nº
43ste jaargang / 9 april 2010
7/
2010
Tijdschrift voor watervoorziening en waterbeheer
Gebiedsdossiers voor kwetsbare drinkwaterwinningen Mogelijke oplossingen voor wereldwaterproblemen Interview met Leo Commandeur en Frank Peschier Overlaten alternatief voor dijkverhoging New Orleans
&HNLMNKHWJURWHUHSODDWMH
DWLHRS HHULQIRUP NLMNYRRUP FRPZDWHUXWLOLW\ GIRV ZZZJUXQ
;DVWHZDWHUHQ;DWHUVXSSO\LQÚÚQ } "|~ 2y} 0 }
} }} z} |}
| } y~yy}}{ 2} z}|}
}
}
} }
{
}} } |} }}} y}{{ "|~ }}
| ìôïð y}} } yy}~ yy|} z
}
y
} y~yy}
}
} } ~
y}
} |}}
} /}} | }} z}zy} y}
|} }yy} y {
}} }{} y~yy}
Spannende tijden
H
et beloven spannende maanden te worden voor de waterschappen. Serieuze plannen liggen nu op tafel om de waterschappen als organisatie op te heffen en onder te brengen in een soort supergemeenten of bij de provincies (hoewel sommige partijen ook vragen om de opheffing van de provincies). In de reeks bezuinigingen die het nieuwe kabinet moet gaan nemen, is de geschatte besparing door deze opheffing echter maar een klein onderdeel. Maar voor het waterbeheer daarom een niet minder belangrijke. Dat de waterschapskennis moet blijven bestaan, daar is iedereen - in ieder geval in de watersector - het wel over eens, maar de
waterschappen als bestuursorganisatie daarentegen ontmoeten wel kritiek als het gaat om verdeling van gelden en de mate van efficiëntie. De waterschappen zagen de bui natuurlijk al enige tijd hangen. Daarom begon de Unie samen met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten een campagne waarin ze duidelijk maken dat wel degelijk samengewerkt kan gaan worden, hetgeen een bezuiniging kan opleveren. Of dat offensief voldoende is om de waterschappen in de huidige situatie te handhaven, weet ik niet. Het worden echt spannende tijden. Peter Bielars
inhoud nº 7/ 2010
H2O tijdschrift voor watervoorziening en waterbeheer verschijnt ééns per 14 dagen Officieel orgaan van Stichting tot uitgave van het tijdschrift H2O en haar participanten: - Koninklijk Nederlands Waternetwerk - Vewin - Kiwa Water Holding BV Uitgever Rinus Vissers Redactie Peter Bielars (hoofdredacteur) Michiel van Zaane Jacques Geluk Postbus 122, 3100 AC Schiedam telefoon (010) 427 41 65 fax (010) 473 99 11 e-mail
[email protected] Bezoekadres: ’s-Gravelandseweg 565, Schiedam Persberichten:
[email protected] Redactiesecretariaat Dora Pompe Redactiecommissie Harry Tolkamp (voorzitter/Waternetwerk) André Struker (Waternetwerk) Frits Vos (Vewin) Gerda Sulmann (KWR Watercycle Research Institute) Advertentieverkoop Roelien Voshol (010) 427 41 54 Brigitte Laban (010) 427 41 52 Mediaorder Carola Sjoukes (010) 427 41 41 fax (010) 473 20 00 Abonnementenservice Pauline Roos (010) 427 41 08 Tini van Schijndel (010) 427 41 08 e-mail
[email protected] fax (010) 426 27 95 Abonnementsprijs € 106,- per jaar excl. 6% BTW € 140,- per jaar voor buitenland € 8,50 losse exemplaren excl. 6% BTW Abonnementen gelden voor één jaar en worden – zonder tegenbericht – automatisch verlengd. Opzeggingen dienen schriftelijk uiterlijk 6 weken voor het aflopen van de abonnementsperiode te geschieden aan bovenstaand postadres. Druk en lay-out Thieme MediaCenter, Rotterdam Copyright Nijgh Periodieken B.V., 2010 Het auteursrecht op de inhoud van dit tijdschrift wordt uitdrukkelijk voorbehouden. Overname van artikelen alleen na schriftelijke toestemming van de uitgever. www.vakbladh2o.nl
4 / Gebiedsdossiers voor kwetsbare drinkwaterwinningen in Overijssel
Menno ten Heggeler, Bert Groenhof, Cors van den Brink en Jan van Essen
7 / Wereldwijde toegang tot schoon drinkwater is ‘waanzinnig grote opgave’
8 / Samenwerking met Waterschap
Rivierenland in stroomgebied Senegal verbreed
Remco Drost, Niels Nijmeijer en Pia Schrijnemakers
8
10
/ Slimme oplossingen voor wereldwaterprobleem Henk Holtslag en Pamela Wolfe
12
/ Interview met Leo Commandeur en Frank Peschier Maarten Gast
14 / Interview met Sjef Ernes
14
Jac van Tuijn
17
/ Overlaten alternatief voor dijkverhoging in New Orleans Marcel van de Waart, Mathijs van Ledden, Wiebe de Jong, Suzanne Hulscher, Jan Mulder en Joannes Westerink
20
/ Is vissen op exotische rivierkreeften en de Chinese wolhandkrab toegestaan?
20
José Vos, Ronald Gylstra, Bram Koese en Lysbeth van Brederode
29
/ Recensie: Weinig echt nieuws in interessant boek over waterbeheer Jasper Verberk
35
/ Variatie in achtergrondbelasting van fosfaat op oppervlaktewater in een polder Jasper Griffioen, Perry de Louw, Caesar Orup en Jan Willem Foppen
39
/ Detail kartering grondwaterdynamiek TOP-gebieden Kolland en Overlangbroek Marcel Boerefijn, Frank van Pruissen en Joost Heijkers
42 / Betrouwbare inundatiebeelden door
gebruik van neerslagradar
Eric van Dijk, Rutger van Hogezand en Klaas-Jan Douben
Bij de omslagfoto: Op de Kennisdag Waterkeringen op 25 maart in Arnhem werd onder andere de stand van zaken meegedeeld over de experimenten rond met name de IJkdijk (zie ook pagina 16).
Gebiedsdossiers voor kwetsbare drinkwater winningen in Overijssel Provincies zijn verantwoordelijk voor het duurzaam veiligstellen van de openbare drinkwatervoorziening. De Kaderrichtlijn Water voegt daaraan toe dat met de bestaande zuivering drinkwater volgens de geldende normen moet kunnen worden gemaakt (geen verslechtering) en dat waterlichamen beschermd moeten worden om het niveau van zuivering voor de productie van drinkwater te verlagen. Om deze doelstellingen te halen, worden onder regie van provincies gebiedsdossiers opgesteld. Maar welke informatie neem je op in een gebiedsdossier en hoe interpreteer je die informatie? Hoe vertaal je ‘vermindering van zuiveringsinspanning’ naar de beschermingspraktijk? De Provincie Overijssel en Vitens ontwikkelden samen met de betrokkenen in het betreffende gebied een pragmatische methode die een antwoord geeft op deze vragen.
H
et opstellen van gebiedsdossiers moet leiden tot maatregelen om de kwaliteit van het (oever)-grondwater als bron van drinkwater te beschermen. Op 5 januari jl. stelden Gedeputeerde Staten van Overijssel de gebiedsdossiers voor de drinkwaterwinningen Vechterweerd, Engelse Werk, Archemerberg, Mander, Hoge Hexel, Wierden, Espelose Broek, Holten en Herikerberg-Goor vast. Nu wordt een uitvoeringsprogramma opgesteld. In de Drinkwaterwet is het duurzaam veiligstellen van de openbare drinkwatervoorziening aangemerkt als “dwingende reden voor groot openbaar belang.” De aanvullende eisen uit de KRW zijn in het Besluit Kwaliteitseisen en Monitoring Water vertaald in de verplichting tot het nemen van maatregelen om de kwaliteit van het waterlichaam zodanig te verbeteren dat het niveau van zuivering van het onttrokken water kan worden verlaagd. Daarnaast bevat Werksessies met projectpartijen.
het Nationaal Waterplan de doelstelling om drinkwater zonder hoge kosten te kunnen bereiden uit grond- en oppervlaktewater. De Nota Ruimte stelt het beschikbaar stellen van voldoende ruimte voor bescherming van de winning van schoon grond- en oppervlaktewater als doel en ziet dit als een nationaal ruimtelijk belang. Overijssel past gebiedsgericht grondwaterbeschermingsbeleid toe om de openbare drinkwatervoorziening te beschermen. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van het voorzorgsprincipe in het beschermingsbeleid en zogeheten voorkantsturing in de ruimtelijke ordening. Het voorzorgsprincipe houdt in dat voor de bescherming van de kwaliteit van het grondwater risicovolle activiteiten worden geweerd. Voorkantsturing houdt in dat de drinkwaterwinningen zoveel mogelijk verweven zijn met harmoniërende functies. Eind jaren ‘90 is in Overijssel het gebiedsdossier ontwikkeld ter onder-
steuning van beschermingsafwegingen voor met name winningen in een stedelijke omgeving. In 2005 is onderzoek verricht naar de meerwaarde van dit instrument voor gebiedsgericht grondwaterbeschermingsbeleid1). Doel van het gebiedsdossier is het scheppen van een gemeenschappelijk inzicht in de factoren die van belang zijn voor de kwaliteit van het onttrokken drinkwater2). In het gebiedsdossier staat wat de huidige kwaliteit is van het (oever)grondwater dat wordt gebruik om drinkwater te maken. Daarnaast zijn de verontreinigingen in het intrekgebied van de drinkwaterwinning in beeld gebracht. Op basis van deze gegevens en de kwetsbaarheid van het grondwatersysteem wordt duidelijk welke risico’s de verontreinigingen vormen voor de drinkwaterwinning. In de stroomgebiedsbeheerplannen is het opstellen van gebiedsdossiers voor kwetsbare drinkwaterwinningen als KRW-maatregel opgenomen. Specifiek is voor de Provincie Overijssel in de Omgevingsvisie opgenomen dat gebiedsdossiers worden opgesteld voor in eerste instantie negen kwetsbare winningen.
De methode Overijssel
De Provincie Overijssel loopt landelijk voorop met het opstellen van gebiedsdossiers. Zij heeft als eerste samen met Vitens, gemeenten, RIVM, Waterschap Groot Salland en Rijkswaterstaat een methode ontwikkeld om de toestand van drinkwaterwinningen te beoordelen. Vastgelegd is welke informatie wordt opgenomen in het gebiedsdossier en hoe deze feiten geïnterpreteerd worden. De interpretatie is het gezamenlijk inzicht in de toestand van de drinkwaterwinning en vormt de basis voor het nemen van maatregelen om de drinkwaterwinning duurzaam te beschermen. De basiselementen zijn de theoretische en bewezen kwetsbaarheid van de drinkwaterwinning én de risico’s van verontreinigingen in het intrekgebied voor de drinkwaterwinning.
4
H2O / 7 - 2010
actualiteit Kwetsbaarheid van de drinkwaterwinning
De kwetsbaarheid van de drinkwaterwinning is zowel theoretisch als feitelijk bepaald. De theoretische kwetsbaarheid is samengesteld uit een aantal kenmerken van de winning, namelijk de dikte van de slechtdoorlatende lagen, de kwetsbaarheid van de bovengrond voor infiltratie en de verblijftijden van het grondwater (‘afstand tot de winning in jaren’). Met deze benadering is het mogelijk voor een winning een ruimtelijk gedifferentieerd beeld van de kwetsbaarheid te maken. Dit zijn de REFLECT-kwetsbaarheidskaarten. Hoewel de scoretoedeling arbitrair is, voor alle winningen dezelfde methode gehanteerd,. Hierdoor kan de kwetsbaarheid van de winningen onderling vergeleken worden. De kwetsbaarheidskaart geeft een ‘theoretische’ kwetsbaarheid, op basis van een aantal kenmerken van de winning. Daarnaast is de feitelijke kwetsbaarheid van de winning beoordeeld aan de hand van de ruwwaterkwaliteit. Hiervoor zijn de ruwwatergegevens van individuele winputten getoetst aan de normen die in het waterleidingbesluit staan en - bij wijze van
Van zuiveringsinspanning naar ruwwaterkwaliteit In de landelijke discussie over de invulling van de KRW-doelstelling voor drinkwater wordt ‘het voorkomen van achteruitgang van de kwaliteit’ pragmatisch beoordeeld door de ontwikkeling
early warning - aan 75 procent van die norm. Deze normen gelden voor het water ‘uit de kraan’. Door het toetsen van het ruwwater aan deze normen wordt in beeld gebracht welke stoffen er minimaal door de zuivering uit moeten worden gehaald om te voldoen aan de drinkwaternorm. Of, anders gezegd, door deze toets wordt aangetoond of de winning feitelijk kwetsbaar is voor stoffen of stofgroepen afkomstig van antropogene activiteiten aan maaiveld uit het verleden. Maatregelen die worden genomen tegen deze stoffen en de achterliggende oorzaken verlagen dus in principe de zuiverings inspanning.
Risico’s van verontreinigingen in intrekgebied
gingen beslaan een groot deel van het intrekgebied en kunnen daarmee een grote invloed hebben op de kwaliteit van het opgepompte grondwater bij kwetsbare winningen. Intensief landbouwkundig gebruik van de bodem is een voorbeeld van een diffuse verontreiniging. Lijnverontreinigingen beslaan een beperkt deel van het intrekgebied. Door de lengte kunnen ze niettemin een aanzienlijk deel van het opgepompte grondwater beïnvloeden. Hierbij kan gedacht worden aan het gebruik van onkruidbestrijdingsmiddelen langs spoorwegen, verontreinigingen gerelateerd aan (vracht)autoverkeer en lekkende rioleringssystemen. Puntverontreinigingen zijn op zich beperkt van omvang en vaak goed af te bakenen, maar kunnen door hun geconcentreerde en vaak mobiele karakter een grote bedreiging vormen voor drinkwaterwinningen. Een voorbeeld van een puntverontreiniging is een vervuilende activiteit op een bedrijfsterreinen.
Naast de kwetsbaarheid van de winning zijn ook de verontreinigingen in het intrekgebied van de winning in beeld gebracht. Door de verontreinigingen met de kwetsbaarheid te combineren, ontstaat inzicht in de risico’s van verontreinigingen voor de winning. Bij het in beeld brengen van de verontreinigingen is onderscheid gemaakt tussen diffuse verontreinigingen, lijnverontreinigingen en puntverontreinigingen. Diffuse verontreini-
De kwetsbare drinkwaterwinningen Engelse werk en Vechterweerd zijn oevergrondwaterwinningen. Voor deze winningen is speciaal aandacht besteed aan de IJssel en de Vecht.
van de ruwwaterkwaliteit in individuele winputten te toetsen aan drinkwaternormen en - bij wijze van early warning - aan 75 procent van deze norm. Op deze manier wordt al dan niet aangetoond dat stoffen in het ruwwater met een antropogene oorsprong in normoverschrijdende concentraties voorkomen. De KRW-doelstelling
wordt conform het Besluit Kwaliteitseisen en Monitoring Water pragmatisch ingevuld als het verbeteren van de grondwaterkwaliteit. Dit leidt op zijn beurt tot het verminderen van de zuiveringsinspanning. Door het ‘verminderen van de zuiveringsinspanning’ als primair doel los te laten, wordt het KRW-doel losgekoppeld van
Afb. 1: Samenhang ruimtelijke functies, activiteiten en de ruwwaterkwaliteit in winputten.
H2O / 7 - 2010
5
Hierbij is de kwaliteit van het oppervlaktewater getoetst aan de bestaande normen uit de AMvB Besluit kwaliteitseisen monitoring water (BKMW). Aanvullend is ook een beschrijving opgenomen van bedreigende ‘nieuwe’ stoffen waarvoor geen norm geldt zoals geneesmiddelen. Tevens is een overzicht gegeven van verontreinigingen stroomopwaarts van deze oevergrondwaterwinningen.
Planologische bescherming
Provincies zijn vanuit de Wet milieubeheer bevoegd gezag voor het aanwijzen van waterwin-, grondwaterbeschermings- en intrekgebieden. In de Omgevingsverordening van de Provincie Overijssel zijn regels opgenomen voor allerlei handelingen, activiteiten en inrichtingen in deze gebieden. Zo worden bijvoorbeeld risicovolle functies geweerd uit grondwaterbeschermingsgebieden en wordt de bescherming verbeterd bij functiewijzigingen binnen het intrekgebied. Voor het effectueren van deze regels is het belangrijk dat de milieubeschermingsgebieden met bijbehorende beperkingen en het provinciaal ruimtelijk beschermingsbeleid zijn op- c.q. overgenomen in de bestemmingsplannen van gemeenten. Voor de bestemmingsplannen in het intrekgebied van de negen winningen is deze controle uitgevoerd.
bedrijfsmatige overwegingen die een rol spelen bij een drinkwaterbedrijf om de mate van benodigde zuivering te realiseren. Relatie tussen activiteiten aan maaiveld en de ruwwaterkwaliteit De kenmerken van het geohydrologische en geohydrochemische systeem in het intrekgebied van een drinkwaterwinning bepalen hoe kwetsbaar een winning is voor belastende antropogene activiteiten aan maaiveld. Deze kwetsbaarheid kan worden getypeerd door de reistijden van het grondwater vanaf maaiveld tot de winputten en de spreiding daarvan. De reistijd bepaalt in combinatie met de stofeigenschappen en de reactiviteit van de ondergrond in grote mate hoe lang het duurt voordat een antropogene stof vanaf maaiveld in de winputten terechtkomt, en - wanneer omzettingsprocessen een rol spelen - in welke vorm en concentratie. De relatie tussen verontreinigingen en emissies aan maaiveld komt daarmee in veel gevallen vertraagd en / of gemaskeerd tot uiting in de ruwwaterkwaliteit. De samenhang tussen activiteiten aan maaiveld, het geohydrologisch systeem en de ruwwaterkwaliteit is schematisch weergegeven in afbeelding 1. Afbeelding 1 geeft weer dat activiteiten aan maaiveld uit het verleden, in combinatie met de natuurlijke grondwaterkwaliteit, de huidige ruwwaterkwaliteit in de winputten bepalen. De huidige activiteiten aan maaiveld bepalen de toekomstige antropogene beïnvloeding van het
6
H2O / 7 - 2010
Conclusies
Alle negen drinkwaterwinningen zijn theoretische kwetsbaar tot zeer kwetsbaar voor verontreinigingen aan maaiveld; • Acht winningen zijn ‘bewezen’ kwetsbaar voor activiteiten aan maaiveld: het ruwwater is getekend door menselijke activiteiten, in het ruwwater zijn antropogene stoffen aangetroffen boven de drinkwaternorm. Per winning zijn er tussen de vier en 18 stoffen boven de norm aangetroffen die afkomstig zijn van menselijke activiteiten. Bij de winning Vechterweerd zijn geen meetgegevens aanwezig aangezien de winning nog niet in gebruik is; • In alle intrekgebieden komen diffuse, lijn-, en puntverontreinigingen voor. Deze vormen in combinatie met de kwetsbaarheid bij alle winningen een aandachtspunt en in iets minder dan de helft van de gevallen een knelpunt die het duurzaam veiligstellen van de drinkwaterwinning in de weg staat; • Bij zeven van de negen drinkwaterwinningen is de bescherming van de drinkwaterwinning conform het provinciaal kader niet of onvoldoende geborgd in de bestemmingsplannen. Het ruimtelijk beschermingsbeleid in de Omgevingsverordening Overijssel (2009) is nog niet vertaald in de bestemmingsplannen. •
ruwwater. Er zit een tijdspad tussen de activiteiten aan maaiveld en de ruwwaterkwaliteit. In die periode veranderen of verdwijnen belastende activiteiten aan maaiveld of is de belasting van de activiteit sterk veranderd. Dit maakt het in veel gevallen erg lastig om een causale relatie te leggen tussen de ruwwaterkwaliteit en activiteiten aan maaiveld. Als de activiteit en belasting wel hetzelfde is gebleven dan nog is het leggen van deze relatie moeilijk. Dit komt door het gebrek aan data, modelinstrumentaria en inzicht in de geohydrologische en geochemische processen die zich afspelen in de ondergrond. In specifieke gevallen en voor specifieke stoffen zijn wel voldoende gegevens en modelinstrumenten beschikbaar - zoals nutriënten - om een schatting te geven van de ontwikkeling van de ruwwaterkwaliteit. Voor deze gevallen kunnen specifieke maatregelen ten behoeve van het verbeteren van de ruwwaterkwaliteit aan maaiveld nader worden onderbouwd. Momenteel werkt de drinkwatersector aan een model (RESPOND) om op winningniveau de relatie te leggen tussen de (historische) activiteiten aan maaiveld en de ruwwaterkwaliteit (als resultante van alle activiteiten aan maaiveld), waarmee de effecten van ingrepen aan maaiveld voor de drinkwaterwinning voorspeld kunnen worden. Risico’s van verontreinigingen basis voor nemen van maatregelen De theoretische kwetsbaarheid van het watersysteem en de mate van belasting van activiteiten aan maaiveld kan wel kwalitatief in
Met het vaststellen van gebiedsdossiers zijn feiten vastgelegd. Daarmee is een gedragen inzicht ontstaan in de risico’s die aanwezige verontreinigingen vormen voor het halen van de doelstellingen voor de openbare drinkwatervoorziening. In de gebiedsdossiers zijn geen afspraken opgenomen over maatregelen met bijbehorende kosten en verantwoordelijke partij voor het uitvoeren daarvan. Deze afspraken worden medio dit jaar gemaakt met de andere betrokken partijen. Het is de bedoeling de maatregelen op te nemen in een uitvoeringsprogramma en deze te verankeren in de reguliere plannen van de betrokken partijen. Menno ten Heggeler en Bert Groenhof (Provincie Overijssel) Cors van den Brink (Royal Haskoning) Jan van Essen (Vitens) NOTEN 1) Van den Brink C., M. Buitenkamp, J. van Essen en A. Nass (2006). Gebiedsdossiers als middel voor ruimtelijk gedifferentieerd grondwaterbeheer. Bodem, jaargang 16, nr. 3. 2) Wuijts S., H. van Rijswick en H. Dik (2007). Gebiedsdossiers voor drinkwaterbronnen. Uitwerking van risico’s en ontwikkeling van maatregelen. RIVM. Rapport 734301032/2007. In opdracht van VROM.
zie ook: www.overijssel.nl.
beeld gebracht worden. Door het combineren van deze gegevens in het gebiedsdossier is het risico van een bepaalde activiteit voor de ruwwaterkwaliteit in beeld gebracht. Dit inzicht in risico geeft aanleiding tot maatregelen op basis van het voorzorgsprincipe uit het provinciale grondwaterbeschermingsbeleid en de voorkantsturing in de ruimtelijke ordening in intrekgebieden. De maatregelen worden ondersteund doordat een toetsing is uitgevoerd in het gebiedsdossier van de ruwwaterkwaliteit op basis van de drinkwaternormen. Een normoverschrijding voor antropogene stoffen kan gezien worden als een bewezen kwetsbaarheid van de winning.
actualiteit / verslag Wereldwijde toegang tot schoon drinkwater is ‘waanzinnig grote opgave’ “Het halen van de millenniumdoelen - meer mensen toegang geven tot schoon drinkwater en sanitaire voorzieningen - blijft een waanzinnig grote opgave”, aldus Renske Peters, directeur Water van DG Water op 25 maart tijdens de Wereldwaterdag-bijeenkomst van het Netherlands Water Partnership, Aqua for All, Unicef en het ministerie van Verkeer en Waterstaat in Amsterdam. “Zeker nu uit een recent rapport van de Verenigde Naties blijkt dat vervuild water meer levens eist dan oorlog. Bij het Rijk zijn we daarom met een omslag bezig om mondiaal zo effectief, efficiënt en breed mogelijk te werken.” “We moeten ook kijken naar wat niet goed gaat en ons specialiseren in zaken waarin we als Nederland sterk zijn, zoals sanitatie en waterkwaliteitsbeheer, en met een beperkt aantal landen een langdurige strategische samenwerking aangaan. We moeten geld en menskracht niet versplinteren”, vindt Peters. Met Indonesië, Vietnam (zie H2O nr. 6, pag. 4), Bangladesh, Mozambique en Egypte gaat de overheid die relatie, verdeeld over verschillende ministeries maar ‘met een gezamenlijke verantwoordelijkheid’, nadrukkelijk aan. Het is belangrijk dat transitielanden als Vietnam zelf zorgen voor de financiering van projecten. Volgens Peters moeten de ministeries niet alleen onderling samenwerken, maar ook met de waterschappen, kennisinstellingen, het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties verbindingen aangaan. “Als we in Nederland krachten kunnen bundelen, denk ik dat we heel sterk in het buitenland kunnen inzetten, niet alleen in wat we brengen maar ook in wat we er kunnen halen. Vervolgens moeten we kijken hoe de ontvangende landen ermee omgaan.” De directeur Water riep op, vanuit integraal waterbeheer, meer in ketens te denken. “Er zijn, bijvoorbeeld bij Economische Zaken en Ontwikkelingssamenwerking, veel geldpotjes en instrumenten. Als je die samenvoegt, kun je veel meer doen en ben je veel krachtiger.” Interessant voor het bedrijfsleven is het feit dat een delegatie uit Vietnam deze maand Nederland bezoekt: “Die komt nadrukkelijk kijken wat zij van onze watersector kan verwachten.”
Normerende overheid
Professor Peter van Lieshout, lid van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, bevestigde tijdens de aansluitende discussie dat het goed is als Nederland zich
voor langere tijd committeert aan waterthema’s in bepaalde landen en afspraken maakt met de overheden daar. De Noren dienen als voorbeeld. Zij bieden landen totaalpakketten aan en zorgen ervoor dat de lokale autoriteiten gedurende tien jaar zelf voldoende kennis kunnen opbouwen. Tijdens de discussie werd duidelijk dat zaken die hier goed werken, niet per se hoeven aan te slaan in het buitenland. ‘We moeten dus oppassen wat we exporteren. We moeten ook leren van daar. Dan pas is echt sprake van internationale samenwerking’. Professor Jules van Lier (TU Delft): “Nederland heeft last van de wet van de remmende voorsprong. Kopiëren heeft niet gewerkt. Daarom moeten we een stap terug doen en lokale condities laten prevaleren bij de keuzes die we maken.” Astrid van Aghthoven (Unicef): “Door te kopiëren slaan we stappen over, maar soms kun je de weg niet afsnijden en is een ontwikkelingsproces nodig.” Ook in Nederland gaat, volgens deelnemers aan de discussie, niet alles goed. In Leidsche Rijn is destijds een gescheiden watersysteem aangelegd dat onder meer door verkeerde aansluitingen nooit heeft gefunctioneerd. “We durven het niet opnieuw te proberen en te veranderen. We scheiden nog steeds geen grijs water van drinkwater.” Ed Nijpels, onder meer voorzitter van de stichting Water for Life en ook in de zaal aanwezig, opperde als oplossing: “Je moet een overheid hebben die steunt en stimuleert door op te treden en voor te schrijven. Dan ben je ook niet afhankelijk van anderen.” De discussie levert verder een waarschuwing op: “We moeten water niet onnodig en op een verkeerde manier gebruiken, zodat we
Zo’n 18.000 scholieren haalden 1,2 miljoen euro op voor AMREF Flying Doctors.
onze nutriënten kwijtraken. Die hebben we hard nodig voor de landbouw in eigen land en elders.”
Thuis water zuiveren
Tijdens de werkbijeenkomsten werd onder meer duidelijk dat steeds meer Nederlandse waterbedrijven hun kennis met andere landen delen, maar dat dit vaak fragmentarisch gebeurt waar samenwerking tot betere resultaten zou leiden. Private investeringen in de watersector van ontwikkelingslanden blijven achter, omdat de risico’s vaak te groot zijn. Overheden kunnen de risico’s met garanties afdekken, maar volgens de deelnemers is het belangrijk ook andere innovatieve oplossingen te vinden. Bedrijven zorgen via commerciële en ideële projecten (of combinaties daarvan) voor toegang tot schoon drinkwater en sanitaire voorzieningen. Peter Willem Hatenboer presenteerde het samen met anderen opgezette bedrijf Dutch Water Limited, dat - zonder winstoogmerk in Kenia ondrinkbaar, zout en vervuild water omzet in betrouwbaar drinkwater. Daarnaast vroeg hij aandacht voor het project ‘Drinking with the wind’, waarbij ontzilting en windenergie worden gecombineerd om drinkwater te produceren voor gebieden met een gebrek aan zoet water. “Dat project moet wel winstgevend zijn.” Paulus Verschuren, directeur externe relaties van het onderzoeksinstituut voor voedsel en gezondheid van Unilever, vroeg aandacht voor de Pureit: een op een Senseo gelijkend waterzuiveringsapparaat voor thuisgebruik, dat in India op de markt is gebracht. Er is, via microkredieten, een afbetalingsregeling voor mensen voor wie het apparaat (aanschafprijs 32 euro) en het filtersysteem (6 euro) te duur is. “Mensen zijn zo trots op het apparaat, dat ze het centraal in de kamer zetten.”
Sacha van Ginhoven won met haar kartonnen toiletten de ‘Battle of Concepts’.
H2O / 7 - 2010
7
Samenwerking met Waterschap Rivierenland in stroomgebied Sénégal verbreed Waterschap Rivierenland en de Organisation pour la Mise en Valeur du fleuve Sénégal (OMVS) zetten hun samenwerking voort. De OMVS, waarmee het waterschap sinds 2004 samenwerkt, is een intergouvernementele beheerorganisatie voor de Sénégalrivier en bestaat uit bestuurders van de landen in het stroomgebied van de rivier: Guinee, Mali, Mauritanië en Senegal. Aanvankelijk speelde het waterschap vooral een rol bij de beheersing van de typha, een woekerende waterplant in de delta. Inmiddels is de samenwerking verbreed naar integrale ontwikkeling van het stroomgebied van de Sénégalrivier. Diverse Nederlandse en Afrikaanse organisaties zijn erbij betrokken. Zo adviseert het Havenbedrijf Rotterdam over de bevaarbaarheid van de rivier, zal Rijkswaterstaat kennis inzetten bij het baggeren van de rivier en bekijken de Dienst Landelijk Gebied en ecologisch onderzoeksbureau Altenburg Wymenga de mogelijkheden van uitbreiding van wetlands in het stroomgebied. Verder is een begin gemaakt met monitoring van de waterkwaliteit.
D
oor de bouw van twee dammen in de delta van de rivier de Sénégal in de jaren tachtig is het waterniveau en de fluctuatie in de rivier drastisch veranderd. De dammen hebben positieve effecten: er wordt elektriciteit opgewekt en er is zoet water in plaats van zout water in de rivier gekomen, waardoor meer mogelijkheden voor de landbouw zijn ontstaan. Maar er zijn ook negatieve effecten. Vele hectares land kwamen onder water te staan. Dit schept, in combinatie met het vaste waterpeil, een ideaal klimaat voor de typha, een waterplant die grote delen van het ondergelopen gebied overwoekert. Dit leidt tot mislukte oogsten en gezondheidsproblemen. De typha biedt namelijk een ideale broedplaats voor bacteriën en insecten, waardoor malaria en bilharzia meer kans krijgen. In 2004 benaderde de OMVS Waterschap Rivierenland met de vraag of het waterschap zijn deskundigheid in kon zetten bij het opzetten van onderhoudsmanagement voor het beheersbaar houden van de typha. Al snel werd duidelijk dat de bestrijding van de Het wegmaaien van de woekerende typha.
typha niet los gezien kon worden van waterbeheer in bredere zin. Het waterschap heeft de samenwerking dan ook verbreed, en wel op twee manieren. Er is aandacht voor integraal waterbeheer (peilbeheer, waterverdeling, geïrrigeerde landbouw en waterkwaliteit) en de organisatie van het waterbeheer, met het oog op continuïteit en duurzaamheid. In augustus 2006 tekenden dijkgraaf Kok van Waterschap Rivierenland en haut commissaire Merzoug van de OMVS een samenwerkingsovereenkomst voor een periode van vier jaar. Inmiddels is besloten de samenwerking te verlengen. Het waterschap heeft niet alle expertise die de OMVS nodig heeft, zelf in huis. Daarom bood het waterschap aan intermediair te zijn tussen de OMVS en Nederlandse kenniscentra die de ontbrekende expertise wel in huis hebben. Dit leidde tot een forum in Tiel in november 2007. Vertegenwoordigers van Nederlandse overheden, universiteiten en andere kennisinstellingen hebben samen met leden van de Afrikaanse delegatie de problemen uit het stroomgebied van de Sénégal onder de
loep genomen. Daarbij kwamen onderwerpen aan de orde als waterbeheer, geïrrigeerde landbouw, transport over water, havenontwikkeling, milieu en beheer van natuurlijke hulpbronnen. Uit de contacten tussen de OMVS en de Nederlandse deelnemers van het forum in 2007 zijn sindsdien diverse samenwerkingsverbanden ontstaan: • Het Havenbedrijf Rotterdam heeft het Sénégalproject opgepakt in het kader van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Het havenbedrijf adviseert over de bevaarbaarheid van de rivier en de ontwikkeling van de zeehaven bij Saint Louis en binnenhavens; • Met Rijkswaterstaat is contact gelegd om kennis in te zetten bij het baggeren van de rivier. Daarnaast heeft de OMVS van Rijkswaterstaat twee patrouilleboten gekocht. Hiermee kan het profiel van de rivier ingemeten worden. Dit in verband met te verrichten baggerwerken en de bevaarbaarheid van de rivier; • De Dienst Landelijk Gebied en ecologisch onderzoeksbureau Altenburg Wymenga bekijken of mogelijkheden bestaan om de uitbreiding van wetlands te combineren met de bestrijding van de typha. De verwachting is dat de aanplant van vloedbossen en het gecontroleerd herstellen van de waterdynamiek de typha op die plaatsen laat verdwijnen. Het aanleggen van wetlands dient tegelijkertijd een ander doel. Het stroomgebied van de Sénégal is een belangrijk gebied voor de Europese trekvogels. Het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit wil ervoor zorgen dat dit soort gebieden voor deze vogels behouden blijft en uitgebreid wordt; • Stichting Agromisa uit Wageningen (een kenniscentrum voor kleinschalige landbouw in ontwikkelingslanden) inventariseert de gebruiksmogelijkheden van de typha, bijvoorbeeld als compost, biobrandstof of bouwmateriaal. Daarnaast legt zij een databank aan over typhabestrijding. Waterschap Rivierenland kijkt ‘over de schouder’ mee en richt de aandacht op de onderlinge samenhang van de deelprojecten én duurzaamheid.
8
H2O / 7 - 2010
achtergrond
Plaatselijke landbouwcoöperaties gaan zich bezig houden met waterbeheer. Op de foto leden van zo’n coöperatie samen met dijkgraaf Gerrit Kok en vertegenwoordigers van de Nederlandse partijen.
Typhabestrijding
Waterschap Rivierenland verrichtte onderzoek naar de groeiomstandigheden van de typha. Er zijn praktijkproeven uitgevoerd waarbij de hergroei gemonitord is. Het doel hiervan is het bepalen van de optimale maaifrequentie en maaimethode. Inmiddels is bekend dat de beste methode bestaat uit het onder water knippen of snijden van de typha, één keer per twee jaar. Als dit gebeurt in combinatie met herprofilering van de watergang, zal de typha grotendeels verdwijnen. Met het terugdringen van de typha kunnen de negatieve effecten ervan op de omgeving geminimaliseerd worden. Waterkwaliteit
Het water van de Sénégal wordt ook gebruikt als drinkwater in de steden Dakar en Saint Louis. Er is echter weinig bekend over de kwaliteit ervan. Het vermoeden bestaat dat het verontreinigd is met pesticiden en zware chemische stoffen. Een begin is gemaakt met het verrichten van metingen en monitoring. Dit als eerste stap op weg naar verbetering van de waterkwaliteit.
denken aan het ontstaan van de waterschappen in Nederland. Binnen een pilot, met een herprofilering van vier kanalen, worden leden van de betreffende coöperaties nu opgeleid op het gebied van waterbeheer. Aandacht is er onder andere voor inzet en onderhoud van machines en het leren afschrijven. In Nederland wordt bekeken in hoeverre het mogelijk is hiervoor microkrediet beschikbaar te krijgen.
Duurzaamheid
Wat opgebouwd wordt, moet ook blijven bestaan. Bij het borgen van het waterbeheer zijn drie aspecten van belang. Allereerst moeten er voldoende financiële middelen zijn. Wat opvalt is dat de OMVS ‘naar het geld toe beweegt’ en dan plannen ontwikkelt. Dit heeft soms tot gevolg dat gelden niet (op tijd) benut worden. Het waterschap legt het accent op het opstellen van goede plannen. Het geld komt dan bij de realisatie van de plannen. Daarnaast moet een langetermijnvisie voor het gebied ontwikkeld worden voor gronden die beschikbaar komen, nadat de typha succesvol bestreden is. Hierbij is de visie van DLG belangrijk.
Tenslotte werkt de OMVS aan een betere samenwerking met andere Afrikaanse partijen, zoals de landbouwcoöperaties SAED en SONADER. Tussen deze organisaties bestaat een politiek wantrouwen dat een bundeling van krachten in de weg staat. Van buitenaf lijkt verbetering van de samenwerking makkelijker dan het is. De Nederlandse betrokkenen moeten hun eigen referentiekader loslaten om het krachtenveld daar enigszins te kunnen begrijpen. De rol van de OMVS binnen dat krachtenveld is niet gering. Zij opereert als intergouvernementele organisatie in een werelddeel waar water een belangrijke bron van conflicten is. Bij de OMVS worden die conflicten aan tafel uitgediept en opgelost. Dat is van niet te onderschatten belang voor de stabiliteit in de regio. Waterschap Rivierenland en de andere betrokken partijen kunnen daaraan een steentje bijdragen, met steun van de Nederlandse ambassade in Dakar. Remko Drost, Eric Kuindersma, Niels Nijmeijer en Pia Schrijnemakers (Waterschap Rivierenland)
Bevaarbaarheid en havenontwikkeling
Verbetering van de bevaarbaarheid van de rivier is met name belangrijk in verband met de exploitatie van grondstoffen in het achterland, met name grote hoeveelheden bauxiet en fosfaat. Daarnaast is voor de ontsluiting van de delta ook de ontwikkeling van de haven van Saint Louis van groot belang.
Deelnemers aan het forum van november 2009.
Organisatie van beheer en onderhoud
Verbetering van het watersysteem is natuurlijk belangrijk. De organisatie van het beheer en onderhoud ervan is echter minstens zo belangrijk. Gunstige omstandigheid is dat in Senegal en Mauritanië goed georganiseerde, kleine landbouwcoöperaties aanwezig zijn. De bedoeling is daarin het waterbeheer te incorporeren. Dit doet sterk H2O / 7 - 2010
9
Slimme oplossingen voor wereldwaterproblemen Ongeveer twee miljard mensen drinken wereldwijd vaak onzuiver water door achterstallig onderhoud aan waterleidingen of onhygiënische wateropslag. Een miljard mensen heeft anno 2010 helemaal geen toegang tot een veilige drinkwaterbron en sanitaire voorzieningen. Nieuwe, eenvoudige technieken (ook wel Smart Techs genoemd), kunnen daar in veel gevallen verandering in brengen. Volgens Henk Holtslag, die werkzaam is voor organisaties als Connect International, Aqua for All en Kerk in Actie, is investeren in veilig drinkwater wellicht de meest kosteneffectieve manier om armoede te verminderen.*
D
e kosten-batenverhouding bij investeringen in water en sanitatie bedraagt 3-34. Nederland heeft kennis van technisch hoogstaande waterleidingsystemen en aangepaste technieken, die door innovaties steeds effectiever en duurzamer worden. De kans om de water- en sanitatiegerelateerde millenniumdoelen te halen, is daardoor aanzienlijk verbeterd. Goed nieuws voor de mensen op het platteland in ontwikkelingslanden, van wie volgens Unicef 80 procent geen toegang heeft tot schoon water en sanitatie. Deze groep is vooral gebaat met decentrale, kleinschalige voorzieningen zoals putten, handpompen, apparaten voor waterzuivering op huishoudniveau en latrines. Nieuwe opties - slimme wateroplossingen en technieken - zijn veel duurzamer. Ze zijn te repareren door gebruikers en te produceren en verhandelen door lokale ondernemers, waardoor geld beschikbaar komt voor de lokale economie. Door toepassing van slimme technieken kunnen de kosten per persoon voor water en sanitatie in veel gebieden dalen van 40 naar 20 euro. Een alternatief voor drinkwaterputten tot 40 meter diep is de touwpomp, een oud principe dat door de Nederlanders is verbeterd. In Zimbabwe heeft al een miljoen mensen, dankzij door de organisatie Pump aid gerealiseerde, touwpompen toegang tot
veilig drinkwater. In 2015 moeten dat er drie miljoen zijn, waardoor het land het watermillenniumdoel kan halen. In door de Europese Unie gefinancierde projecten in Zimbabwe levert elke touwpomp water voor tien gezinnen en voor de irrigatie van voldoende grond om 80 personen van voedsel te voorzien. Nieuwe modellen zijn weliswaar gebaseerd op een oud principe, maar zijn effectiever door het gebruik van materialen als pvc-buis en touw. In Nicaragua zijn touwpompen inmiddels de standaard handpompen; daar zijn 80.000 exemplaren geïnstalleerd door zo’n 20 bedrijfjes. Door deze techniek is de watervoorziening op het platteland van Nicaragua drie keer sneller verbeterd dan in landen met geïmporteerde zuigerpompen. Touwpompen zijn vijf tot acht keer goedkoper dan zuigerpompen en gemakkelijk te repareren: 95 procent blijft werken volgens een evaluatie van het International Reference Center for water and sanitation. Handbediende touwpompen halen water uit putten tot 35 meter diep en, met een krachtsinspanning van twee personen, zelfs tot 60 meter diep. Wereldwijd zijn er ruim 100.000 pompen in gebruik, waarvan 10.000 in Afrika. Naast de touwpomp bestaat nog een 20-tal andere nieuwe water- en sanitatie technieken, zoals:
Een met de hand gegraven put is verbeterd met een putdeksel en een touwpomp (foto: Henk Holtslag).
Bestaande handgegraven putten kunnen worden uitgediept met een metseltechniek (underlining) zonder dat de putwand instort; • Technieken om handmatig putten te boren in compacte klei en semi-harde grondlagen tot 80 meter diep. Kosten: één tot tien euro per meter; • Watertanks gemaakt van lokale materialen zoals bakstenen, bamboe of doek in combinatie met cement en draad; • Opslaan van regenwater in de regentijd, (Tube recharge) om het in de droge periode weer op te pompen. Handgegraven putten bevatten daardoor in Zambia en Zimbabwe nu het hele jaar door water. Na training kunnen gezinnen deze methode zelf gebrukken. Het systeem kost tussen twee en vijf euro; • Druppelirrigatie door middel van platte slangen. Kosten: tien euro per 100 vierkante meter; • Potvormige keramische filters, die vuil en bacteriën verwijderen en nu in 20 landen worden geproduceerd. Kosten: acht tot 15 euro; • Kleine, effectieve waterfilters (Siphon) die per dag 80 liter water kunnen zuiveren met een levensduur van 7000 liter. Verkoopprijs: zeven tot tien euro; • Cementen latrinedeksels met separate urineafvoer. De urine is te verwerken in kunstmest en levert stikstof en fosfaat voor de productie van voedsel; • Handwasgereedschap gemaakt van een tweedehands container van vijf liter, een touw en vier stokken (Tippy Top). Kosten: één tot drie euro. •
In Tanzania, Zambia en Mozambique zijn ruim 2.500 nieuwe touwpompen en putten bij scholen in dorpen en bij particulieren geplaatst. Ruim 90 procent daarvan werkt nog steeds goed. In Bolivia zijn ruim 20.000 ‘familieputten’ gemaakt door lokale bedrijfjes. De totale kosten van een put en pomp bedragen 100 tot 250 euro (gemiddeld 30 meter diep). In India worden touw pompen direct gekoppeld aan een eenvoudig druppelirrigatiesysteem zonder een wateropslagtank. Kosten: tien euro per 100 m2. Kleine boeren in Zambia krijgen een lening voor een put en een touwpomp. Sommige boeren produceren tomaten voor de lokale markt. Zo’n tien naburige gezinnen maken gebruik van de pomp. Leningen van 250 tot 350 euro worden terugbetaald in zes maanden. Daar zijn nu ruim 1.000 systemen in gebruik. Ook in Zimbabwe werden 8.800 Sifon-filters verspreid tijdens een recente uitbraak van cholera. De gezinnen die gebruik maakten van dit filter, hebben geen
10
H2O / 7 - 2010
achtergrond gevallen van cholera gemeld. In Malawi ten slotte zijn de zogeheten Elephant-toiletten ingevoerd met urinescheiding. De urine wordt gecomposteerd en gebruikt voor moestuinen. Een slechte waterkwaliteit kan drastisch verbeteren door te zuiveren met nieuwe kleinschalige zuiveringsopties in huis. Bacteriën kunnen gedood worden met koken, chloor of zonlicht. Nieuwe filters als de Pureit, het potfilter of de Siphon-filter verwijderen vuil en bacteriën. In het geval van arsenicum of andere chemische vervuiling kan regenwater opgevangen worden in watertanks en kan het worden gezuiverd met chloortabletten of een waterfilter. Open putten kunnen worden verbeterd met een cementen deksel, een lokaal gemaakte handpomp en een waterfilter per gezin voor een bedrag van 100 tot 300 euro per systeem. Met de hand gegraven putten tot 20 meter diep of met handboringen tot 80 meter diep kosten tussen 100 en 1000 euro per put. In rurale gebieden kunnen families zelf een pitlatrine maken. Urine kan ten slotte gebruikt worden als kunstmest en er kan biogas geproduceerd worden.
Waarom staat Afrika niet vol met Smart Techs?
Als deze nieuwe opties zo goed zijn, waarom worden ze dan niet overal toegepast? Een belangrijke reden is dat organisaties en overheden (nog) niet op de hoogte zijn van de nieuwe mogelijkheden en er nog weinig beleid is voor de verspreiding van deze kennis. Een andere reden lijkt te zijn dat goedkope technieken een ‘stone age’-imago hebben. Veel mensen kennen bijvoorbeeld de touwpomp van 35 jaar geleden, toen die werd ingevoerd in Afrika als een ‘houtjetouwtjes’-pomp voor familiegebruik en ondiepe putten. Sommige deskundigen
Het Siphon-filter, een Nederlandse uitvinding die nu in India geproduceerd wordt.
vinden de touwpomp niet geschikt voor de communale watervoorziening, omdat het water in de put vervuild kan worden via het touw. Ervaringen wijzen uit dat deze veronderstellingen onjuist zijn. Ook blijkt steeds weer dat iets eenvoudiger maken niet makkelijk is. Een probleem van opties als de touwpomp is dat ze te simpel zijn. Men denkt dat deze technologie eenvoudig na te maken is. Dat klopt, maar er
Een boer irrigeert 400 m2 tomaten met een touwpomp op een gegraven put (foto: Christian Fenger).
moet wel voldaan worden aan basiscriteria op gebied van productie en installatie. Goed gemaakte touwpompen blijken 20 jaar mee te gaan; pompen met een klein foutje in een lagerbus staan binnen twee maanden stil. Een belangrijke voorwaarde voor elke technologie is repareerbaarheid. Elke technologie moet met lokale kennis en financiële middelen onderhouden kunnen worden. Om Smart Techs verder te verspreiden, is demonstratie nodig en kennisoverdracht op het gebied van productie, installatie, onderhoud, marketing, vooraad en microkredieten. Door een grootschalige kennisoverdracht van kleinschalige technieken kunnen Afrikanen zelf een groot deel van hun water- en sanitatieproblemen oplossen. Daarmee geven we geen vis maar een hengel en de kennis die hengel zelf te maken, om grotendeels op eigen kracht, de water- en sanitatiegerelateerde millenniumdoelstellingen te halen. Pamela Wolfe (World Water) Henk Holtslag (adviseur op het gebied van low cost wateropties) * ‘Safe water as the key to global health (2008). UN University.
Voor meer informatie: www.akvo.org.
H2O / 7 - 2010
11
Leo Commandeur en Frank Peschier (PWN International Projects):
“Met zes mensen zes maal de Perfector-E ingezet op Haïti” De beelden van de gevolgen van de recente aardbeving op Haïti laten je niet snel los. Grote gebouwen en woonblokken helemaal in puin, het wanhopig zoeken naar familieleden, de totale ontreddering, het roven van alles wat los en vast zit. En zoals steeds in zulke situaties de behoefte aan voedsel, maar vooral aan schoon drinkwater. Hoe verleen je vanuit de drinkwatersector acute hulp in zulke noodsituaties? De één gaat met een miljoen chloortabletten op stap (zie H2O nr. 8 uit 2009), een ander - zoals Vitens - zendt reparatieploegen uit, een derde - PWN in dit geval - zet nooddrinkwaterinstallaties in die speciaal voor zulke rampen ontwikkeld zijn. Onderstaan een verslag van een gesprek over deze actie met Leo Commandeur (directeur PWN International Projects) en Frank Peschier (de leider van de groep monteurs die naar Haïti afreisde), die inmiddels weer terug zijn in Velserbroek.
Hoe is deze hulpactie tot stand gekomen?
Leo Commandeur: “PWN International Projects is een onderdeel van PWN Technologies: een dochteronderneming van PWN waarin het drinkwaterbedrijf zijn innovaties wil exploiteren. De internationale activiteiten van PWN zijn in een aparte BV onder gebracht, waaronder ook Aquanet valt.” “Na de tsunami vijf jaar geleden in Indonesië ontwikkelde PWN samen met Norit de Perfector-E: een installatie die met membraanfiltratie en desinfectie met UV twee kubieke meter schoon drinkwater per uur kan leveren uit eigenlijk elke denkbare bron. Dus ook uit rivieren, beken, meren en poelen, mits deze niet zout of verzilt zijn. De E staat voor emergency. Oftewel perfect water in noodsituaties.” “PWN plaatste destijds 20 installaties in Atjeh, die voor een deel nu nog door Waterleidingmaatschappij Drenthe in de omgeving van Manado gebruikt worden. Na de aardbeving in Padang oktober vorig jaar hebben wij er daar samen met WMD acht geplaatst. Omwonenden kunnen deze installaties bedienen. In Nederland heeft PWN zeven van deze installaties staan, klaar voor gebruik in noodsituaties. Indien nodig leveren wij er een noodaggregaat bij voor de stroomvoorziening. Een aantal van onze monteurs was opgeleid om deze te bedienen, maar nog nooit uitgezonden.”
Hoe zijn jullie op Haïti gekomen?
“Op dinsdag vond de aardbeving plaats. Het was ons duidelijk dat we daar meteen hulp moesten bieden. Ervaring hoe je dat in zo’n acute situatie doet, hadden wij niet. Hoe stuur je installaties en mensen daarheen, hoe kun je je mensen voldoende
12
H2O / 7 - 2010
veiligheid bieden? Van de hulporganisaties die we benaderden, vond Cordaid ons aanbod interessant. Vervoer en verblijf kon deze organisatie regelen. Zaterdag stonden onze monteurs gereed, zondag zijn de apparaten verzendklaar gemaakt en maandag is men afgereisd met het vliegtuig dat weeskinderen zou ophalen. Dit toestel strandde echter maandagavond op Curaçao. Op woensdag konden we met een ander toestel naar Haïti. Daar pasten de Perfectors echter niet in. We hebben daarop de Nederlandse marine benaderd, die het transport uiteindelijk voor zijn rekening heeft genomen. Norit heeft overigens ook bijgedragen in de kosten van het vervoer. Dat bedrijf betaalde bovendien een deel van de noodaggregaten die mee moesten.”
Hoe was jullie aankomst op Haïti?
Frank Peschier: “We kwamen om 21.00 uur aan. Het was pikkedonker. We reden de halve stad door op weg naar een huis van de Amerikaanse afdeling van Cordaid. Daar sliepen we in de tuin op een matrasje onder een tafellaken. Gebouwen waren niet te vertrouwen en onze tenten waren we onderweg kwijtgeraakt. We sliepen veilig op een afgesloten terrein met bewaking voor de deur.” “De eerste dagen zijn we bezig geweest met het zoeken van goede plekken voor onze installaties. Het bleek veel moeilijker dan we gedacht hadden om bronnen met zoet water en voldoende capaciteit te vinden. Alle hulp werd gecoördineerd door de Verenigde Naties. Die werkte met clusters, voor tenten, sanitatie, drinkwater, etc. Daar hebben we gelobbyd voor goede plekken en goed beheer én overdracht aan mensen ter plekke waarbij onze installaties in goede handen zouden zijn. “
Kun je zo’n installatie beschrijven?
“Ingepakt is het een kist van 1.10 bij 1.10 meter en 2.10 meter hoog. Ze weegt 500 kilo. Het water dat erin gepompt wordt, passeert eerst een grof filter van gaas, een soort korf, om grof vuil tegen te houden. Dat filter moet dagelijks schoongemaakt worden. Het water gaat vervolgens direct het membraanfilter in. Elk kwartier moeten de membranen gespoeld worden, omdat er nauwelijks voorzuivering is. Dit spoelwater gaat de sloot in. Als laatste stap passeert het water een UV-lamp, voor de zekerheid ingebouwd om ook bij scheurtjes in de membranen hygiënisch betrouwbaar water te kunnen leveren. De bediening en het onderhoud zijn met pictogrammen aangegeven. Brabant Water heeft nooddrinkwaterdistributie-installaties naar Haïti gezonden om achter onze Perfectors te plaatsen. Dat zijn bigbags met een aantal tappunten, maar die waren nog niet opera tioneel toen wij daar waren. “ “Nu stond er overdag een lange rij mensen met emmers om water te halen, ‘s nachts werden tankwagens gevuld. Stroom werd geleverd door een bijbehorend diesel aggregaat. De netspanning op Haïti is 110 Volt, dus die waren sowieso nodig.”
Waar zijn de Perfectors uiteindelijk terechtgekomen?
“We zijn eerst in de hoofdstad Port au Prince gaan kijken, maar de situatie daar was te dramatisch. Alles lag in puin, overal werd geplunderd. Ook waren daar nauwelijks bruikbare drinkwaterbronnen te vinden. We hebben een installatie geplaatst in Gressier: een stadje van zo’n 80.000 inwoners, op een afgesloten terrein van een bakkerij in aanbouw. Ook is een installatie neergezet in Jacmel: een stad van 120.000 inwoners, ergens langs de hoofdweg. Een derde Perfector kwam midden op een marktplein te staan, centraal in de stad dus. Voor het beheer zijn we in twee plaatsen bij de burgemeester op bezoek geweest en in een derde plaats bij de gouverneur, maar uiteindelijk kwamen we steeds bij een pater terecht. Paters hebben in Haïti groot gezag, met hen is goed te werken en zij kunnen veel regelen. Ze regelden bijvoorbeeld het beheer, de bewaking, de diesel voor de aggregaten en het schoonmaken.” “Van de zeven installaties hadden we er één meegenomen voor reserveonderdelen. Van de zes overige hebben we er vijf geplaatst; de laatste lieten we bij de Nederlandse consul achter. Bij hem konden we de installaties ook veilig opslaan toen ze eenmaal aangekomen waren. Met die vijf installaties worden uiteindelijk zo’n 200.000 mensen van drinkwater voorzien. We hadden ongeveer een uur nodig om de installatie gebruiksklaar te maken: slangen aansluiten, stroomvoorziening regelen, conserveringsvloeistof van de membranen wegspoelen, etc. Dan stelden wij hem in bedrijf en dronken het water dat eruit kwam om de mensen te overtuigen dat het drinkbaar was. Daarna kwamen ze vanzelf aanlopen met hun emmers.”
interview dat bedrijf heel Noordwest-Rwanda van water kunnen voorzien. Met Waterleidingmaatschappij Drenthe en Dunea zet PWN het werk van H2O-partners in Atjeh, dat na de tsunami is opgestart, voort. We verlenen technische assistentie en gaan een gezamenlijk servicecentrum opzetten dat voor meerdere bedrijven projecten realiseert, een laboratorium en een meterherstelplaats heeft, inkoop en cursussen verzorgt, etc.” “Verder zijn we betrokken bij nieuwe productie-installaties in Vietnam. Maar we gaan zeker deze noodhulp ook structureel verder ontwikkelen.”
Hoe hebben jullie je mensen vanuit Nederland ondersteund?
“We onderhielden dagelijks contact met de monteurs maar ook met het thuisfront. Toen men op Curaçao strandde, hebben we vanuit Nederland contact met de marineluchtvaartdienst gelegd voor verder transport van de Perfectors en de aggregaten, die op Curaçao achtergebleven bleken te zijn.” Frank Peschier (links) en Leo Commandeur.
Ben je er zeker van dat ze in bedrijf blijven?
“Op één van de plekken zei men er een huisje omheen te zullen bouwen. Dat leek ons niet de meest urgente voorziening bij alles wat in puin lag. Toen we echter de volgende dag nog een keer langs kwamen, werd de vloer voor dat huisje al gestort. Water is goud waard in zulke omstandigheden. De mensen beseffen dat als geen ander en gaan heel zuinig met onze installatie om.” Leo Commandeur: “Er is nu een groep jonge architecten onderweg naar Haïti om mee te werken aan de wederopbouw. We hebben deze mensen op Andijk opgeleid in het onderhoud van deze installaties. Bedoeling is dat zij er langs gaan en zo nodig extra instructies geven. We hopen dat de Perfectors worden overgenomen door een organisatie en in Haïti blijven. Zelf zullen we dan nieuwe installaties laten bouwen voor een volgende actie.”
Hoe hebben jullie het persoonlijk ervaren?
Frank Peschier: “We hebben eerst een aantal dagen in de tuin geslapen. Daarna kregen we onderdak in twee huizen van Cordaid in een buitenwijk van Port au Prince. Cordaid zorgde ook voor het eten. Je moest wel snel zijn, want de hoeveelheid was beperkt voor heel veel hulpverleners. Twee dagen hebben we op een noodrantsoen van de marine geleefd. Voedsel was echt een moeilijk punt. We hebben ons nooit onveilig gevoeld. We bleven weg uit de hoofdstad. De eerste dag zijn we daar met een gids op stap geweest, maar de situatie was zo onoverzichtelijk, zo crimineel, dat je er niet durfde rondlopen. De voertaal in Haïti is Frans, maar de mensen spreken zelf een Creools dialect, dat voor ons niet te verstaan is. We communiceerden in het Engels.” “De mensen waren ontzettend dankbaar voor onze hulp. Het optimisme was groot.
“Uit elke bron twee kubieke meter drinkwater per uur”
‘Over drie of vijf jaar werken we nog met jullie installaties’, zeiden ze. Mensen stonden erbij te huilen toen we de installaties overdroegen. ‘We are blessed’, dat gevoel overheerste.” “Wat ons opviel was dat het altijd kinderen waren die water kwamen halen. De ouders bleven achter bij hun onderkomen, soms maar een zeiltje op een paar stokken, om dat beetje wat ze nog hadden, te bewaken. Die kinderen lopen met emmers met 20 tot 25 liter water op hun hoofd. Kaarsrecht, alleen de nek beweegt. Uiteindelijk waren wij na twee weken weer thuis.”
Wat doet de internationale afdeling van PWN nog meer?
Leo Commandeur: “PWN is betrokken bij een project in Rwanda voor de drinkwatervoorziening van 250.000 mensen. Voor de genocide hadden Fransen daar enkele drinkwatersystemen gebouwd. Het management daarvan heeft de genocide niet overleefd. Het beleid is nu om lokale bedrijven te privatiseren. PWN heeft daarop met Aquanet ingeschreven. We voerden daar met subsidie uit Nederland een pilotproject uit.” “PWN heeft daar een apart bedrijf opgericht: Aquavirunga. Het is een joint venture met een lokaal bedrijf. PWN bezit 51 procent van de aandelen, het lokale bedrijf 49 procent. Doel is om zogeheten DRFO-contracten te sluiten oftewel contracten met betrekking tot ontwerp (Design), herontwikkeling (Rehabilitation), uitvoering (Operations) en de financiën (Finance). De installaties blijven eigendom van de lokale overheid. Na 15 jaar wordt het beheer overgedragen. Aquavirunga heeft inmiddels 40 mensen in dienst, 150 tappunten met bijbehorende beheerders, en gaat daar ook sanitaire voorzieningen installeren. Straks moet
Ik begreep dat jullie door de koningin zijn ontvangen?
Frank Peschier: “We zijn op Huis ten Bosch uitgenodigd. In totaal waren daar zo’n 150 hulpverleners aanwezig, onder wie mensen van het leger en de marine en van organisaties als Cordaid. We zijn er met vijf mensen geweest, één van ons was met vakantie. Eerst zijn we allemaal voorgesteld aan de koningin en Willem-Alexander en werd voorgelezen wat we op Haïti gedaan hadden. Daarna was er een soort receptie waarin je je ervaringen kon uitwisselen. Willem-Alexander kwam al gauw naar ons toe. Voor wat we daar gedaan hadden, had hij speciale belangstelling. Hij was goed op de hoogte omdat hij afgelopen juni in Singapore aanwezig was toen daar PWN Technologies werd gelanceerd. Hij had zelf ook water uit de Perfector gedronken. Zo’n ontvangst doet je goed.”
Is dit voor herhaling vatbaar?
“Je hoopt natuurlijk dat er niet meer verschrikkelijke aardbevingen optreden. Maar die hoop is irreëel. Inmiddels is er al weer één in Chili geweest. Je moet ook de zaken intern goed regelen. We zijn voor het grootste deel storingsmonteur en als wij er niet zijn, gaat het werk in Nederland gewoon door. Dat moeten onze collega’s opvangen. Van deze ervaring kan je leren hoe je vervoer en dergelijke snel en efficiënt kunt regelen, zodat je vlug ter plaatse kunt zijn. Het werk zelf, het daadwerkelijk leveren van noodhulp, is zeker voor herhaling vatbaar.” Maarten Gast
H2O / 7 - 2010
13
Sjef Ernes, directeur Stichting Aqua for All:
“In sloppenwijken is behoefte aan goedkope huishoudfilters en hygiënische toiletblokken” Een goede watervoorziening naar Westers voorbeeld kent een waterleiding, watergespoelde toiletten en een rioolstelsel. De armste mensen in de wereld, in sloppenwijken of in afgelegen gebieden, hebben daar echter geen boodschap aan, omdat zo’n waternet daar simpelweg niet bestaat. De verbetering van hun watervoorziening vraagt volgens Sjef Ernes, directeur van de stichting Aqua for All, dan ook om een heel andere aanpak. Behoefte bestaat aan losse waterproducten, zoals goedkope huishoudfilters en hygiënische toiletblokken. Ernes illustreert aan de hand van twee concrete voorbeelden dat de Nederlandse watersector zeker iets te bieden heeft.
“I
edereen - ook de mensen in sloppenwijken - hebben, de beschikbaarheid over water. Anders zouden ze sterven. Ze kopen het duur als flessenwater op straat, tappen het illegaal af of gaan het halen uit putten of oppervlaktewater. Maar los van hoe ze eraan komen, als ze het in huis halen, moet het water eerst nog betrouwbaar worden gemaakt”, aldus Sjef Ernes.
voor de onderste laag van de samenleving, de vier miljard mensen in de wereld die van vier dollar of minder per dag moeten rondkomen.
Leveren van betrouwbaar water
Als directeur van de stichting Aqua for All - die met geld en expertise ondersteuning geeft aan waterprojecten in ontwikkelingslanden - legt hij uit waarom de omstandigheden in die landen voor Nederland zo moeilijk te snappen zijn. “Wij denken in termen van waterleidingen, aansluitingen en riolering. In de sloppenwijken zijn die leidingen er niet. Bovendien zijn die mensen niet bezig met gezondheid maar met overleven. Net als wij zoeken ze bovenal comfort. Ze willen wat de ander ook heeft, maar ze hebben geen geld voor veilig drinkwater. Het enige beschikbare betrouwbare water is flessenwater en dat kost al snel 70 dollarcent per fles,” doceert Ernes. Hij heeft het over de watervoorziening
“De Westerse watervoorziening is voor hen onbereikbaar” vervolgt de directeur van Aqua for All. “En toch heeft de Nederlandse watersector veel te bieden, juist in de sterk veranderende wereld van de ontwikkelingshulp. We moeten wel goed beseffen dat het om een heel andere consument gaat in in heel andere omgeving. Met kleinschalige watersystemen, een grotere verscheidenheid aan soorten water en andere vormen van distributie. Nederland is goed in watertechnologie en het leveren van betrouwbaar water. Die kennis en expertise is ook goed inzetbaar voor losse waterproducten.” Commercieel is het volgens Ernes een heel interessante markt. “Het gaat om vier miljard consumenten die dagelijks een halve tot drie cent per liter aan water besteden. Dat is jaarlijks toch zo’n slordige 20 miljard euro.” Ernes heeft twee projecten aan de hand die illustreren hoe Nederland al bij die braakliggende watermarkt betrokken is.
Sjef Ernes.
Gebrek aan goede distributie
Als voorbeeld noemt Ernes de ontwikkeling van het Tulip drinkwaterfilter van uitvinder Klaas van de Ven en zijn bedrijf Basic Water Needs. “Een geweldige huishoudfilter dat nog geen tien dollar kost. Toch is het filter pas succesvol als het de lokale markten bereikt.” Volgens Ernes zijn daarbij twee factoren cruciaal: distributie en financiering. Nederlandse bedrijven die een klein huishoudelijk watersysteem ontwikkelen, ontkomen er volgens hem niet aan om zich ook zelf met die de lokale distributie te bemoeien. “Het werkt niet als een filter in een winkel in het centrum van de stad ligt. Daar zijn de mensen aangesloten op het waternet. De beoogde consumenten uit de sloppenwijken komen niet naar het centrum. Je moet als filterproducent de hele keten zelf
14
H2O / 7 - 2010
Dit is het vierde interview in een serie van vijf over ontwikkelingen waar de Nederlandse watersector in het buitenland mee van doen heeft. Soms verschilt dat heel sterk van de Nederlandse situatie en dat beoogt journalist Jac van Tuijn in deze interviews te belichten. Hoe doen wij het als Nederlandse watersector in het buitenland? Graag reacties naar:
[email protected].
opzetten. Daarvoor moet je eerst de bestaande situatie snappen. Daarvoor moet je de mensen kennen en hun taal spreken. En als de situatie verandert, moet je ook nog flexibel zijn ook.” Zo werkt het volgens Ernes in dit deel van de samenleving.
Zelfs tien dollar is teveel
Naast de distributie vraagt ook de financiering speciale aandacht. “Lange tijd hebben we gedacht dat de microfinanciering de oplossing zou brengen, maar als individu krijg je geen lening van de bank om een filter van tien dollar te kopen. Het lukt wel als je een groepje maakt met 25 mensen. Die kunnen dan 250 dollar lenen en ze zorgen samen voor de afbetaling.” Het voorbeeld van de Tulip-filter geeft de indruk dat de Nederlandse watersector in ontwikkelingslanden nauwelijks iets te zoeken heeft. Het ontbreekt aan praktijk ervaring met andere vormen van drinkwaterlevering aan de consument dan via leidingen. “Toch kunnen we daar wel degelijk wat”, zo luidt de stellige overtuiging van Ernes. “Het vergt een verandering in denken. Centraal staat het leveren van veilig water aan consumenten zonder ervaring, zonder koopkracht via een complexe keten. Daarvoor is het belangrijk om met meerdere disciplines samen te werken. Zo kunnen bijvoorbeeld hulporganisaties als Simavi, Unicef en Amref Flying Doctors helpen de consument te organiseren.”
achtergrond Vraag creëren naar poep en pies
Het vinden van geschikte partijen staat ook centraal in het tweede voorbeeld van Ernes: zijn geesteskind SafiSana. Al twee jaar is hij bezig om een koppeling te leggen tussen een franchiseorganisatie voor publieke toiletblokken en de energiesector en de landbouw. Zijn idee is dat de publieke sanitatie in ontwikkelingslanden pas kans van slagen heeft als er vraag komt naar mest en biogas uit fecaliën. De exploitatie van de publieke toiletblokken kan dan bekostigd worden uit de verkoop van tot struviet verwerkte pies aan de kunstmestindustrie en tot biogas verwerkte poep aan de energiesector. Deze maand gaat de directeur van de Safi Sana holding naar de Ghanese hoofdstad Accra om een aannemer opdracht te geven voor de bouw van drie toiletblokken met de nieuwste technische snufjes, zoals urinegescheiden toiletpotten, hergebruik van grijswater en zonnepanelen voor warmwater. “Fecaliën worden altijd gezien als een gezondheidsprobleem. Ik heb er de landbouw en energievoorziening aan toegevoegd, zodat ook de marktvraag naar nutriënten en biogas een rol speelt. Zo zijn we in gesprek geraakt met kunstmest fabrikant Yara en energiespecialist Shell. Nu gaat het erom om in Ghana een grootschalige verwerking op poten te zetten. Dat kan maar voor een klein deel met de drie blokken die we zelf gaan bouwen. Die zijn met name bedoeld om te laten zien wat op dit moment technisch mogelijk is. Veel belangrijker is dat we ook een deel van de afvoer van de fecaliën bij de 156 bestaande toiletblokken in Accra in handen krijgen. Vandaar dat we ook de lokale exploitanten hebben uitgenodigd in de franchise deel te nemen.”
Op zondag 18 april verzorgt Live Earth op meer dan 100 locaties in de wereld een zes kilometer lange ‘waterloop’ om de aandacht te vestigen op de grote waterproblemen in de wereld. In 15 steden wordt de wandeling met een concert afgesloten. In Nederland vindt de manifestatie met prominente Nederlanders, waaronder prins Willem-Alexander, plaats in het Olympisch Stadium te Amsterdam. De opbrengst van alle evenementen gaat naar de waterprojecten die te zien zijn op de internetpagina van de in Nederland gevestigde organisatie Akvo. Donoren kunnen kiezen aan welk project ze willen bijdragen. Lokale partijen maken de projectvoortgang inzichtelijk. Akvo wil op deze manier in vier jaar tijd 3.000 waterprojecten (laten) realiseren. Peter van der Linde van Akvo is zeer blij met de samenwerking met Live Earth. “Dankzij alle voorpubliciteit hebben hulporganisaties uit de hele wereld contact gezocht. Hun waterprojecten staan op onze internetpagina. Dat heeft de aanbodkant enorm versterkt. Straks zal de opbrengst van Live Earth ook nog een geweldige bijdrage leveren aan de opbrengstkant.” Van der Linde wijst erop dat Akvo niet alleen bedoeld is voor fondswerving. “Onze kracht is om projecten inzichtelijk te kunnen maken. Daarnaast ontsluiten we met Akvopedia praktische informatie over water- en sanitatie-oplossingen.” Het Akvo-platform geeft op een moderne manier de mogelijkheid om continu in contact te blijven met de waterprojecten in ontwikkelingslanden. En dat zonder heen en weer te vliegen. Met de sterk opkomende mobiele telefonie, zeker ook in Afrika, heeft Akvo een enorme potentie. “Op dit moment testen we de mogelijkheden van rapportage over de projecten via SMS”, zo laat Van der Linde weten. Inschrijving voor Live Earth is mogelijk via www.liveearth2010.nl.
Weg van watergespoelde toiletten
“Uiteindelijk wil je er naartoe dat iedereen in de wereld een eigen toilet heeft, maar dan moet je er niet aan denken dat dat allemaal watergespoelde potten zijn. Want dan hebben we pas echt een waterprobleem.” Ernes is ervan overtuigd dat alleen toekomst is weggelegd voor sanitatie die gericht is op hergebruik van fosfaat en stikstof. “In Nederland moeten we die discussie niet aangaan. Hier is geïnvesteerd in waterleidingen en rioolstelsel en zal het nog even duren voor die is afgeschreven. Maar in heel veel delen van de wereld zijn die leidingstelsels er nog niet. Daar liggen de mogelijkheden. Die markten moeten wel eerst nog ontwikkeld worden en sloppenwijken lenen zich daar goed voor. Dichter bij elkaar krijg je de klanten niet.” De Nederlandse watersector kan daar volgens Ernes veel expertise opbouwen met huishoudelijke watersystemen en met de grootschalige verwerking van fecaliën. Hij noemt het bedrijf Landustrie, dat in Sneek experimenteert met een op hergebruik gericht toiletsysteem in 16 woningen. “Maar Sneek blijft in Nederland een demonstratieproject”, voorspelt Ernes. “Voor de opschaling moet je in Afrika zijn. Daar kunnen ze hun techniek opschalen tot hele wijken met 100.000 woningen.” Dat geldt volgens hem
Toiletgebouw in Ghana.
ook voor de waterschappen die met proefinstallaties urine verwerken tot struviet. “Ik nodig ze uit naar Afrika te komen en samen met ons de echte praktijkproblemen te overkomen. De rwzi als energiefabriek? Als
je dat concept in praktijk wilt brengen, dan zijn er in Afrika kansrijke situaties in overvloed.” Jac van Tuijn (Crest on media) H2O / 7 - 2010
15
Investeren in innovatieve technieken voor dijkmonitoring Klimaatverandering, zeespiegelstijging en grotere piekafvoeren van rivieren nopen tot versterking en verhoging van de dijken. De aanbeveling van de Deltacommissie om het veiligheidsniveau van de Nederlandse waterkeringen drastisch te verhogen, is overgenomen in het Nationaal Waterplan. Stichting IJkdijk werkt al enige tijd aan de ontwikkeling van moderne monitoringsystemen voor waterkeringen, met een belangrijke rol voor sensoren. Om bestaande projecten te kunnen continueren en nieuwe op te zetten, is vanaf nu tot 2012 een bedrag nodig van circa tien miljoen euro, zo becijferde de stichting. De inzet van monitoring- en sensortechnieken levert Nederland echter naar verwachting een netto besparing op. Bovendien is het een potentieel exportproduct, meent de Stichting IJkdijk.
S
tichting IJkdijk is een samenwerkingsverband van de Noordelijke Ontwikkeling Maatschappij, STOWA, Integrated Development Lab, Deltares en TNO. Samen met Rijkswaterstaat heeft de stichting in het najaar van 2008 een zogeheten macrostabiliteitsexperiment uitgevoerd met een speciaal hiervoor gebouwde proefdijk in Oost-Groningen: de IJkdijk. Deze werd onder gecontroleerde omstandigheden tot bezwijken gebracht, waarbij de gebeurtenissen in en om de dijk met innovatieve meet- en waarnemingsmethoden werden vastgelegd. Uit deze proef bleek dat de meetsystemen ruim van tevoren aangaven dat de dijk instabiel werd, voordat er aan de buitenkant iets te zien was. Een innovatief monitoringsysteem kan dus een nuttige aanvulling vormen op reguliere visuele inspecties. Beheerders kunnen zo eerder en met betere onderbouwing maatregelen nemen. Vervolgens werd besloten tot een schaalsprong. Met het oog op de realisatie van een compleet monitoringsysteem voor dijken werd de technologie van het macrostabiliteitsexperiment toegepast in een bestaande dijk (‘LiveDijk’) van Waterschap Noorderzijlvest. In de westelijke schermdijk van de Eemshaven werd over een lengte van 600 meter sensortechnologie ingebracht. Ook hierbij stond de vraag centraal of en zo ja in welke mate de gegevens van meet- en sensor technieken toegevoegde waarde hebben.
IJkdijk en LiveDijk
Door experimenten uit te voeren op testlocaties (zoals de IJkdijk in OostGroningen) en in echte dijken (zoals de LiveDijk in de Eemshaven) wordt de waarde van sensortechnologie aangetoond. Dat vergroot de kennis over de stabiliteit van waterkeringen en maakt het mogelijk voorspellingen te doen over het gedrag van dijken bij belasting. Macrostabiliteit en piping (het tweede grote experiment op de IJkdijk, vorig jaar uitgevoerd) zijn belangrijke faalmechanismen van waterkeringen die in bovengenoemde experimenten zijn onderzocht. Beide projecten - totale kosten circa zeven miljoen euro - zijn gefinancierd met bijdragen van bedrijven, Stichting IJkdijk, Samenwerkingsverband Noord-Nederland en innovatiefondsen van Rijkswaterstaat. De afgelopen jaren was de financiering van de deelprojecten steeds onzeker en daarmee een ‘heikel punt’, zoals Stichting IJkdijk
16
H2O / 7 - 2010
constateert in een notitie over het vervolg van de experimenten in de periode 2010-2012. Om de visie te realiseren en de continuïteit van de projecten te waarborgen, zijn de komende jaren investeringen van naar schatting tien miljoen euro nodig. De helft van dat bedrag is bestemd voor de uitvoering van validatie-experimenten voor sensortechnologie en de ontwikkeling van monitoring- en voorspellingssystemen. De investeringen in de beperkte uitbreiding van de gevalideerde technologie in de praktijk in LiveDijk-projecten - schat de stichting op 1,25 miljoen euro. Volgende stap is verdere schaalvergroting: van LiveDijk naar LiveDijk XL. Daarbij wordt de in kleinschaligere experimenten opgedane kennis toegepast in langere dijktrajecten (vele kilometers). Dit jaar krijgt het eerste LiveDijk XL-project naar verwachting vorm. De stichting is in gesprek met Rijkswaterstaat over een proef in de Afsluitdijk of Houtribdijk. Geschatte investeringen: twee miljoen euro. De overige 1,75 miljoen euro wil Stichting IJkdijk investeren in een op te richten faciliteit voor opslag, verwerking en analyse van meetgegevens van verschillende dijken. Het bedrijfsleven is geïnteresseerd. Er wordt gesproken met grote bedrijven als Siemens, IBM, Arcadis, Volker Wessels en Fugro over participatie in het project. Ook het MKB, dat de afgelopen jaren circa drie miljoen euro investeerde in apparatuur en manuren, is als eigenaar van sensortechnologie een belangrijke partij. De marktpartijen zijn
bereid tot (verdere) investeringen, mits de overheid positieve signalen afgeeft. Daarom doet Stichting IJkdijk voor de benodigde investeringen een beroep op de dijkbeheerders (Rijkswaterstaat, waterschappen en STOWA) en de ministeries van Economische Zaken (innovatiefondsen) en Verkeer en Waterstaat (waterveiligheid).
Commerciële kansen
De investeringen in sensortechnieken, dijkmonitoringsystemen en de noodzakelijke experimenten en praktijkproeven betalen zich terug. Met innovatieve (monitorings)technieken kan op termijn een besparing van minimaal tien procent worden gerealiseerd op de kosten voor onderhoud en versterking van dijken, schat Stichting IJkdijk. Behalve besparingen op het gebied van beheer, onderhoud en versterking zijn ook de maatschappelijke kosten - voorkomen van maatregelen, gevoel van veiligheid - lager. Op de lange termijn zal het uitrusten van dijken met monitoringstechnologie leiden tot besparingen van zo’n 100 miljoen euro per jaar, zo is becijferd. Op basis hiervan lijkt het redelijk zo’n tien tot 20 procent van dit bespaarde bedrag aan te wenden voor investeringen in innovatieve (monitorings)technieken. Deze moderne technieken bieden volgens Stichting IJkdijk ook commerciële mogelijkheden. Niet alleen in Nederland zijn de perspectieven gunstig, maar bijvoorbeeld ook in dichtbevolkte deltagebieden in Bangladesh, de Verenigde Staten, Indonesië, India en China bestaat interesse. Ook daar zijn immers investeringen nodig in het klimaatbestendig en waterveilig maken van de delta’s. De stichting tekent daarbij aan dat het benutten van exportkansen van de Nederlandse watersector nauw aansluit bij de kabinetsvisie van 2007 op het waterbeleid. In Nederland is op korte termijn een marktomvang van tien miljoen euro per jaar mogelijk, te bereiken in 2013. Op wereldschaal schat de stichting de marktomvang over enkele jaren zelfs op 400 miljoen euro per jaar.
achtergrond
Overlaten alternatief voor dijkverhoging in New Orleans Tijdens orkaan Katrina stuwde het water hoog op tegen de dijken ten zuiden van New Orleans in Louisiana. Onderzoek van de Universiteit Twente, ingenieursbureau Royal Haskoning en de University of Notre Dame toont aan dat de aanleg van overlaten in het dijksysteem langs de Mississippi de waterstanden tijdens extreme stormcondities fors kan reduceren op belangrijke plaatsen in de regio. Ten opzichte van de traditionele dijkverhoging geven overlaten het water juist méér in plaats van minder ruimte en zijn ze daardoor een krachtig alternatief in de bescherming tegen overstromingen.
D
e regio ten zuiden van New Orleans wordt aangeduid als Plaquemines Parish (zie afbeelding 1). Aan beide zijden van de Mississippi liggen kleine dorpen tussen de olie- en gasindustrie; het gebied is zeer langgerekt en op de meeste plaatsen is Plaquemines Parish niet breder dan twee kilometer. Circa 185 kilometer aan rivier- en zeedijken beschermen zo’n 25.000 inwoners van Plaquemines Parish tegen het water (circa 7,4 meter per inwoner). Ter vergelijking: in Nederland is sprake van 3.500 kilometer rivier- en zeedijken om meer dan tien miljoen mensen te beschermen (circa 0,3 meter per inwoner). Tijdens Katrina is Plaquemines Parish voor het overgrote gedeelte overstroomd. Op sommige locaties braken de dijken door en op andere plaatsen waren de dijken simpelweg niet hoog genoeg om de vloedgolf van Katrina te kunnen keren. Ook tijdens orkaan Gustav en orkaan Ike in 2008 waren er meldingen van schade als gevolg van wateroverlast in Plaquemines Parish, zij het uiteraard minder ernstig dan tijdens orkaan Katrina. Op dit moment wordt de faalkans van de dijken in Plaquemines Parish geschat op 1/10 tot 1/25 per jaar. Het US Army Corps of Engineers (USACE) is verantwoordelijk voor de waterkeringen rond New Orleans. Op korte termijn (2011) is de doelstelling een veiligheidsniveau van 1/100 per jaar voor de stad New Orleans te
bereiken; voor de dijken rondom Plaquemines Parish geldt dit beschermingsniveau echter niet. Het officiële plan tot nu toe is om deze dijken op te hogen tot de hoogte die voor Katrina al was afgesproken. Dit is echter nog niet definitief vastgesteld. Concreet zou dit betekenen dat naast het verhogen van vele dijken ook constructies zoals pompstations verbeterd moeten worden. Voornamelijk de grote lengte van het watersysteem en de zeer slappe ondergrond in Plaquemines Parish maken dergelijke aanpassingen erg duur.
Dijken obstakel tijdens orkanen
De dijken langs de Mississippi vormen een belangrijk obstakel tijdens orkanen. Dit werd heel duidelijk zichtbaar tijdens orkaan Katrina. Deze naderde Plaquemines Parish en New Orleans vanuit het zuiden. Omdat de wind tegen de klok indraait bij een orkaan op het noordelijk halfrond, resulteerde dit bij Katrina in een stroming van water in westelijke richting. Hierdoor werd het water hoog opgestuwd tegen de oostelijke dijken van Plaquemines Parish, terwijl dicht bij de westelijke dijken het water juist weggeblazen werd van de dijken. De sterk verhoogde waterstand langs de Mississippi zorgde er ook voor dat een grote hoeveelheid water de rivier opstroomde richting New Orleans. In de stad bereikte de waterstanden binnen een paar uur een niveau vergelijkbaar met een extreme rivierafvoer, terwijl de rivierafvoer zelf tijdens Katrina heel laag was.
Bedijkte gebieden in het studiegebied in Zuidwest-Louisiana. Het centrum van de stad New Orleans is aangegeven in het groen. De gele gebieden omvatten Plaquemines Parish.
Het onderzoek naar de overlaten in Plaquemines Parish is uitgevoerd in het kader van een afstudeeropdracht voor de opleiding Civil Engineering and Management van de Universiteit Twente in samenwerking met Royal Haskoning in New Orleans en de University of Notre Dame in South Bend, Indiana.
Tijdens het onderzoek door Louisiana Coastal Protection and Restoration (LACPR) is het aanleggen van overlaten in de dijken langs de Mississippi daarom als mogelijke maatregel genoemd om waterstanden te verlagen tijdens orkanen. Het idee is dat een overlaat ervoor zorgt dat tijdens verhoogde waterstanden stroming van west naar oost plaats kan vinden. Eerste berekeningen tijdens LACPR hebben laten zien dat de waterstanden aan de oostkant, maar ook in de Mississippi zelf, rondom New Orleans naar verwachting afnemen. Dergelijke overlaten zouden een alternatief kunnen zijn voor de traditionele dijkverhoging.
Varianten
De Universiteit Twente heeft samen met Royal Haskoning en de University of Notre Dame de potentie van overlaten verder onderzocht. Hiertoe zijn verschillende varianten doorge-
ADCIRC-modelberekening van waterstanden en stroomsnelheden nabij Plaquemines Parish tijdens een orkaan. Het water wordt geblokkeerd door de oostelijke dijken van Plaquemines Parish. Hierdoor nemen de waterstanden snel toe.
H2O / 7 - 2010
17
rekend, waarbij bij iedere variant de locaties van de overlaat gewijzigd werden. Hierbij is gebruikt gemaakt van het model ADCIRC (ADvanced CIRCulation). Het is een model dat waterstanden en stromingen kan berekenen. De University of Notre Dame ontwikkelde het mede. De berekeningen vergen veel computerkracht, enerzijds omdat een hoge mate van detail noodzakelijk is om goede resultaten te verkrijgen, anderzijds omdat orkanen in de Golf van Mexico zeer uiteen lopende kenmerken hebben.
Voor de studie naar het effect van een overlaat op de waterstanden zijn drie verschillende stormen doorgerekend. Gekozen is voor zogeheten categorie 5 stormen (zeer zware stormen met windsnelheden van meer dan 250 km/uur, zwaarder dan windkracht 12). Met deze drie stormen zijn vier varianten van overlaten doorgerekend (zie de tabel). De varianten zijn gebaseerd op de verschillende uitgangspunten; zo is een situatie gemodelleerd waarbij alle dijken in
Plaquemines Parish in het model zijn verwijderd (variant 1), om zodoende een idee te krijgen van de maximale effecten van de dijken op de waterstanden. Ook is een situatie geanalyseerd waarbij alleen de dijken rond de grootste dorpen behouden blijven (variant 2). Vervolgens zijn twee varianten gemodelleerd waarbij de locaties van de overlaat zodanig zijn gekozen dat een zo groot mogelijk effect behaald wordt, met een zo klein mogelijke ingreep aan de huidige dijken (varianten 3 en 4).
Berekende waterstandsverschillen tussen de varianten en de huidige situatie voor een combinatie van drie orkanen (in meters). Voor alle locaties is een gemiddelde waarde weergegeven. Afhankelijk van de ligging van de overlaat variëren de effecten langs de dijken van Plaquemines Parish. Daarom is voor dit gebied een serie van waterstandverschillen gepresenteerd. Variant 1: Verwijdering van alle dijken.
Mississippi rivier nabij New Orleans St. Bernard Parish Zuid Plaquemines Parish Oost Plaquemines Parish West Jefferson Parish Zuid
Variant 2: Bescherming dorpen.
-1.20 -0.50 -2.00 / -1.50 -2.70 / +0.00 -0.20
(-25%) (-9%) (-36% / -14%) (-51% / -3%) (-6%)
Variant 3: Minimale lengte van de overlaat.
Mississippi rivier nabij New Orleans St. Bernard Parish Zuid Plaquemines Parish Oost Plaquemines Parish West Jefferson Parish Zuid
18
H2O / 7 - 2010
Mississippi rivier nabij New Orleans St. Bernard Parish Zuid Plaquemines Parish Oost Plaquemines Parish West Jefferson Parish Zuid
-1.10 -0.50 -1.60 / +0.00 +0.00 / +2.10 -0.20
(-23%) (-9%) (-28% / -2%) (+0% / +68%) (-6%)
-0.80 -0.20 -0.60 / -1.10 -0.20 / +1.40 -0.30
(-15%) (-3%) (-11% / -2%) (-4% / +42%) (-10%)
Variant 4: Gemiddelde lengte van de overlaat.
-0.50 -0.20 -0.60 / -1.10 -0.40 / +2.20 -0.10
(-10%) (-3%) (-10% / -2%) (-8% / +71%) (-3%)
Mississippi rivier nabij New Orleans St. Bernard Parish Zuid Plaquemines Parish Oost Plaquemines Parish West Jefferson Parish Zuid
achtergrond Significante reductie van waterstanden
De effecten op de maximale waterstanden zijn weergegeven in de tabel. De modelresultaten laten zien dat wanneer alle dijken verwijderd zouden worden (variant 1), de maximale waterstand overal afneemt in de regio. Nabij New Orleans is de afname meer dan een meter onder deze extreme omstandigheden; ook bij de andere varianten neemt de waterstand dicht bij de stad substantieel af. De tabel toont ook dat overlaten in het noordwestelijk deel van Plaquemines Parish het meest effectief zijn om waterstanden op de Mississippi en langs de dijken van Jefferson en St. Bernard Parish te verlagen (varianten 1, 2 en 4). In sommige scenario’s is sprake van een verhoging van de waterstand aan de westzijde van Plaquemines Parish (zie tabel). De dijken in het oosten zijn veel hoger dan die in het westen. Het risico bestaat dat door het creëren van overlaten de dijken in het oosten de optredende waterstand nu wel kunnen keren, maar dat door de toegenomen waterstand aan de westelijke zijde alsnog water ‘door de achterdeur’ het gebied instroomt. In een vervolgstudie zal dit aspect meer in detail beschouwd moeten worden en gezocht moeten worden naar een configuratie van dijken en overlaten om dit effect te minimaliseren. De reden dat overlaten resulteren in een significante verlaging van de waterstand in de regio rondom New Orleans is dat het water aan de oostkant niet meer tegen de dijken wordt opgestuwd voordat de orkaan aan land komt. In die fase van de storm is de wind voornamelijk westelijk. Het water dat door de overlaat naar de westkant stroomt, wordt weer naar zee geblazen door diezelfde wind. Door de lagere waterstand zullen naar verwachting ook de golfhoogten verminderen wat - naast de verlaging van de waterstand - eveneens een positieve invloed heeft op de benodigde dijkhoogte (en dus de kosten).
Conclusie
Het onderzoek laat zien dat het aanleggen van overlaten de waterstanden op belangrijke plaatsen in de regio van New Orleans substantieel kan verlagen. De
verlaging van de waterstand in en rondom de stad New Orleans is vooral belangrijk. Gelet op de forse relatieve zeespiegelstijging in dit gebied zullen op termijn zeer waarschijnlijk flinke ingrepen moeten plaatsvinden om het beschermingsniveau van 1/100 jaar te handhaven (of te verhogen). Ingrepen langs de Mississippi in de stad New Orleans zullen zeer kostbaar zijn vanwege de dichte bebouwing langs de rivier. Door het water benedenstrooms meer ruimte te geven, zal de druk op de dijken langs de Mississippi in de stad afnemen. Kosten technisch zou een oplossing met een overlaat daarmee een heel interessante zogeheten win-winsituatie kunnen opleveren.
Naast effecten op de waterstanden zullen overlaten wellicht ook aspecten beïnvloeden als de riviermorfologie, de erosie van de moeraslanden, zoutindringing in de delta en de scheepvaart op de Mississippi. Om een definitieve conclusie te kunnen trekken over de wenselijkheid en kosteneffectiviteit van de overlaat in Plaquemines Parish is gedegen haalbaarheidsstudie naar deze aspecten daarom noodzakelijk. Marcel van de Waart, Mathijs van Ledden en Wiebe de Jong (Royal Haskoning) Suzanne Hulscher (Universiteit Twente) Jan Mulder (Deltares / Universiteit Twente) Joannes Westerink (universiteit van Notre Dame, South Bend, Indiana)
Digitaal informatiesysteem Adviseurs van Royal Haskoning, Fugro en HKV Lijn in Water hebben samen met het Hoogheemraadschap van Delfland een digitaal informatiesysteem ontwikkeld dat de dijkbeheerders in New Orleans kan helpen bij de vergunnings-, inspectie- en noodwerkzaamheden en bij het organiseren van de aanpak van de gevolgen van calamiteiten. Het systeem kan ook bijdragen aan de doelmatige uitwisseling van informatie met systemen van de staat en de nationale overheid. Eind februari vond een demonstratie plaats van dit informatie- en waarschuwingssysteem voor de dijken. Het kan voor het gebied rond New Orleans het overstromingsrisico verder beperken. Een pilot met de lokale dijkbeheerder is zojuist afgesloten. Het project is gesubsidieerd door het ministerie van Economische Zaken. Tijdens een seminar wisselden waterbeheerders uit Louisiana en Nederland onlangs met elkaar van gedachten over de nieuwste ontwikkelingen op het gebied van het beheer van grote waterkeringen. Het seminar was een vervolg op een bezoek van de Southeast Louisiana Flood Protection Authority East (SLFPA-East), de lokale dijkbeheerder in grote delen van New Orleans, aan Nederland vorig jaar augustus. Toen kwam de SLFPA-East meer te weten over de Nederlandse benadering bij het uitvoeren van veiligheidsbeoordelingen, inspecties en de planning van onderhoud. Ook kregen ze een demonstratie van het bestaande informatiesysteem van het Hoogheemraadschap van Delfland. Dit waterschap heeft een eigen geavanceerd beheersysteem ontwikkeld dat wordt gebruikt voor het vaststellen van een geautomatiseerd planning- en onderhoudsprogramma. Na de orkaan Katrina is op grote schaal gewerkt aan het verstevigen en verbeteren van de waterkeringen bij New Orleans. Op 1 juni 2011 moeten ze naar verwachting een bescherming op het niveau van eens in de 100 jaar bieden voor het gebied rond New Orleans. Het gaat om enkele grote stormvloedkeringen, zoals de drie kilometer lange stormvloedkering waarmee het Inner Harbor Navigation Channel wordt afgesloten tegen orkaanvloedgolven. Het digitale informatiesysteem voor waterkeringen zou ook voor andere delen van Louisiana en andere staten die te maken hebben met overstromingsdreiging, interessant kunnen zijn.
Luchtfoto van Zuid Plaquemines Parish. De gele lijnen geven de locaties weer van de huidige dijken. Tijdens Katrina veranderde de stroomrichting van de Mississippi, waardoor het water terug ging stromen richting New Orleans.
Door het creëren van overlaten kunnen de waterstanden nabij de oostelijke dijken verlaagd woren. Ook wordt de stroming op de Mississippi gereduceerd, waardoor de waterstanden op de rivier in New Orleans beïnvloed worden.
H2O / 7 - 2010
19
Is vissen op exotische rivierkreeften en de Chinese wolhandkrab toegestaan? De toename van het aantal uitheemse schaaldieren in Nederlandse binnenwateren geniet momenteel veel belangstelling, zowel in positieve (commercie) als in negatieve zin (overlast). Voor waterbeheerders, vissers en onderzoekers is het onduidelijk wat de juridische speelruimte is met betrekking tot het uitzetten en verspreiden van de dieren of het bestrijden of bevissen ervan. Samen met de directies Agroketens en Visserij én Natuur, Landschap en Platteland van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) zijn de implicaties van de wet- en regelgeving in kaart gebracht.
I
n het westen en midden van Nederland worden regelmatig uitheemse schaaldieren gesignaleerd. De dieren lijken grote invloed te hebben op de ecologie. Het betreft verschillende soorten uitheemse rivierkreeften en de Chinese wolhandkrab, waarvan wordt verondersteld dat ze waterplanten verknippen, sediment opwoelen en troebel water veroorzaken. Ze kunnen in grote dichtheden voorkomen, waardoor het lucratief kan zijn om ze beroepsmatig te bevissen. Maar staat de Visserijwet het vissen op uitheemse rivierkreeften en Chinese wolhandkrabben toe? Welke vistuigen mogen hiervoor gebruikt worden en welke regels gelden voor bijvangst van deze schaaldieren? Het LNV-loket en het Team Invasieve Exoten krijgen regelmatig dit soort vragen voorgelegd. Het ministerie van LNV is primair verantwoordelijk voor het visserijbeleid en voor het beleid rond exoten. Het exotenbeleid is relatief nieuw. De beleidsnota invasieve exoten is in oktober 2007 naar de Tweede Kamer gestuurd en sinds januari 2009 is het Team Invasieve Exoten operationeel (zie H2O nummer 21 uit 2009).
Vissen
De Visserijwet heeft in beginsel alleen betrekking op de soorten die in bijlage 1 van de Uitvoeringsregeling visserij staan opgesomd. In deze lijst zijn de wolhandkrabben wel maar de uitheemse rivierkreeften niet opgenomen. Toch stelt de Visserijwet regels aan het vissen op uitheemse rivierkreeften. Dit komt door de brede definitie van de term ‘vissen’. Onder vissen wordt verstaan: ‘het te water brengen, te water hebben, lichten of ophalen van vistuigen alsmede het op enigerlei andere wijze pogen om vis uit het water te bemachtigen’. Iemand die met een korf op uitheemse rivierkreeften vist, heeft een vistuig te water en daarmee valt deze activiteit onder de Visserijwet. In theorie zou een vangtuig waarmee met 100 procent zekerheid uitsluitend rivierkreeften gevangen kunnen worden, daarmee dus niet onder de Visserijwet vallen (aangezien rivierkreeften niet op lijst van ‘vissen’ in de Uitvoeringsregeling staan). Maar omdat elk vistuig waarmee rivierkreeften kunnen worden gevangen ook de mogelijkheid inhoudt dat ook andere vissoorten worden (bij)gevangen, valt de visserij met vistuigen op rivierkreeften onder de werking van de Visserijwet.
Gestreepte Amerikaanse rivierkreeft (foto: Bram Koese / EIS-Nederland).
20
H2O / 7 - 2010
Vissen op wolhandkrab en uitheemse rivierkreeften
Als je met beroepsvistuigen in de Nederlandse binnenwateren wilt vissen, heb je een akte nodig. Daarnaast is voor degene die niet zelf het visrecht heeft, altijd ook een huurovereenkomst of schriftelijke toestemming nodig van de visrechthebbende van het viswater. Het vissen op wolhandkrabben en rivierkreeften mag alleen gebeuren met behulp van de vistuigen die in het Reglement voor de binnenvisserij 1985 worden genoemd. Deze vistuigen mogen, voor zover dit beroepsvistuigen betreft, bovendien alleen worden gebruikt door vissers die beschikken over minimaal 250 hectare viswater en hier minimaal 8.500 euro bruto aan visserij-inkomsten aan ontlenen. Voor andere, niet in het Reglement voor de binnenvisserij genoemde vistuigen, zoals kreeftenkooien, is een ontheffing nodig. Op het LNV-loket (www.hetlnvloket.nl) staan formulieren waarmee een aanvraag voor een dergelijke ontheffing ten behoeve van onderzoek gedaan kan worden. Normaal gesproken zal het ministerie van LNV aan een visser geen ontheffing verlenen voor het gebruik van kreeftenkooien. Kreeften en krabben kunnen immers ook
actualiteit prima gevangen worden met de vistuigen die wel in het Reglement genoemd staan. Bij wijze van uitzondering heeft het ministerie vorig jaar echter wel ontheffingen voor kreeftenkorven verleend in oktober en november, toen een verbod op het gebruik van aalvistuigen gold op grond van het aalbeheerplan.
te volgen en ook deze bepaling op te nemen in hun huurovereenkomsten. Heeft een visrechthebbende het volledig visrecht, dan mogen alle vissoorten (dus ook wolhandkrab en rivierkreeften) worden behouden met uitzondering van soorten, zoals de rivierprik, die op grond van de Flora- en faunawet beschermd zijn.
Voor onderzoek is het eventueel mogelijk om een ontheffing te krijgen. Deze kan worden aangevraagd bij LNV, directie Agroketens en Visserij, afdeling Visserijregelingen. Voor het uitvoeren van inventarisaties naar het voorkomen van kreeften met behulp van kreeftenkooien kan voor een ontheffing contact worden opgenomen met de Stichting EIS.
Voor een verhuurder van visrechten die nog niet het volledig visrecht heeft uitgegeven, is het mogelijk om specifiek een huurovereenkomst voor het schaaldiervisrecht uit te geven, om zodoende vangst van de wolhandkrab toe te staan. Hiermee is de visserij (zowel vangst als uitzet) mogelijk op alle schaaldieren die onder de werking van de Visserijwet vallen. Dit betreft de soorten genoemd in de Uitvoeringsregeling visserij: voor de binnenwateren op dit moment uitsluitend de wolhandkrab. Als het uitzetten van de wolhandkrab en rivierkreeft niet wenselijk is, dan kan in een aparte bepaling in de huurovereenkomst worden opgenomen dat het uitzetten van deze soorten niet is toegestaan. Het opnemen van een bijvangstbepaling zoals LNV dat heeft gedaan voor de rijkswateren, heeft als voordeel dat het voor de huurder helder is dat hij wolhandkrab en uitheemse rivierkreeft mag behouden, terwijl tegelijk het verstrekte recht beperkt is omdat uitzet niet is toegestaan.
Bijvangst
Als verhuurder van de visrechten in de Staatswateren heeft het ministerie van LNV besloten per 1 januari jl. in alle huurovereenkomsten voor beroepsvissers de bepaling op te nemen dat meegevangen wolhandkrab en uitheemse rivierkreeften mogen worden behouden. Voor de rivierkreeft geldt, als niet onder de Visserijwet opgenomen uitheemse soort, dat bijgevangen exemplaren van deze soort sowieso mogen worden behouden. LNV zal andere verhuurders van visrecht oproepen zoveel mogelijk haar uitgiftebeleid
Uitzetten
Enkele waterschappen hebben hun zorg uitgesproken dat wolhandkrabben uitgezet mogen worden volgens de Visserijwet. Op basis van de Visserijwet is het uitzetten van wolhandkrab toegestaan, maar alleen wanneer hiervoor toestemming is verleend door de visrechthebbende (de eigenaar van het water, bijvoorbeeld het waterschap). Op basis van de Flora- en faunawet is het verboden om rivierkreeften in de vrije natuur uit te zetten. Het uitzetten van rivierkreeften in een binnen een afgesloten erf gelegen viswater dat geen voor het doorlaten van vis geschikte verbinding met andere wateren bezit, is uitsluitend mogelijk wanneer voorzieningen zijn aangebracht, zodat de dieren niet kunnen ontsnappen. Bijvoorbeeld doordat middels een raster boven de vijver is geborgd dat ontsnapping niet mogelijk is. José Vos (Team Invasieve Exoten, Plantenziektenkundige Dienst) Ronald Gylstra (Waterschap Rivierenland) Bram Koese (Stichting EIS) Lysbeth van Brederode (Ministerie van LNV) NOTEN * Waar in de tekst rivierkreeften staat, worden de uitheemse rivierkreeften bedoeld.
advertentie
P
O M P E N
■
AF
S L U I T E R S
■
S
Y S T E M E N
Kant-en-klare topkwaliteit: CK800 pompstation Het CK800 pompstation van KSB is bedoeld voor afvoer van afvalwater. Licht van gewicht en toch uiterst robuust laat het nieuwe pompstation zich eenvoudig installeren. En door het slimme ontwerp en de constructie tegen opdrijven en -achterblijvend vuil en zijn veelzijdige aansluitmogelijkheden is een optimale afvoer gegarandeerd. Gecombineerd met de hoogwaardige, corrosiebestendige componenten biedt de CK800 u het beste op het gebied van inbouw-, installatie- en onderhoudskosten. KSB Nederland B.V. . www.ksb.nl .
[email protected]
90374
H2O / 7 - 2010
21
Bodemenergie: kans of bedreiging voor de provincie? De Inspectie Verkeer en Waterstaat (IVW) heeft onderzoek verricht naar de wijze waarop provincies ondergrondse koude-warmteopslagsystemen (KWO) reguleren op basis van bevoegdheden uit de Grondwaterwet (per 22 december 2009 opgenomen in de Waterwet). Volgens die wet is het verboden grondwater te onttrekken of water te infiltreren, tenzij door de provincie een vergunning is verleend.
A
anleiding voor dit inspectieonderzoek is de almaar toenemende belangstelling voor KWO, die kan bijdragen aan de klimaatdoelstellingen, maar bovenal gunstige economische effecten heeft (korte terugverdientijden). Verschillende bevoegde gezagen zijn echter bang dat door mogelijke wildgroei negatieve effecten op bodem en grondwater kunnen ontstaan. Het doorboren van bodemlagen zou bijvoorbeeld de verspreiding van aanwezige bodemverontreiniging kunnen vergroten of ondergrondse waterstromen verstoren. Doel van het onderzoek was na te gaan in hoeverre de huidige werkwijze van de provincies toereikend is of dat bijstelling nodig is. Het onderzoek is uitgevoerd door literatuur te bestuderen op het gebied van bodemenergie en gesprekken te voeren met provinciale Waterwet-vergunningverleners, -handhavers en provinciale beleidsspecialisten op het gebied van energie. De gesprekken hadden tot doel de praktische waarde te inventariseren van de sturingsmogelijkheden die de provincie als grondwaterbeheerder ter beschikking staan. De IVW is namelijk geïnteresseerd in de mate van realisatie van de beoogde provinciale beleidsdoelen binnen het waterbeheer en tracht via dit onderzoek in beeld te brengen in hoeverre de uitvoering zodanig is georganiseerd dat ze ten dienste staan van de gestelde organisatiedoelen.
Procesanalyse
Ter voorbereiding op het feitelijke onderzoek is door de IVW, in samenwerking met Royal Haskoning, een procesanalyse uitgevoerd als basis voor een (verkennend) onderzoek naar de wijze waarop provincies ondergrondse koude-warmteopslagsystemen reguleren op basis van bevoegdheden uit de Waterwet. De procesanalyse vormde vervolgens de basis voor het vraaggesprek met de provincie medewerkers. De activiteiten die provincies ondernemen ten behoeve van het grondwaterbeheer, zijn geïnventariseerd en gerangschikt in de volgorde van de beleidscyclus (zie afbeelding 1). Vervolgens is per activiteit aangegeven welke betekenis dat heeft voor het grondwaterbeheer en koudewarmteopslag in het bijzonder. De onderzoekers gebruiken dit overzicht om de onderlinge aansluiting en samenhang van de opeenvolgende activiteiten te beoordelen. Het uiteindelijke doel daarvan is na te gaan of elke individuele processtap ook daadwerkelijk zo optimaal mogelijk bijdraagt aan het uiteindelijke procesdoel. Het lokale management beïnvloedt echter de individuele activiteit om zo efficiënt mogelijk
22
H2O / 7 - 2010
om te gaan met de schaarse middelen. Dat deze lokale optimalisatie negatief kan doorwerken op het beoogde einddoel, wordt pas duidelijk na het inzichtelijk maken van en sturing op de samenhang. Een adequaat intern planning- en controlesysteem maakt dat mogelijk en bevat dan ook het volledige proces.
De capaciteit van de ondergrond ten behoeve van KWO is fysisch begrensd2). Deze schaarste dwingt, al is het maar op termijn, tot een efficiëntie- en effectiviteitsslag.
Bevindingen van het onderzoek
Regulering van toepassing moeilijk
Positief tegenover toepassing
Tijdens het onderzoek is duidelijk geworden dat de provincies, gezien de bijdrage van KWO-systemen aan de provinciale duurzame energiedoelstelling, in principe elke aangevraagde vergunning in het kader van de Waterwet voor een ‘open’ KWO-systeem positief beoordelen. Aangezien er voor ‘gesloten’ KWO-systemen geen vergunningsof meldingsplicht geldt, ontbreekt een adequaat totaaloverzicht van de energieopslagsystemen in de provincies. Geen koppeling met energiedoelstellingen
De onderzochte provincies hebben geen specifieke doelstellingen geformuleerd ten aanzien van de bijdrage van KWO aan de energiedoelstellingen. Er is ook weinig bekend over de exacte bijdrage. Door het beperkte afwegingskader in het kader van de Waterwet is er geen aanleiding de volgende vragen te stellen tijdens de overwegingen bij een vergunningaanvraag: • Onder welke condities draagt KWO bij aan de (provinciale) duurzame energiedoel stellingen? Afb. 1: Processchema grondwaterbeheer door provincies.
Welke capaciteit is in de bodem (nog) beschikbaar voor KWO binnen de provincie?
•
Doordat het ruimtebeslag van de meeste KWO-systemen groter is dan de bovengrondse juridische begrenzing, betekent dat in de praktijk dat de verdeling van de ondergrond op een afwijkende wijze plaatsvindt en het principe ‘wie het eerst komt, het eerst pompt’ wordt gehanteerd. Weigeren van een vergunning kan alleen bij belemmering van andere systemen en/of het in gevaar komen van de drinkwatervoorziening. Bij de vergunningaanvraag gebruikt men nog niet vaak ruimtelijke overwegingen als beoordelingscriterium voor het wel/niet toepassen van KWO-systemen. Hiervoor hebben de provincies ook weinig juridische instrumenten. De provincies kunnen alleen via een verwijzing naar het protocol voor mechanische boringen in de Provinciale Milieuverordening (PMV) specifieke gebieden aanwijzen waar kwaliteitseisen bestaan voor het boren en installeren van KWO-systemen. Ook het uitsluiten van het gebruik van bepaalde watervoerende pakketten, omdat deze voor de strategische drinkwater-
achtergrond Er zijn ‘gesloten’ en ‘open’ KWO-systemen. Bij open bronsystemen pompt men in de zomer relatief koud grondwater op, dat is te gebruiken voor het koelen van een gebouw en de infiltratie van opgewarmd water op een andere plaats. In de winter draait de situatie om: men pompt het opgeslagen warme water
op en verwarmt er het gebouw mee (zie afbeelding 2). Vaak wordt een warmtepomp gebruikt om de afgiftetemperatuur te verhogen1). Gesloten systemen werken als volgt: een bodemwarmtewisselaar is een gesloten buizensysteem dat tot 100 meter diep de bodem ingaat. Door de buizen pompt men
een vloeistof die in de bodem opwarmt. Al bij een gering temperatuurverschil kan een warmtepomp deze warmte voldoende verhogen en geschikt maken voor ruimteverwarming. In de zomer wordt het systeem omgedraaid en is de bodemwarmte te gebruiken om te koelen.
Afb. 2: Open (twee linkerfiguren) en gesloten (twee rechterfiguren) KWO-systeem.
voorziening gereserveerd zijn, is te regelen in deze PMV. Met de komst van de nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening kan de provincie nu wel enige zonering in de ondergrond aangeven op basis van het vaststellen van structuurvisies. Die zijn echter alleen bindend voor de eigen provinciale organisatie en niet voor derden. Wel kan de provincie, als zij een direct provinciaal belang ziet, bepalingen in de nieuwe PMV opnemen ten aanzien van het gebruik van de ondergrond. Uit de vraag gesprekken is gebleken dat het provinciale belang van toepassen van KWO nog niet heeft geleid tot het ontwikkelen van stringente bepalingen. De noodzaak tot het opstellen van een structuurvisie voor de ondergrond wordt tot nu toe ook vooral ervaren in stedelijke gebieden met een hoge ruimtelijke dynamiek. Dit heeft geleid tot tal van initiatieven waarbij vaak gemeenten betrokken zijn. In zogenaamde masterplannen wordt getracht gebieden te reserveren voor toepassing van KWO. Nadat die zijn omgezet in door de gemeente vastgestelde bestemmingsplannen, zijn ze wel bindend voor derden. De provincie zal de gemeente moeten verzoeken of zij in de vrije beleidsruimte van het bestemmingsplan de opvatting van de provincie als grondwaterbeheerder wil opnemen. Tijdens het onderzoek is niet gebleken dat daartoe al initiatieven zijn ondernomen. De vergunningaanvraag voor ‘open’ KWO-systemen komt pas aan het einde van de initiatieffase van een gebiedsinrichting tot stand. Daarmee komt de provincie als geen sprake is van een samenwerkingsverband via bijvoorbeeld een masterplan, pas in haar rol als bevoegd gezag voor het grondwater in beeld. Op dat moment zijn wijzigingen in de gebiedsvoorstellen niet meer opportuun en is de invloed van de provincie beperkt tot het stellen van randvoorwaarden in de vergunningvoorschriften binnen de reikwijdte van de wet. Grote toename van systemen
Diverse partijen hebben tijdens het onderzoek aangegeven twijfels te hebben bij
de motieven voor de massale belangstelling voor KWO. De markt geeft de voorkeur aan KWO, omdat deze systemen door de snelle terugverdientijd goedkoper zijn dan sommige andere maatregelen die bijdragen aan energiebesparing of gebruik maken van duurzame energie. Tijdens het onderzoek is ook aangegeven dat met collectieve systemen 30 procent meer rendement is te behalen in vergelijking met individuele systemen. Prestaties systemen onduidelijk
Tot slot is in het onderzoek naar voren gekomen dat de prestaties van KWO-systemen nog amper in beeld zijn door gebrek aan handhavingsresultaten. Naast het feit dat de meeste systemen nog geen vijf jaar in werking zijn, zodat geen meerjarige evaluatie is uit te voeren, speelt mee dat provinciale handhavers nog niet actief begonnen zijn met het opvragen van de jaarrapportages die vergunninghouders verplicht moeten aanleveren. Gezien eerdere berichten dat 80 procent van de systemen niet voldoet aan de in de vergunning gestelde eis van een in evenwicht zijnde thermische balans na 10 jaar1),3), lijkt het erop dat nuancerende signalen over het succes van KWO pas op termijn kunnen gaan ontstaan.
Conclusies
Provincies beoordelen, gezien de bijdrage aan de CO2-reductie en hun beperkte juridische mogelijkheden, in principe elke aangevraagde Waterwetvergunning voor een ‘open’ KWO-systeem positief. Het onderliggende motief is dat daarmee invulling wordt gegeven aan de duurzame energiedoelstellingen. Door de beperkte mogelijkheden van provincies om de ondergrond ruimtelijk onder te verdelen, blijft het verdelingsprincipe ‘wie het eerst komt, het eerst pompt’ uit de Waterwet nog steeds van kracht. Dat leidt zeker in kansrijke gebieden, waarbij het de wens is meerdere KWO-systemen aan te leggen, mogelijk tot een versnipperde toekenning van de ondergrond op. Versnippering die daarmee onbedoeld doorwerkt in de bijdrage van
KWO aan de duurzame energiedoelstellingen. Thans lijken de voorwaarden voor de toepassing van KWO alleen te worden gevormd door het voorkomen van interferentie en het beschermen van de (strategische) drinkwatervoorziening. In de situatie dat de ‘markt’ deze techniek massaal lijkt te gaan omarmen, en zelfs aandringt op een versimpeling van het bij de Waterwet behorende vergunningentraject via de AmvB Bodemenergie4), kan de provincie weinig directe sturing geven. Ook is nog weinig bekend over de prestaties van de systemen. Daarmee lijkt de huidige praktijk onvoldoende bij te dragen aan het door de Taskforce Bodemenergie beoogde doel te bestuderen hoe grootschalige toepassing van KWO (verder) is te stimuleren in Nederland. Zonder sturing is de winst vooral voor de ‘markt’ en zijn de gevolgen op termijn voor de grondwaterbeheerder. De auteurs denken dat via de instrumenten van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening, zoals de Provinciale Omgevingsvisie door de provincies meer sturing is te geven aan het ondergrondse ruimtelijke beleid. NOTEN 1) Vermaas D. en L. van Wee (2009). Warmtekoudeopslag in de bodem kan efficiënter. H2O nr. 18. 2) Technische Commissie Bodem (2009). Advies duurzaam gebruik van de bodem voor WKO. 3) VEMW (2009). Debat: WKO met name interessant bij grote koudevraag, 7 oktober 2009. www.vemw.nl. 4) IF Technologie (2006). Juridisch kader bodemenergie. Knelpunten en oplossingen vanuit markt en overheid. In opdracht van SenterNovem,.
Remco Bosma en Thomas Hombergen (Inspectie Verkeer en Waterstaat) Han Grobbe (Royal Haskoning)
H2O / 7 - 2010
23
Bodemdaling in beeld: toepassing van dijkhoogtemeting Dijkverzwaring en -ophoging worden bemoeilijkt doordat in grote delen van West-Nederland de veenrijke ondergrond daalt. Hoogtemetingen aan dijken in 2003 en 2008 brengen de tussentijdse bodemdaling rond het Groene Hart nauwkeurig in beeld. Deze metingen bevestigen de maximale, onbelaste daling van het veenweidegebied met één of twee centimeter per jaar die uit eerdere waarnemingen bekend was. Plaatselijk blijkt de dalingssnelheid door belasting te kunnen verdubbelen naar twee tot vier centimeter per jaar, afhankelijk van de stevigheid van de ondergrond en lokale bemaling. De vijfjaarlijkse hoogtemetingen van het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) kunnen daarom een nuttig instrument worden bij het vaststellen van dijkonderhoud en het waterpeil in de polder.
H
et Hoogheemraadschap van Rijnland heeft het beheer over 1.270 kilometer aan boezem- en polderkades. De dijken moeten voldoende hoog en breed zijn. Om de hoogte en geometrie ervan in kaart te brengen, zijn in 2003 de dijken in het veengebied ten zuiden van de Oude Rijn met laseraltimetrie opgemeten. De opname bestrijkt een strook van 40 tot 80 meter langs de kade (zie afbeelding 1). De hoogtenauwkeurigheid bedraagt ongeveer vijf centimeter, met een rasterresolutie van 0,5 x 0,5 meter en een puntdichtheid van circa tien per m2. Ten behoeve van het tweede Actueel Hoogte bestand Nederland is het hele gebied in 2008 opnieuw met soortgelijke specificaties ingevlogen.
is een drooglegging van maar liefst 88 cm bereikt (peilbesluit 1989). Ook ontvening in het gebied om potgrond te winnen, heeft waarschijnlijk een toename van de drainage veroorzaakt. Verlaging van het grondwaterpeil en daaropvolgende klink is dus een aannemelijke verklaring voor de versnelde daling van dit gebied. De kruin van de eigenlijke kade geeft een schijnbare daling
van meer dan vier centimeter. Dit is waarschijnlijk het gevolg van begroeiing en hernieuwde beweiding in de periode 2003-2005. Grote Westeindsepolder
De smalle kleidijken langs de snelweg A4 begrenzen een ongeveer twee meter diepe polder ten zuidwesten van Zoeterwoude-
Voor kleidijken op een kleiige of venige ondergrond wordt in ontwerpplannen rekening gehouden met een daling van het veenweidegebied van een halve tot één centimeter per jaar1). Op bekende plekken bedraagt de daling twee centimeter. In vijf jaar betekent dit een verschil van tien centimeter. Voor deze gebieden zijn de hoogteopnamen van 2003 en 2008 vergeleken (zie afbeelding 2). De huidige meetserie is met een nauwkeurigheid van ongeveer vijf centimeter juist voldoende om de verdeling van deze maximale waarden in beeld te brengen. Het ligt in de bedoeling om de gebiedsopname ten behoeve van het Actueel Hoogtebestand Nederland elke vijf jaar te herhalen. Daarmee zal het plaatje telkens nauwkeuriger worden.
Resultaten Oostvaartkade
Hoogtemeting van het maaiveld langs de Oostvaart, loodrecht op de stroomrug van de Oude Rijn (Rijndijk-Hazerswoude-Dorp), laat een daling zien van nul tot twee centimeter aan de oostzijde van de vaart (zie afbeelding 1). De daling is groter, één tot drie centimeter aan de westzijde van de vaart (Rhijnenburger polder) en maximaal in het zuidelijk deel. Vergelijking met de bodemkaart laat zien dat deze overgang mogelijk te maken heeft met verschillen in stevigheid of afwatering. In de Geer- en Buurtpolder (oost) is het (grondwater)peilniveau tussen 1952 en 1995 met 30 cm verlaagd (0,7 cm per jaar) en in de Rhijnenburgerpolder (west) met 70 cm (1,5 cm per jaar). Door verplaatsing van het gemaal van de Rijndijk naar het veengebied
24
H2O / 7 - 2010
Afb. 1: Daling van het maaiveld en de kade (zwarte lijn) langs de Oostvaart, ten zuiden van de N11. Afb. 2: De nauwkeurigheid van FliMap en AHN2 is juist voldoende om de verwachte bodemdaling van tien centimeter te meten.
achtergrond
Afb. 3: Daling van de snelweg A4 en de kade langs de Grote Westeindsepolder bij Zoeterwoude. Auto’s en vrachtwagens zijn rood zichtbaar.
Dorp. Zetting van de bodem onder het zandlichaam van de A4 veroorzaakt een daling van het wegoppervlak van circa vier centimeter per jaar. Het effect van deze daling straalt uit, maar zou volgens de geotechnische verwachting niet de overzijde van de wetering kunnen bereiken (zie afbeelding 3). De maaivelddaling langs de kade is 0,4 centimeter per jaar volgens het laatste peilbesluit (2001), maar blijkt sterk te variëren: tussen de nul en vier centimeter. De bodemdaling is groter langs de ontwateringssloten dan in de natte centrale delen van de weilanden. Middelburg- en Tempelpolder
De MT-polder tussen Waddinxveen-BoskoopGouda is een diepe droogmakerij tot NAP -5 meter. De MT-polder ligt centraal in het veenweidegebied, waar het oorspronkelijke veenpakket nog grotendeels aanwezig is (zie afbeelding 4). Niet- of gedeeltelijk vergraven veen (paars) beslaat 63 procent van het oppervlak in de polder2). Voor het overig deel is restveen aanwezig. Op basis van de hydrologische omstandigheden is in de veengebieden van de polder een daling van zeven millimeter per jaar te verwachten1),2). De bodemdaling blijkt het grootst (twee tot vier centimeter per jaar) op plekken waar het diepe veen is achtergebleven. Bebouwing is aan de noordoostzijde van de polder geconcentreerd op een kleirug (blauwgroene kronkel in afbeelding 4), vermoedelijk omdat daar nauwelijks daling plaatsvindt. Primaire dijken
In deze ‘quick scan’ van het Rijnlandgebied blijken de primaire dijken stabiel. Eventuele bodemdaling is kleiner dan het oplossend vermogen van de hoogtemetingen.
Afb. 4: Noordelijk deel van de MT-polder geprojecteerd over de bodemkaart (Reeuwijk 1:10.000, 1998). De rode waarden zijn vegetatie en bebouwing.
Gedeeltelijk komt dit waarschijnlijk doordat de primaire keringen voor het merendeel op draagkrachtige (zandige) ondergrond liggen. Verder bestaan deze dijklichamen grotendeels uit klei en zijn in de loop der eeuwen volledig gezet.
afhankelijk van de aanwezigheid van een ondoorlatende deklaag (klei) en de gemiddeld laagste grondwaterstand1). De hoogtemetingen bevestigen deze snelheid en brengen ruimtelijke verschillen in beeld die het gevolg zijn van bemaling of belasting.
Discussie en conclusies
Warmte en droogte hebben de afbraaksnelheid van veen tijdens de warmere zomers van de afgelopen jaren waarschijnlijk doen toenemen. Dit zal naar verwachting bij volgende opname zichtbaar worden: nu al is de daling op veel plaatsen groter dan het maximum van 15 tot 20 millimeter per jaar dat tot dusver werd aangehouden. De komende eeuw daalt de bodem op veel plaatsen in het veenweidegebied minimaal een meter en lokaal kan het veen totaal verdwijnen. Door de maaivelddaling neemt de te keren hoogte van de dijken en kaden toe en wordt het overstromingsrisico groter. Dit heeft belangrijke gevolgen voor het toekomstig ruimtebeslag van de waterkeringen in de huidige veenweidegebieden: de dijken zullen er veel breder moeten worden.
De hoogtemetingen bevestigen dalings gegevens die waren vastgesteld op basis van veenoxidatie en inklinking. Hoewel de totale onnauwkeurigheid over de afgelopen meetperiode ongeveer even groot is als de maximale daling (tien centimeter), zal laseraltimetrie in de toekomst bij herhaalde opname (om de vijf jaar) een snelle en nauwkeurige methode zijn om de daling van het maaiveld te meten. Vergelijking van de maaiveldhoogten in 2003 en 2008 geeft ook een snel overzicht van de verstoringen en ingrepen langs de dijken, waaronder dempingen en ophogingen. Natuurlijke overgangen in de bodem (klei-veen), waardoor lokaal zakking van de ondergrond verwacht kan worden, zijn eveneens snel op te sporen. Dergelijke overgangen zijn belangrijk bij het uitzetten van grondonderzoek voor de toetsing op sterkte en stabiliteit. Veendijken worden smaller en instabiel door afbraak van het veen3). Particuliere onderbemaling vormt een lokaal risico, doordat het de veenafbraak versnelt en de kans op doorbraak van een kering vergroot. Er bestaat een directe relatie tussen polderpeilen en bodemdaling1). Peilbeheer is vaak afgestemd op de landbouw, dus op droge en goed begaanbare weilanden. De ontwateringsdiepte, het slootpeil in de zomer, is 30 tot 60 centimeter. Dit veroorzaakt een maaivelddaling van 12 millimeter per jaar,
Bouke Rijneker en JaapJan Zeeberg (Hoogheemraadschap van Rijnland) NOTEN 1) Van den Akker J. (2008). Maaivelddaling, afbraak en CO2-emissie van Nederlandse veenweidegebieden. Leidraad Bodembescherming 83. Sdu-uitgevers. 2) Pleijter M. en M. van der Werff (2007). Actualisatie en ligging van de veengronden in Rijnland polder Middelburg en Tempel. Alterra. Rapport 1591. 3) Zeeberg J.-J., J. Stoop, M. Zantvoort en B. Rijneker (2009). Maatwerk voor polderkaden. H2O nr. 21, pag. 35-37.
H2O / 7 - 2010
25
Handboek ‘Debietmeten in open waterlopen’ geactualiseerd Op initiatief van het platform Monitoring Waterkwantiteit* van de waterschappen is het veel gebruikte handboek ‘Debietmeten in open waterlopen’ geactualiseerd. Dit handboek, dat stamt uit 1994 en werd gebruikt als één van de standaardwerken op het gebied van het meten van het debiet, beschrijft methoden, opstellingen en principes van het debietmeten met een zeer praktische inslag. De aanleidingen tot de aanpassing van het handboek waren met name de veranderingen in meettechnieken.
M
et de actualisatie van het handboek is gestreefd naar het maken van een praktische en laagdrempelige kennisbron voor alle ontwerpers en beheerders van debietmeetnetten in (regionale) open waterlopen en rivieren in Nederland. De waterbeheerders kunnen in het handboek alle kennis en valkuilen op het gebied van debietmeten vinden. Dit moet uiteindelijk leiden tot het toepassen van de juiste meetmethode op de juiste plek. Het handboek omvat het ontwerp, de realisatie en het onderhoud van debietmeetinrichtingen, inclusief de bijbehorende metingen van waterstanden, stuwklep- en schuifstanden en stroomsnelheden. Ook debietmeten bij gemalen is opgenomen in het handboek. Het meten van grondwaterstanden en neerslag vallen niet onder de noemer van het handboek. Ook het meten in estuaria en de zee zijn niet beschreven, evenals meetmethoden die niet van toepassing zijn op de hydrologie van Nederland of die niet goed zijn getest. Om tot het handboek te komen, is gebruik gemaakt van de theoretische en praktische kennis van elf waterschappen, Rijkswaterstaat, de universiteit van Wageningen en marktpartijen die diensten leveren op het
gebied van debietmeten. Met een bijeenkomst voor waterbeheerders en tijdens lees- en commentaarrondes is veel informatie losgekomen die door HKV Lijn in Water is verwerkt tot het nieuwe handboek. Het feit dat er een handboek debietmeten bestaat, geeft al aan dat het meten van de verplaatsing van het watervolume per tijdseenheid niet eenvoudig is. Dit wordt hoofdzakelijk veroorzaakt doordat een watergang, beek of rivier onderhevig is aan verandering van bijvoorbeeld de bodemhoogte (erosie en sedimentatie), leidingweerstand (begroeiing), menselijke invloed (scheepvaart en stuwen) en het weer (ijs, wind, watertemperatuur). Daarnaast worden debieten niet direct gemeten maar afgeleid van andere metingen, zoals stroomsnelheden en waterstanden. Aangezien alle metingen en vervolgberekeningen nieuwe fouten introduceren, is de uiteindelijke foutmarge van debieten relatief hoog. Mits goed toegepast wordt met een vaste meetopstelling doorgaans een nauwkeurigheid van vijf tot tien procent gehaald. Omdat debieten veel informatie geven over de werking van watersystemen en worden gebruikt voor de dimensionering
Afb. 1. Principe van de velocity-area-methode.
van waterlopen en waterkeringen, is het correct meten van debieten erg belangrijk.
Indirecte meting
Debieten zijn op hoofdlijnen op twee manieren ‘meetbaar’: • Via de velocity-area-methode: deze gaat uit van de meting van de stroomsnelheid en de waterstand, waarbij de gemeten stroomsnelheid wordt gebruikt om de gemiddelde stroomsnelheid te schatten en de waterstand wordt gebruikt om het natte oppervlak te bepalen (zie afbeelding 1); • Via de debiet-waterstand-relatie: bij deze methode wordt het debiet afgeleid uit een relatie tussen het debiet en de waterstand. Deze Q(h)-relatie kan worden opgesteld met behulp van schaalmodellen in een hydraulisch laboratorium of door kalibratiemetingen in het veld. Van gestandaardiseerde meetstuwen zijn al ‘kant en klare’ Q(h)-relaties beschikbaar in de literatuur. Nochtans is het aanbevelenswaardig deze standaard afvoerformules onder veldomstandigheden te laten controleren. Belangrijke nieuwe onderdelen van het handboek zijn de meest actuele meettechnieken, waaronder de veel gebruikte akoestische. Het gaat hier om de akoestische looptijdverschilmethode (ADM) en de akoestische dopplermethode (ADCP). De dopplermethode wordt in zowel de vaste als varende opstelling gebruikt. Op de meetboten van Rijkswaterstaat wordt bijvoorbeeld de varende akoestische dopplermethode toegepast. Dezelfde meetmethode wordt door de waterschappen met catamaranbootjes gebruikt voor de kleinere waterlopen. In de praktijk vervangen de catamaranbootjes vaak de propellerstroomsnelheidsmeter (Ott-molen) die vroeger standaard werd gebruikt voor kalibratiemetingen van gemalen en stuwen. Aan het handboek is een referentielijst
Knockout-criteria continue meting.
continue meting meetstuw meetgoot
akoestische doppler- doppler- elektro looptijd meting meting magnetische (methode) (horizontaal) (verticaal) meetmethode qh-relatie
debietmeter moet vispasseerbaar zijn veel sedimenttransport (in suspensie) veel bodemtransport ‘s zomers veel waterplantengroei aanwezigheid van luchtbellen stroomsnelheid lange tijd laag (< 0,05 m/s) grotere waterloop (> 2 m2), nat oppervlak geen bestaande stuw beschikbaar nauwelijks verval geen natuurlijk en/of ongestuurd peilregime
26
H2O / 7 - 2010
informatie sedimenttransport, begroeiing en de aanwezigheid van stuwen een belangrijke rol. In de tabel wordt voor continue metingen aangegeven welke combinatie van locatieeigenschappen en meetmethoden niet leidt tot een goede debietmeting (rood). Uitkomst van een keuzeschema kan ook zijn dat de gewenste meetnauwkeurigheid op een bepaalde locatie niet haalbaar is en moet worden uitgeweken naar een alternatieve locatie. Ook worden richtbedragen genoemd die het mogelijk maken de kosten van een meetlocatie of meetnet tevoren in te schatten. Afhankelijk van de omvang en de gekozen meetmethode variëren de kosten van 15.000 tot 100.000 euro. Het handboek is op internet beschikbaar (www.stowa.nl).
Een door waterschappen veel gebruik tmeetbootje.
toegevoegd om te laten zien bij welke instanties (waterschappen) de ADM- en ADCP-methoden momenteel in gebruik zijn. Ook nieuw is de beschrijving van de elektromagnetische meetmethode. Die maakt gebruik van de wet van Faraday, waarin de variatie in de elektromagnetische veldsterkte een maat is voor de stroomsnelheid. Deze methode wordt in de industrie veel toegepast voor gesloten leidingen, maar kan ook worden gebruikt in open watergangen of duikers. Stroomsnelheidsmetingen met behulp van radar zijn eveneens mogelijk. Deze techniek, die lijkt op die van een ‘flitspaal’, werkt alleen goed bij snelstromend water. Waterbeheerders leggen de laatste jaren veel vispassages aan voor migrerende vissoorten.
Hiervoor worden stuwen en overlaten verwijderd of omzeild via omleidingen. Doordat sommige stuwen en overlaten worden gebruikt om debieten te meten, ontstaat een conflict tussen de belangen van vismigratie en de meetfunctie. Het handboek geeft alternatieven die beide functies tegelijkertijd mogelijk maken: door vissen te passeren meetstuwen. Naast de nieuwe meettechnieken is in het handboek ook veel aandacht besteed aan de praktijk. Zo zijn enkele keuzeschema’s opgenomen die een meetnetontwerper snel inzicht geven in de mogelijkheden en onmogelijkheden van bepaalde meetmethoden en -opstellingen. Hierbij spelen criteria als stroomsnelheden, mate van
NOTEN * Het platform Monitoring is een gezamenlijk initiatief van de waterschappen met als om doel informatie uit te wisselen en onderlinge afstemming te bereiken op het gebied van monitoring van de waterkwantiteit.
Gert van den Houten (Waterschap Rijn en IJssel) Hans Hartong (HKV Lijn in Water) Anton Bartelds (Waterschap Hunze en Aa’s) Pieter Filius (Waterschap Velt en Vecht)
Norm detectie en telling Aeromonas herzien De norm NEN 6263, die een methode beschrijft voor de bepaling van Aeromonas in watermonsters van verschillende herkomst, is onlangs herzien en uitgebreid.
A
eromonas zijn opportunistisch pathogene micro-organismen die darm- en wondinfecties kunnen veroorzaken. Ze komen voor in allerlei soorten water bij temperaturen van 4 tot 45°C. Normaal gesproken zitten er maar heel weinig Aeromonasbacteriën in water, maar soms vermeerderen ze zich, ook in het waterleidingnet. Waterleidingbedrijven onderzoeken het water op aanwezigheid van Aeromonas vanwege de mogelijke gezondheidsrisico’s en omdat verhoogde
aantallen kunnen wijzen op storingen in de bedrijfsvoering. Hierbij kan gedacht worden aan slecht functionerende filters, te veel voedingstoffen of stilstaand water. NEN 6263 is van toepassing op zowel drinkwater als oppervlakte-, grond-, afval-, zwem- en zeewater. De markt had behoefte aan een verbeterde Aeromonas-referentiemethode en daarom is besloten om de huidige NEN 6263, daterend uit 1989, te
herzien. De titel is gewijzigd in ‘Water Detectie en telling van Aeromonas’. De tekst, inclusief literatuurverwijzingen, is geactualiseerd. De filtratie is vereenvoudigd en kan in enkelvoud worden uitgevoerd. De facultatieve bevestiging is verwijderd uit de norm. En ten slotte zijn de prestatiekenmerken van Aeromonas in drinkwater toegevoegd. Voor meer informatie: NEN Klantenservice (015) 269 03 91 of NEN Milieu (015) 269 03 03.
Cursussen Deltares Deltares verzorgt voor de 15e keer de cursus Dynamisch gedrag (voorheen Waterslag). Het vervolg, de gecombineerde cursus Pompen en appendages, is later dit jaar gepland.
D
e eerste cursus behandelt het dynamisch gedrag van vloeistoffen in leidingsystemen. Daarbij is kennis van de hydraulische eigenschappen van pompen, kleppen, terugslagkleppen en leidingen onontbeerlijk. Deelnemers krijgen
inzicht in het hydraulisch gedrag in leiding systemen en zijn na afloop van de cursus in staat eenvoudige waterslagberekeningen te maken en waterslagvoorzieningen en/of procedures te beoordelen. De cursus wordt gegeven op 14, 15 en 16 april. De cursus Pompen en appendages werd voorheen in twee delen aangeboden. Het doel van de gecombineerde cursus is deelnemers zoveel inzicht te verschaffen dat zij een hydraulisch verantwoorde klep- en
pompkeuze kunnen maken. De cursus vindt plaats op 6, 7 en 8 oktober. Het is noodzakelijk vooraf kennis te hebben genomen van de informatie uit de hiervoor genoemde cursus Dynamisch gedrag. Beide cursussen worden gegeven in Delft. Ze kosten elk 1.425 euro. Voor meer informatie en aanmelding: (088) 335 83 17.
H2O / 7 - 2010
27
De zachte benadering van waterbeheer De laatste jaren worden we steeds vaker opgeschrikt door boeken die als missie het verbeteren van de wereld hebben. Zij waarschuwen voor slechte zaken, zoals privatisering van water of tegen stuwdammen en gebotteld water. Veelal valt men met de deur in huis, wordt een voorbeeld van een mislukt waterproject aangehaald - soms hetzelfde als in een voorgaand boek - en geconcludeerd dat het wereldwijd bergafwaarts gaat met het water en iedereen derhalve vanuit een holistisch gedachtegoed er beter aan doet de tanden met minder water te poetsen. En oh wee als dat flessenwater is, want denk toch aan de mondiale watercrisis! Steeds vaker worden zwakke verbanden gelegd, lijnen wat ver doorgetrokken, zaken zwart-wit voorgesteld en nuances vergeten. De titel van het onderhavige boek, ‘Making the Most of the Water We Have’, past hier goed bij, zodat ondergetekende het ergste vreesde.
H
et is meegevallen. In 18 hoofdstukken en op 273 pagina’s beschrijven 21 auteurs in vier delen hun visie op, analyses van en planningmogelijkheden van de zachte benadering (soft path). Ondanks voorbeelden uit onder andere Zuid-Afrika en India valt een sterke vooringenomenheid wat betreft NoordAmerika op. Meerdere hoofdstukken zijn dan ook gebaseerd op in Canada gehouden presentaties. Er wordt niet uitgelegd waarom de geschetste voorbeelden generiek zouden zijn voor de rest van de wereld, terwijl daarvoor hier en daar toch enige fantasie nodig is. De doelgroep van het boek moeten we vooral zoeken in de watervoorziening, drinkwaterbedrijven die te maken hebben met expansie in combinatie met een toenemend tekort aan water. Er wordt niet zozeer ingegaan op wat in Nederland onder waterbeheer wordt verstaan, maar de aandacht gaat vooral uit naar de beschikbaarheid van drinkwater bij een nijpend tekort: water voor wie en tegen welke prijs? De auteurs pleiten ervoor te zorgen dat de vraag naar water afneemt en meer rekening te houden met andere gebruikers: geen harde infrastructurele maatregelen, maar problemen voorkomen, uit de weg gaan. Wat ontbreekt: hoe ervoor te zorgen dat er minder vragers zijn? In IWA-verband horen
we deze terechte vraag steeds vaker. De meeste mondiale problemen beginnen er immers mee dat er te veel vragers zijn. Zodoende wordt elke bijdrage aan een oplossing een mer à boire. Het probleem van dit boek is niet zozeer de inhoud, maar de toegankelijkheid. De auteurs proberen de lezer duidelijk te maken dat verandering nodig is. Reeds op de omslag, maar ook doorheen het boek, wordt herhaaldelijk de zachte benadering geprezen. Het zou goed zijn voor van alles, niet in de laatste plaats voor ecosystemen. De auteurs achten het dan ook belangrijk dat een soft path-benadering wordt gehanteerd. Dit houdt in - zo lezen we op de achterzijde dat gebruik wordt gemaakt van economische en sociale prikkels, inclusief open besluitvorming, een watermarkt, eerlijke prijzen en toepassing van superefficiënte technologie, dit alles op zo’n manier dat de levenskwaliteit niet achteruit gaat. Dit leest nogal als een vage tekst. Ook de inleiding en veel hoofdstukken blijven om de hete brij heen draaien. Wat is het probleem dat men tracht op te lossen? We lezen energieke, soms nogal wetenschappelijke maar goed bedoelde hoofdstukken over veranderingen die plaats zouden moeten hebben of in een enkel geval al plaatshebben, maar waartoe dient dit alles, en vooral: wat is nu dit soft path? Hier schiet ‘Making the Most of the Water We Have’ tekort. Waar de subtitel duidt op waterbeheer, ontstaat de indruk dat de auteurs het vooral over drinkwatervoorziening hebben. Het boek biedt geen goed uitgangspunt voor wie nog aan de ‘fluwelen route’ moet beginnen. Het gaat ervan uit dat de lezer de keuze al heeft gemaakt en nu wil weten hoe de route verder verloopt. De belangrijke eerste stap, namelijk het over de streep trekken van de geïnteresseerde maar verder niet ingewijde lezer, de aansporing om überhaupt deze reis te ondernemen, ontbreekt nagenoeg. Wat overblijft van de bijna 300 pagina’s is een pover geïllustreerde klimgids voor onbekende vertes, in plaats van een wervend boek voor een betere wereld. ‘Making the Most of the Water We Have. The soft path approach to water management’ door David Brooks, Oliver Brandes en Stephen Gurman. Uitgever Earthscan, Londen, 2009, 273 pag, gebonden (ISBN 978-1-844-07754-0).
Michael van der Valk
28
H2O / 7 - 2010
Het ‘soft path’-concept is - kort nadat de Verenigde Staten in 1973 waren opgeschrikt door de energiecrisis - ontwikkeld door Amy Lovins en aanvankelijk gebruikt voor het beheer van energiebronnen. Soft path wordt vaak beschouwd als alternatief voor bronnenbeheer aan de leveringskant, dat zich vooral richt op het oplossen van problemen door het nemen van infra structurele maatregelen, zoals het bouwen van grotere dammen en het boren van diepere bronnen. Doel is het verhogen van de waterproductie om aan de consumentenvraag te kunnen voldoen. Vraaggestuurd beheer focust daarentegen op vraagregulering en het efficiënter maken van bestaande praktijken. Soft path verschilt van beide benaderingen. Bij de op dit concept gebaseerde waterplanning bekijkt men het probleem van een afstand en vraagt men zich eerst af of water echt nodig is voor het uitvoeren van een bepaalde taak. Wanneer dat zo is, onderzoekt men eerst welke kwaliteit water is vereist voor de gewenste dienst en hoe het water zo efficiënt mogelijk is te gebruiken. Soft path’-waterplanning is omschreven als ‘het laten vrijkomen van het volledige potentieel van vraaggestuurd beheer’. Het verschil tussen vraaggestuurd beheer en soft path is cruciaal en tegenlijk subtiel en is hetzelfde als het verschil tussen efficiëntie en behoud.
Nieuwe lesstof over water en sanitatie IPC Groene Ruimte en GMB Watertechnologie hebben lesstof over nieuwe sanitatie ontwikkeld. De lesmodule biedt de mogelijkheid zelfstandig basiskennis over afvalwater op te doen en inzicht te krijgen in relevante maatschappelijke vraagstukken.
O
nderwerpen die aan de orde komen, zijn: de waterketen, sanitatie, scheiden van afvalwater, gebruik maken van aanwezige meststoffen in urine en de kwaliteit van oppervlaktewater. De lesmodule, die iets extra’s toevoegt aan de gebruikelijke biologie-, natuurkunde- en scheikundelessen, is toe te passen in vmboen mbo-opleidingen. De docent kan verdere differentiatie aanbrengen voor de verschillende niveaus. Het lesboek ‘Water bindt - aan de slag met water’ (ISBN 978-90-74481-41-0) kost 17,50 euro en is te bestellen via www.ipcgroen.nl.
recensie Weinig echt nieuws in interessant boek over waterbeheer Het boek ‘Alternative Water Management and Self-Sufficient Water Supplies’ behandelt in negen hoofdstukken technologische alternatieven voor duurzaam waterbeheer in urbane gebieden. De alternatieven worden onderbouwd met in totaal 15 casussen verspreid over de wereld.
W
ereldwijd bestaat veel aandacht voor duurzaam waterbeheer in grotere steden (meer dan 0,5 miljoen inwoners). Allerlei alternatieven worden onderzocht en vele zijn inmiddels in praktijk gebracht. De auteurs van het boek hebben een overzicht gemaakt van al deze alternatieven. Het overzicht is gebaseerd op internetonderzoek, gesprekken met wetenschappers en een literatuuronderzoek in wetenschappelijke tijdschriften. In totaal zijn 113 casussen doorgelicht, waarvan er uiteindelijk 15 in detail zijn bestudeerd. Ze zijn afkomstig uit alle delen van de wereld.
Drie technische oplossingen
Volgens de auteurs zijn wereldwijd grofweg drie technologische oplossingen mogelijk om de watervoorziening te verbeteren: hergebruik van afvalwater, inzet van regenwater en ontzilting. Hergebruik van afvalwater
Historisch gezien wordt drinkwater strikt gescheiden van afvalwater. De verschillende casussen in het boek tonen aan dat dit nog steeds het geval is. Door de voortschrijdende technologische ontwikkeling en de steeds betere monitoringsmethoden komen deze beide sectoren van het waterbeheer echter steeds dichter bij elkaar. Voorbeelden waarbij afvalwater nu al op grote schaal gebruikt
wordt om zo drinkwater voor andere doeleinden in te kunnen zetten, zijn alom aanwezig. Hierbij valt te denken aan irrigatie, zowel van landbouwgrond als parken in de stad en industrieel watergebruik. Maar vooral in aride gebieden met een groot watertekort zijn de eerste projecten gerealiseerd waarbij gezuiverd afvalwater wordt gebruikt voor de drinkwatervoorziening, ofwel via directe zuivering (casus Windhoek) ofwel via zuivering in combinatie met bodempassage (casus Wulpen, België) of natuurlijke zelfreiniging in oppervlaktewater (casus Singapore). Inzet van regenwater
Alhoewel regenwater in sommige urbane gebieden (Singapore en Queensland, Australië) als een belangrijke bron voor de watervoorziening gezien wordt, is de voornaamste reden toch de afkoppeling van run-off tijdens grote regenbuien. Regenwater is geen grote bron voor de drinkwatervoorziening maar wordt meer gezien als een aanvulling op de andere bronnen. Ontzilting
Verschillende casussen behandelen ontzilting van zeewater als mogelijke oplossing voor tekorten in de watervoorziening, waaronder het NEWater-concept uit Singapore en de door wind indirect aangedreven installatie voor omgekeerde
Een groep watertechnologen geeft in dit vaktijdschrift iedere maand een kritisch oordeel over recente internationale vakliteratuur. De recensenten zijn: Jelle Roorda, Arjen van Nieuwenhuijzen, Adriaan Mels, Herman Evenblij, Jeroen Langeveld, Jasper Verberk en Merle de Kreuk.
osmose in Perth (Australië). Aangezien veel van de megasteden in de wereld aan zee liggen, zal het belang van zeewaterontzilting alleen maar groter worden. Aandachtspunt bij de ontzilting is de hoge energievraag en het concentraatprobleem.
Analyse
Het interessantste gedeelte van het boek zijn de laatste drie hoofdstukken met een analyse van de technologische oplossingen van de casussen. Hierbij speelt een belangrijke rol of de technologie (zoals hergebruik van afvalwater en ontzilting) de voornaamste bron van de watervoorziening vormt of dat het als vangnet of aanvulling (in het geval van regenwater) gebruikt wordt.
Eindoordeel
Het boek biedt een leuk overzicht van allerlei casussen in de wereld waar wordt getracht de watervoorziening in de grotere steden duurzamer te maken. Hoewel de casussen stelselmatig zijn uitgewerkt, waardoor de mate van diepgang van uitwerking gelijk is, is dit toch redelijk summier gedaan. De casussen stippen meestal kort aan wat het probleem is en hoe goed de technologische oplossing werkt. Maar het gevoel er nu echt meer van te weten, ontbreekt bij mij na het lezen van het boek. Opvallend is dat de casussen die het meest uitvoerig zijn beschreven, in landen en gebieden spelen met een echt watertekort, zoals Australië, Californië, Singapore en Namibië. De drijvende kracht om het watersysteem te verbeteren, is daar duidelijk groter dan in andere gebieden. Het boek is aan te raden voor beleidsmakers om een snel overzicht te krijgen van de mogelijkheden van duurzame watervoorziening. Daarnaast is het boek ook interessant voor studenten om als inleiding te dienen voor watergerelateerde vakken. De echte waterexpert zal weinig nieuws leren uit het boek. Jasper Verberk (TU Delft) ‘Alternative Water Management and Self-Sufficient Water Supplies’ van Martyn Rygaard et al. (2009) wordt uitgegeven door IWA Publishing (ISBN 9781843392279), telt 135 paginas en kost 135 euro.
H2O / 7 - 2010
29
waternetwerken watercolumn
Lentecrisis 2010
L
ente 2010 in Den Haag. Het Lange Voorhout vol geelblauwe krokussen. Alleen Washington met zijn witte kersenbloesem kan dit Haags festijn evenaren. In beide steden knarst trouwens de democratie onder de veranderingen van de 21e eeuw: the age of globalisation. De pijn van de vrijwel mislukte wereldtop in Kopenhagen van december jl. begint nu ook mondjesmaat weg te ebben. President Obama is vol goede moed - na zijn succes met het gezondheidsdossier - aan de slag gegaan met zijn nieuwe klimaatwet. Toch is eind 2010 vermoedelijk te dichtbij voor een totaal opgetuigde COP16-milieuagenda in Cancun. Laat staan voor een nieuw Kyotoverdrag. Voorlopig is het dus nog teren op de wél bereikte overeenstemming over het adaptatiefonds van 30 miljard dollar voor de arme landen en de maximale stijging van de wereldtemperatuur van (gemiddeld) twee graden Celsius. In Den Haag wordt nu gegokt op de COP17 in 2011 in Zuid Afrika. De eerste horde voor VROM-minister Huizinga is de door klimaatsceptici afgedwongen evaluatie van de ‘onjuiste’ IPCC-cijfers, onder andere over het onderwaterdeel van ons eigen land. Voor de rest ligt parlementair Den Haag stil, gaat men heroverwegen en campagne voeren voor de verkiezingen van 9 juni.
Voorjaarscongres ‘Storm in de waterketen’ In het najaar van 2009 vroeg toenmalig staatssecretaris Huizinga de Unie van Waterschappen met voorstellen te komen om structureel 100 miljoen euro op de rijksbegroting te besparen. Deze vraag is uitgelopen op een exercitie van de verschillende actoren in de waterketen om te onderzoeken welke opties er zijn om de waterketen doelmatiger en efficiënter op te zetten. Als u dit leest, zijn de resultaten van het door Huizinga in gang gezette uitwerkingstraject bekend. Op vrijdag 16 april krijgt u de kans om tijdens het voorjaarscongres Storm in de waterketen mee te praten over de toekomstige organisatie van de waterketen en de opties die op tafel liggen. Toonaangevende vertegenwoordigers van de schakels in de waterketen maar ook van daarbuiten geven dan acte de présence. Zo zijn de waterschappen, de gemeenten en de drinkwaterbedrijven vertegenwoordigd, maar is ook de consument te horen in de persoon van Marlies Pernot, directeur van Vereniging Eigen Huis.
Tijdens het voorjaarscongres met dagvoorzitter Bert Satijn, voormalig programma directeur Leven met Water, kunt u de volgende bijdragen verwachten: • ‘Doelmatigheid in de waterketen: de feiten op een rij’ door Maarten Gast (voorzitter Feitencommissie Doelmatigheid in de Waterketen); • ‘Het water heroverwogen’ door Peter Glas (voorzitter Unie van Waterschappen en watergraaf van Waterschap De Dommel); • ‘Watermacht, macht van het water’ door Marlies Pernot (directeur Vereniging Eigen Huis); • ‘Ankerpunten voor doelmatigheid en integratie’ door Peter Vermaat (directeur Evides); • ‘Doelmatigheid vanuit gemeentelijk perspectief’ door Ina Adema (burgemeester van Veghel en woordvoerder Water namens de VNG); • ‘Hoe verder als de storm geluwd is?’ door Roelof Kruize (directeur Waternet en voorzitter Waternetwerk).
Bert Satijn
Marlies Pernot
Maarten Gast
Peter Vermaat
Milieulichtpuntjes komen uit Brussel, waar de nieuwe milieucommissaris Hedegaard poogt haar EU-ambities voor 20 procent emissiereducties op te krikken naar 30 procent. Onder voorwaarden, want ook de andere rijke landen moeten dan meedoen. En zo wacht de nieuwe wereld op de oude, jaar na jaar, crisis na crisis. Innovaties mogen niks kosten, in ieder geval niet in Nederland. Wie, oh wie, zal er nu doorbreken à la Marshall of Kennedy. Deze keer een Chinees politicus of wetenschapper? Of een generaal uit één van de andere landen van de rijzende zon? Waarom toch geen Einstein uit de lage landen, die een steen in de vijver werpt? Theo Schmitz (Vewin)
30
H2O / 7 - 2010
waternetwerken Wat is uw bijdrage? Luisteren is prima, maar we hopen ook uw stem te horen tijdens het voorjaarscongres. Per slot van rekening is het de bedoeling van Waternetwerk om de leden met elkaar in contact te brengen, om ideeën uit te wisselen en om de gelegenheid te geven meningen aan te scherpen. Uw inbreng in de discussie is van harte welkom en van groot belang voor een geslaagd congres. Om de discussie verder te verlevendigen, heeft Waternetwerk zes plaatsen gratis beschikbaar gesteld aan studenten om ‘fris van de lever’ commentaar te geven.
Uitreiking H2O-prijs en Neerslagprijs
Tijdens het voorjaarscongres zullen ook de H2O-prijs en de Neerslagprijs worden uitgereikt. Deze worden jaarlijks toegekend aan een lid van Waternetwerk dat het beste artikel in respectievelijk H2O en Neerslag van de afgelopen jaargang heeft geschreven. Het congres op 16 april in het Evoluon in Eindhoven begint om 11.00 uur en duurt tot 17.00 uur. Voorafgaand vindt de algemene ledenvergadering van Waternetwerk plaats (om 10.15 uur). Aanmelding via www.waternetwerk.nl.
watercolumn DRIJFVEER ver.nieuws_column kop ‘Water is eindeloos boeiend’ Frans van de Ven is al sinds 1980 lid van wat nu Waternetwerk is en heeft jarenlang actief deelgenomen aan verschillende themagroepen. Zo zat hij gedurende zeven jaar in de commissie Riolering en Stedelijk Waterbeheer. “Toen werd het tijd een ander een kans te geven. Zelf sloot ik me aan bij de themagroep Hydrologie. Afhankelijk van het onderwerp ga ik regelmatig naar bijeenkomsten - één van de sterkste punten van Waternetwerk. Die dagen zijn een goed trefpunt voor collega’s. Kennisuitwisseling is belangrijk.” Alle energie en tijd die Van de Ven heeft, investeert hij nu in Deltares en de TU Delft. “De kern van mijn vak is stedelijk waterbeheer. Enerzijds op het gebied van kennisontwikkeling (Deltares), anderzijds als onderzoeker en opleider bij de TU Delft. Daar werk ik nu bijna 25 jaar en ik zou het niet kunnen missen. Het is geweldig om met jonge mensen te werken, ze op te leiden, zien hoe ze zich ontwikkelen. Er wordt door de studenten hard gestudeerd. Ze zijn innovatief en onderzoeksminded.”
V
er.nieuws_column plat initiaal “Mijn werk binnen een nieuwe organisatie als Deltares is interessant. De fusie heeft voor dynamiek gezorgd. Daar geniet ik dagelijks van. We zijn in New Orleans bijvoorbeeld ver.nieuws_column plat niet alleen betrokken bij de hydraulica en de kustwaterbouw. Sindsauteur de fusie kunnen we de ver.nieuws_column waterbeheerders meer bieden, ook op het gebied van bodem, ondergrond, ruimtelijke ordening en planvorming. We ontwikkelen kennis voor een betere inrichting en voor een beter beheer van het stedelijk water en de bodem in binnen- en buitenland.” “Water is een eindeloos boeiend facet. In Nederland heb je altijd met water te maken. Het is de drager van de omgeving. Water is vaak prachtig ingepast in het stedelijk ontwerp. En tegelijk heb je veel kennis en techniek nodig om het in goede banen te leiden. Bovendien zijn veel partijen betrokken bij water. Om tot overeenstemming te komen, vergt vaak veel overleg. Dat maakt het eindeloos boeiend. Als je als expert in dat samenspel zit, kun je helpen tot een evenwichtige inrichting van het water en dus van het land te komen.”
Frans van de Ven.
Ina Adema Roelof Kruize
H2O / 7 - 2010
31
waternetwerken watercolumn ‘OWNH’-bijeenkomst
over geïntegreerde contracten catie. Dit vergt ontwerpwerkzaamheden van gaat veranderen. Diederik Speksnijder van ver.nieuws_column Op 15 april vindt voor de eerste keer kop een
zogeheten OWNH-bijeenkomst plaats in het kantoor van Royal Haskoning in Nijmegen. er.nieuws_column plat initiaal Centraal staan geïntegreerde contracten: een type contract dat bezig is aan een opmars bij aanbestedingen in de watersector. Hierover bestaat veel onduidelijkheid bij opdrachtver.nieuws_column plat gevers, aannemers en adviseurs. Hoogste tijd dus om wat meer licht over dit onderwerp te ver.nieuws_column auteur doen schijnen.
V
Aan de toegankelijkheid kan het niet liggen. OWNH staat voor Onderweg Naar Huis en refereert aan het tijdstip van de bijeenkomst, zo tussen 16.00 en 19.30 uur. Organisator Louis Jurjus (Royal Haskoning): “Door deze bijeenkomsten zo toegankelijk mogelijk te maken, hopen we meer deelnemers te trekken, het liefst zoveel mogelijk mensen met interesse in aanbestedingen in de watersector. Dit is belangrijk, omdat er nog altijd veel onduidelijkheid bestaat over de geïntegreerde contractvorm. Door presentaties van deskundigen en het uitwisselen van ervaringen hopen wij meer duidelijkheid te scheppen.” “Traditionele contracten gaan uit van de traditionele aanpak: een opdrachtgever heeft een idee en huurt een adviseur in om dit idee om te zetten in een bestek. Een aannemer werkt dit bestek uit, maar is dus alleen verantwoordelijk voor de uitvoering. Bij geïntegreerde contracten is er geen uitgewerkt bestek, maar een vraagspecifiLouis Jurjus
de aannemer, die daarbij vaak de hulp zoekt van een adviseur. Samen komen ze dan tot een voorstel, dat niet langer alleen op prijs beoordeeld wordt maar ook op kwaliteit. Hierdoor is het dus niet altijd meer zo dat de goedkoopste aannemer de opdracht krijgt.”
Het is niet zo dat de geïntegreerde contracten een geheel nieuw fenomeen in de waterwereld zijn. Ze bestaan al ruim tien jaar naast de traditionele contracten en komen inmiddels steeds vaker voor op de markt. Jurjus: “Dit houdt in dat alle partijen moeten schakelen. Het vergt immers een andere aanpak dan de traditionele contracten. Daarom wordt deze bijeenkomst georganiseerd. Door ervaringen uit te wisselen wordt een betere samenwerking mogelijk gemaakt. Dit is voor alle partijen nodig om te kunnen werken met geïntegreerde aanbestedingen: waar voorheen sprake was van twee gescheiden trajecten, wordt bij geïntegreerde contracten veel intensiever samengewerkt tijdens het project.”
360° belicht Op de bijeenkomst op 15 april zullen sprekers met verschillende achtergronden en expertises aan het woord komen. Zo zal Monika Chao-Duyvis van de TU Delft, expert op het gebied van bouwrecht en degene die aan de wieg stond van de geïntegreerde contractvorm, uitleg geven over de stand van zaken en haar visie geven op wat er
Waterschap Rijn en IJssel houdt een lezing over zijn ervaringen met contracten als opdrachtgever. En er staat een interactieve sessie op het programma, verzorgd door onder andere Steven Bookelmann van Royal Haskoning. “Door verschillende sprekers aan het woord te laten hopen we de geïntegreerde contractvorm van alle kanten te kunnen belichten,” licht Jurjus toe. “Daarnaast is er uiteraard de gelegenheid om te netwerken, waardoor deelnemers niet alleen meer inzicht krijgen maar ook nieuwe contacten kunnen leggen, die mogelijk weer tot nieuwe samenwerking kunnen leiden. Dat vormt tenslotte toch een belangrijk onderdeel van de geïntegreerde contractvorm.” Voor meer informatie en aanmelding: www.waternetwerk.nl.
Agenda Op 21 april een themadag over functioneel beheer en assetmanagement in het Waterhuis in Nieuwegein. De bijeenkomst begint om 9.0 uur en duurt tot 16.30 uur. ‘s Ochtends zijn er vier lezingen, ‘s middags wordt het nieuwe assetmanagementspel gespeeld. Op 22 april gaat de sectie Zuid-Nederland naar de educatieve viskwekerij de Stroom in Oirschot. Aanvang: 12.45 uur. Voorafgaand is daar een ledenvergadering. Dezelfde dag is er een studiereis voor de sectie Midden-Nederland. Samen met Endress+Hauser biedt de sectie een meerdaagse excursie aan naar een drietal fabrieken van dit bedrijf in Cernay, Reinach en Gerlingen. Diezelfde dag staat een kennisuitwisselingsmiddag op het programma in het kader van stedelijk water bij Rijkswaterstaat Waterdienst in Lelystad. Vanaf 13.30 uur bent u welkom. Het programma begint om 14.00 uur. Deelname is gratis. U moet zich wel vooraf aanmelden. Op 22 april is er ook het Zwemwatersymposium, dat vooral in het teken staat van de toepassing van de nieuwe Zwemwaterrichtlijn staat. Locatie: Jaarbeurs Utrecht, van 09.30 tot 16.00 uur. Ten slotte is er nog een driedaagse studiereis van de sectie Zuid-Holland naar Kaisers lautern en Sinsheim. Voor meer informatie en aanmeldingen: www. waternetwerk.nl. Kijk onder ‘Activiteiten’ naar het kopje ‘Agenda’.
32
H2O / 7 - 2010
waternetwerken watercolumn In memoriam Hein Ehrhardt (1926-2010), erelid van Waternetwerk (NVA) Hij was er trots op dat Nederland het eerste ver.nieuws_column kop “Nog boordevol met plannen voor de
non-English speaking chapter van deze Society was. Daarna heeft hij sterkplat bevorderd er.nieuws_column initiaal dat ook Zweden een dergelijke chapter oprichtte. En alzo geschiedde. Deze Select Society is oorspronkelijk omstreeks 1940 in Amerika opgericht teneinde inplat de Noord-Amerikaanse ver.nieuws_column Water Environment Federation de verdiensten te kunnen erkennen van degenen die niet ver.nieuws_column auteur direct binnen het bestaande onderscheidingssysteem van de WEF aan bod kwamen. Vanaf de oprichting tot september 2000 was hij ook de inspirerende secretaris van dit chapter.
toekomst is geheel onverwacht overleden onze dierbare zwager, oom en huisvriend. Altijd was hij bereid tot een luisterend oor, voortdurend schonk hij aandacht aan zijn familie en vele vrienden. Het is onvoorstelbaar dat daaraan nu een abrupt einde is gekomen.” Zo vertolkt de familie haar gevoelens van rouw. Ook allen vanuit de vakwereld van Waternetwerk die Hein kenden en nog regelmatig contact met hem hadden, zullen dit zo ervaren. Een authentieke, illustere en markante vriend en collega is niet meer.
Hein Ehrhardt behaalde in 1952 zijn diploma TH Delft civiele techniek. Hij heeft zijn gehele loopbaan gewerkt bij de Provinciale Waterstaat van Friesland. Begonnen als adjunct-ingenieur klom hij op en eindigde zijn loopbaan als hoofdingenieur adjunctdirecteur van deze dienst. Daarnaast vervulde Hein vele bestuursfuncties, ook op het gebied van het waterbeheer: bestuurslid van de NVA (nu Waternetwerk) van 1974-1982, waarvan als voorzitter van 1977-1982 binnen de International Association on Water Quality (IAWQ, nu IWA), lid van de Governing Board (1978-1986), lid Executive Committee (1982-1984) en conferentievoorzitter van de Biënnal (1984) binnen de Water Pollution Control Federation (WPCF, nu WEF), lid van de Board of Control (1979-1982) en diverse andere commissies, mede-oprichter van de European Water Pollution Control Association (EWPCA, nu EWA) in 1981 en lid van de Council and the Management Committee van 1981-1993, waarvan als penningmeester van 1981-1987 en als voorzitter van 1987-1990. Hieruit blijkt wel dat hij altijd veel affiniteit voelde met het internationale werk. Hij was ambassadeur van de NVA en heeft de internationale contacten een geweldige stimulans gegeven. Hij voelde feilloos aan dat de NVA-leden nog veel van collega’s uit het buitenland konden leren. Daarentegen wist hij ook dat in Nederland inmiddels zoveel ervaring is opgebouwd dat Nederland voor de buitenlanders interessant is. Het gevoel voor het internationale werk was één van de redenen om hem in 1991 te benoemen tot erelid van de NVA. “Door zijn open, vriendelijke persoonlijkheid wist hij mensen aan zich te binden en heeft hij overal ter wereld vrienden gemaakt: vrienden die niet alleen hem maar met hem de NVA een warm hart toedragen. Op een vriendelijke manier, maar soms ook ‘jeunende’ wijze zag hij steeds weer kans jongere collega’s uit te dagen om hun beste beentje voor te zetten voor de NVA. Hij heeft bij al zijn internationale contacten steeds anderen betrokken en zo voor continuïteit gezorgd”, was één van de overwegingen voor zijn erelidmaatschap. Hein was een uitstekende, charismatische ambassadeur en een (soms letterlijk) niet
V
Hein Ehrhardt
te volgen netwerker. Wie weleens met hem tijdens een buitenlands congres een receptie heeft bijgewoond, weet ervan mee te praten. In de korte tijd van de receptie maakte hij met iedereen een praatje of legde hij nieuwe contacten. Het resultaat was dat iedereen die markante en illustere figuur ‘of Friesland, the Netherlands’ kende. Het was voor jezelf een uitstekende manier om zeer snel veel mensen te leren kennen. In de jaren dat hij niet meer meeging naar bijvoorbeeld de WEFTEC’s, heb ik vele malen de vraag ‘How is Hein’ moeten beantwoorden. Tot hoge leeftijd heeft hij zich met niet-aflatende ijver en op inspirerende wijze ingezet als belangenvertegenwoordiger in Nederland en internationaal. Zijn inbreng was effectief en zijn persoonseigen en deskundige manier van optreden werd gewaardeerd. Onderdeel van zijn persoonlijke stijl en netwerken waren zijn nieuwjaarskaarten. Elk jaar weer een grote verrassing voor zijn netwerkgenoten in binnen- en buitenland. Elk jaar zagen vele honderden vrienden uit naar ‘waarmee Hein ons dit jaar weer tot nadenken over hem zou aanzetten’. Deze waardering vanuit de vakwereld kwam ook tot uitdrukking in de vele onderscheidingen die hij ontving: • in 1984 benoemd tot officier in de Orde van Oranje-Nassau • in 1991 het ere-lidmaatschap van de NVA • in 1994 het ere-lidmaatschap van de Water Environment Federation • in 1996 de Golden Medal for Merit in Environmental Protection and Water Management (Polen) • in 1999 de Richard S. Engelbrecht Award (WEF/USA). Zonder al te hoogmoedig te worden, werden deze bijzondere en hoge onderscheidingen door Hein met gepaste trots in ontvangst genomen. Ze kregen een plaatsje in de eregalerij bij hem thuis. Hein stond ook aan de wieg van het Nederlandse Chapter van de Select Society for Sanitary Sludge Shovelers op 20 maart 1994.
Els en ik hebben Hein pas beter leren kennen toen onze kinderen al ouder waren. Nu had Hein de gewoonte om bij de geboorte van een kind van familie of vrienden een beer te sturen. Een vroegere buurjongen heeft tijdens de afscheidsdienst zijn beer nog getoond en er over verteld. Hein beloofde onze kinderen dat als hij een geboortebericht zou ontvangen, hij voor een beer zou zorgen. Dat heeft hij geweten ook. Zelfs toen hij in de maand mei 2004 er vier (twee keer een tweeling) mocht opsturen, deed hij dit met veel genoegen. Ook zo’n mensenmens was Hein.
Een authentiek, markant, illuster en enthousiasmerend vakgenoot en vriend is ons onverwachts ontvallen. Ook voor ons onvoorstelbaar. De regelmatige contacten waren niet alleen van zakelijke aard. Zijn soms onverwachte en humoristische reacties, zijn belangstelling voor je persoonlijk wel en wee, je gezin en familie, zijn inspiratie; dit alles was kenmerkend voor Hein. We zullen allen onze Hein bijzonder missen. Onze vergaderingen zullen minder levendig worden. We wensen zijn familie en huisvriend veel sterkte en troost toe om dit zo onverwacht verlies van zo’n bijzonder familielid te dragen en te verwerken. Arie van der Vlies (namens Waternetwerk en de 5 S’en)
Colofon Waternetwerken Redactie Monique Bekkenutte Anne de Boer Martine Bruynooge Antal Giesbers Jaap van Peperstraten Contact Waternetwerk Monique Bekkenutte Postbus 70 2280 AB Rijswijk telefoon: (070) 414 47 78 fax: (070) 414 44 20 e-mail:
[email protected]
H2O / 7 - 2010
33
KWR: kennisinstituut voor de watercyclus Met een krachtige historie in drinkwateronderzoek en een open vizier naar de waterproblemen van nu en de toekomst, verbreedt KWR zijn activiteiten naar de hele watercyclus. Dit doen we voor diverse organisaties zoals waterbedrijven, waterschappen, gemeenten, bedrijfsleven, Provincies en Rijk. KWR helpt de watersector uitdagingen te signaleren en levert middelen en innovatieve strategieën om succesvolle oplossingen te realiseren.
Afvalwater en watercyclus Het team Watertechnologie van KWR richt zich op wetenschappelijk innovatief onderzoek, kennisintensieve adviesdiensten en het ontwikkelen van commerciële projecten in de waterketen. Het onderzoek is gericht op het creëren van synergievoordelen door een integrale beschouwing van de watercyclus op robuustheid en duurzaamheid. Het onderzoek doen wij in nauwe samenwerking met partners uit de publieke sector. Meer informatie: kijk op www.kwrwater.nl of bel 030 60 69 511.
Watercycle Research Institu te
platform
Jasper Griffioen, Deltares Perry de Louw, Deltares Caesar Orup, UNESCO-IHE Jan Willem Foppen, UNESCO-IHE
Variatie in achtergrondbelasting van fosfaat op oppervlaktewater in een polder Eutrofiëring vormt één van de belangrijkste problemen van het oppervlaktewater in Nederland. De voornaamste oorzaken van eutrofiëring zijn de hoge stikstof- en fosfaatbelasting. De fosfaat- en stikstofemissies door huishoudens en industrie naar het oppervlaktewater zijn inmiddels fors afgenomen. De belasting door landbouwactiviteiten is echter nog altijd aanzienlijk. Daarnaast is sprake van een substantiële achtergrondbelasting. Deze bestaat voornamelijk uit kwel van nutriëntrijk grondwater, dat vooral in de diepere polders en droogmakerijen van laag-Nederland een rol van betekenis speelt, en natuurlijke mineralisatie van veen en ander natuurlijk organisch materiaal, dat afhankelijk is van de aard en afbreekbaarheid van het materiaal. Kwelwater kan van nature een hoge concentratie aan fosfaat hebben, die boven de MTR-waarde van 0,15 mg P/l ligt.
R
egionale en landelijke studies1),2) besteden al geruime tijd aandacht aan diffuse achtergrondbelasting, waarbij verondersteld wordt dat sprake is van een uniforme belasting van het oppervlaktewatersysteem. Het is echter bekend dat kwel niet ruimtelijk uniform is. De kwelintensiteit in polders hangt sterk af van de doorlatend heid van de deklaag die op lokale schaal zeer variabel kan zijn door de aanwezigheid van zandbanen en wellen met kortstluitstroming tussen het eerste watervoerende pakket en het oppervlak3). De vraag doet zich vervolgens voor wat de invloed hiervan is op de fosfaatbelasting. Daarom is een veldstudie verricht naar de hydrogeologische en -geochemische controles op de achtergrondbelasting voor een diepe polder.
Veldstudie Een veldlocatie is gezocht waar sprake is van een stijghoogte voor het eerste water voerende pakket ruim boven polderpeil, met alleen zoet grondwater en een niet al te hoge fosfaatconcentratie in het eerste watervoerende pakket. De redenen hiervoor zijn dat sprake moet zijn van kwel, het voorkomen van zout grondwater naast zoet grondwater de uitgangssituatie niet duidelijk maakt én de extra verhoging in fosfaatconcentratie bij passage door de deklaag ook goed waarneembaar moet kunnen zijn. Gekozen is voor
enkele weilanden tussen Nieuwerkerk aan den IJssel en Moordrecht in de polder Zuidplas. Op deze locatie zijn enkele (grote) wellen aanwezig. Daarnaast is sprake van diffuse kwel vanuit de nabijgelegen Hollandse IJssel en de Krimpenerwaard, met een forse kweldruk van 0,5 meter boven maaiveld. De deklaag is acht meter dik en bestaat voor een groot deel uit veen en klei. Boringen zijn gezet en filters zijn geïnstalleerd in de deklaag en het eerste watervoerende pakket, met een onderlinge verticale afstand van 0,5 meter. Doorlatendheidsmetingen zijn verricht op de grondmonsters en de stijghoogten zijn herhaaldelijk waargenomen in het veld. De filters zijn in de winter van 2008-2009 twee keer bemonsterd en geanalyseerd op de complete anorganische watersamenstelling en voor een selectie monsters ook isotopen (tritium, koolstof-13 en koolstof-14). De verzadigingstoestand van het grondwater met betrekking tot carbonaten en fosfaten is berekend met het geochemisch reken programma PHREEQC. Van de deklaag en het eerste watervoerende pakket zijn grondmonsters genomen en geanalyseerd op geo-beschikbare metaal gehalten, organisch koolstof, organisch materiaal, totaal zwavel en kalk (met 0,43 M
HNO3-extractie, CS-analyser en thermogravimetrische analyse). Op de niet-veenmonsters is ook een korrelgrootte-analyse verricht en een XRF-analyse voor totaalgehalten metalen. Verder zijn de oplos- en neerslagreacties met fosfaatmineralen in het veld bestudeerd door zogeheten stubs te installeren in peilbuizen. Deze bestaan uit in hars gegoten korrels apatiet of vivianiet, dat vervolgens is gepolijst. De stubs kunnen direct onder een elektronenmicroscoop worden gelegd en bestudeerd op oplos- of neerslagreacties. Dit is gedaan omdat calcium- en ijzer-fosfaatmineralen zich vaak niet ideaal gedragen en het optreden van de reacties niet alleen is af te leiden op basis van wateranalyses.
Wellen als racebaan De grondwatersamenstelling in de deklaag bij de bestudeerde wel was nagenoeg identiek aan die van het eerste watervoerende pakket (afbeelding 1): de fosfaatconcentratie bedraagt 0,1-0,2 mg/l in het aquifer en 0,3-0,4 mg/l in de deklaag, terwijl chloor, alkaliniteit, calcium, sulfaat en DOC min of meer constant zijn, samen met het elektrisch geleidingsvermogen. IJzer neemt vanaf het aquifer naar het oppervlak af van 25 mg/l naar iets minder dan 10 mg/l en ammonium neemt toe van 15-20 mg/l naar 27 mg/l. Dit betekent voor fosfaat dat er H2O / 7 - 2010
35
Afb. 1: Diepteprofielen van elektrisch geleidingsvermogen en de PO4-concentratie van het grondwater in de deklaag en het eerste watervoerende pakket bij een wel en buiten een wel in de Zuidplaspolder nabij Nieuwerkerk aan den IJssel.
weliswaar een concentratietoename is, maar deze absoluut gezien gering is tijdens de snelle passage door de deklaag bij een wel. Dit is in lijn met de verwachtingen, aangezien de meeste reacties kinetisch zijn gecontroleerd op een tijdstermijn van weken tot jaren en de reistijd in wellen in de orde grootte van uren is3). Het grondwater in de deklaag was onderverzadigd voor vivianiet en hydroxyapatiet, wat betekent dat fosfaat ook niet was gelimiteerd door de oplosbaarheid van ijzer(II)- en calciumfosfaten. De vivianiet-stub die was geïnstalleerd op 4,7 meter diepte, liet onder de elektronenmicroscoop oplosscheuren en gaatjes zien, wat aangeeft dat vivianiet, indien aanwezig, op deze diepte oplost. De apatietstub op drie meter diepte liet enkele oplosscheurtjes zien. Opvallend is dat ammonium, in tegenstelling tot andere componenten, naar boven toe wezenlijk toeneemt. Naast mineralisatie met ammoni ficatie is mogelijk sprake van kationuitwisseling of enige menging met grondwater buiten de welbaan. Opvallend was de δ13C-waarde van +5,0 procent voor opgelost carbonaat (TIC) over het hele diepteprofiel tot in het aquifer, die duidt op paleoproductie van methaan in het grondwater.
Regenwater en oud grondwater Nitraat was algemeen afwezig in het grondwater, wat aangeeft dat het grondwater altijd anoxisch is. Buiten de wellen waren twee watertypen te herkennen op basis van met name de isotoopsamenstelling en concentraties kalium, calcium, ammonium, sulfaat en DOC (afbeelding 1 en 2). In de eerste drie meter van de deklaag zit jong, tritiumhoudend grondwater waarvoor de concentraties fosfaat en ammonium en de alkaliniteit toenemen met de diepte van respectievelijk 3,4 tot 5,5 mg/l, 3,5 tot 30 mg/l en 396 tot ruim 546 mg/l. De concentraties sulfaat en calcium nemen daarentegen af, van respectievelijk 300 naar 21 mg/l en 225 naar 93 mg/l. Dit is regenwater dat ter
36
H2O / 7 - 2010
plekke infiltreert en naar de sloten stroomt. De hoge concentraties sulfaat in het bovenste grondwater worden waarschijnlijk veroorzaakt door pyrietoxidatie met zuurstof onder onverzadigde condities. Naarmate het regenwater verder infiltreert, treedt vervolgens onder zuurstofloze omstandigheden sulfaatreductie en veenafbraak op. De waarnemingen aan de vivianietstubs gaven aan dat hier pyriet vorming plaatsvindt in oplosscheuren van vivianiet (zie foto’s). Het algemeen
voorkomen van pyriet in de grondmonsters bevestigt verder sulfaatreducerende omstandigheden. De δ13C-waarde van TIC was -10,1 procent, wat methanogenese uitsluit. De concentratietoename van fosfaat bedraagt enkele milligrammen per liter, waarbij ook sprake is van een hoge uitgangssituatie van 3,4 mg/l op één meter beneden maaiveld. De ijzerconcentratie is hier meestal minder dan 0,5 mg/l in de eerste drie meter grondwater. Dit betekent dat voor dit grondwater weinig immobilisatie van fosfaat
Afb. 2: Grondwaterconcentraties van enkele stoffen in de deklaag buiten de wellen in de Zuidplaspolder nabij Nieuwerkerk aan den IJssel.
platform
Elektronenmicroscoopopname van een ijzer-fosfaatkorrel (vivianiet), die drie maanden op twee meter onder maaiveld heeft gezeten en gereageerd heeft met het aanwezige grondwater (links) en plot van elementair zwavel (rechts) die de vorming van ijzersulfides in oplosscheurtjes aangeeft.
kan optreden aan ijzeroxides tijdens het uittreden in de sloot. De fosfaatconcentraties liggen ruim boven de GEP-werknorm4) van 0,22 mg totaal-P/l voor gebufferde sloten op minerale bodem (type M1) of laagveensloten (type M8). De achtergrondbelasting is dus potentieel hoog. In het onderste deel van de deklaag van drie tot acht meter beneden maaiveld bevindt zich tritiumvrij grondwater. Bijzonder was dat twee grondwatermonsters uit het eerste watervoerende pakket direct onder de deklaag met 4,8 en 5,5 T.U. tritiumhoudend waren en dus een component bevatten van grondwater geïnfiltreerd na 1950. De grondwatersamenstelling in dit onderste deel was anders dan de twee andere grondwatertypen: voor sommige componenten was gelijkenis met het diepst geïnfiltreerde regenwater (ijzer, natrium en ammonium) (zie afbeelding 2) en voor andere componenten met het aquifertype (sulfaat en mangaan). Calcium, alkaliniteit en DOC weken af van beide typen. De fosfaatconcentratie was hoog met 3 tot 4 mg/l. De δ13C-waarde van TIC lag rond de -2,0 procent,
wat een aanwijzing is voor methaanproductie. Dit grondwater lijkt paleogrondwater te zijn en helaas geven de 14C-dateringen hierover geen direct uitsluitsel.
Stroming door de deklaag Met Modflow en Modpath zijn de stroombanen en reistijden van het geïnfiltreerde regenwater en het kwelwater gesimuleerd (zie afbeelding 3). De deklaag is geschematiseerd door 16 modellagen van 0,5 meter dikte, waarbij de gemeten doorlatendheden per laag zijn ingevoerd. Aan de onderkant van de deklaag is de gemeten stijghoogte van 0,5 meter boven maaiveld ingevoerd. Het perceel is niet gedraineerd en heeft een gemiddelde slootafstand van 40 meter. De gemeten doorlatendheden leiden tot een hydraulische weerstand van de deklaag van ongeveer 11.000 dagen. De modelresultaten laten zien dat het regenwater niet verder infiltreert dan 2,5 meter onder maaiveld. Op deze diepte bevindt zich volgens het model het grensvlak tussen het regionale kwelwater en het lokaal geïnfiltreerde regenwater. Dit is conform de gemeten watertypes waarbij het tritiumrijke,
Afb. 3: Gemodelleerde stroombanen en reistijden door de deklaag van infiltrerend regenwater en grondwater uit het eerste watervoerende pakket in de situatie zonder wellen.
recent geïnfiltreerde water tot op ongeveer drie meter diepte wordt aangetroffen. De berekende verblijfstijden van het geïnfiltreerde regenwater bedragen maximaal twaalf jaar. Het kwelwater dat vanuit het eerste watervoerende pakket de deklaag instroomt, doet er volgens de berekeningen ongeveer 80 jaar over om het oppervlaktewater te bereiken. De grondwaterkwaliteit in de deklaag op drie tot 7,5 meter diepte verschilt echter sterk met die van het eerste watervoerende pakket. Waarschijnlijk hebben we te maken met twee verschillende watertypen met verschillende oorsprong. Daarmee lijkt de berekende reistijd van 80 jaar te kort. De Zuidplas is immers in 1839 drooggelegd, waardoor sindsdien de deklaag twee maal zou zijn doorspoeld met kwelwater uit het eerste watervoerende pakket. Door de doorlatendheid van de onderste vijf meter van de deklaag, het slechtst doorlatende deel, drie maal zo klein te maken, worden reistijden van ruim 200 jaar berekend (zie afbeelding 3). Zo’n verlaging is acceptabel aangezien overschatting van de doorlatendheid van slechtdoor latende monsters snel optreedt bij meting in het laboratorium door bijvoorbeeld kortsluitstroming langs de wand. De totale weerstand van deklaag komt daarmee op 36.000 dagen. Deze reistijden passen beter bij het min of meer stagnante grondwater in de deklaag. Dit grondwater is voor drooglegging geïnfiltreerd en stroomt sindsdien heel langzaam naar boven onder de heersende hydraulische gradiënt.
Herkomst fosfaat in het grondwater Uit de resultaten blijkt dat de achtergrond belasting in polders inderdaad twee wezenlijke ondergrondse bronnen kent: kwel uit het eerste watervoerende pakket en mineralisatie in de deklaag. De fosfaatconcentratie in de Formatie van Kreftenheije, die in grote delen van Noord- en Zuid-Holland als watervoerend pakket direct onder de deklaag ligt, varieert grotendeels tussen 0,8 en 8 mg/l met een gemiddelde van 4,86 mg/l5). De fosfaatconcentratie van kwelwater varieert dus regionaal sterk. Als H2O / 7 - 2010
37
het kwelwater fosfaatrijk is, zal de fosfaat belasting via wellen navenant hoog zijn. De fosfaatconcentratie in de Holocene deklaag van Noord- en Zuid-Holland is met een gemiddelde van 9,43 mg/l twee keer zo hoog als voor de Formatie van Kreftenheije, en varieert grotendeels tussen 1,3 en 16 mg/l (zie tabel). De deklaag is dus door mineralisatie van natuurlijk organisch materiaal een algemene bron van fosfaat. Hierbij is het niet noodzakelijkerwijs het veen dat altijd de bron van fosfaat is. De Holocene mariene afzettingen, zoals die in de kustprovincies voorkomen, kunnen ook organisch materiaal bevatten en een belangrijke bron van fosfaat vormen. Dit valt nader te illustreren aan de hand van de grondwatersamenstelling in Holoceen Nederland, waarbij opgemerkt wordt dat de duinen buiten de gehanteerde geotopgebieden Holland en Zeeland liggen.
het opgeloste ijzer op waardoor ijzeroxides worden gevormd; kooldioxide-ontgassing kan neerslag van calciumcarbonaten en -fosfaten tot gevolg hebben. Beide processen kunnen binding van in grondwater opgelost fosfaat aan de waterbodem tot gevolg hebben6). De concentratie opgelost fosfaat in grondwaterkwel neemt dan af en daarmee samenhangend de feitelijke fosfaatbelasting van het oppervlaktewater. In de landelijke modelbeschouwingen gaat men voorbij aan de kwaliteitsverandering die het grondwater ondergaat als gevolg van hydrochemische processen die optreden tijdens uittreden van kwel in sloten of drains. De interactie van fosfaat met calcium en ijzer wordt niet meegenomen in de modelleringen. Deze vereenvoudigde benadering leidt tot overschatting van de achtergrondbelasting van oppervlaktewater met fosfaat.
De fosfaatconcentraties van het grondwater in de Holocene deklaag van het rivieren gebied zijn wezenlijk lager dan die voor Zeeland, Holland en de Fries-Groninger kustzone. Dit is opvallend, omdat vaak verondersteld wordt dat het veen de bron is van de nutriënten en veel voorkomt in de deklaag in het rivierengebied. Het is daarom interessant om naar de concentraties in de mariene Eem Formatie kijken. Deze formatie is afgezet tussen de laatste en één-na-laatste ijstijd en kent ook hoge fosfaatconcentraties en vooral hoge ammoniumconcentraties. Het is niet logisch de hoge nutriëntconcentraties in deze mariene formatie toe te schrijven aan mineralisatie van veen; mineralisatie van sedimentair organisch materiaal in deze mariene afzettingen is een waarschijnlijkere bron. Zonder de exacte hydrogeologische situatie te ontrafelen, is het echter niet mogelijk te herleiden waar de productie van de in grondwater opgeloste nutriënten heeft plaatsgehad en wat het resultaat is van grondwatertransport. De hoge concentraties zijn niet gerelateerd aan het voorkomen van zout versus zoet grondwater, zoals ook vaak verondersteld wordt.
Verdere verwerking inzichten
Fosfaatvastlegging tijdens uittreden Het uittreden van kwel in sloten of drains gaat meestal gepaard met beluchting van het grondwater en ontgassing van kooldioxide, waardoor kwaliteitsveranderingen geïnduceerd worden. Beluchting van het anaërobe grondwater roept oxydatie van
Willems et al.7) en Van Boekel et al.2) concludeerden op basis van een plausibiliteitstoets op hun modelresultaten met het nutriëntenemissiemodel STONE dat op landelijke schaal grote onzekerheid bestaat over het gedrag van fosfaat in veen- en kleigebieden. De fosfaat-achtergrondbelasting van het oppervlaktewater bedraagt potentieel tientallen procenten, zonder dat rekening gehouden wordt met verschillen in retentie van fosfaat bij het uittreden van (oxisch) landbouwwater via drains en kwel van anaeroob grondwater in sloten of drains. Deze studie geeft aan dat de achtergrondbelasting in polders niet uniform is op regionale schaal en gecontroleerd wordt door de lokale hydrogeologische en bodemchemische situatie. Verwerking van deze inzichten is nodig om betrouwbare stoffenbalansen voor fosfaat op te kunnen stellen voor het landelijk gebied en vervolgens hieruit passende maatregelen te halen. NOTEN 1) Griffioen J., P. de Louw, H. Boogaard en R. Hendriks (2002). De achtergrondbelasting van het oppervlaktewatersysteem met N, P en Cl, en enkele ecohydrologische parameters in West-Nederland. TNO-NITG en Alterra. Rapport NITG 02-166-A. 2) Van Boekel E., L. Renaud, F. van der Bolt en P. Groenendijk (2008). Bronnen van nutriënten in het landelijk gebied. Analyse van de bijdrage van landbouw aan oppervlaktewaterkwaliteit met STONE 2.3 resultaten. Alterra. Rapport 1816.
Enkele statistieken omtrent de regionale variatie in de PO4-concentratie (in mg/l) van het grondwater binnen drie geologische afzettingen in Holoceen Nederland5).
geotopgebied
38
geologische afzetting gemiddelde mediaan
17,5 percentiel
82,5 percentiel
Holland Holoceen riviergebied Holoceen Zeeland Holoceen Fries-Groninger kustzone Holoceen
9,4 1,9 8,7 6,9
6,2 0,6 4,8 2,6
1,3 0,2 1,8 0,5
16 4,2 11,3 6,7
Holland Kreftenheije rivierengebied Kreftenheije Zeeland Eem Fries-Groninger kustzone Eem
4,9 1,1 3,2 5,9
18,9 0,6 3,1 1,2
0,8 0,1 1,3 0,09
8,0 2,1 4,8 10,6
H2O / 7 - 2010
3) De Louw P. (2007). Brakke kwel in diepe polders. In: Verzilting in Nederland. Nederlandse Hydrologische Vereniging - special 7, pag. 55-70. 4) Evers C., A. van den Broek, R. Buskens, A. van Leerdam en R. Knoben (2007). Omschrijving van MEP en maatlatten voor sloten en kanalen voor de Kaderrichtlijn Water. STOWA. Rapport 2007-32b. 5) Vermooten S., L. Maring, M. van Vliet en J. Griffioen (2006). Landsdekkende, geologische karakterisering van de regionale grondwatersamenstelling in de geotop van Nederland. Datarapport. TNO Bouw en Ondergrond. Rapport 2006-U-R0171/A. 6) Griffioen J. (2006). Extent of immobilization of phosphate during aeration of nutrient-rich, anoxic groundwater. J. Hydrol. 320, pag. 359-369. 7) Willems W., A. Beusen, L. Renaud, H. Luesink, J. Conijn, G. van den Born, J. Kroes, P. Groenendijk, O. Schoumans en H. van der Weerd (2007). Verkenning milieugevolgen van het nieuwe mestbeleid. Achtergrondrapport Evaluatie Meststoffenwet 2007. Milieu- en Natuurplanbureau, Wageningen Universiteit en RIZA. Rapport 500124002.
platform
Marcel Boerefijn, Tauw Frank van Pruissen, Provincie Utrecht Joost Heijkers, Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden
Detail kartering grondwater dynamiek TOP-gebieden Kolland en Overlangbroek ‘Kolland en Overlangbroek verdroogd? Het is hier vaak heel nat’. Dat was een veel gehoorde reactie van agrariërs toen de Provincie Utrecht en Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden hun plannen bekend maakten voor het bestrijden van de verdroging in de TOP-gebieden Kolland en Overlangbroek. Om inzicht te krijgen in het actuele grondwaterregime heeft Tauw in opdracht van de provincie gedetailleerde kaarten opgesteld van de gemiddeld laagste en hoogste grondwaterstand en de gemiddelde grondwaterstand in het voorjaar1). Gerichte opnames van de freatische grondwaterstand zijn daarbij gecombineerd met modeluitkomsten. De resultaten konden rekenen op een groot draagvlak in de streek. Ten eerste omdat ze goed aansloten bij het beeld van de omwonenden. Ten tweede omdat de belanghebbenden veel waarde hechten aan in het veld uitgevoerde metingen. In dit artikel beschrijven we de gevolgde werkwijze en de belangrijkste resultaten.
K
olland en Overlangbroek liggen in het Langbroekerweteringgebied in de provincie Utrecht. Het zijn voedselrijke kleigronden begroeid met essenhakhoutbosjes. Dit essenhakhout vormt een in Europees opzicht uitermate zeldzaam bostype met een grote rijkdom aan paddenstoelen, epifytische mossen en korstmossen. Beide gebieden zijn dan ook aangewezen als Natura 2000- en TOP-gebied. Dit zijn gebieden die prioriteit krijgen in de aanpak van de verdroging. Het totale oppervlakte van de twee gebieden is 179 hectare.
Waarom gerichte opnames van de freatische grondwaterstand? Voor de verdrogingbestrijding is het gewenst ruimtelijk inzicht te hebben in de gemiddeld laagste grondwaterstand (GLG) en de gemiddelde grondwaterstand in het voorjaar (GVG). In de omgeving van Kolland en Overlangbroek zijn slechts enkele peilfilters aanwezig. Deze bleken over het algemeen een te korte meetreeks te hebben en/of een te diep filter. Bij het begin van het onderzoekstraject zijn dan ook tien extra peilbuizen geplaatst met een ondiep én een diep filter. Ook dit aantal peilbuizen is echter onvoldoende voor een gedetailleerd inzicht in de ruimtelijke verdeling van de grondwaterdynamiek. Zeker ook omdat deze
peilbuizen om praktische redenen niet zijn geplaatst in de agrarische percelen tussen en rondom de hakhoutbosjes. In aanvulling hierop zijn daarom gerichte opnames gedaan aan de freatische grondwaterstand in boorgaten. Deze aanpak is geïnspireerd op de werkwijze van Alterra bij de zogeheten GD-karteringen. De gerichte opnames zijn uitgevoerd op 247 locaties in de twee natuurgebieden én in de tussenliggende- en omliggende agrarische percelen.
Gerichte opnames Bij een gerichte opname wordt éénmalig de freatische grondwaterstand gemeten in een open boorgat. De boringen zijn uitgevoerd tot circa tien centimeter onder de grondwaterstand. Na het boren is de locatie ingemeten met GPS en het boorgat afgedekt met een houten plaatje. Dit afdekplaatje voorkomt verwonding van eventueel rondlopend vee en toestroming van neerslagwater. De meting van de grondwaterstand vindt namelijk plaats minimaal 24 uur na het boren van het boorgat. In deze rustperiode kan de grondwaterstand weer een evenwichtstoestand bereiken. In Kolland en Overlangbroek zijn in februari 2008 in vier dagen tijd 247 boringen uitgevoerd. Het betrof een rastervormig meetnet met een onderlinge afstand tussen de boorgaten van gemiddeld 100 meter. De vijfde dag is in de
boorgaten de grondwaterstand bepaald ten opzichte van het maaiveld. Zo hoopten we inzicht te krijgen in de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG). In augustus 2008 is bovenstaande procedure herhaald om inzicht te krijgen in de GLG. Hierbij zijn op alle 247 locaties opnieuw gaten geboord en grondwaterstanden bepaald. Voor een betrouwbare GxG-schatting is het van belang dat de grondwaterstand tijdens de winter- en zomermetingen zo goed mogelijk overeenkomt met respectievelijk de GHG en GLG zoals die zou worden bepaald op basis van een lange tijdreeks. Voor Kolland en Overlangbroek is de meetperiode in de winter bepaald door dagelijkse analyse van neerslagsommen (sinds 1 oktober 2007), neerslagverwachting en actuele grondwaterstanden. Voor het bepalen van de meetperiode in de zomer is naast de actuele grondwaterstanden tevens gebruik gemaakt van het doorlopende neerslagtekort.
Van gerichte opname naar GxG Het is praktisch vrijwel onmogelijk om de metingen uit te voeren op het moment dat de grondwaterstand exact overeenkomt met de GLG of GHG, omdat de GLG en GHG statistieken zijn en geen concrete grondwaterstanden op een bepaalde datum. Daarnaast is men afhankelijk van de beschikbaarheid van een boorploeg. De H2O / 7 - 2010
39
Afb. 1: De ligging van Overlangbroek en Kolland.
methode om te komen van gerichte opname naar GxG-schatting speelt dan ook een belangrijk rol. De gangbare aanpak is gebaseerd op stambuisregressie2). Hiervoor bleken echter onvoldoende geschikte stambuizen beschikbaar te zijn. De gerichte metingen zijn daarom vertaald naar GxG’s door aanvullend gebruik te maken van het hydrologische modelinstrumentarium HYDROMEDAH (zie kader). Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden heeft dit instrument laten ontwikkelen samen met de Provincie Utrecht en in nauwe samenwerking met Vitens. Voor Overlangbroek bleek uit een vergelijking van de 247 gerichte opnames met de berekening op die dag en locatie dat de gemeten en berekende grondwaterstanden goed overeenkomen. Daarom is ervoor gekozen om voor dit gebied de met het model berekende GxG’s te gebruiken. De gerichte metingen hebben voor Overlangbroek dus geleid tot een extra validatieslag van het HDSR-Oost SIMGRO6-model. Bij Kolland bleken grotere verschillen te bestaan tussen de gemeten en berekende grondwaterstand. Uit een nadere analyse kwam naar voren dat in de destijds beschikbare versie van het model de Lek-Nederrijn nog niet adequaat in de model was opgenomen. Voor Kolland zijn de GxG’s daarom gebaseerd op de gerichte metingen. Hierbij heeft een correctie plaatsgehad voor het feit dat de metingen in de winter zijn uitgevoerd op een moment dat de feitelijke grondwaterstand lager was dan de GHG.
40
H2O / 7 - 2010
Voor het schatten van de GLG uit de gerichte zomermetingen bleek een dergelijke correctieslag niet nodig. Uit nadere analyses bleek namelijk dat de zomermetingen waren uitgevoerd op een moment dat de grondwaterstand vrijwel overeenkwam met de GLG. De GVG is vervolgens bepaald op basis van GHG en GLG, gebruikmakende van de standaard regressievergelijking.
zijn om de daling van de grondwaterstand in de zomer te voorkomen, wordt nader onderzocht in een studie waarbij men waterkwantiteit en -kwaliteit in samenhang bekijkt. In de tussentijd gaan de partijen het beheer van het essenhakhout verbeteren. Dit is naar verwachting de belangrijkste factor om de kwaliteit van dit Natura 2000-gebied te verhogen en veilig te stellen.
Inhoudelijke en procesmatige meerwaarde Voor Overlangbroek hebben de gerichte metingen geleid tot een onderbouwd inzicht in de betrouwbaarheid van de met het model berekende GxG. Voor Kolland hebben de gerichte metingen geleid tot gedetailleerde GxG-kaarten én tot een verbetering van het destijds gehanteerde modelinstrument. De metingen bleken naast deze inhoudelijke meerwaarde ook een grote procesmatige meerwaarde te hebben. Het zichtbaar in het veld uitvoeren van metingen heeft geleid tot veel draagvlak voor de uiteindelijk gepresenteerde GxG-kaarten. De verdrogingsbestrijding is hiermee duidelijk een stap verder gekomen. Gebleken is dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand en de gemiddelde grondwaterstand in het voorjaar in Kolland plaatselijk te hoog is (te nat). Dat hadden de bewoners dus goed gezien. Maar in de zomer zakt de grondwaterstand in Kolland én in Overlangbroek plaatselijk ook te ver weg. Op de te natte plaatsen worden binnenkort de greppels geschoond. Of maatregelen nodig
HYDROMEDAH is primair een cluster van gebiedsspecifieke modellen, waarbij de essentie wordt gevormd door twee SIMGRO6-modellen (HDSR-Oost & HDSR-West), waarmee niet-stationair aan alle relevante hydrologische toestandsvariabelen kan worden gerekend. In deze studie is het HDSR-Oostmodel ingezet. HYDROMEDAH bestaat verder uit een hydrologische databank (waarmee modelparametrisaties kunnen worden aangemaakt met betrekking tot AlterrAqua2 en iMOD), gekoppelde rekenkernen en een SOBEK-CF-model van het westelijke boezemsysteem. Instrumenten voor de opslag van modeluitkomst, alsmede de omvorming naar concrete informatie in de vorm van grafieken, tabellen en kaartbeelden, maken ook deel uit van HYDROMEDAH. Zie voor een beschrijving van het grondwatermodel Borren e.a.3).
platform
Afb. 2: De gemiddelde grondwaterstand in het voorjaar in Kolland.
Tauw onderzoekt momenteel de mogelijkheden van gerichte opnames in stedelijk gebied in relatie tot grondwateroverlast (GHG) en paalrot (GLG). LITERATUUR 1) Tauw (2009). Kolland en Overlangbroek, opstellen GxG-kaarten op basis van gerichte opnames en modeluitkomsten. 2) Hoogland T., P. Finke en F. de Vries (2003). Actualisatie grondwatertrappenkaart Waterschap Rijn en IJssel. Alterra. Rapport 126. 3) Borren W., W. Berendrecht, J. Heijkers, J. Snepvangers en A. Veldhuizen (2009). Ontwikkeling HDSR hydrologisch modelinstrumentarium HYDROMEDAH. Deelrapport 1: Beschrijving MODFLOW-model. Deltares.
H2O / 7 - 2010
41
Eric van Dijk, Nelen & Schuurmans Rutger van Hogezand, Nelen & Schuurmans Klaas-Jan Douben, Waterschap Brabantse Delta
Betrouwbare inundatiebeelden door gebruik van neerslagradar Het gebruik van neerslagradarbeelden voor hydrodynamische modellering is in Nederland nog niet wijdverbreid toegepast, met name vanwege de onzekerheid over de nauwkeurigheid van deze data. Om een inschatting te kunnen maken of het gebruik bij modellering van stroomgebieden meerwaarde biedt, zijn berekende waterstanden en het bijbehorende inundatiebeeld in in het studiegebied Hoevens Beemden in het westen van Noord-Brabant vergeleken met simulaties op basis van vaste neerslagstations. Bij terugkoppeling van de resultaten met gebiedskenners bleek het berekende inundatiepatroon op basis van neerslagradarbeelden goed overeen te komen met de werkelijkheid. Daarnaast bleek dat zowel de hoogte van de piekwaterstanden als het moment van optreden sterk wordt beïnvloed door de keuze voor de neerslaggegevens. De verschillen in het inundatiebeeld zijn groot, vooral bovenstrooms van de gemalen in de lagere delen van de (peilbeheerde) stroomgebieden. Juist deze gebieden zijn kwetsbaar voor wateroverlast. Het gebruik van adequate neerslaggegevens is daarom essentieel om een goed inzicht te krijgen in het tijdstip en de omvang van de inundatie.
H
et gedrag van hydrologische systemen wordt in belangrijke mate bepaald door de ruimtelijke en temporele variatie in neerslag. Een veelbelovende methode om de (ruimtelijke) neerslagvariatie te kwantificeren, is het gebruik van radargegevens. Neerslag wordt tot nu toe meestal voor een bepaalde afwateringseenheid als uniform en gebiedsdekkend verondersteld. Hoewel het algemene gedrag van een stroomgebied vaak wel voorspeld kan worden door gebruik te maken van ruimtelijk uniforme neerslag1) is het in acht nemen van de ruimtelijke verdeling van neerslag noodzakelijk bij extreme (lokale) neerslaggebeurtenissen. Deze vertonen een grotere variabiliteit, die vaak leidt tot extremere afvoeren en waterstanden2),3). Daarnaast kan het gebruik van slechts één neerslagstation leiden tot misleidende resultaten bij de kalibratie en validatie van het model4), zeker als slechts gebruik wordt gemaakt van een beperkt aantal meetpunten voor de waterstanden. In voorliggende studie is onderzocht of het gebruik van een ruimtelijke verdeling van neerslag significante meerwaarde biedt bij de hydrologische modellering van stroomgebieden. Het studiegebied de Hoevense Beemden ligt ten noorden van Roosendaal en heeft een totaaloppervlak van circa 6.440 hectare. Het
42
H2O / 7 - 2010
Afb. 1: Onderverdeling van het studiegebied in stroomgebieden, neerslagtotalen per stroomgebied tussen 3 en 6 juli 2007 en de locatie van de neerslagstations in het hydrodynamisch rekenmodel.
platform bestaat voornamelijk uit grasland en akkerbouw. Er liggen enkele bebouwde kernen, waaronder Oudenbosch, Oud-Gastel en Hoeven, die circa tien procent van het gebied in beslag nemen. Het studiegebied is opgedeeld in vier stroomgebieden, met verschillende afwateringseenheden. De stroomgebieden worden afzonderlijk bemalen door één gemaal (zie afbeelding 1), die allen op de Mark ten noorden van het studiegebied afwateren. De bovenstroomse hellende delen van de stroomgebieden zijn vrij afwaterend. Hier worden de waterstanden gereguleerd met stuwen. In het gebied is de afgelopen jaren een aantal keren sprake van wateroverlast geweest in zowel de bebouwde kom (Oudenbosch, Oud-Gastel, Hoeven) als op het platteland. Vooral in juli 2007 traden substantiële inundaties op. Het waterschap en de gemeente hebben daarom het voornemen op korte en lange termijn maatregelen te treffen om toekomstige inundaties zoveel mogelijk te voorkomen. Om het effect van deze maatregelen in te schatten, zijn inundatieberekeningen uitgevoerd.
Afb. 2: Vergelijking van 3-uurs neerslagtotalen van de neerslagstations Seppe en Zevenbergen met de 3-uurs neerslagtotalen van de neerslagradar voor de bebouwde kernen van Oud-Gastel en Stampersgat (beide in stroomgebied Heerjansland). Afb. 3: Verloop van de berekende waterstand bij gemaal Heerjansland in juli 2007 voor de verschillende neerslagscenario’s.
Om de inundatiebeelden in het studiegebied te bepalen, is een gecombineerd neerslagafvoer-, waterlopen- en overstromingsmodel vervaardigd in Sobek-RR-CF-OF. Hierdoor kan zowel het neerslag-afvoerproces als de stroming in de waterlopen en de stroming over het maaiveld in beeld worden gebracht. Voor het neerslag-afvoermodel is aan elke afwateringseenheid een set parameters toegewezen op basis van de Algemene Hoogtekaart Nederland (AHN), het Landelijk Grondgebruiksbestand Nederland (LGN5) en de bodemkaart. Daarnaast zijn de gerioleerde gebieden als aparte knopen in het model opgenomen. Voor het waterlopenmodel zijn de legger-, secundaire en tertiaire waterlopen gebruikt met bijbehorende kunstwerken uit het beheerregister van het waterschap. Het tweedimensionale overstromingsmodel is gebaseerd op de AHN (maaiveldhoogte) en de LGN5 (weerstand oppervlak).
Meteorologische gegevens De neerslag in het studiegebied is afgeleid van radarbeelden van het KNMI met een ruimtelijke resolutie van één bij één kilometer en een temporele resolutie van drie uur op 3, 4, 5 en 6 juli 2007. De gemiddelde neerslag per afwateringseenheid is bepaald op basis van deze radarbeelden. Daarnaast is gebruik gemaakt van de neerslagstations in Zevenbergen en Seppe, die in beheer zijn bij Waterschap Brabantse Delta. Deze stations liggen respectievelijk ten noorden en zuiden van het studiegebied en registreren de neerslagwaarden per kwartier. Uit oogpunt van consistentie zijn deze meetwaarden opgeschaald naar een tijdschaal van drie uur. Voor de daggemiddelde verdamping zijn metingen van KNMI-station Gilze-Rijen gebruikt. Afbeelding 1 geeft ook een indruk van de ruimtelijke variatie van de geanalyseerde neerslaggebeurtenissen door voor de drie neerslagmetingen de totale neerslagsom per stroomgebied weer te geven tijdens de
gesimuleerde periode. Op basis van de neerslagradar kan worden geconcludeerd dat aan de zuidwestelijke zijde van het studiegebied meer neerslag is gevallen dan aan de oostzijde. Tevens is tijdens de gesimuleerde periode bij neerslagstation Seppe veruit de meeste neerslag gevallen. Zoals bekend uit diverse studies1),2),3),5) kan het temporele verloop van de neerslag sterk verschillen op diverse locaties binnen een beperkte afstand van elkaar. Dit blijkt ook uit afbeelding 2. Hierin is als voorbeeld voor de gesimuleerde periode het 3-uurs neerslagtotaal weergegeven in de bebouwde kernen van Oud-Gastel en Stampersgat (beide in het stroomgebied Heerjansland), gebaseerd op radargegevens en de 3-uurs neerslagtotalen van de vaste stations Seppe en Zevenbergen. Zo blijkt voor Oud-Gastel en Seppe de piek in de neerslag op 4 juli rond 8.00 uur te liggen en voor Stampersgat rond 11:00 uur. Voor Zevenbergen is een piek op 5 juli rond 5.00 uur waargenomen. De intensiteit van de
neerslag in de bebouwde kern van Oud-Gastel en in Seppe blijkt gedurende de gesimuleerde periode steeds goed overeen te komen. De intensiteit van de neerslag in Stampersgat en Zevenbergen wijkt op een aantal momenten echter sterk af. Vooral de vergelijking tussen Oud-Gastel en Stampersgat laat zien dat op relatief korte afstanden de piekintensiteit en het verloop van de intensiteit sterk kunnen verschillen.
Effecten op het watersysteem Afbeelding 3 laat het verloop van de berekende waterstanden bij gemaal Heerjansland zien op basis van de drie verschillende neerslagmetingen. Uit het verloop blijkt dat het model zeer gevoelig is voor de keuze van het neerslagstation en dat de onzekerheid in de voorspelling van de waterstanden bij het gebruik van een vast neerslagstation kan oplopen tot 0,5 meter. Naast de hoogte van de piekwaterstanden wordt ook het moment van optreden sterk beïnvloed door het gebruikte neerslagH2O / 7 - 2010
43
Afb. 4: Inundatiebeelden bij gebruik van verschillende neerslagdata (links radarbeelden, midden neerslag Zevenbergen, rechts neerslag Seppe).
station. De grafiek geeft tevens het gemeten verloop van de waterstand weer. Bij gebruik van de radarneerslag blijkt het model de maximale gemeten waterstand het best te voorspellen. Opvallend is dat de gemeten maximale 3-uurs neerslagintensiteit in Seppe slechts één millimeter hoger is dan de radarmeting in Oud-Gastel, maar dat de berekende piekwaterstand circa 0,5 meter hoger ligt. Dit verschil wordt mede veroorzaakt door de eerder genoemde ruimtelijke variatie van de neerslag binnen het stroomgebied Heerjansland. Uit een analyse van de neerslagradardata bleek de maximale 3-uurse intensiteit binnen dit stroomgebied te variëren van 8,6 tot 30,8 millimeter met een gemiddelde van 21,7 millimeter. Het in beschouwing nemen van de ruimtelijke neerslagspreiding binnen hydrologische eenheden van deze omvang (2.100 ha) is dus wenselijk. Gebruik van de neerslagdata van Seppe zou in dit geval leiden tot een overschatting van de voorspelde waterstand. Uit afbeelding 3 blijkt tevens dat de maximale neerslag in Zevenbergen een dag later viel dan in Seppe en de radarmeting in Oud-Gastel en Stampersgat, wat leidt tot een sterk afwijkende voorspelling van het moment van optreden van de maximale waterstand. Het verschil in de berekende maximale waterstand tussen de neerslagradardata en de neerslagmeting van Zevenbergen bedraagt echter slechts enkele centimeters, terwijl de gemeten maximale 3-uurs neerslagintensiteit voor de radardata negen millimeter hoger is dan in Zevenbergen. Doordat de maximale neerslag in Zevenbergen echter op een moment viel dat de bodem verzadigd was, zouden bij gebruik van deze neerslagreeks nagenoeg even grote waterstandstijgingen berekend worden.
Inundatiebeelden Het effect van het gebruik van de drie verschillende typen neerslagmetingen op het inundatiepatroon is inzichtelijk gemaakt met het tweedimensionale overstromingsmodel (zie afbeelding 4). Bij terugkoppeling van de resultaten met gebiedskenners bleek het berekende inundatiepatroon op basis van neerslagradarbeelden goed overeen te komen met de werkelijkheid. Als de inundatiebeelden met elkaar vergeleken worden, valt het volgende op:
44
H2O / 7 - 2010
De omvang van de inundaties is het grootst als gerekend wordt met de neerslag bij Seppe. De omvang van de inundaties bij gebruik van de neerslagradarbeelden en de neerslag van Zevenbergen komen overeen. In Zevenbergen viel de piekneerslag, in tegenstelling tot de neerslagradar, op een moment dat de bodem al verzadigd was, waardoor deze sneller tot afstroming komt. Het gebruik van het neerslagverloop in Zevenbergen leidt dus in dit specifieke geval tot een iets groter geïnundeerd oppervlak dan bij het gebruik van neerslagradar; • Het verschil in geïnundeerd oppervlak nabij de gemalen is groter dan de verschillen in de bovenstroomse delen van het gebied. De gemalen vormen over het algemeen een beperking in de afvoer bij hoge neerslagintensiteiten, waardoor het water zich hier verzamelt. Juist de laaggelegen delen nabij gemalen zijn kwetsbaar voor inundaties en het gebruik van adequate neerslagdata is dus essentieel om een goed inzicht te krijgen in de omvang van deze inundaties; • De verschillen zijn groter in de stroomgebieden Endekweek en Goudbloem dan in de andere twee stroomgebieden. In deze stroomgebieden heeft gebruik van één van de vaste neerslagstations een overschatting van de gevallen neerslag tot gevolg, bij gebruik van neerslagstation Seppe zelfs een overschatting van meer dan 40 procent. •
Neerslagspreiding en inundatie Uit dit onderzoek blijkt dat hydrologische modellen zeer gevoelig zijn voor de keuze van de neerslagdata. Zowel de hoogte van de berekende piekwaterstanden als het moment van optreden worden sterk beïnvloed door het neerslagverloop. De maximale berekende waterstand wordt hierbij vooral bepaald door de spreiding van de neerslag in zowel ruimte als tijd en niet zozeer door de maximaal gemeten waarden. Vooral in bemalen delen van het onderzochte studiegebied, waar de afvoercapaciteit van gemalen een cruciale rol speelt en het water geborgen wordt als de neerslagintensiteit de gemaalcapaciteit overtreft6), zijn de verschillen groot. Juist deze delen zijn kwetsbaar voor inundaties, waardoor het gebruik van adequate neerslagdata wenselijk is om een goed inzicht te krijgen in de omvang van deze inundaties.
Inzicht in de ruimtelijke spreiding van neerslag is van groot belang bij hydrologische modelstudies naar extreme neerslaggebeurtenissen. Het gebruik van radarbeelden om deze spreiding inzichtelijk te maken, is hiervoor uitermate geschikt. Hoewel in het verleden de nauwkeurigheid van radarbeelden veelvuldig is bekritiseerd, blijkt uit recent onderzoek1),5),7) dat met radarbeelden een goed beeld ontstaat van de ruimtelijke variabiliteit van de neerslag en dat deze beelden uitermate geschikt zijn voor gebruik bij hydrologische toepassingen. In het algemeen zal de ruimtelijke en temporele nauwkeurigheid van modelvoorspellingen door toepassing van radarbeelden sterk verbeteren. LITERATUUR 1) Schuurmans J. en M. Bierkens (2007). Belang van betere neerslaginformatie voor hydrologen. H2O nr. 12, pag. 27-29. 2) Bell V. en R. Moore (2000). The sensitivity of catchment runoff models to rainfall data at different spatial scales. Hydrology and Earth System Sciences nr. 4, pag. 653-667. 3) Cole S. en R. Moore (2008). Hydrological modelling using raingauge- and radar-based estimators of areal rainfall. Journal of Hydrology nr. 358, pag. 159-181. 4) Krajewski W., V. Lakshmi, K. Georgakakos en S. Jain (1991). A Monte Carlo study of rainfall sampling effect on a distributed catchment model. Water Resources Research nr. 1, pag. 119-128. 5) Overeem A., I. Holleman en T. Buishand (2009). Neerslagklimatologie uit weerradar. H2O nr. 8, pag. 31-33. 6) Van Dijk E., J. Hermans en M. Poort (2008). Zeespiegelstijging dramatisch voor NoordHollandse boezem. H2O nr. 18, pag. 8-10. 7) Lange J. en A. Thormählen (2005). The potential of rainfall radar data for process-based hydrological modelling in Mediterranean catchments. Geophysical Research Abstracts nr. 7.
agenda 13 april, Wageningen Grootschalig beekherstel in de praktijk: het 5B-concept in vijf beken
bijeenkomst naar aanleiding van het verschijnen van het gelijknamige boekje. Waterbeheerders van vijf verschillende beken vertellen bijzonderheden over het beekherstel in hun regio. Organisatie: Alterra. Informatie:
[email protected].
14-15 april, Rotterdam Waterbouw
tweedaags congres waar de mogelijkheden en uitdagingen van het nieuwe Nederlandse waterbeheer vanuit de optiek van de waterbouwers worden bekeken. Organisatie: IIR Industry. Informatie: (020) 580 54 00 of www.iir.nl/waterbouwcongres.
16 april, Eindhoven Staat Nederland aan de vooravond van een nieuwe structuur voor de watersector?
congres met onder andere een presentatie van de resultaten van en standpunten rond de doelmatigheidsverhoging in de watersector. Organisatie: Waternetwerk. Informatie: www.waternetwerk.nl.
16 april, Lelystad Alternatieven in bestrijding van muskusratten
symposium waarop de huidige strategie voor muskusrattenbestrijding en alternatieven daarvoor aan bod komen. Met de nieuwe Waterwet komt de verantwoordelijkheid voor en de financiering van de bestrijding van muskusratten bij de waterschappen te liggen. Organisatie: Zoogdiervereniging. Informatie: www.zoogdiervereniging.nl.
21 april, Nieuwegein Assetmanagement
themadag over assetmanagement met ‘s ochtends vier lezingen, ‘s middags wordt aan tien tafels het assetmanagementspel gespeeld. Organisatie: Waternetwerk. Informatie: www.waternetwerk.nl.
22 april, Utrecht Zwemwater
symposium in het teken van de toepassing van de nieuwe Zwemwaterrichtlijn. Na inleidende sprekers zijn er drie blokken met simultane sessies over onder meer normen voor fecale bacteriën, de Handreiking Fysieke Veiligheid Zwemmers, de vraag of zwemwater en natuur te combineren zijn en het nieuwe blauwalgenprotocol. Organisatie: Waternetwerk. Informatie: www.waternetwerk.nl.
22 april, Lelystad Stedelijk water
bijeenkomst met bijdragen over de overdracht van stedelijk water van gemeente naar waterschap en over ‘Waterschalen’: een methode om water op de kaart te zetten voor structuurvisies. Organisatie: Waternetwerk. Informatie: www.waternetwerk.nl.
27 april, Utrecht Succesvol innoveren met water
workshop voor jonge waterprofessionals in het waterbeheer. Binnen het waterkwaliteitsbeheer is innovatie belangrijk, maar vaak zijn wet- en regelgeving, concurrentie en investeringskosten knelpunten. Aan de hand van een casus over klimaatadapatie wordt dit probleem aangepakt en antwoord gegeven op de vraag: hoe maak je van een goed idee een succes? Organisatie: KIVI NIRIA en Yacht. Informatie:
[email protected];
[email protected].
19-20 mei, Rotterdam Industrie en milieu
jaarlijkse vakbeurs die zich richt op de industriële markt en een uitgebreid scala biedt aan innovatieve oplossingen en diensten in alle deelaspecten van de milieumarkt, zoals afvalwater- & emissie behandeling, bodemonderzoek en energietechnologie en afvalmanagement. Organisatie: easyFairs. Informatie:
[email protected].
20 mei, Gouda Vaart maken met kennis
jaarlijkse CUR bouw- en infradag, met dit jaar als thema het steeds vaker gebruiken van ICT-toepassingen om tot een integraal ontwerp te komen en sneller te bouwen. Organisatie: CUR Bouw & Infra. Informatie: www.curbouweninfra.nl.
20 mei, Wapenveld Visherstel XL
symposium over de nieuwe eisen aan kennis over vis en ecologie die vanuit onder andere het waterbeheer gesteld worden. Hoe houd je invasieve soorten buiten de deur? Organisatie: Waterschap Veluwe. Informatie: www.veluwe.nl.
20 mei, Assen Zorg voor grondwater in de stedelijke omgeving: beleid en techniek in de praktijk
studiedag over ervaringen met grondwaterprojecten en de gemeentelijke zorgplicht in Noord-Nederland. Organisatie: Debets bv. Informatie:
[email protected].
25 mei, Veldhoven Samengestelde peilgestuurde drainage
veldsymposium met als belangrijkste doel medewerkers van provincies en waterschappen kennis te laten maken met samengestelde drainage: hoe werkt het, wat zijn de voordelen om verdroging tegen te gaan, hoe zit het met de landbouwkundige aspecten en waar moet je op bedacht zijn? Organisatie: Wageningen Universiteit, PPO en STOWA. Informatie: Abco de Buck (0320) 29 13 40 of Michelle Talsma (033) 460 32 00.
25-26 mei, Alkmaar Advances in flood forecasting and the implications for risk management
internationale bijeenkomst met onder andere de introductie van nieuwe benaderingen van hydrologische en meteorologische voorspellingen, het omgaan met onzekerheden en het bevorderen van een geïntegreerde aanpak (modelketen, risicobepaling, besluitvorming en communicatie). Organisatie: Commissie voor Hydrologie van de Rijn en Nationaal Comité IHP-HWRP. Informatie: www.chr-khr.org.
27 mei, Ede Meetdag Riolering
bijeenkomst bedoeld om meer inzicht te krijgen in het belang van goed meten. Organisatie: Stichting RIONED. Informatie: www.riool.net.
1-2 juni, Middelburg Zeeuwse samenwerking in de baggerketen
tweedaagse bijeenkomst waarbij tijdens de eerste dag de nadruk ligt op het programma van het Bestuursakkoord Waterbodems en op de tweede dag baggeractiviteiten in de praktijk bekeken worden. Organisatie: Baggernet. Informatie:
[email protected].
3 juni, Utrecht Sturing in de afvalwaterketen
presentatie van de resultaten van een gemeenschappelijk project van waterschap en gemeenten over sturing in de waterketen én van een generiek meet- en regelsysteem voor de afvalwaterketen. Organisatie: Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, de gemeenten Alkmaar, Heerhugowaard en Purmerend, Deltares en Nelen & Schuurmans. Informatie: (030) 233 02 00.
7-9 juni, Apeldoorn Riolering & stedelijk watermanagement
lezingen en congressen over riolering en stedelijk watermanagement, met daarnaast een uitgebreid beursprogramma van gerelateerde diensten en producten. De congressen en de beurs stonden oorspronkelijk op de agenda voor 16 t/m 18 maart. Organisatie: HoLaPress Communicatie. Informatie: www.nationaalcongresriolering.net.
H2O / 7 - 2010
45
handel & industrie PLC-controller reguleert tot zes UV-desinfectiereactoren De nieuwe UV-Tronic+ V5 PLC-controller van Berson is te verbinden met het SCADA-controlesysteem van procesinstallaties, waardoor gebruikers de procesparameters van het UV-systeem naar behoefte kunnen opzetten en beheren. De UV-Tronic+ V5 is gebaseerd op een robuuste industriële programmeerbare logische eenheid (PLC) en bevat een Modbus-interface (RS485-gebaseerd). De controller kan het vermogensniveau van maximaal zes afzonderlijke UV-reactoren gelijktijdig traploos reguleren, wat leidt tot beperking van het energiegebruik. Via Modbus beschikt het apparaat over sterk uitgebreide monitoring- en controlecapaciteiten en meer handmatige controlefuncties. Een ingebouwd modem kan gebruikt worden voor monitoring, diagnose op afstand en het vernieuwen van de software. Voor meer informatie: (040) 290 77 77.
Prijs voor mobiele waterkering De Genie en de Nederlandse Defensie Academie hebben begin dit jaar de waterkering BoxBarrier onderscheiden met de Gouden Pionier. Dit flexibele en mobiele systeem voor tijdelijke waterkeringen is ontwikkeld door Movares, BAM Infraconsult en GMB. De Gouden Pionier is door de Genie uitgereikt naar aanleiding van een prijsvraag rond een symposium over intensivering van de civiel-militaire samenwerking. De jury sprak haar waardering uit voor het bijzonder innovatieve concept en de flexibele hanteerbaarheid van de BoxBarrier. Ook de eenvoudige en robuuste uitvoering werd geprezen. De BoxBarrier is een tijdelijke waterkering, waarmee de kerende hoogte van een dijk of kade kan worden verhoogd of waarmee op vlak terrein een tijdelijke dijk kan worden aangelegd. De BoxBarrier keert water met water. De modulaire kering werkt eenvoudig. Een rij kunststof elementen wordt geplaatst en verbonden met koppelstukken. Vervolgens vult men ze met water en sluit ze af met een deksel. De eenvoudige hanteerbaarheid maakt het werk van Defensie bij dreigende overstromingen een stuk makkelijker en efficiënter.
46
H2O / 7 - 2010
Ctgb keurt anti-legionellasystemen goed Het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) heeft na uitgebreid wetenschappelijk onderzoek het ICA-systeem van ATECA én BIFIPRO van Holland Water Technology goedgekeurd. Beide systemen bestrijden besmetting met Legionella op een gebruiks- en milieuvriendelijke manier. Het ICA-systeem van ATECA voegt ionen toe aan het water, waardoor Legionella geen kans krijgt zich te ontwikkelen. Het ‘doorspoelen’ van drinkwaterinstallaties met heet water is niet meer nodig. BIFIPRO van Holland Water Technology reageert op het waterverbruik in gebouwen of koeltorens. Het water loopt door het Het ICA-systeem.
systeem, waarbij koper- en ijzerionen gedoseerd vrijkomen. Doordat het systeem direct achter de watermeter wordt geplaatst, komen de ionen ook in het warme water terecht. Die bestrijden de biofilm en de bacteriën die in het water voorkomen. Voor meer informatie: ATECA (070) 362 81 75 of Holland Water Technology (0343) 47 50 90.
RIOOLBEHEER OP ZIJN BEST ! Rioolnetwerken en drinkwaternetwerken
Opschonen van data
Raadplegen in planzicht
Rioolinspecties
www.mwhsoft.com
Goed rioolbeheer is streven naar een goed werkend rioolstelsel, zorg dragen voor het milieu, de financiële middelen maximaal benutten, de burger zo goed mogelijk behoeden voor waterellende, klachten adequaat behandelen, reparaties plannen, en zoveel meer...
Client/server architectuur Multi-user modelopbouw, met conflict oplosser Uitgebreide set van hydraulische structuren met al hun details Eén op één rechtstreekse interface met InfoWorks Instelbare normen en keuzelijsten Planning en beheer van onderhoud en herstellingen Beheer van incidenten, klachten, rook- en kleurtesten Onbeperkte (voor)geschiedenis met alle details van: opmetingen, camera-inspecties, scenario’s, mutaties, klachten, onderhoud, herstellingen, rook- en kleurtesten, etc. Huisaansluitingen Statusvlaggen op alle data: Herkomst, betrouwbaarheid, etc. Gedetailleerde kostprijsberekeningen Zeer uitgebreide en aanpasbare validatiemogelijkheden Onbeperkte modelgrootte, zéér korte response tijden Lengteprofielen, 3D zichten van boven- en ondergrond Rechtstreekse interface met ArcView, ArcGIS, en MapInfo Import/Export: Shape, Access, Oracle, csv, xml, txt, sufrib, Geodatabase, MapInfo, cadbestanden, etc. Tracing: Connectiviteit, nabijheid, opwaarts, afwaarts, etc. Database: Wallingford, Oracle of SQL Server Automatische aanmaak van ontbrekende data Opslag van de foto’s in de database Auto-positionering van de inspectievideobeelden Visualisatie in planzicht en lenteprofielen van inspectieresultaten Queries: Analyse, data-manipulatie, rapportering, etc. GIS queries: Link met wegbeheer, veiligheidsaspecten Nederlandstalige versie Referenties: Gemeentes, waterschappen en adviesbureau’s
MWH Soft takes the global lead in the wet infrastructure engineering, modelling and simulation software sector, with the most impressive product offering available today. Gilbert Joncheere MWH Soft De Schaggelen 18, 2390 Westmalle, België Tel: +32 (0)3 309 25 56 Email:
[email protected] Infonet is a registered trademark of MWH Soft