nº
45ste jaargang / 9 november 2012
22 /
2012
TIJDSCHRIFT VOOR WATERVOORZIENING EN WATERBEHEER
GEVOLGEN REGEERAKKOORD VOOR DE WATERSECTOR UITBREIDING RWZI GARMERWOLDE VIA PRESTATIE-INKOOP STUREN OP BASISAFVOER: WAT TE DOEN AAN DROOGTE? BETERE SLIBVERWERKING DOOR GRUISONTWATERING
&
grondwaterstanden
per...
overstort gegevens
• grondwater- en overstort data draadloos tot uw beschikking per sms, email of FTP • tot 5 sensoren per modem • geïntegreerde luchtdruksensor dus geen extra luchtdruk loggers nodig • batterij levensduur tot 10 jaar bij 1 meting per uur en 1 data overdracht per dag • op afstand volledig herprogrammeerbaar • dataoplsag in uw eigen SQL database • diverse volautomatische berekeningen (MSL, debiet, overstort etc) • diverse (vol automatische) export mogelijkheden naar o.a. ASCII, Delft FEWS, Hydras, WISKI, CSV etc
KELLER GSM2 modemlogger, life can be so simple... KELLER Meettechniek BV Postbus 59 2810AB REEUWIJK
WWW.KELLER-HOLLAND.NL
Tel +31 182 399840 Fax +31 182 399841 E
[email protected]
De nieuwe toekomst
H
et kabinet heeft zijn visie voor de komende jaren gepresenteerd. Vanwege de grote verschillen tussen VVD en PvdA over sociale en economische zaken is het pakket aan maatregelen nogal divers. Het waterbeleid valt buiten alle grote discussies en blijft redelijk gespaard. Het meest opvallende voornemen is dat de waterschappen mettertijd deel moeten gaan uitmaken van de (vijf ) nieuwe landsdelen die in de plaats komen van de huidige twaalf provincies. Die nieuwe bestuursindeling hoeft echter pas in 2025 afgerond te zijn. Dat duurt dus nog even. Wie weet, wat er van tevoren nog allemaal gebeurt. Veel ongerustheid is er daarom vooralsnog niet in de watersector. De grote waterprojecten gaan gewoon door. Zo kunnen
Redactie Peter Bielars (hoofdredacteur) Michiel van Zaane Jacques Geluk Postbus 122, 3100 AC Schiedam telefoon (010) 427 41 65 fax (010) 473 99 11 e-mail
[email protected] Bezoekadres: Stationsplein 2, Schiedam Redactiesecretariaat Dora Pompe Redactieadviesraad Jos Peters (voorzitter) (DHV) Jan Hofman (KWR Watercycle Research Institute) Daphne de Koeijer (gemeente Rotterdam) Johan van Mourik (SKIW) Joris Schaap (Aequator) André Struker (Waternet) Cees Verkerk (Vewin) Advertentieverkoop Roelien Voshol (010) 427 41 54 Brigitte Laban (010) 427 41 52 Mediaorder Carola Sjoukes (010) 427 41 09 fax (010) 473 20 00 Abonnementenservice (010) 427 41 08 (van 9.00 tot 12.00 uur) e-mail
[email protected] fax (010) 473 20 00 Abonnementsprijs € 113,- per jaar excl. 6% BTW € 149,- per jaar voor buitenland € 8,50 losse exemplaren excl. 6% BTW Abonnementen gelden voor één jaar en worden – zonder tegenbericht – automatisch verlengd. Opzeggingen dienen schriftelijk uiterlijk 6 weken voor het aflopen van de abonnementsperiode te geschieden aan bovenstaand postadres. Druk en lay-out DeltaHage grafische dienstverlening, Den Haag Copyright Nijgh Periodieken B.V., 2012 Het auteursrecht op de inhoud van dit tijdschrift wordt uitdrukkelijk voorbehouden. Overname van artikelen alleen na schriftelijke toestemming van de uitgever. www.vakbladh2o.nl
Gelukkig is dit nieuwe kabinet voor natuur en milieu weer iets vriendelijker. Enkele opgeschorte maatregelen worden toch uitgevoerd; zo gaat de uitvoering van de Ecologische Hoofdstructuur weer verder, wel in een wat langzamer tempo dan enkele jaren geleden de bedoeling was. De watersector mag voorlopig niet ontevreden zijn met dit nieuwe kabinet. Peter Bielars
inhoud nº 22 / 2012
H2O tijdschrift voor watervoorziening en waterbeheer verschijnt ééns per 14 dagen Officieel orgaan van Stichting tot uitgave van het tijdschrift H2O en haar participanten: - Koninklijk Nederlands Waternetwerk - Vewin - Kiwa Water Holding BV Uitgever Rinus Vissers
de rivierverruimingsprojecten voortgezet worden, evenals de voorbereiding van de grote deltabeslissingen in de komende jaren, zoals de besluitvorming rond het peilbeheer in het IJsselmeergebied.
4 / Gevolgen regeerakkoord voor de watersector
5 / Watersector klaar voor deltabeslissingen 6 / Uitbreiding rwzi Garmerwolde op basis van prestatie-inkoop
8 / Miljoenenbesparingen in afvalwaterketen mogelijk door beter gebruik monitoringsgegevens
4
Ivo Pothof, Raymond de Wit, Johannes Vijlbrief, Erik Blokzijl en Bert Palsma
10
/ Waterwonen in de stadshavens van Rotterdam Evelien van Weele en Hans Middendorp
12
/ Gebiedsgericht grondwaterbeheer: duurzaam en doelmatig Peter de Bruijn
6
14
/ Presentatie eindrapport ‘Meer water met regelbare drainage’
15
/ ‘Projectmatig creëren’ verhoogt professionaliteit waterschappen André Bol, Luc van Wijk, Theo Peeters, Robertjan Uijl en Finus de Broekert
16 / Relevante vragen voor kennis- en innova-
14
tieagenda van het waterschap
Paul van den Brink en Joos de Haan
18
/ Goede aanbevelingen in Duits boek over microbiologie in drinkwater Harry Timmer en Gertjan Medema
20
/ Aqua Nederland Vakbeurs Noord-Oost Nederland
31
/ Sturen op basisafvoer: wat te doen aan droogte en lage beekafvoeren? Bas Worm, Marijn Kuijper, Rob van Dongen en Dimmie Hendriks
34
/ Gruisontwatering biedt nieuw perspectief op verbeteren slibverwerking Michiel Boesten, Willy Poiesz, Dennis de Reus en Aaldrik Haijer
38
/ Zilte zuiverende moerassen als bron van schoon water Marieke de Lange, Maurice Paulissen, Pieter Slim en Hans Verhoogt
Bij de omslagfoto: waterleidingmaatschappij Drenthe nam op 2 november het nieuwe drinkwaterproductiestation Dalen officieel in gebruik. De nieuwe zuivering bestaat uit beperkte beluchting, zandfiltratie (biologische ontijzering met nat bedreven drukfilters), instelbare deelstroomontgassing en marmerfiltratie. Dalen is het eerste productiestation in nederland dat speciaal is ontworpen voor biologisch adsorptieve ontijzering (in de volgende editie meer informatie over dit productiestation) (foto: wmD).
Gevolgen regeerakkoord voor de watersector Het regeerakkoord dat de VVD en PvdA op maandag 29 oktober presenteerden bevatte onder andere verregaande maatregelen voor het binnenlands bestuur, inclusief de waterschappen. Beide partijen willen op de lange termijn (in 2025) alle provincies onderbrengen in vijf landsdelen, met gemeenten van tenminste 100.000 inwoners. De waterschappen worden samengevoegd met die landsdelen.
D
e waterschapsverkiezingen gaan plaatsvinden op de dag van de verkiezingen voor Provinciale Staten. VVD en PvdA bevorderen opschaling tot 10 à 12 waterschappen. Waterschappen verdwijnen uit de Grondwet. De besluitvorming over ruimtelijke projecten moet eenvoudiger en sneller, daarom wil het kabinet de ruimtelijke wet- en regelgeving verder stroomlijnen. Volgend jaar komt het kabinet met een wetsvoorstel Omgevingswet ter vervanging van onder meer de Wet op de ruimtelijke ordening en de Waterwet. Binnen het natuurbeleid streeft het kabinet naar ‘synergie met andere maatschappelijke belangen, zoals waterveiligheid, gezondheid, energie en klimaat’. Zorg voor het waterbeheer en een goede waterkwaliteit zullen een essentiële overheidstaak blijven. Nederland heeft volgens de nieuwe regering unieke kennis en kunde op het gebied van waterbeheer en waterkwaliteit en verdient daar veel geld mee. Deze kennis wil het kabinet ook gebruiken voor verduurzaming van de waterketen, waardoor de leefomgeving verbetert. Het Rijk beperkt zich tot de normstelling en het toezicht op de primaire waterkeringen, de provincie tot de secundaire keringen en zijn rol als gebiedsregisseur. Water- en natuuropgaven raken steeds meer met elkaar vervlochten. Rijkswaterstaat, de Dienst Landelijk Gebied en de waterschappen krijgen de opdracht om met voorstellen te komen die de efficiëntie bij beheer en onderhoud verhogen. Het in stand houden van de bestaande infrastructuur voor waterveiligheid krijgt bij het waterbeleid prioriteit. In een programma waterveiligheid zullen de verschillende opgaven optimaal en innovatief worden gecombineerd. Uitgaven voor waterveiligheid en de zoetwatervoorziening worden gefinancierd uit het Deltafonds. Dit fonds wordt met ingang van 2014 afgesplitst van het Infrastructuurfonds. De uitvoering van de programma’s Ruimte voor de Rivier en Maaswerken wordt voortgezet. Het kabinet zet zich in voor de export van producten, kennis en kunde van de watersector. De resterende investeringsruimte in het Infrastructuurfonds en het Deltafonds tot 2028 kan in de komende
4
H2O / 22 - 2012
De Hedwigepolder die nu dan toch onder water gezet wordt, met op de achtergrond de kerncentrale van Doel in België (foto: Ries van Wendel de Joode).
kabinetsperiode voor 80 procent worden bestemd voor nieuwe projecten.
Reactie Unie van Waterschappen
De waterschappen waarderen de aandacht voor duurzaam waterbeheer in het regeerakkoord. Wel hebben ze vragen bij de bestuurlijke organisatie die het nieuwe kabinet voor ogen heeft. Volgens Peter Glas, voorzitter van de Unie van Waterschappen, is er wel een aantal voorwaarden waaronder de waterschappen hun deel van het waterbeheer goed kunnen blijven uitvoeren. “We hebben ruimte nodig voor noodzakelijke investeringen en het behoud van een democratische legitimatie van de keuzes die we maken.” Het regeerakkoord toont volgens Glas op allerlei terreinen veel daadkracht. Waterschappen hebben als geen ander ervaring met schaalvergroting, maar de bestuurlijke
discussie moet de slagkracht bij de uitvoering niet in de weg staan, aldus de Unie-voorzitter. De noodzaak van het verdwijnen van de waterschappen uit de Grondwet, ontgaat Glas. “Waterbeheer rechtvaardigt een apart bestuur met eigen middelen, om daarmee de veiligheid in de delta, nu en in de toekomst, te kunnen garanderen.” “De zorg voor veilige dijken en voldoende zoet water is essentieel voor de Nederlandse burgers en de economie. Wij rekenen er op dat we goede afspraken kunnen maken met het kabinet over de toekomstige deltabeslissingen.” Waterschappen willen, aldus Glas, de gemaakte afspraken uit het Bestuursakkoord Water onverkort uitvoeren om het waterbeheer zo doelmatig mogelijk te organiseren, ook ten behoeve van de nationale en internationale verplichtingen.
actualiteit / verslag Watersector klaar voor deltabeslissingen De watersector is klaar voor de deltabeslissingen van het (nieuwe) kabinet. Hoewel deze beslissingen over waterveiligheid, ruimtelijke adaptatie, een zoetwaterstrategie, het peilbeheer in het IJsselmeergebied en de Rijn-Maasdelta pas in 2014 worden genomen, leken de ongeveer 1.750 bezoekers van het derde nationale Deltacongres op 1 november in Rotterdam gereed om aan de slag te gaan. Daarbij moeten nog wel wat harde noten gekraakt worden, zo bleek uit de discussies. Tegelijkertijd is al heel veel werk verzet en kennis verzameld. Gedurende het congres werd een impressie gegeven van de Deltaviewer, de Deltaparade onthuld en trad Joop Atsma voor het laatst op in zijn functie als demissionair staatssecreteris.
I
n Rotterdam werd ook buiten de waterwereld gekeken. Pieter van Vollenhoven sprak over zijn werk als voorzitter van de Onderzoeksraad van de Veiligheid (2005-2011). Hij pleitte voor het belang van onafhankelijk onderzoek. Verder stelde hij dat veiligheid niet alleen een zaak van de overheid is maar ook van burgers en het bedrijfsleven. Hij gaf de watersector de waarschuwing mee dat er een papieren wereld van regels en normen kan bestaan die waterdicht zijn, maar dat de werkelijkheid misschien anders is. Regels en normen opstellen is niet genoeg, ze moeten ook nageleefd worden. Erwin van Lambaart, algemeen directeur van Niehe Media, bood een kijkje achter de schermen van grote toneelproducties. Die hebben wel wat gemeen met grote waterprojecten: ze kosten veel geld, voorbereiding en expertise. Lambaart drukte de aanwezigen met hun neus op het belang van goede communicatie. Zijn belangrijkste punten waren dat je op tijd (heel vroeg) moet beginnen met communiceren, een persoonlijke band moet creëren, mensen op individueel niveau moet benaderen en je publiek serieus moet nemen. Op dit moment is de overheid op sommigen punten ‘verdacht’, volgens Lambaart. Om dat weer recht te trekken moet je doen wat je zegt en zeggen wat je doet. In een korte discussie toonden Karla Peijs (Commissaris van de Koningin in Zeeland), Louise Fresco (hoogleraar Universiteit van Amsterdam en lid van de Commissie Veerman) en Frank Heemskerk (Raad van Bestuur Royal HaskoningDHV) zich blij met het feit dat ook het nieuwe kabinet geld vrijmaakt voor het Deltaprogramma. Volgens Fresco is het belangrijk dat nu vaart wordt gemaakt. Peijs voegde daaraan toe dat ‘de maatschappij’ meer betrokken moet worden bij de planvorming dan in het verleden gebeurd is. Heemskerk ziet mogelijkheden om kennis die is en nog wordt opgedaan uit het Deltaprogramma, in het buitenland te verkopen. Tegelijkertijd gaf hij aan dat Nederland weliswaar een hele goede reputatie heeft, maar dat de omzet uit de waterexport tegenvalt. Hij pleitte voor een centrale coördinatie om die omzet te verhogen. Ten slotte waarschuwde hij voor het (opnieuw) voeren van een structuurdiscussie over waterschappen, landsdelen, etc. Het primaat moet volgens hem nu bij de uitvoering liggen. In een volgende discussie traden Peter Glas (Unie van waterschappen), Ina Adema (VNG),
Co Verdaas (IPO) Jan Hendrik Dronkers (DG Rijkswaterstaat) aan. De consensus was dat landelijk kaders moeten worden vastgesteld die regionaal en lokaal moeten worden uitgevoerd. Daarbij moet ruimte zijn voor de verschillen tussen de regio’s. Ook moet de mogelijkheid worden bekeken om nietwatergerelateerde regionale opgaves te verbinden met de uitvoering van het Deltaprogramma. Ook hier werd gepleit om de stelseldiscussie uit de weg te gaan, hoewel Dronkers opmerkte dat het opvallend is dat die discussie telkens terugkomt. Sywert van der Linden, initiatiefnemer van de G500 om jongeren te betrekken bij de politiek, stelde dat het Deltaprogramma een goede verzekering is voor de komende generaties. Daarbij zijn de kosten heel laag. Het water moet volgens hem weer terug naar de mensen en geen ‘bezit’ zijn van allerlei uitvoeringsinstanties. Joop Atsma had een dubbel gevoel bij zijn laatste officiële optreden. “Er zijn grote stappen gezet, zoals het Nationaal Bestuursakkoord Water en de Deltawet. Tegelijkertijd is er nog heel veel te doen.” Als laatste gaf hij de toehoorders de waarschuwing water uit de politieke sfeer te houden. Behalve sprekers werd de ochtend ook gebruikt om de Deltaviewer toe te lichten, een interactief computerprogramma dat visualiseert hoe Nederland in het verleden, heden én toekomst met het water worstelt en omgaat. Zo kunnen mensen zien wat de problemen en mogelijkheden zijn. Na een pilot in het Watersnoodmuseum wordt de Deltaviewer nu ook naar andere musea gebracht. Symbolisch werd ook een laptop met daarop het programma naar de nieuwe minister van Infrastructuur en Milieu, Melanie Schultz van Haegen, gestuurd met de vraag volgend jaar het Deltacongres te openen. Ed Nijpels, voorzitter van NLingenieurs, werd dit jaar als bijzondere gast door de deltacommissaris in het zonnetje gezet. Nijpels gaf daarbij nog een keer het belang van het Deltaprogramma en het Deltafonds aan: “Het Deltafonds is een voorbeeld van langetermijndenken waarbij het maatschappelijk belang voorop staat. In dit fonds is geld gereserveerd voor de investeringen die de Rijksoverheid moet doen voor het behouden van onze veiligheid en watervoorziening. Blijf dus van het Deltafonds af.” Tijdens de lunch werd de Deltaparade geopend door burgemeester Aboutaleb van
Rotterdam en Joop Atsma. De Deltaparade biedt een overzicht van de negen deelprogramma’s van het Deltaprogramma. Deze werden toegelicht aan de hand van woorden, beeld, maquettes, posters, etc. Het middagprogramma begon met een aftrap van Chris Kuijpers, DG Ruimte en Water bij het ministerie van Infrastructuur en Milieu. Hij toonde zich verheugd dat het nieuwe kabinet niet wil bezuinigen op het Deltafonds. Ook de opdracht uit het regeerakkoord om de uitvoering van het Deltaprogramma te verweven met natuur viel in goede aarde. De rest van de middag werd gevuld met drie paneldiscussies, toegespitst op drie deelprogramma’s ut het Deltapaprogramma. In het blok veiligheid en ruimtelijke adaptatie werd opnieuw gewezen op de eigen verantwoordelijkheid van de burger. Omdat 100 procent veiligheid niet is te garanderen, moet de burger weten wat er kan gebeuren en hoe daarmee om te gaan. De primaire keringen zijn nog altijd belangrijk, maar het is ook zaak ‘achter de dijken’ te denken. Ook moet het mogelijk zijn regionale normdifferentiatie toe te passen. Als de overheid elke burger een basisveiligeid biedt en sommige regio’s extra beschermt, is dat prima uit te leggen aan de burgers. In het blok over zoet water en het IJsselmeerpeil werd de vraag opgeworpen in hoeverre het IJsselmeer als bassin voor verdergelegen regio’s moet dienen. Moet elke regio zijn eigen waterbroek ophouden? Of moeten we accepteren dat we niet altijd en overal voldoende zoet water hebben? Gerard Doornbos (dijkgraaf Hoogheemraadschap van Rijnland) wilde juist grootser denken. Door voldoende zoet water te bieden wordt Nederland een aantrekkelijke vestigingsplaats voor internationale bedrijven. Wat Doornbos betreft moeten we niet regionaal maar internationaal denken. De laatste discussie, over de Rijn-Maasdelta, liet zien hoe belangen met elkaar kunnen botsen. Het Havenbedrijf Rotterdam wil de rivieren zo ‘open’ mogelijk houden, waardoor veel zoet water wegstroomt. Voor tuinders en boomkwekers kan dat leiden tot tekorten aan zoet water. Wat krijgt prioriteit en hoe bepaal je dat? En kun je eventueel samen tot oplossingen komen? Of moet je wellicht niet meer het water de functies laten volgen maar de functies het water? In zijn slotwoord pleitte Deltacommissaris Wim Kuijken ervoor het water naar de politiek te brengen. H2O / 22 - 2012
5
Uitbreiding rwzi Garmerwolde op basis van prestatie-inkoop De grootste rioolwaterzuivering in Noord-Nederland, in Garmerwolde, breidt uit. Het consortium GMB Civiel / Imtech Infra is in opdracht van Waterschap Noorderzijlvest begonnen met de bouw van een innovatieve en energiezuinige Neredazuiveringsinstallatie. Het waterschap heeft ervoor gekozen dit enorme project op basis van prestatie-inkoop in de markt te zetten. Een manier van aanbesteden die voor projecten in de afvalwatersector nog niet eerder in Nederland is toegepast. Na realisatie van deze uitbreiding loost Waterschap Noorderzijlvest het gezuiverde afvalwater straks volledig volgens de wettelijke eisen. Garmerwolde is de grootste rioolwaterzuivering in Nederland waar de Neredatechnologie wordt toegepast. Waterschap Noorderzijlvest richt zich met de bouw van deze installatie op een toekomst waarin terugwinnen van grondstoffen als fosfaat, stikstof en kalium mogelijk wordt.
B
ij prestatie-inkoop komt de markt met oplossingen van het door de opdrachtgever nauwkeurig omschreven probleem. In Garmerwolde gaat het om het voldoen aan de wettelijke eisen ten aanzien van het effluent. De markt krijgt maximaal de gelegenheid kennis en ervaring te benutten bij het oplossen van dit vraagstuk, omdat geen technologie wordt voorgeschreven. Zo waren alle opties open voor de aanbieders en is ook de Nereda-zuiveringstechnologie aangeboden voor Garmerwolde. Bij de selectie was leidend of de aanbieder kwalitatief de beste is en de gewenste prestatie levert. De aanbieder moet overtuigen dat hij de expert is en geeft een garantie voor het oplossen van het probleem. Dit betekent voor het waterschap
een verschuiving van ‘sturen en controleren’ naar ‘loslaten en vertrouwen’, een heel andere rolverdeling. De aanbieder leidt het waterschap.
tisering van deze zuiveringsinstallatie klaar voor de toekomst.) en ten slotte een planning van de bouw.
De aanbieding bestaat bij prestatie-inkoop uit vier onderdelen: de beschrijving van de oplossing en de aanpak, een risicoanalyse met de potentiële risico’s die buiten de invloedsfeer van de aannemer liggen en de beheermaatregelen daarvoor, een zogeheten kansendossier waarmee de aanbieder de meerwaarde aantoont van de geboden oplossing (De bestaande zuiveringsinstallatie wordt uitgebreid met een tweede: de Nereda-installatie. De aanbieder heeft de mogelijkheid geboden de twee installaties vanuit één centraal geautomatiseerd systeem aan te sturen in plaats vanuit twee verschillende systemen. Daarmee is ook de automa-
Doordat bij prestatie-inkoop weinig eisen worden gesteld, verschillen de aangeboden oplossingen ook wezenlijk van elkaar. De aanbieders krijgen de ruimte om creatief naar oplossingen te zoeken. De diversiteit en creativiteit waren verrassend, aldus Waterschap Noorderzijlvest.
De huidige rioolwaterzuiveringsinstallatie Garmerwolde (foto: Petra Schuil).
6
H2O / 22 - 2012
Weinig eisen
Na de beoordeling moet de winnende inschrijver zijn expertise aantonen. Het waterschap probeert een scherper beeld te krijgen van de kennis en expertise. In deze fase kan de opdrachtgever nog steeds afzien van gunning. De gunning volgt namelijk pas na deze fase.
actualiteit
Het storten van de vloer van één van de nieuwe Nereda-reactoren (foto: Gerrit Boonzaaijer).
Technologie
Het waterschap heeft alle vertrouwen in de betrokken partijen, het consortium en de gekozen Nereda-technologie (zie H2O nr. 9 van 27 april jl., red.). Deze is gebaseerd op aerobe korrelvorming. De technologie is in Nederland ontwikkeld door de TU Delft in samenwerking met DHV en een aantal De rioolwaterzuiveringinstallatie in Garmerwolde zuivert het afvalwater uit de gemeenten Groningen, Ten Boer en Loppersum. Daarmee is de zuivering de grootste van het noorden. Per jaar wordt circa 27 miljoen kubieke meter rioolwater gezuiverd en 7,5 miljoen kWh elektrische energie opgewekt. Deze energie wordt omgezet in warmte en elektriciteit, waarmee het waterschap voor een groot deel voorziet in de energiebehoefte van de zuivering. Na de uitbreiding zuivert en loost het waterschap het afvalwater volledig volgens de huidige wettelijke eisen. De uitbreiding van de nieuwe zuivering (Nereda) gebruikt minder chemicaliën en energie, is geur- en geluidsarmer.
waterschappen. De technologie maakt gebruik van korrelvormig slib, bestaande uit bacteriën, geconcentreerd in compacte korrels, die het afvalwater op biologische wijze zuiveren. Voordeel van dit korrelvormig slib is dat het snel bezinkt, waardoor er geen nabezinktanks nodig zijn om water en slib te scheiden. Dat scheelt tijd, energie en ruimte. In het batchproces wordt gewerkt in een cyclus van drie perioden. De tank wordt gelijktijdig afgetapt en met vuil water gevuld. Hierna volgt een periode van beluchten tot de gewenste waterkwaliteit is bereikt. De derde fase is de bezinkfase. Het water hoeft daarna niet meer naar nabezinktanks. Doordat het water niet meer naar nabezinktanks hoeft, wordt ook energie bespaard. De hele cyclus geschiedt in één tank, waardoor minder water hoeft te worden rondgepompt en minder pompenergie nodig is. De installatie in Garmerwolde wijkt deels af van die in Epe (zie H2O nr 11 van 25 mei j.l.). In Epe wordt al het afvalwater door de Nereda-installatie behandeld. In Garmerwolde wordt de Nereda-installatie
gerealiseerd als een parallelle straat naast de bestaande tweetrapsinstallatie. Het afvalwater zal worden verdeeld over beide straten. Verder beschikt deze Neredainstallatie over een influentbuffer. De twee installaties, de bestaande en de nieuwe installatie in Garmerwolde, zorgen er samen voor dat in de toekomst wordt voldaan aan de gestelde waterkwaliteitseisen.
Planning
De bouwwerkzaamheden zijn afgelopen augustus begonnen. In december is de ruwbouw gereed en in het derde kwartaal van 2013 worden de werkzaamheden afgerond. Daarna heeft de aannemer één jaar om het bewijs te leveren dat het gezuiverde afvalwater uit de installatie, aan de lozingseisen voldoet. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Oomke Frans: (050) 309 95 81.
H2O / 22 - 2012
7
Miljoenenbesparingen in afvalwaterketen mogelijk door beter gebruik monitoringsgegevens Welke meerwaarde heeft geautomatiseerde verwerking van reguliere meetdata, kortweg monitoring? Volgens ondergetekenden gaat de meerwaarde van monitoring van het afvalwatertransport en de afvalwaterketen veel verder dan alleen energiebesparing. Monitoringsdata kunnen ook gebruikt worden om nut en noodzaak van vervangings- en uitbreidingsinvesteringen te onderbouwen. Bovendien kunnen de gegevens gebruikt worden om toestandsafhankelijk onderhoud uit te voeren. Alleen meten is dus niet genoeg om te weten hoe het afvalwatersysteem functioneert. De drietrapsraket van meten, monitoring en goed gegevensbeheer leidt tot miljoenenbesparingen in energie, investeringen en onderhoud.
D
e meetdata op gemalen en persleidingen worden momenteel hoofdzakelijk gebruikt voor de aansturing van de pompen en het afgeven van storingsmeldingen. Meetdata worden uitsluitend voor specifieke projecten hergebruikt en geanalyseerd. Een automatische vorm van analyse van meetdata wordt niet uitgevoerd bij waterschappen of gemeenten. De kern van het idee is om de meetdata, die toch al regulier verzameld worden, automatisch te analyseren, zodat nuttige informatie verkregen wordt over het functioneren van het afvalwatertransportsysteem. Voor sommige analyses zijn rekenmodellen onontbeerlijk.
Voorbeelden
In het eerste voorbeeld gaan we uit van een gemaal, aangesloten op een gemengd stelsel, met toerengeregelde pompen en sturing naar een streefdebiet, dat ingesteld wordt op basis van het kelderpeil. Hoe hoger het kelderpeil, des te groter is het streefdebiet, wat uiteraard gemaximeerd wordt op het ontwerpdebiet. Als een groot aantal gemalen deze regeling heeft, wordt gegarandeerd dat de hydraulische capaciteit van de zuivering niet overschreden wordt. Tijdens een DWA-periode blijft het streefdebiet meestal kleiner dan het ontwerpdebiet. Toch zou de beheerder willen weten of het ontwerpdebiet nog bereikt kan worden als die zware zomerbui begint. Hij/zij kan dit grof inschatten op basis van het toerental, maar een prestatieindicator (PI) voor de gemaalcapaciteit verschaft permanent dit inzicht. Uit de reguliere metingen van het pompdebiet, het kelderpeil, het pomp-toerental en enkele systeemeigenschappen kan afgeleid worden welk percentage van het ontwerpdebiet nog haalbaar is. Een tijdreeks van deze PI laat direct zien hoe het gemaal functioneert en of nog aan een bepaalde afvoerverplichting voldaan kan worden. Hiermee worden onnodige overstorten voorkomen. De PI Capaciteit kan bovendien gebruikt worden om het onderhoud aan gemaal en persleiding toestandsafhankelijk te maken, wat over het algemeen een flinke kostenbesparing kan opleveren. Als bovendien de persdruk gemeten wordt, kunnen twee aanvullende prestatie-indicatoren afgeleid worden: de PI Leidingweerstand en de PI Pompkromme.
8
H2O / 22 - 2012
Afb. 1: Het functioneren van het afvalwaterstelsel kan grafisch worden weergegeven op een kaart door gemalen en persleidingen verkeerslichtkleuren te geven.
Deze twee geven meer specifieke informatie over het functioneren van de persleiding en het gemaal. Als de PI Capaciteit een teruglopende trend laat zien, kunnen de PI Leidingweerstand en Pompkromme gebruikt worden om de oorzaak van een probleem te achterhalen. Als de PI Leidingweerstand geleidelijk terugloopt in de tijd, is dit een indicatie dat luchtaccumulatie of sedimentatie optreedt. Hiermee kan overmatige aantasting van de leidingwand bij luchtophopingen vroegtijdig gesignaleerd worden. Een verandering van de PI Pompkromme kan een indicatie zijn dat een pompwaaier aan het slijten is, maar de PI Pompkromme zou ook onder bepaalde bedrijfsomstandigheden kunnen terugvallen en onder andere omstandigheden weer oplopen. Te denken valt aan een plotselinge verslechtering van de aanstroming van de pomp boven een bepaald toerental of wanneer een specifieke pomp in bedrijf is. Dergelijke zaken komen aan het licht als de prestatie-indicatoren niet alleen in de tijd uitgezet worden maar ook als functie van de bedrijfsconfiguratie grafisch in beeld gebracht kunnen worden. Ook deze prestatie-indicatoren kunnen weer aanleiding zijn voor specifieke onderhouds-
maatregelen, ingeval een bepaalde waarde onderschreden wordt. Deze systematische en geautomatiseerde analyse van reguliere meetdata kan niet alleen gebruikt worden om het functioneren van het afvalwatertransportsysteem in de tijd te volgen, maar ook om de uitgangspunten te toetsen van het huidige systeem, wat weer tot verbeterde uitgangspunten leidt voor toekomstige systeemaanpassingen. Zo kunnen de registratie van de verpompte volumes en kelderpeilen gebruikt worden om typische dagpatronen voor de DWA-aanvoer af te leiden. Hiermee kunnen het dagvolume per inwonerequivalent en de piekfactor geverifieerd worden en is de aanvoer vanuit industriële lozingen te bepalen. Zo wordt voorkomen dat onnodig of veel te vroeg investeringen gedaan worden om de capaciteit uit te breiden. Een dergelijke analyse heeft Waterschapsbedrijf Limburg al een besparing opgeleverd van ongeveer één miljoen euro op één enkele persleiding. Het laatste voorbeeld betreft de PI Specifiek Energieverbruik; deze wordt bepaald uit het energieverbruik per verpompte kubieke meter afvalwater. Een dergelijke prestatieindicator is erg nuttig om de effecten van
opinie
Afb. 2: Ongefilterde en gefilterde tijdreeksen van prestatie-indicatoren. Geautomatiseerde en intelligente datavalidatie is essentieel om zoveel mogelijk bruikbare datapunten voor de prestatie-indicatoren over te houden uit de ruwe SCADA-data.
systeemaanpassingen in de praktijk te kwantificeren en te verifiëren. Een vernieuwing of renovatie van een pomp kan zo’n aanpassing zijn, maar ook het toevoegen van een toerenregeling aan een gemaal of de installatie van een slimmere globale regeling. De gemeente Almere heeft een toerengeregeld gemaal tijdelijk teruggezet naar een vast toerental om het aanvoerpatroon te kunnen vaststellen; de gewijzigde bedrijfsvoering was nodig omdat geen debietmeter geïnstalleerd was. De monitoring van het specifieke energieverbruik liet onmiddellijk zien dat het energieverbruik met de pomp met een vast
toerental opliep van 0,22 kWh naar 0,25 kWh per kubieke meter: een toename van 14 procent. Op den duur zal de toegenomen kennis over het daadwerkelijke functioneren ook ingezet worden om de aanvoer van afvalwater beter op de zuivering af te stemmen, zodat het functioneren van de gehele afvalwaterketen aantoonbaar verbetert. Het meten en monitoren van afvalwaterpersleidingen leidt dus niet alleen tot meer inzicht in het daadwerkelijke functioneren maar ook tot aanmerkelijke kostenbesparingen en meer efficiëntie.
Ivo Pothof (Deltares / TU Delft) Raymond de Wit (Waterschapsbedrijf Limburg) Johannes Vijlbrief (Waterschap Scheldestromen) Erik Blokzijl (gemeente Almere) Bert Palsma (STOWA)
instrument
toepassing
PI - Capaciteit van systeem. Analyseert wat de maximale transportcapaciteit zou zijn. Herkent capaciteitsverlies in vroeg stadium.
– Voortdurend inzicht of nog aan afvoerverplichting kan worden voldaan. – Reductie van overstortvolumes. – Voorkomen van onnodige overstorten.
PI - Leidingweerstand. Analyseert op basis van debiet en persdruk de leidingweerstand en vergelijkt deze met een referentiewaarde.
– Vroegtijdig herkennen van luchtophoping of overmatige sedimentatie. – Snel herkennen van luchtophoping en aantasting van leidingwand. – Bruikbaar voor toestandsafhankelijk onderhoud en verbetering energie-efficiëntie.
PI - Pompkromme
– Tijdig herkennen van verminderde pomp-functie (voordat pomp in storing valt).
PI - Specifiek energieverbruik (kWh/m3)
– Effect van veranderingen kwantificeren, zoals pompvervanging, overgang op een toeren-regeling of een geavanceerde globale regeling.
DWA-patronen bepalen per werkdag/weekenddag/feestdag etc.
– Toetsing van ontwerpuitgangspunten met betrekking tot wandruwheid, DWA-volume per i.e., piekfactoren, etc. – Onderbouwing van nut en noodzaak van capaciteitsuitbreidingen. – Vroegtijdig herkennen en kwantificeren van regenwaterinloop in gemalen van gescheiden stelsel. – Waterbalans
H2O / 22 - 2012
9
Waterwonen in de stadshavens van Rotterdam Rotterdam zoekt innovatieve oplossingen om de klimaatverandering en bijbehorende wateroverlast het hoofd te bieden, zoals groene daken en het drijvend paviljoen in de Rijnhaven. Waterwoningen zijn er echter nog niet. Waterwoningen in de stadshavens van Rotterdam1) lijken een passend toekomstbeeld. Publicitair zijn waterwoningen een mogelijkheid om Rotterdam als klimaatmetropool op de kaart te zetten. Waterwonen is in Nederland echter nog steeds relatief onbekend. Het wordt vaak geassocieerd met woonboten. Maar waterwonen is veilig, comfortabel en vooral ‘groen’ en past dus helemaal in de huidige tijd. De technische beperkingen van waterwonen kunnen tegenwoordig comfortabel worden opgelost.
H
et realiseren van waterwoningen is niet eenvoudig. Succesfactoren zijn, evenals bij ‘gewone’ bouwprojecten: aansluiting van het project bij de doelgroep, intensieve kopersbegeleiding, maatschappelijk draagvlak en het oplossen van technische uitdagingen, zoals aansluitingen van nutsvoorzieningen, parkeergelegenheid, bereikbaarheid voor hulpdiensten etc. Voorts is de juridische status van een waterwoning (roerende of onroerende zaak) van belang voor het verkrijgen van een hypotheek en voor de verplaatsbaarheid van de woning. Uit een evaluatie afgelopen maanden van zeven grote waterwoonprojecten kwam naar voren dat vier projecten al in de planfase waren gestopt (Westflank Haarlemmermeer, IJsseldelta, Zandmeren en RiverStone). Waterwonen was hier als een ‘toefje slagroom’ toegevoegd aan het onderliggende project. Als dat project dan tegenslag ondervindt, wordt al gauw afgezien van het risicovollere waterwonen. Een project dat wel volledig werd gerealiseerd, had een sterk afwijkend concept: recreatie in plaats van permanente bewoning (Marina Olderhuuske). De twee andere waterwoonprojecten worden momenteel gefaseerd
uitgevoerd, vanwege de slechte marktomstandigheden (IJburg en De Zandmeren)2).
Onbekend maakt onbemind
Waterwoningen zijn nog een onbekend fenomeen bij de meeste overheden en financiële dienstverleners, waardoor gemakkelijk oponthoud kan ontstaan in het planproces. Ook bestaat nog veel juridische verwarring rond waterwoningen. Doorgaans worden ze aangemerkt als ‘bouwwerk in de zin van de Woningwet’, maar voor het toetsen van projectontwikkeling met waterwoningen is het Bouwbesluit onvoldoende. De gemeente Rotterdam zal al vroeg in de planfase duidelijkheid moeten verschaffen over het toetsingskader, bijvoorbeeld de Nederlandse Technische Afspraak 81113). Belangrijkste leerpunt uit de evaluatie is dat kopers en omwonenden vóóraf helderheid willen over het soort waterwoning, het precieze ontwerp en de wijze waarop ze worden aangesloten op de omgeving. Vaste kosten voor de waterkavel, kosten voor leges, etc. moeten vóóraf absoluut helder zijn. Vanaf het begin moet het waterwoonproject goed worden gepositioneerd, met voldoende flexibiliteit om in te spelen op individuele wensen van toekomstige kopers. Een marktanalyse vóóraf is een noodzaak.
Afb. 1: Overzichtskaart van de mogelijkheden tot drijvend bouwen in Rotterdamse havengebied (bron: Verkenning Drijvend bouwen in buitendijks Rotterdam, 2011).
Tweede leerpunt is dat alleen waterwoonprojecten die zich richten op een duidelijke doelgroep, kans van slagen hebben. Waterwonen in Rotterdam zal zich specifiek moeten richten op de dertigers en veertigers met een hogere opleiding en een bovenmodaal inkomen, die innovatie waarderen en graag anders willen wonen dan anderen. Mensen voor wie een terras belangrijker is dan een tuin. Mensen ook die buiten aan het water willen wonen, maar niet uit het centrum willen vertrekken en voor wie luxe appartementen in het centrum van Rotterdam onbereikbaar zijn.
Van droom naar ontwerp
Er zijn veel voordelen van waterwonen: het wegenplan is relatief eenvoudig gezien de ligging in het centrum van de stad, het bouwrijp maken van terreinen is niet nodig en openbare voorzieningen kunnen gecentraliseerd worden. Waterwoningen lenen zich er goed voor om op een andere locatie te worden geassembleerd. Door gestandaardiseerde drijflichamen te koppelen met daarop gebouwde prefab woningen, kunnen relatief eenvoudig complete drijvende woonwijken worden gerealiseerd. Zo kan flexibel ingespeeld worden op de behoefte, tegen commercieel interessante voorwaarden.
IJburg
Waterwoonproject IJburg in Amsterdam is een project waar toekomstige bewoners hun eigen woning konden ontwerpen. Om het beoogde sfeerbeeld te behouden, is vastgehouden aan de steigers waaraan de woningen zijn gekoppeld; deze zijn slechts te voet te bereiken. Parkeren doet men onder het appartementencomplex in een parkeergarage. Bewoners zullen dus ook in slecht weer slechts te voet hun woning kunnen bereiken. Bij waterwoonproject IJburg zijn de nutsvoorzieningen in de steigers verwerkt. Omdat dit tot gevolg had dat de waterleiding grote temperatuurwisselingen (van winter en zomer) te voorduren zou krijgen, moest hier rekening mee worden gehouden. Vorstbeveiliging in de vorm van het kunnen verwarmen van leidingen en verkoeling wordt gerealiseerd door het kunnen openzetten van de leiding op het oppervlaktewater.
10
H2O / 22 - 2012
achtergrond De aansluitingen van gas, licht, water en riolering zullen flexibel moeten zijn en bestand tegen continue schommelingen. De aan- en afvoerleidingen zullen tegen zowel hoge als lage temperaturen beschermd moeten worden. Ook moet rekening worden gehouden met de bewegelijkheid van waterwoningen vanwege het variërende waterpeil en de golfslag.
Impressie van groene daken in het centrum van Rotterdam.
Een belangrijk knelpunt dat uit de evaluatie naar voren kwam, is de bereikbaarheid van de waterwoningen. Parkeren voor de deur is veelal lastig te realiseren. Aangeraden wordt om al in de bestemmingsfase een dubbelbestemming op de waterkavels op te nemen in het bestemmingsplan (‘wonen’ en ‘water’). Volgens een bekende vuistregel kunnen woningen aan het water voor vijf tot tien procent hogere prijzen worden verkocht. Belangrijk is wel dat de bewoners een bootje voor de deur kunnen aanmeren en dat je ergens naartoe kunt varen op open water. Waterwoningen moeten dus worden voorzien van een aanlegplaats. Met de
waterbeheerder moet gekeken worden naar bereikbaarheid per boot. Voor de waterkwaliteit rond en onder de waterwoning is het van belang dat er voldoende diepgang en doorstroming is.
Technische randvoorwaarden
Het ontwerp van waterwoningen wijkt natuurlijk behoorlijk af van gewone bouwprojecten op land. Afwijkend van traditionele woningen op palen is de fundatie van waterwoningen een drijvend lichaam (‘bak’). Bij een hoger gewicht kan het drijvend vermogen van de bak verhoogd worden door trimvaten voller of minder vol te laten lopen met water.
De resultaten van het onderzoek geven aan dat waterwonen in Rotterdam in principe haalbaar is, maar dat er wel flink wat hobbels moeten worden genomen. De initiatiefnemers van een waterwoonproject moeten al vanaf het eerste begin de doelgroep scherp in beeld hebben. Om kopers over de streep te trekken, moet vooraf ook duidelijk zijn welke partij (de gemeente of de projectontwikkelaar) voor doorlopende ondersteuning na oplevering zal zorgdragen, omdat zich altijd onvoorziene omstandigheden kunnen voordoen bij het wonen op het water. Evelien van Weele (trainee bij Rijkswaterstaat) Hans Middendorp (Balance Advies|Projecten|Interim) NOTEN 1) Gemeente Rotterdam en Havenbedrijf Rotterdam (2011). Verkenning drijvend bouwen in buitendijks Rotterdam. 2) Van Weele E. (2012). Waterwoonprojecten in Nederland. Succes- en faalfactoren aan de hand van case studies. HBO-scriptie Watermanagement. 3) Drijvende bouwwerken (2011). Drijvend bouwen.
Waterwoningen in Amsterdam (IJburg).
H2O / 22 - 2012
11
Gebiedsgericht grondwaterbeheer: duurzaam en doelmatig Sanering en/of beheer van ‘alle’ grondwaterverontreinigingen in Nederland vormt een grote opgave. Dusdanig groot dat dit de technische en financiële mogelijkheden te boven gaat. Desondanks dwingen onze wet- en regelgeving, onze eigen beleidsdoelstellingen en ook de Europese afspraken over de Kaderrichtlijn Water en de Grondwaterrichtlijn maatregelen af. Een gebiedsgerichte aanpak van de sanering- en beheeropgaven helpt om te kunnen voldoen aan de internationale en nationale verplichtingen. Het bevordert maatschappelijk gewenst gebruik van maaiveld en ondergrond, ruimte en grondstoffen. Ten slotte draagt het bij aan het vinden van milieuhygiënisch duurzame en financieel haalbare oplossingen.
O
p vele duizenden plekken in Nederland is het grondwater ernstig verontreinigd1). Sanering en beheer vergen nog veel geld, vele honderden miljoenen euro's. Meer geld dan nu beschikbaar is in het uitvoeringsprogramma bodemsanering tot en met 2014, en zeker veel meer dan vanaf 2015 nog voor bodemsanering beschikbaar gesteld gaat worden. De voor ‘bodem’ verantwoordelijke overheden sorteren voor door budget en inspanningen in toenemende mate te richten op de situaties waarin sprake is van een feitelijk en onaanvaardbaar risico voor mens en milieu (zie kader). In sommige situaties is sprake van zodanig actueel en onaanvaardbaar risico dat sanering met spoed moet worden uitgevoerd: als de gezondheid of de natuur en milieu in gevaar komen of wanneer verspreiding van het risico verwacht wordt. De noodzakelijke inzet van de betrokken overheden is bestuurlijk overeengekomen in het ‘Convenant bodemontwikkelingsbeleid en aanpak van spoedlocaties’. In 2015 moeten situaties met actuele gezondheidsrisico’s in principe zijn opgelost. De beide andere groepen moeten dan in beeld gebracht zijn en waar nodig en mogelijk moeten de risico’s beheerst kunnen worden. De inventarisaties worden op dit moment uitgevoerd.
De tijdige aanpak van gevallen met actueel, onaanvaardbaar risico voor gezondheid of ecosysteem gaat naar verwachting lukken. Het aantal locaties met spoedeisend verspreidingsrisico is echter aanzienlijk, vele honderden omvangrijke gevallen. Het is niet waarschijnlijk dat de bestuurlijk overeengekomen doelstelling voor deze groep tijdig kan worden gerealiseerd, gegeven de beschikbare middelen en de doorloopsnelheid van de traditionele aanpak (onderzoek, planvorming, sanering per afzonderlijk geval).
Buiten de groep spoedeisende gevallen die op enig moment gesaneerd worden, blijft het grootste deel van de nu voorkomende grondwatervervuiling ‘verweesd’ achter. De gedachte is dat anderen deze saneringsopgave op zullen pakken, in samenhang met locatieontwikkeling, grondwater- en ondergrondgebruik, etc. In tijden van financiële krapte en stagnatie van bouw-activiteiten blijkt het tempo van deze aanpak laag.
Met name de Grondwaterrichtlijn vraagt de lidstaten om maatregelen te treffen wanneer sprake is van een ‘significante instroming’ van een verontreiniging in het grondwatersysteem. In voorkomende gevallen moet dit worden tegengegaan of beperkt. Als het verwijderen of tegenhouden van de verontreiniging niet mogelijk blijkt, mag beroep worden gedaan op een uitzonderingsbepaling. Dan is het toegestaan om te kiezen voor een ‘lichte’ sanering in de vorm van monitoring, risicobeheer en kwaliteitsverbetering op langere termijn. Nederland heeft zich verplicht om de Grondwaterrichtlijn te implementeren en op te volgen. De kwalificaties ‘significante uitstroming naar het grondwater’ en ‘spoedeisend verspreidingsrisico’ liggen dicht genoeg bij elkaar om in Brussel uit te leggen dat het één het ander dekt. Om aan de Grondwaterrichtlijn te voldoen, moet de groep spoedlocaties met verspreidingsrisico tijdig en afdoende worden aangepakt. Dit betekent in Nederland dat voor elk relevant geval een saneringsplanbeschikking moet zijn vastgesteld. Deze opgave is op korte termijn noch haalbaar noch betaalbaar.
De Kaderrichtlijn Water vraagt bescherming van de grondwaterkwaliteit in termen van de gemiddelde kwaliteit van grondwaterlichamen. Deze zijn zo omvangrijk dat het ‘indruppelen’ van een plaatselijke vervuiling niet relevant is2). De Grondwaterrichtlijn beschouwt ook afzonderlijke grondwaterverontreinigingen. Wanneer sprake is van een ‘significant’ transport van verontreinigingen vanuit een vervuilingsbron naar het grondwater, moet in beginsel worden ingegrepen: verspreiding moet worden gestopt of beperkt, risico’s moeten worden weggenomen. Bij voorkeur eind 2014, als toetsingsmoment van de eerste programmaperiode, anders een programmaperiode later in 2018.
12
H2O / 22 - 2012
Aanpak van de overige gevallen met (ernstige) verontreinigingen in bodem en grondwater vindt plaats samen met de ontwikkeling en het gebruik van maaiveld en ondergrond. Niet de overheid maar derden verzorgen de sanering. Die derden zijn probleemhebber (veroorzaker, eigenaar), initiatiefnemer (locatieontwikkeling, bemaling, WKO), baathebber (grondwaterwinningen), lagere overheden (gebiedsontwikkeling provincie, stedelijke ontwikkeling gemeente) of waterbeheerder (Rijkswaterstaat, waterschap, gemeente). Saneren vindt plaats in een context waarin baten worden gegenereerd: locatieontwikkeling, bedrijfsuitbreiding, gebruik ondergrond, grondwater- en energiewinning. De saneringskosten zijn dan onderdeel van een bredere maatschappelijke aanpak: geldelijk gewin en maatschappelijk nut compenseren de meerkosten ten gevolge van aanwezige bodemverontreiniging.
In met name stedelijke gebieden blijven de ‘pluimen’ van (ernstig) verontreinigd grondwater voor lange tijd aanwezig. Dit leidt tot complicaties wanneer een ingreep of gebruiksvorm gepaard gaat met het verplaatsen van grondwater (tijdelijke bemalingen, aanleg en gebruik bodemenergiesysteem). Het beleid wenst, in beginsel, dat extra verspreiding als gevolg van de ingreep wordt tegengegaan en andermans verontreiniging wordt gesaneerd. De initiatiefnemer draagt de last daarvan in de vorm van tijdrovende vergunningprocedures en kosten voor onderzoek, planvorming en mitigerende maatregelen. Functiegerichte saneringen van verontreinigde bovengrond blijven achterwege wanneer aan een te ontwikkelen locatie ook een ‘vage’ grondwaterpluim blijkt te hangen. Ten slotte stagneren grondtransacties door onzekerheid over de kans en de kosten van sanering- en beheermaatregelen wanneer
achtergrond die mogelijk ooit in de toekomst afgedwongen zouden worden. Kortom, meerkosten, financiële risico’s en procedurele complicaties verkleinen de bereidheid tot grondtransacties, investeringen in ruimtelijke ontwikkeling en benutting van maaiveld en ondergrond.
Een nieuw spoor
Het gebiedsgericht beheer van structureel aanwezige grondwaterverontreiniging biedt een oplossing. Gebiedsgericht grondwaterbeheer houdt in dat de omgang met de (gevolgen van) grondwaterverontreiniging in een groter verband en met andere accenten wordt geregeld: • Het beheer richt zich niet op afzonderlijke gevallen maar op een groter grondwatersysteem met alle daar binnen gelegen grondwaterverontreinigingen in samenhang met andersoortig beheer (zorgtaken grond- en hemelwater, watersysteembeheer e.d.); • Het beheer richt zich niet primair op de (chemische) kwaliteit of op het tegengaan van verspreiding maar op het beheer van risico’s - waar en wanneer die zich voordoen - in verband met veilig gebruik van maaiveld en ondergrond, en de bescherming van kwetsbare objecten zoals grondwaterwinningen en kwelgebieden en van de grenzen van het beheergebied; • Beweging van verontreinigingen binnen het beheergebied is toegestaan, met inachtneming van de randvoorwaarden van het risicobeheer; • Bronsanering bij benutting van maaiveld en ondergrond, preventie en (soms) natuurlijke afbraakprocessen dragen bij aan een geleidelijke, structurele kwaliteitsverbetering. De gedachte dat gebiedsgericht grondwaterbeheer een vrijbrief is voor het ‘laten lopen en niets doen’, is een misverstand. Waar verontreinigingen zich de afgelopen 40 à 80 jaar ongecontroleerd konden verspreiden, voorziet deze oplossing juist in daadwerkelijk risicobeheer. Het gebiedsgericht grondwaterbeheer wordt gevestigd in een daarvoor aangewezen gebied, op basis van een overheidsbesluit (zoals een beschikking Wet bodembescherming), met duidelijke en handhaafbare ‘spelregels’ voor het beheer en een daarvoor verantwoordelijke beheerder. Monitoring vindt plaats op zodanige afstand van de te beschermen functies, objecten en grenzen dat voldoende tijd beschikbaar is voor signalering van kwaliteit en trendmatige ontwikkeling, beoordeling en zonodig corrigerend ingrijpen. De keuze voor de gebiedsgerichte benadering in plaats van een gevalsgerichte aanpak wordt door het bevoegd gezag genomen, duidelijk gemotiveerd, met inspraak en democratisch geborgd. Met deze procedure wordt voldaan aan de vereisten van de Grondwaterrichtlijn om te mogen volstaan met ‘risicobeheer’ in plaats van ‘weghalen of tegenhouden’. Alle binnen het beheergebied gelegen gevallen worden langs deze weg beheerd conform de doelen van de Grondwaterrichtlijn en het Bodemconvenant.
Doelmatig?
Duurzaam?
Saneren gaat gepaard met maatschappelijke bestedingen van tijd en geld, met de inzet van energie en grondstoffen en met emissies, hinder en veiligheidsrisico’s. De overheid streeft daarom naar een goede verhouding tussen de ‘kosten’ en ‘resultaat’ van een sanering. Met de gebiedsgerichte benadering worden de inspanningen voor het opschonen en/of afstoppen van individuele pluimen uitsluitend nog gericht op het elimineren van daadwerkelijke risico’s (functionele geschiktheid, gebiedsgrenzen) en het verwijderen van relevante hoeveelheden vervuiling (kosteneffectieve vrachtverwijdering). Dit bevordert de doelmatige besteding van de beperkt beschikbare middelen. Zo beloopt de besparing ten opzichte van de kosten van de huidige gevalsaanpak vele tientallen miljoenen euro, tegen benodigde investeringen en beheerkosten van enkele tonnen.
Met het vestigen van gebiedsgericht grondwaterbeheer neemt de milieuhygiënische effectiviteit van saneringsmaatregelen toe. De verhouding tussen gewonnen milieukwaliteit en daarvoor benodigd (milieu)geld, energiegebruik, ruimtebeslag, hinder etc. wordt zo gunstig beïnvloed. Het beheerde grondwatersysteem wordt niet helemaal schoon, het is wel veilig en verantwoord te gebruiken, binnen gericht en controleerbaar bewaakte grenzen. Daartoe behoren bij uitstek de begrenzing van bestaande winningen of van strategische grondwatervoorraden. Het verlagen van de drempels voor passend gebruik van maaiveld, ondergrond en grondstoffen bevordert duurzame ontwikkelingen in het beheergebied: meer bodemenergie, meer ondergronds ruimtegebruik, eenvoudiger grondtransacties en kansen op (her-) ontwikkeling. Dergelijk gebruik leidt tot bronsaneringen, in een mate die de overheid zelf niet kan bewerkstelligen. Zo komt ook de doelstelling van een structurele kwaliteitsverbetering, trendomkering, in zicht.
De inspanningen van de overheid worden gericht op het inrichten en uitvoeren van monitoring en risicobeheer op met name de grenzen van het beheergebied. Dit vergt relatief geringe inspanningen. Door integratie met het stedelijk waterbeheer en het oppervlaktewaterbeheer wordt de doelmatigheid vergroot. Tegenover deze inspanning staan besparingen bij de uitvoering van werken en saneringen, bij het onderhoud van (riool)infrastructuur en bij de uitvoering van het (stedelijk) waterbeheer. Tenslotte is sprake van indirecte voordelen door het wegnemen van belemmeringen voor stedelijke ontwikkeling en gebruik van de ondergrond. De kosten van vrachtverwijdering en veilig functioneel gebruik liggen bij initiatiefnemers en baathebbers. Indien bij een sanering het beheer van een resterende grondwaterverontreiniging wordt ondergebracht in het gebiedsbeheer, kan dit voor de initiatiefnemer voordeel opleveren. Een deel van dit voordeel kan worden aangewend als bijdrage in de kosten van het beheer (in de vorm van een afkoopsom). In de praktijk blijkt dat probleemhebbers en initiatiefnemers hiertoe bereid zijn, op voorwaarde dat ze dan ook ‘helemaal’ van het probleem af zijn (vrijwaring). Directe besparingen zijn niet de enige drijfveer. Het kunnen overdoen van beheerverantwoordelijkheid en het vrijvallen van boekhoudkundig getroffen voorzieningen blijken belangrijke prikkels. De probleemhebber of initiatiefnemer beoordeelt of de eigen businesscase positief is. De ‘gebiedsbeheerder’ beoordeelt of de over te nemen verplichtingen en risico’s voldoende worden gedekt door de afkoopsom. Komen beide partijen tot overeenstemming, dan beoordeelt het bevoegde gezag Wet bodembescherming of de totale aanpak die de probleemhebber voorstelt - bestaande uit bronaanpak en overdracht van resterend beheer - voldoet aan het beleid en de wettelijke vereisten. Zo bewaken de betrokken partijen ieder het eigen belang, en bewaakt de overheid het algemene en het milieuhygiënische belang.
Conclusie
Gebiedsgericht grondwaterbeheer biedt een verantwoorde, doelmatige en haalbare uitweg voor situaties waarin de gevalsgerichte aanpak van grondwaterverontreiniging faalt. Op deze wijze kan tijdig worden voldaan aan de nationale en internationale doelen voor grondwaterbescherming. Belemmeringen voor stedelijke ontwikkeling en ruimtegebruik, en voor een duurzame benutting van de ondergrond worden weggenomen. Hiermee wordt indirect bijgedragen aan een structurele verbetering van de kwaliteit van het grondwatersysteem. Tegelijkertijd wordt tegen aanvaardbare kosten voorzien in gericht risicobeheer, waardoor het gebruik binnen het beheergebied veilig en verantwoord kan plaatsvinden en ook ‘de buitenwereld’ wordt beschermd. Ten slotte wordt het beheer in handen gelegd van een daarvoor verantwoordelijke beheerder, op basis van en met toezicht door een bevoegde overheid. Deze benadering wordt inmiddels door een 20-tal gemeenten en provincies in de praktijk ontwikkeld. Peter de Bruijn (secretaris CoP Gebiedsgericht Grondwaterbeheer*) NOTEN 1) In dit artikel blijft diffuse grondwaterverontreiniging door bijvoorbeeld meststoffen buiten beschouwing. 2) De belasting met bijvoorbeeld nutriënten is in dat verband zeker relevant maar blijft hier buiten beschouwing. Dat geldt ook voor individuele verontreinigingen in grondwaterwinningen ten behoeve van consumptiedoeleinden. * De Community of Practice Gebiedsgericht Grondwaterbeheer is een initiatief van Stichting Kennisontwikkeling Kennisoverdracht Bodem en het Uitvoeringsprogramma Bodemconvenant. Ze brengt deskundigen bij elkaar om vorm te geven aan gebiedsgericht grondwaterbeheer.
H2O / 22 - 2012
13
Presentatie eindrapport ‘Meer water met regelbare drainage?’ Wetenschappers van de universiteit van Wageningen samen met enkele waterschappen en agrariërs hebben gedurende vijf jaar onderzoek verricht naar de werking van (samengestelde) regelbare drainage onder Nederlandse omstandigheden en tevens gekeken naar de ervaringen in het buitenland. Het eindrapport van STOWA ‘Meer water met regelbare drainage?’* is op 11 oktober tijdens een symposium gepresenteerd. De conclusies komen grotendeels overeen met eerder onderzoek naar peilgestuurde drainage (zie het artikel ‘Effecten van peilgestuurde drainage’ in H2O nr. 18 van 14 september jl., pagina 32 en 33, over onderzoek tussen 2007 en 2011 in het oosten van Nederland).
D
ie conclusies luiden als volgt: Een innovatief, regelbaar drainagesysteem maakt het mogelijk water in perioden met een neerslagoverschot vast te houden voor droge perioden. Een agrariër kan daardoor zelf, als waterbeheerder op zijn eigen bedrijf, het drainageniveau van het perceel afstemmen op de variabele omstandigheden op zijn percelen. Water sturen aan de bron komt de landbouw-productie in droge perioden ten goede en helpt bij het voorkomen van gebieds-uitdroging. Of deze voordelen worden behaald, hangt echter af van de lokale omstandigheden. Maar ook reductie van afvoerpieken bij hevige regenval wordt beter mogelijk. Nog een voordeel van regelbare drainage is dat het de uitspoeling van nutriënten naar het oppervlaktewater kan verminderen. In Zuidoost-Nederland wordt deze innovatie in de landbouw al toegepast. Uit het genoemde onderzoek in OostNederland bleek peilgestuurde drainage overigens niet te leiden tot minder uit- en afspoeling van nutriënten naar het oppervlaktewater.
Maatwerk
De consensus van het symposium was dat regelbare drainage altijd maatwerk moet zijn.
“Het regelbaar zijn van drainage kan aanleiding zijn tot droogtegevoelige gebieden waar nu niet gedraineerd is, alsnog te draineren”, stelde Lodewijk Stuyt (universiteit van Wageningen) tijdens de presentatie van het eindrapport. “Regelbare drainage kan als mogelijke maatregel worden meegenomen in zorgvuldig overleg met agrariërs en terreinbeheerders.” Siem-Jan Schenk (voorzitter LTO-Noord) merkte op dat het denken over water in de landbouw is veranderd: “Goed water is een kostbaar productiemiddel waarmee je zuinig moet omgaan. Regelbare drainage geeft de boer een regelmogelijkheid.” Volgens Arjan van der Zee (Staatsbosbeheer) kan regelbare drainage zo ingesteld worden dat het mogelijk is juist meer water af te voeren. Het moet door de agrariër dus worden ‘gebruikt zoals bedoeld’. “Het gevaar schuilt erin dat men met het aanleggen van regelbare drainage juist vaker afvoert op droge zandgronden die vroeger niet werden gedraineerd.” “De volgende stap is het toepassen van de verworven kennis en inzichten in de praktijk”, aldus Jan Busstra (ministerie van Infrastructuur en Milieu).
Doelmatig waterbeheer
Aangejaagd door de discussie over klimaatverandering is de laatste jaren het besef ontstaan dat water essentieel is voor welzijn en welvaart van de hele samenleving. Dit heeft ook in de landbouw en bij waterbeheerders geleid tot een kentering in het denken over water als waardevolle hulpbron. Volgens Stefan Kuks (watergraaf Waterschap Regge en Dinkel en portefeuillehouder Innovatie van de Unie van Waterschappen) kan regelbare drainage bijdragen aan doelmatig waterbeheer, gericht op het beter benutten van het neerslagoverschot. De grootschalige aanleg van conventionele drainage in het verleden heeft geleid tot intensieve ontwatering en daardoor minder natschade in de landbouw maar ook tot gebiedsverdroging. Het onderzoek is uitgevoerd door de universiteit van Wageningen in opdracht van en gefinancierd door het ministerie van Infrastructuur & Milieu, STOWA, Waterschap Peel en Maasvallei, Waterschap Brabantse Delta, Provincie Zeeland, de Europese Unie, de organisatie Interactief Waterbeheer en de Rabobank. *
STOWA-rapport 2012-33 ‘Meer water met regelbare drainage’.
De overhandiging van het eindrapport door de opdrachtgevers Jan Busstra van het ministerie van Infrastructuur en Milieu (links) en watergraaf Stefan Kuks van Regge en Dinkel (rechts) aan Ad van Iersel (de ‘initiatiefnemer’ van samengestelde regelbare drainage in Nederland).
14
H2O / 22 - 2012
actualiteit / informatie ‘Projectmatig creëren’ verhoogt professionaliteit waterschappen Bij waterschappen worden veel en vaak grote projecten uitgevoerd. Soms gaan er tientallen miljoenen euro’s om. Dan is het belangrijk dat alles perfect gaat: kwaliteit tegen niet meer kosten dan nodig. In het streven naar verdere professionalisering krijgt projectmatig werken bij waterschappen veel aandacht. De hoogheemraadschappen van Schieland en de Krimpenerwaard en van Rijnland kiezen voor ‘projectmatig creëren’. Ze boeken daarmee opmerkelijke successen.
M
omenteel bestaat in de waterwereld veel aandacht voor een verdere professionalisering, en daarbinnen met name voor het efficiënter en effectiever werken. Projectmatig werken vormt daarbij een sleutelbegrip. In een project werken betekent idealiter iets nieuws maken met een speciaal daarvoor in het leven geroepen team. Waarbij het team in goede samenwerking en harmonie mooie dingen tot stand brengt en er geen cent te veel wordt uitgegeven. De praktijk is vaak anders. Veel mensen ervaren projectmatig werken als een hoop gedoe. Om te beginnen wordt een project veelal van hogerhand opgelegd. Mensen worden ‘gedwongen’ in een project te werken waar ze zelf niet voor gekozen hebben, wellicht zelfs ‘niks mee hebben’. Vervolgens gaat de projectleider - die een mooi projectplan heeft geschreven - sleuren en trekken om alle neuzen dezelfde kant op te krijgen. Als projectmedewerker word je in een knellend keurslijf gestoken van regels en procedures, dat wel veel papierwerk met zich meebrengt maar niet wezenlijk bijdraagt aan het resultaat. Tot slot blijkt er dan soms aan het einde van de rit geen opdrachtgever te zijn. In organisaties waarin veel kritische en hoogopgeleide professionals werken, wordt het enthousiasme voor projectmatig werken dan al snel getemperd. ‘Projectmatig creëren’ wijkt af van veel andere methoden, omdat het de traditionele kracht van projectmanagement (structuur aanbrengen) combineert met overeenstemming, samenwerking, plezier en inspiratie. Het is een aanpak die niet knelt als een korset maar het project wél voldoende ruggengraat geeft. De essentie is ervoor te zorgen dat alle betrokkenen zich mede-eigenaar voelen van het project, er verantwoordelijkheid voor nemen en werkelijk samenwerken aan gedeelde doelen. Anders dan veel andere projectmanagement methoden is er dus veel aandacht voor de menselijke factor.
Casus Rijnland
Bij het Hoogheemraadschap van Rijnland bestaat behoefte aan één organisatiebrede projectmethode en -taal. De techniek van projectmatig werken is niet het probleem, wel hoe je het team meekrijgt. Een nulmeting leverde een berg aan knelpunten: er was sprake van onduidelijke afspraken, een handtekeningencultuur, overschrijdingen van planning en budget en weinig aandacht voor teamsamenstelling. Van de 500 projecten bleken 100 geen opdrachtgever te hebben en er waren projecten waarmee de opdrachtgever geen enkele
binding had. Sommige opdrachtgevers ‘deden’ in hun eentje 60 projecten. Veel projecten bleken geen project maar ideeën of iets wat in de lijn thuishoorde. Rijnland kiest voor ‘projectmatig creëren’, omdat deze methode het best aansluit bij zijn organisatiefilosofie, waarbij vakafdelingen als serviceverleners ‘leveren’ aan projecten en processen. Daarnaast vindt Rijnland het belangrijk de 700 medewerkers in staat te stellen hun talenten te ontwikkelen. Het hoogheemraadschap wil in hen investeren omdat zij uiteindelijk het succes van de organisatie bepalen. Meer dan 400 projectleiders, projectleden, opdrachtgevers en managers zijn getraind in ‘projectmatig creëren’. Daarbij gaat het om specifieke trainingen, coaching en intervisie en het vaststellen van profielen waarmee mensen een goed beeld krijgen van hun persoonlijke werkwijzen en voorkeuren. ‘Projectmatig creëren’ leidt ook tot een andere organisatiecultuur. Managers moeten net als opdrachtgevers bekwaam, bevoegd, betrokken en beschikbaar zijn. Medewerkers zijn zelfbewuster geworden, leren ook ‘nee’ zeggen en alternatieven aan te bieden. Bij Rijnland zijn de knelpunten die bij de nulmeting werden geconstateerd, door interventies en training grotendeels weggenomen. Zo is recent veel aandacht geschonken aan ‘goed opdrachtgeverschap’. Met als resultaat dat er nu meer opdrachtgevers lager in de organisatie zijn die een binding hebben met het project, die er bij wijze van spreken wakker van liggen als het niet goed gaat. En die maar een beperkt aantal projecten onder hun hoede hebben, waardoor ze daaraan daadwerkelijk aandacht kunnen besteden. Er is veel aan helderheid gewonnen en de organisatie is professioneler geworden. Ook is sprake van een betere samenwerking en meer samenhang tussen de projecten.
Casus Schieland en de Krimpenerwaard
Het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard werkt al wat langer met ‘projectmatig creëren’. Met enkele tientallen projecten per jaar, waaronder enkele dijkversterkingen die tientallen miljoenen euro’s kosten, had de organisatie voldoende reden om projectmatig werken professioneel aan te pakken. De aandacht voor de zachte kanten van het project bleek ook bij Schieland en de Krimpenerwaard het grote winstpunt. Traditioneel projectmanagement lijkt op een draaiboek, alles staat vast.
De vier domeinen van ‘projectmatig creëren’.
‘Projectmatig creëren’ gaat over het managen van verwachtingen en onzekerheden, van gebruikers, opdrachtgevers en projectleden. Bij elk project wordt nu een krachtenveldanalyse gemaakt. Schieland en de Krimpenerwaard werkt vaak met verschillende partijen samen, die ieder andere rollen, taken en belangen hebben: de gemeenteambtenaar die vergunningen verstrekt, de boer door wiens grond een pijpleiding van het rioolgemaal naar de zuiveringsinstallatie moet lopen en de bewoners die bouwverkeer voor hun deur krijgen. Door een krachtenveldanalyse uit te voeren, krijg je die in beeld en wordt je je bewust van cruciale relaties en de risico’s in het project als deze relaties onder druk komen te staan. De ‘afwezige’ opdrachtgever, dat bleek de klassieke fout bij projectmanagement zoals Schieland en de Krimpenerwaard dat vroeger uitvoerde. De opdrachtgever had vaak maar een uurtje tijd per maand, terwijl het project soms om een miljoen euro ging. Nu is hij of zij aanwezig bij het begin van het project, ondertekent met de projectleider het projectcontract en blijft gedurende het project betrokken. Opdrachtgevers, directeuren en bestuursleden van het hoogheemraadschap kregen een training. Dat heeft gewerkt. Bij Schieland en de Krimpenerwaard stelt men altijd dezelfde vraag aan de opdrachtgever en het projectteam: “Wat gebeurt er als we het niet doen?” Als het antwoord “niets” is, dan is het project blijkbaar overbodig en wordt het niet uitgevoerd. Hetzelfde gebeurde bij Rijnland. Ook vraagt men bij het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard altijd aan de opdrachtgever wanneer hij tevreden is. Want een project is niet per definitie succesvol als het binnen tijd en budget is gebleven. Je moet ook - en vooral - de juiste dingen doen. André Bol en Luc van Wijk (Hoogheemraadschap van Rijnland) Theo Peeters (Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard) Robertjan Uijl en Finus de Broekert (Phaos BV) H2O / 22 - 2012
15
Relevante vragen voor kennis- en innovatieagenda van het waterschap Welke kennisvragen zijn voor een waterschap relevant om op te pakken? De onderstaande wegingsmethode maakt het volgens ondergetekenden mogelijk om voor de gehele organisatie een uniforme werkwijze te hanteren om de meest relevante kennisvragen te selecteren, waar deze selectie mogelijk voorheen op basis van intuïtie of persoonlijke voorkeur plaatsvond. Aanleiding vormt het opstellen van de kennis- en innovatieagenda van het Hoogheemraadschap van Delfland.
H
et doel van die kennis- en innovatieagenda is het periodiek identificeren en invullen van belangrijke lacunes in de aanwezige en/of voor de toekomst benodigde kennis. De agenda moet richting geven aan de kennisontwikkeling van het Hoogheemraadschap van Delfland. Daarnaast beoogt het de kruisbestuiving te stimuleren met andere waterschappen, de partijen in het beheergebied, externe kennisinstituten en het bedrijfsleven. De Topsector Water beschouwt de waterproblematiek als één van de grootste uitdagingen voor de toekomst. Schoon drinkwater, beschikbaarheid van voldoende zoet water, veiligheid tegen overstromen, klimaatverandering, het Deltaprogramma in wording, sterke verstedelijking en de implementatie van Europese richtlijnen vereisen het inzetten van innovatieve oplossingen en gerichte kennisontwikkeling om deze uitdagingen het hoofd te kunnen bieden. Daarbij is het identificeren en daarna invullen van belangrijke lacunes in de aanwezige en/of voor de toekomst benodigde kennis essentieel voor succes. Deze te beantwoorden kennisvragen worden door het Hoogheemraadschap van Delfland vastgesteld op basis van de te behalen doelstellingen, historie, huidige status, relevante trends en vastgestelde kennisdomeinen. Omdat het ondoenlijk is om elke geïdentificeerde kennisvraag op te pakken, is het noodzakelijk een prioriteit aan te brengen om de juiste kennisvragen te kunnen selecteren. Om te kunnen bepalen welke kennisvraag het Hoogheemraadschap van Delfland als eerste moet oppakken, zijn vijf criteria gedefinieerd die prioriteit aangeven: de bijdrage aan de organisatiedoelen, de (financiële) opbrengst, verbetering van het imago, organisatorische inspanning en de strategische kennis die het beantwoorden van de kennisvraag oplevert. Per criterium wordt een prioriteitsscore berekend op basis van de mate waarin het beantwoorden van de voorliggende kennisvraag positief invulling geeft aan zo’n criterium. Alle vijf scores worden opgeteld. Als de totale score positief is, is de voorliggende kennisvraag relevant voor het Hoogheemraadschap van Delfland en wordt deze opgepakt (c.q. opgenomen in de kennis- en innovatieagenda).
16
H2O / 22 - 2012
Bijdrage aan de organisatiedoelen
Bij het beoordelen van de bijdrage aan de organisatiedoelen gaat het om de volgende aspecten: • Er bestaat een duidelijke relatie van de kennisvraag met de te behalen doelen van het Hoogheemraadschap van Delfland; • Beantwoording van de kennisvraag levert een versnelling op inzake het bereiken van een organisatiedoel; • Het onderwerp heeft een sterk raakvlak met het werkveld van het Hoogheemraadschap van Delfland; • Het vraagstuk past in de richting die het strategische beleidsplan van het Hoogheemraadschap van Delfland aangeeft; • Het is niet puur wetenschappelijk onderzoek maar levert uiteindelijk een praktische toepassing op of de mogelijkheid om het resultaat in de dagelijkse praktijk van het Hoogheemraadschap van Delfland toe te passen. (Financiële) opbrengst
Om de financiële opbrengst te beoordelen, zijn de volgende vragen van belang: • Wat kost het beantwoorden van deze kennisvraag (in geld, tijd en middelen) en wat levert het op (in geld, tijdsbesparing, procesverbetering en hogere kwaliteit diensten)? • Wat is het te verwachten niveau van vermarktbaarheid van de oplossing? • Helpt het de betrokken medewerkers hun kennis, vaardigheden en competenties verder te ontwikkelen? Verbetering imago
De verbetering van het imago wordt als volgt onderzocht: • Heeft het beantwoorden van deze kennisvraag maatschappelijke relevantie? • Bestaat een wettelijke verplichting die het oppakken van deze kennisvraag noodzakelijk maakt? • Zijn bestuurlijke afspraken gemaakt om deze kwestie op te lossen? • Is de oplossing naar verwachting duurzaam? • Betreft het ingaan op de kennisvraag een effectuering van een beloofde bijdrage bij participatie in netwerken c.q. onderzoeksprogramma’s? Organisatorische inspanning
Om de organisatorische inspanning te beoordelen, moeten de volgende vragen gesteld worden:
•
•
•
•
•
•
Wat is de haalbaarheid van de kennisvraag, met andere woorden: is de kennisvraag in redelijkheid te beantwoorden c.q. is er een grote kans op succes? Is het laaghangend fruit (dus met beperkte inzet een grote opbrengst verwezenlijken)? Kan Delfland de oplossing daadwerkelijk implementeren? Wat is de benodigde inzet en te verwachten doorlooptijd? Zijn er veel (interne en externe) partijen bij betrokken en hebben zij al vaker met elkaar samengewerkt? Wat zijn de risico’s en onzekerheden, hoe groot is de kans dat zij optreden en wat is dan de impact ervan?
Ontwikkelde strategische kennis
Is de te ontwikkelen kennis strategisch? Wanneer noemen we te ontwikkelen c.q. ontwikkelde kennis strategisch? Kennis is strategisch wanneer het voldoet aan drie kenmerken: • Welke dienstverlening is niet mogelijk zonder deze kennis en wat is de bijdrage van de kennis aan de geleverde producten en diensten? • Wat is het onderscheidend vermogen door deze kennis ten opzichte van andere organisaties, hoe uniek is deze kennis en hoe moeilijk is het voor anderen om deze kennis te ontwikkelen? • Wat is de mate van toekomstvastheid van de kennis, hoe houdbaar is de kennis en wat is het toekomstige belang ervan? De criteria ‘bijdrage aan de organisatiedoelen’ en ‘(financiële) opbrengst’ vinden we belangrijker dan de andere drie en geven we daarom een gewicht van 2. De overige criteria krijgen een gewicht van 1. De criteria ‘bijdrage aan de organisatiedoelen’ en ‘(financiële) opbrengst’ tellen dus dubbel zo zwaar mee in het berekenen van de prioriteitsscore en daarmee in het bepalen of een kennisvraag wel of niet opgepakt wordt.
Vijf vragen als voorbeeld
Als voorbeeld hoe de prioriteitsscore in de praktijk berekend wordt, bepalen we deze score voor vijf kennisvragen, die voor de meeste waterschappen herkenbaar zullen zijn. De watersector verwacht te groeien, de behoefte aan arbeidskrachten neemt toe. De sector is onvoldoende zichtbaar en bekend bij scholieren, studenten en deskundigen.
informatie
Hoe zorgen we voor voldoende instroom van nieuwe arbeidskrachten? De prioriteitsscore voor deze kennisvraag is: 5* (omdat we door het beantwoorden hiervan een maximale bijdrage aan onze organisatiedoelen verwachten) + 3* (we schatten in dat de (financiële) opbrengst van deze kennisvraag iets boven het gemiddelde zal liggen) + 4 (het imago verbetert door een verbeterde zichtbaarheid op dit gebied) + 3 (de organisatorische inspanning is niet als intensief te beoordelen) + 3 (de strategische kennis die hiermee verkregen wordt is iets hoger dan het gemiddelde) = 26. Een * wil zeggen dat relatieve belangrijkheid van dit criterium zodanig is dat de score dubbel telt. De score van 26 is hoog, hetgeen duidelijk aangeeft dat deze kennisvraag door Delfland opgepakt wordt. Hoe ontstaat meer waterbewustzijn bij de Nederlanders? Wat wil men wel en niet weten over de risico’s van leven beneden de zeespiegel? Hoe kunnen keuzes in het waterbeheer gaan leven voor de burgers? Deze kennisvraag levert een prioriteitsscore van 2* + 1* + 4 + 3 + 3 = 16 op. De bijdrage aan de organisatiedoelen wordt laag ingeschat en de (financiële) opbrengst van deze kennisvraag lijkt gering. Deze kennisvraag draagt wel beduidend bij aan het verbeteren van het imago, vergt een niet al te zware inspanning van de organisatie en levert redelijk interessante strategische kennis op. De score van 16 geeft aan dat de prioriteitsscore niet positief uitpakt, een indicatie om deze kennisvraag niet ter hand te nemen. Op welke wijze kunnen we de kracht van de burger mobiliseren? Bijvoorbeeld door hun
eigen verantwoordelijkheid te stimuleren als ‘aandeelhouders’ bij het onderhoud van elementen van waterbeheer? Een prioriteitsscore van 2* (geringe bijdrage aan de organisatiedoelen) + 3* (kan een interessante (financiële) opbrengst opleveren) + 4 (we schatten in dat dit tot een sterke verbetering van ons imago zal leiden) + 3 (de te verwachten organisatorische inspanning is iets meer dan gemiddeld) + 3 (redelijk bruikbare strategische kennis wordt door het beantwoorden van deze kennisvraag ontwikkeld) = 20 bepalen we voor deze kennisvraag. Hoe kunnen we het gebruik van technologie stimuleren als inspiratie voor ons werk als waterbeheerder? De prioriteitsscore van 3* + 3* + 3 + 3 + 4 = 22 bepalen we als volgt: technologie kan ons goed helpen bij het behalen van onze organisatiedoelen en het kan een positief resultaat hebben in relatie tot de (financiële) opbrengst. De inzet van technologie kan ons imago helpen verbeteren en de te verwachten benodigde organisatorische inspanning is niet al te intensief. De verkregen strategische kennis kan erg waardevol blijken te zijn. Wat voor klimaatscenario’s zijn er nodig voor een klimaatbestendig waterbeheer op de lange termijn? Wat bijvoorbeeld te doen als de zeewaterspiegel één meter stijgt? Voor deze kennisvraag bedraagt de prioriteitsscore: 2* + 2* + 3 + 1 + 4 = 16. De directe bijdrage van deze kennisvraag aan de organisatiedoelen is dun. Ook de (financiële) opbrengst lijkt gering. Over deze zaken nadenken om niet in de toekomst verrast te worden, helpt ons imago te verbeteren. Het
vergt een grote inspanning van de organisatie om deze kennisvraag adequaat te beantwoorden - wij zijn geen onderzoeksinstituut. De hiermee verkregen kennis is sterk strategisch van aard.
Conclusie
De behandelde pragmatische methode kan de waterbeheerder helpen bij het bepalen welke kennisvragen voor het waterschap relevant zijn om te beantwoorden. De methode maakt het mogelijk om voor de gehele organisatie een uniforme werkwijze te hanteren om de meest relevante kennisvragen te selecteren. Het Hoogheemraadschap van Delfland brengt de kennisvragen in beeld in haar kennis- en innovatieagenda. Deze maakt de medewerkers duidelijk welke kennis nog ontwikkeld moet worden en is richtinggevend voor het opstellen, prioriteren en deelnemen aan onderzoeksprogramma’s. Tevens wordt hiermee inzicht verschaft aan gelieerde organisaties, onderzoeksinstituten en het bedrijfsleven in welke kennisvragen het Hoogheemraadschap van Delfland geïnteresseerd is om in gezamenlijk verband op te pakken. Paul van den Brink (On The Brink*) Joost de Haan (Hoogheemraadschap van Delfland) NOOT * adviesbureau gespecialiseerd in kennismanagement
H2O / 22 - 2012
17
Goede aanbevelingen in Duits boek over microbiologie in drinkwater Recent verscheen het boek ‘Mikrobiologie des Trinkwassers’, met als (vertaalde) ondertitels ‘Grondbeginselen van een epidemievrije, hygiënisch betrouwbare drinkwatervoorziening’ en ‘150 jaar bescherming tegen infectieziekten door drinkwater’. Een zeer praktisch boek dat de historie van watergerelateerde epidemieën als cholera en tyfus beschrijft en de transitie naar bacteriën als EHEC en virussen en parasieten zoals Giardia en Cryptosporidium. Auteur Dirk Schoenen beschrijft de rol van drinkwater daarbij en welke lessen hieruit zijn te leren.
D
e historie leidt naar het huidige inzicht over risico’s van ziekteverwekkers. De auteur geeft praktische tips voor het voorkomen en bestrijden van besmettingen. Geregeld verwijst hij naar onderbouwend wetenschappelijk onderzoek, altijd met de waarschuwing laboratoriumomstandigheden niet zomaar te vertalen naar de praktijk.
voldoende afdoding te garanderen. Chloor is met name voor parasieten ontoereikend. De conclusie is dat het lastig is verwijderingsrendementen uit het laboratorium te realiseren in de werkelijkheid van het distributiesysteem met sediment, deeltjes en organisch materiaal. Bovendien is het onverstandig te vertrouwen op desinfectie in het leidingnet. Van UV wordt het probleem van de ongelijke bestraling door reactorconfiguratie en stromingsprofielen uitgewerkt.
De eerste hoofdstukken beschrijven de ziekteverwekkers (virussen, parasieten en bacteriën) die via drinkwater verspreid kunnen worden en de daaraan gekoppelde ziekten. Er is onderscheid tussen ziekteverwekkers die onbedoeld via besmettingsbronnen in het drinkwater terechtkomen en degenen die zich thuisvoelen in drinkwater(installaties) en wachten op een kans zich daarin te vermeerderen (Legionella pneumophila, Pseudomonas aeruginosa, etc.). Interessant is de ontdekkingsgeschiedenis van deze ziekteverwekkers in de 19e en begin 20e eeuw en welke ideeën destijds leefden over het overbrengingsmechanisme van infectieziekten. De auteur beschrijft hoe de eerste hygiënisten, onder wie John Snow en Robert Koch, het verband tussen cholera en drinkwater legden en wat het effect (ook in Nederland) is geweest op de invoering van openbare drinkwater- en sanitatievoorzieningen. Vanuit de huidige kennis van microbiologische risico’s is aandacht voor de bron van het drinkwater erg belangrijk. Liever grondwater dan oppervlaktewater, zeker als daarop rioolwater wordt geloosd. Schoenen schrijft dat de terugdringing van cholera- en tyfusepidemieën niet zozeer te danken is aan beter drinkwater maar vooral aan schoon water voor voedselbereiding, handen wassen en algehele betere hygiëne. Dit als gunstig neveneffect van de aanleg van de eerste waterleidingstelsels, die, zeker in Duitsland en Noord-Amerika, in beginsel ook waren aangelegd om voldoende water te hebben voor stadsreiniging en het blussen van branden. Het boek geeft een overzicht van beschreven epidemieën in de laatste 150 jaar, waarvan bekend is dat drinkwater een rol speelde. De afgelopen 20 jaar vonden in Europa en de Verenigde Staten een reeks epidemieën plaats, vrijwel altijd te wijten aan een verontreiniging van de bron, vaak optredend bij overvloedige regenval (Milwaukee, Walkerton), of, minder vaak,
18
H2O / 22 - 2012
Bewaking
verontreiniging van het distributienet via kortsluiting met rioolwater, lekkages en andere ongelukkige kruiscontacten met fecaal verontreinigd water. Dat laatste was ook in Nederland de oorzaak van de meest recente epidemie (Leidsche Rijn). Toepassing van het multiple barrier principle bij het ontwerp van een drinkwatervoorziening, kan verspreiding van infectieziekten voorkomen. Het begint met goede bronkeuze (en locatie van inname). Daarnaast is filtratie een belangrijke stap voor verwijdering van ziekteverwekkers. Zeefwerking en adsorptie vangen veel af. Dit is ook de drijvende kracht achter de verwijderingscapaciteit van bodempassage. De afdoding van bacteriën door bodempassage na 50 dagen, zoals aangetoond door Knorr in 1937 (de basis voor ons huidige beleid van 60-dagenbeschermingszones), passeert ook. Het hoofdstuk over desinfectie geeft een mooi historisch overzicht van de invoering van desinfectietechnieken, met veel aandacht voor problemen met de effectiviteit van desinfectie bij chloor, ozon of UV. Vooral als bacteriën verstopt zitten in deeltjes van fecale oorsprong is het moeilijk
E. coli wordt al lange tijd gebruikt als indicator voor fecale verontreinigingen. In een gram feces zitten één miljoen E. coli-bacteriën. Andere bacteriën van de coligroep (coliformen) zijn niet altijd indicatoren voor fecale verontreinigingen. Voor snelle zekerheid is het jammer dat in de bewaking van het drinkwater altijd eerst coliformen worden bepaald en daarna pas specifiek naar E. coli wordt gekeken. Veel analyseontwikkelingen zijn gericht op snellere, tevens betrouwbare methoden. Het boek geeft een overzicht van de interactie tussen steeds betere analysetechnieken en de normering in de wetgeving vanaf 1900. Naast E. coli wordt het belang van de analyse van de andere fecale indicatoren Enterococcen en Clostridium perfringens benadrukt om ook de afwezigheid van parasieten als Giardia en Cryptosporidium vast te stellen. Alleen afwezigheid van E. coli in 100 ml is niet genoeg. Om een goed inzicht te krijgen in de microbiologische veiligheid van het systeem, zou naast routinematige controle op vaste punten, extra controle moeten plaatsvinden tijdens extremere weersomstandigheden, wisselende monsterpunten en wisselende tijden. Ook zou sediment uit leidingen of reservoirs geanalyseerd kunnen worden. Problemen worden veroorzaakt door lekkages, nagroei of door hogere organismen in het net. In het water zelf zullen ziekteverwekkers zich normaal niet vermeerderen. In de biofilm en het sediment in de leidingen kan wel nagroei optreden, die lastig te bestrijden is. De auteur besteedt veel aandacht aan nagroei van Pseudomonas aeruginosa, onder andere in ziekenhuisinstallaties. De hogere organismen in het net zijn ongevaarlijk en vooral esthetisch ongewenst maar kunnen ook coliformen
recensie / actualiteit Waterproject in Sittard wint No-Dig Award Het project ‘Water in de gracht’, waarbij een verbinding is geboord tussen de stadsgracht van Sittard en een bestaande beek, heeft op 31 oktober de No-Dig Award 2012 gewonnen. Volgens de jury toont het project, uitgevoerd door Heijmans Civiel in opdracht van de gemeente Sittard-Geleen, nut en noodzaak aan van sleufloze technieken in steden. De prijs wordt jaarlijks uitgereikt door de Nederlandse vereniging voor Sleufloze Technieken en Toepassingen.
meedragen en via roosters in reservoirs – of tegen de druk in – via naden in de leidingen het net binnendringen. Voor reservoirs wordt sterk aanbevolen deze jaarlijks te inspecteren en reinigen.
Afscheidsboek
Dit is het afscheidsboek van één van de laatste waterhygiënisten. Het bevat een schat aan historische informatie en dat is de grootste aantrekkingskracht. De ontwikkelingen van de laatste tien tot 20 jaar in de microbiologische veiligheid van drinkwater (waterveiligheidsplannen, microbiologische risicoanalyse, moleculaire methoden, desinfectiemodellen/CFD, biologische stabiliteitsmethoden, rol van amoeben bij Legionella, etc.) komen nauwelijks aan bod. Dat neemt niet weg dat dit boek een mooi historisch overzicht geeft van de grondbeginselen voor microbiologisch veilig drinkwater. Kennis die bij iedereen die aan drinkwater werkt, aanwezig zou moeten zijn. Harrie Timmer (Oasen) Gertjan Medema (TU Delft) ‘Mikrobiologie des Trinkwassers, Grundlegendes Fachwissen zum betrieb einer seuchenhygienisch eindwandfrein Trinkwasserverzorgung’ van Dirk Schoenen is een uitgave van Oldenbourg Industrieverlag (ISBN 9783835632479) en kost 149,90 euro.
Digitale foto’s
Digitale foto’s moeten een resolutie hebben van minimaal 300 dpi bij een doorsnee formaat van 10 x 15 cm. Foto’s sturen met een lagere resolutie heeft geen zin. Gebruik van het programma Powerpoint voor grafisch materiaal wordt afgeraden!
H
et oude centrum van Sittard was al in de twaalfde eeuw omgeven door verdedigingswerken in de vorm van stadswallen met grachten, die de afgelopen eeuwen in verval zijn geraakt. Onderdeel van het plan ‘Zitterd Revisited’ is het terugbrengen en benadrukken van de oude elementen van de stad, waaronder een gedeelte van de oude grachten. Water maakt een stad immers levendiger en geeft extra charme, waardoor die aantrekkelijker wordt voor bewoners en bedrijven. Het eerste plan voorzag in de aanleg van een waterleiding in een open sleuf. Het oude tracé van de grachten bleek de enige mogelijkheid. Bij een aanleg in open sleuf zou tot 4,5 meter diep gegraven moeten worden in een winkelstraat van zeven meter breed. Vanwege de te verwachten hinder en schade voor ondernemers, winkelend publiek en burgers zag Sittard van dit plan af. Een boring bood de enige mogelijkheid om de waterloop duurzaam te laten herstellen. Door sleufloze technieken, het uitvoeren van twee boringen, beide rakelings langs bestaande funderingen, waarvan één
extreem lange boring in een kleine diameter met twee krappe bochten, is het werk succesvol uitgevoerd. Volgens de jury belicht het project nut en noodzaak van de toepassing van No-Digtechnieken in stedelijk gebied. De werkzaamheden in Sittard tonen aan dat sleufloze technieken bijdragen aan het verminderen van hinder en overlast in een drukke binnenstad. Vanwege de aanwezigheid van verontreinigde grond was ook milieutechnisch veel te winnen met de inzet van sleufloze technieken. Door het strategisch plaatsen van de perskuipen en het toepassen van de slangenbocht in het boortracé is de overlast sterk verminderd. Intensieve communicatie met bewoners en ondernemers heeft daarnaast het draagvlak voor de werkzaamheden versterkt. Eén van drie andere genomineerden voor de No-Dig Award waren was Enexis met de ontpoldering van de Noordwaard als onderdeel van het programma Ruimte voor de Rivier.
H2O / 22 - 2012
19
recensie Zoet water opslaan voor droge tijden De beschikbaarheid van voldoende zoet water om aan de toenemende behoefte te kunnen blijven voldoen, staat in het licht van de mogelijke veranderingen in het klimaat onder druk. Met name de droge en warmere scenario’s laten een sterk toenemende vraag naar zoet water zien, gecombineerd met een sterk afnemende beschikbaarheid. Kortom, als het warmer wordt en op bepaalde tijden de neerslag beperkt blijft, dreigt in delen van Nederland een tekort aan zoet water. Dat is een scenario dat zich in andere delen van de wereld al voltrekt of reeds werkelijkheid is. De beelden van droogte in Zuid-Europa en in bijvoorbeeld delen van Australië zijn ook dit jaar de wereld weer overgegaan.
D
esondanks zijn er ook zoetwaterbronnen die onvoldoende benut worden. Regen valt voor een deel in de periodes dat er geen watertekort is en stroomt dan via beekjes en rivieren uiteindelijk naar de zee. Ook het afvalwater, wel verontreinigd maar vaak een zoete waterbron, stroomt na (gedeeltelijke) zuivering het oppervlaktewater en daarna de zee in. Is het mogelijk deze zoetwaterbronnen ook in te zetten in perioden dat een zoetwatertekort dreigt?
doordat de redoxpotentiaal verbetert en een betere verwijdering van microverontreinigingen in de bodem ontstaat. Opvallend is in deze hoofdstukken dat niet ingegaan wordt op het ophopen van verontreinigingen door de bodem. Wat gebeurt er met de bodem als je jaren achtereen gedeeltelijk verontreinigd water infiltreert?
Ontwerp van ondergrondse opslag
Rapportage RECLAIM
Vanuit deze invalshoek is in 2005 het EU-project RECLAIM begonnen, waarin wetenschappers uit Europa en deels daarbuiten samenwerkten. Het doel van dit vier jaar durende project (eind 2008 is het beëindigd) was het ontwikkelen van technologie die het mogelijk maakt veilig en kosteneffectief zoet water van alternatieve bronnen ondergronds op te slaan om te kunnen gebruiken in periodes van waterschaarste. Van deze uitgebreide studie is nu het eindrapport als IWA-publicatie verschenen onder de titel ‘Water reclamation technologies for safe managed aquifer recharge’. En, laat ik met een groot compliment beginnen: het boek is zeer leesbaar en bevat nagenoeg alle informatie die je over dit onderwerp wilt lezen. Dat is bij vergelijkbare eindrapportages lang niet altijd het geval. Bij dit boek zijn de samenstellers er echter in geslaagd de belangrijkste informatie goed samen te vatten, aantrekkelijk en leesbaar te presenteren en compleet te laten zijn. Het zijn ook niet de minste instituten die hieraan hebben meegewerkt. Ik noem er een aantal: RWTH Aken, TU Berlijn, EAWAG (Zwitserland), Cranfield University, UNESCO-IHE, Aquafin, PUB Singapore en CSIR (Zuid-Afrika). Stuk voor stuk instituten met hoogleraren en onderzoekers die op dit vakgebied en beschreven deelgebieden hoog aangeschreven staan.
Hergebruikt water ondergronds opslaan mogelijk
In dit boek worden de resultaten beschreven die in acht casusstudies (helaas geen Nederlandse) naar voren zijn gekomen. Daarbij is gekeken naar rwzi-effluent en regenwater en in één studie naar ongezuiverd communaal afvalwater. Dit water heeft in elke casusstudie een andere voorbehandeling gehad, van zeer geavanceerd (ozon, omgekeerde osmose) tot onbehandeld. Het verbaast dan ook niet dat de resultaten per casusstudie nogal divers zijn. Na behandeling, infiltratie en vervolgens opnieuw onttrekken
20
H2O / 22 - 2012
uit de bodem is ook het gebruik divers, van irrigatie- tot drinkwater. In alle gevallen blijkt dat het mogelijk is het (voorgezuiverde) water te infiltreren en enige tijd later weer op te pompen en te gebruiken. De ervaringen zijn van Spanje tot China zeer positief. Veel onderzoek is verricht naar de kwaliteit van het geïnfiltreerde en weer onttrokken water. De microbiologische kwaliteit en antibiotic resistance genes (ARG) zijn op drie locaties onderzocht. Pathogenen blijken goed te worden verwijderd, waarbij geconstateerd is dat de afbraak van pathogenen langzamer ging dan voor de pathogeen-indicatoren. ARG werden niet in alle studies goed verwijderd. Geneesmiddelen, hormonen en andere micro-verontreinigingen zijn op vijf locaties gemeten. De verwijdering van deze stoffen in de bodem is groot, bij onttrekken van het water is de concentratie van alle gemeten stoffen lager dan de PNEC (predicted no-effect level). Een risico door blootstelling aan deze stoffen door toepassing van het geproduceerde water (zowel drinkwater- als laagwatertoepassingen) is op grond van deze uitkomsten volgens de onderzoekers te verwaarlozen.
Technologie voor hergebruik en infiltratie
In een aantal hoofdstukken staan de auteurs stil bij de behoefte om het hergebruikte afvalwater zo effectief mogelijk in de bodem te kunnen infiltreren. Daarbij is de verwijderingscapaciteit van de bodem zelf ook meegenomen. Over het algemeen blijkt minimaal een eenvoudige voorzuivering (coagulatie) de infiltratie te verbeteren. Door met ozonisatie het water voor te behandelen en daardoor opgeloste organische stoffen te verwijderen, ontstaat een extra positief effect
In een aantal hoofdstukken worden het ontwerp van ondergrondse opslag en de rol van hydrologische modellen uitgewerkt. De locaties waar opslag in een ondergronds watervoerende laag (aquifer) mogelijk is, vragen om een goede bescherming zoals bij een grondwaterbeschermingszone. Heel veel verder komt dit boek niet. Een Nederlandse studie (het Kiwa-rapport Flexwater van Kooiman et al. uit 2006) liet al zien dat de voorwaarden in de ondergrond ervoor zorgen dat het aantal mogelijke locaties beperkt blijft. Naast bescherming zijn onderhoud en monitoring van belang. De ondergrondse opslag van zoet water lijkt een prima mogelijkheid om ook in de toekomst bij perioden van waterschaarste een extra bron te hebben om uit te putten. Op basis van dit rapport kan dat zelfs uitstekend als daar gezuiverd afvalwater voor wordt gebruikt. De beschreven voorbeelden, zoals in België (aan de kust bij Torreele), laten zien dat dit kan en dat de risico’s minimaal zijn. Het lijkt een kwestie van tijd dat ook op nieuwe plekken de kosten opwegen tegen de baten en zoet water steeds meer ondergronds opgeslagen zal worden. Het duurzaam sluiten van de kringloop lijkt daarmee realiteit te worden. Uit tien jaar onderzoek van Waterleidingmaatschappij Limburg naar ondergrondse opslag van reinwater blijkt dat bij realisatie nog veel komt kijken: modelberekeningen alleen voldoen niet, pilotonderzoek is noodzakelijk, als opgeslagen water niet wordt gebruikt is het na verloop van tijd weg, hoe borg je de bescherming van de bovengrond? Desondanks een belangrijke ontwikkeling waarover we ook in Nederland nog vaker zullen horen. Voor een ieder die denkt over ondergronds opslaan van zoet water, raad ik het besproken boek van harte aan. Jelle Roorda (WML) ‘Water reclamation technologies for safe managed aquifer recharge’ van Christian Kazner, Thomas Wintgens en Peter Dillon (ISBN 9781 8433 9344 3) is een uitgave van IWA Publishing in Londen.
Draadloze grondwater monitoring Schlumberger Water Services heeft een nieuw systeem ontwikkeld dat u in staat stelt om op een efficiënte manier data van Divers in het veld uit te lezen. Dit systeem noemen wij Diver-NETZ. Met Diver-NETZ hoeft u de peilbuis niet meer te lokaliseren en te openen. Uw aanwezigheid in de buurt van de peilbuis is voldoende. Met uw eigen mobiele telefoon kunt u eenvoudig contact leggen met de Divers en de data uitlezen. Dit bespaart tijd en geld! Diver-NETZ werkt met behulp van een radiomodule. Deze module, de Diver-DXT, wordt bovenop de Diver kabel gemonteerd. Naast uw mobiele telefoon heeft u tevens een kleine radio-unit nodig: de Diver-Gate(M). De Diver-Gate(M) is de interface tussen de Diver-DXT en uw mobiele telefoon.
www.swstechnology.com
Kenmerken Diver-NETZ: • Compatibel met alle bestaande Divers. • Bereik van 500 m LOS (Line of Sight). • 85% efficienter dan traditionele uitleesmogelijkheden. • Diver-DXT registreert tevens luchtdruk
MULTICAL ® 21 Slimme watermeter
LANG LEVE AFSTANDSUITLEZING! Verantwoord beheer van drinkwater vereist inzicht in het waterverbruik. De MULTICAL® 21 watermeter met draadloze afstandsuitlezing levert hiervoor de oplossing: • Nauwkeurige meting door beproefde ultrasone techniek • Lage kosten door draadloze communicatie • Encryptie waarborgt privacy • Modern design Voor meer informatie over de slimme producten van Kamstrup, bezoek onze website, bel of e-mail.
Kamstrup b.v. · +31 (0) 313 471 998 ·
[email protected] · www.multical21.com
LANG LEVE AFSTANDSUITLEZING!
Noordoost-Nederland krijgt eigen vakbeurs Aqua Nederland De bekende vakbeurs Aqua Nederland, die traditiegetrouw sinds 2006 in maart in Gorinchem plaatsvindt, heeft nu ook een editie voor Noordoost-Nederland. De regionale vakbeurs richt zich op de provincies Groningen, Friesland, Drenthe, Flevoland, Overijssel en een deel van Gelderland. Op 13, 14 en 15 november staan waterbouw, waterbehandeling en watermanagement in het algemeen en pompen, meet- en regeltechniek, filters, leidingsystemen, membranen en membraanbioreactoren in het bijzonder centraal in de Evenementenhal Hardenberg.
E
venementenhal Hardenberg biedt samen met branchevereniging Aqua Nederland drie dagen lang bedrijven in Noordoost-Nederland de gelegenheid elkaar te ontmoeten, relaties te onderhouden en producten en/of diensten te presenteren. De regionale vakbeurs is ontstaan naar aanleiding van een evaluatie van eerdere edities van de landelijke Aqua Nederland Vakbeurs. Deze is uitgegroeid tot een gerenommeerde vakbeurs, maar wordt vanuit Noordoost-Nederland niet altijd bezocht
vanwege de afstand. Daarmee blijft de potentie vanuit deze regio niet volledig benut. Samen met exposanten en Aqua Nederland is toen het idee ontstaan voor een regionale editie van de vakbeurs.
Symposium
Behalve een uitgebreide beurs met zo’n 80 exposanten, die de nieuwste producten en diensten op het gebied van waterbehandeling, watermanagement en waterbouw belichten, houdt Aqua Nederland op 14
november een symposium over grondwaterwinning en -behandeling. Een aantal bedrijven dat actief is op dit gebied, zal de eigen ervaringen en expertise delen door middel van vier lezingen. Het programma ziet er als volgt uit: ‘Winnen van grondwater en de aangescherpte regelgeving’ door Ton Timmermans van Terratech; • ‘Glaskogels als alternatief voor zand/grind’ door Reinhard Klaus van Sigmund Lindner GmbH (zie pagina 25); • ‘Optimalisatie ontijzering van grondwater bij Douwe Egberts Joure’ door Pieter van Staveren van Logisticon (zie de pagina hiernaast); • ‘Meten van troebelheid en zuurstof van grondwater voor de nieuwe peilbuisbemonsteringsnorm NEN5744’ door John van Wijnen van Aquon. •
De dagvoorzitter van dit symposium is de voorzitter van Aqua Nederland, Joost Timmerman. De Aqua Nederland Vakbeurs Noord-Oost Nederland vindt plaats op 13, 14 en 15 november in de Evenementenhal Hardenberg. De beurs is dagelijks geopend van 12.00 tot 20.00 uur en op uitnodiging van de exposanten te bezoeken. Indien u geen entreebewijs heeft ontvangen, kunt u een entreebewijs kopen à 20 euro bij de beursreceptie. De deelnemerslijst en andere informatie is te vinden op www.evenementenhal.nl/hardenberg.
22
H2O / 22 - 2012
aqua nederland Methaanprobleem bij Douwe Egberts in Joure opgelost De capaciteit van de uit 1976 daterende grondwaterzuiveringsinstallatie van D.E. Master Blenders 1753, beter bekend als Douwe Egberts in Joure, is enkele jaren geleden met 100 kubieke meter per uur teruggebracht naar 300 kubieke meter per uur uur om te kunnen blijven voldoen aan de eisen voor oppervlaktewaterlozingen. Er mag niet te veel ijzer in het te lozen koelwater zitten en er moet voldoende zuurstof aanwezig zijn. In het gebied rond Joure bevat het grondwater echter veel methaan. Dit moet eerst worden verwijderd om te kunnen ontijzeren. Het traditionele ontwerp van de installatie kon dat niet aan, aldus Pieter van Staveren van Logisticon Water Treatment, dat de filterketels ombouwde en alle ‘randapparatuur’ verving. Na 60 dagen proefdraaien is de klus geklaard en zijn de problemen van D.E. opgelost. Tijdens de beurs Aqua Nederland Noord-Oost op 13, 14 en 15 november in Hardenberg vertelt hij de details.
“D
e installatie in Joure is 36 jaar geleden ontworpen met de kennis van toen. Wij hebben als bedrijf nu ruim 25 jaar ervaring met waterbehandeling en ontijzering, maar sommige van onze medewerkers nog veel langer.” “Op basis van onderzoek, waaruit onder meer de aanwezigheid van methaan bleek, hebben we de vinger op de zere plekken kunnen leggen, advies uitgebracht en is het werk aanbesteed. De heldere probleemanalyse en de daaraan gekoppelde oplossing vormden de redenen voor Douwe Egberts om voor Logisticon te kiezen. De werkzaamheden duurden twee jaar; enkele weken geleden is de aangepaste zuiveringsinstallatie officieel opgeleverd. Ik vertel op Aqua Nederland Noord-Oost over Joure, omdat het in deze regio speelt én de installatie exemplarisch is”, aldus Van Staveren.
De uitdaging was daarom het zuiveringssysteem zo aan te passen dat het methaan goed te verwijderen is en de ontijzering vervolgens teruggebracht kan worden op het oude niveau. “We konden meteen al laten zien dat we snel resultaten konden bereiken door het plaatsen van een huurinstallatie om het ontstane capaciteitstekort van 100 kubieke meter per uur direct op te vangen. We pasten geforceerde beluchting toe in een buffer, om daarna middels zandfiltratie ijzer te verwijderen. Vervolgens hebben we de bestaande filterketels onderzocht door er een compleet nieuwe sterkteberekening op los te laten en de coating na te kijken. Het resultaat was goed. Wel hebben we de installatie omgebouwd, al het leidingwerk (dat te vervuild was om te kunnen reinigen), pompen, blowers, de besturing en de kleppen vervangen. Dat was een flinke klus.”
Uitdaging
Logisticon Verhuur heeft de verhuurinstallatie uitgebreid tot 400 kubieke meter per uur, zodat de fabriek kon doordraaien, terwijl Logisticon Water Treatment de installatie rustig kon ombouwen en weer in werking stellen. De ontijzeringsinstallatie van Douwe Egberts kan nu weer jaren mee, op voorwaarde dat onderhoud en bediening volgens de voorschriften worden uitgevoerd. D.E. heeft dat uitbesteed aan Dalkia, dat zorgdraagt voor de complete bediening en onderhoud.
De zuiveringsinstallatie bij Douwe Egberts bestond uit een systeem van inline waterbeluchting, waarbij ijzer(II) werd omgezet in ijzer(III). “Op die manier kun je maar een beperkte hoeveelheid zuurstof inbrengen en is het methaan niet te verwijderen. Dat komt daardoor in het filter terecht. Biologische groei en filtervervuiling zijn daarvan het gevolg. Dat betekent extra spoelen, maar als het systeem daarop niet is ontworpen ontstaan problemen.”
Vier filterketels die zijn blijven staan in Joure. Veel onderdelen ervan zijn wel vervangen.
“Dit is ongeveer het verhaal dat ik op de beurs ga vertellen. Daar ga ik wel wat meer in op de details van het ontwerp. Ik laat wat zien van de sterkteberekeningen en van het belang van goede beluchting, terugspoelen en spoelsnelheden. In het verleden werd niet altijd met evenveel kennis van zaken ontworpen, maar nu zijn er nieuwe inzichten. Met een eigen speciale calculatiemethode is bijvoorbeeld het zandfilter zo te maken dat je bij het terugspoelen een gelijkmatige lucht- en waterverdeling krijgt. Dat is een belangrijke ontwikkeling, waarmee we ons onderscheiden. Dat hebben we ook laten zien bij Bavaria bij de ontijzering van hun bronwater, en bij een champignonverwerkingsbedrijf in Venlo.”
Zand en antraciet
“Bijzonder in Joure is dat we deze ontijzeringsinstallatie hebben ontworpen met zand en antraciet als filtermedium. Bij de meeste ontijzeringen wordt uitsluitend met zand gewerkt als filtratiemethode. Na de 60 dagen proefdraaien die onlangs zijn afgerond, is de capaciteit aangetoond die volgens het contract was afgesproken. Ook de waterkwaliteit, die bepalend is om te mogen lozen op oppervlaktewater, is goed met het juiste ijzer- en zuurstofgehalte.” Normaal gesproken gebruikt een bedrijf volgens Van Staveren grondwater pas als het ontijzerd en dus ‘schoon’ is. “In dit geval gebruikt Douwe Egberts het voor koeling en is het na gebruik warm en moeten ze het lozen. Dat mag niet zomaar onbehandeld gebeuren. Dus moet het alsnog worden ontijzerd en moet er voldoende zuurstof in zitten, voordat het op het oppervlaktewater mag worden geloosd.” In een ‘normale’ situatie vindt ontijzering plaats bij een watertemperatuur van 10 tot 12 graden, nu is dat 20 tot wel 35 graden. “Omdat nu ook nog methaan en ammonium in het water zitten, is de biologische groei bij een hogere temperatuur veel groter. Daarmee hebben we bij het ontwerp rekening moeten houden, bijvoorbeeld door een goede spoeling te ontwerpen.” Pieter van Staveren spreekt op 14 november tijdens de beurs Aqua Nederland Noord-Oost in de Evenementenhal in Hardenberg. Zijn lezing heeft alt titel: ‘Optimalisatie ontijzering van grondwater bij Douwe Egberts Joure: oplossingen en keuzes’.
H2O / 22 - 2012
23
Laadsysteem voor elektrisch vervoer
Waterontharders Sneller betere voor bedrijf en watermonsters particulier
Als technische dienstverlener is Alewijnse sinds 1978 toonaangevend binnen de watersector op het gebied van procesautomatisering en elektrotechniek, maar inmiddels ook op het gebied van laadinfrastructuur voor elektrisch vervoer. Op Aqua Nederland Vakbeurs Noord-Oost wordt een nieuw laadconcept geïntroduceerd.
Aqua Delta Nederland BV, de importeur van Delta waterontharders, toont in Hardenberg de Delta XL-systemen. Deze systemen zijn een herontwikkeling van de klassieke waterontharders. Delta waterontharders functioneren zonder elektriciteit op basis van volumetrische sturing. Ze zijn milieuvriendelijker en verbruiken beduidend minder zout en water. Delta ontharders zijn ook kleiner dan klassieke waterontharders, maar functioneren daarentegen beter. Ook de getoonde Delta XL-systemen ontkalken met de Delta-technologie: stroomloos, water- en zoutbesparend (explosievrij) en een ingebouwde resthardheidsregelaar. De systemen bieden een capaciteit van 4.200 liter per uur, uit te bouwen tot 25.200 liter zacht water per uur of meer. De kant-en-klare systemen zijn geschikt voor particulier gebruik, maar ook voor de industrie.
Naast zowel kleine service-opdrachten als grote renovatieprojecten op gebied van elektrotechniek en procesautomatisering zorgt Alewijnse ook voor laadoplossingen op de productielocatie, thuis of in de openbare ruimte. Het systeem is door middel van een internetverbinding op afstand aan te sturen en uit te lezen. Dit geeft naast de zekerheid van veilig laden ook nog eens het voordeel van directe service bij storingen. Alewijnse biedt een landelijk dekkende 24-uursservice aan.
Standnummer 405 Standnummer 433
WEBscada III Bijzondere voor Teleclamp-on flowtechnologie ControlNet Flow Pulse is volgens Bar Instruments een revolutie in flowmeting, die gebruik maakt van RSSA, een uniek spectrum-analysetechniek. Die stelt de sensor in staat de flow zeer eenvoudig en goedkoop te monitoren. Met twee types zijn leidingdiameters van 30 tot 1000 mm te bemeten. De applicatie moet voldoen aan een flow van 0,3 tot maximaal 4 m/s en deeltjes van 100µ (equivalent van hard water). De Flow Pulse meet op diverse soorten materialen, zelfs op roestige leidingen, met een nauwkeurigheid van ongeveer vijf procent. Montage is uiterst eenvoudig. De sensor wordt gemonteerd met de meegeleverde band, waarna vervolgens de voeding en uitgangsignalen zijn aan te sluiten (relais, 4-20mA of Modbus). Nadat de interne pijpdiameter middels de gratis software is opgegeven, is de Flow Pulse klaar voor gebruik. Standnummer 400
H2O / 22 - 2012
Sorbisense is geschikt voor het monitoren van waterkwaliteit en de opsporing van lozingen, bemonstering van grond-, riool-, afval-, drinken oppervlaktewater en een grote groep parameters: nitraat, fosfaat, zware metalen, bestrijdingsmiddelen, olie en PAK. De meerwaarde van Sorbisense is de tijdsgemiddelde concentratiebepaling van verontreinigingen voor waterkwaliteitsmetingen. Monsterconservering en voorpompen zijn overbodig geworden. Andere pluspunten zijn de eenvoudige installatie en wisseling in het veld en geschiktheid voor elk type water. Standnummer 421
Proline Prosonic Flow B 200 biogasmeter Inter Act, het bedrijf achter TeleControlNet, waarmee installaties en apparaten op afstand bediend en bewaakt worden, heeft een geheel vernieuwde versie van WEBscada ontwikkeld. WEBscada is de motor achter TeleControlNet en is een door Inter Act in eigen beheer ontwikkelde webversie van SCADA. Met TeleControlNet zijn objecten en installaties, zoals gemalen en rioolzuiveringsinstallaties, op afstand te bewaken en bedienen via internet. De nieuwe versie van WEBscada biedt TeleControlNet meer geografische en rapportagemogelijkheden en tevens nieuwe overzichten, grafieken en andere grafische functionaliteit. Hiermee wordt TeleControlNet interessanter voor regionaal waterbeheer, waarbij gemeenten en waterschappen samenwerken in de waterketen om zoveel mogelijk te kunnen profiteren van de voordelen van realtime-bewaking. Standnummer 458
24
Eijkelkamp Agrisearch introduceert Sorbisense, een nieuwe methode voor het sneller nemen van betere watermonsters. Meer informatie over waterkwaliteit zonder gecompliceerde monitoringssystemen te hoeven gebruiken.
De juiste bepaling van de hoeveelheid biogas is een doorslaggevend criterium om te bepalen of het proces goed verloopt. Tot op heden is er echter geen enkel meetsysteem op de markt dat in staat is om de hoeveelheid biogas op een betrouwbare manier te meten. Deze lacune wordt nu opgevuld door de Endress+Hauser Prosonic Flow B200 ultrasone flowmeter. Dankzij moderne en innovatieve sensortechnologie is het nu mogelijk om vervuilde en natte gassen in sterk fluctuerende procesomstandigheden nauwkeurig te meten. De meting is onafhankelijk van de gassamenstelling, zelfs bij een zeer lage gasdruk. Dit lukt tot nu toe geen enkel ander meetprincipe. Omdat de Prosonic Flow B 200 een multivariabele flowmeter is, kunnen er ook additionele proceswaarden worden berekend, zoals gecorrigeerd volume, de calorische waarde of de Wobbe-index als prestatie-index voor de gaskwaliteit. Standnummer 442
Serie Leveltrack Betrouwbare overstortbreidt uit registratie REALSENSE introduceert op de regionale vakbeurs Aqua Nederland een nieuwe serie dataloggers voor waterkwantiteits- en -kwaliteitsmetingen: LEVELTRACK 40. Deze datalogger, die beschikt over de modernste technologie en functionaliteit, is een aanvulling op de reeds bestaande serie. De gehele Leveltrack-serie is voorzien van GPRS-communicatie, duurzame voeding en deelbare behuizing, wat een hoge betrouwbaarheid en nauwkeurigheid oplevert. Goede controle op locatie is ook mogelijk, want de actuele metingen zijn direct te volgen. Verder is de behuizing robuust en flexibel. Hierdoor is het automatiseren van nieuwe en bestaande peilbuizen uiterst eenvoudig. Standnummer 452
Mous Waterbeheer vraagt tijdens de vakbeurs in Hardenberg aandacht voor overstortregistratie. Het is een belangrijk middel om inzicht te krijgen in het gedrag van het rioolstelsel onder extreme weersomstandigheden. Dit inzicht is noodzakelijk om een adequaat rioleringsplan te kunnen opstellen. Voorwaarde is dat deze registratie betrouwbaar is. Dit kan alleen als de metingen die aan de registratie ten grondslag liggen, deugen. De praktijk toont aan dat periodieke kalibratie van de drukopnemers in de meetlocaties geen luxe is, maar bittere noodzaak. Alleen op deze wijze is de investering die is gemoeid met het opzetten en in stand houden van een overstortmeetnet, volledig te verantwoorden, aldus Mous Waterbeheer. Standnummer 459
Hufterbestendige ‘Roadshow’ over putdeksels vloeistofstromen KIM Apparatenbouw maakt deksels die te gebruiken zijn voor elke situatie, bijvoorbeeld het afsluiten van waterputten of kelders. Door de inwendige scharnieren en schootsloten zijn ze inbraakveilig. Daarnaast zijn de deksels makkelijk te openen en sluiten doordat ze zijn voorzien van gasveren. Bovendien zijn ze uitgerust met bewaking op afstand door elektronische signalering. Kortom: uiterst solide en vandaalbestendig. Daarnaast beschikt KIM Apparatenbouw over een vijfassige 3D-buizensnijmachine, die ronde buizen buizen van staal of roestvast staal kan bewerken met buitendiameters van 50 tot 610 mm en wanddikten tussen 2 en 40 mm. Het aanbrengen van een uitsparing neemt enkele minuten in beslag, ook als de contour complex is. Dat gaat ruwweg vijfmaal sneller dan handmatige bewerking.
Tijdens de internationale vakbeurs Aquatech 2011 in Amsterdam werd de DulcoFlow flowmeter van ProMinent Verder genomineerd voor de Innovation Award. Het belang van het nauwkeurig meten van vloeistofstromen komt aan de orde tijdens een ‘roadshow’ die op 14 november plaatsvindt tijdens Aqua Nederland Vakbeurs Noord-Oost. Tijdens deze sessie wordt ingegaan op de mogelijkheden van de flowmeter. Naast het meten van vloeistofstromen biedt ProMinent een breed pakket aan regelaars en sensoren voor nagenoeg alle parameters in de waterbehandeling, zoals pH, chloor, ozon, redox, geleidbaarheid en chloordioxide. Met betrekking tot de laatste grootheid heeft ProMinent Verder inmiddels toelating van het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) gekregen voor het gebruik van Bello Zon chloordioxide in vele toepassingen in Nederland.
aqua nederland Glaskogels vervangen zand/grind Reinhard Klaus van het Duitse bedrijf Sigmund Lindner geeft woensdag 14 november, tijdens een symposium op de vakbeurs Aqua Nederland Noord-Oost, een lezing over glaskogels als alternatief voor het traditionele zand- en grindpakket in de bronnenbouw. Een toepassing die onder andere in Duitsland succesvol bleek.
Met name de precieze kogelvorm en -grootte leveren grote besparingen en voordelen op bij het vullen, het gebruik en de regeneratie. Glaskogels vormen volgens de leverancier van meet-, regel- en doseerapparatuur ook een prima alternatief voor filterzand. Een duurproef van één jaar bij een openbaar zwembad in Duitsland leverde goede resultaten op. De glaskogels worden in verschillende diameters geproduceerd van breukglas uit fabrieken van vensterglas. Er is dus geen sprake van ingezameld gerecycled glas. Standnummer 481
Complete serie afvalwaterpompen Sulzer Pumps heeft vier nieuwe oplossingen voor afvalwater-verwerking gelanceerd. Het bedrijf toont die in Hardenberg. Het betreft een completering van de ABS EffeX-serie met energiezuinige en betrouwbare oplossingen. Deze serie werd in 2009 geïntroduceerd met de ABS afvalwaterdompelpomp XFP, de eerste dompelpomp voorzien van een premium-efficiency IE3 motor. De vier nieuw gelanceerde producten maken de ABS EffeX range compleet: meerkanaals Contrablock Plus pompwaaiers, een volledige range van de ABS dompelmenger XRW en van de ABS EffeX Flowbooster en de ABS Turbocompressor HST20. Standnummer 410
Standnummer 440 Standnummer 433
H2O / 22 - 2012
25
waternetwerken watercolUmn
Streven naar minder
D
e energietarieven in Duitsland liggen momenteel onder vuur. De oorzaak van prijsstijgingen ligt niet alleen in de prijs van fossiele brandstoffen: door de grote capaciteit van zonnepanelen en windmolens is energieopwekking in kolengestookte centrales onrendabel geworden, en dat ziet de Duitse gebruiker terug in zijn energierekening. In Nederland zijn we nog niet zover met de installatie van duurzame energiebronnen. Wel zijn we bezig met het terugdringen van het energiegebruik. Zo werd afgelopen maand tijdens de SKIW-bijeenkomst ‘Wat kost die zuivering?’ een verband gelegd tussen het energie- en watergebruik van de industrie. Daaruit bleek dat - ondanks de relatief lage waterkosten in Nederland - het toch loont om kritisch naar het watergebruik te kijken. Want gerelateerde processen, zoals verpompen, verwarmen, koelen en behandelen van water, kósten energie. Door ingewikkelde productieprocessen en een complexe bedrijfsorganisatie hebben veel bedrijven echter geen duidelijk overzicht waar in hun productieproces hoge water- en energiekosten ontstaan. Tijdens de bijeenkomst werd daarom aandacht besteed aan een recent ontwikkelde water- en energiescan: een hulpmiddel dat bedrijven inzicht moet verschaffen in hun waterstromen en energiegebruik. Deze scan maakt het bedrijven mogelijk om op een systematische manier informatie te vergaren, die vervolgens kan worden gebruikt om water- en energiebesparende maatregelen te treffen. De vraag is alleen of dan, in navolging van het succes van de Duitse alternatieve energiebronnen, de Nederlandse energieprijzen ook zullen gaan stijgen. Maar misschien kunnen wij dat voorkomen door de Nederlandse waterkennis niet alleen in te zetten voor waterbesparingen, maar ook om meteen alternatieven te zoeken voor energieopslag in water. Heleen Nieuwenhuis (bestuurslid KNW / SKIW)
Najaarscongres circulaire economie: “We kunnen ontzettend veel leren van anderen” Het najaarscongres en de algemene ledenvergadering van het Koninklijk Nederlands Waternetwerk vinden dit jaar plaats op 30 november in Baarn. De titel van het congres luidt ‘Van vicieus naar virtueus: water in een circulaire economie’. Het thema van de dag is grondstoffen en energie: de rol van water op weg naar een duurzame, groene, circulaire economie. “Met dit onderwerp zit je meteen in het hart van de vereniging”, meent Carleen Mesters, bestuurslid van KNW en mede-organisator van het congres. “Het bestuur heeft een visie geformuleerd die de leden zowel verbreding als verdieping van hun kennis en netwerk kan bieden. Het gaat er om dat waterprofessionals enerzijds meer kennis opdoen van waar zij dagelijks mee bezig zijn, maar dat zij ook verder kijken. Het is met name dit laatste dat, naar mijn mening, in de watersector nog te weinig aan bod komt. Juist het nadenken over een circulaire economie is iets wat je ertoe dwingt om over grenzen heen te kijken en samen tot oplossingen te komen. Het draait om een nieuwe manier van omgaan met water - zowel door de watersector zelf als sectoren die daar zijdelings mee te maken hebben. Dit gaat over samenwerken, duurzaamheid, hergebruik en efficiëntie.” Carleen Mesters: “We willen water-
Verschillende invalshoeken
professionals meer kennis bieden in hun dagelijkse werk, maar ook over grenzen heen laten kijken” (foto: Rolf van Koppen fotografie).
De meer holistische benadering van water en de circulaire economie is nadrukkelijk zichtbaar in het programma van de dag. Het onderwerp wordt benaderd vanuit politiek en beleid, innovatie en onderzoek én praktijk en economie. Zo komt de zogeheten keynote speech van oud-minister Jacqueline Cramer, tegenwoordig directeur van het Utrecht Sustainability Institute. Daarnaast vertelt Louise Vet, directeur van het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW) en buitengewoon Oud-minister Jacqueline Cramer, hoogleraar Evolutionaire Ecologie aan de Wageningen tegenwoordig directeur van het Utrecht Universiteit, over innovatief bouwen met de natuur als Sustainability Institute.” inspiratie. Maar ook vanuit de waterwereld worden de problemen op diverse wijzen aangepakt: de ambities van de gemeente Amsterdam in de transitie naar een circulaire economie worden belicht door Roelof Kruize, directeur van Waternet en het Afval Energie Bedrijf; de Grondstoffenfabriek krijgt aandacht van Charlotte van Erp Taalman Kip, innovatietechnoloog bij Waterschap Hollandse Delta; Hans Huis in ‘t Veld zet de Topsector Water in perspectief en Ronald Hopman, algemeen directeur Veolia Water, vertelt over de volgende stap in ‘waardecreatie’ met slib en afvalwater. In de programmering is verder nadrukkelijk een rol weggelegd voor jonge waternetwerkers, die aan het eind van de dag zullen reflecteren met als motto: ‘Blijf je verbazen’. Verder reikt Agnes Maenhout de Scriptieprijs uit voor jong talent.
Inzichten “Nieuwe invalshoeken kunnen inspireren, mensen met een andere achtergrond zien dingen die jij niet ziet en weten wat jij niet weet”, aldus Mesters. “We kunnen daar als sector ons voordeel mee doen - en anderen kunnen weer van óns profiteren. Daarom willen we zoveel mogelijk inzichten van buiten de branche de watersector binnenhalen. We hopen dat het voor bezoekers van het najaarscongres loont en interessant is om te leren van anderen, om te leren elkaars kennis en kunde te benutten en de krachten te bundelen. Je kunt veel aan elkaar hebben. En als zulke verschillende mensen bijeenkomen, dan draagt dat ook weer bij aan het verbreden van je netwerk.” Voor meer informatie: www.waternetwerk.nl/agenda/evenement/133.
26
H2O / 22 - 2012
waternetwerken Dag van de Omgevingswet: fictief bouwen in het Markermeer Tijdens de Dag van de Omgevingswet op 9 oktober jl. werd een sessie verzorgd door de themagroep Bestuurlijk-juridische aspecten in de watersector van het KNW. Onder leiding van gespreksleider Herman Havekes van de Unie van Waterschappen bekeken circa 20 deelnemers aspecten van waterbeheer in de Omgevingswet. Dat gebeurde aan de hand van een fictieve casus over bouwen in het Markermeer.
worden door alle relevante partijen er tijdig bij te betrekken. Op dit moment heeft het waterschap een adviserende rol: het kan de provincie alleen verzoeken om in te grijpen. Een brede beroepsmogelijkheid tegen de vaststelling van een omgevingsverordening in de Omgevingswet biedt ook het waterschap mogelijkheden.
De casus werd ingeleid door Willem Wensink (Unie van Waterschappen) en Desirée van Zwieten (Provincie Noord-Brabant). Per casusdeel namen de deelnemers een andere rol in: die van gemeente, provincie, waterschap en Rijkswaterstaat. Zo werden knelpunten zichtbaar en konden aanbevelingen aan de wetgever opgesteld worden.
Het tweede deel ging over op de watertoets en het realiseren van maatregelen. Voor de gemeentelijke omgevingsverordening is door Rijkswaterstaat en het waterschap een negatief watertoetsadvies uitgebracht. Toch is de verordening vastgesteld. Door de bouw van de woningen kan de waterbeheerder de in het waterbeheerprogramma opgenomen maatregelen niet realiseren. Om toch voldoende waterkwaliteit en waterberging te realiseren, moet elders gecompenseerd worden. De watertoets staat nog niet in de Omgevingswet vermeld. Wel wordt verwezen naar het Bestuursakkoord Water, dat zegt dat voor alle ruimtelijke plannen een watertoets nodig is. De meeste aanwezigen vonden dat de watertoets wettelijk verankerd moet worden in de Omgevingswet, mét duidelijkheid over de status: bindend of niet? Een enkele deelnemer vond de watertoets een gepasseerd station. Compensatie blijkt een lastig vraagstuk, vooral de vraag op welk schaalniveau je dit moet oplossen (gebied omgevingsverordening, beheergebied waterschap) en in welke fase. Bij de vergunningverlening kun je wel concrete eisen over compensatie stellen, maar dat is niet logisch: beter is dit in breder verband en cumulatief te beoordelen.
Planstelsel Het eerste deel van de casus ging over het planstelsel. Zo ligt de nadruk van de provinciale omgevingsvisie op de ontwikkeling van natuurwaarden, de waterkwaliteit en het behoud van ruimte voor water. In de waterbeheerprogramma’s van Rijkswaterstaat en het waterschap staan maatregelen om de ecologische toestand te verbeteren en KRW-doelstellingen te realiseren. Daarnaast zijn waterberging en veiligheid van de dijken belangrijk. De gemeentelijke omgevingsverordening kent echter ook de bestemming ‘wonen’. De deelnemers merkten dat er spanning zit in de doorwerking van de omgevingsvisie van Rijk of provincie. De Omgevingswet zou handvatten moeten bieden om in te grijpen bij strijdigheid of afwijking. Denk aan het geven van een (reactieve) aanwijzing of het opnemen van instructieregels in een provinciale verordening. Maar ook kunnen eisen aan omgevingsverordeningen geborgd worden en mogelijke strijdigheid voorkomen
Watertoets en normering
Vergunningverlening en handhaving Tot slot werd gekeken naar de uitvoeringsfase: de vergunningverlening en handhaving.
Voor het realiseren van de (buitendijkse) woningen moet de projectontwikkelaar een vergunning hebben voor het bouwrijp maken van de locatie, het hebben van een uitweg van/naar de dijk, het bouwen van woningen en het aanleggen van steigers bij de woningen. Kernvraag is: wie is bevoegd gezag? En geldt de regel ‘eens bevoegd, altijd bevoegd’? In deze casus is, bij een geïntegreerde vergunning en de keus voor het hoogste bevoegd gezag, Rijkswaterstaat bevoegd. Of moet, vergelijkbaar met de Wabo, de gemeente het vergunningverlenend orgaan zijn? Hoe dan ook: het adviesrecht voor de andere betrokken bestuursorganen moet duidelijk zijn, en ook in welke mate het vergunningverlenend orgaan hieraan gebonden is. Dit is vooral voor de rol en positie van het waterschap essentieel. Indien er twee vergunningen zijn, één voor de ‘wateractiviteiten’ en één voor de overige activiteiten, hoe wordt dan de (procedurele) coördinatie en (inhoudelijke) afstemming tussen deze vergunningen vormgegeven? Wordt bij onderlinge tegenstrijdigheid alles geweigerd? Eén van de deelnemers stelt voor een stelsel te ontwikkelen dat vergelijkbaar is met de voorheen geldende coördinatieregeling tussen Wet milieubeheer en bouwverordening. De huidige concepttekst van de Omgevingswet is onduidelijk: er moet een aparte aanvraag voor wateractiviteiten worden ingediend, maar of dit leidt tot een geïntegreerde vergunning of losse vergunningen en wat de coördinatieregeling in de Awb inhoudt, is niet helder. Wie wil nalezen wat tijdens de bijeenkomst nog meer besproken is, kan de congresbundel bestellen via: www.vvm.info.
Foto: Michiel Wijnbergh, met dank aan tijdschrift Milieu.
H2O / 22 - 2012
27
waternetwerken Waterpeil
watercolUmn
In elke editie van H O bekijktkop ver.nieuws_column Waternetwerk de waterbranche vanuit 2
V
een eigen invalshoek.plat In deze column er.nieuws_column initiaal meten we afwisselend het waterpeil aan de hand van inzichten van jongeren, vrouwen en internationale waterdeskundigen. ver.nieuws_column plat
“Watersector dynamischer dan verwacht” Het is nieuw, het is avontuurlijk en het wordt door de hele watersector omarmd: het Nationaal Watertraineeship, een tweejarig programma voor net afgestudeerde hbo’ers en wo’ers. We nemen een kijkje bij de deelnemers aan dit traject, waarbij trainee en werkgever ieder een attribuut meenemen dat hun gevoel voor het traineeship het beste weergeeft.
ver.nieuws_column auteur
Noorwegen versus India
I
n het afgelopen jaar mocht ik in Noorwegen en India vertoeven, voor vakantie én zaken. En dan trekt het oog van een watertechnoloog toch onmiddellijk naar het water. Enerzijds is daar India, waar op vele plaatsen de ondergrondse watervoorraad uitgeput raakt, anderzijds is daar Noorwegen, dat enorme hoeveelheden van het beste water de zee in laat stromen. Hoe mooi zou het zijn om een pijpleiding aan te leggen die deze onbalans zou opheffen. Als het lukt om gas uit Siberië naar Europa te krijgen, dan kan dat andersom toch ook met water? In Libië is de Great Man Made River aangelegd, die over circa 1.000 kilometer enorme hoeveelheden water naar de kust brengt. Ah, hier komt de economie om te hoek kijken: vooral de lokale en nationale economische belangen, en de waarde van water. Die waarde zal eerst nog fors moeten stijgen wil er iets veranderen. En gezien de omvang van de schaarste zal de overheid in de droge landen het voortouw moeten nemen. Natuurlijk zie ik geen leiding naar India aangelegd worden, dat is ten slotte weinig duurzaam. Maar tegelijk hoop ik dat lokale initiatieven in de droge landen ten volle ondersteund worden. Dit voorkomt dat straks een grote massa mensen huis en haard moet verlaten voor iets wat de Noren en wij als normaal beschouwen: water uit een kraan, altijd en overal. Buitenlandse missies en vakanties vind ik heel leuk. Vooral met het vooruitzicht weer thuis te komen. Peter van der Pijl (Contactgroep Internationaal KNW)
28
H2O / 22 - 2012
Links Britt van Loon, rechts Lisanne Leenaerts.
De trainee: Britt van Loon, jurist bij Waterschap De Dommel. Attribuut: een flexkoffer. “In januari van dit jaar studeerde ik af als jurist in internationaal en Europees recht, waarna ik op zoek ging naar een baan. Bij Waterschap De Dommel was een vacature, die gekoppeld was aan een traineeship. Dat sprak mij direct aan.” “Bij het waterschap houd ik mij bezig met het opstellen van contracten en samenwerkingsovereenkomsten, zoals bij het verleggen van rioleringen of voor de inrichting van een natuurgebied. Maar ook op het gebied van innovaties, zoals de ‘Energiefabriek’, zoek ik uit waar de juridische grenzen liggen: wat mag een waterschap doen met opbrengsten uit afvalwater? Hoe verhoudt dit zich ten opzichte van onze kerntaak als waterschap? Dit soort vragen leven natuurlijk ook bij andere waterschappen. We hebben dan ook regelmatig overleg. Een leuke uitdaging om deze kaders te gaan bepalen.” “Op mijn eerste werkdag bij De Dommel maakte ik kennis met het Personal Colormodel, door het invullen van een vragenlijst om mijn ‘kleur’ te bepalen. Dit model wordt binnen het waterschap veel gebruikt. Maar ook in de trainingssessies van het Nationaal Watertraineeship wordt hiermee gewerkt.” “Binnenkort begin ik met mijn eerste project als onderdeel van het traineeprogramma. Aanvankelijk twijfelden we even of dit onderdeel niet te technisch-inhoudelijk zou zijn. Bij veel projecten wordt echter begonnen met onderzoek naar de kaders van het betreffende project. Hierin kunnen veel juridische aspecten worden ondergebracht. Dit eerste project ga ik uitvoeren met een trainee uit mijn eigen groep en twee trainees uit andere groepen, die al wat langer in het traineeship meedraaien.”
flexplekken, we zijn dus letterlijk flexibel. Flexibiliteit past ook goed bij het Nationaal Watertraineeship: je krijgt veel ruimte, met name bij trainingen, ieder heeft zijn eigen kleur en elke kleur is goed en levert zijn eigen bijdrage. Mijn kleur is groen, dat betekent veel meebewegen en dus flexibel zijn.” “Ik vind de watersector interessant. We overleggen veel met andere partijen en zijn bezig met innovaties. Het is een veel dynamischer en grootsere wereld dat ik had verwacht.”
“Als attribuut heb ik mijn flexkoffer gekozen. Binnen De Dommel werken we met
Liesbeth Vranken
De werkgever: Lisanne Leenaerts, procesmanager juridische zaken bij Waterschap De Dommel. Attribuut: een flexkoffer. “Het proces waarvoor ik verantwoordelijk ben, moest uitgebreid worden met een junior jurist. De voordelen van het Nationaal Watertraineeship waren bij De Dommel bekend: eerder al waren Joost Koenders en Judith Coenen trainee bij ons. Wij vinden het belangrijk dat de trainee zich goed ontwikkelt. De kennis die zij daarbij opdoen over de watersector is natuurlijk een enorme pre. Ons juridische team levert een geïntegreerd advies, hiervoor is dus affiniteit met en enige kennis van de inhoud nodig. De keuze voor het Nationaal Watertraineeship was dus snel gemaakt.” “De flexkoffer staat wat mij betreft voor de mobiliteit en flexibiliteit binnen ons team. De komst van Britt bracht ook weer een bepaalde dynamiek met zich mee door een herverdeling van taken binnen het team. Daarnaast is het goed dat wij ons ook naar buiten toe mobiel en flexibel opstellen. Dat Britt nu een project gaat doen bij de gemeente Westland, is daar een mooi voorbeeld van.”
waternetwerken DRIJFVEER “Nuchtere adviezen voor optimaal waterbeheer” Passies, ambities, ontwikkelingen - wat drijft een waterprofessional? Koninklijk Nederlands Waternetwerk portretteert in iedere editie één van zijn leden. Deze keer: Henk Huitsing (54), technisch inkoper bij waterschap Noorderzijlvest. “Ik heb van jongs af aan een interesse gehad in techniek en motoren en ben vanuit die gedachte werktuigbouwkunde gaan studeren. Na militaire dienst en een baan in het onderhoud viel mijn oog op een functie bij de afdeling Waterkwaliteit van Provincie Groningen. Zo ben ik de (afval-) watersector ingerold. Later werd onze afdeling samengevoegd met andere afdelingen tot Zuiveringsbeheer Provincie Groningen, die vervolgens in 2000 is gefuseerd met het huidige all-in Waterschap Noorderzijlvest in Groningen.”
van prestatie-inkoop in de markt te zetten, een manier van aanbesteden die voor projecten in de afvalwatersector nog niet eerder in Nederland is toegepast
Ter voorbereiding op het jongerenprogramma van de International Water Week 2013 houdt Jong KNW een tweede bijeenkomst: de 350+ dagen countdown naar de IWW 2013. In juli werd tijdens de 500-dagen countdown-borrel teruggeblikt op IWW 2011 en gekeken naar de invulling van de komende editie en de thema’s die dan centraal staan. Vrijdagavond 9 november wordt verder invulling gegeven aan het programma en worden deelnemers
V
er.nieuws_column plat initiaal
ver.nieuws_column plat goede adviezen te geven over de beste inkooptechnieken kan ik een bijdrage ver.nieuws_column auteur leveren aan een beter waterbeheer. Dit alles (uiteraard) gepaard met een echte nuchtere, Groningse mentaliteit.”
“Dat blijkt wel uit de lezing ‘Water voorspellen in de keten’, die we op 6 november hielden en waarbij aandacht werd besteed aan de Nationale Regenradar en de voorspellingsprogramma’s OPIR en Carcon. Deze kunnen van grote waarde zijn bij calamiteiten en extreme neerslag. Door van tevoren te bepalen wat de beste maatregelen zijn, kun je op tijd anticiperen in plaats van dat je op het moment zelf een beslissing moet maken. Het was leuk om met anderen van gedachten hierover te wisselen en nieuwe contacten op te doen. Zo daag je jezelf uit en blijf je scherp. Dat komt het werk uiteraard alleen maar ten goede.”
(zie pagina 6 en 7, red.). Het kan soms een hele uitdaging zijn om projectleiders te overtuigen van een nieuwe methode, maar het is erg leuk als dit uiteindelijk tot goede resultaten leidt. Dat is wat mij drijft: door
Agenda Countdown IWW 2013
ver.nieuws_column kop
“Ik ben ooit via een cursus TAZ & UTAZ lid geworden van NVA en werd toen automatisch ook lid van sectie Noord-Nederland. Later werd ik gevraagd voor het bestuur en daar ben ik nog steeds lid van. Ik vind het leuk om actief met mijn vakgebied bezig te zijn en kennis en ervaring uit te wisselen, daar heb ik zelf ook veel aan.”
“Ik ben aan de technischadministratieve kant begonnen en werkte onder andere aan onderzoeken en projecten over analyses, storingen en verbeteringen. Ik heb in die tijd een fascinatie ontwikkeld voor inkoop en ben toen ook NEVI-opleidingen in die richting gaan doen. Ik vind het een uitdaging om, samen met andere mensen, op de hoogte te blijven van de nieuwste technische mogelijkheden en daaruit een keuze te maken voor producten die van meerwaarde zijn voor ons waterschap.” “Er is veel veranderd in de 25 jaar dat ik werkzaam ben. Daarbij gaat het uiteraard om de nodige technische ontwikkelingen en innovaties Henk Huitsing maar ook om bestuurlijke veranderingen en nieuwe regelgeving. Zo hebben we recent te maken gehad met nieuwe manieren van aanbesteden, in Nederland maar ook op Europees niveau. Het waterschap heeft ervoor gekozen dit enorme project op basis
watercolUmn
gekoppeld aan een activiteit die ze willen helpen organiseren.
Najaarcongres Het najaarscongres en de algemene ledenvergadering vinden dit jaar plaats op 30 november in Baarn, onder de naam ‘Van vicieus naar virtueus: water in een circulaire economie’ (zie pagina 26).
Colofon Waternetwerken Redactie Monique Bekkenutte Anne de Boer Antal Giesbers Contact Koninklijk Nederlands Waternetwerk Binckhorstlaan 36 (M417) 2516 BE Den Haag (070) 322 27 65 06 31 67 86 68 e-mail:
[email protected]
Voor meer informatie: www.waternetwerk.nl.
H2O / 22 - 2012
29
Samenwerken in de waterketen? Met TeleControlNet en de JAZZmin, op afstand de laagste kosten.
Objecten aansluiten in één dag. 1
De JAZZmin lokaal aansluiten 2
Object toevoegen aan TeleContolNet
En gereed voor beheer op afstand!
Inter Act industrial automation B.V. Dijkgraafweg 16, 7336 AT Apeldoorn P.O. Box 1011, 7301 BG Apeldoorn
Tel: +31 (0)55 534 2002 Fax: +31 (0)55 534 2010
www.interact.nl
[email protected]
platform
Bas Worm, Waterschap Regge en Dinkel Marijn Kuijper, Deltares Rob van Dongen, Waterschap Regge en Dinkel Dimmie Hendriks, Deltares
Sturen op basisafvoer: wat te doen aan droogte en lage beekafvoeren? Ervaringen uit recente droge jaren laten zien dat droogval van beken een groot probleem is in onder andere het beheergebied van Waterschap Regge en Dinkel. Droogval en lage stroomsnelheden maken de doelstellingen vanuit de Europese Kaderrichtlijn Water moeilijk haalbaar. Ook in landbouwgebieden levert droogte problemen op, omdat bij stagnant water en droogval een tijdelijk beregeningsverbod van kracht wordt. Een dergelijk verbod kan leiden tot opbrengstderving door droogteschade. Verminderde beekafvoer hangt voornamelijk af van aanwezige grondwateronttrekkingen en grondgebruikvormen met de daarop afgestemde inrichting van het watersysteem. Die inrichting is afgestemd op voldoende drooglegging in het voorjaar voor de landbouw en snelle afvoer van neerslag en nog nauwelijks op het conserveren van water voor droge tijden. Bergingsruimte in het grondwatersysteem wordt daarmee onvoldoende benut.
D
e beschikbaarheid van water voor landbouw, drinkwater en terrestrische natuurgebieden wordt op de schaal van stroomgebieden bepaald. Uit onderzoek van Deltares en Waterschap Regge en Dinkel blijkt dat het beïnvloeden van zeer lage zomerafvoeren daarom stroomgebiedbreed inzicht vereist in de technische sturingsmogelijkheden. In feite is onderzocht in hoeverre de strategie ‘weerstand bieden’, als één van de te beschouwen strategieën in het kader van het Deltaprogramma, soelaas biedt. Naast het strikt hydrologische deel van het onderzoek is ook veel aandacht geschonken aan overleg met belanghebbenden. Hieruit volgde dat bij het nemen van maatregelen lokaal maatwerk altijd noodzakelijk is. Uiteindelijk gaat het namelijk om aanpassing van het watersysteem en het daarbij behorende grondgebruik, functieafweging en prioritering van doelen. De bereidheid van waterbeheerders, ruimtelijke ordenaars en grondgebruikers om daadwerkelijk maatregelen te gaan nemen en verregaand samen te werken, vormen de sleutel tot succes; zeker voor de (nabije) toekomst waarin het klimaat verandert.
Verandering van het klimaat Over klimaatverandering is al veel gefilosofeerd. Ook zijn er veel studies naar verricht. Sinds het verschijnen van de KNMI’06klimaatscenario’s is duidelijk geworden dat de opwarming van de aarde niet alleen tot wateroverlast kan leiden maar ook tot watertekorten. Nederland bereidt zich voor op deze mogelijke toekomstige veranderingen met het Deltaprogramma. Voor hoog Nederland is het deelprogramma Zoetwater belangrijk. Naast nationale is er ook regionale aandacht voor de klimaatverandering. Provincies, waterschappen, regionale diensten van Rijkswaterstaat en gemeenten werken aan klimaatprojecten als ‘Deltaplan hogere zandgronden’ en ‘Zoetwatervoorziening Oost-Nederland’, die weer inbreng leveren voor het Deltaprogramma. Ook op het niveau van afzonderlijke sectoren wordt gekeken hoe men zich kan instellen op de verwachte veranderingen: een aantal gemeentes kijkt al specifiek naar hittestress in stedelijk gebied en de landbouwsector draait mee in klimaatprojecten. Tegelijkertijd wilde Waterschap Regge en Dinkel, in het kader van de Kaderrichtlijn Water, weten hoe het staat met de
basisafvoer in het beheergebied, hoe deze gaat veranderen als gevolg van klimaatverandering en hoe effectief maatregelen hierin kunnen zijn. Het onderzoek is uitgevoerd voor Twente, maar de gestelde vragen zijn relevant voor alle vrij afwaterende gebieden in Nederland.
Sturen op basisafvoer Om de toekomstige sturingsmogelijkheden in beeld te brengen, begon het project ‘Sturen op basisafvoer’1) van de organisatie SKB Duurzame ontwikkeling ondergrond. Zij financierde het ook gedeeltelijk. In het project werkten Deltares, Waterschap Regge en Dinkel en Provincie Overijssel samen. LTO-Noord, Vitens en Landschap Overijssel (namens alle lokale terreinbeheerders) brachten ook zienswijzen en gebiedskennis in. Daarnaast is voor uitwisseling van ervaringen een klankbordgroep actief geweest, bestaande uit bovengenoemde organisaties, aangevuld met de waterschappen Brabantse Delta, Aa en Maas, de Dommel, Reest en Wieden, Groot Salland, Rijn en IJssel, Velt en Vecht, Vallei & Eem, de provincies Noord-Brabant en Limburg, ZLTO, STOWA en Natuurmonumenten. H2O / 22 - 2012
31
Allereerst is de huidige droogtesituatie in het beheergebied in kaart gebracht. Daarvoor is gebruik gemaakt van het beschikbare grondwatermodel en van jarenlange meetreeksen van afvoeren op diverse plekken in het watersysteem. Hiermee zijn kenmerken van stroomgebieden in verband gebracht met de grootte van gemeten afvoeren. Daarbij is de gemiddelde zomerafvoer van juni tot en met augustus beschouwd en de basisafvoer: een zeer lage afvoer die 95 procent van het jaar wordt overschreden. Vervolgens is met het model gesimuleerd wat de gevolgen zijn van ingrepen op de zomer- en basisafvoer: grote onttrekkingen voor drinkwater en industrie, beregening uit grondwater en de aanleg van drainagebuizen, sloten en greppels. Daarnaast is het effect berekend van klimaatverandering op de afvoer. Hierbij is uitgegaan van het scenario W+ in het jaar 2050, zonder maatregelen, als indicatie van wat gaat veranderen als je ‘niets doet’. De modelanalyses zijn steeds uitgevoerd voor een droog en een gemiddeld jaar, onder de huidige klimatologische omstandigheden en onder het W+-klimaatscenario. Hierbij is gekeken naar het totale beheergebied én een proefgebied. Op beide schalen is gezocht naar werkbare sturingsmogelijkheden om de basisafvoer en de gemiddelde zomerafvoer te verhogen.
Analyse huidige situatie Uit meetreeksen en veldinventarisaties blijkt dat afvoeren in de huidige zomersituatie vaak al onvoldoende zijn om de vanuit de Kaderrichtlijn Water gewenste watervoerendheid en stroomsnelheid te kunnen bereiken. De actuele basisafvoer is de afgelopen decennia al sterk afgenomen. Oorzaken zijn het aanleggen van buisdrainage en kavelsloten, het verdiepen van grotere waterlopen en veranderingen van landgebruik. Stagnant water en zelfs langdurige droogval komt al veel voor. In de recente droge jaren 2003, 2006, 2008, 2010 en 2011 zijn de droogtegerelateerde problemen in het watersysteem manifest geworden (zie afbeelding 1). Vanuit zowel landbouw- als natuurorganisaties werden klachten ontvangen over het droogvallen van waterlopen en te diep wegzakkende grondwaterstanden. Droogval van waterlopen en sterk verlaagde afvoer veroorzaken problemen. Allereerst ondervinden de landgebonden functies (landnatuur en landbouw) de droogte. In gebieden met landnatuur leidt dit tot verdwijnen van soorten en afname van de biodiversiteit. In de landbouw leidt het tot financiële schade door opbrengstderving. De landbouwsector kan droogte in principe bestrijden door te gaan beregenen, maar als het echt droog wordt, komt beregening ook in de knel. Het waterschap gaat dan namelijk over op het afkondigen van beregeningsverboden. Daarnaast worden de ecologische KRW-doelen voor beken, die direct gekoppeld zijn aan minimale stroomsnelheden, waterdieptes en permanentie, niet gehaald.
32
H2O / 22 - 2012
Afb. 1: Droogval en waterlopen onder het gewenste peil in Twente in het droge jaar 2003 ten opzichte van de gewenste watervoerendheid op basis van de KRW-doelen.
Analyse toekomstige situatie In de toekomst wordt een sterke toename van de nu al zichtbare droogteproblemen verwacht. De reeds lage basisafvoer zal, als gevolg van klimaatverandering, verder afnemen: in het W+-scenario verwachten we meer neerslag in pieken en drogere zomers. Hierdoor zullen ook de wintergrondwaterstanden niet meer volledig herstellen ten opzichte van de actuele situatie. Het voorjaar start dus al droger. Daarnaast verwachten we door waterschaarste een afname van waterinlaat vanuit de rijkswateren. Hierdoor zal het gebied meer aangewezen zijn op het eigen grond- en oppervlaktewater. Deze punten gelden eigenlijk voor grote delen van Nederland, in het bijzonder de vrij afwaterende gebieden. Daarnaast is er ook nog een bijkomende specifieke Twentse opgave: voor drinkwaterwinning zal de komende jaren in het beheergebied vijf tot zeven miljoen kubieke meter vervangende wincapaciteit moeten worden gevonden.
Waterbronnen Uit de studie is naast inzicht in de omvang van de waterbalansposten en de mate van droogval, ook inzicht ontstaan in wat de belangrijkste ‘waterbronnen’ zijn voor de afvoer in neerslagloze perioden: • waterinlaat, slechts in een zeer beperkt deel van Twente technisch mogelijk; • effluentstromen vanuit rioolwaterzuiveringsinstallaties, beschikbaar in de stedelijke waterstroom: EnschedeHengelo-Borne-Almelo. In sommige gevallen bestaat de basisafvoer geheel uit effluent; • kwel vanuit regionale grondwatersystemen, zoals in het Reggedal en de Slenk van Reutum, en bronsystemen, met name in Noordoost-Twente, vormen de enige bronnen in gebieden zonder inlaat of rioolwaterzuiveringsinstallaties.
Grote delen van het (oppervlakte)watersysteem kennen in droge perioden geen enkele actieve voeding van water. Deze worden stagnant of vallen droog. Uit afbeelding 2 is af te lezen dat in droge jaren (links) de basisafvoer eigenlijk nauwelijks te beïnvloeden is. In een gemiddeld jaar (rechts) verschuift dit beeld echter aanzienlijk: het extensiveren van drainagemiddelen levert een flinke winst van 42 procent voor de basisafvoeren en 22 procent op de gemiddelde zomerafvoer. Het W+-scenario zorgt echter voor een grote afname van zowel zomer- als basisafvoer, die maar nauwelijks door een combinatie van grootschalige maatregelen opgevangen kan worden.
Conclusies Het onderzoek leidt tot de volgende technische conclusies1): • De verschillen tussen een gemiddeld en een zeer droog jaar zijn groot: zo is de grondwateraanvulling in een zeer droog jaar 74 mm (32 procent) lager dan in een gemiddeld jaar en de jaarlijkse afvoer is in een zeer droog jaar 57 mm (24 procent) lager dan in een gemiddeld jaar; • In zeer droge jaren is het watersysteem geheel afhankelijk van aanvoerwater en effluent en een kleine hoeveelheid kwel; • In een zeer droog jaar is de onttrekkingshoeveelheid voor beregening ruim twee maal zo groot als in een gemiddeld jaar; • In het zomerseizoen hebben de beregeningsonttrekkingen samen minimaal een even groot effect als de grote onttrekkingen (zie afbeelding 2); • Buisdrainage en tertiaire waterlopen hebben zowel in een droog als in een gemiddeld jaar een groot effect op de basisafvoer en de zomerafvoer (zie afbeelding 2); • Klimaatverandering in het W+-scenario leidt in 2050 tot een sterke vermindering van de basisafvoer (72 procent) én de
platform gemiddelde zomerafvoer (25-30 procent) (zie afbeelding 2). Uit deze conclusies zijn vervolgens enkele aanvullende, meer beleidsmatig georiënteerde, conclusies te trekken: • De beschikbaarheid van water voor landbouw, drinkwater en terrestrische natuurgebieden wordt op de schaal van stroomgebieden bepaald. Alleen met een gebiedsbrede benadering kunnen daarom op doelgerichte wijze oorzaken en gevolgen van ingrepen in het watersysteem inzichtelijk gemaakt worden; • Verdroging van beeksystemen kan worden aangepakt door ingrepen in het stroomgebied, zoals compenseren of verminderen van onttrekkingen in het grondwater- en oppervlaktewatersysteem, verondiepen van waterlopen, verminderen van drainage en keuzes over waterverdeling in het oppervlaktewater; • Om de doelen vanuit KRW te kunnen halen én aan de waterbehoeften van grondgebruikers te voldoen, zijn inrichtingsmaatregelen in de directe omgeving van de waterlopen alleen ontoereikend: in het
•
hele beheergebied, dus op grote schaal, is aanpassing van het gehele watersysteem nodig om weerstand te kunnen bieden tegen de veranderingen als gevolg van het toekomstige klimaat; Weerstand bieden als strategie is - bij maximale toepassing - net toereikend om de effecten van het W+-klimaatscenario te ondervangen voor wat betreft droogte. Wat de effecten aan de ‘te natte kant’ zijn, is niet onderzocht, maar verwacht mag worden dat deze maximale toepassing van maatregelen in de praktijk niet houdbaar is, omdat ook wateroverlast aandacht verdient. Dat leidt tot de conclusie dat weerstand bieden uiteindelijk niet volledig volstaat om de klimaateffecten op te vangen. Grondgebruikfuncties en gewaskeuzes zullen dus ook moeten meebewegen. Wellicht zijn ook watervoordelen te halen uit innovatieve oplossingen, zoals droogtevoorspelsystemen en nieuwe op droogte anticiperende beregeningsregelingen.
Werk voor de toekomst De uitkomsten geven aanleiding om na te denken over een herwaardering van onze
Afb. 2: Invloed van grootschalige maatregelen op de basis- en zomerafvoer in Twente in een zeer droog jaar (boven) en een gemiddeld jaar (onder). De percentages geven stijging (+) of daling (-) weer ten opzichte van de huidige situatie (BASIS).
‘waterbronnen’: kwel, effluent en waterinlaat, die van steeds groter belang worden in de zomer. De waterbeheerder zal daarbij moeten gaan nadenken over de waterverdeling in droge perioden: handhaven we de huidige waterverdeling of gaan we anticiperen door - indien mogelijk - vooraf aan te geven welke beeksystemen we blijven voorzien van water, ten koste van andere? Naast deze operationele taak kan de waterbeheerder ook sturen in de toekomstige inrichting van het watersysteem. Zelfvoorzienendheid en benutten van grondwaterberging worden daarbij steeds belangrijker: hoe gaan we het water maximaal vasthouden zonder de grondgebruikers op te zadelen met periodiek te natte omstandigheden? Maatregelen in de detailontwatering zijn hierbij erg belangrijk en een op waterconservering afgestemde herinrichting van het watersysteem lijkt onontkoombaar. Beleidsmatig zou een heroverweging van de KRW-doelen ook een plek kunnen krijgen. Is de huidige KRW-typering van de waterlopen nog vol te houden? Zouden bijvoorbeeld een aantal ‘permanent stromende’ typen niet aangeduid moeten gaan worden als ‘semi-permanente’ typen? Ook een op de toekomst gerichte beregeningsregeling is zeer belangrijk. Behalve de waterbeheerders hebben ook ruimtelijke ordenaars (provincie en gemeenten) het nodige te doen in het licht van de klimaatverandering. Dat varieert van het bestrijden van hittestress in bestaande stedelijk gebied tot een mogelijk aangepaste ruimtelijke ordening, waarmee landgebruik beter wordt afgestemd op van nature natte en droge gebieden. Ook voor de sectoren zelf is er werk te doen. De landbouw zal de reeds ingeslagen weg, van het aanpassen van teelten en grondbewerking, verder voort moeten zetten om klimaatbestendig te worden. De natuursector zal moeten nagaan hoe de voorkomende natuurwaarden kunnen worden behouden. Met zoveel ‘werk te doen’ voor de toekomst, is het vooral van belang de interacties tussen waterbeheer, ruimtelijke ordening en landgebruikers niet uit het oog te verliezen. Wanneer we sectoraal aan het werk gaan, komen we niet tot de gewenste mate van effect. Verregaande samenwerking en afspraken maken tussen sectoren, waterbeheerders en ruimtelijke ordening vormen de sleutel tot succesvolle aanpassing in het watersysteem en het daarbij behorende grondgebruik voor de toekomst. LITERATUUR 1) Kuijper M., D. Hendriks, R. van Dongen, S. Hommes, J. Waaijenberg en B. Worm (2012). Sturen op Basisafvoer. Een analyse van zomerafvoeren in het beheergebied van Waterschap Regge en Dinkel en hoe daar in de toekomst mee om te gaan. Deltares. Rapport 1202530-000-BGS-0012.
H2O / 22 - 2012
33
Michiel Boesten, Rijkuniversiteit Groningen Willy Poiesz, Waterschap Noorderzijlvest Dennis de Reus, Water & Energy Solutions Aaldrik Haijer, Water & Energy Soltions
Gruisontwatering biedt nieuw perspectief op verbeteren slibverwerking Omdat slibontwatering significant beter kan, werken de Rijksuniversiteit Groningen, Waterschap Noorderzijlvest en ingenieursbureau Water & Energy Solutions sinds 2009 aan optimalisatie van mechanische slibontwatering. Wanneer bij mechanische ontwatering hogere percentages droge stof aan slibkoek geproduceerd worden, is aanzienlijk minder energie nodig voor waterverdamping bij nadroging of verbranding. Het doel van het onderzoek is daarom om het percentage droge stof boven de 40 procent te brengen met mechanische ontwatering. Dit doel is in 2011 bereikt door de inzet van vaste deeltjes (gruis) als filtratiehulpmiddel. De vaste hulpstof zorgt hier voor een betere porositeit van de koek, waardoor meer water de koek kan verlaten. Het lagere watergehalte van de resulterende gruis-slibkoek zorgt voor een reductie van het energiegebruik in de slibketen.
M
echanische slibontwatering is een belangrijke stap die de mate van slibtransport en -verwerking aanzienlijk verkleint. Helaas blijkt vergaande slibontwatering momenteel lastig door de sterk compressibele eigenschappen van de vaste stoffen in het slib. Als gevolg hiervan slibben de filters en de slibkoek tijdens de ontwatering dicht. Dit kan voorkomen worden door toevoeging van skeleton builders: een techniek om de compressibiliteit van de slibkoek te verkleinen en de porositeit te vergroten, waardoor verder ontwaterd kan worden. In het verleden zijn als skeleton builder hout, kool, as en gips gebruikt1). Op dit moment voert de projectgroep Gruisontwatering samen met STOWA een verkenning uit waarin ze de voordelen van dit concept vertalen naar de slibketens in deze tijd. Wat zijn de resultaten tot nu toe?
Geschiedenis Het idee van gruisontwatering komt uit Bottrop. Hier is een waterzuiveringsinstallatie aan de Emscher die al sinds lange tijd zeer hoge slibontwateringsresultaten behaalt (tot 50 procent droge stof ). Vanuit een historisch perspectief kwam gruisontwatering in Bottrop tot stand door het hoge gehalte fijne kooldeeltjes dat zich in de
34
H2O / 22 - 2012
Emscher bevond - tot wel 30 procent van de droge stof - als gevolg van de kolenmijnbouw in de regio. Dit hoge percentage gaf een hoge verbrandingswaarde. Daarom werd slib gebruikt als brandstof in de Afb. 1: Processchema Bottrop.
nabij-gelegen energiecentrale. Eind jaren ‘70 nam het aantal kolenmijnen rondom de Emscher snel af en als gevolg ook het aandeel kolengruis. Begin jaren ‘80 heeft het Emschergenossenshaft daarom besloten zelf kolen bij
platform te gaan mengen en de slibkoek in een eigen centrale in te zetten voor elektriciteits- en stoomproductie. De centrale die rwzi Bottrop begin jaren ‘80 gebouwd heeft, is nog steeds in gebruik, maar gruisontwatering heeft vanaf de jaren ‘80 niet stil gestaan. Inmiddels is de slibontwatering zo ver gevorderd dat niet de ontwatering maar de capaciteit van de ovens de belemmerende factor geworden is om (nog) droger slib te maken. Momenteel is men bezig met onderzoek naar het verduurzamen van de toevoegstoffen, door bijvoorbeeld de inzet van reststromen of hernieuwbare deeltjes. Een pilot van een jaar met brandbaar shreddermateriaal uit auto’s heeft laten zien dat ook hiermee tot boven de 40 procent ontwaterd kan worden.
Labonderzoek Afb. 2: Ontwateringsresultaat met en zonder kolen.
Om te bewijzen dat het Duitse concept ook in Nederland werkt, is ontwateringsonderzoek gedaan aan de Rijksuniversiteit Groningen met slib uit rwzi Garmerwolde. De labresultaten (2009-2011) laten zien dat met gruisontwatering gehaltes drogestof van 40 tot 45 procent gehaald kunnen worden. Na aftrek van het hulpstofdeel levert dit bij 40 procent een netto slib-drogestofgehalte van 34 procent op. Dit is een grote verbetering in vergelijking met het huidige resultaat van gemiddeld 23 procent. Ten opzichte van de huidige situatie zit er bij gruisontwatering dus 40 procent minder water in de koek. Afbeelding 2 laat de samenstelling van de slibkoek voor de situatie zonder en met gruisontwatering zien. De hoeveelheid vaste stof in de slibkoek wordt als gevolg van gruistoevoeging iets groter (bijvoorbeeld 23 procent ds slib wordt 28 procent ds inclusief kolen), maar dit wordt ruimschoots gecompenseerd door het lagere watergehalte (± 40 procent minder), waardoor de hoeveelheid (massa) koek uiteindelijk minder wordt (± 20 procent reductie). De gruistoevoeging betekent wel dat transportkosten voor thermisch gedroogd slib zullen toenemen.
Labopstelling Mareco pers.
Het labonderzoek in Groningen is uitgevoerd met een Mareco pers: een met slib gevulde cilinder waarbij een zuiger onder druk het slib tegen een filter perst. De werking is vergelijkbaar met een membraanfilterpers/ zeefbandpers door de wijze waarop de druk op de koek gezet wordt. Het rendement wordt gemeten door het drogestof gehalte van de verkregen slibkoek te bepalen (direct) en door het wegen van het filtratiewater.
Afb. 3: De ontwateringsresultaten laten zien dat bij gruisontwatering ruim één kilo extra water verwijderd wordt.
Eén van de eigenschappen van de pers is dat het ontwateringsrendement sterk afhangt van de dikte van de koek. Bij een dikkere filterkoek is de drukgradiënt over de koek lager, waardoor een lager ontwateringsresultaat wordt behaald. Veel van de resultaten worden daarom vergeleken op basis van grafieken waarin het ontwateringsresultaat (kg water per kg slib) op de verticale as is uitgezet tegen de dikte van de slibkoek, zodat het resultaat bij dezelfde koekdikte vergeleken kan worden. Afbeelding 3 is hiervan een goed voorbeeld. Voor een goede vergelijking wordt de invloed van het gruis op het drogestofgehalte ondervangen door niet het drogestofgehalte maar het waterH2O / 22 - 2012
35
Afb. 4: Ontwateringsrendement met X (kolengruis, bruinkool, of koffierest) zonder FeCl3.
gehalte op basis van kg water per kg (droog) slib te nemen. Bij het huidige resultaat (23 procent) is dit ongeveer 3,3 kg water/kg slib. Met gruisontwatering (34 procent ds exclusief gruis) is dit ongeveer 2 kg water/ kg slib. Het vertalen van deze resulaten naar andere apparatuur - zoals decanterende centrifuges - is onderdeel van het lopende onderzoek.
Ontwatering onder standaardcondities De resultaten over het ontwateren van (vergist) Garmerwolde-slib met kolengruis, bruinkool en koffieresten van Douwe Egberts uit Joure zijn weergegeven in afbeelding 3. Hierbij is 330 gram gruis toegevoegd per 1.000 gram (droog) slib. Uit de figuur is duidelijk dat gruisontwatering - bij gelijke koekdikte - een besparing van ruim 1 kg water per kg slib oplevert. Dit betekent tevens dat er per kg droog slib 660 gram minder massa hoeft te worden getransporteerd. Ook de ontwatering met koffieresten laat een significante verbetering in ontwateringsresultaat zien.
Reductie ijzerchloride Een ander interessant resultaat is dat de ontwatering met steenkool koffieresten ook mogelijk is zonder FeCl3 te doseren. Het toevoegen van bruinkool heeft alleen effect als er ook FeCl3 toegevoegd wordt. Afbeelding 4 laat voor elk van de toevoegstoffen het ontwateringsresultaat met en zonder FeCl3 zien. De ontwateringsresultaten zonder gruis (maar met FeCl3) zijn ter referentie ook weergegeven. De oorzaak dat het verwijderen van FeCl3 bij bruinkool in tegenstelling tot steenkool ongunstig is, is momenteel nog onduidelijk. De eliminatie van FeCl3 zal in de praktijk niet alleen de verwerkingskosten reduceren, maar ook het terugwinnen van fosfaten - zoals dat nu via de SNB bij Thermphos gebeurt - vergemakkelijken. Dit, omdat de techniek van Thermphos alleen werkt met een ijzerarme as. In dit geval kan vliegas uit de SNB worden ingezet als filtratie hulpmiddel om de fosfaatconcentratie zo hoog mogelijk te houden. Anderzijds zullen ook de afzetkosten naar kolencentrales en de cementindustrie gunstig beïnvloed worden vanwege het lagere chloorgehalte in het gedroogde slib.
Vergisting Uit de eerste labresultaten lijkt het vergisten
36
H2O / 22 - 2012
Afb. 5: Ontwatering met vergist/onvergist slib.
van slib weinig effect te hebben op het rendement van ontwatering met kolengruis. Alhoewel er bij de ontwatering van onvergist slib erg hoge drogestofgehaltes behaald zijn (45 procent) is dit vooral het gevolg van de dunne filterkoek. Afbeelding 5 laat zien dat het ontwateringsrendement met kolen en vergist slib in lijn ligt met de verwachte ontwatering van kolen met onvergist slib. Zoals vermeld in de STOWA-slibketenstudie 1 is de invloed van vergisting op een slibketenscenario gunstig indien de organische stof in het slib bij de slibeindverwerking met een laag rendement in energie wordt omgezet. Indien het omzetrendement hoog is, zoals bij toepassing van gedroogd slib in een cementoven of energiecentrale, is vergisting niet gunstig voor het energiesaldo van de totale slibketen. Dit komt doordat bij gisting een deel van het organisch slib omgezet wordt in biogas. Dit biogas wordt verbrand. Hierbij kost elke kJ biogas 1,4 kJ aan stookwaarde*. Bij gruis-slib is directe verbranding mogelijk in bestaande installaties, waarbij door het lagere watergehalte het omzetrendement hoger wordt. Dit betekent dat als gruis-slib met hoog energetisch rendement ingezet wordt als brandstof, het tegenstrijdig kan zijn om te vergisten. Bij vergisting wordt de beschikbare calorische waarde in de keten immers verlaagd. Dit kan, afhankelijk van de slibeindverwerking, toekomstige investeringen in de bouw van vergistingsinstallaties ter discussie stellen.
Mogelijkheden in Nederland De verwerking van slib is ook voor de Nederlandse waterschappen een belangrijke kostenpost. De voornaamste oorzaak hiervan is dat slib verbrand moet worden, terwijl het na de rwzi nog veel water bevat. Bij inzet van slib met hoog energetisch rendement bijvoorbeeld in een cementoven of energiecentrale - is het gehalte droge stof van de slibkoek van grote invloed op de verwerkingskosten. Het resterende water moet namelijk thermisch verwijderd (verdampt) worden. In deze situatie draagt gruisontwatering met brandbaar gruis significant bij aan het reduceren van energiegebruik en kosten in de slibverwerkingsketen, omdat minder water verdampt hoeft te worden. Zolang de inzet van de slibkoek het stoken van kolen in de centrale vervangt, is dit gunstig voor de duurzaamheid van de volledige keten. Bij inzet met een laag rendement - bijvoorbeeld bij SNB - is toevoegen van brandbare deeltjes zoals kolengruis niet geschikt, omdat de kolen in dat geval beter met een hoog rendement ingezet kunnen worden in een elektriciteitscentrale. Toch kan ook hier energie bespaard worden door de inzet van gruisontwatering, namelijk door het toevoegen van niet brandbaar gruis, zoals slibas. In dit geval is de energiebesparing alleen het gevolg van een lager watergehalte van de koek.
Voortgang Op basis van de goede resultaten van
platform materialen zoals hout, as of reststromen te gebruiken in plaats van kolengruis. Ook synergie met andere technologieën lijkt interessant, zoals met slib uit een Neredainstallatie of uit een Cambi-systeem. Uiteindelijk is het doel om slib op een hoger niveau in de keten weg te zetten. Met gruisontwatering is een nieuw soort gruisslib te leveren dat minder water bevat. Het procedé is eenvoudig toe te passen in huidige installaties en het verkregen gruisslib is gemakkelijk af te zetten in de huidige ketens. Geen hoge investeringskosten dus. Daarom betekent gruisontwatering directe financiële winst met daarbij een verbeterde duurzaamheid voor de hele slibketen. Afb. 6: Koleninput ENCI-keten (met/zonder gruisontwatering).
het labonderzoek aan de Rijksuniversiteit Groningen hield Waterschap Noorderzijlvest samen met Water and Energy Solutions eind vorig jaar een eerste bijeenkomst voor alle betrokken partijen en de waterschappen in Noord-Nederland. Toen is gediscussieerd over de mogelijkheden van gruisontwatering voor de verschillende Nederlandse verwerkingsroutes. Aan het einde van die bijeenkomst is een projectgroep opgericht met medewerkers van Waterschap Noorderzijlvest, Wetterskip Fryslân, Waterschap Velt en Vecht, SC Technology, SNB, Essent, ENCI, Kemira, Andritz, Rijksuniversiteit Groningen en Water and Energy Solutions. Momenteel
is deze projectgroep samen met STOWA de voordelen van gruisontwatering aan het bekijken voor alle Nederlandse verwerkingsroutes in het onderzoek ‘Verkenning Gruisontwatering’. Hierin worden de business cases voor de Nederlandse markt uitgewerkt en de procesparameters op lab- en semi-technische schaal verder onderzocht. Een belangrijk onderdeel hierbij is om gruisontwatering met fosfaat- en nutriëntterugwinning te combineren.
Toekomst
Medio februari 2013 vindt een seminar plaats waar de resultaten van het huidige onderzoek besproken worden. Voor meer informatie: (050) 210 45 32. LITERATUUR 1) Qi Y., K. Thapa en A. Hoadley (2011). Applicatino of filtration aids for improving sludge dewatering properties - a review. Chem. Eng. Journal 171, pag. 373-384. NOTEN * Berekening op basis van slibketenstudie 1.
Het uiteindelijke doel is om gruisontwatering duurzamer te maken door hernieuwbare advertentie
Bezoek ons op de Aqua Nederland Vakbeurs Noord-Oost op stand 481
Omdat water niet vanzelfsprekend water is. Door middel van het ISA-systeem van GO Systemelektronik bent u in staat om uw waterkwaliteit in situ te monitoren op b.v. CZV, TOC, Nitraat en SAK. Ook is het mogelijk om een zogenaamde “fingerprint” van water te bewaken. Dit alles “real-time” zonder verbruik van reagens en toepasbaar voor o.a. drinkwater, proceswater, oppervlaktewater, grondwater en afvalwater. Wilt u meer weten over dit meetsysteem neem dan contact met ons op, wij vertellen u er graag meer over zodat u precies weet wat voor eh… water u in de kuip heeft.
Pro Water B.V. | Lansinkesweg 4 | 7553AE Hengelo | Nederland | www.prowater.nl |
[email protected]
H2O / 22 - 2012
37
Marieke de Lange, Alterra Maurice Paulissen, Alterra Pieter Slim, Alterra Hans Verhoogt, Royal HaskoningDHV
Zilte zuiverende moerassen als bron van schoon water Belasting van brakke watergangen en estuaria met nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen uit de agrarische sector is een belangrijke oorzaak voor het nog niet halen van ecologische doelen voor deze wateren. Naar analogie van de zoetwatergevoede helofytenfilters is het aannemelijk dat zilte zuiverende moerassen schoon brak water kunnen leveren voor (her)gebruik benedenstrooms. Daarmee zou dit concept waterschappen kunnen helpen om de doelstellingen voor een betere waterkwaliteit in de haarvaten van het watersysteem en in de aanpalende buitenwateren te behalen. Ook behoort koppeling met kustveiligheidsconcepten en met ecologische doelstellingen voor natuurlijker vormgegeven zoet-zoutovergangen tot de mogelijkheden.
Z
oetwaterzuiverende moerassen oftewel helofytenfilters worden in Nederland en wereldwijd steeds vaker aangelegd om water te reinigen. Er is veel kennis ontwikkeld over de processen die plaatsvinden in zo’n zoetwaterzuiveringsmoeras en hoe deze processen zijn te optimaliseren door de inrichting van het moeras1). In Nederland worden zuiverende moerassen gezien als een perspectiefrijke en kosteneffectieve maatregel om in agrarische gebieden de nutriëntenbelasting te verminderen2),3). De vraag rijst hoe deze kennis kan worden toegepast op zilte systemen, aangezien verzilting van het grond- en oppervlaktewater een probleem is waar laagNederland van Zeeland tot Groningen mee kampt4). Onder verzilting verstaan we een (periodieke) toename van het chloridegehalte van bodem of water, waardoor dit te zilt wordt voor de landgebruiksfuncties ter plekke. Verzilting is geen nieuw verschijnsel. Het is onder meer gekoppeld aan het bemalen van diepe polders en droogmakerijen. Wel wordt verwacht dat in de toekomst de verzilting zal toenemen door frequentere droogteperioden, periodiek lagere rivierafvoeren in combinatie met hogere zeewaterstanden en door voortschrijdende bodemdaling. Zoet water wordt periodiek schaarser (door lagere rivierafvoeren), terwijl tegelijkertijd de zoetwatervraag (om polders in laagNederland door te spoelen) toeneemt4).
38
H2O / 22 - 2012
Het toepassen van zilte zuiverende moerassen biedt mogelijkheden om in de haarvaten van het watersysteem het water, afkomstig van gangbare agrarische bedrijven of van nieuwe zilte teelten, te zuiveren. Zilte zuiverende moerassen leveren schoon brak water voor (her)gebruik benedenstrooms, wat de KRW- en natuurdoelstellingen ten goede komt.
Wat kan een zilt zuiverend moeras? De mogelijkheden voor toepassing van zilte zuiverende moerassen zijn onderzocht5),6). In grote lijnen bestaat veel overeenkomst in processen tussen zoete en zilte systemen5). Net als bij zoete zuiveringsmoerassen bepalen de inrichting van een zilt moeras en de verblijftijd van het water wat de zuiveringsefficiënties zijn1),2),5). De stikstofkringloop, waarbij nitraat en ammonium via meerdere bacteriële processen omgezet worden in stikstofgas en naar de atmosfeer verdwijnen, werkt in een zout milieu op dezelfde manier als in een zoete omgeving. Net als in zoete moerassen wordt fosfaat niet verwijderd maar opgeslagen in het systeem. Dit gebeurt met name door sedimentatie en opslag in plantenmateriaal. Mariene sedimenten hebben vaak een hogere pH dan zoetwatersedimenten, waardoor fosfaat vooral met calcium zal binden in het sediment en minder met ijzer of aluminium. De totale fosfaat-sorptiecapaciteit van het sediment kan worden vergroot door het sediment te verrijken met calcium, ijzer of lanthaan.
Een verschil tussen zoete en zilte zuiverende moerassen is dat helofyten vaak beter geschikt zijn voor het verwijderen van zware metalen, aangezien de tolerantie voor metalen op hetzelfde fysiologische principe berust als tolerantie voor zout5). Zoetwaterzuiverende moerassen kunnen ook bestrijdingsmiddelen verwijderen. Daarnaast hangt de verwijdering van pathogenen, zoals E. coli, af van de verblijftijd van het water. Naar verwachting wijken zilte zuiverende moerassen ook op dit punt niet af van hun zoete tegenhangers. Praktijkvoorbeelden van zilte zuiverende moerassen zijn wereldwijd nog schaars5). In het buitenland zijn enkele voorbeelden beschikbaar waar moerassen zijn aangelegd om aquacultuur-effluent te zuiveren. Daarnaast is op laboratoriumschaal onderzoek verricht naar de zuiveringsefficiëntie van verschillende systemen. Uit de buitenlandse voorbeelden blijkt dat de zuiveringsefficiënties variëren tussen de studies, waarbij de verwijderingsefficiëntie van stikstof meestal hoger is dan van fosfaat. Natuurlijke systemen, zoals een mangrovebos in combinatie met garnalenteelt in Colombia en een lagune in combinatie met viskweek in Italië, laten zien dat het goed mogelijk is om deze natuurlijke systemen te gebruiken voor het zuiveren van nutriënten en zwevend stof. De controle op zo’n natuurlijk systeem is echter minder. Dit heeft tot gevolg dat de gemiddelde efficiëntie minder hoog is en meer varieert gedurende het jaar en tussen jaren.
actualiteit soort
geschatte tolerantie voor peilfluctuaties
geschatte zouttolerantie
zuiveringsefficiëntie
slijkgras (Spartina anglica)
hoog
****
S. alterniflora: N=51%, P=64%
ruwe bies (Schoenoplectus tabernaemontani)
matig
**
niet bekend
zeebies (Bolboschoenus maritimus subsp. compactus)
matig
***
niet bekend
laag
**
Juncus kraussii: N=69%, P=89%
kleine lisdodde (Typha angustifolia)
matig
*
afnemende efficiëntie bij toenemende saliniteit
riet (Phragmites australis)
hoog
*
afnemende efficiëntie bij toenemende saliniteit
zilte zegge (Carex distans)
laag
***
niet bekend
zeekraal (Salicornia spp.)
hoog
****
niet bekend
zeeaster (Aster tripolium)
matig
****
niet bekend
schorrenkruid (Suaeda maritima)
hoog
****
S. esteroa: N=99%, P=5%
gewone zoutmelde (Atriplex portulacoides)
matig
***
A. barclayana: N=99%, P=1%
zeerus (Juncus maritimus)
Zouttolerantie is aangegeven met: * = 0-25% zeewater, ** = 25-50% zeewater, *** = 50-75% zeewater en **** = 75-100% zeewater. Overzicht van plantensoorten voor toepassing in zilte zuiverende moerassen5),6),7).
Geschikte plantensoorten Van veel plantensoorten is de zouttolerantie bekend7). De tabel geeft een overzicht van mogelijke plantensoorten en hun mate van geschiktheid voor toepassing in zilte zuiverende moerassen. Tolerantie voor peilfluctuaties en tolerantie voor fluctuaties in saliniteit vergroten de toepasbaarheid in deze moerassen. Zuiveringsefficiënties voor nutriënten, zwevende stof en BOD zijn slechts voor enkele, meest niet-Nederlandse soorten bekend. Riet (Phragmites australis) en kleine lisdodde (Typha angustifolia) worden vaak genoemd als geschikte planten voor toepassing in een zilt zuiverend moeras. De zouttolerantie van deze soorten wordt evenwel vaak overschat. Riet kan op matig brakke locaties voorkomen, maar maakt dan vaak gebruik
van zoete kwel. Het lijkt beter om te kiezen voor typische zouttolerante plantensoorten, zoals Engels slijkgras (Spartina anglica), zeebies (Bolboschoenus maritimus subsp. compactus) of zeerus (Juncus maritimus). Zeekraal (Salicornia spp.) of zeeaster (Aster tripolium) hebben een goede voedingswaarde en kunnen worden gebruikt voor voedselproductie. In buitenlandse studies worden nog de Amerikaanse soorten Suaeda esteroa en Atriplex barclayana als potentieel geschikte planten genoemd. Aangenomen kan worden dat inheemse soorten uit deze geslachten op een vergelijkbare wijze bruikbaar zijn in zilte zuiverende moerassen, bijvoorbeeld schorrenkruid (Suaeda maritima) of gewone zoutmelde (Atriplex portulacoides).
De tabel laat zien dat meerdere zilte plantensoorten geschikt zijn voor toepassing in zilte zuiverende moerassen op basis van zouttolerantie en tolerantie voor peilfluctuaties.
Meerdere vliegen in één klap Zilte zuiverende moerassen bieden potentieel bijkomende voordelen op het gebied van ecologie, economie, kustveiligheid en landschap. Afhankelijk van het ontwerp en de landschappelijke inpassing kunnen deze aspecten worden geoptimaliseerd (zie afbeelding 1). De potentiële variatie aan plantensoorten in zilte zuiverende moerassen en de overgangszone die ze vormen tussen water en land, bieden een geschikt habitat voor een scala aan soorten. Veel vogelsoorten maken gebruik van moerasvegetatie in
Afb. 1: Visualisatie van de mogelijke functies en landschappelijke inpassing van een zilt zuiverend moeras (illustratie: Anoula Voerman, Royal HaskoningDHV, ten behoeve van Waterinnovatieprijs 2012).
H2O / 22 - 2012
39
tenminste een deel van hun levenscyclus. Afhankelijk van de structuur, het beheer en de hoogte van de vegetatie kunnen soorten voorkomen zoals tureluur, grote karekiet, roerdomp, en bruine kiekendief. Wereldwijd zijn zilte moerassen gebieden met hoge natuurwaarden. In Nederland is het areaal van zilte moerassen de afgelopen eeuw aanmerkelijk afgenomen, onder meer door de afsluiting van diverse zeearmen. De aanleg van zilte zuiverende moerassen kan een interessante bijdrage leveren aan het herstel van dit areaal brakke natuur. De mogelijke economische waarden van zilte zuiverende moerassen liggen met name in het gebruik van de vegetatie. Afhankelijk van de plantensoort kan de biomassa worden gebruikt voor energieopwekking, isolatiedoeleinden of dakbedekking. Voorbeelden hiervan zijn riet, lisdodde en biezen- en zeggensoorten. Andere soorten hebben een goede voedingswaarde (zoals zeeaster en zeekraal) en kunnen worden gebruikt voor voedselproductie voor mens of dier. Uit gezondheidsoogpunt is de herkomst van het water bepalend voor de toepassingsmogelijkheden van het gewas. Een andere economische toepassing wordt wellicht in de nabije toekomst beschikbaar, wanneer de opwekking van elektriciteit in zilte vegetatie rendabel wordt (voor meer informatie: www.plant-e.com). De haalbaarheid om deze activiteiten economisch rendabel uit te voeren, wordt onder meer bepaald door de grootte van het areaal, hoe makkelijk geoogst kan worden en eventueel bijkomende transportkosten. Ervaringen in Park Lankheet laten zien dat het vooralsnog niet eenvoudig is om de rietproductie uit een zuiveringsmoeras economisch rendabel te maken8). Zilte zuiverende moerassen kunnen heel goed worden toegepast in innovatieve dijkconcepten, zoals in het project ComCoast. Hierin wordt de kustveiligheid gewaarborgd door een systeem van dubbele dijken. In het tussenliggende gebied kan in meer of mindere mate zout water worden toegelaten, waardoor ruimte ontstaat voor zilte teelten en aquacultuur, maar ook geschikte zoetzoutovergangen kunnen worden gecreëerd die van groot belang zijn voor overtrekkende vogels of trekvissen. In het kader van het Deltaprogramma is nagedacht over de vraag hoe de kustveiligheid in Nederland ook op termijn gewaarborgd kan blijven, tegen aanvaardbare maatschappelijke kosten of duidelijke baten. In deze discussie passen nieuwe dijkconcepten die naast de kustveiligheid ook ruimte bieden aan andere functies. Uit deze voorbeelden blijkt dat zilte zuiverende moerassen mogelijkheden bieden voor effectief meervoudig ruimtegebruik. Behalve een oplossing voor de diffuse belasting van brakke regionale oppervlaktewateren kunnen ze bijdragen aan natuur- en landschapswaarden, aan waterberging in natte perioden en aan kustveiligheid. Zilte zuiverende moerassen vormen een goed voorbeeld van een functioneel landschapselement, een
40
H2O / 22 - 2012
‘landschapsmachine’9) die een ecosysteemdienst levert. Ze kunnen goed worden ingepast als blauwgroene elementen, zowel in een stedelijke als in een meer landelijke omgeving. Juist in moderne, grootschaligagrarische zeekleigebieden kan toepassing van dit concept zorgen voor meer variatie en verbinding met de zeer gevarieerde kleinschalige landschappen die hier ook te vinden zijn. Zilte zuiverende moerassen kunnen daarmee een bijdrage leveren aan de aantrekkelijkheid en veiligheid van laag Nederland voor recreatie, wonen en werken. Zo slaan we meerdere vliegen in één klap.
Zilte teelt als voorbeeld In Nederland wordt op verschillende plekken op praktijkschaal zilte landbouw bedreven. In Zeeland wordt op het land zilte aquacultuur ontwikkeld, in combinatie met andere teelten. Dit gebeurt in het proefbedrijf Zeeuwse Tong, waar tong wordt gekweekt in combinatie met zagers, schelpdieren en zilte gewassen. In het Kustlaboratorium, een initiatief van Stichting het Zeeuwse Landschap, wordt aquacultuur ontwikkeld met aandacht voor inpassing in het landschap (zie H2O nr. 19 van 28 september jl., pag. 32-35, red.). Op Texel wordt in het Zilt Proefbedrijf onderzoek gedaan naar zilte landbouwgewassen, zoals zeekool en strandbiet. Deze initiatieven hebben gemeen dat ze een vorm van zilte landbouw nastreven waarbij verzilting niet als een bedreiging wordt gezien maar als een mogelijkheid voor nieuwe teelten. Het inpassen van zilte zuiverende moerassen in de waterkringloop bij deze zilte teelten biedt meerdere voordelen. Het gezuiverde water kan ter plekke worden hergebruikt in het teeltsysteem. Daarnaast komt het als schoon water weer terug in de haarvaten van het watersysteem, waarmee men afwenteling van de belasting uit zilte teelten op benedenstroomse (natuur)gebieden voorkomt.
Conclusies Zilte zuiverende moerassen kunnen meerdere functies vervullen en bieden daarmee de mogelijkheid van effectief meervoudig ruimtegebruik. Behalve als oplossing voor de diffuse belasting van brakke regionale oppervlaktewateren kunnen ze bijdragen aan natuur- en landschapswaarden, aan waterberging in natte perioden en aan nieuwe kustveiligheidssystemen. Op basis van zouttolerantie zijn meerdere zilte plantensoorten geschikt voor toepassing in zilte zuiverende moerassen. Er is evenwel nog weinig bekend over de zuiveringsefficiënties van de Nederlandse zilte plantensoorten en over de randvoorwaarden voor een optimaal ontwerp. Zou het niet prachtig zijn om deze kennisleemten op te vullen door de ontwikkeling van praktijkvoorbeelden, ‘living labs’, in Nederland? LITERATUUR 1) Verhoeven J en A. Meuleman (1999). Wetlands for wastewater treatment: Opportunities and limitations. Ecol. Eng. jaargang 12, pag. 5-12.
2) De Haan J., J. van der Schoot, A. de Buck en F. Sival (2012). Zuivering van sloot- en drainwater in helofytenfilters is kosteneffectief. H2O nr. 5, pag. 23-25. 3) Van der Bolt F., E. van Boekel, O. Clevering, W. van Dijk, I. Hoving, R. Kselik, J. de Klein, T. Leenders, V. Linderhof, H. Massop en H. Mulder (2008). Ex-ante evaluatie landbouw en KRW. Effect van voorgenomen en potentieel aanvullende maatregelen op de oppervlaktewaterkwaliteit voor nutriënten. Alterra. Rapport 1687. 4) Ter Voorde M. en J. Velstra (2009). Leven met zout water: overzicht huidige kennis omtrent interne verzilting. Acacia Water, Leven met Water en STOWA. 5) De Lange H., M. Paulissen en P. Slim (2012). Halophyte filters: The potential of constructed wetlands for application in saline aquaculture. Int. J. Phytoremediation. In druk. 6) Van der Gaag J., M. Paulissen en P. Slim (2010). Halophyte filters as saline treatment wetlands. Applications and constraints. Alterra. Rapport 2115. 7) Buhmann A. en J. Papenbrock (2012). Biofiltering of aquaculture effluents by halophytic plants: basic principles, current uses and future perspectives. Env. Exp. Botany. In druk. 8) Meerburg B., P. Vereijken, W. de Visser, J. Verhagen, H. Korevaar, E. Querner, A. de Blaeij en A. van der Werf (2010). Surface water sanitation and biomass production in a large constructed wetland in the Netherlands. Wetlands Ecology and Management nr. 4, pag. 463-470. 9) Roncken P., S. Stremke en M. Paulissen (2011). Landscape machines: productive nature and the future sublime. Journal of Landscape Architecture, (spring), pag. 68-81.
agenda 12 november, Amsterdam IJsselmeer en Markermeer
themamiddag over het IJsselmeer en Markermeer. De toekomstige ontwikkeling ervan staat momenteel vanuit verschillende invalshoeken op de agenda van de betrokken overheden. Organisatie: Vereniging voor Waterstaat en Landinrichting. Informatie: www.waterenland.nl.
12 november, Tiel Preventieve maatregelen tegen graverij
symposium in het teken van het voorkomen van schade aan waterstaatswerken door muskus- en beverratten. Organisatie: STOWA, Unie van Waterschappen, Waterschap Rivierenland en de Partij voor de Dieren. Informatie:
[email protected].
13-15 november, Hardenberg Aqua Nederland Vakbeurs Noord-Oost
regionale editie voor Drenthe, Flevoland, Overijssel, Friesland, Groningen en een deel van Gelderland, met aandacht voor waterbehandeling, waterbeheer, pompen, meeten regeltechniek, filters, leidingsystemen, membraanbioreactoren en waterbouw. Organisatie: Evenementenhal Hardenberg. Informatie: www.evenementenhal.nl
15 november, Haarlo Modeling contest Hupsel
bijeenkomst waarop zo’n 20 teams met verschillende modellen gaan kijken of de zware regenval in augustus 2010 (in Hupsel in de Achterhoek viel toen 140 millimeter in één dag) en de toen geobserveerde afvoer te reproduceren valt. Doel hiervan is meer inzicht te krijgen in de voorspelkracht van de huidige modellen. Organisatie: Nederlandse Hydrologische Vereniging. Informatie: www.nhv.nu.
15 november - Lelystad Orkanen in Nederland?
bijeenkomst over hoe de dijken in Nederland zich houden als hier in de toekomst zwaardere stormen gaan voorkomen. Organisatie: KIVI NIRIA. Informatie: www.kiviniria.nl.
19 november, Rotterdam Een nieuwe benadering van overstromingsrisicobeheer
20 november, Amstelveen Baggeren Ringvaart Haarlemmermeer
themadag over het baggeren van de Ringvaart van de Haarlemmermeerpolder, een omvangrijk baggerwerk waarbij uitgebreide samenwerking plaatsvond met de betrokken partijen. Organisatie: Baggernet. Informatie:
[email protected].
20-22 november, Rotterdam Flood Risk: science and policy, closing the gap
internationaal congres over het programma Flood Risk Assessment en Flood Event Management, waar wetenschap, beleid en praktijk op het gebied van overstromingsrisico’s samen moeten komen. Organisatie: Deltares, HR Wallingford en Samui. Informatie: www.floodrisk2012.net.
22 november, ‘s-Hertogenbosch Bangladesh
internationale wetenschappelijke conferentie in het kader van ‘Ruimte voor de Rivier’, met lezingen, een paneldiscussie en een wetenschappelijke evaluatie. Organisatie: programmabureau Ruimte voor de Rivier. Informatie: www.roomfortheriver.nl.
bijeenkomst met drie sprekers met ervaring met (water)projecten in Bangladesh die vertellen over dat onderzoek en hun ervaringen én hun visie op het nut en de wenselijkheid van westerse betrokkenheid bij lokale projecten. Organisatie: Contactgroep Internationaal van het Koninklijk Nederlands Waternetwerk. Informatie: www.waternetwerk.nl.
advertenties
Dít is de toekomst van watertechnologie
Watercampus Leeuwarden Zuiver water binnen handbereik. Het lijkt zo vanzelf sprekend, maar het is dé uitdaging voor de toekomst. De beschikbaarheid van zoet water staat wereldwijd onder druk terwijl de waterbehoefte explosief groeit. Dit vraagt in de hele watersector om innovatieve oplossingen en nieuwe technieken. De Watercampus Leeuwarden neemt hierin het voor touw. Wetenschappers uit alle delen
kijk dat is ’t mooie van
leeuwarden
van de wereld doen op de Watercampus onderzoek naar oplossingen op het gebied van o.a. drinkwaterproductie en afvalwaterzuivering. De Watercampus biedt bedrijven, kennisinstituten en onderwijsinstellingen alle voorwaarden om kennis te bundelen en innovatie mogelijk te maken. Hiermee is Leeuwarden hard op weg om de Europese hoofdstad van watertechnologie te worden.
Meer informatie? Kijk op www.wetsus.nl of www.wateralliance.nl
GIET UW WERVING VOOR OPLEIDING & PERSONEEL IN HET JUISTE VAT Reserveer ook uw personeelsadvertentie in H2O, hét tijdschrift voor watervoorziening en waterbeheer.
010 - 4274180 H2O / 22 - 2012
41
Watercycle Research Institute
Wij breken de tent niet af! Er is een alternatief! Rioolrenovatie zonder hinder • Minimale overlast voor de omgeving • Effectief en kostenbesparend • Aanzienlijke reductie van CO2 uitstoot • Duurzaam product • Korte uitvoeringstijd • Aantoonbare levensduur meer dan 100 jaar
Het nieuwe rioleren De Kaderrichtlijn Water is opgesteld om ons water te beschermen. Het bestaande leidingenstelsel heeft te kampen met aantastingen, lekkages, scheuren of breuken. Rioolrenovatie zonder graven (No-dig) is mogelijk met de Nelis Infra / Aarsleff CIPP Lining (kousmethode). Dit is de oplossing voor het optimaliseren van rioolleidingen, van gevel tot rioolwaterzuiveringsinstallatie. Nelis Infra /Aarsleff CIPP Lining beschikt over circa 30 jaar internationale ervaring op het gebied van kousrelining. Nelis Infra / Aarsleff JV maakt deel uit van BAM Nelis De Ruiter bv, specialist op het gebied van relining (Allround in relining).
Haarlemmerstraatweg 79, 1165 MK Halfweg Postbus 14, 1160 AA Zwanenburg Telefoon (020) 407 22 22 Fax (020) 407 22 23 E-mail
[email protected] www.bamnelisderuiter.nl
12179
Nelis Infra Aarsleff JV