VELDWERK LANDSCHAP DOELEN Met dit educatief pakket, ontwikkeld door de natuur- en milieueducatie dienst van de Provincie West-Vlaanderen worden belangrijke doelen en leerplandoelstellingen bereikt in het secundair onderwijs. Deze bundel geeft een overzicht welke doelen behandeld zijn indien het veldwerk landschap wordt doorlopen.
INHOUD voor het vak aardrijkskunde : a. vakgebonden eindtermen
p. 2
b. leerplandoelstelllingen in het vrij onderwijs (VSKO)
p. 3
c. leerplandoelstellingen in het gemeenschapsonderwijs (GO!)
p. 4
d. vakoverschrijdende eindtermen
p. 5
a. Vakgebonden eindtermen aardrijkskunde in de eerste graad van het secundair onderwijs.
1 2
9
De leerlingen kunnen op werkkaarten van Vlaanderen of België of andere bestudeerde gebieden diverse landschapscomponenten benoemen , zijnde reliëfgebieden, rivieren, … De leerlingen kunnen enkele gesteenten op monsters benoemen op basis van proefondervindelijke waarnemingen.
12
De leerlingen kunnen in een landschap en op beeld de belangrijkste elementen van het reliëf aanwijzen alsook reliëfvormen herkennen en benoemen.
13
De leerlingen kunnen in een landschap en op beeld de werking van stromend water verwoorden.
14
De leerlingen kunnen op kaarten hoogten en hoogtezones aflezen aan de hand van hoogtepunten, hoogtelijnen en kleuren.
4
21 23
2
De leerlingen kunnen een reëel landschap en beelden ervan met elementaire geografische termen beschrijven en deze op een overeenstemmende kaart aanwijzen. De leerlingen kunnen kaarten en plattegronden lezen door gebruik te maken van legende, schaal en oriëntatie.
De leerlingen kunnen een landelijk landschap herkennen, beschrijven naar uitzicht en functies en eenvoudig observeerbare kenmerken ervan vergelijken met een landelijk landschap elders. De leerlingen leren open ruimten als waardevol, duurzaam, maatschappelijk bezit waarderen.
veldwerk landschap
b. Leerplandoelstellingen aardrijkskunde 1ste graad in het vrij onderwijs (VSKO).
leerplannummer : D/2008/7841/038
Dit terreinwerk bundelt enkele elementen van verschillende thema’s uit het eerste jaar. Ze kunnen de uitgangspunten vormen bij de verschillende lessen in klas. Of een herneming van enkele verworven vaardigheden. thema
eindterm
Landschap en kaart
doelnummer
1
1
beschrijving doel
Op het terrein en op foto’s elementen van het landschap waarnemen, beschrijven en rubriceren in natuurlijke en menselijke elementen. De op het terrein en op foto’s waargenomen landschapselementen achtereenvolgens kunnen aanwijzen op schuine luchtfoto, orthofoto, plattegrond en topografische kaart.
1
2
2
4.1
4
7.1
12
1
Op het terrein en op foto’s het reliëf waarnemen en beschrijven door middel van kenmerken van de 3 visuele reliëfelementen.
13
2
Op het terrein en/of op foto en vanuit de richting van afstromend water hoogteverschillen en hellingsvlakken onderscheiden.
14
4.1
Bodem
9
1
Landbouwlandschappen
21
1
23
*
Zich lokaliseren en oriënteren op het terrein.
Een referentiekaart van de eigen leefruimte opbouwen.
Reliëf
Op kaarten hoogten en hoogtezones aflezen door gebruik van hoogtepunten, hoogtelijnen en conventionele kleuren en daaruit de hoogteverschillen en de aard van de hellingen afleiden. Op monsters enkele gesteenten uit de eigen leefruimte en België (of elders uit Europa) op basis van eenvoudige proefjes herkennen en benoemen. Vanuit satellietbeelden, landschapsfoto’s en teeltdiagram de verscheidenheid in bodemgebruik en landbouwtypes in Europa afleiden (inclusief improductieve regio’s). Leren open ruimten als waardevol, duurzaam, maatschappelijk bezit waarderen.
doelen
3
c) Leerplandoelstellingen aardrijkskunde 1ste graad in gemeenschapsonderwijs.
leerplannummer : 2010/008 nummer inspectie: 2010/16/1//D de leerlingen kunnen : eindterm
1
1
4
2
4
4
2
5
2
9
2
10
2
11
12
14
14
15
13
10
4
leerplandoelnummer
20
24
9
25
21
52
23
53
beschrijving doel
op het terrein en op foto’s natuurlijke en menselijke landschapselementen van het landschap benoemen en beschrijven de betekenis van de elementen achterhalen die een cultuurlandschap en een natuurlandschap typeren landschapselementen op luchtfoto en op kaart herkennen en aanwijzen kaarten en plattegronden lezen door gebruik te maken van legende, schaal en oriëntatie de eigen standplaats en andere geografische plaatsen lokaliseren op kaart en/of op terrein spontaan zich in het landschap oriënteren door middel van diverse hulpmiddelen elementen van de lokale leefruimte op kaart lokaliseren reliëfelementen herkennen en benoemen op foto’s en op terrein de verschillende voorstellingswijzen van het reliëf op kaarten lezen daaruit hoogtes, hoogtepunten en reliëfvormen herkennen en benoemen.
leerinhoud
landschap en kaart, natuurlijke en menselijke landschapselementen
natuurlandschap – cultuurlandschap
van verticale luchtfoto naar kaart
symbolen en legende
lokalisatie: plaatsbepaling: op plattegrond, op terrein en op kaart of stadsplan oriëntatie op kaart en terrein de wereld in delen reliëfelementen en –vormen
voorstellingswijzen van het reliëf
in een landschap en op beeld de werking van stromend water verwoorden.
waterlopen in het reliëf riviererosie (meander)
bodem en ondergrond onderscheiden en aanduiden in een ontsluiting of op een afbeelding.
onderscheid tussen bodem en ondergrond
enkele losse en vaste gesteenten determineren op basis van eenvoudige proefondervindelijke waarnemingen.
Samenstelling en structuur van de ondergrond; soorten gesteenten
een natuurlandschap herkennen en beschrijven. interesse en appreciatie tonen voor de natuur.
veldwerk landschap
het echte natuurlandschap bespreking waardering en menselijke invloeden.
d) Vakoverschrijdende eindtermen voor het secundair onderwijs.
context 4
1
8
9
19
25
27
Stamdoelen communicatief vermogen: De leerlingen brengen belangrijke elementen van communicatief handelen in de praktijk. exploreren : De leerlingen benutten leerkansen in diverse situaties.
flexibiliteit : De leerlingen zijn bereid zich aan te passen aan wisselende eisen en omstandigheden. samenwerking : De leerlingen dragen actief bij tot het realiseren van gemeenschappelijke doelen. zorgvuldigheid : De leerlingen stellen kwaliteitseisen aan hun eigen werk en aan dat van anderen. zorgzaamheid : De leerlingen dragen zorg voor de toekomst van zichzelf en de ander.
contextdoelen
3
4
5
6
De leerlingen zoeken naar mogelijkheden om zelf duurzaam gebruik te maken van ruimte, grondstoffen, goederen, energie en vervoermiddelen. De leerlingen zoeken naar duurzame oplossingen om de lokale en globale leefomgeving te beïnvloeden en te verbeteren. De leerlingen tonen interesse en uiten hun appreciatie voor de natuur, het landschap en het cultureel erfgoed. De leerlingen voelen de waarde aan van natuurbeleving en het genieten van de natuur.
leren leren 1 De leerlingen werken ordelijk. De leerlingen oriënteren zich in overzichtelijke informatie door gebruik te 4 maken van vormkenmerken. De leerlingen kunnen samenhangende informatie begrijpen en analyseren 9 door de betekenis van woorden, begrippen en zinnen, waar mogelijk uit de context af te leiden of op te zoeken. De leerlingen bedenken onder begeleiding een oplossingsweg en lichten die 10 toe, en passen zij de gevonden oplossingsweg toe.
ICT 1 6 7
De leerlingen hebben een positieve houding tegenover ICT en zijn bereid het te gebruiken. De leerlingen kunnen met behulp van ICT digitale informatie opzoeken, verwerken en bewaren. De leerlingen kunnen ICT gebruiken bij het voorstellen van informatie aan anderen.
doelen
5