Vervoer van gevaarlijke stoffen Programma Hoogfrequent Spoorvervoer
Deze folder gaat over het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor en de mogelijke gevolgen daarvan voor de omgeving. Vervoer van gevaarlijke stoffen per trein In Nederland wordt jaarlijks ongeveer 81 miljoen ton gevaarlijke stoffen bovengronds vervoerd. Hiervan gaat 67,8 miljoen ton over het water, 9,5 miljoen ton over de weg en 3,5 miljoen ton over het spoor. Het vervoer van gevaarlijke stoffen in Nederland is veilig. In 2011 deed zich niet één ongeval voor bij het vervoer van gevaarlijke stoffen. Over het Nederlandse spoorwegnet rijden dagelijks duizenden treinen. Ongeveer 10 procent daarvan zijn goederentreinen. In bijna elke goederentrein zitten wel een of enkele wagons met gevaarlijke stoffen. Circa 10 procent van de goederen die per spoor worden vervoerd valt in deze categorie. Het meeste vervoer betreft brandbare gassen (A) en zeer brandbare vloeistoffen (C3). Dit zijn naar verwachting ook de grootste groeiers (zie grafiek).
Verreweg de meeste gevaarlijke stoffen worden vervoerd in ketelwagens. Een ketelwagen bevat circa 50 ton (= 50.000 kg) stof. Soms vindt het vervoer plaats in ketelcontainers: een metalen frame in de vorm van een container, met daarbinnen een cilindrische tank; zo’n ketelcontainer bevat circa 20 ton (= 20.000 kg) stof. Mogelijke risico’s van het vervoer van gevaarlijke stoffen Voor het vervoeren van gevaarlijke stoffen gelden strenge veiligheidsregels. Toch is een ongeval nooit helemaal uit te sluiten. Een botsing of ontsporing waarbij een trein met gevaarlijke stoffen betrokken is, kan gevolgen hebben voor de omgeving. De kans op zo’n ongeval is zeer klein, maar de gevolgen kunnen groot zijn. Denk bijvoorbeeld aan een scheurtje in een ketelwagen waardoor giftige vloeistof kan ontsnappen. Met behulp van een zogenaamde risicoanalyse kan worden berekend hoe groot het risico van het vervoer van gevaarlijke stoffen is voor de omgeving. Hierbij
Gevaarlijke stoffen die per trein worden vervoerd zijn ingedeeld in zes categorieën: stofcategorie stoftype
voorbeeldstoffen
A
brandbare gassen
LPG, propyleen, butadiëen, ethyleenoxide
B2
toxische gassen
ammoniak
B3
zeer toxische gassen
chloor (is bij spoorvervoer de enige stof in deze categorie)
C3
zeer brandbare vloeistoffen
benzine, aardgascondensaat
D3
toxische vloeistoffen
acrylnitril (is bij spoorvervoer de enige stof in deze categorie)
D4
zeer toxische vloeistoffen
fluorwaterstof, bromide
2
Miljoenen
10
stofcategorie A
9
B2
8
B3 C3
7 6
realisatie
indicatief verloop
D3 D4
5 4 3 2 1 0 2002
2004
2006
2008
2010
2012
2014
2016
2018
2020
(bron: ‘Beleidsvrije marktverwachting VGS per spoor’, ProRail, september 2007)
wordt gewerkt met het begrip “risico = kans maal gevolg”. Het berekende risico wordt uitgedrukt in twee eenheden: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Deze begrippen worden meestal gehanteerd in rapporten over externe veiligheid en risico’s, zoals in een Milieu Effecten Rapport (MER). Het plaatsgebonden risico (PR) mag wettelijk bepaald jaarlijks niet groter zijn dan 1 per miljoen, ofwel de kans dat iemand overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen op het spoor mag niet groter zijn dan 1 miljoenste per jaar. Ter illustratie andere omgevingsrisico’s op overlijden in Nederland: – verdrinking door dijkdoorbraak: 1 per 100.000 inwoners jaarlijks
–
bijensteek: 2 per 100.000 inwoners jaarlijks – bliksem: 5 per 100.000 inwoners jaarlijks – verkeer : 1 per 10.000 inwoners jaarlijks De wettelijke grenswaarde van het plaatsgebonden risico (PR) kan worden uitgedrukt in een PR-lijn, die evenwijdig aan de spoorlijn ligt: woningen buiten die PR-lijn hebben een lager risico dan de wettelijke norm. Bij de meeste spoorlijnen in Nederland ligt die lijn (die in de wet Basisnet de “veiligheidszone” wordt genoemd) op minder dan circa 10 meter van het hart van de spoorbaan, en daarbinnen bevinden zich geen woningen.
3
Voor het groepsrisico (GR) bestaat geen harde wettelijke grenswaarde, maar een zogenaamde ‘oriëntatiewaarde’. In het beleid wordt ernaar gestreefd dat het GR niet groter wordt dan deze oriëntatiewaarde. Beperking van risico’s voor de omgeving Om de risico’s van het vervoer van gevaarlijke stoffen voor de omgeving te beperken, worden maatregelen genomen aan de vervoerszijde (de spoorlijn en het vervoer) en aan de bebouwingszijde (bebouwing en stedelijke inrichting). De belangrijkste maatregel aan de vervoerszijde is de vaststelling van het zogenaamde ‘Basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor’. De Wet Basisnet is op 19 juni 2012 door de Tweede Kamer vastgesteld; na behandeling door de Eerste Kamer zal de wet- en regelgeving van Basisnet naar verwachting in 2014 van kracht worden. In Basisnet is voor elk spoortraject een zogeheten “risicoplafond” vastgesteld. Hiermee moeten alle vervoerders van gevaarlijke stoffen rekening houden, zodat de risico’s als gevolg van het vervoer van gevaarlijke stoffen over het betreffende spoortraject niet hoger kunnen worden dan de wettelijk vastgelegde plafondwaarde. Aan de hand van de realisatiecijfers houdt de minister van Infrastructuur en Milieu de feitelijke ontwikkeling van de risico’s in de gaten (‘monitoring’); als de risico’s op een spoortraject boven de plafondwaarde dreigen te komen grijpt de minister in.
Naast de wettelijke regeling in Basisnet is nog een andere risicobeperkende afspraak aan de vervoerszijde tot stand gekomen. In mei 2012 hebben de minister van Infrastructuur en Milieu en ProRail in een convenant met vervoerders en producenten van petrochemische en brandbare stoffen afgesproken, dat bij de samenstelling van goederentreinen LPG-wagons en wagons met brandbare vloeistoffen voortaan zoveel mogelijk van elkaar gescheiden in de trein worden geplaatst (met een onderlinge afstand van minimaal 18 meter). Door deze methode van treinsamenstelling wordt de kans op een gaswolkontploffing (een zogenaamde ‘BLEVE1’) belangrijk verkleind. Vervoer van gevaarlijke stoffen in het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer In het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer (PHS) worden maatregelen voorbereid om meer treinen op bestaand spoor mogelijk te maken, en om sommige goederentreinen over andere spoorroutes te kunnen geleiden. Het PHS gaat uit van de risicoplafonds van het Basisnet spoor. De PHS-plannen worden getoetst aan de plafondwaarden die per spoorlijn zijn vastgelegd in het Basisnet spoor. Wanneer een spoorlijn in het PHS geschikt wordt gemaakt voor meer goederentreinen zullen de risico’s binnen het vastgelegde risicoplafond volgens Basisnet spoor moeten blijven. Zo nodig zullen daarvoor aan vervoerszijde
1 ‘Boiling liquid expanding vapour explosion’ = kokende vloeistof-gasexpansie-explosie
4
extra maatregelen worden getroffen. Uitsluitend als deze extra maatregelen niet voldoende blijken te helpen kan de minister van Infrastructuur en Milieu overwegen om het risicoplafond van het Basisnet lokaal aan te passen, na overleg met het lokale bestuur. Meer informatie over Basisnet spoor: www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/ vervoer-gevaarlijke-stoffen. Programma Hoogfrequent Spoorvervoer: www.rijksoverheid.nl/phs en www.prorail.nl/phs. Mocht u na het bezoeken van de websites nog vragen hebben, dan kunt u terecht bij www.prorail.nl/contact of u kunt uw vraag telefonisch stellen via het gratis telefoonnummer 0800-7767245 (ProRail Publiekscontacten).
5
Disclaimer De informatie in deze brochure is met uiterste zorg samengesteld. Toch kan het zijn dat sommige informatie niet meer actueel is, of op enige wijze niet correct is weergegeven. Wij sluiten dan ook elke aansprakelijkheid uit als gevolg van de eventueel onjuiste weergave van informatie. Uitgave ProRail Mei 2013 www.prorail.nl