W&W 53
05-02-2007
E E N
12:25
V I S I E
O P
Pagina 3
H E T
N A T I O N A A L
F e b r ua r i
2 0 0 7
E N
•
I N T E R N A T I O N A A L
ja a r ga n g
2 0
•
n u m m e r
W E G V E R V O E R R E C H T
5 3
53
Aan de lezers van Weg & Wagen • Aansprakelijkheid van de afzender bij vervoer van gevaarlijke stoffen • Informatieplicht van de vervoerder onder CMR
Aan de lezers van Weg & Wagen De redactie van dit blad wil uw mening peilen over inhoud en vormgeving van Weg & Wagen. Aan de hand van uw antwoorden kunnen wij Weg & Wagen met zijn tijd mee laten gaan en beter laten aansluiten bij de verwachtingen van onze lezers.
Het invullen van de enquête (21 vragen) kost u ongeveer vijf minuten. De enquête kunt u vinden op: www.sva.nl/enquete.
Wij danken u hartelijk voor uw medewerking en verzoeken u de enquête uiterlijk 15 maart 2007 in te vullen. De redactie
Aansprakelijkheid van de afzender bij vervoer van gevaarlijke stoffen Over gevaarlijke stoffen en de daarbij behorende aansprakelijkheid als het mis gaat, hebben we in de twintig jaar dat Weg en Wagen nu bestaat eigenlijk niet 1 zoveel geschreven . Gelukkig maar, want dat betekent dat het kennelijk geen ‘hot item’ is met grote schades en bijbehorende procedures over de vraag wie aansprakelijk is. Maar de schijn bedriegt. Gelukkig zijn er in Nederland nog geen grote ‘klappen’ geweest met vele doden, althans in 2 het wegvervoer , maar de dagelijkse werkelijkheid bij het vervoer van gevaarlijke stoffen is nu juist dat er bij het laden en lossen met regelmaat ‘overlopers’ zijn of andere schadegevallen. Die halen geen van alle het nieuws, maar bij elkaar opgeteld is er jaarlijks voor vele miljoenen euro’s aan schade. In deze bijdrage komt met name de positie van de afzender aan de orde. Die positie wordt bekeken zowel aan de hand van het publiekrecht (ADR e.d.) als het privaatrecht (aansprakelijkheid).
1. Publiekrecht
lijst voor gevaarlijke goederen die ook weer ruim 400 pagina’s beslaat.
1.1. WVGS en ADR Het begint met de Wet vervoer gevaarlijke stoffen en het daarop gebaseerde Besluit; voor het wegvervoer gaat het dan om de Regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen. Als bijlage 1 bij 3 die Regeling hoort weer het ADR , het Europese Verdrag voor het internationale vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg. Die ADR is zo omvangrijk dat op de website van de overheid (www.wetten.overheid.nl) waar alle Nederlandse wet- en regelgeving wordt gepubliceerd, bij die bijlage 1 (de tekst van de ADR) staat:“Ligt ter inzage bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat”. Het ADR is een dik boekwerk van ruim 700 pagina’s met eindeloze reeksen voorschriften die exact voorschrijven wat betrokkenen moeten doen als zij bepaalde gevaarlijke stoffen over de weg willen vervoeren. Bij die ADR hoort een
1.2. Verplichtingen van de afzender De afzender van gevaarlijke stoffen moet aan heel wat verplichtingen voldoen; het zijn er zoveel dat producenten van chemicaliën en andere gevaarlijke stoffen gediplomeerde - en trouwens door het ADR voorgeschreven! - veiligheidsadviseurs in dienst moeten hebben die nagaan of aan al die voorschriften de hand wordt gehouden en die controleren of het personeel zich wel strikt aan die regels houdt (en of zij zijn opgeleid en of de noodprocedures zijn geoefend etc.). De afzender is verplicht een zending ten vervoer aan te bieden die aan de voorschriften van de ADR voldoet. In het bijzonder moet hij: a. zich ervan vergewissen dat de gevaar-
1
W&W nr. 40 ( jan. 01); nr. 23 (febr. 95); nr. 17 (dec. 92); nr. 12 (febr. 91) en - alweer 18 jaar geleden - nr. 8 (nov. 89).
2
Met regelmaat horen we dat het treinverkeer tot stilstand komt als er ergens uit een wagon chemicaliën druppelen (maar ook daar - gelukkig geen doden).
3
Accord européen relatif au transport international de matières dangereuses par route. U i t g av e v a n s Va / S t i c h t i n g Ve r vo e ra d r e s
W&W 53
05-02-2007
12:25
Pagina 4
lijke goederen overeenkomstig het ADR zijn ingedeeld en ten vervoer zijn toegelaten; b. aan de vervoerder de vereiste gegevens en informatie en vereiste documenten (vrachtbrief gevaarlijke stoffen) en begeleidende documenten (vergunningen, certificaten etc.) leveren; c. uitsluitend toegelaten verpakkingen gebruiken die van de voorgeschreven 4 gevaarsetiketten zijn voorzien; d.de voorschriften voor de wijze van verzending en de beperkingen van de verzending in acht nemen; e. ervoor zorgen dat ongereinigde tanks, containers e.d. op de juiste wijze (als waren zij gevuld) vervoerd worden. Met name gaat het erom dat de afzender de juiste informatie over de gevaarlijke stoffen aan de vervoerder verschaft en dat hij ervoor zorgt dat de verpakking in orde is. Overtreding van deze voorschriften is een economisch delict welke overtreding kan leiden tot pittige boetes.
1.3. Afzender schakel in logistieke keten Een lastige kwestie is dat de afzender vaak ook maar een schakel in de logistieke keten is en dus niet de producent van de chemicaliën is en derhalve ook niets afweet van die gevaarlijke stoffen. Bijvoorbeeld een zeevervoerder die een container met vuurwerk heeft vervoerd van China naar Rotterdam, welke container dan door moet naar - nee, niet Enschede - Leeuwarden. Die zeevervoerder sluit een overeenkomst van wegvervoer (Rotterdam-Leeuwarden). De zeevervoerder is dan de afzender onder de wegvervoerovereenkomst en op hem rusten alle hiervoor genoemde verplichtingen. Gelukkig bepaalt het ADR dat wanneer de afzender (in ons geval de zeevervoerder) handelt in opdracht van een derde (de vuurwerkproducent) deze derde alle informatie en documenten die noodzakelijk zijn, ter beschikking moet stellen aan de afzender. In de praktijk is dat al
gebeurd doordat de Chinese producent als het goed is - al die informatie voor het zeevervoer heeft gegeven overeenkom5 stig de IMDG-code die, zeker qua classificatie van de gevaarlijke goederen, grote gelijkenis vertoont met de ADR. Maar toch, die zeevervoerder moet alert blijven en ervoor zorgen, dat de juiste gevarenkenmerken nog steeds op de container zichtbaar zijn en dat de vrachtbrief voor het wegverkeer met de juiste informatie over de gevaarlijke stoffen is ingevuld. Hij mag daarbij wel de informatie overschrijven die hij van zijn Chinese opdrachtgever kreeg, maar hij mag niet een foutje maken en een verkeerd UN-nr. invullen of de productnaam verhaspelen. En als de afzender gewoon een expediteur is die op eigen naam een vervoerovereenkomst met de wegvervoerder heeft gesloten, moet die expediteur ervoor zorgen dat hij alle benodigde informatie schriftelijk van zijn opdrachtgever verkrijgt en die expediteur moet geen tikfouten bij het invullen van de vrachtbrief maken, want dan wordt het, als dat door de inspectiedienst ontdekt wordt, al gauw boetes betalen. Wat dat betreft kwam ik laatst nog een eigenaardigheid tegen. Door de overheidsinstanties wordt als ‘dader delict’ alleen aangemerkt degeen wiens naam als afzender in het vervoerdocument staat. Het ADR zegt echter met zoveel woorden (art. 1.2.1 Definities) dat indien het vervoer plaatsvindt op grond van een vervoerovereenkomst, als afzender geldt de afzender volgens deze overeenkomst. Oftewel, de afzender is de contractuele wederpartij van de vervoerder, namelijk degene die juridisch gezien de overeenkomst sluit met de vervoerder. In de praktijk kan het heel goed zijn dat deze contractspartij, deze afzender, niet vermeld wordt in het vakje ‘afzender’ van de vrachtbrief. Bijvoorbeeld een chemicaliënproducent sluit de vervoerovereenkomst maar de chemicaliën worden
4
Alle gevaarsetiketten zijn verkrijgbaar bij bVa/Beurtvaartadres.
5
International Maritime Dangerous Goods Code.
2
geladen bij een opslagtank; de naam van het tankopslagbedrijf wordt bij ‘afzender’ op de vrachtbrief ingevuld. Als er iets verkeerd gaat, staat de overheid bij dat opslagbedrijf op de stoep hoewel formeel gezien de chemicaliënproducent de afzender is en daarmee de strafrechtelijk aansprakelijke persoon. Dus goed opletten wie in dat vakje ‘afzender’ op de vrachtbrief wordt ingevuld. Dat moet zijn: hij, die de overeenkomst tot wegvervoer met de wegvervoerder heeft gesloten. Het is overigens weer wel zo dat als de afzender, in ons voorbeeld de chemicaliënproducent, gebruik maakt van diensten van andere betrokkenen (verpakker, belader, vuller, enz.; in ons voorbeeld het opslagbedrijf), deze afzender weliswaar geschikte maatregelen moet treffen om te waarborgen dat de zending aan de voorschriften van het ADR voldoet, maar hij ten aanzien van de verplichtingen hiervoor bij 1.2 beschreven onder de letters a, b, c en e kan vertrouwen op de informatie die hem door andere betrokkenen (het opslagbedrijf) ter beschikking is gesteld. Met andere woorden, als het opslagbedrijf de vrachtbrief invult (en de chemicaliënproducent keurig als afzender vermeldt) en het gaat daarbij fout, dan kan de door de overheid aangesproken producent simpel doorverwijzen naar dat opslagbedrijf als ‘dader delict’. Kortom, de vervoerder bij het vervoer van gevaarlijke goederen moet ervoor zorgen dat de goederen fysiek goed behandeld worden en dat zijn wagen in orde is, de afzender (en evenzeer de belader) moet ervoor zorgen dat de enorme papierwinkel geheel op orde is en bij verpakte gevaarlijke goederen dat de verpakking conform de voorschriften is. Fouten in de informatievoorziening kunnen niet alleen leiden tot boetes maar ook - bij een ongeval - tot grote aansprakelijkheden; daarover hierna meer.
W&W 53
05-02-2007
12:25
Pagina 5
2. Privaatrecht 2.1. Boek 8 BW: risicoaansprakelijkheid Sinds 1995 rust er op de vervoerder jegens derden een risicoaansprakelijkheid als het bij het vervoer mis gaat met die gevaarlijke stoffen. Een tankwagen scheurt open omdat een andere weggebruiker - met 100% schuld - tegen de tankwagen botst. Andere personen die door de vrijkomende chemicaliën (ernstige) schade lijden kunnen deze schade volledig verhalen op de wegvervoerder ook al kon die wegvervoerder er ‘niets aan doen’. Dat is nu die risicoaansprakelijkheid zoals neergelegd in art. 8:1210 e.v. 6 BW . We zouden echter schrijven over de afzender. In twee gevallen kan die risicoaansprakelijkheid ‘overspringen’ naar de afzender. a. Schending informatieplicht Wanneer de afzender (of een ander) niet heeft voldaan aan zijn informatieplicht omtrent de gevaarlijke aard van de stof èn noch de vervoerder noch zijn ondergeschikten wisten of hadden behoren te weten dat de stof gevaarlijk was, dan komt die risicoaansprakelijkheid voor schade aan derden op de afzender te rusten (art. 8:1213 lid 2c BW). Een simpel, hopelijk niet realistisch voorbeeld: de afzender geeft op “1 vat glycerine”. In het vat zit echter nitroglycerine, het vat ontploft bij de Brienenoord en half Kralingen ligt plat. De afzender krijgt de miljardenclaim op zijn dak… hij mag echter, net zoals de vervoerder, zijn aansprakelijkheid beperken tot maximaal 30 mln SDR (± € 35 mln). Deze risicoaansprakelijkheid springt dus alleen over als de vervoerder niet behoorde te weten dat het gevaarlijke goederen betrof. Wanneer een vervoerder chemicaliën ten vervoer krijgt aangeboden dan mag hij gevoeglijk aannemen dat die producten wel eens gevaarlijk zouden kunnen zijn en moet hij zelfstandig nagaan of het product op de lijst van 6
gevaarlijke stoffen voorkomt. Het criterium ‘had behoren te weten’ zal in grensgevallen door experts nader moeten worden bepaald. b. Laden en lossen Wanneer het laden en/of lossen gebeurt onder de uitsluitende verantwoordelijkheid van de afzender of de ontvanger (en het gaat mis: schade aan derden), dan springt de risicoaansprakelijkheid over naar die afzender of ontvanger. Maar als er onder de gezamenlijke verantwoordelijkheid van de afzender en vervoerder wordt geladen dan zijn afzender en vervoerder jegens die derde hoofdelijk (ieder voor het geheel) aansprakelijk. De derde mag kiezen wie hij aanspreekt. De afzender en vervoerder kunnen regres nemen op de ander naar de mate van diens schuld. Valt tijdens het beladen van een vrachtauto een vat met chemicaliën van de vorkheftruck van de afzender terwijl de chauffeur erbij staat om aanwijzingen te geven waar de vaten moeten worden geplaatst, dan kan een derde die door het openspringen van het vat schade heeft geleden, zowel de afzender als de vervoerder aanspreken en dragen beiden risicoaansprakelijkheid. Wanneer echter blijkt dat het vat chemicaliën van de vorkheftruck schoot omdat de bestuurder van die truck te schielijk remde, waarbij de chauffeur van de vrachtauto geen enkel verwijt kan worden gemaakt, dan heeft de vervoerder die de schade aan die derde heeft voldaan, weer voor 100% regres op de afzender. 2.2. Regres op afzender Wanneer de schade tijdens het vervoer ontstaat (dus niet tijdens het laden of lossen; zie 2.1) en de vervoerder als enige risicoaansprakelijkheid draagt en de schade geheel aan derden moet vergoeden, dan zal die vervoerder toch naar mogelijkheden zoeken om - zeker als hij niets aan het ongeval kon doen - regres te nemen op de afzender. In Boek 8 BW en de CMR is met name geregeld dat de
Daarover heb ik geschreven in W&W nr. 23 (febr. 95) en nr. 12 (febr. 91).
3
vervoerder, als de gevaarlijke goederen tijdens de rit gevaarlijk worden, de goederen onmiddellijk mag lossen en de afzender dan alle kosten en schade moet betalen (art. 8:1118 BW, art. 22 CMR). In de praktijk doet die situatie zich niet zo vaak voor. Van veel meer belang is de situatie dat de vervoerder vermogensschade lijdt, omdat hij fysieke schade aan derden moet vergoeden. Voor die vermogensschade wil hij dan regres nemen op zijn afzender. In art. 8:1117 BW is wel geregeld dat de vervoerder de schade kan verhalen op de afzender doordat de gevaarlijke goederen het voertuig hebben beschadigd mits de vervoerder zelf geen schuld heeft aan het ontstaan van die schade. Maar het is de vraag of het schadebegrip van art. 8:1117 BW zich ook uitstrekt naar de vermogensschade die de vervoerder lijdt omdat hij gehouden is de schade aan derden te vergoeden. Ook art. 10 CMR (schade door gebrekkige verpakking) of art. 11 lid 2 CMR (schade die de vervoerder lijdt omdat de afzender niet aan zijn informatieplicht heeft voldaan) geven niet duidelijk aan of het ook dergelijke vermogensschade omvat. Omdat wet noch CMR op dit punt voldoende duidelijkheid geven, verdient het aanbeveling - zeker bij het vervoer van gevaarlijke stoffen - om hierover een aparte clausule op te nemen in het vervoercontract. Ik gebruik vaak de volgende tekst, waarbij ik voortborduur op art. 8:1117 en art. 8:397 BW: “De afzender is verplicht de vervoerder de schade te vergoeden die de goederen danwel de behandeling daarvan aan de vervoerder berokkenden, behalve voor zover deze schade is veroorzaakt door een omstandigheid die de afzender niet heeft kunnen vermijden en waarvan hij de gevolgen niet heeft kunnen verhinderen. Onder schade wordt begrepen de schade die door de goederen aan derden is toegebracht en welke schade de ver-
W&W 53
05-02-2007
12:25
Pagina 6
voerder gehouden was op enigerlei wijze te vergoeden; schade omvat mede dood, letsel of enige andere vorm van schade”. Ik weet het, een lange clausule maar er staat wel in dat de vervoerder zijn risicoaansprakelijkheid voor gevaarlijke stoffen kan doorschuiven naar de afzender tenzij die afzender ‘afzendersovermacht’ kan bewijzen. Deze clausule lijkt mij ook redelijk want als de afzender kan aantonen dat hij alle vereiste informatie heeft gegeven en de gevaarlijke stoffen veroorzaken tijdens de rit toch schade (bijvoorbeeld door zelfontbranding) dan kan die afzender volgens mij wel afzendersovermacht aantonen en blijft de vervoerder met de gebakken peren (misschien wel een miljoenenschade) zitten. In zekere zin wordt hetzelfde bereikt met
de vrijwaringsclausule van de AVC 2002 (art. 26 lid 1), verkort weergegeven: “De afzender die niet aan zijn informatieverplichting voldeed, is verplicht de vervoerder te vrijwaren voor alle schade, die deze ten gevolge van het niet nakomen van die verplichting mocht lijden, wanneer deze terzake van het vervoer van de goederen door een derde wordt aangesproken.” Dit art. 26 lid 1 AVC heb ik al eens eerder uitgebreid besproken onder het kopje “Regres op afzender bij vervoer van 7 gevaarlijke stoffen” en toen kwam ik tot de conclusie dat de opstellers van de AVC mede deze ‘gevaarlijke stoffen schade’ voor ogen hadden. De vrijwaring is zo opgezet dat alleen een afzender die zelf een fout(je) maakt, uiteindelijk voor de schade moet opdraaien.
3. Tot slot: verzekering Ik merk in genoemde syllabus nog wel op dat het is aan te raden dat de afzender, zeker als hij regelmatig gevaarlijke stoffen laat vervoeren, deze aansprakelijkheid apart verzekert want een dergelijke contractuele schadevergoedingsplicht (immers voortvloeiend uit de clausule in het contract of uit de AVC die onderdeel vormen van de vervoerovereenkomst) valt niet onder de AVB-polis. Over de verzekering is het nodige te melden maar dat moet een andere keer gebeuren want deze bijdrage is al weer veel te lang geworden. Prof. Mr M.H. Claringbould
Informatieplicht van de vervoerder onder CMR Inleiding De meeste geschillen onder de CMR betreffen vorderingen wegens schade en/of verlies van de goederen dan wel vertraging bij de aflevering. Wanneer de aansprakelijkheid van de vervoerder komt vast te staan komt hem de limiet van art. 23 CMR tegemoet om de schade te beperken. Voor beschadiging en verlies geldt de limiet van art. 23 lid 3 CMR. Gevolgschade wegens beschadigde of verloren lading komt niet voor vergoeding in aanmerking, art. 23 lid 4 CMR. Vertragingsschade wordt beperkt tot de vrachtprijs volgens art. 23 lid 5 CMR. De limieten vervallen bij opzet en bewuste roekeloosheid van de vervoerder of diens hulppersonen. Tot zover de bekende hoofdregels. Maar wat, als er zich schade onder de vervoerovereenkomst aandient die niet tot voormelde categorieën beschadiging, verlies of vertraging gerekend kunnen worden? Komt dergelijke schade eveneens voor rekening van de 7
vervoerder? En zo ja, zijn op die aansprakelijkheid eveneens de limieten van toepassing? Of dient die schade voor rekening van de afzender te blijven? Deze vragen kwamen aan de orde in een interessante procedure waarin uiteindelijk de afzender als overwinnaar uit de bus kwam en de vervoerder diep in het stof moest bijten. De rechterlijke uitspraken zijn gepubliceerd in S&S 2007, 10.
Waar ging het over? De feiten zijn simpel. Tussen afzender Inter Textiles en vervoerder Schenker wordt het vervoer afgesproken van een partij textielrollen van Weesp naar Parijs ter aflevering aan de afnemer aldaar. Aan de vervoerovereenkomst was een koopovereenkomst tussen Inter Textiles en de Parijse afnemer voorafgegaan, welke koopovereenkomst het leveringsbeding “ex Weesp” en het kostenbeding “franco grens” bevatte. De goederen worden in Weesp opgehaald en door een
Syllabus ‘Algemene Vervoercondities (AVC 2002)’, sVa Voorlichtingsbijeenkomst 26 maart 2002.
4
ondervervoerder (een Franse dochteronderneming van Schenker) de volgende dag in Parijs bezorgd. Om onduidelijke redenen weigert de koper de goederen te aanvaarden, waarna de Franse ondervervoerder de goederen opslaat zonder daarvan bericht te doen aan de afzender Inter Textiles. (Of Schenker Frankrijk daarvan mededeling deed aan de Nederlandse hoofdvervoerder Schenker vermeldt de casus niet, hetgeen voor de zaak verder niet van belang is wegens het instaan voor de ondervervoerder door de hoofdvervoerder). Drie maanden later informeert Inter Textiles bij de ontvanger naar het uitblijven van betaling van de partij textiel en krijgt dan het ware verhaal te horen. Omdat het om modegevoelige stoffen gaat krijgt hij van een opkoper slechts een fractie van de waarde terug. De verkoper blijft met een schade van € 7.500 zitten, voor welk bedrag hij Schenker in rechte aanspreekt. Dan begint het juridisch debat.
W&W 53
05-02-2007
12:25
Pagina 1
Het standpunt van eiser Inter Textiles is helder: Schenker heeft niet voldaan aan zijn verplichtingen uit de vervoerovereenkomst. Schenker had Inter Textiles als opdrachtgever tot het vervoer immers terstond op de hoogte moeten stellen van de afleveringsperikelen in Parijs. Nu hij dat heeft nagelaten is Schenker aansprakelijk voor de daardoor ontstane waardevermindering van de partij textiel. Het verweer van gedaagde Schenker komt -samengevat- op het volgende neer: (a) op Schenker rustte geen verplichting om de afzender van de weigering door de Parijse koper op de hoogte te stellen, omdat ingevolge het beding “ex Weesp” de eigendom van de goederen bij het verlaten van het bedrijf in Weesp was overgegaan naar de Franse koper. Bovendien reisden de goederen vanaf de grens voor kosten van de koper. (b) De opslag was dus voor rekening en risico van de koper/ontvanger in Parijs en niet van Inter Textiles. Met betalingsperikelen tussen Inter Textiles en haar koper heeft Schenker niet te maken, Inter Textiles had haar koper om betaling moeten vragen en moet niet achteraf haar schade op Schenker verhalen. De schade had (grotendeels) voorkomen kunnen worden wanneer de goederen binnen de betalingstermijn geretourneerd waren. (c) Voorzover Schenker toch aansprakelijk is, geldt de limiet van art. 23 lid 5 CMR, d.w.z. wordt de schadevergoeding beperkt tot beloop van de vrachtsom.
Het oordeel van de rechtbank De rechtbank ’s-Hertogenbosch oordeelt bij vonnis van 25 juni 2002 (S&S 2007,10) dat Schenker als vervoerder wel degelijk de plicht had de opdrachtgever terstond op de hoogte van de weigering te stellen en in beginsel dus schadeplichtig is. Uitgaande van de vervoerovereenkomst stelt de rechter voorts vast dat van beperking van schadevergoeding volgens art. 23 CMR geen sprake kan zijn, omdat de schade, zoals hier aan de orde, niet valt in de door art. 17 lid 1 CMR bestreken categorieën beschadiging, verlies
of vertraging. De schade is veroorzaakt door het nalaten de afzender te informeren over de weigering. Díe aansprakelijkheid van de vervoerder wordt niet door de CMR geregeld. Hetzelfde geldt voor de rente over de schadevergoeding. De 5%regeling van art. 27 CMR is niet van toepassing, in plaats daarvan geldt de (hogere) Nederlandse wettelijke rente. Daarmee zijn de verweren zoals hiervoor onder (a) en (c) vermeld van de baan. Maar de rechtbank heeft nog een verrassing in petto. Het betoog van Schenker dat Inter Textiles de schade, los van de reeds geconstateerde wanprestatie van Schenker als vervoerder, aan zichzelf te wijten heeft, vindt gehoor bij de rechtbank. Daarbij kent de rechtbank een centrale rol toe aan de koopovereenkomst tussen Inter Textiles en haar afnemer. Wanneer zou komen vast te staan dat Inter Textiles onder die koopovereenkomst een vordering op haar afnemer zou hebben, dan komt het risico van het niet te gelde maken van die vordering wegens het niet-rendabele en tijdrovende karakter ervan, voor rekening van Inter Textiles zelf. Daartoe dienen nadere stukken in het geding gebracht te worden. In het eindvonnis van 29 oktober 2002 (S&S 2007,10) oordeelt de rechtbank dat blijkens de bij de koopovereenkomst behorende algemene voorwaarden en het gemaakte leveringsbeding dat Inter Textiles reeds na 8 dagen na levering recht had op betaling door haar afnemer, die niet het recht had de aflevering te weigeren. De door Inter Textiles bewust gemaakte keuze die vordering wegens de daarmee gepaard gaande rompslomp niet door te zetten maar de goederen nadien voor een schijntje aan een opkoper te verkopen, dient geheel voor eigen rekening te komen. Aldus wordt haar vordering alsnog ontzegd.
Het oordeel in hoger beroep Met dat resultaat kan Inter Textiles uiteraard niet leven. Het oordeel van de rechtbank kan dan ook een zekere innerlijke tegenstrijdigheid niet ontzegd worden. Weliswaar heeft Schenker als ver-
5
voerder wanprestatie gepleegd en is zij daarvoor in beginsel onbeperkt aansprakelijk, maar haar schadeplichtigheid verdwijnt vervolgens geheel wegens de omstandigheid dat Inter Textiles om haar moverende reden haar onder de koopovereenkomst toekomende vordering op de koper niet heeft uitgeoefend. De wanprestatie van vervoerder Schenker blijft aldus geheel zonder sanctie. Het hof ’s-Hertogenbosch vernietigt dan ook bij arrest van 5 september 2006 (S&S 2007, 10) beide vonnissen van de rechtbank. Het incidenteel appel van Schenker tegen het eerste vonnis van de rechtbank dat zij als vervoerder een informatieplicht zou hebben wordt verworpen. Daarmee raken we de basis van het geschil. Art. 15 lid 1 CMR schrijft klip en klaar voor dat de vervoerder instructies aan de afzender dient te vragen wanneer zich bij aflevering problemen voor doen. De instructiebevoegdheid van de afzender schept dus een informatieplicht van de vervoerder. In dit opzicht volgt het hof het oordeel van de rechtbank. Maar anders dan de rechtbank overweegt het hof vervolgens dat de koopovereenkomst en in het bijzonder het beding “franco grens” op die regel geen inbreuk maakt. Daartoe overweegt het hof zeer juist: “Op welke wijze tussen verkoper en koper bij de levering eventuele afrekening van transportkosten zal of dient plaats te vinden is een kwestie die zich tussen die beide contractanten afspelt, bij wier koopovereenkomst Schenker geen partij is.” Het hof hecht dan ook geen waarde aan de inhoud van de koopovereenkomst en is (anders dan de rechtbank) bijgevolg dan ook niet geïnteresseerd in de reden van de weigering van de koper de goederen te ontvangen. Dat is een kwestie tussen koper en verkoper, waar Schenker als vervoerder buiten staat. Schenker heeft geen enkele bemoeienis met de vraag voor wiens rekening de opslag vervolgens plaats had. Schenker had gewoon prompte melding van de weigering moeten maken en daarmee was voor
W&W 53
05-02-2007
12:25
Pagina 2
haar de kous af geweest. Nu de koopovereenkomst in appel buiten beeld blijft, kan het hof zich verenigen met het oordeel van de rechtbank dat de schade die voortvloeit uit het door de vervoerder achterwege laten de afzender van de weigering op de hoogte te stellen volledig voor rekening van de vervoerder komt. Aangezien de CMR de limieten heeft beperkt tot schade wegens beschadiging, verlies en vertraging en voor de hier aan de orde zijnde schade geen regel bevat, dient in casu volgens Nederlands recht de schade geheel door de vervoerder te worden vergoed.
Conclusie 1. Wat op het eerste gezicht een simpele vervoerszaak leek, werd onnodig gecompliceerd door de koopovereenkomst een overheersende rol toe te dichten. Het resultaat bij de rechtbank was dan ook niet bevredigend. De rechter in eerste aanleg had het rechte pad dat hij was ingeslagen door primair de vervoerder wegens schending van diens informatieplicht voor de volle schade aansprakelijk te houden, dienen te blijven volgen en niet het zijpad van de koopovereenkomst in te slaan met het gevolg dat de koop het vervoer uit zicht liet verdwijnen (en daarmee ook de schadevergoedingsplicht van de vervoerder). Het hof daarentegen liet zich door de koop niet afleiden en bleef op het rechte vervoerpad met als resultaat volledige schadevergoeding door de vervoerder. Heeft de afzender/verkoper Inter Textiles hiermee niet te veel gekregen? Men had toch, zoals de rechtbank terecht overwoog, de koper op diens wanprestatie kunnen aanspreken en (wellicht) de koopprijs kunnen vragen? Met andere woorden: had de verkoper hier het recht te kiezen tussen een actie jegens de wanpresterende koper of jegens de wanpresterende vervoerder? Hierbij dient bedacht te
worden dat Inter Textiles twee verschillende overeenkomsten had gesloten. Het staat hem geheel vrij de rechten uit beide overeenkomsten of uit één overeenkomst uit te oefenen. Dat bij een geslaagd verhaal van de koopprijs op de afnemer er geen schade onder de vervoerovereenkomst zou zijn ontstaan, doet daaraan niet af. Er is geen rechtsregel die in onderhavige zaak die keuze beperkt. Welke weg zal worden ingeslagen om genoegdoening te krijgen kan van tal van omstandigheden of, zoals hier, toevalligheden afhangen. Dat alles neemt niet weg dat de vervoerder bij het niet in acht nemen van zijn informatieplicht achteraf de afzender niet kan tegenwerpen dat hij zijn rechten uit de koopovereenkomst eerder had dienen uit te oefenen. De moraal van het verhaal is dat de vervoerder aan zijn normale informatieplicht moet voldoen en zich niet moet laten leiden door de onderliggende koopovereenkomst tussen afzender en ontvanger.
waaruit volgt dat ook hier aan onbeperkte schadevergoeding moet worden gedacht. Anders dan onder art. 15 lid 1 CMR is de vervoerder evenwel niet verplicht aan de afzender instructies te vragen. Hij moet alleen melding maken van de opslag na weigering of “no show” van de ontvanger. De vervoerder onder Boek 8 BW heeft meer armslag. Een principieel verschil met de CMR is het niet echt, want gelukkig bevat de Memorie van Toelichting op deze bepaling een praktische les: “De vervoerder is weliswaar -anders dan ingevolge art. 15 lid 1 CMR- niet verplicht de afzender om instructie te vragen, een prudent vervoerder zal mede met het oog op zijn voortdurende aansprakelijkheid voor conforme aflevering zich vooraf wel met de afzender verstaan”. Deze wijze en dure les zal in ieder geval de vervoerder in de hier beschreven zaak niet snel vergeten… Prof. Mr. K.F.Haak
2. Rechtbank en hof overwegen terecht dat de schade van het niet in acht nemen van de informatieplicht van art. 15 lid 1 CMR niet door de limieten van art. 23 CMR wordt bestreken. Het hof verwijst naar het Nederlands recht zonder verdere bepalingen te noemen. Een zelfde systeem kent het recht van Boek 8 BW. Art. 8:1132 BW regelt o.a. de weigering door de ontvanger en heeft een soortgelijke regeling als de CMR met een opmerkelijk verschil. Bij weigering kan de vervoerder overgaan tot opslag van de goederen bij een derde op rekening van de rechthebbenden. Hij kan (met rechterlijke machtiging) de goederen ook onder zich houden. Lid 1 eindigt met de zinsnede: “Hij is verplicht de afzender zo spoedig mogelijk op de hoogte te stellen.”Boek 8 BW laat zich evenmin als de CMR uit over een schaderegeling,
We g e n Wa g e n v e r s c h i j n t 3 m a a l p e r j a a r • A b o n n e m e n t s p r i j s € 1 0, - p e r j a a r d o o r s t o r t i n g o p g i r o 4 1 . 9 5 . 7 9 6 t . n .v. S t i c h t i n g Ve r v o e r a d r e s ’s - G r av e n h a g e • I S S N - n r. 0 9 2 0 - 6 1 9 1
Postbus 82118, 2508 EC ’s-Gravenhage Statenplein 2, 2582 EW ’s-Gravenhage Tel. 070 - 30 66 700 (algemeen) Telefa x 070 - 351 20 25 e.mai l:
[email protected] w w w.ver voeradres.nl
6
sVa / Stichting Ver voeradres is een samenwerkingsverband van: EVO. Onder nemersorganisatie voor logistiek en transpor t KNV. Koninklijk Nederlands Ver voer N B B. Nederlandsch Binnenvaar tbureau Transpor t en Logistiek Nederland. De onder nemersorganisatie voor het goederenver voer