Aanbesteding ‘Social Media & Bedrijf’ Stichting Management Studies (SMS), gelieerd aan werkgeversorganisatie VNO-‐NCW, laat voor haar donateurs, leden van het VNO-‐NCW en anderen wetenschappelijk praktijkonderzoek verrichten naar specifieke thema’s die in de toekomst door het bestuur van belang worden geacht. De vraagstukken richten zich op het ondersteunen van algemeen management van grote ondernemingen alsmede op verschillende HR-‐onderwerpen. De onderzoeksrapporten worden in boekvorm gepubliceerd bij Uit-‐ geverij Van Gorcum. In de bijlage is een overzicht opgenomen van de tot nu toe verschenen 80 publi-‐ caties van Stichting Management Studies (www.managementstudies.nl) in de afgelopen bijna 50 jaar. Het bestuur van Stichting Management Studies heeft besloten tot het laten verrichten van weten-‐ schappelijk praktijkonderzoek naar het fenomeen social media in de bedrijfsvoering van bedrijven en instellingen. Zij wenst de geschikte onderzoekspartij hiervoor te selecteren door het onderzoek aan te besteden. Het bestuur roept geïnteresseerde onderzoekspartijen op om in te schrijven op deze aanbesteding. 1.
Inleiding tot het onderwerp
Social media is een van de belangrijkste ontwikkelingen op het gebied van informatie-‐ en communi-‐ catietechnologie van het laatste decennium. Door een sterke wereldwijde groei van het gebruik van internet en de inzet van (draadloze) devices, zoals smartphones en tablets, is het uitwisselen van allerlei vormen van gegevens enorm toegenomen. Zo is de hoeveelheid gegevens in de afgelopen 10 jaar evenveel toegenomen als in de 2000 jaar ervoor. Een van de belangrijkste ontwikkelingen zijn de netwerken tussen mensen die op internet zijn ontstaan. Meestal betreft het sociale netwerken, waarin mensen gegevens van allerlei soort met het elkaar uitwisselen. Bekende sociale netwerken zijn Linkedin, Facebook, Twitter, Yammer, What’s app, etc. Dit in combinatie met vormen van tele-‐ communicatietechnologie als gsm, gps en umts maakt het mogelijk om vrijwel continu ‘online’ te zijn onafhankelijk van waar je je bevindt en wanneer. McKinsey onderzocht de economische impact van zogenaamde ‘social technologies’ en schat in dat de waarde tussen de $ 900 en $ 1.300 miljard ligt voor vier onderzochte sectoren. Zij identificeren tien ‘value-‐creating levers’ die de communicatie en samenwerking in en tussen ondernemingen ver-‐ beteren over de gehele waardeketen van productontwikkeling tot after-‐sales klantenservice. De tien hefbomen zijn: • co-‐create products; • leverage social tot forecast and monitor; • use social to ditribute business processes; • derive customer insights; • use social technologies for marketing communication/interaction; • generate and foster sales leads; • social commerce; • provide customer care via social technologies; • use social technology to improve intra-‐ or inter-‐organizational collaboration and communication; • use social technolgy to match talent to tasks. De term ‘social technologies’ wordt uitgelegd als de digitale technologie die het voor mensen moge-‐ lijk maakt om onderling (sociaal) contact te onderhouden en met elkaar content te creëren, te verbe-‐ teren en uit te wisselen. Het bestaat uit de drie elementen: sociale netwerken (verbindingen), social media (content) en sociale relevantie (invloed).
1 van 6
Social media wordt niet alleen voor individuen steeds belangrijker, maar ook voor bedrijven. Vaak betreft het tot nu toe de werving van nieuwe medewerkers, maar dat verandert snel. ABN AMRO signaleert in haar onderzoeksrapport een toename van social media in het inkoopproces van bedrij-‐ ven. Ook de marketingfunctie in de industrie gaat veranderen door de veranderende vraag van klan-‐ ten, de slag naar ‘inboundmarketing’ wordt gemaakt. Het rapport onderscheidt zes stappen van een social mediastrategie: het vaststellen van de doelen, het bepalen van de doelgroepen, de keuze van de social mediaplatform(s), de contentstrategie, de organisatie en het monitoren van het realiseren van de doelen. Niet alleen de industrie, maar ook professionele dienstverleners zoals de advocatuur gaan social media steeds meer inzetten in communicatie binnen en buiten de organisatie. Verder experimenteren ook organisaties uit de publieke en semi-‐publieke sector met de inzet van social media in hun communicatie. KLM overkwam als het ware social media doordat ‘gewone’ communicatie niet meer goed mogelijk bleek toen in maart 2010 door een uitbarsting van de IJslandse vulkaan Eyjafjallajökull een aswolk veroorzaakte waardoor het luchtverkeer boven Europa drastisch werd verstoord. De telefoonlijnen van de KLM waren in no time overbelast en er was niet voldoende personeel om de enorme stroom mails te kunnen verwerken. Het gebruik van social media bleek de enige uitweg te zijn om recht-‐ streeks te kunnen communiceren met de klanten, de reizigers. Zou elke bedrijf zijn aswolk moeten hebben om over te gaan op social media en deze vervolgens verder uit te bouwen? SNS Reaal kreeg in 2010 te maken met een gerucht in de ‘markt’ en opent een Twitter-‐account om daarmee te com-‐ municeren met de buitenwereld, waarbij snelheid van belang is. Andere initiatieven zijn: de Fidor Bank uit Duitsland laat betalingen van haar cliënten verrichten via social media, Atos is gestopt met de mail voor de communicatie tussen medewerkers, iedereen communiceert alleen nog via Yammer en Jivesoftware heeft social media in haar software geïncorporeerd, zodat binnen organisaties de communicatie en projectmatig werken plaats kan vinden op basis van geïntegreerde social media. Inmiddels zijn vele ondernemingen en andere organisaties in Nederland aanwezig op social media, maar het gebruik is toch voornamelijk experimenteel en operationeel van aard, zo is de inschatting. In een enkel geval is de inzet van social media een expliciete strategische keuze om social media be-‐ wust te integreren in de bedrijfsvoering. Niet-‐mediabedrijven worstelen met de inzet van social me-‐ dia en dan met name de rendabele inzet. De vraag blijft toch of social media een hype is of een trend en wat het effect is van het gebruik ervan en welk probleem hiermee eigenlijk wordt opgelost. Er is wel veel vertrouwen van het ‘publiek’ in zogenaamde social media-‐bedrijven, er worden enorme bedragen betaald voor aandelen in dergelijke bedrijven. Zie bijvoorbeeld de beursgang van Twitter, beurswaarde $ 25 miljard. Social media introduceert een andere manier van communiceren tussen mensen, zoals liken, posten, etc. De communicatie met social media is korter, sneller, zichtbaarder en bereikbaarder. De uitgewis-‐ selde informatie blijft een ‘lange’ tijd beschikbaar. Door het gebruik van social media neemt ook de communicatie met beelden toe door onder meer gebruik te maken van foto’s met smartphones en tablets. 2.
De onderzoeksvraag
Uit het bovenstaande kan worden afgeleid dat social media een fenomeen is dat flink aan populari-‐ teit wint en het onderlinge gedrag van mensen beïnvloed. Inmiddels is social media ook doorgedron-‐ gen binnen de muren van de organisatie. Vanuit het perspectief van SMS is de vraag wat dit betekent voor bedrijven en instellingen en hoe zij social media wensen toe te passen in hun bedrijfsvoering. Gaat dat verder dan het aanwezig zijn op social media, het werven van nieuwe medewerkers of het ondersteunen van een marketingcampagne? Verandert het daadwerkelijk de communicatie tussen medewerkers? Als bedrijven en instellingen social media adopteren, wat betekent dat in termen van
2 van 6
risico’s en kansen? Is het mogelijk om te ondernemen met social media oftewel vanuit een strategie? Kortom veel vragen over het toepassen van social media. De centrale onderzoeksvraag luidt: Wat maakt social media succesvol in de bedrijfsvoering van bedrijven/instellingen? Afgeleide onderzoeksvragen kunnen zijn: • Wat is het fenomeen social media en wat kan je ermee? • Wat zijn de kansen en bedreigingen van social media voor verschillende bedrijven? • Wat bepaalt het succes van het realiseren van social media in bedrijven? Met de beantwoording van de afgeleide onderzoeksvragen en daarmee de centrale onderzoeksvraag zal met deze studie duidelijk worden wat de impact is van social media op (onderdelen van) de be-‐ drijfsvoering en wat social media succesvol maakt binnen bedrijven en instellingen. Het resultaat van het onderzoek moet de donateurs, leden van het VNO-‐NCW en andere organisaties helpen om in-‐ zicht te krijgen in het succesvol toepassen van social media in hun bedrijfsvoering. 3.
Eindresultaat van het onderzoek
Het onderzoek naar social media in de bedrijfsvoering van bedrijven zal leiden tot een onderzoeks-‐ rapport dat voldoet aan de volgende criteria: 1. Goede wetenschappelijke methodologie en uitvoering van het onderzoek. 2. Theoretische vernieuwing ten aanzien van het onderzoeksonderwerp. 3. Toegankelijk voor de doelgroep van het onderzoeksonderwerp. 4. Toepasbaar in de praktijk van de doelgroep. De kwaliteit van het onderzoek wordt bewaakt door het bestuur van Stichting Management Studies. 4. Oplevering van het onderzoek Het definitieve onderzoeksrapport wordt gepresenteerd aan het bestuur van Stichting Management Studies ultimo mei 2015 en vervolgens beslist deze over het publiceren in boekvorm. Rond de publi-‐ catie wordt medio september 2015 een symposium georganiseerd over het onderzoeksonderwerp ‘Social Media & Bedrijf’. 5. Organisatie van het onderzoek Het wetenschappelijk praktijkonderzoek ‘Social Media & Bedrijf’ wordt uitgevoerd door een onder-‐ zoeksteam. Het bestuur van Stichting Management Studies hecht grote waarde aan een heterogene samenstelling van het desbetreffende onderzoeksteam. Haar voorkeur gaat daarbij uit naar een combinatie van wetenschappelijk onderzoekers van universiteiten/hogescholen en onderzoe-‐ kers/professionals uit de bedrijfspraktijk. Een onderzoeksteam heeft een omvang van maximaal vier onderzoekers. Het onderzoeksteam wordt inhoudelijk begeleid door een commissie, die wordt samengesteld uit de kring van SMS-‐donateurs en leden van het VNO-‐NCW. Een bestuurslid van SMS treedt op als voorzit-‐ ter van deze Begeleidingscommissie, waarin tevens ook een lid van de Programmacommissie zitting heeft. Deze personen vormen met de algemeen secretaris van Stichting Management Studies het ‘Presidium’ van de Begeleidingscommissie. Zij onderhouden op regelmatige basis contact met het onderzoeksteam en zullen op cruciale momenten in overleg treden. 6. De planning van de inschrijving en de selectie De inschrijving sluit op donderdag 4 september 2014 om 17:00 uur.
3 van 6
Het selecteren van de inschrijvingen wordt verricht door de Programmacommissie van Stichting Ma-‐ nagement Studies. De eerste selectie van de inschrijvingen vindt plaats op woensdag 10 september 2014. Op uiterlijk vrijdag 12 september 2014 worden de ingeschreven onderzoekspartijen van de uitslag op de hoogte gebracht per mail via hun penvoerder. Voorts wordt aan de drie overgebleven onderzoekspartijen gevraagd om hun aanpak van het onderzoek ‘Social Media & Bedrijf’ te presente-‐ ren aan de Programmacommissie op dinsdag 16 september 2014. De Programmacommissie kan tus-‐ sentijds aan de drie overgebleven onderzoekspartijen eventueel nog nadere informatie vragen. De Programmacommissie besluit over welke onderzoekspartij het onderzoek kan gaan uitvoeren en zal de geselecteerde onderzoekspartij hiervan uiterlijk vrijdag 19 september 2014 per email op de hoogte stellen evenals de onderzoekspartijen die niet zijn geselecteerd. De geselecteerde onder-‐ zoekspartij wordt uitgenodigd een presentatie te geven aan het bestuur over hun onderzoeksopzet en aanpak. Deze bijeenkomst zal plaatsvinden op dinsdag 23 september 2014. 7. Financiële kaders van het onderzoek Het budget voor het verrichten van het wetenschappelijk praktijkonderzoek ‘Social Media & Bedrijf' en het schrijven van het onderzoeksrapport/boek ligt op € 75.000, exclusief BTW. In het bedrag zijn inbegrepen het schrijven van een artikel in een erkend Nederlands wetenschappelijk tijdschrift en een eventuele vertaling van het onderzoeksrapport/boek in de Engelse taal. Tussen de geselecteerde onderzoekspartij en Stichting Management Studies wordt een schriftelijke samenwerkingsovereenkomst gesloten en door beide partijen ondertekend door een rechtsgeldige vertegenwoordiger. 8. Criteria voor de inschrijving De inschrijving op deze aanbesteding geschied schriftelijk per email aan Marjan Roosenboom met roosenboom@vnoncw-‐mkb.nl. Onderzoekspartijen die inschrijven op deze aanbesteding wordt ver-‐ zocht het volgende aan te leveren uiterlijk op donderdag 4 september 2014 om 17:00 uur: 1. Vermelden van namen van de leden van het onderzoeksteam en de penvoerder en contactgege-‐ vens op voorblad. 2. Korte managementsamenvatting en motivatie voor het inschrijven op het onderzoek ‘Social me-‐ dia & bedrijf’. 3. Plan van aanpak van het onderzoek met onder meer vermelding van onderzoeksmodel, methodo-‐ logie, uitvoering, literatuur, tijdslijn, etc. 4. Korte resumés van de leden van het onderzoeksteam met o.a. naam, adres, mobielnummer, email. 5. Een pagina met tijdsbesteding van alle onderzoekers, tarieven en totaal bedrag. 6. Twee (2) exemplaren van de inschrijving, waarvan èèn geanonimiseerd. De totale omvang per inschrijvende onderzoekspartij bedraagt maximaal 5 pagina’s A4 in een lees-‐ baar lettertype en regelafstand, bijvoorbeeld Times New Roman, grootte 11 met regelafstand 1. Tot uiterlijk donderdag 8 augustus 2014 kunt u vragen stellen over deze aanbesteding. Gelieve deze te versturen per email aan Marjan Roosenboom met roosenboom@vnoncw-‐mkb.nl. 9. Disclamer Aan deze aanbesteding ‘Social Media & Bedrijf’ kunnen geen enkele rechten worden ontleend. Het bestuur houdt zich het recht voor om zonder opgaaf van reden een inschrijving te weigeren. Over de selectie van inschrijvingen kan niet worden gecorrespondeerd. Opgesteld te ’s-‐Gravenhage op dinsdag 10 juli 2014.
4 van 6
Bijlage: SMS-‐Publicaties 81. Nieuwerwets organiseren, Hans de Bruijn, Haiko van der Voort, Harald Warmelink, Ruben van Wendel de Joode, Nikki Willems, 2014. 80. Managing the Transition to a Sustainable Enterprise. Lessons from Frontrunner Companies, Rob van Tulder, Rob van Tilburg, Mara Francken, Andréa da Rosa, Earthscan, 2013. 79. Schaarste bestaat niet. Strategisch omgaan met de factor arbeid, Ronald Dekker, Charissa Freese, Véronique Oonk, Geert-‐Jan Waasdorp, 2013. 78. Re-‐inventing business. Hoe bedrijven hun businessmodel innoveren, Henk Volberda, Frans van den Bosch, Kevin Heij, 2013. 77. Cultural Change and Leadership in Organizations. A Practical Guide to Successful Organizational Change, Jaap Boonstra, Wiley Blackwell, 2013. 76. Duurzaam ondernemen waarmaken, Rob van Tilburg, Rob van Tulder, Mara Francken, Andréa da Rosa, 2012. e 75. Leiders in Cultuurverandering, Jaap Boonstra, 3 herziene druk 2014. e 74. Het nieuwe werken ontrafeld, Ruurd Baane, Patrick Houtkamp, Marcel Knotter, 3 druk 2011. e 73. Shared Service Centers II. Van kostenbesparing naar waardecreatie, Hans Strikwerda, 2 druk 2010. e 72. De ontwortelde onderneming, Arnoud Boot, 2 druk 2010. 71. Springen over de grens, Christi van Essen, Joris Meijaard, 2009. 70. Innovatieroutine, Danny Jacobs, Hendrik Snijders, 2008. e 69. Van unitmanagement naar multidimensionale organisaties, Hans Strikwerda, 2 druk 2009. 68. De toekomst van de arbeidsrelatie, Gerard Evers, Ton Wilthagen, 2007. 67. De winst van productiviteit, Marc Zegveld, Erik den Hartigh, 2007. 66. Alliantiebesturing, Ard-‐Pieter de Man, 2006. e 65. Controle is goed, vertrouwen nog beter, Kees Cools, 4 druk 2009. 64. Maatwerk in overleg, Rienk Goodijk, Arndt Sorge, 2005. 63. Productiviteit in dienstverlening, B. van Ark, Gj. de Jong, 2004. 62. De dialoog als vroege Poortwachter, Aukje Nauta, Guurtje van Sloten, 2004. e 61. Shared Service Centers. Van kostenbesparing naar waardecreatie, Hans Strikwerda, 6 druk 2007. 60. Het eindspel. Werknemers, hun partners en leidinggevenden over uittreden uit het arbeidsproces, Kène Henkens, Hanna van Solinge, 2003. 59. Werk(en) moet wel leuk zijn, J.J. van Hoof e.a., 2002. 58. Arbeidsrelaties op maat: naar een derde contract?, R. Huiskamp, J. de Leede, J.C. Looise, 2002. 57. E-‐business voor gevestigde ondernemingen, Arno Oosterhaven, 2000. e 56. Het onmisbare middenkader, Janka Stoker, Ton de Korte, 2 druk 2001. 55. Belonen in strategisch perspectief, M.C. Langedijk, P.M.L. Ykema-‐Weinen, 2000. 54. Kennis delen in de praktijk. Vergaren, uitwisselen en ontwikkelen van kennis met ICT, Marleen Huysman, Dirk de Wit, 2000. 53. De bakens verzet; publieke taakorganisaties in verandering, J.M.M. Sopers, 1999. 52. Managementconcepten in beweging: tussen feit en vluchtigheid, Lucien Karsten, Kees van Veen, 1998.158 159 e 51. De waarde en waarden van concerns, Hans van Londen, 2 druk 2000. 50. Rijden managers door rood licht?, Hans Wissema, M.J. Langenberg, A.M. Messing, 1997. 49. Decentralisatie van personeelsmanagement. Het dilemma tussen onder¬nemen en besturen, D.J.B. van der Leest, e G.R.A. de Jong, P.W.M. van Haaren, 2 druk 2000. e 48. Management van employability. Nieuwe kansen in arbeidsrelaties, J.B.R. Gaspersz, E.M. Ott, 3 druk 1998. 47. Besturing van professionele organisaties. Van praktijk naar onderneming, A.B.M. van Poucke, H.E. van Wijk, 1995. 46. Management transfers. Kansen en risico’s bij het werven van extern management, D.J. Schoenmaker, 1995. 45. Horizontale synergie, Hans Wijers, 1994. e 44. Unit management II: ondernemerschap en samenhang in de gedecentrali¬seerde onderneming, Hans Wissema, 3 druk 2001. e 43. De nieuwe werknemer?!, A.W. de Korte, J.F. Bolweg, 3 druk 1996. e 42. Verplatting van organisaties, D. Keuning, W. Opheij, T.H. Maas, J. Duyser, 2 druk 1993. e 41. Veertig-‐plussers in de onderneming, J.G. Boerlijst, B.I.J.M. van der Heijden, A. van Assen, 2 druk 1994. 40. De manager en het verzuim. Een beter bedrijfsresultaat met minder ziek¬teverzuim en minder arbeidsonges-‐ e chiktheid, Th. Broersen, V. Vrooland, 2 druk 1993.
5 van 6
e
39. Marktgericht ondernemen. Management van continuïteit en vernieuwing, Piet Bolwijn, Ted Kumpe, 4 herziene druk 1998. 38. Unit management: Decentralisation of Entrepreneurship, Hans Wissema, Financial times, 1992. e 37. Inzicht in uitbesteding. Ondernemingsstrategie en besturing, G. Hiemstra, J.J. van Tilburg, 2 druk 1993. 36. Flexibiliteit binnen stabiele arbeidsrelaties. Mogelijkheden van interne arbeidsflexibiliteit, C.D. Loen, P.van Schilf-‐ gaarde, 1990. 35. Verzelfstandiging. Strategische en organisatorische overwegingen voor het zelfstandig maken van concern-‐ dochters, R.A.P. Annink, 1990. e 34. Leiden en leren leiden, Hans van Londen, 2 druk 1990. 33. De flexibele onderneming. Mogelijkheden en instrumenten om de flexibele inzet van personeel te vergroten, P. van Schilfgaarde, W.J.M. Cornelissen, 1988. 32. De drie raden, het samenspel van Raad van Bestuur, Raad van Commissarissen en Ondernemingsraad, J.Z. Heijink, 1988. 31. VUT, nu en straks, D.B.J. van Koningsveld, 1988. 30. Unit management: het decentraliseren van ondernemerschap, Hans Wissema, 1987. e 29. Bedrijfscultuur: diagnose en beïnvloeding, G. Sanders, B. Neuijen, 8 druk 2009. e 28. Unit management: het decentraliseren van ondernemerschap, Hans Wissema, 4 herziene druk 1991. e 27. Angst voor veranderen? Een mythe!, Hans Wissema, H.M. Messer, Hans Wijers, 7 druk 1996. 26. Flexibele automatisering, een uitdaging voor management, J.G. Boerlijst, J.J. Krabbendam, P. van Schilfgaarde, J.A.M. Willenborg, 1985. 25. Automatisering binnen Personeelszaken, A.M. Bunjes, G.J.A. Visser, 1985. e 24. Arbeidsduurverkorting; een beroep op creativiteit, L.M. van Hoogstra¬ten-‐van Embden Andres, 2 druk 1984. 23. Management bij stagnatie, P. van Schilfgaarde, T. Keuzenkamp, C.G. Zandvliet, 1983. 22. Leiding, besluitvorming, medezeggenschap, J. Geersing, J. van Delden, 1983. 21. Trends in het sociaal beleid, B. van Dijkum-‐de Jong, 1982. 20. Deeltijdarbeid in het bedrijf, N. Schoemaker, A. van Gageldonk, M. Demenint, A. van Vianen, 1981. 19. Ongeschoolde arbeid, R. Kagie, N. Bakker, 1981. 18. Begeleiden van veranderingen in organisaties, Coöperatief Adviesbureau voor personeelbeleid b.a., 1979. 17. Rendement van sociaal beleidsonderzoek, M. van de Vall, B. van Dijkum-‐de Jong, 1979. 16. Inkomens op tafel, Nederlandse Stichting voor Psychotechniek, 1977. 15. Ondernemingsraden en medezeggenschap, B.W.M. Hövels, P. Nas, 1976. 14. Inspraak bij benoemingen, E. Cools, B. van Dijkum-‐de Jong, G.P. Hauer, A. Platteeuw, H.H. Smits, 1976. 13. Academici in het bedrijfsleven, G.M. van den Bosch-‐Zuidgeest, J.M. van den Broek, P.J. van Ginneken, J.J. van Hoof, A.L. Mok, P.J.H. van Montfort, 1976. 12. Ploegenarbeid, waarom, wanneer en hoe? J.R. de Jong, 1974. 11. Sociale aspekten van fusies, N. Geerlings, J. Riemersma, H. Sytstra e.a., 1974. 10. Een schets van een onderzoeksmodel van de arbeidsmarkt. Uitgangspunt voor discussie, P.A. Koefoed, 1973. e 9. Het hoe en waarom van variabele werktijd, B. van Dijkum-‐de Jong, 2 druk 1972. 8. Direkteuren over arbeidsmotivatie en personeelsbeleid, J.A.P. van Hoof, P. Nas, J. Pouwels, J.M. van Westerlaak, 1971. 7. Vakbeweging en onderneming in Nederland, P.H. van Gorkum, H.H. van Zuthem, 1969. 6. Meebetalen aan sociale verzekeringen, J.H.G. Segers, Ph.C. Stouthard, J.M.H. de Zwart, F.J.H.M. van der Ven, R.A.N.M. de Wit, 1968. e 5. Medezeggenschap, H.J. van Zuthem, A. Wynia, 2 druk 1968. 4. Bedrijfsautomatisering, G. Brenninkmeijer, J. Dekker, H. Feitsma, 1967. 3. Beloningsmethodieken, H. Thierry, 1966. 2. Arbeidstijdverkorting, 1965. e 1. De verhouding beambte-‐arbeider, 2 druk 1965.
6 van 6