Aan de slag bij het orkest Een introductie van het symfonieorkest Groep 7-8 en VO onderbouw Docentenhandleiding
Vooraf Voor u ligt de docentenhandleiding bij de educatieve website Introductie van het symfonieorkest ‘Aan de slag bij het orkest. Deze website is gemaakt om uw klas voor te bereiden op een bezoek aan een concert van philharmonie zuidnederland. Aan de hand van deze website leren de kinderen spelenderwijs meer over de instrumenten in een orkest, de klank van deze instrumenten en sferen in muziek. Daarnaast is het belangrijk om enkele afspraken te maken die gelden bij het bezoek aan het orkest. U als docent hoeft inhoudelijk geen deskundige te zijn om met dit materiaal aan de slag te kunnen. De voorkeur bij de website is een klassikale bespreking aan de hand van een smart-board. Indien dit niet mogelijk is, kunnen leerlingen er ook zelfstandig of in tweetallen mee aan de slag. Dan nog verdient het aanbeveling om er klassikaal op terug te komen. Etage 0 (Receptie): Doel: introductieverhaal Op de pagina zien we de ontvangsthal in de concertzaal. De receptioniste heet de leerlingen welkom en vraagt of we willen helpen bij aantal opdrachten. De musici in het gebouw hebben onze hulp nodig. Etage P (Parkeerplaats): Instrumenten sorteren Doel: Instrumenten ordenen in instrumentgroepen Opdracht: In de eerste kamer zien we één van de musici. De opdracht is om alle instrumenten te ordenen in de drie vrachtwagens: ‘Snaar-’, ‘Slag-’ en ‘Blaasinstrumenten’. De website is zo opgebouwd dat alleen de juiste oplossing geaccepteerd wordt. Elk instrument is ook te horen. U kunt de leerlingen op het antwoordblad de naam van het instrument laten schrijven en in laten vullen in welke groep/kast het instrument moet komen. Per instrument kort bespreken. Het gebruik van het antwoordblad is niet noodzakelijk. Antwoord:
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Instrumentnaam (Contra)fagot Harp Cello Grote Trom Tuba (Alt-)viool Hoorn Pauken Klokkenspel Bekkens
Blaas
Snaar
Slag
Nadat alle instrumenten geordend zijn, krijgen de leerlingen de opdracht om naar de kleedkamers te gaan op de eerste verdieping. Etage 1 (Kleedkamer): Beelden in de muziek Doel: Leerlingen ervaren dat muziek en beeld elkaar kan versterken. Opdracht: In de kamer hangen drie schilderijen, twee met een duidelijk beeld erop en het derde schilderij is leeg. Door op het eerste schilderij te klikken wordt het schilderij groter. Er kan nu geluisterd worden naar twee muziekfragmenten. Leerlingen moeten nu kiezen welk fragment ze het beste vinden passen bij het schilderij. Belangrijk: elk antwoord is hierbij goed! Iedere luisteraar kan een ander beeld krijgen bij de muziek, op andere muzikale aspecten de nadruk leggen. Het is belangrijk om te bespreken welke muzikale onderdelen nu geleid hebben tot die keuze. Laat de leerlingen op het antwoordblad in woorden omschrijven waar zij op gelet hebben. Bij het tweede schilderij is de opdracht gelijk. Bij het derde schilderij moeten de leerlingen zelf een tekening maken bij de muziek die ze horen. Deze tekening hoeft niet iets voor te stellen, maar dat mag natuurlijk wel. Laat leerlingen nadenken over de kleuren die ze gebruiken, de vormen. Laat het fragment desgewenst nogmaals horen. Antwoord: Zoals gezegd is er geen ‘goede’ oplossing. Bespreek met de leerlingen de verschillende resultaten. Zijn er tekeningen die op elkaar lijken? Waarom lijken ze op elkaar? Wat hoorde je, waardoor je deze keuzes gemaakt hebt? Etage 2 (Backstage): Instrumenten herkennen en benoemen Doel: De kinderen herkennen de klank van verschillende instrumenten en weten deze te koppelen aan de juiste naam en afbeelding. Opdracht: Door te klikken op de koffers met instrumenten komt de opdracht in beeld. Eerst klikken op het instrument om het geluid te beluisteren en daarna vullen de leerlingen in op het antwoordblad welk instrument zij denken te horen. Ze kunnen steeds kiezen uit de afgebeelde instrumenten. Als alle instrumenten goed benoemd zijn, kunnen we door naar de volgende etage.
Antwoord:
Fragment 1 Fragment 2 Fragment 3 Fragment 4 Fragment 5 Fragment 6 Fragment 7
Piccolo Bekkens Cello Trompet Hobo Harp Viool
Etage 3 (Toiletten): Afspraken in de concertzaal Doel: Leerlingen leren enkele afspraken die gelden bij een bezoek aan de concertzaal. In deze kamer bespreken we enkele regels die gelden bij een bezoek aan de concertzaal. Dit zijn enkele algemene afspraken die ook bij een ander theater- of concertbezoek gelden. Deze met de leerlingen klassikaal bespreken. Na de laatste regel mogen ze door naar de concertzaal op de vierde etage. Etage 4 (Concertzaal): Slotopdracht Doel: Leerlingen kunnen na het beluisteren van een muziekfragment benoemen wat er mis gaat. Opdracht: De leerlingen horen drie keer een muziekfragment waarbij iets mis gaat. Door eerst te luisteren en daarna het te bespreken leren de leerlingen de begrippen dynamiek, inzetten en tempo. Het kan raadzaam zijn het geluidsfragment een aantal keren te beluisteren. Wanneer de leerlingen de juiste conclusie hebben getrokken mag de musicus op de juiste plek in het orkest worden geplaatst en volgt de volgende opdracht. De conclusie is dat een dirigent nodig is om alle musici goed te laten spelen. Hij geeft de inzetten, de dynamiek en het tempo aan. Antwoord: Fragment 1:
De instrumenten klinken niet in balans. Soms is een instrument te luid of te zacht. In de muziek heet dat, dat de dynamiek niet klopt.
Fragment 2:
De instrumenten zetten allemaal op een ander moment in.
Fragment 3:
De instrumenten spelen allemaal in een ander tempo. Enkele instrumenten spelen te snel en andere instrumenten te langzaam.
Extra:
De geluidsfragmenten bij de opdrachten zijn computergeluiden. Kunnen de leerlingen dit horen? Het laatste fragment, waarbij het orkest het muziekfragment speelt, is een echt symfonieorkest. Kunnen de leerlingen aangeven wat het verschil in klank is?
Extra opdracht bij repetitiebzoek: Vragen aan een musicus of medewerker van het symfonieorkest Op het antwoordblad hebben de leerlingen nog ruimte om enkele vragen te noteren die ze kunnen stellen tijdens het repetitiebezoek. Dit kunnen vragen zijn die direct aan een musicus gesteld kan worden, of aan de medewerker educatie die het repetitiebezoek zal begeleiden.
Bijlage 1 – Het Symfonieorkest Het symfonieorkest bestaat uit verschillende soorten instrumenten: strijkinstrumenten, houtblazers, koperblazers en slagwerk. Dat is dus anders dan b.v. een harmonieorkest waarin alleen hout- en koperblazers en slagwerk zitten. Al die instrumenten uit het symfonieorkest klinken anders omdat op een andere manier de toon op het instrument wordt gemaakt. Zo klinkt een toon die wordt gespeeld op een fluit heel anders dan een toon van dezelfde toonhoogte gespeeld op bijvoorbeeld een viool of een hobo. Behalve een eigen klankkleur heeft een instrument ook een eigen toonbereik. Sommige instrumenten spelen alleen hoge tonen, andere juist lage, weer andere zitten daar tussenin. Toonbereik en toonkleur zijn bepalend geweest voor de ontwikkeling van het orkest. Er was immers behoefte aan zoveel mogelijk kleuren en toonhoogten. Geleidelijk aan kwam in de geschiedenis een combinatie tot stand van drie groepen: strijkinstrumenten, blaasinstrumenten en slaginstrumenten. Deze instrumenten vormden het symfonieorkest. Strijkinstrumenten worden aangestreken met een strijkstok. Door dat strijken worden de snaren in trilling gebracht. Hoe dunner en strakker de snaar en hoe kleiner de klankkast van het instrument, des te hoger de toon. Er bestaat er een hele familie van strijkinstrumenten: de viool, de altviool, de cello en de contrabas. De viool is het hoogste, de contrabas de laagste. Blaasinstrumenten bestaan uit een buis met daarin een luchtkolom. Sommige blaasinstrumenten zijn van hout en andere van koper. De houten blaasinstrumenten zijn de fluit, hobo, klarinet en fagot. De koperen blaasinstrumenten bestaan uit een opgerolde metalen buis die uitloopt in een wijde beker. Met ventielen of verschuifbare buizen kan de luchtkolom korter of langer worden gemaakt, waardoor de toonhoogte verandert. Tot deze groep behoren de hoorn, trompet, trombone en tuba. De laatste groep, de slaginstrumenten, zorgen voornamelijk voor het ritme in de muziek, als ook voor de versterking van andere instrumenten. Onder deze groep nemen de pauken de voornaamste plaats in.
snaarinstrumenten
viool altviool cello contrabas
houten blaasinstrumenten
koperen blaasinstrumenten
fluit hobo klarinet fagot slaginstrumenten
hoorn trompet trombone tuba pauken kleine trom grote trom bekkens
Bijlage 2 – philharmonie zuidnederland
De philharmonie zuidnederland is in april 2013 ontstaan uit een fusie van Het Brabants Orkest en het Limburgs Symfonie Orkest. Door de fusie is het orkest een van de grootste Nederlandse orkesten geworden. Groots bezette meesterwerken van Strauss, Mahler, Wagner en Stravinsky zijn partituren die het orkest makkelijk aankan. Daarnaast kan het orkest waar nodig opgesplitst worden in meerdere kleinere kamerorkesten, niet alleen voor vele klassieke en andere kleiner bezette partituren, maar ook voor educatieve doeleinden.
In het eerste seizoen bepalen vertrouwde (gast)dirigenten van de samenstellende orkesten zoals Kees Bakels, Jan-Willem de Vriend, Ed Spanjaard, Otto Tausk en Andrew Grams niet alleen de continuïteit, maar ook de koers van de philharmonie zuidnederland.
Door de omvang en heeft het orkest vele mogelijkheden om zich uitgebreid in de regio Brabant, Limburg en Zeeland te manifesteren. De banden die de samenstellende orkesten hadden met belangrijke en feestelijke gebeurtenissen in de regio blijven bestaan. Ook de samenwerking met Opera Zuid wordt gecontinueerd. Door de grote omvang van het orkest zijn er uitgebreide mogelijkheden ontstaan om zich breed op educatief gebied in te zetten, zowel in samenwerking met het onderwijs als door middel van innoverende concertprogramma’s. Philharmonie zuidnederland kan immers alles spelen en brengt de pracht van de complete muziekgeschiedenis binnen handbereik.