd. Een Turkse moeder geeft aan dat ze het contact met de leerplichtambtenaar als positief heeft ervaren. Haar zoon is inmiddels op een andere school geplaatst waar het beter gaat.
- 11 -
Hogeschool INHolland
Volgens enkele ouders mag school een grotere en actievere rol vervullen op het gebied van advies en steun. Na thuis, is school de belangrijkste omgeving waar het gedrag van hun kind te zien is. School zou dan ook inzicht moeten hebben of het wel of niet goed gaat met hun kind en een signalerende en adviserende rol hebben, aldus de ouders. Een andere genoemde reden waarom school meer aanwezig mag zijn op het gebied van probleemsignalering en advies, is omdat contact met school ingeval van problemen veel laagdrempeliger is dan de stap naar een professionele instantie. Drie ouders hadden ook meer van school verwacht op het moment dat hun kind spijbelde. Zij zijn pas laat op de hoogte gesteld en hebben er zelf veel achteraan moeten zitten om extra begeleiding en aandacht te realiseren. “Ja, het ging eigenlijk wel heel erg van ons uit. Dat wij eigenlijk heel laat van school te horen kregen dat hij veel spijbelde. En wij daar niet van op de hoogte waren. Toen hebben we stevig vinger aan de pols gehouden. Nu gaat het contact wel beter, maar het zou eigenlijk meer uit de school zelf mogen komen.” Moeder, één kind “We kregen opeens een brief waarop stond dat hij geschorst zou worden omdat hij vaak de klas is uitgestuurd. En wij wisten daar nog niets van en daar heb ik toen wel mijn mening over gegeven.” Moeder, één kind Ouders zien duidelijk een opvoedkundige taak voor school weggelegd. Mochten er problemen zijn met hun kind zoals spijbelen, slechte cijfers, slecht gedrag, dan vinden bijna alle ouders dat er eerst met school gepraat moet worden. Op dat moment verwachten ze steun van een vertrouwenspersoon of mentor. Dat is er volgens sommigen nog te weinig. “Ik mis echt een koppeling tussen de ouders en de hulpverlening en het onderwijs.” Vader, drie kinderen Vooral ouders met kinderen in het reguliere voortgezet onderwijs missen contact met school waar het gaat om gedrag en problemen. Ouders van kinderen op de praktijkschool ervaren het persoonlijke contact met docenten en mentor als zeer positief. Ze worden direct gebeld wanneer hun kind niet komt opdagen en de school gaat met ouders in gesprek wanneer er probleemgedrag wordt gesignaleerd. Ouders ervaren dit als ondersteuning vanuit de school. Op de vraag of ouders ook andere organisaties kennen die ondersteuning kunnen bieden op dit gebied reageren de meeste ouders ontkennend. Gemeend wordt dat school gericht zou moeten doorverwijzen naar organisaties die hulp kunnen bieden. Zelf contact opnemen met een organisatie waar het gaat om problemen op school zoals spijbelen, vinden de meeste ouders ook niet passend. Professionele hulp is dan volgens hen te zwaar. Hoewel veel ouders van mening zijn dat er bij lichte problematiek laagdrempelige ondersteuning nodig is, weten zij niet waar deze te vinden is. Bureau Jeugdzorg en Maatschappelijk Werk zijn bekend, maar daar zouden ze alleen naartoe gaan wanneer de situatie echt onhoudbaar is geworden. Dat is echt ‘twee stappen verder’. “Er zijn wel hulporganisaties maar dat is echt een verdere stap zeg maar, die ze pas kunnen nemen als het echt uit de hand loopt.” Moeder, vier kinderen Enkele ouders zijn beter op de hoogte, hebben weleens gehoord van lichte ondersteuning, noemen de opvoedwinkel. Twee moeders hebben bijvoorbeeld gehoord van een informatiepunt waar je naar toe kunt gaan bij vragen over spijbelen of andere schoolzaken.
- 12 -
Hogeschool INHolland
“Het heet niet ‘stichting jeugd en gezin’, maar het is een inloopcentrum waar je met je opvoedingsvragen terecht kunt. Maar dat weet ik eigenlijk niet, is er zo’n centrum in Alkmaar?” Moeder, vier kinderen Ouders ervaren het contact met school als positief, al geven enkele ouders aan dat zij meer actie van school verwachten op het moment dat het niet goed gaat met hun kind. Hierbij zouden ze eerder gebeld willen worden wanneer er iets gaande is - zoals spijbelen - zouden ze samen naar een oplossing willen zoeken voor hun kind. Veel ouders zien een belangrijke opvoedkundige taak voor de mentor en docenten weggelegd. School is het eerste aanspreekpunt wanneer ze problemen ervaren met hun kind, waar ze terecht moeten kunnen bij een mentor of vertrouwenspersoon. Als blijkt dat dit te licht is, dan zouden de mentor of vertrouwenspersoon de ouders gericht kunnen doorverwijzen naar een professionele instantie. Terwijl ouders met kinderen in het reguliere voortgezet onderwijs aangeven meer steun van school te verwachten wanneer hun kind problemen geeft of heeft, komt uit de gesprekken met ouders die kinderen in het praktijkonderwijs hebben naar voren dat ze erg blij zijn met de steun vanuit school. Deze ouders vinden het erg prettig dat ze meteen gebeld worden door docenten, de mentor of de adjunct-directeur wanneer er iets is en ervaren het contact met school als ondersteunend. 3.4
Opvoeden van tieners: hoe gaat dat?
Bijna alle ouders geven aan dat het opvoeden van tieners niet altijd makkelijk is. Kinderen worden ouder en zelfstandiger, gaan zich anders gedragen, krijgen andere interesses. “Ik denk dat niet durven loslaten of vrijheid durven geven een groot punt is.” Moeder, drie kinderen “Ik vond het pas moeilijk worden vanaf een jaar of 14, 15. Als je kind ouder wordt bijvoorbeeld met uitgaan, hoeveel vrijheid geef ik mijn kind? Vanaf welke leeftijd? Hoe laat moet je kind thuis zijn? Dat vind ik moeilijk, dat heb je steeds minder in de hand en je weet niet wat zich allemaal afspeelt.” Moeder, drie kinderen Hun kinderen willen zelfstandig naar de stad gaan met vriendinnen, zelf kleding kopen. Soms ‘ontploffen’ ze in één keer en rennen naar hun kamer. Hoe daar als ouder mee om te gaan? Het stellen van grenzen en verantwoordelijkheid geven is een punt waar veel ouders moeite mee hebben. Hoeveel vrijheid kunnen ze hun kind geven? In hoeverre is het mogelijk om zaken als roken, alcohol en uitgaan te verbieden? “Er zijn twee zaken waar het zelfs in die opvoedcursus heel moeilijk is om er samen een soort modus voor te vinden en dat is ‘hoe krijg ik mijn kind aan het huiswerk’ en ‘hoe houd ik mijn kind uit de kroeg of van de straat’.” Vader, drie kinderen Naast grenzen stellen en verantwoordelijkheid geven maken ouders zich veel zorgen over uitgaan. Dan is er geen ouderlijk toezicht terwijl hun kinderen juist dan makkelijk toegang hebben tot alcohol, drugs en zaken waartegen de ouders hun kind willen beschermen. Hoewel de ouders er op verschillende manieren mee omgaan, is overeenkomstig dat er afspraken worden gemaakt om het uitgaan te controleren. Veel ouders spreken een tijd af wanneer hun kind thuis moet zijn. Anderen spreken af dat ze altijd bellen waar ze uithangen en nooit alleen naar huis fietsen. Ook worden er afspraken gemaakt over de frequentie van uitgaan: bijvoorbeeld één keer per maand, of één keer per twee weken. Er zijn terugkerende onderwerpen die ouders noemen wanneer het over opvoeding van tieners gaat.
- 13 -
Hogeschool INHolland
4
Top 5 vragen van ouders bij de opvoeding 1.
Grenzen stellen
2.
Mate van verantwoordelijkheid en zelfstandigheid
3.
Uitgaan
4.
Alcohol- en drugsgebruik
5.
Huiswerk
Opvoedstijlen De manier waarop ouders omgaan met hun tieners verschilt. Twee Antilliaanse moeders hanteren duidelijke regels waaraan hun kinderen zich moeten houden. Geen overleg; hun zonen moeten luisteren naar hun vader en moeder. “Bij ons zijn wij (ouders) de baas. Niet de kinderen. Op het moment dat het kind de baas is in huis, dan zit je met je handen in het haar.” Moeder, twee kinderen Andere ouders zeggen juist veel met hun kind te overleggen en te praten wanneer die iets willen waar ze als ouders niet achter staan. Ze willen hun kind veel vrijheid geven en alleen ingrijpen als het echt dreigt mis te gaan. “We proberen ze ook een beetje het vertrouwen te geven: ‘we laten het een beetje aan jou over, of je daar mee om kunt gaan, of je daar geen misbruik van maakt’. Niet te veel regels opleggen maar kijken hoe het kind is en hoe gaat hij daarmee om. En proberen te sturen als je ziet dat het helemaal mis loopt. Dat je dan probeert om erover te praten en in te grijpen.” Moeder, drie kinderen Waar de ene ouder een vrij strakke opvoedstijl hanteert, geeft de ander aan zichzelf meer als begeleider te zien van de kinderen naarmate ze ouder worden. De meeste ouders proberen wel een middenweg te vinden: regels en grenzen wanneer het nodig is, maar wel vrijheid om zelfstandig keuzes te maken en meer verantwoordelijkheid aan te kunnen. “Het is niet zo van: ‘dit mag je wel en dit mag je niet’, zo werkt dat niet denk ik. En dat zie je ook bij klasgenoten, dat ouders dat inderdaad wel doen maar die krijgen conflicten.” Moeder, twee kinderen De meeste ouders zeggen dat het goed gaat met hun kind en dat het onderling contact - afgezien van enkele boze buien - ook goed is. Wat doen ze als het toch dreigt mis te gaan? Hoewel ouders aangeven hun kind niet met ‘dit mag wel en dit mag niet’ op te willen voeden, stellen ze wel regels en grenzen wanneer er gedrag wordt vertoond dat niet door de beugel kan. Maar wat gebeurt er wanneer het kind zich niet aan de regels houdt? Een duidelijk antwoord op deze vraag geven ouders niet. Ze hopen via praten, uitleggen waarom bepaalde dingen goed of slecht zijn te voorkomen dat het uit de hand loopt. Tegelijkertijd vinden ouders dit één van de moeilijkste dingen in de opvoeding van tieners. “Wij hebben het met elkaar (ouders) gehad over roken en blowen. Dat we ook zoiets hadden van ‘oké, waarom doe je dat dan?’ We hebben wel gezegd (tegen de kinderen) dat we het niet goed vinden en zeker niet goedkeuren. Tot hun e
18 hebben ze - of ze het nu leuk vinden of niet - met ons te maken. En daar zijn natuurlijk bepaalde afspraken over gemaakt.” Moeder, twee kinderen
4
Deze top 5 is gebaseerd op de vragen en kwesties die ouders het meest noemen in de interviews
- 14 -
Hogeschool INHolland
Wat zouden ouders doen wanneer hun 14-jarige dochter ’s avonds op straat rondhangt met oudere jongens? Ook hier zeggen de meeste ouders eerst in gesprek te gaan met hun kind omdat contact maken en houden het belangrijkst is. Ze zouden bijvoorbeeld die jongens bij hen thuis uitnodigen om te zien wat voor jongens het zijn en er zo als ouder minder buiten staan. Wanneer dit niet werkt, zouden ze contact zoeken met de ouders van de jongens en zo nodig toch hulp zoeken bij Bureau Jeugdzorg of GGZ. En wat zeggen de vaders? Zijn er verschillen in visie op de opvoeding tussen vaders en moeders? Denken vaders anders over deskundige hulp en het bespreken van de opvoeding met anderen? Hoewel het om een beperkt aantal vaders gaat, valt op dat ze trots zijn op hun kind. Ze zijn blij dat het goed gaat met hun zoon of dochter, dat er goede schoolresultaten worden behaald en er geen problemen zijn op het gebied van uitgaan, drank- en drugsgebruik of verkeerde vrienden. Een gescheiden vader maakt zich vaak zorgen om zijn zoon die PDD-NOS heeft en doet er zoveel mogelijk aan om zijn zoon te kunnen ondersteunen. Hij is bewust bezig met de schoolkeuze van zijn zoon, die tussendoor ook van school is gewisseld. Hij bespreekt de problemen die hij soms ervaart in de opvoeding met anderen en heeft een opvoedingscursus gevolgd. Prettig aan de cursus vindt hij de praktische hulp en het feit dat hij hierdoor met zijn ex-vrouw meer op één lijn is gekomen in de opvoeding. Net als moeders geven ook de vaders aan dat het contact tussen school en ouders erg belangrijk is, vooral wanneer er problemen zijn, zoals spijbelen of slechte schoolresultaten. De betrokkenheid van een mentor, vertrouwenspersoon of docent is noodzakelijk omdat alleen met gezamenlijke inzet het kind geholpen kan worden. Ze gaan naar tien-minutengesprekken en informatieavonden op school en twee vaders zitten in de medezeggenschapsraad van de school van hun kind. En terwijl de moeders erkennen dat zij weleens moeilijkheden ervaren in het opvoeden - zoals op het gebied van grenzen stellen, uitgaan en alcoholgebruik - benadrukken de meeste vaders hoe ze handelen om dit te voorkomen. Het contact met hun kind vinden zij erg belangrijk, met elkaar in gesprek gaan en daardoor weten wat er speelt. Hierdoor proberen ze te sturen en het gedrag te beïnvloeden. Zij vinden wel dat de puberteit een moeilijke periode is voor zowel ouder als kind. De vaders denken wisselend over opvoedingsondersteuning en hulpverleningsinstanties. Vijf van de negen vaders zien deskundige hulp echt als laatste stap wanneer zij moeilijkheden ervaren met het opvoeden. Ze zeggen eerst naar familie, vrienden en kennissen te stappen voor advies, en als dat niet werkt misschien contact op te nemen met een instelling. Twee vaders hebben contact gehad met een instelling toen het niet zo goed ging met hun kind en zijn erg positief over de begeleiding die ze toen hebben ontvangen. Een vader zoekt ook hulp in eigen kring; hij maakt deel uit van een christelijke gemeenschap waar hij veel steun ervaart. Vier vaders zijn positief over opvoedingsondersteuning. Twee vaders hebben een opvoedcursus gevolgd en twee andere vaders zeggen zo’n cursus te zullen volgen wanneer die in hun omgeving aangeboden wordt. Een vader die al eens contact gehad heeft met deskundigen vanwege zijn dochter, zou ingeval van problemen zeker contact opnemen met een professionele organisatie. Volgens hem is het fijne van opvoedcursussen en ondersteuning, dat het erg laagdrempelig is, onder andere vanwege het contact met andere ouders. Je ziet waar anderen tegenaan lopen en hoe zij ermee omgaan. “Wat ook opvalt, is dat de meeste mensen met puberproblemen tegen dezelfde problemen aanlopen. Fijn gevoel is dat.” Vader, drie kinderen
- 15 -
Hogeschool INHolland
De vaders die een opvoedingscursus hebben gevolgd menen dat het ook een goede manier is om met hun partner of in geval van echtscheiding - de moeder van hun kinderen op één lijn te komen waar het gaat om opvoeding. Al met al lijken de vaders niet heel anders te denken over de opvoeding van hun tieners dan de moeders. Tijdens de tweegesprekken vullen de ouders elkaar ook aan. De moeders lijken iets eerder opvoedingsondersteuning te zoeken dan de vaders. Enkele vaders zien dit echt als laatste redmiddel en willen moeilijkheden eerst zelf oplossen, eventueel met hulp van familie en vrienden. Wanneer het echt nodig is, zouden ze contact opnemen met een instantie. Praten over opvoeding Vrijwel alle ouders bespreken de opvoeding van hun kinderen met anderen, meestal met mensen uit hun directe omgeving zoals familie, vrienden en kennissen, buren en collega’s. Soms gaat het alleen om gesprekken hoe het met hun kinderen gaat, vaak ook om het uitwisselen van ervaringen. Ze vinden het prettig te horen hoe anderen met kleine problemen omgaan en vragen elkaar advies. Enkele zeggen alleen met andere ouders over de opvoeding te praten als het nut heeft. Zo praat een moeder graag met een vriendin die onderwijzeres is, omdat ze goede tips kan geven. Een andere moeder die zelf al twee oudere kinderen heeft en in het onderwijs werkt, zegt dat mensen vaak naar haar toekomen voor advies, maar dat ze zelf niet snel met vragen naar een ander gaat omdat ze alles wel weet. Veel ouders hebben behoefte aan uitwisseling van ervaringen met andere ouders. Ouders die aan een opvoedcursus hebben deelgenomen vinden het vooral nuttig om contact te hebben met andere ouders, te bespreken waar die tegenaan lopen en hoe ze ermee omgaan. Maar ook ouders die niet hebben deelgenomen aan een opvoedcursus laten zich positief uit over het bespreken van de opvoeding met anderen. Een vader suggereert dat het zinvol kan zijn om intervisiegroepen per wijk op te zetten, waar ouders een case kunnen inbrengen en dit met elkaar - eventueel onder leiding van een deskundige - bespreken. 3.5
Opvoeden in twee culturen
Opvoeden van tieners, hoe strak of juist soepel pak je dat aan? En wat is dat eigenlijk, puberteit? Wat verandert er zoal en wat wordt er van ouders in de Nederlandse samenleving verwacht wanneer het om pubers gaat? Praten over de opvoeding van hun kinderen, over de vragen en problemen waar ze soms in de omgang met hun tieners tegenaan lopen, is voor de geïnterviewde allochtone ouders niet vanzelfsprekend. Terwijl Nederlandse ouders aangeven veel met mensen uit hun directe omgeving te praten over hun kinderen, is dit voor de Turkse en Antilliaanse ouders een andere kwestie. Ze vinden het moeilijk of niet nodig om er buitenshuis over te praten. Onzeker over opvoeding Direct na het huwelijk inwonen bij schoonouders, de Nederlandse taal niet beheersen, huishouden en opvoeding delen met schoonmoeder, dat hebben twee Turkse moeders als belemmerend in hun ontwikkeling tot ouder ervaren. Terwijl de een totaal niet op één lijn in de opvoeding zat met haar schoonmoeder en onzeker werd over haar aanpak, heeft de andere moeder de opvoeding van haar dochters aan schoonmoeder overgelaten en pas laat beseft moeder te zijn. Niet alleen inwonen bij schoonmoeder maar ook de Nederlandse taal niet beheersen, heeft hen onzeker gemaakt hoe en waartoe op te voeden. De vaders laten de thuissituatie aan de moeders over, tussen kinderen en ouders doet zich onenigheid voor, de moeders voelen zich er alleen voor staan. Ook een derde Turkse moeder die weliswaar geen last heeft gehad van de taalbarrière, benoemt het sociale isolement als moeilijk en belemmerend in de begeleiding van haar kinderen. Onzekerheid, depressie, isolement, het gevoel er alleen voor te staan. Alle drie moeders zijn via Steunpunt
- 16 -
Hogeschool INHolland
Hayat met andere moeders in contact gekomen, waar ze een assertiviteitscursus hebben gevolgd, zelfbewuster en mondiger zijn geworden, hebben leren praten over zichzelf en de opvoeding. Een vierde Turkse moeder onderstreept het belang om via Steunpunt Hayat met andere moeders te kunnen praten en ondersteuning te krijgen, vriendschap te ervaren met andere vrouwen. Ze volgen er cursussen en bijeenkomsten, praten onder begeleiding in eigen taal over opvoeding, gezondheid en andere onderwerpen die hen bezighouden. Die steun hadden ze al eerder willen hebben, maar wisten niet hoe die te vinden. Volgens deze moeders zijn veel Turkse en Marokkaanse vrouwen bang om met anderen te praten over opvoedingszaken. Er is schaamte over gezinsproblemen, er is aarzeling om problemen die thuis spelen te bespreken, uit angst voor roddels en een slechte naam in de gemeenschap. Er is een hoge drempel om met anderen in contact te komen. “Turkse vrouwen zitten veel thuis en willen graag iets doen maar de drempel is te hoog. Ze hebben weinig zelfvertrouwen en ‘wat zullen ze over mij denken, dat ik gek ben’ en dat soort dingen. Thuis blijven ze. Als je naar de 5
RIMA (maatschappelijk werk) gaat denken ze dat je gek bent en naar de GGZ al helemaal.” Turkse moeder, drie kinderen Een andere moeder probeert wel eens moeders ook mee te nemen, maar dat lukt niet altijd. “Je moet die vrouwen soms echt meesleuren. Want ze zeggen heel vaak, dan is er een koffieochtend of een steunpunt, of een extra voorlichting over iets. Dan vraag ik ook: ‘Willen jullie komen?’ ‘Ja, we komen wel.’ is het dan, maar dan komen ze niet. Dat is heel moeilijk om dan die stap te laten zetten. Ze proberen het wel maar ergens gaat het dan toch blijkbaar niet.” Turkse moeder, drie kinderen Twee Antilliaanse moeders praten weinig met anderen over de opvoeding van hun kinderen, omdat iedereen in hun omgeving het op dezelfde manier doet en weet wat de regels zijn. Kinderen hebben gewoon naar hun ouders te luisteren, zich aan de regels te houden. Er valt gewoon weinig te bespreken. Ook een derde Antilliaanse moeder bespreekt de opvoeding niet met anderen, zeker niet met familie die het altijd beter weet en een mening heeft over haar als alleenstaande moeder. Geen behoefte aan de mening van anderen, ze pakt het liever zelf aan. En ten slotte praat een Antilliaanse vader vooral met mensen van de christelijke gemeenschap waar hij bij hoort over normen en waarden die via de opvoeding moeten worden bijgebracht. Als hij problemen zou ervaren met zijn kinderen, dan zou hij hulp inschakelen via de gemeenschap. Ze zouden samen bidden en tot een oplossing komen. Met reguliere instanties heeft hij weinig. Die verliezen vaak het perspectief van ouders uit het oog en richten zich teveel op het kind, hebben een eenzijdig beeld van een thuissituatie, waardoor een kind onnodig uit huis geplaatst wordt. Opvoeden van tienerzonen en dochters De Antilliaanse moeders geven aan dat er bij de overgang naar de puberteit van hun kinderen niet zoveel veranderde. Ze vinden dat ze geen noemenswaardige problemen hebben. Hoezo puberteit? “Toen zeiden ze bij Ryan (zoon) dat het de puberteit was, maar wij doen niet aan puberteit. Zeker niet, dat kennen wij niet. Een kind hoort zich te gedragen, buiten of binnen de puberteit. Dat is echt een Nederlandse cultuur.” Antilliaanse moeder, twee kinderen
5
RIMA, voorheen organisatie voor maatschappelijk werk, opgegaan in De Wereng, organisatie voor welzijn en maatschappelijke dienstverlening in Noord-Holland.
- 17 -
Hogeschool INHolland
Een Antilliaanse vader meent daarentegen dat er wel degelijk sprake is van puberteit die bij niet-westerse jongeren al rond tien jaar begint. Dit veroorzaakt problemen en onduidelijkheid hoe ermee om te gaan. Het is ook lastig om je kind in de Nederlandse samenleving op te voeden. Er wordt in Nederland vooral vanuit het kind geredeneerd, het kind staat centraal. Het woord van het kind heeft soms meer invloed dan wat ouders zeggen, zo stelt vader. Wanneer een jongen beweert thuis mishandeld te worden, dan wordt hij uit huis geplaatst. Er wordt niet echt naar ouders geluisterd. Het is ook een gemis dat de opvoeding alleen bij de ouders ligt en minder bij de buurt en omgeving. Hijzelf is opgegroeid in Curaçao waar hij door de buurvrouw werd toegesproken wanneer hij kattenkwaad uithaalde. In Nederland hoef je het niet te proberen om andermans kind aan te spreken op gedrag. “Als ik op straat iets deed, dan kreeg ik ervan langs. En dan kwam ik thuis dan kreeg ik er nog een keer van langs. En dat is ook opvoeding. We voedden elkaars kinderen op. En tegenwoordig, daar hoef je niet meer aan te beginnen. Want als je nu een kind aan z’n oren pakt, nou dan krijg je de hele familie op je dak. Maar vroeger, we hielden elkaar in de gaten en we hielpen elkaar. Dat is een samenleving die, eigenlijk hebben de regeringen in heel veel gevallen de kinderen boven de ouders gesteld.” Antilliaanse vader, twee kinderen Tegelijkertijd vindt hij een goede band met zijn kinderen belangrijk, en er moet gepraat kunnen worden over allerlei onderwerpen. Hijzelf heeft bijvoorbeeld zijn dochter verteld wat menstruatie inhoudt. Zijn vrouw is nooit voorgelicht door haar moeder en moest het zelf uitvinden. Het is een taboe in de Antilliaanse cultuur om hierover te praten. Praten met je kinderen, hen meer en meer als volwassen zien en onvoorwaardelijk steunen, dat vindt hij belangrijk. “Toen mijn dochter 16 werd, hadden we een heel leuk feestje. En ook herkenning dat ik haar gewoon als dochter zag, niet als tiener, maar als vrouw. Want die volwassenheid is aan het komen, dus had ik haar een ring gegeven. En ik zei tegen haar, net als een trouwring, ik zeg ‘als er ooit een man bij jou komt om jou, die moet eerst bij mij komen.’ (…) Ja alle vriendinnen waren er ook, Marokkaanse vriendin, Antilliaanse vriendin en ook een Nederlandse vriendin. Ik zag ze, die hadden allemaal tranen in hun ogen, want hun vader had hen nooit erkend, op die wijze. ‘Je bent mijn dochter en ik zal er voor je zijn te allen tijden’.” Hij zou in de opvoeding graag een meer actieve rol van school zien, bijvoorbeeld wanneer er gespijbeld wordt of kinderen zich slecht gedragen. Nu wordt er een brief thuisgestuurd en moet je als ouder contact opnemen met de school in plaats van andersom. School neemt laat contact op wanneer er iets is. De Turkse moeders hebben duidelijk meer vragen over de opvoeding van hun tienerzonen en dochters. Ze vinden het lastig dat ze weinig zicht en controle hebben over het leven van hun tieners. Die komen bijvoorbeeld in aanraking met roken en alcohol, wat vanwege hun geloofsovertuiging verboden is. Een andere kwestie is seks voor het huwelijk, wat evenmin bij de thuiscultuur en traditie past. “Er zijn natuurlijk fricties als ze wat ouder worden; hoe wij denken, hoe zij denken, hoe ik opgevoed ben. Ik denk toch leven, wonen en keuzes kunnen maken tussen twee verschillende culturen. Dat dat toch heel veel problemen geeft.” Turkse moeder, één kind “Als kinderen groot worden heb je te maken met grote problemen. Was hij maar klein gebleven, makkelijk geweest! (lacht)” Turkse moeder, één kind
- 18 -
Hogeschool INHolland
Ten aanzien van de zonen zijn de moeders vooral bang voor de invloed van verkeerde vrienden en dat ze onbeleefd en agressief gedrag op straat vertonen, in portieken rondhangen, drugs gebruiken. Een moeder vertelt dat het momenteel redelijk goed gaat met haar zoon. Hij is dit jaar geslaagd voor zijn vmbo en gaat volgend jaar naar het mbo. Ze heeft een aantal keer contact gehad met de leerplichtambtenaar, is tevreden met het contact vanuit school. Waar ze soms moeite mee heeft, is dat ze met haar zoon geen Nederlands kan spreken, waardoor ze niet alles kan volgen wat hij over school vertelt. Ze is ook bezorgder geworden naarmate hij ouder werd, bang dat hij drugs en alcohol gaat gebruiken, met verkeerde vrienden omgaat. Graag zou ze hierover met een deskundige over willen praten, maar ze weet niet met wie, omdat ze geen Nederlands spreekt. Ten aanzien van de dochters - waar de moeders zich meer zorgen over lijken te maken - gaat het om de slechte naam of reputatie die ze door ‘slecht’ gedrag zou krijgen. Een jongen kan zijn fouten herstellen, maar voor een meisje heeft een negatieve reputatie grote gevolgen voor haar toekomst. “En dat de omgeving mijn dochter zouden zien met andere jongens, hangen, dat is heel belangrijk hoor, voor ons. Dan krijgt ze een slechte naam, dan wordt er slecht over haar gepraat.” Turkse moeder, drie kinderen Vooral seks is een onderwerp dat moeilijk bespreekbaar is in Turkse gezinnen. Een moeder zegt over heel veel onderwerpen met haar zoon te kunnen praten, maar niet over seks. “Dat (seks) is het enige waar niet over gepraat wordt. Een meisje mag dat niet, maar een jongen eigenlijk ook niet. Maar wat wordt gedaan in onze cultuur, een jongen doet het wel ‘maar ja, het hoort’ zeggen we dan, maar een meisje absoluut niet.” Turkse moeder, drie kinderen De Turkse moeders lijken zich - meer dan Nederlandse ouders - zorgen te maken over het gedrag van hun kinderen, maar vooral over de mening die anderen hebben over hun zonen of dochters. Schaamte weerhoudt hen ervan om met anderen over problemen te praten. 3.6
Hulp van instanties
Iets meer dan de helft van de ouders geeft aan contact te hebben (gehad) met een professionele instantie vanwege hun kinderen. Genoemd worden o.a. GGZ, Bureau Jeugdzorg, het RIAGG, Triversum, MEE, Maatschappelijk Werk, Evean. De redenen voor dit contact zijn divers, variërend van gedragsproblemen tot psychisch welbevinden van hun kind. De ouders hebben dit wisselend ervaren. Er zijn ouders die ontevreden zijn met de hulp die zij gehad hebben, vinden de hulp niet passen bij hun probleem. Zo vertelt een vader dat hij met vrouw en zoon naar een eerstelijns psycholoog gegaan is, waar het hulpaanbod te ver afstond van de vraag die zij hadden. Een moeder geeft aan dat haar zoon kinderachtige begeleiding heeft gekregen; hij was vijftien en moest poppetjes tekenen. Andere ouders zijn positief over de geboden hulp en ondersteuning, noemen onder andere maatschappelijk werk, een psycholoog, MEE. Enkele ouders hebben contact met laagdrempelige organisaties zoals Steunpunt Hayat en de opvoedwinkel, of hebben een opvoedcursus van de GGD, Evean of Hayat gevolgd en beoordelen dit als positief. Een alleenstaande moeder met vier kinderen ontvangt begeleiding van Triversum voor het gedrag van haar dochter en staat erg positief tegenover opvoedingscursussen.
- 19 -
Hogeschool INHolland
Drempels om advies en hulp te zoeken De drempel om een instantie te benaderen is voor veel ouders hoog. Er moet wel echt wat aan de hand zijn, willen ze contact opnemen met bijvoorbeeld Bureau Jeugdzorg, Triversum of de GGZ. Ouders noemen verschillende redenen waarom ze dat niet snel zullen doen. Ten eerste omdat ze er op eigen kracht of hulp en advies van familie, vrienden en kennissen ook uitkomen. Het is niet nodig om direct contact op te nemen met een organisatie; ze willen het graag eerst zelf oplossen. Hierbij is een deel van de ouders niet zozeer negatief over organisaties, maar hebben ze de hulp simpelweg niet nodig. Een ander deel heeft een negatief beeld of negatieve ervaringen en wil daarom alles zelf in eigen kring oplossen. In het algemeen hebben ouders het beeld dat alleen bij complexe situaties en grote problemen contact met een instantie nodig is: ‘alleen als het écht niet meer gaat’. Ouders ervaren contact met een professionele organisatie als een laatste stap ingeval het niet goed gaat met hun kind. “Je hebt ook Bureau Jeugdzorg maar dat heeft wel een naam voor de complexere problemen.” Moeder, vier kinderen Ten tweede speelt het beeld dat ouders van instanties hebben een grote rol. Ze hebben negatieve verhalen gehoord van anderen of aangedragen gekregen vanuit de media. “Hoe vaak zie je niet op televisie hoeveel trauma’s er zijn? Die mensen zijn naar een instantie geweest. Die deden niets. Pas wanneer het te laat is, vallen ze in.” Moeder, twee kinderen Een moeder stelt nadrukkelijk dat contact met de kinderbescherming betekent dat je zó je kind kwijt bent. Een familielid is zo haar dochter kwijt geraakt. Meerdere ouders hebben zelf wel een positief beeld van professionele hulp, maar signaleren de invloed van de media op de negatieve beeldvorming onder ouders. “En dat is zo jammer want er wordt gewoon kei en keihard gewerkt. Ja, ik zou weleens wensen dat het ook eens positiever in het nieuws kwam, dat ook gewoon succesverhalen in beeld zouden komen. Dat gebeurt gewoon veel te weinig.” Moeder, vier kinderen “En dan is het net als een Jeugdzorg, ja sorry hoor. Ik zou mezelf nog net geen delinquent voelen. Zo van mijn moeder gaat naar Jeugdzorg, dan zal ik wel helemaal ontspoord zijn.” Moeder, vijf kinderen Ouders vinden de wachtlijsten en de bureaucratie in de zorg een negatief punt. Wanneer het niet goed gaat met je kind wil je op dát moment hulp en begeleiding, niet over een half jaar. Ook zijn de vele tussenschakels en doorverwijzingen, de uitgebreide intakes en screenings vervelend. Zowel ouders die zelf hulp hebben ontvangen als ook ouders die nooit contact hebben gehad met instanties noemen dit punt. “Je hebt moeilijkheden thuis, dan merk je dat die moeilijkheden zich ook op school voordoen, dan ga je eens naar een arts, naar een mentor, een vertrouwenspersoon en dan ga je naar een instantie. Dan ben je best wel een half jaar tot een jaar bezig.” Moeder, vijf kinderen “Ja, maar zo’n instantie is ook zo’n langdradig gedoe. Dan moet je weer allemaal testjes doen en zo.” Moeder, twee kinderen
- 20 -
Hogeschool INHolland
Verder zijn angst voor dossiervorming en ‘een ‘stempel’ krijgen waar je niet meer vanaf komt’ kwesties die meespelen in de keuze om wel of niet contact op te nemen met een instantie. Ouders die er ervaring mee hebben zijn gemengd over het advies en de steun die ze ontvangen hebben. Een deel is positief, een ander deel minder positief. De begeleiding sluit onvoldoende aan bij hun hulpvraag of ouders misten een klik met de hulpverlener. “Het kan inmiddels wel helemaal veranderd zijn, maar mijn beleving is nog steeds zo. Beetje zeurderige types (over een instantie voor psychische hulp) die naar veel problemen op zoek zijn, want het kan niet zo zijn dat er niets achter zit.” Vader, drie kinderen Afstand tussen de instantie en de situatie waarin ouder en kind zich bevinden speelt een belemmerende rol. Mensen uit hun directe omgeving zijn bekend met de situatie, kennen de school van hun kinderen. Daarom kunnen ze waardevolle adviezen geven. Een hulpverlener is niet bekend met de situatie en hun kind, waardoor ze als ouders opnieuw moeten vertellen wat er aan de hand is. De stap naar een mentor of vertrouwenspersoon van school is een stuk makkelijker te zetten dan die naar een instantie. “Want deze mensen kennen onze kinderen niet. Die zullen antwoord geven uit een vrij algemene situatie. En mensen op school die kennen jouw kind wel, hun adviezen zijn iets waardevoller.” Moeder, vijf kinderen Ten slotte is voor sommige ouders de taalbarrière en onbekendheid met Nederlandse instanties een reden om geen advies of steun te zoeken. Veel Turkse moeders kennen buiten Steunpunt Hayat geen organisaties, maar ervaren ook een grote drempel omdat ze de Nederlandse taal niet beheersen. Omgekeerd is er vanuit dergelijke instellingen ook weinig kennis van de cultuur en achtergrond van allochtone ouders, zo wordt gemeend, waardoor hulp en advies onvoldoende aansluit. Kleine opvoedingsvragen Dat ouders niet snel naar instanties toestappen, wil niet zeggen dat er geen vraag is naar advies en steun op het gebied van opvoeden. Veel ouders hebben concrete vragen over hun tieners, zoals: ‘Hoe laat moet mijn 14-jarige zoon naar bed?’ ‘Wat doe ik met mijn dochter van 15 die een 17-jarige vriend heeft?’ ‘Hoe ga ik om met drankgebruik tijdens het uitgaan?’ Bij deze vragen en onderwerpen kunnen ouders best advies gebruiken, maar ze voelen er weinig voor om hiermee naar een organisatie als Bureau Jeugdzorg te gaan. Het zijn immers maar kleine vragen, niet al te ingewikkeld. Tegelijkertijd zijn ze onbekend met organisaties waar ze met eenvoudige opvoedingsvragen terecht kunnen. Er is de opvoedtelefoon, maar zelf hebben ze er nooit gebruik van gemaakt. “En dan kom je weer op die instanties waar je terecht kunt met vragen, waarvan we niet weten welke instanties dat zijn.” Moeder, drie kinderen “Ik weet het eigenlijk niet… Zonder dat je gelijk al in de echte hulpverlening terecht komt. Niet iets laagdrempeligs denk ik.” Moeder, twee kinderen Ouders die wel bekend zijn met organisaties die advies en eenvoudige steun bieden zijn erg enthousiast. Vooral over de opvoedwinkel in de binnenstad zijn ouders positief. De mogelijkheid om zó binnen te stappen en er ook licht advies
- 21 -
Hogeschool INHolland
wordt gegeven, maakt dat ouders er makkelijk naartoe gaan. Ook hebben enkele ouders een opvoedingscursus via de GGD gevolgd, waarover ze tevreden zijn. “Die opvoedwinkel is voor mij zo’n makkelijke entree. Je stapt zo even naar binnen en gaat weer weg. Je hoeft daar geen cursus te doen, je gaat even neuzen, een klein adviesje, heel laagdrempelig.” Moeder, twee kinderen Veel ouders hebben in de krant gelezen over opvoedcursussen, maar hebben er zelf nooit gebruik van gemaakt. Omdat ze er op dat moment geen behoefte aan hadden, omdat het geld kost om aan zo’n cursus deel te nemen, omdat ze het niet nodig vinden. Wat advies van familie en vrienden is voldoende. Ergens terecht kunnen met ‘gewone vragen’, dat is iets wat veel ouders missen. Geen dossiers, wachtlijsten en intakes, maar gewoon een vraag kunnen stellen en met een advies naar buiten lopen, dat is het beeld dat ouders hebben van laagdrempelige opvoedingsondersteuning. Instanties zijn vaak te zwaar, een beetje hulp en een luisterend oor is prettig. “Ik denk dat er ook ouders zijn die gewoon even willen praten, even hun frustratie en zorgen kwijt willen.” Moeder, twee kinderen Creativiteit in aanbod Een vader spreekt van ‘creativiteit in de zorg brengen’. Hiermee vat hij een onderwerp samen dat veel ouders naar voren brengen: kijk naar deze ouders en deze jongeren, naar hún situatie, zoek elke keer opnieuw de aansluiting. Niet met vooropgestelde plannen en protocollen, maar door gerichte aandacht en betrokkenheid bij deze situatie. Daar hebben ouders en jongeren de meeste baat bij. 3.7
CJG als laagdrempelig informatiepunt?
Gevraagd is wat ze als ouders vinden van een centraal punt waar ouders en kinderen terecht kunnen voor vragen en advies. Zouden zij er zelf naartoe gaan? En wat zijn de voorwaarden waaraan zo’n informatiepunt moet voldoen? Meerdere keren is er gesproken over laagdrempeligheid van instanties. Wat bedoelen ouders precies met laagdrempelig? Welke verwachtingen hebben ze van een CJG? Wat verstaan ouders onder laagdrempelig? Veel ouders geven aan dat advies en steun laagdrempelig moet zijn. Ze vinden instanties niet toegankelijk genoeg en verwachten dat ondersteuning beter moet aansluiten bij de vragen die ze hebben. Hoe ‘laagdrempelige ondersteuning’ eruit zou kunnen zien?
Waar je ook met kleine opvoedingsvragen terecht kan.
Met korte contactmomenten.
Bekendheid en duidelijkheid waar zo’n instantie voor staat.
Een herkenbare en bereikbare locatie, bijvoorbeeld in de binnenstad of een centraal punt in de wijk.
Zonder afspraken, wachttijden en intakes.
Met vriendelijke, behulpzame en deskundige medewerkers.
Ruime openingstijden en bereikbaarheid, ook ’s avonds.
Waar je kunt praten over vragen en problemen met andere ouders.
Even rondkijken, een kopje koffie drinken en een folder meenemen.
- 22 -
Hogeschool INHolland
Gewoon even binnenlopen Het CJG moet volgens ouders de plek zijn waar lichte opvoedingsondersteuning geboden wordt. Er kunnen cursussen gegeven worden, maar het gaat ouders vooral om korte contactmomenten waar ze tips en adviezen krijgen. Meerdere ouders menen dat organisaties er momenteel vooral zijn voor ernstige problemen en zware opvoedingsproblematiek. Zijzelf benadrukken het belang van ondersteuning voor ‘gewone’ vragen. “Wat ik wel vind is - en dat is een beetje Nederlands - dat de mensen waarmee het allemaal slecht gaat, daar gaat alle aandacht altijd naar toe. En bij de grote groep waarmee het allemaal goed gaat, daar is geen aandacht voor.” Moeder, twee kinderen “Maar ik vond het zo leuk toen ik het zag, die opvoedwinkel. Vroeger kwam je in het ergste geval bij Bureau Jeugdzorg, maar dat is gelijk zo zwaar. Soms is alleen wat tips krijgen genoeg. En die opvoedwinkel is laagdrempelig.” Moeder, drie kinderen Alle ouders moeten er terecht kunnen met vragen voor advies, niet alleen ouders die in een probleemsituatie met hun kind zitten. En als er sprake is van problemen, dan zou een CJG gericht moeten kunnen verwijzen. De huidige zorg is ondoorzichtig waardoor je als ouder niet weet waar je terecht kan met vragen en problemen. Er zou een centraal punt moeten zijn waar je direct wordt doorverwezen naar de juiste instantie. Dit voorkomt rondgestuurd worden in het hulpverleningscircuit. “Bureaucratie. Je loopt tegen een muur op. Niemand kan je zeggen waar je terecht kan. Je mist één balie die je verwijst naar instellingen.” Vader, vier kinderen Bijna alle ouders vinden dat een informatie- en adviespunt ruime openingstijden moet hebben. Werkende ouders moeten er ook naartoe kunnen en daarom zou een dergelijk centrum minimaal twee avonden per week open en liefst altijd telefonisch bereikbaar moeten zijn. “Als hij om 16.00 uur dichtgaat, dan heb je niets aan zo’n instantie. Twee avonden in de week open van 18.00-21.00 uur, ik zeg maar wat. Dat zou wel fijn zijn voor ouders die de hele week werken toch?” Moeder, twee kinderen Bij grote bereikbaarheid wordt het ook makkelijker om langs te gaan of even te bellen. Dan wordt het vanzelfsprekend dat mensen even langskomen voor informatie. Ook de opvoedtelefoon is een ‘instantie’ waarmee ze contact kunnen leggen als er iets is. Een toegankelijke voorziening moet er uitnodigend uitzien, een huiskamergevoel uitstralen, vrolijk en kleurig, banken waarop je kunt zitten en een koffieapparaat. Een moeder vindt dat het mogelijk moet zijn om alleen een kopje koffie te drinken en wat rond te neuzen, folders mee te nemen en weer te gaan. Ook een vader benadrukt de uitstraling van het gebouw. “Er hoort een bepaald sfeerbeeld bij vind ik wel, wat een beetje vertrouwen uitstraalt, wat uitnodigt om daar naartoe te komen. Ik moet niet naar één of ander grijs, duf gebouwtje toe waar je in een hokje gestopt wordt.” Vader, drie kinderen Ook een andere vader noemt koffie drinken als contactmoment met andere ouders. Praten over opvoeding vinden veel ouders waardevol. Ze zien het CJG als middel om met andere ouders in contact te komen. Daarbij moeten medewerkers
- 23 -
Hogeschool INHolland
van een CJG vriendelijk, deskundig en behulpzaam zijn, goed advies geven waar het gaat om lichte opvoedsteun, maar ook problemen kunnen signaleren en doorverwijzen naar de juiste instantie. Enkele ouders spreken de voorkeur uit voor één begeleider wanneer er sprake is van herhaald contact; liever geen wisselende begeleiding. Afspraken, wachttijden en intakes passen niet bij een laagdrempelig informatiepunt. Iedereen moet gewoon binnen kunnen lopen en zonder afspraak geholpen worden. Het negatieve beeld dat ouders van organisaties hebben speelt hierbij een rol. Een CJG moet ánders zijn en zich onderscheiden door minder bureaucratisch te werk te gaan. Twee moeders uit Overdie reageren verbaasd wanneer ze horen dat er onlangs een Centrum voor Jeugd en Gezin geopend is in hun wijk. Waarom zijn ze er niet van op de hoogte? Naamsbekendheid is volgens veel ouders dé manier om te zorgen dat ouders en jongeren er komen met vragen en problemen. Zo’n centrum moet op een centrale plaats staan, midden in de wijk of in de stad. Dat draagt bij aan laagdrempeligheid. “Ja misschien een beetje raar maar naast de HEMA of zo. Zo zou het moeten zijn, zo laagdrempelig. En niet ergens in een medisch centrum.” Moeder, twee kinderen De binnenstad van Alkmaar is een goede locatie, zo menen meerdere ouders, omdat daar mensen langslopen tijdens het winkelen, boodschappen doen, bibliotheekbezoek. Ook buurthuizen in de wijken zijn een goede optie, omdat de stap om naar binnen te gaan klein is. Terwijl veel ouders het niet vanzelfsprekend vinden om een instantie te benaderen met kleine opvoedvragen, zou een toegankelijk CJG moeten helpen om het taboe op het vragen van advies en steun te doorbreken. Advies en ondersteuningsinstanties moeten meer doen aan naamsbekendheid, zo wordt gemeend. Waar kan je met welke vragen of problemen terecht? “Wat ik wel vind is hoe kom je er als ouder, hoe vind je makkelijk de weg? En hoe kom je snel aan hulp, op wat voor niveau ook, of het nou een groot probleem is of een klein probleem.” Moeder, vier kinderen Bekendheid en duidelijkheid waar een instantie voor staat, verlaagt de drempel om contact op te nemen. Reclame in het Alkmaars nieuwsblad, tv-commercials op regionale zenders, maar daarnaast ook folders en informatie via scholen zijn goede middelen om bekendheid te geven aan CJG’s, zodat ouders de weg weten te vinden. Ook voor jongeren? Twee moeders vinden het belangrijk dat ook jongeren bij zo’n informatiepunt terecht kunnen. Wanneer zij zelf vragen hebben waar zij moeilijk over kunnen praten met hun familie of vrienden, zou het mooi zijn als ze op een toegankelijke en anonieme manier advies kunnen krijgen. Kwesties waarmee jongeren kunnen zitten zijn volgens ouders: drugs, alcohol, seks en geldzaken. 3.8
Samenvatting ouders
Opvoeden in Alkmaar Ouders ervaren Alkmaar als een goede stad om te wonen en hun kinderen op te voeden. Het is een stad met goede voorzieningen, rust en ruimte voor kinderen in de wijken om te spelen. Vooral de ouders uit Overdie maken zich zorgen over de veiligheid van hun wijk en zouden graag zien dat hun tieners onder toezicht van volwassenen deelnemen aan activiteiten die weinig of geen geld kosten. Daarnaast hebben ouders zorg over de verkeersveiligheid van de routes van en naar school.
- 24 -
Hogeschool INHolland
Contact met school Met de meeste kinderen van de ouders gaat het doorgaans goed op school. De ouders bezoeken ouderavonden, vinden dat ze goed contact hebben, al varieert de mate van schoolbezoek en betrokkenheid bij school. Vooral ouders met tieners in het praktijkonderwijs hebben intensief contact vanwege de leer- of ontwikkelingsproblemen van hun kind en de extra begeleiding dat ze van school of een hulpinstantie krijgen. Ze zijn daar doorgaans tevreden over. Praktisch alle ouders met tieners in het regulier en speciaal voortgezet onderwijs zien voor school niet alleen een actieve rol weggelegd in het opleiden van hun kinderen, maar ook in het signaleren van en begeleiden bij problemen die met onderwijs te maken hebben, in het signaleren en gericht verwijzen bij gedragsproblemen. Deze rol zou school actiever kunnen vervullen door zelf met ouders contact te zoeken, vinden ouders met tieners in het regulier voortgezet onderwijs. De meeste ouders zijn onbekend met instanties die advies of ondersteuning kunnen bieden aan tieners en ouders. Betrokkenheid van mentor, vertrouwenspersoon en docenten wordt noodzakelijk gevonden omdat alleen met gezamenlijke inzet een kind met problemen geholpen kan worden. Opvoeding van tieners De meeste ouders geven aan goed contact te hebben met hun tieners, proberen bij verschil van mening door middel van gesprekken en overreding hun kinderen te sturen. Zo nodig treden ze echt op. Bijna alle ouders geven aan wel eens vragen te hebben op het gebied van opvoeding. Die vragen - en soms problemen - doen zich voor ten aanzien van grenzen stellen en verantwoordelijkheid geven, bij concrete kwesties als hoe om te gaan met uitgaan, alcohol- en drugsgebruik, seksuele opvoeding. Deze kwesties bespreken ouders meestal met mensen uit hun directe omgeving, met partner, vrienden, familie, kennissen. Het gaat dan vooral om het uitwisselen van ervaringen, wat hen stimuleert om na te denken over de opvoeding en ideeën te krijgen hoe te handelen in bepaalde situaties. Het is plezierig om met bekenden over de kinderen te praten, veilig en vertrouwd. Zowel vaders als moeders benadrukken het belang om ervaringen uit te wisselen, herkenning te vinden, leren van de tips en handelwijze van andere ouders. Allochtone ouders ervaren drempels om met anderen over thuis en opvoeding te praten. Schaamte en onbekendheid om te praten over lastig gedrag van hun zonen, hoeveel ruimte te geven aan hun dochters, verhinderen uitwisseling met andere ouders. Maar als de drempel eenmaal genomen is om aan een cursus of vrouwengroep deel te nemen, verdwijnt de angst om zich te uiten en wordt het contact als steunend ervaren. Instanties voor opvoedingsvragen De drempel om deskundig advies of steun te zoeken bij vragen of problemen op het gebied van opvoeding is voor veel ouders erg hoog. Ze zoeken primair advies en steun in eigen kring, maar zijn ook onbekend met voorzieningen. Ook hebben ze een negatief beeld van de jeugdzorg, zijn beïnvloed door negatieve berichten in de media, via-via verhalen, een enkeling heeft zelf ervaring. Genoemd worden lange wachtlijsten, herhaalde intakes en dossiervorming. Zulke instanties zijn er alleen als er echt iets mis is, bij zware gezinsproblematiek, zo wordt gemeend. Met lichte opvoedingsvragen kunnen ze als ouders nergens terecht, ze weten het in elk geval niet te vinden. Toch geven de meeste ouders wel aan behoefte te hebben aan lichte en toegankelijke opvoedingsondersteuning, zoals een cursus ‘omgaan met pubers’, themagroepen met andere ouders onder leiding van een deskundige, een plek waar je terecht kunt met kleine vragen, zonder dat je in bureaucratie en wachtlijsten verzeild raakt. Laagdrempelige ondersteuning bij de opvoeding staat volgens ouders voor voorzieningen of diensten waar ze direct met kleine opvoedvragen terecht kunnen. De school zou volgens de ouders een rol kunnen vervullen in het bekend raken en in contact komen met dergelijke voorzieningen. Daarnaast vervullen voor allochtone ouders speciale steunpunten een bemiddelende rol.
- 25 -
Hogeschool INHolland
CJG als inlooppunt Zo’n centrum of informatiepunt moet toegankelijk zijn voor alle ouders, niet alleen voor zware problemen. Een centrale ligging in de wijk of in het centrum van de stad maakt het voor ouders makkelijker om even binnen te stappen. De medewerkers moeten deskundig en vriendelijk zijn, lichte opvoedvragen kunnen beantwoorden, maar ook kunnen doorverwijzen naar de juiste instantie als dat nodig is. Ook scholen kunnen betrokken worden om zo’n advies of informatiepunt bekend te maken bij ouders, of om medewerkers van zo’n centrum spreekuur op scholen te laten houden. Een CJG moet er uitnodigend en vrolijk uitzien, ruime openingstijden hebben, een koffiepunt en ontmoetingsruimte hebben, een aanbod hebben dat voor iedereen toegankelijk is. Zo moet er ook aandacht zijn voor verschillende culturele en sociale achtergronden van ouders. Weten dat er een punt is waar ouders met vragen terecht kunnen en waar ouders met elkaar in contact worden gebracht, is de belangrijkste voorwaarde om ouders te ondersteunen als dat nodig is. Zolang niemand weet waar dat is en wat het inhoudt zal er ook niemand gebruik van maken.
- 26 -
Hogeschool INHolland
4.
Jongeren over opgroeien in Alkmaar
“Je gaat zeg maar eerst mensen om je heen zoeken die jou steunen (…) en daarna moet je misschien wel professionele hulp zoeken.” Meisje, 18 jaar 4.1
Werving van de jongeren
Via 28 individuele en groepsinterviews is in totaal met 45 jongeren uit Alkmaar gesproken: 23 meisjes en 22 jongens. Ze zijn benaderd via scholen, tiener- en jongerencentra en huiskamerprojecten Foxy, De Dobber en My Place van welzijnsorganisatie Kern 8. Daarnaast is via eigen contacten van studenten en docenten met jongeren gesproken. Leeftijd: De leeftijd van de jongeren varieert van 11 tot 19 jaar, de meeste zijn tussen de 14 en 17 jaar, gemiddeld 15 jaar. School: De jongeren bezoeken twaalf verschillende scholen in Alkmaar: basisscholen De Prinsenhof, De Fontein, De Burijn, De Oranjehof 2. De scholen voor voortgezet zijn: Scholengemeenschap Jan Arentsz (vmbo, havo, vwo), Openbare Scholengemeenschap Willem Blaeu (vmbo, havo, vwo), Praktijkonderwijs De Polsstok, mbo-onderwijs ROC Horizon College, Hogeschool IPABO (zelfstandige lerarenopleiding voor het protestants-christelijke en het roomskatholieke basisonderwijs), het Petrus Canisius College (vmbo, havo, vwo), het Stedelijk Dalton College Alkmaar (vmbo, havo, vwo) en de Rein Abramse School (praktijkonderwijs). Een 19-jarige jongen zit niet meer op school, is werkzoekend. Opleiding: Een kwart van de jongeren (11) volgt een vmbo opleiding, iets minder dan een kwart praktijkonderwijs (10), anderen vwo (5), havo (4), havo/vwo-klas (2), mbo (5). Zes jongeren bezoeken de basisschool en twee het hbo. Gezinssituatie: Alle jongeren wonen bij hun ouders. Van dertien jongeren (30%) zijn de ouders gescheiden. Ze wonen alleen bij hun moeder, of deels bij moeder en deels bij vader. Een meisje woont in een pleeggezin. Achtergrond: De meeste jongeren hebben een Nederlandse achtergrond (31), anderen een Turkse (5), Antilliaanse (2), Marokkaanse (2) achtergrond. Daarnaast is gesproken met een Armeense, Joegoslavische, Grieks-Nederlandse en een Nederlands-Russische jongere. Van één jongere is de achtergrond onbekend. Wijk: De jongeren zijn afkomstig uit alle Alkmaarse wijken: Oudorp (12), Daalmeer (12), Overdie (8), Zuid (5), West (2), De Mare (2), Centrum (2), Huiswaard/Vroonermeer (2). Zeventien jongeren zijn individueel geïnterviewd, met andere jongeren is in groepjes van twee, drie of vier gesproken. Het is soms lastig om de jongeren bij het gesprek te houden; sommigen zijn snel afgeleid of gaan met elkaar in discussie. Soms vullen de jongeren elkaar ook aan, ontstaat er een gesprek waardoor ze meer laten zien van hun gedachten en ervaringen. Een deel van de jongeren - vooral tieners van het basisonderwijs en praktijkonderwijs - is kort in het beantwoorden van de vragen, heeft moeite de strekking van de vraag te snappen. Meisjes zijn beter in staat zich uit te drukken en te verwoorden hoe ze over iets denken of wat ze ervan vinden. Ze beargumenteren waarom ze een bepaalde mening hebben, vullen elkaar aan of zeggen juist een andere mening te hebben. Doorgaans kunnen ze goed verwoorden met welke vragen ze weleens zitten en wat hen bezighoudt. 4.2
Wonen en opgroeien in Alkmaar
De meeste jongeren vinden het leuk om in Alkmaar te wonen, ervaren hun buurt als plezierig. De jongeren van de basisschool spelen veel buiten; in de speeltuin, het park, op voetbalveldjes. Jongens noemen voetballen en skaten, meisjes hebben het in het algemeen over ‘buiten’ zijn. Ze bezoeken ook één à twee keer per week een tienercentrum of huiskamer waar ze meedoen aan georganiseerde activiteiten of spelen op het plein voor het tienercentrum.
- 27 -
Hogeschool INHolland
De tienercentra en huiskamers zijn minder populair bij oudere jongeren. De tieners van 15 jaar en ouder spreken na schooltijd af met vrienden in de stad om wat te drinken, te winkelen en rond te hangen. Ze vinden dat er in hun buurt weinig te doen is. Volgens hen zijn de tiener- en jongerencentra vooral voor jonge kinderen, ze voelen zich er niet thuis. Ze geven aan liever naar een buurthuis voor oudere jongeren te gaan waar je wat kan drinken en chillen. Volgens hen zijn die er nauwelijks in Alkmaar. Naast rondhangen in de stad, spreken jongeren na schooltijd af met vrienden thuis om een dvd-tje te kijken of zomaar wat te praten. Anderen sporten, gaan naar dansles of muziekles. Jongens zitten graag met vrienden thuis, hangen buiten rond, meisjes spreken met vriendinnen af om ‘te kletsen over van alles en nog wat’. Veel jongeren werken na school in de horeca, supermarkt, winkel, lopen een krantenwijk of zijn babysitters. Thuis zijn ze bezig met huiswerk, tv kijken, internetten (MSN en Hyves) en een klein aantal leest soms een boek. In de weekends gaan de jongeren graag uit. Ook enkele jongeren die jonger zijn dan zestien zeggen in het weekend op stap te gaan, naar een partycentrum waar dansles wordt gegeven, naar cafés in Alkmaar waar veel jongeren komen, soms naar een discotheek. Twee meisjes van zeventien jaar hebben een vriend en brengen vrijwel alle vrije tijd met hem door. 4.3
School
Bijna alle jongeren hebben het naar hun zin op school. Ze hebben leuk contact met klasgenoten en ook met de meeste docenten kunnen ze goed opschieten. Enkele jongeren storen zich af en toe aan andere klasgenoten, bijvoorbeeld aan pesters of groepjes jongeren op het schoolplein die puberaal gedrag vertonen en luidruchtig zijn. Basisschoolleerlingen zeggen dat sommige klasgenoten nog erg kinderachtig zijn. Jongeren die een mbo opleiding volgen hebben in het begin moeten wennen aan het massale karakter van de school; met veel leerlingen en veel opleidingen is het moeilijker om persoonlijk contact te hebben en duurt het langer om je draai te vinden. Contact met school Ook over het contact met hun mentor zijn de meeste jongeren tevreden. Ze bespreken vooral schoolzaken met hun mentor. Enkele jongeren praten ook over persoonlijke problemen met hun mentor, zoals een moeilijke thuissituatie of ruzie met vrienden. “Je zit vaak op school, je bent er elke dag. Ik zit dan nu drie jaar lang bij dezelfde mentor en je hebt dan toch een soort band. Dus ja, dan vind ik wel iemand om mee over te praten.” Meisje, 16 jaar Voorwaarde is wel dat de mentor begripvol is en vertrouwelijk omgaat met wat hem of haar wordt verteld. Meerdere jongeren hebben twijfel of hun mentor persoonlijke zaken toch niet met anderen - docenten of ouders - bespreekt en daarom zullen ze niet snel naar hun mentor stappen als er iets is. Behalve schoolgerelateerde onderwerpen bespreken jongeren weinig met hun docenten. Ze vinden het ook niet nodig: leraren zijn er om de vakken te geven en hebben niets te maken met persoonlijke zaken, aldus veel jongeren. Aansprekende voorlichting Voorlichting over bepaalde onderwerpen vinden jongeren belangrijk en de meesten denken dat school ook de beste plek is om voorlichting te geven. Tijdens lessen biologie of verzorging komen onderwerpen als seksualiteit, drugs en alcohol aan de orde. Vooral in de eerste jaren van het voortgezet onderwijs wordt seksuele voorlichting gegeven. Vier basisschoolleerlingen zeggen in groep 7 seksuele voorlichting te hebben gehad. De jongeren geven aan graag
- 28 -
Hogeschool INHolland
informatie op het gebied van seksualiteit te willen hebben, maar ook over drugs en alcohol. Vooral de vorm waarin voorlichting doorgaans wordt gegeven zouden ze graag anders zien. De huidige voorlichting is niet spannend genoeg en sluit onvoldoende aan bij hun vragen. “Het ligt eraan. Al staat er nou een oude man voor de klas die eens even gaat vertellen over een condoom, dan vindt niemand dat interessant. Als het nou een beetje leuk gebracht wordt en normaal. (…) Bij ons op school kwam er toen zo’n vrouwtje van buitenaf en dat was gewoon interessant want ze had van alles mee en liet het zien.” Meisje, 18 jaar Jongeren noemen het voorbeeld van een deskundige die een paar keer per jaar langs zou kunnen komen op school. Of een seksuoloog die op een creatieve manier voorlichting geeft, waarbij er niet alleen aandacht is voor voortplanting, maar ook voor soa’s, loverboys, voorbehoedsmiddelen. Ook een politieagent of ex-verslaafde die komen vertellen over drugs en alcohol worden genoemd. Zo wordt zichtbaar wat de gevolgen ervan kunnen zijn, aldus de jongeren. “Ik vind dat ze het nog steeds moeten doen (voorlichting geven) alleen ja, het is lastig om een manier te bedenken om zo’n onderwerp te benaderen want wat ik net al zei, die standaardpraatjes: ‘o ja, ik weet het al en dan gaat het langs je heen’. (…) Misschien een ex-verslaafde langs laten komen op school of zo.” Meisje, 17 jaar Naast voorlichting geven een paar vwo-leerlingen aan het interessant te vinden om maatschappelijke onderwerpen op school te bespreken. Zij vinden dat daar meer aandacht voor mag zijn op school. 4.4
Met wie bespreek je wat?
Wat bespreken jongeren met wie? Schoolzaken worden behalve met klasgenoten het meest met ouders besproken. Hierbij gaat het om schoolresultaten, maar ook om profielkeuze, rooster en huiswerk. Het verschilt per jongere wat ze met hun ouders willen bespreken en wat liever met vrienden. De ene jongere zegt zelf naar ouders toe te gaan met vragen, terwijl andere jongeren uit zichzelf niet zoveel vertellen maar vooral antwoord geven wanneer hun ouders vragen stellen. “Ouders vragen meer en daar geef je antwoord op. Het is niet dat ik snel zelf met een vraag naar mijn ouders ga.” Meisje, 17 jaar “Meestal kun je het best naar je ouders, want die begrijpen je het beste.” Jongen, 16 jaar Veel jongeren gaan eerder met vragen naar hun moeder dan hun vader. Meisjes hebben vragen over menstruatie, pilgebruik en andere ‘vrouwenzaken’ die ze liever met hun moeder bespreken, maar ook jongens zeggen met vragen over hun gezondheid, drugs of alcohol eerder naar hun moeder te gaan. Over onderwerpen als seksualiteit, roken, drugs en alcohol kunnen veel jongeren wel met hun ouders preken, maar ze doen dit liever niet. Dit doen ze liever met leeftijdgenoten, vrienden en vriendinnen. “Dat is gewoon iets wat je met vrienden bespreekt. Ze (ouders) hoeven niet alles te weten hoor.” Meisje, 16 jaar “Als m’n moeder bijvoorbeeld begint over ongesteld, want dat ben ik nu sinds kort, en dan heb ik zoiets van hou je mond.” Meisje, 12 jaar
- 29 -
Hogeschool INHolland
Met vrienden gaat het vooral om het uitwisselen van ervaringen, niet zozeer om informatie opdoen over bepaalde onderwerpen of om advies vragen. Meisjes bespreken onderling meer dan jongens, hebben het over hun (eerste) menstruatie, over verliefd zijn en de eerste keer met een jongen. “Soms doen we stoer en dan zeggen we ‘ik heb een jointje gerookt’. En zo praten we dan.” Jongen, 14 jaar Jongeren met een oudere broer of zus benaderen hen graag met vragen over onderwerpen als drugs, alcohol, uitgaan, relaties en vriendschappen. Broer of zus heeft alles al een keer meegemaakt en kan daarom uit ervaring aangeven wat te doen. Op hun beurt worden zijzelf weleens door een jongere broertje of zusje benaderd met vragen. “Nou ja, bijvoorbeeld over drugs weet ik meer dan mijn moeder erover weet. Mijn broertje stelt weleens vragen daarover aan mij.” Meisje, 17 jaar Weinig jongeren geven aan dat ze sommige dingen liever voor zichzelf houden. Als het zo is gaat het om persoonlijke onderwerpen als familiekwesties of ‘de liefde’, zoals één jongen het verwoordt. Ouders, familie, vrienden en leeftijdgenoten staan dichtbij en worden door de jongeren als eerste en bij voorkeur benaderd voor vragen die hen kunnen bezighouden. Met wie wat besproken wordt kan verschillen, maar in principe stellen ze alles wat hen bezighoudt wel aan de orde. Enkele jongeren geven aan bepaalde zaken liever voor zichzelf te houden. 4.5
Informatie en advies
Waar gaan jongeren naartoe met vragen en eventuele problemen? In eerste instantie zeggen jongeren naar hun ouders, vrienden of familie te gaan wanneer er iets is. Ze benaderen hun ouders met vragen over school en hun vrienden met vragen over uitgaan, drugs, seksualiteit en alcohol. Als ze met een bepaald probleem zitten waarover ze niet met familie of vrienden kunnen praten, dan zeggen enkelen in dat geval contact te zoeken met hun mentor. Maar alleen wanneer hij of zij te vertrouwen is en een prettig persoon is om mee te praten. Nogmaals, het is afhankelijk van het onderwerp met wie wat besproken wordt. Problemen op school, zoals pesten en spijbelen, bespreken ze liever met ouders, maar ook met de mentor of docenten. Vragen over drugs en verslaving bespreken de meeste jongeren eerder met vrienden, of ze zoeken informatie via internet. Zo’n onderwerp kan gevoelig liggen bij ouders, en daarom zullen ze hen minder snel benaderen bij vragen en problemen op dit gebied. Problemen thuis - zoals ruzie met ouders of conflicten met een nieuwe vriend van moeder - worden eerst in familiekring besproken. Bijvoorbeeld met een oom of tante, opa of oma. Een tweede stap is vrienden of mentoren. Met wie bespreek je wat? School, cijfers en huiswerk, pesten
→ ouders, mentor
Drugs, alcohol, uitgaan, vrienden, seks
→ vrienden, leeftijdsgenoten, oudere broer of zus
Problemen thuis
→ familie, eventueel mentor
Informatie via internet en tv Enkele jongeren kunnen zich voorstellen dat er vragen zijn die je liever niet met ouders, familie of vrienden bespreekt. In dat geval is internet een voor de hand liggende bron. Internet is anoniem en toegankelijk. “Via internet kan je dingen opzoeken, want dat blijft natuurlijk anoniem. Want als je aan je vrienden gaat vragen: is dat gevaarlijk (drugs)? Dan lacht iedereen je uit. En thuis gaan ze meteen denken dat je het ook echt gebruikt, dus internet is wel het veiligste.” Meisje, 12 jaar
- 30 -
Hogeschool INHolland
Nadeel van internet is volgens sommigen dat informatie over bepaalde onderwerpen niet altijd betrouwbaar is. De ene site geeft heel andere informatie dan de andere. Vooral op het gebied van drugs en alcohol zoeken ze betrouwbare informatie en juist rond die onderwerpen is er onder meerdere jongeren twijfel over de betrouwbaarheid van de sites. Wisselend enthousiasme is er over informatie die via televisieprogramma’s als Spuiten en Slikken, TMF en MTV gegeven wordt over seks, drugs en alcohol. Sommigen vinden het een goede manier van voorlichting omdat jongeren zo op een ongedwongen en grappige manier over seks, drugs en alcohol informatie krijgen. Anderen zijn van mening dat zulke programma’s de negatieve gevolgen onvoldoende onder de aandacht brengen en middelengebruik een stoer imago geven. Bijna unaniem zijn de jongeren van mening dat programma’s op TMF en MTV geen voorlichting geven en juist een verkeerd beeld schetsen, wat negatieve gevolgen kan hebben voor het zelfbeeld van jongeren. (over TMF) “Leuke meisjes met de grootste tieten, dus eigenlijk niet de normale werkelijkheid, maar als je dat heel vaak ziet kan je gaan denken dat dit normaal is. Als je allemaal van die modelletjes ziet met lange dunne benen, dan denk je dat de halve wereld dat heeft, omdat dat jouw werkelijkheid wordt.” Meisje, 17 jaar Een deskundige die informatie geeft vinden de jongeren geen slecht idee. Informatie via internet is soms onduidelijk of tegenstrijdig, terwijl een deskundige de juiste informatie kan verstrekken en met jongeren in gesprek kan gaan. Hierbij denken jongeren aan onderwerpen als seks, drugs en alcohol, maar ook pesten en vragen over gewicht en gezondheid. “Ja, ik denk dat daar af en toe wel behoefte aan is. Om dan zeker te weten van ja, wat is nou waar. Want je kunt overal informatie krijgen en overal staat weer net iets anders.” Meisje, 17 jaar Advies en hulpinstanties Zijn er ook organisaties waar je naartoe kunt gaan met vragen over seks, alcohol of drugs? Deze vraag is aan alle jongeren gesteld. Naast familie, vrienden, internet en school weten maar weinig jongeren instanties te noemen waar ze terecht kunnen wanneer ze vragen hebben of ergens mee zitten. De kindertelefoon is het meest bekend, al zijn er maar weinig jongeren die hiermee contact hebben gehad. “Je kunt volgens mij altijd de kindertelefoon bellen, maar of die je nou echt kunnen helpen. Er zijn vast wel organisaties die dat wel kunnen maar ik weet niet welke.” Meisje, 16 jaar Eén meisje heeft weleens gebeld naar de kindertelefoon en is enthousiast over de manier waarop ze toen geholpen is. “Maar toen mijn ouders net gescheiden waren ging ik wel met de kindertelefoon praten. Mijn moeder gaf mij het informatienummer en zei kijk maar even op de site. Het lucht wel op. Het lijkt wel of het een vriendin of zo is.” Meisje, 12 jaar De meeste jongeren menen dat er waarschijnlijk wel instanties zijn waar je naar toe kunt gaan met vragen of bij problemen, maar zelf kennen ze die niet. Alleen jongeren die zelf eens contact hebben gehad met een organisatie of dat van familieleden weten, noemen instanties op waar ze hulp zouden kunnen vragen. Jongeren van het praktijkonderwijs zijn iets beter bekend met hulporganisaties omdat zijzelf, hun ouders, broers of zussen contact hebben of hebben gehad met MEE of Bureau Jeugdzorg. Uit zichzelf zullen ze er niet snel naartoe gaan. Uiteindelijk blijven familie en vrienden voor jongeren het meest toegankelijk om te benaderen met vragen of bij problemen.
- 31 -
Hogeschool INHolland
“Nou ja je kan natuurlijk gewoon weer naar Jeugdzorg gaan en dan vragen, maar of dat helpt weet je natuurlijk niet. Ik zou eerder naar mijn tante gaan.” Meisje, 18 jaar “Je gaat zeg maar eerst mensen om je heen zoeken die jou steunen (…) en daarna moet je misschien wel professionele hulp zoeken.” Meisje, 18 jaar Naast familie, vrienden en kindertelefoon wordt de huisarts door meerdere jongeren genoemd. Tegelijkertijd merken ze hierbij op dat de drempel om er met vragen over seksualiteit en verslaving heen te gaan redelijk hoog is. Ze zijn bang dat ouders door de huisarts worden ingelicht. Ook schaamte speelt voor sommigen een rol; ze vinden het eng om met deze vragen naar de huisarts te gaan. De drempel om contact op te nemen met een organisatie is hoog. Onbekendheid met instanties speelt hierbij een grote rol, ze weten niet wat waar te vinden is, wat het aanbod is en menen dat instanties er alleen zijn wanneer er echt iets mis is. Daarnaast is er ook angst en onzekerheid om met een onbekende persoonlijke dingen te bespreken. “Jeugdzorg daar kun je wel naartoe maar ik weet niet in hoeverre er daar dan ook iets uitkomt. (…) En het is toch wel lastig, een vreemd persoon.” Meisje, 17 jaar 4.6
Waar en hoe advies en informatie te krijgen?
Bijna alle jongeren vinden het een goed idee om een informatiepunt in te stellen waar jongeren terecht kunnen met vragen over alcohol, drugs, seks, pesten en andere onderwerpen die hen bezighouden. De belangrijkste reden waarom zo’n informatiepunt zinvol is, is omdat er jongeren zijn die met niemand kunnen praten over dergelijke onderwerpen. Veel jongeren zeggen er zelf niet snel naartoe te gaan, omdat ze geen vragen hebben. En áls er iets is, benaderen ze eerst familie of vrienden. Alleen bij grote problemen - grote ruzie thuis, alcohol- of drugsverslaving, ongewenste zwangerschap - zouden ze misschien advies inwinnen bij zo’n informatiepunt. Enkele jongeren menen dat zo’n informatiepunt ook handig is voor praktische vragen over werken, studie en wonen. De stap om deskundige hulp te vragen is groot. Daarom moet zo’n informatiepunt niet midden in het centrum zitten, omdat anderen dan zien dat je er naar binnen gaat. Ook wordt door meerdere jongeren genoemd dat er aparte hokjes of kamers moeten zijn waar je met een deskundige kan praten. Anderen moeten niet kunnen zien en horen waarover je vragen hebt of advies wilt hebben. Anonimiteit is erg belangrijk. “Ik denk wel gezellig en leuk en goed verzorgd, maar wel inderdaad dat je met één iemand kan praten en dat de rest niets hoort. Ik denk dat dat zeker wel belangrijk is.” Jongen, 15 jaar In aparte kamertjes kan je persoonlijk en anoniem praten, maar er zou ook een soort huiskamer moeten zijn waar banken staan, gecomputerd kan worden, foldertjes gelezen kunnen worden en jongeren terecht kunnen om iets te drinken. Het punt moet toegankelijk en uitnodigend zijn en een prettige sfeer uitstralen. “En niet dat iedereen in smokings rondloopt of zo en niet dat er zo’n strenge vrouw achter de balie zit. Het moet er ook geen doolhof zijn.” Jongen, 16 jaar “Je moet er echt met gemak en met een goed gevoel naartoe kunnen.” Jongen, 19 jaar
- 32 -
Hogeschool INHolland
Wie werken er in zo’n informatiepunt? De toegankelijkheid van een informatiepunt wordt mede bepaald door de mensen die er werken. Jongeren hebben verschillende ideeën over de deskundigen die in een adviescentrum of infopunt voor jongeren werkzaam zouden moeten zijn. Allereerst moeten ze zich kunnen verplaatsen in jongeren, geen standaard adviezen geven, maar aandacht hebben voor de persoon en een luisterend oor waar nodig. “En het zou niet erg zijn om er met een deskundige over te praten. Maar als het echt zo’n dokter is met een witte jas, dan denk ik liever niet.” Meisje, 12 jaar “Gewoon een rustig iemand die echt aandacht aan je besteedt. En niet dat hij gewoon op z’n stoeltje gaat zitten en een beetje in de rondte zit te kijken, terwijl diegene z’n verhaal zit te vertellen.” Meisje, 16 jaar Ook ervaringsdeskundigen zijn belangrijke adviseurs bij onderwerpen als pesten, geweld en ruzie thuis, de risico’s van overmatig middelengebruik en verslaving. Die kunnen vanuit hun ervaringen goed adviseren en helpen. Zij kunnen zich in jongeren verplaatsen, hebben inlevingsvermogen. Ook moeten medewerkers ‘niet te oud’ zijn. Een jonge medewerker weet zelf nog goed hoe het is om tiener te zijn. “Geen oude mensen van 40 of zo, maar 30, 28 of zo.” Meisje, 12 jaar Taboes doorbreken via informatie en voorlichting Duidelijk is dat jongeren behoefte hebben aan voorlichting en informatie willen krijgen over de onderwerpen die hen bezighouden. De meeste jongens en meisjes hebben in hun directe omgeving wel mensen om mee te praten, maar meer informatie via goede internetsites, informatieve folders en eventueel deskundigen zien zij als goede en nuttige aanvulling. Een meisje noemt hierbij het voorbeeld van een 15-jarige jongen uit haar klas die nu ongepland vader is geworden; ze meent dat dit met goede voorlichting misschien voorkomen had kunnen worden. Meer informatie verlaagt ook de drempel om over onderwerpen te praten en eventueel advies te vragen. Een jongen noemt condooms kopen als iets wat voor jongeren niet gemakkelijk is. “Ik zou het niet durven. Dan ga je naar de apotheek of zo en dan moet je condooms halen. En dan staan ze achter de kassa. En dan staat er een rij achter je, dan schaam je je echt dood.” Jongen, 15 jaar Door meer publiciteit over onderwerpen als seks, alcohol, drugs en uitgaan, kunnen bestaande taboes makkelijker doorbroken worden, kan goede informatie gegeven worden, en neemt de gêne om er met anderen over te praten af. Die informatie hoeft niet per se in een Centrum voor Jeugd en Gezin gegeven te worden. Als jongeren maar meer voorlichting krijgen en daarmee antwoord op hun vragen. Veel jongeren vinden folders een leuke manier om informatie te krijgen. Folders over seksualiteit, maar ook over pesten en blowen kunnen worden uitgedeeld op scholen, in sportclubs, in het centrum van de stad. Ook tijdschriften als CosmoGIRL!, Girlz! en de Hitkrant zijn een goede manier om voorlichting aan te laten sluiten bij de jongeren, zo vinden meerdere meisjes. In rubrieken van meisjestijdschriften is veel informatie te vinden. Verder vinden jongeren school een goede plek om informatie en voorlichting te krijgen, al kan het wel op een meer aansprekende manier worden gebracht dan nu vaak het geval is. Geen stoffige biologieboeken met verhalen over bevruchting en eicellen, maar liever via deskundigen die makkelijk kunnen praten over thema’s die met seks te maken hebben en waarover jongeren meer willen weten. Bijvoorbeeld over veilig vrijen, soa’s en loverboys. Ook informatie over
- 33 -
Hogeschool INHolland
drugs en alcohol kan op een boeiende manier gebracht worden, dan is er ook vraag naar. Een speelse manier om meer te weten te komen over zulke onderwerpen is op school met elkaar een website bouwen waar informatie te vinden is, zo wordt geopperd. Meerdere jongeren vinden dat er meer aandacht moet zijn voor de vragen en behoeften van oudere jeugd. Een plek waar jongeren kunnen zitten, thee drinken en praten, waar informatieve folders liggen en telefoonnummers te vinden zijn voor vragen en advies. Samen zijn en samen dingen doen én informatie geven. 4.7
Samenvatting jongeren
Opgroeien in Alkmaar Jongeren vermaken zich tot ongeveer 15 jaar vooral in de eigen wijk. Ze spelen in parken, hangen rond in speeltuintjes, voetballen op veldjes, gaan weleens naar tienercentra en huiskamers in de buurt. De oudere tieners vinden dat er voor hen niet veel te doen is in Alkmaar. Vaak spreken ze in de stad af om een ijsje of patatje te eten, te winkelen of gewoon wat rond te hangen. Ze voelen zich te oud voor de jongerencentra en woonkamers, maar zouden wel graag een plek willen hebben waar ze met leeftijdgenoten kunnen zitten, drinken en praten. De meeste hebben na school een bijbaantje, doen aan sport, maken huiswerk, kijken tv, internetten en gaan in het weekend uit. Beleving school De meeste jongeren hebben het naar hun zin op school. Het contact met klasgenoten, docenten en mentor wordt als positief ervaren en ze halen redelijke tot goede cijfers. De mentor is doorgaans een persoon die benaderd wordt als er schoolproblemen zijn, mits deze vriendelijk en te vertrouwen is. Ook voor andere vragen en problemen benaderen meerdere jongeren hun mentor. Een vertrouwenspersoon is een tweede stap. Naast school als plek om les te krijgen en zo nodig steun te zoeken bij een mentor, is het de omgeving waar informatie en voorlichting gegeven wordt over onderwerpen die hen bezig houden: drugs, alcohol, seks, pesten. Die voorlichting zou veel beter en spannender kunnen, zowel in vorm als inhoud, door inbreng van professionele voorlichters en ervaringsdeskundigen. Met wie bespreken ze wat? Afhankelijk van het onderwerp, bespreken jongeren zaken die hen bezighouden met leeftijdgenoten, ouders of iemand van school. Schoolzaken als cijfers, huiswerk, pestgedrag bespreken jongeren met ouders en mentor. Problemen met ouders worden in familiekring - broers, zussen, tantes, ooms - besproken, maar ook wel met een mentor als ze er niet met vrienden of familie over kunnen praten. Seks, alcohol en drugs, vriendschap en uitgaan, zijn onderwerpen die in eerste instantie met leeftijdgenoten besproken worden. Ook internet en televisie vormen een bron van informatie over gevoelige onderwerpen, al realiseren meerdere jongeren zich dat de betrouwbaarheid ervan niet altijd duidelijk is en hen op het verkeerde been kan zetten. Advies en hulpinstanties Deskundige hulp staat voor de meeste jongeren op grote afstand. Er zijn onderwerpen waarover ze advies en informatie of waarvoor ze hulp willen hebben, maar ze kennen nauwelijks organisaties waar jongeren naartoe kunnen gaan. De kindertelefoon is het meest bekend, al heeft slechts een enkeling er daadwerkelijk contact mee opgenomen. Ook de huisarts wordt genoemd als mogelijk adres om naar toe te gaan bij problemen of vragen, maar de drempel om het ook echt te doen is hoog. Jongeren hebben twijfel of hun huisarts vertrouwelijk omgaat met informatie, ze denken dat ouders op de hoogte worden gesteld. En ze vinden het eng om er over persoonlijke en intieme zaken te praten.
- 34 -
Hogeschool INHolland
Informatie en advies via een informatiepunt is een goed idee, al zullen ze er zelf niet snel naartoe gaan. Ze zoeken in eerste instantie advies in directe omgeving. In zo’n punt of centrum zouden deskundigen vertrouwelijk en anoniem - in aparte kamers - hulp kunnen geven, maar er moeten ook banken staan. Het geheel moet een kleurige uitstraling hebben, je moet er wat kunnen drinken en op je gemak voelen. Informatiefolders spreken jongeren erg aan, die kunnen via zo’n informatiepunt of op school worden verspreid. Degenen die er werken moeten zich kunnen verplaatsen in jongeren, zijn professioneel en ervaringsdeskundig. Bekendheid dát er een punt is waar je naartoe kunt gaan voor informatie en advies is één van de belangrijkste aandachtspunten. Jongeren hebben geen idee waar ze terecht kunnen met welke onderwerpen. Bekendheid met zo’n infopunt verlaagt de drempel om er naartoe te gaan. Hoe meer jongeren er komen, hoe vanzelfsprekender het is om er zelf binnen te lopen. Daarbij blijft school de belangrijkste plaats om jongeren te informeren, vragen en problemen te signaleren, te verwijzen én om jongeren en deskundige hulp met elkaar in contact te brengen.
- 35 -
Hogeschool INHolland
5.
Samenvatting, conclusies en aanbevelingen
Een Turkse moeder maakt zich zorgen over de bult in de keel van haar zoon en gaat naar de huisarts. Hij stelt haar gerust: de adamsappel hoort bij de puberteit, is heel normaal. Een Nederlandse moeder weet niet hoe ze moet reageren op de dagelijkse ruzies die tienerzoon en dochter met elkaar hebben. Weer een andere moeder is bezorgd omdat haar dochter naar het vmbo gaat en haar tweelingbroer naar speciaal voortgezet onderwijs. Hoe kan ze voorkomen dat haar zoon zich minderwaardig voelt? Waarom ruimen ze hun kamer nooit op, hoe krijg ik ze aan de afwas, wat doe ik als ze niet luisteren, als ze per se merkkleding willen terwijl de huishoudpot dat niet toelaat? Tot hoe laat kan ik mijn dochter laten uitgaan in het weekend? Zomaar wat voorbeelden van de vragen die geïnterviewde ouders in Alkmaar zoal hebben over de opvoeding van hun tieners. Omgekeerd lijken de tieners zich minder zorgen te maken over hun ontwikkeling, ervaren ze het contact met hun ouders doorgaans als prima, al zouden ze rond gevoelige kwesties als seks, drugs en drank graag meer betrouwbare informatie en advies buitenshuis willen krijgen. Maar waar vinden ze die? 5.1
Achtergrond en opzet van onderzoek onder ouders en tieners in Alkmaar
Onderzoek in Nederland wijst uit dat ouders de puberteit de lastigste periode vinden om hun kinderen op te voeden. Terwijl er de meeste kennis beschikbaar is over de opvoeding door en opvoedondersteuning aan ouders van kinderen tot 12 jaar, zijn ouders van tieners maar ook tieners zelf vooral op zichzelf en hun sociale omgeving aangewezen als ze vragen en problemen hebben waarbij ze informatie en advies zoeken. Doorgaans voldoet die steun uit eigen omgeving, maar soms zouden ze bij kleine en grote vragen deskundige informatie willen. De gemeente Alkmaar wil bij de inrichting van nieuwe Centra voor Jeugd en Gezin laagdrempelige informatie, advisering en ondersteuning geven aan ouders en jeugd, aansluiten bij de vragen en behoeften van zowel ouders als jongeren zelf. Hoe kunnen de centra zo ingericht worden dat ze door ouders en tieners als toegankelijk, bereikbaar en ondersteunend in hun alledaagse opvoeding en ontwikkeling ervaren worden? Tegen deze achtergrond heeft het lectoraat Leefwerelden van Jeugd in de periode maart tot juli 2009 een kwalitatief onderzoek gedaan onder ouders en tieners in Alkmaar. De hoofdvraag van dit onderzoek is als volgt geformuleerd: Op welke wijze en rond welke onderwerpen zouden ouders en jongeren van 12-18 jaar informatie, advies en hulp bij hun opvoeding en ontwikkeling willen ontvangen en welke rol kunnen Centra voor Jeugd en Gezin hierin vervullen? Deze hoofdvraag is gespecificeerd in drie deelvragen:
Op welke wijze en rond welke onderwerpen ervaren jongeren en hun ouders advies en steun in hun directe leefomgeving bij vragen en problemen die zich in hun ontwikkeling en opvoeding voordoen?
Hoe ervaren en beoordelen jongeren en ouders in Alkmaar het huidige aanbod en de toegankelijkheid van informatie, advies en steun van voorzieningen bij hun ontwikkeling en opvoeding?
Op welke wijze, rond welke thema’s en onder welke randvoorwaarden zouden CJG’s kunnen aansluiten bij de behoeften en verwachtingen van ouders en jongeren?
Studenten, docenten en onderzoekers van het lectoraat hebben interviews gehouden met 39 ouders (30 moeders en 9 vaders) en 45 jongeren (22 jongens en 23 meisjes) in de leeftijd van 12 tot 18 jaar. Ongeveer een kwart van de ouders en jongeren heeft een allochtone achtergrond. Ouders en jongeren zijn geworven via verschillende kanalen, variërend
- 36 -
Hogeschool INHolland
van scholen en welzijnsinstellingen tot aan eigen contacten van docenten en studenten. Aan de hand van een halfgestructureerde vragenlijst zijn interviews gehouden bij ouders en jongeren thuis, in buurthuizen, op scholen. Wat betreft sociale en culturele achtergrond, woonwijken, leeftijd en sekse, opleidingstypen en scholen is er sprake van een gespreide vertegenwoordiging van ouders en jongeren van verschillende achtergronden in Alkmaar. De resultaten van de interviews zijn in voorgaande hoofdstukken beschreven vanuit het perspectief van ouders en jongeren. Themagewijs is aangegeven hoe ze denken over hun alledaagse opvoeding en ontwikkeling, waar ze doorgaans informatie, advies en steun zoeken en vinden, en hoe professionele informatie- en adviesinstanties kunnen aansluiten bij wat ze nodig hebben en wenselijk vinden. De resultaten zijn aan het einde van de hoofdstukken samengevat. In dit slothoofdstuk vormen de interviewresultaten de basis voor de beantwoording van de drie deelvragen van het onderzoek. Ook hierbij is het perspectief van de ouders en jongeren richtinggevend, en worden tegelijkertijd aanbevelingen gedaan voor de praktijk en het beleid voor opvoedingsondersteuning in Alkmaar. Voorbeelden worden gegeven hoe Centra voor Jeugd en Gezin aan kunnen sluiten bij de vraag van ouders en jongeren en tevens de bestaande infrastructuur van laagdrempelige advisering en ondersteuning kunnen benutten, uitbouwen en versterken. 5.2
Op welke wijze en rond welke onderwerpen ervaren jongeren en hun ouders advies en steun in hun directe leefomgeving bij vragen en problemen die zich in hun ontwikkeling en opvoeding voordoen?
Deze vraag is via verschillende thema’s met ouders en tieners verkend, beginnend bij de betekenis van Alkmaar als leefomgeving waarin hun opvoeding en ontwikkeling plaatsvindt. Vervolgens is ingegaan op de bijdrage van informele netwerken aan het bespreken en oplossen van vragen en problemen die zich zoal voordoen. Ten slotte is gesproken over de rol van school en professionele voorzieningen in het geven van informatie, advies en steun bij de opvoeding door ouders en de ontwikkeling van jongeren. Alkmaar als plezierige leefomgeving Ouders en tieners ervaren Alkmaar als een plezierige stad om te wonen en op te groeien. Een stad met zowel groen en speelgelegenheid voor kinderen als sport- en uitgaansvoorzieningen voor de oudere jeugd. Tot de tienerleeftijd is er volgens ouders en jongeren voldoende speel- en sportgelegenheid in de buurt waar ze zich kunnen vermaken. Vanaf ongeveer 15 jaar treffen ze elkaar in het centrum van de stad, nemen deel aan het verenigingsleven en aan jongerenvoorzieningen, bezoeken elkaar thuis om een dvd-tje te kijken en wat te hangen. De oudere geïnterviewde tieners komen nauwelijks in tiener- en jongerencentra die ze vooral als geschikt voor jongere tieners, niet voor henzelf beoordelen. Ze vinden dat er weinig plekken in de buurt zijn waar ze kunnen chillen, wat drinken of met vrienden en vriendinnen kletsen. Praten met leeftijdgenoten over alledaagse zaken, wat hen bezighoudt op school en daarbuiten is voor tieners een geliefde en belangrijke sociale bezigheid, een bron van plezier en informatie. Ouders zijn doorgaans tevreden met de voorzieningen voor tieners in Alkmaar. Vooral laag opgeleide en allochtone ouders uiten hun zorg over de activiteiten die hun tieners buitenshuis ondernemen en de vrienden waarmee ze optrekken. Ze zouden graag zien dat hun kinderen deelnemen aan georganiseerde (sport)programma’s, maar die zijn volgens hen te duur. Concluderend: zowel jongeren als ouders zijn redelijk tot goed tevreden over Alkmaar als leefomgeving; er is genoeg te doen voor jongeren. Het belangrijkste minpunt dat jongeren noemen is de afwezigheid van informele chillplekken in de buurt. Een zorg die laagopgeleide ouders naar voren brengen is het rondhangen van tieners op straat en de voorkeur die ze hebben voor gratis of goedkope (sport)activiteiten voor hun kinderen.
- 37 -
Hogeschool INHolland
Advies en steun in de omgeving van tieners Ouders, zussen en broers, vrienden en andere leeftijdgenoten zijn voor tieners vanzelfsprekende gesprekspartners bij onderwerpen die hen bezighouden en waar ze advies en steun zoeken. Het hangt van het onderwerp af wat met wie dit besproken wordt. Ouders zijn als eerste in beeld wanneer het gaat om schoolzaken; schoolresultaten, profielkeuze, roosters, huiswerk. Maar ook pesten of problemen op school zijn onderwerpen die met ouders - vaak als eerste met moeder - besproken worden. Tieners brengen het uit zichzelf ter sprake, vaak zijn het ook de ouders die er gericht naar vragen. Daarnaast praten tieners - weer meestal met moeder - over onderwerpen die met seksualiteit en gezondheid te maken hebben. Praten en vragen stellen tot op zekere hoogte, want al te uitgebreid en intiem over seks doen jongeren liever niet. Dit geldt ook voor onderwerpen als drugs, alcohol, uitgaan, waarover hun ouders te weinig zouden weten, maar waarover ze ook geen verboden zouden kunnen uitspreken. Als het gaat om informatie- en adviesvragen op dit gebied, zoeken tieners eerder oudere broers of zussen op of goede vrienden en vriendinnen. Die spreken uit ervaring en kunnen niet verbieden. En tot slot zijn gezins- of familieproblemen een onderwerp dat primair binnen familiekring wordt besproken. Vrienden en andere leeftijdgenoten zoals broers en zussen, klasgenoten, bekenden uit de buurt of verenigingsleven zijn dagelijkse compagnons in het ondernemen van activiteiten. Maar ook praatpaal en gesprekspartner in het uitwisselen van ervaringen. Onderwerpen als drugs, alcohol, uitgaan en seks komen ter sprake in contact met vrienden en vriendinnen. Voorop staat het uitwisselen van ervaringen, niet zozeer informatie opdoen of advies vragen. De steun betreft vooral de wetenschap dat leeftijdgenoten - net als zijzelf - zoekend zijn en ervaringen opdoen. Vooral meisjes praten uitgebreider met vriendinnen over liefde, seks, menstruatie, en dienen elkaar van advies. De mentor is contactpersoon van school waarmee gesproken wordt, vooral over schoolzaken. De meeste tieners hebben het naar hun zin op school, goed contact met klasgenoten en docenten. Als zich problemen voordoen op school, wordt de mentor als eerste benaderd. Meestal blijft het daarbij. School is school. Afhankelijk van de persoon van de mentor, de inschatting dat hij of zij te vertrouwen is (niets doorvertelt), wordt het contact wel eens vertrouwelijker, bijvoorbeeld bij problemen thuis. Meer dan nu gebeurt, zouden tieners op of via school betrouwbare informatie willen hebben over onderwerpen als seks, alcohol en drugs. Internet en televisie zijn anonieme en toegankelijke bronnen voor informatie over seks, alcohol, drugs. Vooral wanneer het om vragen gaat die jongeren liever niet met familie of vrienden bespreken. Tegelijkertijd realiseren ze zich dat ze geen check hebben op de betrouwbaarheid van die informatie, dat de negatieve gevolgen van middelengebruik minder aandacht krijgen, dat seks en sexy uiterlijk via internet en tv als heel gewoon en vanzelfsprekend gepresenteerd worden, maar dat voor de meeste tieners niet is. Concluderend: voor de meeste jongeren zijn ouders, vrienden en vriendinnen en andere familieleden vertrouwde en vanzelfsprekende informanten en informele adviseurs over onderwerpen die hen bezig houden. Tegelijkertijd zijn seks, alcohol- en middelengebruik, maar ook familieproblemen, kwesties waarover jongeren niet altijd of niet diepgaand in hun omgeving praten en waarop internet en televisie geen afdoende antwoord hebben. Na ouders en leeftijdgenoten maakt school deel uit van hun dagelijkse leefomgeving waar tieners informatie, advies en steun verwachten bij zowel schoolse als meer persoonlijke kwesties. School kan steun bieden wanneer die thuis niet te vinden is, betrouwbare informatie geven over seks, alcohol en drugs, een intiem onderwerp als seks en liefde bespreekbaar maken.
- 38 -
Hogeschool INHolland
Opvoedingsvragen, advies en steun in de directe leefomgeving van ouders De ouders geven aan dat het met hun tieners thuis en op school doorgaans goed gaat. De meeste ouders hebben goed contact met hun kind, ze lopen tegen kleine en grote problemen aan die ze doorgaans zelf weten op te lossen. Tegelijkertijd geven bijna alle ouders aan dat ze het opvoeden van tieners niet makkelijk vinden. Daarvoor noemen ze meerdere redenen en oorzaken. Ten eerste zijn er ouders van wie het kind wegens gedrag- en of leerproblemen naar het speciaal onderwijs gaat en extra aandacht nodig heeft. Hoe ontwikkelt hun kind zich, zal het een diploma halen, hoe bescherming te geven én los te laten? Hun tiener heeft een ontwikkelachterstand, zit middenin de puberteit, loopt tegen nieuwe risico’s aan. Het doet een extra appèl op de opvoedingskwaliteiten van de ouders. Ten tweede hebben allochtone ouders te maken met opvoeding van tieners waarbij de thuiscultuur soms botst op de Nederlandse cultuur op school en straat. Hoe gezag en respect te behouden, begeleiding te geven bij schoolzaken, aan te geven wat wel en niet moreel en religieus verantwoord is? Ze zijn als ouders te weinig bekend met de Nederlandse samenleving, hun tradities botsen soms op Nederlandse normen en waarden, binnen het gezin doet zich onenigheid voor hoe de opvoeding aan te pakken. Die kloof leidt vooral bij Turkse moeders tot onzekerheid en schaamte. Ten derde geven autochtone én allochtone ouders aan dat de opvoeding van hun tieners nieuwe vragen oproept. Terwijl de meeste ouders een goed en positief contact hebben met hun tieners, is er toenemende behoefte aan bespreking van en reflectie op de opvoeding. Hoe ruimte én grenzen aan te geven, hoe verantwoordelijkheid te gunnen aan hun tienerdochters en zonen én hen te beschermen tegen ontoelaatbare risico’s? De meest voorkomende opvoedvragen die de ouders noemen in de opvoeding van hun tieners hebben betrekking op: grenzen stellen, hoeveel verantwoordelijkheid en zelfstandigheid geven, uitgaan, alcohol- en drugsgebruik, huiswerk. Advies en steun zoeken autochtone ouders vooral en bij voorkeur in eigen kring. Vrienden, kennissen, familieleden zijn de eerste en meest genoemde informanten en compagnons in het bespreken van opvoedingskwesties. Heb jij dat ook en hoe pak jij dat aan? Contact met andere ouders in hun omgeving leidt tot herkenning dat die met vergelijkbare vragen zitten, tot uitwisselen en bespreken van ervaringen, tips en ideeën hoe te handelen, nadenken over de opvoeding. Voor de meeste ouders voldoet dat contact. Allochtone ouders bespreken opvoedingskwesties niet vanzelfsprekend in hun familie- en kennissenkring. Onder deze ouders is het minder vanzelfsprekend om opvoedingsvragen te stellen, om af te wijken van wat in de thuiscultuur gebruikelijk is. Maar ook is er aarzeling en schaamte om opvoedingsonzekerheid met familie en kennissen te delen, vanwege de vrees niet begrepen en nagewezen te worden. Liever houden ze het dan voor zichzelf. School als medeopvoeder Hoewel school niet op informele wijze betrokken is bij de ontwikkeling en opvoeding van hun tieners, is school voor praktisch alle ouders wel een vanzelfsprekende omgeving waar vragen over de ontwikkeling en opvoeding van hun tieners aan de orde komen. In de beleving van ouders is school een belangrijke medeopvoeder van tieners. Het is niet alleen een opleidingsinstituut, maar ook een omgeving waar hun kind veel tijd doorbrengt, waar problemen met leren, ontwikkelen en opgroeien zichtbaar en signaleerbaar zijn. En school kent hun kinderen ook goed, maakt hun tieners dagelijks mee, ziet hun prestaties en gedrag. Net als hun kinderen, zien ouders de mentor als belangrijkst contactpersoon. Die heeft de taak toe te zien op de prestaties van hun kinderen, problemen te signaleren en bespreekbaar te maken op school. Vooral ouders met kinderen in het speciaal ouders zijn tevreden met de aandacht die hun kind én zijzelf van school krijgen en met de bemiddeling naar andere instanties. Ouders met tieners in het regulier onderwijs zouden graag een meer actieve rol van school zien in het signaleren, bespreekbaar maken en verwijzen wanneer zich problemen met hun kind voordoen.
- 39 -
Hogeschool INHolland
Concluderend: voor bijna alle ouders zijn familieleden, vrienden en kennissen vanzelfsprekende informanten en adviseurs wanneer het om alledaagse opvoedingsvragen gaat. Andere ouders met tieners bieden door uitwisseling van ervaring en tips informeel advies en steun. Voor de meeste ouders is die steun ook voldoende, al zouden ze graag een meer actieve rol van school in het signaleren en bespreekbaar maken van problemen met hun tieners zien. Voor ouders is school ook dé bemiddelaar naar deskundige voorlichters, adviseurs en hulpverleners, kan deze binnenhalen of ouders en tieners doorverwijzen. Voor allochtone ouders zijn andere ouders niet vanzelfsprekend gesprekspartners in de opvoeding van de kinderen. Actieve bemiddeling van school of een welzijnsinstelling brengt ouders met elkaar in contact en biedt een veilige omgeving om over opvoedingsvragen te praten. 5.3
Hoe ervaren en beoordelen jongeren en ouders in Alkmaar het huidige aanbod en de toegankelijkheid van informatie, advies en steun van voorzieningen bij hun ontwikkeling en opvoeding?
Jongeren over professionele voorzieningen De meeste jongeren zijn onbekend met voorzieningen die informatie, hulp en steun kunnen geven bij kwesties waar ze tegen aan (kunnen) lopen. In eerste instantie zoeken ze informatie en steun in eigen omgeving, vooral bij ouders en leeftijdgenoten. Een tweede plek is school, al is er aarzeling om persoonlijke kwesties naar voren te brengen. Daarvoor is vertrouwen in de mentor of docent nodig. Als het nodig zou zijn, zouden jongeren geen professionele voorzieningen weten te vinden. Bekend is de kindertelefoon en de huisarts, verder niet. Tieners van het praktijkonderwijs zijn iets beter bekend met instanties als Bureau Jeugdzorg en MEE. De drempel om op eigen initiatief contact te zoeken is voor de tieners hoog. Onbekendheid met instanties speelt een grote rol; wat doen ze daar, hoe vertrouwelijk wordt er met informatie omgegaan, en hoe kan je een onbekend persoon in vertrouwen nemen? Informatie en advies zouden volgens de tieners in hun directe omgeving geboden moeten worden. Die zouden ze graag willen ontvangen over onderwerpen als seks en voorbehoedmiddelen, de risico’s van drugs en alcohol. Daarin kan school een rol vervullen door het bieden van goede voorlichting, de weg wijzen naar betrouwbare informatiekanalen en betrekken van experts rond bepaalde onderwerpen. Daarnaast zou de aanwezigheid van informatie en advies elders in Alkmaar via school bekend gemaakt kunnen worden. Een jongereninformatiepunt moet een breed informatieaanbod hebben, een vrolijke en informele uitstraling, bemenst door toegankelijke professionele en ervaringsdeskundige mensen. Concluderend: het aanbod aan informatie, advies en steun van deskundige instanties is onbekend onder tieners en wordt niet op eigen initiatief gezocht. De drempel naar voorzieningen is hoog. Een actieve rol van school in het geven van informatie over verschillende onderwerpen maar ook bemiddeling en bekendmaking via school spreekt tieners het meeste aan. Ouders over professionele voorzieningen De helft van de ouders heeft enige ervaring met instanties die informatie, advies of hulp bieden bij de ontwikkeling en opvoeding van hun kinderen. De begeleiding varieert van speciale zorg wegens ontwikkelings-, gedrag en leerproblemen van hun kinderen (in speciaal onderwijs) tot aan cursussen en themabijeenkomsten over opvoeding. In het algemeen is de drempel voor ouders om op eigen initiatief advies te vragen bij vragen en problemen hoog. In eerste instantie zoeken ze die in eigen omgeving, maar als het nodig zou zijn weten ze deskundige adviesinstanties niet te vinden. Onbekendheid, angst en wantrouwen spelen hierin een grote rol. Ouders hebben gehoord van - en soms ook ervaring met - wachtlijsten en onduidelijke procedures, weten niet of en hoe vertrouwelijk er met informatie wordt omgegaan. Houd je zelf nog het roer in handen, wie is de persoon waarmee je te maken krijgt, is er aandacht voor mijn
- 40 -
Hogeschool INHolland
persoon en achtergrond? Deze vragen belemmeren ouders om deskundig advies te zoeken en te vinden. Maar vooral bestaat onder ouders het beeld dat je echt grote problemen moet hebben, dat je voor eenvoudige informatie- en adviesvragen niet bij instanties terecht kan. En die eenvoudige vragen hebben ouders. Ze lossen die grotendeels zelf of met bekenden uit eigen kring op, maar hebben daarnaast behoefte aan betrouwbare en deskundige informatie en steun. Ook allochtone ouders hebben behoefte aan het delen van hun ervaringen, aan tips en informatie hoe bepaalde kwesties aan te pakken, maar weten dat niet te vinden. Concluderend: ouders zijn onbekend met professionele voorzieningen die informatie, advies en hulp bij de opvoeding kunnen bieden, komen er vooral via school en de GGD terecht. Onbekendheid leidt tot wantrouwen en aarzeling om er gebruik van te maken. Vooral de verwachting dat professionele voorzieningen primair bedoeld zijn voor ernstige problemen in de opvoeding en niet voor eenvoudige opvoedingsvragen, weerhoudt ouders om gericht te zoeken naar informatie en advies. Verder hebben ouders niet alleen vragen over de opvoeding, maar ook behoefte aan praktische tips, informatie waar welke voorzieningen te vinden zijn (sociale kaart), zowel voor henzelf als hun tieners. 5.4
Op welke wijze, rond welke thema’s en onder welke randvoorwaarden zouden CJG’s kunnen aansluiten bij de behoeften en verwachtingen van ouders en jongeren?
In de voorgaande paragrafen is aangegeven welke informele steun ouders en tieners in hun directe leefomgeving ervaren, hoe ze voorzieningen ervaren en beoordelen. In het vervolg daarop worden in deze paragraaf aanbevelingen geformuleerd hoe CJG’s te laten aansluiten op de behoeften van jongeren en ouders in Alkmaar.
•
Versterken van informele steun en ontmoeting Zowel ouders als tieners hebben primair behoefte aan informele uitwisseling van ervaringen, ideeën en opvattingen over hun opvoeding en ontwikkeling en over vragen die zich daarbij zoal voordoen. Die wordt allereerst in eigen gezin en familiekring, bij vrienden en kennissen gezocht. De ervaringsdeskundigheid van andere ouders en jongeren is een belangrijke bron van informatie en steun bij alledaagse opvoedingskwesties. CJG’s zouden dan ook vooral moeten inzetten op versterking van de eigen kracht en sociale steun die ouders en tieners elkaar in eigen leefomgeving - op school, in de buurt, in het verenigingsleven - op informele manier kunnen bieden. Deze steun is dichtbij, eenvoudig, toegankelijk, niet-problematiserend en niet-bedreigend, onderkent het belang van ontmoeting, zoals ook in het advies Investeren rondom kinderen wordt onderstreept (RMO & RVZ, september 2009). Wel kan er sprake zijn van onwennigheid, verlegenheid of schaamte om persoonlijke zaken bespreekbaar te maken, is er behoefte aan enige professionele begeleiding en inbreng. Versterken van informele steun kan vanuit diverse invalshoeken en netwerken benaderd worden, rond vragen en behoeften die onder ouders en jongeren leven. Hierin kunnen CJG’s aansluiten bij en samenwerken met ‘vindplaatsen’ als scholen, buurthuizen, jongerencentra, zelforganisaties en dergelijke.
•
Opvoedingsvragen van ouders centraal Opvoedingsvragen die ouders naar voren brengen, hebben te maken met thema’s als: -
hoe grenzen te stellen in de opvoeding;
-
hoeveel verantwoordelijkheid en zelfstandigheid te geven;
-
hoe om te gaan met uitgaan;
-
hoe alcohol- en drugsgebruik van tieners re reguleren;
-
hoe huiswerk maken te stimuleren en te begeleiden.
- 41 -
Hogeschool INHolland
Deze top 5 komt in grote lijn overeen met opvoedingsvragen van ouders die in Kennis over opvoeden gesignaleerd zijn (Speetjens e.a. 2009). Daarin wordt op basis van 25 landelijke en regionale onderzoeksrapporten een algemenere top 5 van opvoedingsvragen samengesteld die voor een groot deel betrekking lijken te hebben op de opvoeding van ouders met kinderen in de basisschoolleeftijd. Allochtone ouders hebben daarnaast specifieke onderwerpen of invalshoeken die hen bezighouden, zoals: -
hoe ruimte te geven aan tieners én zelf in controle te blijven;
-
hoe grenzen stellen en straffen te geven aan opstandige tieners;
-
hoe ruimte te geven aan tienerdochters en trouw te blijven aan cultuurgebonden normen en waarden;
-
hoe zicht te houden op en begeleiding te geven aan opgroeiende zonen;
-
hoe om te gaan met verschillen van mening tussen ouders onderling;
-
hoe meer inzicht te krijgen in hoe het onderwijs in elkaar zit;
-
welke veilige en betaalbare (sport)activiteiten zijn er voor tieners.
Ook ouders met kinderen in speciaal onderwijs hebben specifieke vragen die zowel met de ontwikkel- en leervragen van hun kinderen te maken hebben als met de instanties waarmee ze in contact komen: -
hoe deel ik de zorg om mijn kind met instanties zonder de zeggenschap kwijt te raken;
-
welke informatie over mijn tiener wordt in dossiers verzameld, heb ik daarover iets te zeggen;
-
welke instanties zijn er zoal en wat doen ze;
-
welke toekomstkansen heeft mijn kind.
Aansluiten op behoeften en vragen betekent dat aan ouders steeds opnieuw gevraagd wordt wat zij in een specifieke context belangrijk vinden en nodig hebben, daarbij oog hebbend voor de diversiteit aan doelgroepen (opleidingsniveau, sociale en culturele achtergrond, gezinssamenstelling, wijk en deel van de stad of regio).
•
Ontwikkelvragen van jongeren centraal De vragen van jongeren hebben betrekking op onderwerpen die zich in hun ontwikkeling en leefwereld aandienen, die ze wel of niet óók met ouders en leeftijdgenoten bespreken, zoals: -
wat doe ik tegen pesten en gepest worden op school en daarbuiten;
-
waar vind ik leuke activiteiten en uitgaansgelegenheden, waar kan ik (goedkoop) sporten;
-
waar kan ik betrouwbare informatie vinden over voorbehoedmiddelen, veilige seks, voorkomen van soa’s en zwangerschap;
-
wat doen drugs met je lichaam en hersenen, welke effecten hebben ze, waar koop ik veilige drugs;
-
wat doet alcohol met je lichaam en hersenen, welke effecten heeft het, hoeveel kan ik drinken;
-
hoe vind ik vakantiewerk of een reguliere baan;
-
hoe ga ik om met geld, vind ik een uitkering, kan ik schulden saneren;
-
wanneer en waar schrijf ik me in voor een kamer of huis;
-
hoe kies ik een studie of beroep?
Daarnaast zijn er ook andere onderwerpen en vragen die - volgens onderzoek - jongeren vaak bezighouden, zoals uiterlijk en gezondheid, sociaal (leren) omgaan met anderen (Naber e.a., 2008, 2009). Ook bij jongeren betekent aansluiting op hun vragen en behoeften dat ze steeds opnieuw bevraagd worden op wat hen bezighoudt en welke vormen van informatie en advies hen aanspreken, rekening houdend met een diversiteit aan doelgroepen (sociale en culturele achtergrond, opleidingsniveau en school, leeftijd en sekse, gezinsachtergrond).
- 42 -
Hogeschool INHolland
•
Aansluiten bij vertrouwde en bekende vindplaatsen Ouders en tieners zijn voor hun alledaagse vragen en opvoedproblemen niet zozeer op zoek naar een voorziening, maar naar een vertrouwde en bekende context waarin ze op een informele en veilige manier hun twijfels en vragen ter sprake kunnen brengen. In eerste instantie zoeken ouders en jongeren de uitwisseling van ervaringen, ideeën en opvattingen met gelijkgestemden, met andere ouders en tieners in vergelijkbare situaties. Daarbij kan een professional of semiprofessional bemiddelen, bijeenkomsten of activiteiten organiseren, (ervarings)deskundigen uitnodigen, zorgen voor veiligheid in de groep. CJG’s kunnen in het bereiken van ouders en tieners aansluiten op en samenwerken met scholen voor voortgezet onderwijs, buurthuizen, zelforganisaties, jongerencentra, waar initiatieven worden genomen tot ouderbetrokkenheid en jongerenparticipatie. -
Scholen zijn voor ouders een omgeving waar andere ouders komen met vergelijkbare vragen of problemen. Tijdens ouderavonden als CJG een voorlichtingsdeel over ‘pesten’, ‘huiswerk maken’, ‘seksuele ontwikkeling’ verzorgen kan het startsein betekenen van themabijeenkomsten, T-party’s, opvoedcursussen, opvoedkundig spreekuren op school. Zo’n inbreng kan samen met een docent, decaan, ouderraad of oudercontactpersonen voorbereid worden. Aansprekende folders of advertenties in huis-aan-huisbladen met praktische tips, websites en wie waar te vinden, laten de informatie ook schriftelijk achter.
-
Scholen zijn voor tieners onderdeel van hun dagelijkse leefomgeving waar ze leeftijdgenoten ontmoeten en frequent contact hebben met docenten en mentoren gedurende een aantal jaren. Vragen die tieners bezighouden zouden méér dan nu gebeurt tijdens lessen en bijeenkomsten aan de orde kunnen komen. Zowel jongerenvoorlichters, schoolartsen, ervaringsdeskundigen kunnen hierin een inbreng hebben. Ook brede schoolactiviteiten lenen zich naast culturele en sportieve, ook voor informatieve en vormende activiteiten.
-
Buurtgebonden en lokale welzijnsvoorzieningen die door ouders bezocht worden, zijn eveneens een bekende en vertrouwde vindplaats voor het peilen van behoeften en bieden van vormen van ondersteuning waar ouders behoefte aan hebben. Ook dit kan in verschillende vormen plaatsvinden, variërend van informele koffieochtenden, T-party’s, themabijeenkomsten, opvoedcursussen tot gerichte pedagogische advisering.
-
Professionals van CJG’s kunnen een inbreng hebben in of ondersteuning bieden aan zelforganisaties en verenigingen die met ouders en tieners werken. Ook daarin is de context en de vraag van ouders en tieners leidend.
Op deze manier verbinden CJG’s zich met andere vormen van ondersteuning van ouders en tieners. Laagdrempelige en informele benadering Ouders en tieners hebben primair vragen die in ‘gewone’ gezinnen leven, waar geen sprake is van grote opvoedproblemen. Onder ouders leeft het beeld dat professionele voorzieningen vooral in het leven geroepen zijn voor ‘echte’ en ‘zware’ opvoedingsproblemen, terwijl zijzelf eerder met lichte, eenvoudige en praktische vragen zitten. Onder tieners is er een grote drempel en gêne om met persoonlijke vragen naar buiten te komen. Zowel ouders als tieners hebben behoefte aan een niet-problematiserende en praktische benadering, laagdrempelig, niet te moeilijk, maar informeel. Voor ouders betekent laagdrempelig en informeel: -
waar je terecht kan met kleine opvoedingsvragen;
-
je zonder afspraak binnen kan lopen voor een kort contactmoment, zonder wachttijd en intake;
-
je ook met andere ouders kan praten, een kop koffie drinken, infofolders kan vinden;
-
op een centrale locatie, duidelijk wat je er kan verwachten, aanwezig op een centraal punt;
-
waar vriendelijke, behulpzame en deskundige mensen werken.
- 43 -
Hogeschool INHolland
Voor jongeren betekent laagdrempelig en informeel: -
waar je terecht kan met allerlei vragen, óók over het vinden van werk of een huis;
-
waar je zomaar binnen kan lopen, chillen, wat drinken en zitten;
-
een omgeving met een vrolijke uitstraling;
-
waar deskundige en aardige - ook jonge - mensen werken;
-
waar je anoniem en vertrouwelijk geholpen wordt;
-
die gewone taal spreken en niet op afstand staan.
Voor het bereiken en bedienen van ouders en tieners hoeft een CJG niet één fysiek gebouw te zijn, maar kunnen voorzieningen die in een CJG samenwerken, op verschillende plekken en op verschillende manieren met vindplaatsen van ouders en tieners verbonden worden via: -
fysieke aanwezigheid op bijeenkomsten in scholen, buurthuizen e.d.; informatie en communicatie via internet, scholen, welzijnsvoorzieningen, zelforganisaties, verenigingsleven, kerk en moskee, winkel- en uitgaansgebieden;
-
afstemming met en ondersteuning van professionals in het onderwijs, buurtwerk, verenigingsleven.
Toegangspoort naar informatie, advies en hulp Een CJG is meer dan een ontmoetingsplek voor ouders en tieners, maar een toegangspoort naar andere vormen van informatie, advies en hulp. Niet alleen voor ouders en tieners, maar ook voor docenten, mentoren, decanen, jongerenwerkers, sportleiders, voorgangers in religieuze organisaties is het aanbod, de functie, de locatie en toegang tot andere of meer gespecialiseerde voorzieningen doorgaans onbekend. Niet alleen folders, sociale kaarten en internetsites, maar ook directe en fysieke aanwezigheid, bereikbaarheid via telefoon en spreekuren, kan de drempel verlagen om advies te vragen bij andere, soms ingewikkelder vragen. Die informatieoverdracht en ondersteuning hoeft en kan niet altijd direct op ouders en tieners zelf gericht te zijn, maar op professionals die met en voor ouders en jongeren werken. In die zin dient het CJG een brede poort te zijn die ook toegang geeft tot andere, tweedelijnshulp. CJG in groeimodel Aansluiten bij de behoeften van ouders en tieners betekent in eerste instantie kiezen voor een universele benadering van opvoedingsondersteuning, voor een public health aanpak van opvoedsteun aan ouders en jongeren in Alkmaar. Hiermee is niet gezegd dat een risicogerichte benadering die vooral gericht is op ouders en tieners met een verhoogd risico op het ontstaan of hebben van problemen, geen kerntaak zou zijn van het CJG. Wel laat de handreiking van het NJi Opvoedondersteuning in het centrum voor Jeugd en Gezin zien dat bij de eerste benadering vooral vormen van informele steun, en algemene informatie, advies en steun bij opvoeding voor een brede groep ouders passen, terwijl bij de tweede aanpak doelgerichte steun aan risicogroepen centraal staat (Van Dijk & Prinsen, 2008). Kiezen voor een pakket aan opvoedondersteuning en inrichting van CJG’s die past bij de Alkmaarse situatie, vraagt niet alleen visie en keuze, afstemming met professionele voorzieningen, maar ook voortdurende voeding door ervaringen en ideeën van ouders en tieners zelf. Die inbreng moet continue georganiseerd worden en kan op verschillende manieren plaatsvinden, bijvoorbeeld via: -
houden van een Jongerenomnibus en Ouderomnibus in Alkmaar;
-
organiseren van debatten, panels, meetings met ouders en jongeren;
-
afnemen van kleinschalige en grootschalige behoeftepeilingen;
- 44 -
Hogeschool INHolland
-
bevragen van klanten en bezoekers;
-
mediadiscussie (internet, lokale radio e.d.)
-
informeren en bevragen van brede groepen ouders en tieners in winkelcentra, uitgaansgebieden, wijkactiviteiten;
-
monitoren van de behoeften, ervaringen en verwachtingen van ouders en tieners.
Vragen stellen aan ouders en jongeren wat ze nodig hebben is een manier om informatie te verzamelen, maar kan ook een aanleiding zijn om informatie te geven over de beschikbaarheid van professioneel advies bij eenvoudige en meer complexe opvoedingsvragen in Alkmaar en waar die te vinden is. Positieve PR over positieve opvoeding over de alledaagsheid van opvoedingsvragen. Op deze manier kan opvoeding als bespreekbaar onderwerp onder de aandacht gebracht worden van een breed publiek.
- 45 -
Hogeschool INHolland
Bijlage 1 - Literatuurlijst -
Berg, M. van den (2008). Toegankelijkheid van de CJG’s voor jongeren van 16 tot 23 jaar in Den Haag. Werkdocument voor de stuurgroep sluitend zorgsysteem jeugd. Opgehaald op 14 september 2009 van http://www.cjgdenhaag.nl/Professionals/Beleidsdocumenten/Documents/Toegankelijkheid%20%20CJG%20Den%20 Haag%202008.pdf
-
Distelbrink, M., Lucassen, N., & Hooghiemstra, E. (2005). Gezin Anno Nu. Den Haag: Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling.
-
Dijk, M. van & Prinsen, B. (2008). Handreiking opvoedingsondersteuning in het Centrum voor Jeugd en Gezin. Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut. Opgehaald op 3 oktober 2009 van http://www.nji.nl/smartsite.dws?id=113798
-
Gemeente Alkmaar (2006). Programma 1: Kinderen hebben een goede start. Uit: Uitvoeringsprogramma lokaal jeugdbeleid 2006, H-2009. Opgehaald op 28 augustus 2009 van http://www.alkmaar.nl/gemeente/webcms/site/gemeente/bestuur/com/samenl/2009/files/p_27644.pdf
-
Gemeente Alkmaar (2009). Feiten en cijfers: bevolking. Opgehaald op 24 augustus 2009 van www.alkmaar.nl
-
GGD Hollands Noorden (2009). Steunpunt Allochtonen, Steunpunt Hayat. Opgehaald op 1 september 2009 van http://www.ggdhollandsnoorden.nl/Secundair-menu/Onderwerpen/Steunpunt-Allochtonen
-
Kennisnetwerk Jeugd en Gezin, Interview met Anke de Haan, projectleider CJG voor Noord-Holland Noord, www.kcjg.nl.
-
Leseman, P.P.M., Fahrenfort, M., Hermanns, J.M.A., & Klaver, A. (1998). De experimenten opvoedingsondersteuning: leermomenten en toekomstperspectieven. Amsterdam: S.C.O. Kohnstamm Instituut. Programma Opvoedingsondersteuning Amsterdam.
-
Ministerie voor Jeugd en Gezin, Alle kansen voor alle kinderen. Programma jeugd en gezin 2007-2011. Den Haag.
-
Ministerie voor Jeugd en Gezin, Factsheet Centrum voor Jeugd en Gezin. Den Haag. Opgehaald op 28 augustus 2009 van http://www.jeugdengezin.nl/folders/2007/factsheet-centrum-voor-jeugd-en-gezin.asp
-
Ministerie voor Jeugd en Gezin. Centra voor Jeugd en Gezin en regierol gemeente. Beleidsbrief 16 november 2007 aan Tweede Kamer. Opgehaald op 2 november 2008 van www.invoeringcjg.nl.
-
Montfoort, A. van (2008). Professionaliteit en nuchterheid in jeugdzorg en jeugdbeleid. Amsterdam: SWP.
-
Naber, P., Kempers, E. & Heerebeek, M. (2008). Wat vinden jongeren van de opvoeding door hun ouders? Een onderzoek naar opvoeding in gezinnen in Amsterdam vanuit het perspectief van jongeren. Amsterdam: Hogeschool INHolland.
-
Naber, P., Bijvoets, M. & Heerebeek, M. (2009). Ontwikkeling en opvoeding van Migrantenjeugd in Amsterdam. Gesprekken met tieners en ouders in Slotervaart, Zuidoost en Noord. Deelproject van de kenniswerkplaats Amsterdam Inclusief 10+ in het kader van Diversiteit in het Jeugdbeleid. Amsterdam, Hogeschool INHolland.
-
NIZW Jeugd/ Expertisecentrum Opvoedingsondersteuning (2006). Richtlijn ter stimulering van het gebruik van veel belovende en effectieve interventies voor de gemeentelijke functies van opvoed- en gezinsondersteuning. Opgehaald op 7 september 2009 van http://www.nji.nl/opvoedingsondersteuning/download/Richtlijngemeentelijkeopvoedingsondersteuning.pdf
-
Rispens, J., Hermanns, J.M.A., Meeus, W.H.J. (1996). Opvoeden in Nederland. Assen: Van Gorcum.
-
Rooijen, M. van (2007). Cliënten niet betrokken bij Centra voor Jeugd en Gezin. In: Jeugd en Co, Nr. 5, jrg. 1, p.610.
-
Speetjens, P., Linden, D. van der, & Goossens, F. (2009). Kennis over opvoeden. De vragen van ouders, het aanbod van de overheid en de mogelijkheid van de markt. Utrecht: Trimbos instituut.
-
Stichting Alexander (2008). ‘Een bekend gezicht’. Zwolse jongeren, ouders en professionals over het Centrum voor Jeugd en Gezin. Amsterdam: Stichting Alexander. Opdrachtgever: Gemeente Zwolle.
- 46 -
Hogeschool INHolland
-
Vries Lentsch, P. de (2006). Wat verwachten ouders en kinderen van een Ouder-Kindcentrum? Rapportage
-
Woolthuis, A. (2008). Twaalfplussers in het Centrum voor Jeugd & Gezin - een analyse van het aanbod. Een
Vraaganalyse Oké-punt. Gemeente Almere. quickscan van het aanbod voor twaalfplussers in de Centra voor Jeugd en Gezin in de zeven gemeenten die meedoen aan het innovatieproject Opvoeden in de buurt. Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut.
- 47 -
Hogeschool INHolland
Bijlage 2 - Interviewleidraad ouders Naam interviewer: Fijn dat ik u kan spreken. Ik ben … en studeer bij Hogeschool INHolland. De gemeente Alkmaar wil graag weten hoe het voor ouders is om hun kind te laten opgroeien in Alkmaar. Ook wil de gemeente weten of ouders weleens vragen hebben over de opvoeding en of ze daarbij informatie en advies nodig hebben. Dit interview is vertrouwelijk. Uw naam en andere persoonlijke gegevens worden niet in het verslag aan de gemeente vermeld. Zelf invullen Naam geïnterviewde:
0 Man
0 Vrouw
Datum: Geworven via: Duur interview: Algemeen •
Hoe lang woont u al in Alkmaar? (vraag ook naar de wijk)
•
Met wie woont u thuis? (echtgenoot, andere kinderen (leeftijden e.d. vragen), andere familie of bekenden?
•
Een (of meer) van uw kinderen is ouder dan 12 jaar. Wat is zijn/haar naam … en leeftijd?
•
Hoe is het om in Alkmaar te wonen en uw kind(eren) te laten opgroeien?
1.
Hoe gaat het met uw kind(eren) op school?
2.
3.
4.
Op welke school (naam school, type opleiding, klas) zitten uw kinderen?
Is dat ver, een veilige route?
Hoe gaat het met uw kind(eren) op school? (schoolprestaties, gedrag op school, vrienden/vriendinnen).
Hoe is het contact met school? (ouderavond, mentorgesprek, telefoon, huisbezoek).
Hoe vindt u het contact met school? Zijn er onderwerpen waarover u meer wil praten?
Ik geef u een voorbeeld. David haalt de laatste tijd slechte cijfers en spijbelt veel.
Wat adviseert u de ouders van David te doen?
Wie moeten ervoor zorgen dat het beter gaat met David? Wat moeten zij doen?
Is er ook een organisatie (ook buiten school) waar de ouders van David met hun zorgen terecht kunnen?
Praat u wel eens met anderen over de opvoeding van uw kind(eren)?
Zo ja, met wie? (uitvragen naar familie, bekenden, school, huisarts ...?)
Over welke onderwerpen praat u dan?
Heeft u weleens behoefte aan advies over de opvoeding van uw kinderen (aan wie vraagt u dat dan?)
Er zijn ouders die met vragen over opvoeding naar een deskundige gaan.
Kent u zulke deskundigen of organisaties in Alkmaar?
Zou u dat doen of heeft u dat wel eens gedaan?
Er zijn ouders die een ouderavond bezoeken of een cursus volgen over opvoeding. Wat vindt u daarvan?
- 48 -
Hogeschool INHolland
5.
Veel ouders vinden opvoeden moeilijk als hun kinderen ouder worden. Bijvoorbeeld hoeveel vrijheid te geven aan hun kind of ze huiswerk moeten maken, met welke vrienden ze omgaan, of ze de stad in mogen.
Hoe is dat voor u?
Maakt u zich daarover weleens zorgen?
Praat u hierover met anderen? (doorvragen: familie, kennissen, school, mensen van kerk of moskee, deskundigen).
6.
Zou u hierover weleens met een deskundige willen praten?
Ik geef u weer een voorbeeld. Kelly is 14 jaar. Moeder maakt zich zorgen omdat Kelly op straat hangt en contact heeft met oudere jongens.
7.
8.
9.
Wat zou u de moeder van Kelly adviseren?
Wie of waar zou zij advies kunnen krijgen hoe zij hiermee om kan gaan?
Zou u dit zelf doen?
Als u zich écht zorgen maakt om uw kind:
Waar zou u dan hulp kunnen vragen?
Zou u daar ook naar toe gaan? (zo ja, waarom, zo nee, waarom niet).
Sommige ouders zeggen: ik heb geen vertrouwen in (Nederlandse) instanties.
Wat vindt u daarvan?
Hoe komt dat volgens u?
Wat moet er volgens u veranderen?
Net als andere gemeenten in Nederland, is de gemeente Alkmaar bezig met de voorbereiding van een informatiepunt waar ouders terecht kunnen met vragen en advies over opvoeding.
Zou u daar naar toe gaan?
Met welke vragen?
Hoe zou zo’n informatiepunt eruit moeten zien? (waar, aankleding, openingstijden, wie moeten er werken…?).
10. Als u de burgemeester van Alkmaar een advies zou mogen geven, om ouders van tieners te ondersteunen bij de opvoeding? Wat zou u dan adviseren? Ik heb alle vragen gesteld die ik wilde stellen. Heeft u zelf nog vragen of wilt u nog iets vertellen? Bedankt voor het gesprek.
Als de gemeente nog een keer met ouders wil praten over dit onderwerp, wilt u dan meedoen? Zo ja, hoe kunnen we u dan het beste bereiken? E-mail: Telefoonnummer:
- 49 -
Hogeschool INHolland
Bijlage 3 - Interviewleidraad Jongeren Naam interviewer: Fijn dat je meedoet. Ik ben … en doe een sociale opleiding bij hogeschool INHolland. De gemeente Alkmaar wil graag weten of jongeren behoefte hebben aan advies en informatie over bepaalde onderwerpen en waar ze die dan halen. En ook of dat misschien beter geregeld kan worden. Daarover wil ik graag een paar vragen stellen. Jouw antwoorden worden gebruikt in een advies aan de gemeente. Daarin noemen we niet jouw naam. Zelf invullen Naam geïnterviewde:
0 jongen
0 meisje
Datum: Geworven via: Duur interview: Ik ga je nu een paar vragen stellen. Er zijn geen goede of foute antwoorden, het gaat om jouw mening en ervaring. Ik heb eerst een paar algemene vragen •
Wat is je leeftijd?
•
Op welke school zit je? (Naam van de school ………. type opleiding …………….. welke klas?).
•
Met wie woon je thuis? (vader en/of moeder, broers, zussen …). Houd rekening met situaties als echtscheiding,
•
Wat is de culturele achtergrond? (waar zijn je vader en moeder geboren, waar ben jij geboren)
•
In welke buurt van Alkmaar woon je? Hoe vind je dat? Is er veel te doen voor jongeren?
pleeggezin e.d..
1.
2.
Hoe ziet een gewone week er voor jou uit?
Wat doe je zoal? School - werk - vrije tijd (sport, clubs, e.d.)
Wat doe je als je thuis bent?
Heb je vrienden of vriendinnen, wat doen jullie meestal?
Je vertelde net dat je op … (naam school) zit.
Hoe vind je het op deze school?
Hoe is de sfeer op school? (contact met andere leerlingen, met leraren).
Praten jullie tijdens de les weleens over onderwerpen als alcohol en drugs, gezondheid, seksualiteit? Wat vind je daarvan, heb je daar wat aan? (Zou je dat wel willen?)
3.
Praat je buiten de les wel eens met een docent of mentor? Waarover? Ook over jezelf, of over thuis?
Veel jongeren hebben vragen over school, willen meer weten over drugs of over hun gezondheid.
Welke onderwerpen bespreek jij vooral thuis? Met wie?
Wat bespreek je op school? Met wie?
Waarover praat je vooral met vrienden?
Zijn er ook onderwerpen waarover je met niemand praat? (Zou je dat wél willen?)
- 50 -
Hogeschool INHolland
4.
Ik ga je een voorbeeld geven. Dave rookt af en toe een jointje met zijn vrienden. Hij is benieuwd of blowen slecht voor je is en of je er verslaafd aan kan raken.
5.
Waar kan Dave informatie halen?
Naar wie zou jij gaan?
Is er in Alkmaar een organisatie waar je zulke vragen kwijt kan? Vind jij dat nodig?
Ik ga je een ander voorbeeld geven. Samira wordt gepest op school. Ze heeft geen vriendinnen, zit in de pauzes altijd alleen.
6.
Wat zou jij doen als je Samira was? (doorvragen!).
Hebben jongeren als Samira extra aandacht en hulp nodig? Wie kan dat het beste geven?
Wat moet er volgens jou gebeuren wanneer Samira niet meer naar school wil gaan?
Videoclips op MTV en TMF, internetfilmpjes, tv-programma’s als Spuiten en Slikken, laten van alles zien wat te maken heeft met seks.
Vind jij dit informatie waar jongeren wat aan hebben? (doorvragen: wat missen ze?).
Waar zou jij informatie halen?
Hebben jongeren behoefte aan informatie en advies van een deskundige? (Zo ja, van wie en waar zou dat gegeven moeten worden?).
7.
Een ander voorbeeld. Het gaat de laatste tijd niet zo goed met Jeffrey. Zijn moeder heeft een nieuwe vriend waar Jeffrey het niet zo goed mee kan vinden. Er is daarom thuis vaak ruzie.
8.
Wat moet Jeffrey doen, vind jij?
Wat zou jij doen?
Is er volgens jou een deskundige of een organisatie waar Jeffrey om hulp kan vragen?
Sommige gemeenten hebben een speciaal informatiepunt voor jongeren. Ze kunnen daar terecht met vragen over vrijetijdsbesteding, wonen, werk, school en ook over alcoholgebruik en zo.
9.
Wat vind je daarvan?
Zou jij daar naar toe gaan? Met welk soort vragen? Geef eens een voorbeeld?
Hoe zou zo’n informatie- en adviespunt eruit moeten zien? Waar in Alkmaar?
Als jij de gemeente een advies mag geven hoe jongeren in Alkmaar beter geholpen kunnen worden bij allerlei vragen die ze hebben: wat zou je dan zeggen?
10. Ik heb alle vragen gesteld die ik wilde stellen. Heb jij nog vragen of zijn er nog dingen die je kwijt wilt? Dank voor dit gesprek. Hier kunnen we zeker wat mee.
Als de gemeente nog een keer wil praten met jongeren over dit onderwerp, wil je dan meedoen? Zo ja, hoe kan ik je dan het beste bereiken? E-mail: GSM-nummer:
- 51 -