^ Ël^toL^.'^^rf
O
o
j S ? gi'oningen Aan de leden van Provinciale Staten
bezoekadres: M a r t i n i k e r k h o f 12 postadres: Postbus 610 9700 A P Groningen algemeen t e i e f o o n n r : 050 316 49 I I
algemeen faxnr.: 050 316 49 33
Datum Briefnummer Zaaknummer Behandeld door Telefoonnummer Antwoord op Bijlage
www.provinciegroningen.nl
[email protected]
.jis.m.j»,
Onderwerp
2 h H M 2010 2010-01442/4/A.11, MB 229513 Jong N. de (050)316 4624
1 Eerste uitvoeringsprogramma 2e programma LvDo
LU Geachte dames en heren.
1/)
LU
er
In september 2008 hebben wij u geïnformeerd over het Noordelijk Ambitiestatement voor het tweede programma "Leren voor Duurzame Ontwikkeling", waarin is aangegeven op welke manier de provincies Groningen, Fryslan en Drenthe in de periode 2008-2011 invulling willen geven aan dit (Rijks)programma. Op basis van het Ambitiestatement krijgt de provincie Groningen over de periode 2008-2011 jaarlijks € 112.000,-van het Rijk voorde uitvoering van dit programma. Daarnaast is jaarlijks € 38.500,- aan co-financiering beschikbaar, zodat in totaal in de periode 2008-2011 ieder jaar € 150.500,- beschikbaar is voorde ondersteuning van projecten op dit gebied. Het Noordelijke projectteam "Leren voor Duurzame Ontwikkeling", bestaande uit de provinciaal regisseurs Leren voor Duurzame Ontwikkeling, heeft nu het eerste uitvoeringsprogramma opgesteld, waarmee aan de drie Noordelijke Colleges van GS een advies wordt uitgebracht voor een eerste serie projecten in het kader van het programma Leren voor Duurzame ontwikkeling 2008-2011. Dit eerste uitvoeringsprogramma is tot stand gekomen op basis van projectideeën die vanaf het begin van 2009 bij het projectteam zijn aangedragen. In het Ambitiestatement is aangegeven dat in het nieuwe programma gewerkt zou worden met een zgn. aanjaagteam, dat het projectteam zou adviseren over binnengekomen projectideeën en de uitwerking daarvan. Omdat het samenstellen van dit aanjaagteam meer tijd kostte dan aanvankelijk gedacht en in het belang van de snelheid van handelen, is bij dit eerste uitvoeringsprogramma gekozen voor een opzet waarbij het projectteam de indieners primair heeft geadviseerd over de verdere uitwerking van de projectideeën, in plaats van het aanjaagteam. Bij het in de praktijk uitwerken van het ambitiestatement en het opstellen van het eerste uitvoeringsprogramma, is het projectteam ondersteund door een drietal adviseurs van KNN-advies en Noordtij.
O 06-HB-SG-001
Ds provincie Groningen werkt volgens normen die zijn vastgelegd in een handvest voor dienstverienmg. Oït handvest vindt u op onze website of kunt u opvragen bt] de afdeling Commuriicstle en Kabinet, Publieksvoorüchting: 050 3164160
Het projectteam heeft uiteindelijk de volgende project^/oorstellen beoordeeld; 1.
Cradle-to-cradie, Kennisontwikkeling in Noord Nederland. Hiervoor is een bijdrage gevraagd van € 196.500,- over een periode van twee jaar (50% van de projectkosten)
2.
Het Faire Noorden. Hiervoor is een bijdrage gevraagd van € 208.000,- over een periode van twee jaar (65% van de projectkosten)
3.
Samen-Scholen?!: naar een duurzame portfoliostrategie voor Noordelijke basisscholen. Hiervoor wordt een bijdrage gevraagd van € 200.000 over een periode van twee jaar. (55% van de projectkosten)
4.
Voortgezet onderwijs sluit duurzaamheidsconvenant met lokale partners; Maatschappelijk verantwoord ondernemen wordt concreet Hiervoor wordt een bijdrage gevraagd van € 85.722,- over een periode van 3 jaar.
Voor al deze projecten is een positief advies uitgebracht. Daarnaast is op dit moment van twee projecten aangegeven dat deze kansrijk zijn voor een volgend uitvoeringsprogramma. Daarbij moet worden aangetekend dat er voortdurend nieuwe ideeën binnenkomen, waarover ook in een nieuw programma adviezen uitgebracht zullen worden In bijlage I, het Uitvoeringsprogramma, zijn de projecten nader beschreven, waarbij ook het advies van het projectteam is opgenomen. De projecten 1en 2 worden uitgevoerd in alle drie Noordelijke provincies. De bijdragen voor deze projecten worden dan ook gelijk over de drie provincies verdeeld. Project 3 wordt in eerste instantie alleen in Groningen en Drenthe uitgevoerd. In een volgende ronde zal ook voor Fryslan een dergelijk project worden opgezet. De bijdrage voor project 3 wordt dan ook over twee provincies verdeeld. Project 4 heeft op dit moment de vorm van een pilot op een school in de provincie Groningen. Om die reden wordt daaraan alleen door de provincie Groningen een bijdrage geleverd. Het is de bedoeling dat het project wel zo wordt opgezet dat het potentie heeft voor opschaling naar de andere provincies. In de voortgang van het project zal dat ook scherp in de gaten worden gehouden. Voor de provincie Groningen is met de projecten is een totaal bedrag van € 320.555,- gemoeid. De provincie staat tot en met 2011 in totaal € 602.000,- ter beschikking (van het rijk 4x € 112.000,- en aan eigen provinciale bijdragen 4x € 38.500,-). In totaal dient in de provincie Groningen over de komende twee jaar (2010 en 2011) dan ook nog een bedrag van € 260.112,- in projecten te worden weggezet. Wij zien daartoe goede mogelijkheden met behulp van komende uitvoeringsprogramma's. Hoewel in het Ambitiestatement was aangekondigd dat er in dit programma meer met opdrachten zou worden gewerkt, is in deze eerste uitvoeringsronde opnieuw gekozen voor een bijdrage in de vorm van subsidieverlening aan de projectuitvoerders. Deze keuze had praktische en juridische redenen. In de volgende uitvoeringsrondes zal steeds kritisch naar de projecten worden gekeken. Als de inhoud van het project daartoe aanleiding geeft zal opdrachtverlening kunnen worden overwogen.
In het Ambitiestatement is wel aangegeven dat de provincies meer controle over de uitvoering van de projecten willen krijgen en duidelijker ook naar buiten over de projecten willen communiceren. In de subsidiebrieven zal een aantal voonwaarden omtrent tussenrapportages en deelname aan communicatieactiviteiten worden opgenomen die daarvoor zorg moeten dragen. Volgend programma De voorbereiding voor het eerstvolgende Uitvoeringsprogramma is inmiddels gestart. NaarvenA/achting zal er voor de zomereen tweede uitvoeringsprogramma kunnen worden aangeboden. Tegelijk zal worden begonnen met het uitwerken van de communicatiestrategie. Bedoeling daarvan is onder andere om de indieners van projecten en projectideeën bij elkaar te brengen en op die manier te zorgen voor synergie tussen projecten en het netwerk voor nieuwe projectideeën uit te breiden. Wij vertrouwen erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Hoogachtend, Gedeputeerde Staten van Groningen;
, secretans.
Uitvoeringsprogramma 2009/2010 Leren voor Duurzame Ontwikkeling Noord°Nederland
Van agenderen naar doen - IVIet sterke slagen en een groot bereik -
Uitvoeringsprogramma LvDO
Inhoudsopgave
H.1
Aanleiding
1
H.2 Noordelijk Ambitiestatement H.2.1 Basisambitie en theme's
2 2
H.3 Projectcriteria H.3.1 Specifieke noordelijke criteria
3 3
H.4 Werkwijze H.4.1 Net projectteam H.4.2 Hat aanjaagteam H.4.3 Werkproces
4 4 4 5
H.5 Projecten: beoordeling en advies van de projectgroep H.5.1 Projecten eerste uitvoeringsprogramma 2010 H.5.2 Kansrijke projecten tweede uitvoeringsprogramma
6 6 16
H.6 Financieel overzicht H.6.1 inkomsten H.6.2 Projectkosten H.6.3 Verdeling LvDO bijdrage per provincie per jaar H.6.4 Mandatering
18 18 18 .18 19
H.1
Aanleiding
Het programma Leren voor Duurzame Ontwikkeling richt zich op iedereen die geïnteresseerd is in (sociaal) leren én duurzame ontwikkeling en in het bijzonder op de rijksoverheid, provincies, waterschappen en de onderwijssector. In het eerste programma Leren voor Duurzame Ontwikkeling 2004-2007 hebben de drie noordelijke provincies gekozen voor een gezamenlijke aanpak. Dit heeft ertoe geleid dat er in die periode verschillende projecten zijn gefinancierd die een bijdrage leveren aan de duurzame ontwikkeling in het noorden. Vooral op het gebied van samenwerking zijn in het eerste progamma grote slagen gemaakt. Om dit succes voort te zetten hebben de provincies er in het tweede programma (2008-2011) voor gekozen de gezamenlijke aanpak te continueren. Waar het eerste programma vooral gericht was op het agenderen van duurzame ontwikkeling, is het tweede programma gericht op duurzaam aan de slag gaan. Niet voor niets heeft het tweede programma de titel 'Van agenderen naar doen'. Met het tweede programma willen de provincies inzetten op: Duurzaamheid nog meer verankeren in de samenleving. Duurzaamheid als integraal onderdeel bij het uitvoeren van (inter)provinciale onderwerpen en projecten. De landelijke doelstelling uit de eerste nota Leren voor Duurzame Ontwikkeling blijft daarbij wel van kracht. Deze doelstelling luidt: Hef op gang brengen van effectieve leerprocessen, gericht op een meer duurzame afweging, bij maatschappelijke actoren om zodoende een bijdrage te leveren aan een duurzame kwaliteit van de leefomgeving voor alle burgers en een leefbaar land voor toekomstige generaties. Daarnaast streeft het Rijk in het tweede progamma naar intensivering van de activiteiten zodat een groter deel van de bevolking wordt bereikt. Voor u ligt het eerste uitvoeringsprogramma met de projecten die voor het jaar 2010 worden uitgevoerd. In dit programma is rekening gehouden met bovenstaande criteria, het Noordelijk Ambitiestatement en de daarin vastgestelde ambities en thema's.
Uitvoeringsprogramma 2009/2010 - Met sterile slagen en een groot bereik
1
H.2
Noordelijk Ambitiestatement
In het Noordelijk Ambitiestatement is vastgelegd hoe de drie provincies zich voor het programma 2008-2011 inzetten voor Leren voor Duurzame Ontwikkeling. Meer dan in het eerste programma is dit programma gericht op: Aansluiting zoeken bij actuele onderwerpen in de provinciale politiek. Een werkwijze ontwikkelen die gericht is op het tot stand brengen van projecten die zich daadwerkelijk richten op actuele onderwerpen in de provinciale politiek (o.a. door het inzetten van een aanjaagteam). Ook is besloten met een lager subsidiebedrag te werken. In het vorige programma lag dit percentage maximaal op 85% van de totale projectkosten. Voor dit programma hebben de provincies afgesproken om maximaal 65% van de projectkosten te subsidiëren. Deze aanpassing is gedaan omdat de meeste partijen nu beter bekend zijn met de uitgangspunten van het programma. Bovenstaande punten dragen bij aan het realiseren van projecten die: De door het Rijk gewenste verankering in het (provinciaal) beleid hebben. Een groot bereik hebben bij de bevolking. Beter inspelen op de onderwerpen die in de (inter)provinciale politiek een hoge prioriteit hebben. H.2.1 Basisambitie en thema's Het noorden wil zich onder andere ontwikkelen als energieregio, maar ook de toenemende ontwikkeling van toerisme biedt veel mogelijkheden. Het noorden wil deze kansen op een duurzame manier benutten en heeft een basisambitie voor het noordelijke programma LvDO geformuleerd. Door middel van het uitvoeren van diverse projecten wordt een positieve bijdrage geleverd aan een duurzame samenleving in de drie noordelijke provincies. In deze projecten worden duurzame afwegingen in de praktijk gebracht via het met en van elkaar leren door de projectuitvoerders en andere actoren. Deze ambitie vormt de basis voor ieder project met de nadruk op de onderlinge leerprocessen bij het werken aan duurzame ontwikkeling en wordt ondersteund door vier thema's:
-
Energiebesparing, duurzame energie & klimaatverandering Leefomgeving & leefbaarheid Water Duurzaam produceren en consumeren
Uitvoeringsprogramma 2009/2010 - Met sterke slagen en een groot bereik
2
H.S
Projectcriteria
De projecten binnen het progamma LvDO moeten voldoen aan de algemene, landelijke criteria en aan een aantal specifieke noordelijke criteria. De basisambitie blijft het uitgangspunt zodat er ruimte blijft om de projecten op een adequate en actuele manier aan te laten sluiten op het (inter)provinciaal beleid. De projectvoorstellen in dit uitvoeringsprogramma zijn op basis van deze criteria uitgewerkt. Een overzicht van de landelijke criteria staat vermeld in het NAS. Hieronder staan de specifieke noordelijke criteria kort benoemd. H.3.1 Specifieke noordeliike criteria Naar aanleiding van de ambities in het NAS hebben de noordelijke provincies een aantal specifieke criteria geformuleerd voor het tweede programma van LvDO. Deze aanvullende criteria zijn: De financiële bijdrage vanuit de provincies is maximaal 65% van de projectkosten en ten hoogste € 50.000,- per provincie per jaar per project (in bijzondere gevallen kan een hogere subsidie worden verleend). Het resterende bedrag dient door de gezamenlijke partners uit het project te worden opgebracht. Vastgestelde terugkoppelmomenten over de voortgang van projecten. Voor een financiële bijdrage komen niet in aanmerking: o Projecten met een winstoogmerk (dat wil overigens niet zeggen dat bedrijven geen partners bij projecten kunnen zijn), o Projecten die tot het reguliere aanbod of takenpakket van instellingen gerekend kunnen worden, o Structurele personeelskosten van de aanvragende of uitvoerende organisaties, o Verder vinden de provincies het bij het invullen van projecten belangrijk dat er specifieke aandacht wordt besteed aan de mondiale dimensie. Op deze manier wordt binnen de duurzaamheidafwegingen rekening gehouden met de mondiale gevolgen van bepaalde keuzes.
Uitvoeringsprogramma 2009/2010 - Met steri<e slagen en een groot bereik
3
H.4
Werkwijze
De organisatie van het programma LvDO bestaat uit twee teams, het projectteam en het aanjaagteam. Het projectteam bestaat uit provinciale regisseurs en een externe projectcoördinator. Het aanjaagteam uit enthousiaste en betrokken mensen uit het veld van duurzame ontwikkeling in Noord Nederland. H.4.1 Het proiectteam Het projectteam is verantwoordelijk voor de algemene organisatie van het programma. Het team bestaat uit de provinciale regisseurs (per provincie twee personen) die moeten zorgen voor een goede inbedding van het LvDO-programma in de provinciale organisatie. De provinciale regisseurs zijn verantwoordelijk voor de terugkoppeling van ontwikkelingen en resultaten uit het programma naar de colleges van GS. Daarnaast wordt het projectteam versterkt met een externe projectcoördinator. In het geval van dit tweede programma zijn dat de bureaus Noordtij en KNN. Deze coördinerende functie speelt een belangrijke rol bij de identificatie en formulering van nieuwe projecten. Ook is de communicatie (intern en extern) en de begeleiding van gehonoreerde projecten een belangrijke taak van de programmacoördinator. De samenstelling van het projectteam in het eerste uitvoeringsprogramma 2010 is als volgt: Regisseurs per provincie
Externe programmacoördinatie
Provincie Groningen Guus Hoen Nynke de Jong Provincie Fryslan Gerard Jonker Nynke Blijham Provincie Drenthe Marjan Ytsma (per 1 januari 2010 Sander Bakker) Karina Blanke Noordtij - Jaap Jepma Daan Borjeson KNN Gerwin Wiersma
H.4.2 Het aaniaaqteam In het aanjaagteam worden ideeën en projecten aangedragen. Deze ideeën en projecten worden vervolgens verder uitgewerkt, waarna ze de basis vormen voor het advies dat het projectteam uitbrengt aan de colleges van GS. De uiteindelijke inzet van middelen is aan de colleges van GS. De leden uit het aanjaagteam zijn evenredig verdeeld over de drie P's van duurzame ontwikkeling (People, planet, profit). Het gaat om personen uit de hoek van de natuur- en milieuorganisaties, bedrijfsleven, waterschappen, welzijnsorganisaties, woningbouwcorporaties en kennisinstellingen. Taak van het aanjaagteam is om mee te denken en te helpen bij het identificeren en stimuleren van kansrijke projecten. De leden uit het team hebben zitting vanuit persoonlijke titel. De samenstelling van het aanjaagteam in het eerste uitvoeringsprogramma 2010 is als volgt: People Planet Profit
Greet Ruitenberg, SenterNovem All van der Schaaf, COS Sjikke Mulder, CMO Groningen Siegbert van der Velde, Milieufederaties Kees Siderius, IVN Nico van der Woude, De Watertafel Elena Cavagnaro, Stenden Hogeschool Jurjen Kingma, LTO Noord Jan Dijk, Rabobank Midden Groningen
uitvoeringsprogramma 2009/2010 - Met steri<e slagen en een groot bereik
4
H.4.3 Werkproces In de uitvoering van het tweede programma voor LvDO is gekozen voor samenwerking tussen de provinciale regisseurs en de externe projectcoördinatie in de vorm van een projectteam. De onderlinge taakverdeling tussen de regisseurs en de externe projectcoördinatie is hier uitgewerkt: Opbouw projectteam Provinciale regisseurs
Externe projectcoördinatie
Werkzaamheden en taken - Voorleggen van uitgewerkte projecten van het projectteam aan de colleges van GS. Zorgen voor goede afstemming met gemeenten, waterschappen en maatschappelijke partners in de uitvoering van het programma. Afwikkelen van de financiën van het provinciale progamma en de daar uit voortvloeiende projecten. Een keer per jaar achteraf rapporteren over de voortgang van het progamma en de bereikte resultaten aan de landelijke stuurgroep LvDO. Samen met de aanjaaggroep partijen interesseren en stimuleren deel te nemen aan het programma. (Mede) formuleren en uitwerken van projecten met betrokken partijen en het beoordelen in hoeverre het project past binnen het progamma LvDO. Ondersteunen, begeleiden en afstemmen van lopende projecten Afstemming zoeken met andere relevante progamma's en projecten in de drie provincies. Verzamelen van gegevens t.b.v. monitoring en voortgang (evaluatie, communicatie, kennismanagement en operationele organisatieondersteuning). Zorgen voor communicatie over het programma en de projecten binnen de provincies. Kennismanagement op provinciaal niveau (bijvoorbeeld: uitwisselen van ervaringen tussen projecten en acfiviteiten). Begeleiden van het proces van sociaal leren bij de opzet en uitvoering van de projecten. Voeren van de financiële administratie van het LvDO programma
Het projectteam wordt geadviseerd door het aanjaagteam. In tegenstelling tot het vorige progamma heeft het aanjaagteam geen formele bevoegdheid ten aanzien van de beoordeling van projecten en/of ideeën. Uit ervaringen van het vorige programma blijkt namelijk dat sommige leden uit het team het lastig vonden om over eikaars projecten te adviseren. De werkzaamheden van het aanjaagteam bestaan uit: Identificeren en stimuleren van kansrijke projecten. Beoordelen van de mate van duurzaamheid van de afzonderlijke projecten. Aanwenden van hun deskundigheid en bestaande netwerk voor versterking van de projecten. De stroom van projecten tijdens de looptijd van het programma op gang houden. Partijen bij projecten betrekken die normaal gesproken niet mee doen. De projectcoördinatie ondersteunen bij het uitwerken van projectvoorstellen binnen een of meerdere thema's. Tweemaandelijks overieg. Het aanjaagteam wordt een keer per jaar geëvalueerd.
Uitvoeringsprogramma 2009/2010 - Met sterke slagen en een groot bereik
H.S
Projecten: beoordeling en advies van de projectgroep
Voor het eerste uitvoeringsprogramma 2010 zijn verschillende projecten geselecteerd. Deze projecten dragen bij aan de werktitel 'Van agenderen naar doen'. Meer dan in het eerste programma van LvDO ligt het accent van de projecten op concreet resultaat. Ook hebben de provincies aangegeven projecten te willen ondersteunen die een hoog bereik hebben en kans op een goede spin-off. In het programma zijn projecten uitgewerkt met een hoog interprovinciaal karakter en goede kans op vervolg of uitbreiding. Bij het samenstellen van de projecten is in deze eerste ronde nog geen gebruik gemaakt van de leden uit het aanjaagteam, gezien de samenstelling van dit team in deze ronde nog niet definitief was. Op basis van de expertise van de regisseurs en de projectcoördinator is daarom een eerste selectie gemaakt van een aantal kansrijke projecten en zijn verschillende partijen gevraagd deze uit te werken voor het uitvoeringsprogramma. Daarbij is bewust gekozen om aansluiting te zoeken met andere projecten, waardoor de kans op vervolg en uitbreiding groot is. Bovendien versterkt dit het leerproces omdat projecten worden samengevoegd en onderling van elkaar kunnen leren. Bij de selecfie is verder rekening gehouden met een zo goed mogelijke spreiding van projecten over de vier thema's uit het NAS. H.5.1 Proiecten eerste uitvoerinqsproaramma 2010 Voor het eerste uitvoeringsprogramma 2010 zijn vier projecten uitgewerkt door inifiatiefnemers. Deze zijn: I. Cradle-to-CradIe: Kennisontwikkeling in Noord-Nederiand II. Het Faire Noorden III. 'SamenrScholen ?!': naar een duurzame portfoliostrategie voor Noordelijke scholen IV. Voortgezet onderwijs sluit duurzaamheidconvenant met lokale partners Hieronder zijn deze projecten uitgewerkt in voorstellen die inzichtelijk maken wat de projecten inhouden, welke partijen samenwerken, wat de beoogde resultaten zijn en wat de totale inzet is om het project succesvol uit te voeren. Elk voorstel is voorzien van een beoordeling van de projectgroep en een advies met betrekking tot het leveren van een bijdrage vanuit het LvDO programma. Let op: in de uitwerking van de projectvoorstellen zijn de kosten voor de totale looptijd van de projecten weergegeven. Dit geldt ook voor de LvDO bijdrage die daardoor hoger uitkomt dan de maximale bijdrage die jaarlijks wordt verstrekt! De jaarlijkse LvDO bijdrage per provincie blijft maximaal € 50.000,- per provincie, per project, per jaar (zie hoofdstuk 6). lxero'q^eMensiBiio;ië^Hli|pKpH^^BHS^^^^fir|^H^ ^•Jb^^aé^SÉS^^ NederlaiiidÉ^'^^^^^^^'^ : (Ln&GJiê*tiS^®nadl6'ïivenniis0ntwikkelincifiniN00rd ^ _.. . _ . ,
mm" '
|lr]ai(ïiDÊoeg:
:g)sii)©aiifi§(yg^^
nieeiïiieKgiioin rno igoQBtiiHiiHHMftifianiQaniEWJ^ ilj|p^lë|t'l^fë|3fe^^
'S\
lm\smmmmemMM§^^^aS!l ^ ^ ^ P ^ ^ ^ 9 ^ ^ ^ « ^
I^^^^Gronin^^
Projectdoel en leerdoelen Het project bouwt voort op ervaringen van het Contactnet Duurzame Innovatie Noord-Nederland (CODIN) met de reeks inifiatieven op C2C gebied. CODIN wil duurzame innovatie bevorderen, onder meer door kennis en ervaring te verzamelen en beschikbaar te stellen. Duurzame innovatie, gebaseerd op C2C, staat nog in de kinderschoenen. Het projectvoorstel beoogt het stimuleren van de ontwikkeling ervan in Noord-Nederiand. Kennis en ervaring opdoen in een beperkt aantal concrete projecten, onder deskundige begeleiding. Vervolgens die kennis en ervaring delen met anderen om hen op diezelfde weg vooruit te helpen. Van 'marge naar mainstream' dus.
Uitvoeringsprogramma 2009/2010 - Met sterke slagen en een groot bereik 6
Hoofddoelstelling van het project is dat zoveel mogelijk bedrijven, adviseurs, kennisinstellingen en overheden in Noord-Nederiand ervaring opdoen met duurzame innovatie, gericht op C2C. Het achteriiggende doei is dat de toepassing van C2C-principes in bedrijven in Noord-Nederland op grotere schaal gaat plaatsvinden. Realisering van het doel vindt plaats door opschaling van lokale initiatieven, waarbij in enkele bedrijven onder deskundige begeleiding C2C-productontwikkeling plaatsvindt. De ervaringen in het ontwikkelproces en de resultaten worden gedeeld met andere geïnteresseerden, die met die informatie in staat zijn om zelf weer initiafieven te nemen. Leren voor Duurzame Ontwikkeling dus. De leerdoelen kunnen als volgt worden benoemd: • Deelnemende bedrijven: leren de C2C-beginselen toepassen in hun bedrijfsvoering; leren waar ze de benodigde kennis over stoffen en materialen kunnen opdoen, welke adviseurs ondersteuning kunnen bieden, hoe kenniscentra kunnen worden ingeschakeld, hoe financiering van ontwikkelingskosten mogelijk is, hoe certificatie is geregeld enz. • Betrokken adviseurs: verbreden en vergroten hun kennis en ervaring in de prakfische toepassing van C2C-beginselen in diverse bedrijven. • Betrokken gemeenten: leren hoe ze bedrijfsinitiatieven kunnen bevorderen en ondersteunen, met inschakeling van intermediaire organisaties, kenniscentra, enz. • De niet rechtstreeks bij ontwikkelingsprojecten in bedrijven betrokken partijen (andere bedrijven, brancheorganisaties, kenniscentra, adviseurs, gemeenten, provincies) leren van de ervaringen van de betrokken partijen. Het project is geslaagd als aan het eind van het project tenminste de volgende resultaten zijn behaald: • 6 producten zijn ontwikkeld waarvoor minimaal een C2C-basiscertificaat kan worden verieend. • 4 gemeenten en een aantal adviseurs en kenniscentra praktische ervaring heeft opgedaan met C2C-toepassing in concrete product-ontwikkeling bij bedrijven. • Tenminste 30 gemeenten en 120 bedrijven hebben kennis genomen van de ervaringen bij die product-ontwikkeling. NB. In het projectplan is een + variant op genomen waarin 2 extra gemeenten worden betrokken, het dubbele aantal bedrijven mee zal gaan doen en tenminste 50 gemeenten en 240 bedrijven kennis zullen nemen van de ervaringen in onderhavig project. Projectorganisatie en aanpak In elk van de drie provincies worden deelprojecten uitgevoerd op initiatief en onder regie van een gemeente. Deze deelprojecten bestaan uit drie componenten: • Individuele C2C-productontwikkelinas-proiecten. In elk van de vier deelprojecten worden drie individuele bedrijven begeleid in een ontwikkeltraject. Deelnemende bedrijven worden daartoe doorgelicht d.m.v. een Duurzame Innovatie-Advies. Het resultaat van die dooriichting is een plan van aanpak voor de realisering van een product waarvoor tenminste een C2C-basiscertificaat kan worden afgegeven. Bedrijven worden ven/olgens ondersteund bij het uitvoeren van het plan van aanpak, onder andere met het oog op het beschikbaar krijgen van financiering voor productinnovatie en het verkrijgen van een C2C basiscertificaat. • Kennisdelinq in C2C-ateliers. Per (gemeentelijk) deelproject worden in C2C-ateliers met de betrokken bedrijven periodiek de voortgang besproken, ervaringen uitgewisseld en collectieve ondersteuning aangereikt. • Netwerkbiieenkomsten. Het geheel aan ervaringen en kennis dat wordt opgedaan in het project en de deelprojecten wordt beschikbaar gesteld aan andere bedrijven, overheden e.d. door middel van zg. netwerkbijeenkomsten. Dat gebeurt op regionale of provinciale schaal. Daarbij kan eventueel worden aangesloten bij bestaande netwerken. CODIN organiseert in dit verband in het voorjaar van 2010 een C2C-symposium. De netwerkbijeenkomsten bieden tevens een platform voor andere C2C initiatieven in Noord-Nederland, zoals activiteiten van de Milieufederatie Groningen. Daarmee wordt ook uitwisseling met andere bestaande en/of nieuwe initiatieven gewaarborgd. Beoordeling projectteam Het LvDO projectteam is van mening dat dit project een krachtige impuls kan geven aan innovafieve en duurzame productontwikkeling in Noord-Nederiand. De heldere visie van opdrachtnemers, de kwantitatieve doelstellingen en concreet benoemde resultaten die dit project moet opleveren en vooral
Uitvoeringsprogramma 2009/2010 - Met sterke slagen en een groot bereik
7
ook de ervaring van projectpartijen met pilotprojecten op het terrein van Cradle-to-CradIe maken dat het projectteam vertrouwen heeft in een succesvolle uitvoering van het project. Het project sluit goed aan bij het thema duurzaam produceren en consumeren. Vooral ook de grote betrokkenheid van bedrijven in dit project heeft een specifieke toegevoegde waarde voor het LvDO programma. Waar in het verleden wel werd geconstateerd dat de betrokkenheid van bedrijven in het programma gering was, wordt met dit project zichtbaar gemaakt dat ook deze doelgroep actief kan worden betrokken bij duurzame ontwikkelingsvraagstukken. Een sterk punt van het project is verder dat projectpartners bereid zijn om een fors aandeel van de kosten voor eigen rekening te nemen. Ook het feit dat participerende bedrijven een eigen bijdrage wordt gevraagd, maakt zichtbaar dat de projectpartners ook commitment verwachten van de doelgroep van het project. Deze inzet maakt dat de LvDO bijdrage beperkt is tot 50% van de totale projectkosten. Het projectteam is van mening dat de + variant van het projectplan, waarbij het dubbele aantal bedrijven betrokken zullen worden, gering is (optie met 24 bedrijven). Opdrachtnemer heeft onvoldoende zichtbaar gemaakt welke aanvullende lessen getrokken kunnen worden door deelname van meer bedrijven en gemeenten. Er is feitelijk alleen sprake van extra opschaling van het concept. Zeker gelet op de meerkosten van deze variant (70% hogere projectkosten en 66% meer subsidie) achten we een extra bijdrage niet gerechtvaardigd. Zorgpunt is wel de mate waarin opdrachtnemers erin zullen slagen om bedrijven daadwerkelijk bij het project te betrekken. De risico's van het project op dit punt zijn echter helder in kaart gebracht in het projectplan. De projectgroep is van mening dat opdrachtnemers voldoende aannemelijk hebben gemaakt dat dit risico gering is, mede ook gelet op ervaringen van betrokken partijen (waaronder Syntens). Het project voldoet aan de inhoudelijke criteria van het Noordelijk Ambitiestatement met betrekking tot mainstream, integrale benadering, sociaal leren en het minimaal aantal (meefinancierende) projectpartners. Ook wordt voldaan aan de wens om te komen met substantiële projectvoorstellen. Eindadvies projectteam Op grond van de beoordeling adviseert het projectteam om onderhavig project (optie met 12 bedrijven) te ondersteunen met een LvDO bijdrage van € 196.500,- (49,6 %) van de totale projectkosten) en subsidie te verlenen aan de Kamer van Koophandel Noord-Nederland om dit project uit te voeren conform voorstel. De provincie Groningen zal optreden als coördinerende provincie en door de provincies Drenthe en Fryslan gemandateerd worden met betrekking tot de financiële afhandeling.
-*'©o0rflinerenae?prmineië»^mêr0vincie^F"r,y< ..pr^7^.^•: Projectdoel en leerdoelen De initiatiefnemers van het project Het Faire Noorden willen in de komende twee jaar bereiken dat gemeenten, scholen en bedrijven in de provincies Fryslan, Groningen, en Drenthe in acfie komen op het gebied van duurzaamheid en Fair Trade. Hiermee kan de noordelijke regio als potentiële koploper inspelen op een brede maatschappelijke tendens op het gebeid van duurzaamheid. Het Faire Noorden richt zich op gemeenten en provincies, maatschappelijke instellingen, leeriingen en docenten bovenbouw MBO en eventueel HBO en studenten van de lerarenopleiding.
Uitvoeringsprogramma 2009/2010 - Met sterke slagen en een groot bereik
8
Het project heeft de ambitie uit te groeien tot een structureel programma om het Noorden op de kaart te zetten als koploper bij de implementatie van internationale duurzaamheid in meerdere sectoren. Het Faire Noorden bestaat uit een procesmatig traject gericht op de verschillende doelgroepen met daarin een aantal synergiemomenten (Wereldzaken) waarop deze doelgroepen bij elkaar komen. Gedurende het hele jaar wordt parallel gewerkt met de doelgroepen om hen vertrouwd te maken met fairtrade en internationaal duurzaam ondernemen. Voor gebruik binnen het procesmafige traject worden drie producten ontwikkeld: Fairtrade Dichterbij, een toolkit voor duurzame en Fair Trade bedrijfsvoering; Wereldzaken, een educatieve happening voor toekomstige beroepsbeoefenaren gecombineerd met een symposium voor óndernemers en lokale overheden; Wereldzaken In de beroepsopleiding, een educatief programma met handleiding voor gebruik in de beroepsopleiding. Alle producten zijn inzetbaar voor verdere opschaling. Gedurende de looptijd van Hef Faire Noorden worden er in de drie provincies verder ludieke acties georganiseerd om aandacht van de media te genereren. Deze acfies zullen op geplande momenten plaatsvinden, maar ook op een spontane manier ontstaan door in te spelen op actuele ontwikkelingen. Het doel van het project is drieledig: 1. Het creëren van dwarsverbanden en synergie op het gebied van internafionale duurzaamheid tussenbedrijfsleven, lokale overheden en beroepsopleidingen. 2. Het sfimuleren van bedrijven, lokale overheden en beroepsopleidingen om duurzame afwegingen te maken in hun bedrijfsvoering en te kiezen voor Fair Trade. 3. Jonge toekomstige beroepsbeoefenaren en hun docenten toerusten om het maatschappelijke concept van internationaal duurzaam ondernemen toe te passen in hun (toekomstige) werk. Het project is geslaagd als aan het eind van het project tenminste de volgende resultaten zijn behaald: 1. Vertegenwoordigers van bedrijfsleven, overheden en beroepsopleidingen zijn gekoppeld, geïnspireerd en doen (goede) zaken met elkaar. Zo zijn noordelijke bedrijven gekoppeld aan beroepsonderwijs en lokale overheden. Deze laatste groep wordt geacht per 1 januari 2010 voor 50% duurzaam in te kopen. Er is sprake van uitwisseling van kennis via bijv. stages. 2. 23 gemeenten in de drie Noordelijke provincies zijn geadviseerd of op een andere manier ondersteund bij duurzaam inkopen en Fair Trade binnen de eigen organisafie. Zij zijn goed geïnformeerd over de mogelijkheden van internationaal duurzaam inkopen in verschillende branches, bijv. natuursteen, horeca, toerisme, energie. 3. Er is een actief netwerk gevormd van Het Faire Noorden dat bestaat uit ondernemers van verschillende branches, vertegenwoordigers van gemeenten en beroepsopleidingen. Ze participeren in eikaars netwerken. Bovendien zijn alle partners betrokken in de samenstelling van diverse werk- en of stuurgroepen van het project. 4.
12-15 gemeenten in de drie provincies participeren in de Fair Trade campagne en hebben de ambitie het Fair Trade predikaat te verkrijgen. Deze gemeenten hebben Fair Trade daadwerkelijk als concept in de bedrijfsvoering geïntegreerd. Zij maken gebruik van het pakket Fairtrade Dichterbij.
5. Drie instellingen voor beroepsonderwijs (MBO, één in elke provincie) zitten in het traject om Fair Trade te worden of zijn het al geworden. Zij gebruiken Fair Trade producten en besteden in PR en opleidingen aandacht aan het thema. Noordelijke bedrijven worden gekoppeld aan deze opleidingen om zakelijke contacten te leggen. 6. Onder de werktitel 'Wereldzaken' is drie keer een combinatie van symposium en educatieve happening uitgevoerd. 7.
Wereldzaken heeft de volgende resultaten: 400 jongeren uit MBO en 20 docenten zijn goed geïnformeerd over eerlijk en duurzaam ondernemen en hebben geoefend met de praktische toepassingsmogelijkheden ervan. Vertegenwoordigers van overheden, bedrijven en beroepsopleidingen hebben van eikaars 'good practices' geleerd en zakelijke contacten gelegd.
Uitvoeringsprogramma 2009/2010 - Met sterke slagen en een groot bereik
9
Vijftien van de deelnemende groepen jongeren hebben de directie van hun opleiding gevraagd om een Fair Trade maatregel te nemen. Na elke ronde Wereldzaken zijn twee advies- of ontwerpopdrachten van ondernemers of beleidsambtenaren uitgezet bij de deelnemende jongeren (te denken valt aan productontwikkeling, ketenverbetering, marketing, PR). 8. Bij bewezen succes is Het Faire Noorden klaar voor een doorstart naar een structureel programma. Projectorganisatie en aanpak Hef Faire Noorden bestaat uit een procesmatig traject met daarin een aantal synergiemomenten (wereldzaken) waarop de verschillende doelgroepen bij elkaar komen. Gedurende het hele jaar wordt parallel gewerkt met de doelgroepen om hen vertrouwd te maken met Fair Trade en internationaal duurzaam ondernemen. Ook zijn er tussendoor activiteiten in de drie provincies die aandacht vragen voor deze thema's. Het project wordt in 5 fasen ingedeeld en uitgevoerd: I. Definitiefase o Een eenduidige formulering van doelstellingen, resultaten en de begrenzing van het project. Concreet houdt dit in dat het plan nader uitgewerkt wordt, vooral het plan van aanpak en de uitvoering van activiteiten. In deze fase worden ook de potentiële cofinanciers benaderd. II. ,Ontwerpfase o Onderzoek naar behoeften en wensen van potentiële deelnemers aan het project, binnen alle genoemde doelgroepen. Hierdoor kan de werving bij alle drie doelgroepen gerichter uitgevoerd worden. III. Voorbereiding o Werven projectdeelnemers. Tijdens de werving wordt het thema Fair Trade en duurzaamheid bij alle doelgroepen op de kaart gezet. Daarnaast worden de bestaande contacten en netwerken van de projectuitvoerders geïnventariseerd en geselecteerd. v IV. Uitvoering activiteiten o Een brede campagne vraagt aandacht voor het project en in het bijzonder voor het pakket Fairtrade Dichterbij. Met het uitzetten van één of meer modules van het pakket bij lokale overheden, maatschappelijke organisafies en het bedrijfsleven worden de deelnemende organisaties actief voorgelicht en ondersteund bij de toepassing van duurzaamheidaspecten in de praktijk. o Met drie praktijkgerichte educatieve happenings gecombineerd met symposia (Wereldzaken) wordt tijdens de projectperiode een verbindende activiteit neergezet, die de resultaten van het procesmatige werk zichtbaar maakt, verdere synergie genereert en ervoor zorgt dat de ingezette beweging toekomst-proof wordt. V. Evaluatie en nazorg o Er vinden meerdere evaluatierondes plaats, aangezien het project twee jaar duurt. Aan het begin van het project wordt één keer per kwartaal een intern voortgangsgesprek gevoerd (fasen voorbereiding en start uitvoering activiteiten) en later één keer per halfjaar. Daarnaast worden alle drie provinciale evenementen direct na afloop apart geëvalueerd. Deze evaluaties worden schriftelijk vastgelegd en eventuele verbeterpunten direct doorgevoerd. o Het educatieve draaiboek, dat voortkomt uit de drie provinciale evenementen wordt opgenomen in het onderwijsaanbod van COS en Tümba en biedt de mogelijkheid tot verdere opschaling. o De ontstane netwerken worden verder uitgebreid en beheerd door alle partners. o Hef Faire Noorden gaat, bij bewezen succes, actief op zoek naar mogelijkheden om een doorstart te maken naar een structureel programma. Beoordeling projectteam Projectidee Bij het beoordelen van het projectidee heeft het projectteam vastgesteld dat het project nog te weinig concrete producten levert. In de uitwerking van het voorstel is aan de projectindieners meegegeven hier extra aandacht aan te besteden. Ook is geconstateerd dat de combinatie met het project Goeie
Uitvoeringsprogramma 2009/2010 - Met steri<e slagen en een groot bereik
10
Zaken (educafieve happening) nog verder uitgewerkt moest worden. Er zijn bedenkingen of dit project past bij het programma Leren voor Duurzame Ontwikkeling. Belangrijk punt is dat de projecfindieners duidelijk maken hoe de samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven zorgt voor een versterking van het 'agenderen naar doen'. Wat levert de samenwerking concreet op voor het bedrijfsleven en visa versa. Projectvoorstel In het projectvoorstel zijn grote slagen gemaakt. Er ligt een concreet product in de vorm van een handreiking voor gemeenten, organisafies en maatschappelijke organisaties dat landelijk kan worden toegepast. Dit zorgt voor een goede landelijke spin-off van het project. Ook wat betreft het betrekken van het onderwijs is helder omschreven wat de combinafie met het MKB oplevert. Leeriingen helpen bedrijven bij het uitwerken van duurzaam en Fair Trade ondernemen en bedrijven helpen scholen om duurzaamheid en Fair Trade in het onderwijs op te nemen. Het accent ligt daarbij niet op de leergang maar op de uitwerking in de praktijk. Eindadvies projectteam Op grond van de beoordeling adviseert het projectteam om onderhavig project te ondersteunen met een LvDO bijdrage van € 208.000,00 (65 % van de totale projectkosten) en subsidie te verienen aan COS Groningen om dit project uit te voeren. Als aandachtspunt stelt het projectteam wel dat het belangrijk is om in de begin periode van het project de vinger goed aan de pols te houden zodat het project conform voorstel wordt uitgevoerd. De provincie Fryslan zal optreden als coördinerende provincie en door de provincies Drenthe en Groningen gemandateerd worden met betrekking tot de financiële afhandeling.
Kerngegevens Project III Titel: 'Samen-Scholen ?!': naar een duurzame portfoliostrategie voor Noordelijke basisscholen Thema's: Energiebesparing, duurzame energie & klimaatverandering en Leefomgeving & leefbaarheid Penvoerder; de Kervanseray v.o.f. Partners: Servicecentrum Scholenbouw, gemeente Delfzijl, gemeente De Marne, gemeente Leek, gemeente Winschoten, gemeente Tynaario, gemeente Emmen en Openbaar Onderwijs Emmen, gemeente Vlagtwedde en Openbaar Onderwijs Vlagtwedde, Openbaar Onderwijs gemeente Aa en Hunze, Marenland (Openbaar Onderwijs in Appingedam, Bedum, Delfzijl, Loppersum en Ten Boer), SOOOG: Stichting Openbaar Onderwijs Oost Groningen, Noordkwartier (VPCPO Appingedam, Delfzijl en Loppersum), Penta Primair (Christelijk Onderwijs Westerkwartier-Noordenveld), VCO Oost-Groningen (Bellingwedde, Pekela, Oidambt, Mentenwolde, Veendam). Looptijd: 1 januari 2010-31 december 2011 (2 jaar) Projectkosten: € 362.400,LvDO bijdrage: € 200.000,Coördinerende provincie:
Provincie Drenthe
Projectdoel en leerdoelen Het huidige gebouwenbestand voor het basisonderwijs kenmerkt zich enerzijds door grote energetische en klimaattechnische problemen en anderzijds door funcfionele ongeschiktheid en de onmogelijkheid om te anficiperen op onderwijsvernieuwingen en/of demografische veranderingen (zie o.a. Kabinetsvisie Binnenmilieu Scholen februari 2008 en Gezond en Goed, rapport van het Atelier Rijksbouwmeester 2009). Dit geldt voor minimaal 80% van de bestaande gebouwenvoorraad (is ongeveer 75% van het maatschappelijk vastgoed). Voor alle plattelandsgebieden in Nederiand en Europa geldt dat deze de komende decennia (verder) te maken zullen krijgen met de gevolgen van krimp - en vooral relafieve krimp van de O tot 12 jarigen. Het gebied van Noord- en Oost-Groningen, Tynaario, Aa en Hunze, Emmen en de voormalige Veenkoloniën zijn hierdoor de afgelopen jaren al getroffen en voor de komende tien jaar wordt een verdere terugloop van 25 tot plaatselijk 60% voorzien. Hierdoor ontstaat een stapeling van
Uitvoeringsprogramma 2009/2010 - Met sterke slagen en een groot bereik
11
vraagstukken als het gaat om de voorzieningen die nodig zijn om te zorgen dat ook de komende generaties kinderen een volwaardige opvoeding kunnen genieten. Centraal hierin zijn de basisscholen, maar ook kinderopvang, voorschoolse educafie, cultuur (muziekschool, bibliotheek e.d.) en welzijn (schoolmaatschappelijk werk e.d.) komen onder druk te staan door relatieve onderbezetfing. Deze stapeling kan ervaren worden als een bedreiging, maar ook als een kans om de voorzieningenstructuur in deze gebieden op nieuwe leest te schoeien, voortbouwend op nieuwe inzichten ontstaan vanuit de brede school gedachte (recent Sharon Dijksma) en tegelijk gebruikmakend van alternatievefinancieringsstrategieënen de nieuwste inzichten op het gebied van duurzaam bouwen. Onder het parapluproject Scholen van het Noorderiand zal in twee jaar tijd een uitvoerbaar actieplan inclusief financieringsstrategie voor de 260 scholen in Noord- en Oost-Groningen, Tynaario, Aa en Hunze, Emmen en de voormalige Veenkoloniën worden ontwikkeld. Dit moet leiden tot een kwalitatief gestuurd evenwicht tussen 'nabij' (voorzieningen in de dorpen zelf) en 'bereikbaar' (voorzieningen op realistische afstand). Belangrijk hierbij is dat niet langer gedacht wordt vanuit alleen de directe lokale belangen, maar vanuit een 'maatwerk' afweging tussen lokale belangen en culturele regio. Bij LvDO wordt een bijdrage aangevraagd voor het zelfstandige deelproject 'Samen-Scholen?!'. Doel van dit deelproject is om in samenspraak met vertegenwoordigers uit het veld (gemeenten en schoolbesturen van openbaar en bijzonder onderwijs) te komen tot: 1. een aan de hand van de praktijk getoetst en verfijnd draaiboek dat gemeenten en schoolbesturen in dergelijke processen kan begeleiden; 2. als onderdeel van dit draaiboek een evaluatie te maken van momenteel veel gebruikte onderzoeksmethoden voor evaluatie van de bestaande gebouwenvoorraad om zodoende de betrokken actoren (m.n. gemeenten en schoolbesturen) in staat te stellen de onderzoeksgegevens adequaat te interpreteren; 3. de ontwikkeling van een prototype van de benodigde database met koppeling aan een Geografisch Informatie Systeem (GIS); 4. het ontwikkelen van een communicafiestrategie inclusief het vervaardigen van passend beeldmateriaal (documentaire) om naast gemeenten en schoolbesturen ook begrip en draagvlak te verkrijgen onder de bevolking. Zij zullen immers het meest rechtstreeks geconfronteerd worden met de directe gevolgen. Deze onderdelen zullen direct al functioneren binnen de uitvoering van het parapluproject in Noord- en Oost-Groningen, Tynaario, Aa en Hunze, Emmen en de voormalige Veenkoloniën en daar aan de hand van de praktijl<ervaringen in afstemming met het veld worden bijgesteld. Projectorganisatie en aanpak Het project vindt plaats onder de paraplu van een veel groter project: Scholen van het Noorderiand. Daarbij moet er in twee jaar een uitvoerbaar en financierbaar renovatieplan liggen voor alle 260 basisschoolgebouwen oostelijk van de Hunze en het Rietdiep. In het deelproject Samen-Scholen worden een aantal hulpmiddelen ontwikkeld om dit mogelijk te maken. Verder wordt gewerkt aan bewustwording bij projectpartners en in brede zin ook bij burgers. Activiteiten die in het project worden uitgevoerd, zijn: Inhoudeliik • realtime leergeschiedenis Leek: hoe worden de resultaten uit de diverse onderzoeken nu verder verwerkt tot een integraal accommodafiebeleid, welke cruciale beslissingsmomenten blijken er te zijn tijdens de planvorming • EPA-U (Energie prestafie advies - Ufiliteitsbouw) afzetten tegen EBA (Energie en Binnenmilieu Advies): detailanalyse van de overeenkomsten en de verschillen plus inschatting welke aanvullingen op de huidige EBA moeten worden gepleegd om in ieder geval een integraal energiebesparing- en binnenmilieu advies voor bestaande basisschoolgebouwen te ontwikkelen • leergeschiedenis bestaande oplossingen: er zijn op dit moment voor het leeglopende platteland twee basisstrategieën - samenvoegen meerdere scholen op centrale locafie en/of multifunctionele centra - welke factoren bepalen het succes van deze projecten beoordelen
Uitvoeringsprogramma 2009/2010 - Met steri<e slagen en een groot bereik
12
• •
onderwijskundige randvoorwaarden waaraan scholen in dunbevolkte gebieden moeten voldoen (minimale omvang peer-group enz.) beoordelen onden/vijskundige oplossingen andere landen voor dunbevolkte gebieden (Zweden, Australië) ontwikkelen werkbarefinancieringsstrategie(n)met geschikte conceptcontracten
Datamodellering • doorontwikkelen datamodel waarin alle benodigde gegevens historisch (longitudinaal) en multilevel kunnen worden opgeslagen • koppelen van het beschikbare datasysteem aan een Geografisch Informafiesysteem zodat de aanpassing van de spreiding van de oplossingen makkelijker geoptimaliseerd kan worden voor de toestaande infrastructuur Communicatiestrategie opstellen eerste versie draaiboek voor gemeenten en schoolbesturen 3 maal herzien draaiboek aan de hand van praktijkervaringen onderzoeken en ontwikkelen communicatiestrategie ontwikkelen van een draaiboek voor een documentaire en begeleiden van het filmen begeleiden van het 'uitzetten' van de film De projectpartners vormen gezamenlijk het projectteam Samen-Scholen?! Deze groep vormt de ruggengraat van het project. Gedurende de looptijd van twee jaar worden elke twee maanden (vijf keer per jaar i.v.m. de zomervakanfie) bijeenkomsten georganiseerd waar de voortgang op de diverse onderdelen wordt doorgesproken. Tussentijds wordt van de leden gevraagd de stukken te bestuderen en te becommentariëren en beschikbaar te zijn voor ruggespraak. Per bijeenkomst zal een voortgangsverslag worden gemaakt dat tevens zal dienen als voortgangsrapportage. De eerste bijeenkomst zal gepland worden voor januari 2010 en dan zal tevens een vergaderschema voor de komende twee jaar worden vastgelegd. De vervolgbijeenkomsten vinden plaats in maart, mei, september en november 2010 en dan in januari, maart, mei, september en afsluitend in november 2011. Beoordeling projectteam Het projectteam vindt de integrale aanpak, waarbij krimpproblemafiek, duurzaamheid en onderhoud en beheer van basisscholen wordt aangepakt, aansprekend. Deze aanpak, in combinafie met de beoogde schaalgrootte van het parapluproject Scholen van het Noorderiand, maken innovatieve oplossingsrichfingen mogelijk. Er is in het project sprake van een leertraject, waarbij projectpartners een belangrijke bijdrage leveren aan de te ontwikkelen aanpak die ze uiteindelijk zelf toe moeten passen. Dankzij de brede samenstelling van het Samen-Scholen projectteam, komen leerresultaten beschikbaar aan direct belanghebbende partijen (gemeenten en basisscholen). De resultaten overstijgen daarbij het lokaal belang en zijn ook toepasbaar voor andere regio's en/of opschaalbaar naar andere maatschappelijke gebouwtypen (middelbare scholen, gezondheidszorg). Bovendien wordt met het project een goede basis gelegd voor een breed maatschappelijk draagvlak. Inbedding in het parapluproject Scholen van het Noorderiand garandeert volgens het projectteam dat opfimaal gebruik gemaakt gaat worden van de (leer)resultaten van het project Samen-Scholen. Het Samen-Scholen?! project levert daarbij eigenstandige, concrete en tastbare producten op. Bovendien draagt het project bij aan de opschaling van resultaten uit eerder uitgevoerde pilotprojecten (uit bijv. het Energieconvenant Groningen). In het project was sprake van een beperkt financieel risico, doordat realisering van onderdelen van het project mede afhankelijk is van aanvullende subsidiering (Sfimuleringsfonds voor Architectuur). Inmiddels is de aangevraagde € 40.000 echter toegekend. De penvoerder van het project Samen-Scholen?! is er in korte tijd in geslaagd om deze partners bij het project te betrekken, hetgeen zichtbaar maakt dat er in het onderwijsveld een groot enthousiasme is om dit project uit te voeren. De grote betrokkenheid en inspanningsbereidheid van de projectpartners wordt ook zichtbaar uit het feit dat de projectpartners gezamenlijk 45% van de totale
Uitvoeringsprogramma 2009/2010 - Met sterke slagen en een groot bereik
13
projectkosten voor rekening nemen. Het projectteam heeft er dan ook alle vertrouwen in dat de Samen-Scholen?! met succes uitgevoerd zal worden. Eindadvies projectteam Op grond van de beoordeling adviseert het projectteam om onderhavig project te ondersteunen met een LvDO bijdrage van € 200.000 (55 % van de totale projectkosten) en subsidie te verienen aan Kervanseray v.o.f. om dit project uit te voeren conform voorstel. De provincie Drenthe zal optreden als coördinerende provincie en door de provincie Groningen gemandateerd worden met betrekking tot de financiële afhandeling. De provincie Fryslan doet in eerste instanfie nog geen bijdrage omdat het project zich richt op de provincies Groningen en Drenthe en pas later wordt opgeschaald naar de provincie Fryslan.
Projectdoel en leerdoelen Het IVN organiseert een 'Scholen voor Duurzaamheid'-project waarbij een school voor voortgezet onderwijs het middelpunt wordt van een duurzaamheidsconvenant met alleriei lokale partners. School en verschillende andere partijen in de schoolomgeving worden zich bewust van duurzaamheid en er wordt concreet aan de doelstellingen van de verschillende partijen gewerkt. Het convenant legt een basis voor samenwerking die zeker enkele jaren resultaten gaat opleveren. Dit project wordt ingezet als een pilot. Het doel is een gezamenlijke werkwijze te ontwikkelen die vervolgens in de drie noordelijke provincies en de rest van het land kan worden toegepast. Het convenant richt zich op thema's als klimaat, energiebesparing en duurzame energie, leefomgeving en leefbaarheid en duurzaam consumeren. Bij het sociale leerproces worden naast eerder genoemde partners allerlei partijen betrokken, zoals het energiebedrijf, installatiebedrijf, winkeliers(vereniging), verzorgingstehuis, COS, Fairtrade-bedrijven. De school nodigt verschillende partijen uit om mee te denken over een gezamenlijke duurzaamheidsambitie. Met elkaar onderzoeken ze de verschillende thema's, laten zich informeren, ontwikkelen eigen ideeën over duurzaamheid en formuleren vervolgens een gezamenlijke doelstelling, waarbij elke partij een eigen rol vervult in de uitvoering. Projectorganisatie en aanpak Het IVN fungeert als trekker van het project. Er wordt nauw samengewerkt met de afdeling Natuur- en duurzaamheidseducatie van de gemeente Groningen voor wat betreft het benaderen van scholen en het educatieve leerlingengedeeite van het project. De Milieufederatie Groningen levert als partner inhoudelijke advies ten aanzien van het formuleren en concrefiseren van duurzaamheidsdoelstellingen. In het projectvoorstel wordt er vanuit gegaan dat het project in nauwe samenwerking met het Duurzaamheidscentrum Groningen (opening 18 februari 2010) zal worden uitgevoerd. Het IVN begeleidt het proces om te komen tot een duurzaamheidsconvenant; afspraken over de precieze verdeling van rollen van de deelnemende partijen is onderdeel van het project. Het project kent verschillende fasen: a.
Voorbereidingsfase april - j u n i 2010
Uitvoeringsprogramma 2009/2010 - Met sterke slagen en een groot bereik
14
Onderzoeken welke modellen/werkvormen gevolgd zouden kunnen worden (best practices); wat sluit aan bij doelen en wensen van de samenwerkingspartners. Resultaat: wervend startdocument. b. wervingsfase september - oktober 2010 Zoeken naar een school-instelling en partnerorganisaties die aan dit project mee willen gaan doen. Voorbereiding, oriënterende gesprekken en begeleiding samenwerkingsgesprekken met ca. 6 organisaties/bedrijven. Resultaat; deelname school en partners. c. opstartfase november 2010- april 2011 Belangrijk is elkaar te leren kennen en vervolgens samen te onderzoeken wat een gemeenschappelijke (algemene) duurzaamheidsdoelstelling kan zijn. Deze fase wordt afgesloten met de ondertekening van een duurzaamheidsconvenant, waar alle partijen zich in kunnen vinden. Resultaat; duurzaamheidsconvenant. d. concretiseringsfase mei - oktober 2011 De algemene doelstelling uit het duurzaamheidsconvenant wordt vertaald naar een concrete doelstelling voor het komende schooljaar. Duidelijke wordt hoe de partijen elkaar kunnen gaan helpen en welke concrete resultaten er beoogd zijn. Benaderen van eventuele andere partners voor deelname in (de uitvoering van) het project. Resultaat: werkplan (incl. doelen en uitvoeringstraject) e. ultvoerlngsfasenovember2011 -juni 2012 De school en de partnerorganisafies realiseren het werkplan. Vanuit het project is een beperkt budget beschikbaar bedoeld voor educafieve onderdelen en/of materiaalkosten. f. afsluiting juni 2012 Aan het einde van het schooljaar vindt een feestelijke afsluifing plaats met een presentatie van de resultaten van de eerste uitvoeringsfase. Tegelijkertijd wordt de aanpak voor de volgende uitvoeringsperiode aangekondigd. g. evaluatie 2010 - 2012 Tijdens de uitvoering en na afioop van het project vindt er een evaluatie plaats met de schoolinstelling en de betrokken lokale partners. De uitkomsten hiervan kunnen worden benut om een dergelijk duurzaamheidsproject met andere partners en op andere locafies uit te voeren. In oktober 2012 wordt het evaluatieverslag opgeleverd. Beoordeling projectteam Met het project wordt een bestaand instrument (convenant) op innovatieve wijze toegepast om nieuwe doelgroepen bewust te maken van mogelijkheden voor duurzaamheid in de eigen organisatie en in de betekenis van de eigen organisatie voor de 'omgeving'. In het project kunnen partijen ervaring opdoen hoe het duurzaamheidsconvenant optimaal ingezet kan worden. Het project richt zich daarmee met name op het doodopen van het leerproces, waarbij concrete duurzaamheidmaatregelen het resultaat zijn van gezamenlijke gemaakte afspraken. Er zijn voldoende opschalingsmogelijkheden, terwijl bij opschaling tot steeds sprake kan zijn van maatwerk afhankelijk van betrokken partijen. Dit maakt het duurzaamheidsconvenant tot een flexibel in te zetten instrument. Betrokken partijen beschikken over een goed netwerk om het project na afioop uit te rollen, zowel in Noord-Nederland als in andere delen van het land. In het project is volop aandacht voor het uitwisselen van ervaring en kennis op het terrein van duurzaamheid. Daarbij sluit het duurzaamheidsconvenant nauw aan bij drie van de vier thema's van het NAS. Een concretere uitwerking van de taakverdeling en van te realiseren resultaten (dwz, welke duurzaamheidsdoelen worden gerealiseerd door middel van het convenant) vindt plaats tijdens het project. Dit betekent dat op voorhand minder inzicht is in de mate waarin 'tastbare en beleefbare' resultaten worden verkregen met de uitvoering van onderhavig project. Tevens is nog geen zicht op
Uitvoeringsprogramma 2009/2010 - Met steri<e slagen en een groot bereik
15
mogelijke convenantspartijen. Daarom acht het projectteam intensievere betrokkenheid van de provincies en de programmacoördinator van belang, met name in de beginfase van het project. Het financieringsplan is vooralsnog niet geheel dekkend. Projecfindieners zoeken voor een beperkt bedrag (€ 6.798) nog aanvullende financiering. IVN gaat ervan uit hiervoor een beroep te kunnen doen op één of meerdere beschikbare fondsen, bijv. van de Rabobank. Indieners achten het risico gering dat de financiering niet rond zal komen, gelet op het geringe bedrag. Eindadvies projectteam Op grond van de beoordeling adviseert het projectteam om onderhavig project te ondersteunen onder de voorwaarde dat na de wervingsfase (oktober 2010) een go no-go besluit kan worden genomen op basis van twee criteria; 1. Er is sprake van een inspirerend en wervend startdocument dat zicht geeft op mogelijke concreet te bereiken resultaten van het duurzaamheidsconvenant; 2. Uit de wervingsfase blijkt voldoende commitment van beoogde convenantspartners, bijv. door ondertekening van een intenfieverklaring. Het projectteam adviseert een LvDO bijdrage toe te kennen van € 85.722 (65 % van de totale projectkosten) en subsidie te verlenen aan IVN om dit project uit te voeren conform voorstel. Wel stelt het projectteam dat de projecttrekkers opschaling meenemen in de uitvoering van het project en de tussentijdse rapportages, IHet project wordt naar verwachting uitgevoerd in de provincie Groningen. De provincie Groningen zal daarom optreden als coördinerende provincie en de benodigde subsidie verstrekken. H.5.2 Kansriike proiecten tweede uitvoeringsprogramma Omdat in de aanloop naar het eerste uitvoeringsprogramma vertraging is opgelopen, is besloten een snelle start te maken met de uitwerking van het tweede uitvoeringsprogramma. De bedoeling is dat tweede programma in het voorjaar van 2010 kan worden voorgelegd aan de GS-en en PS-en. Voor het tweede programma zijn al een aantal kansrijke projecten geselecteerd die de komende tijd verder worden uitgewerkt onder de naam Nieuwe Leefplekken. Hieronder staat een kortie omschrijving van deze projecten. Project V: Thema: Trekker: Partners:
Frisse Blik op Krimp Leefomgeving & leefbaarheid IVN Duurzaam Boer Blijven In Drenthe
Het project 'Frisse Blik op Krimp' is een project opgezet vanuit het IVN in Groningen. Het project heeft als doel jongeren te laten nadenken over het tegengaan van verkrotfing en het leeglopen van dorpen op het platteland. In het project worden debatten georganiseerd tussen jongeren, professionals en bewoners. Ook wordt tijdens het project een docententraining en handleiding ontwikkeld. Uiteindelijk uit dit zich in een denktank die binnen en buiten het programma Scholen voor Duurzaamheid toepasbaar is. Deze denktank biedt docenten een korte maar krachfige werkwijze die leeriingen actief betrekt bij een actueel probleem uit de eigen omgeving. Project VI: Thema's:
Nieuwe Leefplekken Leefomgeving & leefbaarheid, Energiebesparing, duurzame energie en Duurzaam produceren en consumeren Het project 'Nieuwe Leefplekken' zal bestaan uit meerdere deelprojecten, leder deelproject wordt apart uitgevoerd in een van de drie provincies en hebben allen te maken met een duurzame inrichfing van leefplekken. In de uitvoering van de projecten staat het onderiing delen van kennis en ervaring en het zoeken naar verbreding centraal. Op dit moment is één deelproject geïdentificeerd in de provincie Groningen. In samenwerking met het aanjaagteam zal gezocht worden naar deelprojecten in Drenthe en Fryslan.
Uitvoeringsprogramma 2009/2010 - Met sterile slagen en een groot bereik
16
Proleet Vl-A: Tiideliike natuur Thema; Leefomgeving & Leefbaarheid Trekker: Bureau Meerstad Vanuit het projectbureau Meerstad uit Groningen is het idee ontstaan om bouwgrond in tijden van langdurige braakligging in te richten als tijdelijke natuur. Doel hiervan is om het landschap aantrekkelijker te maken en de biodiversiteit in de omgeving te verhogen. Wanneer er toch wordt besloten om op de grond te gaan bouwen kan dit gewoon aangezien de bestemming van de grond niet is veranderd. Omdat het aanjaagteam 19 januari wordt geïnstalleerd, wordt er in de uitwerking van het tweede uitvoeringsprogramma en de bovenstaande kansrijke projecten een actieve rol van het aanjaagteam gevraagd. In het volgende hoofdstuk treft u definanciëleverantwoording van de projecten uit het eerste uitvoeringsprogramma en de verdeling van de financiën tussen de provincies onderiing.
Uitvoeringsprogramma 2009/2010 - Met sterke slagen en een groot bereik
17
H.6
Financieel overzicht
H.6.1 Inkomsten De inkomsten van het LvDO programma bestaan uit een bijdrage van het ministerie van het ministerie van LNV (€ 112.000 per provincie per jaar) en eigen provinciale middelen (€ 38.500 per provincie per jaar). In de onderstaande tabel zijn de inkomsten van het LvDO programma 2008 - 2011 weergegeven. Tabel 6.1 Provincie
LvDO inkomsten 2008 - 2011 Rijksbijdrage provinciale bijdrage
Totaal
Drenthe Groningen
€ 448.000 € 448.000
€ 154.000 € 154.000
€ €
602.000 602.000
Friesland
€ 448.000
€ 154.000
€
602.000
Totaal
€1.806.000
Met het uitkomen van onderhavig uitvoeringsprogramma is het volledige budget nog beschikbaar met uitzondering van de uitvoeringskosten die gemaakt ten behoeve van externe projectcoördinafie en administratie. Deze uitvoeringskosten bedragen € 64.000. H.6.2 Proiectkosten In tabel 6.2 zijn de totale projectkosten en de beoogde bijdrage vanuit het programma LvDO weergegeven. De totale beoogde bijdrage vanuit LvDO bedraagt € 690.222. Tabel 6.2 Proiectkosten en LvDO biidraoen uitvoeringsprogramma 2010/2011 Project Totale kosten (€) Bijdrage LvDO (€) 1 2 3 4
C2C Het Faire Noorden Duurzame portfoliostrategie scholen Duurzaamheidsconvenant TOTAAL
€396.180 € 320.000 € 362400
€196.500 € 208.000 € 200.000
Bijdrage LvDO (%) 50 65 55
€131.880 €1.210.460
€ 85.722 € 690.222
65 57
H.6.3 Verdeling LvDO bijdrage per provincie per laar Projecten kunnen maximaal € 50.000 per provincie per jaar aan LvDO ondersteuning ontvangen. Drie ingediende projecten hebben elk een doorlooptijd van 2 jaar, alleen het project Duurzaamheidsconvenant kent een dooriooptijd van 3 jaar. In tabel 6.3 is de LvDO projectbijdrage per provincie weergegeven voor 2010. In tabel 6.4 is de LvDO projectbijdrage per provincie weergegeven voor 2011. In fabel 6.5 is de LvDO projectbijdrage per provincie weergegeven voor 2012. Het zwaartepunt van de werkzaamheden van de projecten ligt in het eerste jaar. Vandaar dat de LvDO bijdrage in 2010 het hoogst is. Tabel 6.3
Verdeling kosten per provincie 2010 Totaal LvDO bijdrage (€)
C2C Het Faire Noorden Duurzame portfoliostrategie scholen Duurzaamheidsconvenant TOTAAL
150.000 150.000 100.000 40.000 440.000
Uitvoeringsprogramma 2009/2010 - Met sterile slagen en een groot bereik
18
Bijdrage per provincie 2010 (€) Drenthe 50.000 50.000 50.000
Fryslan 50.000 50.000
150.000
100.000
Groningen 50.000 50.000 50.000 40.000 190.000
Tabel 6.4
Verdeling kosten per provincie 2011 Totaal LvDO bijdrage (€)
C2C Het Faire Noorden Duurzame portfoliostrategie scholen Duurzaamheidsconvenant TOTAAL Tabel 6.5
Bijdrage per provincie 2011 (€)
46.500 58.000 100.000 40.000 244.500
Drenthe 15.500 19.333 50.000
Fryslan 15.500 19.333
84.833
34.833
Groningen 15.500 19.333 50.000 40.000 124.833
Verdeling kosten per provincie 2012 |bSe(€)
C2C Het Faire Noorden Duurzame portfoliostrategie scholen Duurzaamheidsconvenant TOTAAL
r
1
Bijdrage per provincie 2012 (€) Drenthe
— — — 5.722 5.722
Fryslan
Groningen
5.722 5.722
H.6.4 Mandatering Per project is één provincie aangewezen als coördinerende provincie. De coördinerende provincie treedt op als formele subsidieverstrekker. In geval van gezamenlijke projecten is deze provincie daarbij ook gemandateerd namens de andere provincies. In tabel 6.6 wordt per proiect de coördinerende provincie aangegeven. Totaal (€) Uitgaven per coördinerende provincie Drenthe Fryslan Groningen C2C 196.500 196.500 Het Faire Noorden 208.000 208.000 200.000 Duurzame portfoliostrategie scholen 200.000 85.722 85.722 Duurzaamheidsconvenant TOTAAL 282.222 690.222 200.000 208.000 In het vorige LvDO programma heeft de financiële afronding de provincies veel tijd en moeite gekost. Er is daarom gezocht naar een andere manier van werken die overzichtelijk en werkbaar is voor alle provincies. Daarom hebben we ervoor gekozen om bij gezamenlijk ondersteunde projecten per project één provincie verantwoordelijk te stellen. De verdeling voor het eerste uitvoeringsprogramma is als volgt: - Provincie Drenthe: project Duurzame portfoliostrategie scholen - Provincie Fryslan: project Het Faire Noorden - Provincie Groningen: project C2C Voor het project 'Voortgezet onderwijs sluit duurzaamheidconvenant met lokale partners', geldt dat dit project alleen financieel wordt ondersteund door de provincie Groningen en mandatering dus niet nodig is. Wanneer het programma is vastgesteld versturen provincies per project mandaatbrieven naar de betreffende coördinerende provincie. Nadat de coördinerende provincie de beschikking heeft verzonden naar de penvoerder gaat er een kopie van deze beschikking samen met de factuur naar de overige provincies. Tevens worden ten behoeve van de centrale administratie kopieën van beschikkingen en facturen naar de externe programmamanager verzonden. Verrekening vindt achteraf plaats. Noordtij en KNN houden een nauwkeurig overzicht bij zodat inzichtelijk is hoe en wat er uiteindelijk verrekent dient te worden.
Uitvoeringsprogramma 2009/2010 - Met steri<e slagen en een groot bereik
19