nº
42ste jaargang / 9 januari 2009
1/
2009
TIJDSCHRIFT VOOR WATERVOORZIENING EN WATERBEHEER
SAMENVATTING VAN HET NATIONAAL WATERPLAN INTERVIEWS MET VOORZITTERS NIEUWE WATERSCHAPSPARTIJEN AANPASSING GRONDWATERSTAND IN HET BARGERVEEN KIEZELALGEN DOCUMENTEREN HISTORISCHE WATERKWALITEIT
Bij windkracht 10 blijf jij kalm.
Het weerbeeld in Nederland vertoont steeds meer extremen. In kortere tijd valt er meer regen en de droogte in de zomer houdt steeds langer aan. Dat heeft consequenties voor de veiligheid van de woonomgeving. Het Hoogheemraadschap van Delfland zorgt voor een veilig woon-, werk-, en leefklimaat en beschermt mens en natuur tegen het water. Daarvoor zetten de professionals van Delfland zich iedere dag in. Vaak onzichtbaar maar altijd onmisbaar. Delfland investeert in een innoverende en kostenbewuste aanpak en een proactieve samenwerking met andere overheden en maatschappelijke organisaties. En dat in een van de meest dichtbebouwde, laaggelegen en dynamische delen van de Randstad.
Bij Delfland vind je uitdagend, inhoudelijk en vooral zinvol werk. Zonder Delfland zou een groot gedeelte van het gebied onbewoonbaar zijn. Ongeacht je functie werk je bij Delfland aan het maatschappelijke belang én aan veilige dijken, droge voeten en schoon water. Delfland op InfraTech 2009 InfraTech is dé ontmoetingsplaats voor iedereen die zich bezighoudt met grond-, water- en/of wegenbouw. Een ontmoetingsplaats waar het Hoogheemraadschap van Delfland niet mag ontbreken. Ben jij geïnteresseerd in een baan bij Delfland en wil je meer van de organisatie weten? Kom dan voor een oriënterend gesprek naar onze stand op de InfraTech 2009. De InfraTech 2009 vindt plaats van dinsdag 13 tot en met vrijdag 16 januari 2009 in Ahoy Rotterdam. Je vindt de stand van Delfland in hal 4, stand 432.
Delfland genomineerd voor de InfraTech Innovatieprijs 2009 met het Krooswiel.
Droge voeten. Zo normaal, niet gewoon.
www.werkenbijdelfland.nl
Een nieuw jaar, nieuwe mogelijkheden?
W
e beginnen weer een nieuw jaar waarin we onze goede voornemens waar kunnen maken. Waar zullen we beginnen? Met ons voornemen om onze plannen tot (meer) samenwerking met collega’s uit te voeren? Of - in het verlengde hiervan - ons voornemen om niet alleen naar ons eigen belang te kijken en de gevolgen van plannen voor de eigen regio? Het integraal benaderen van watervraagstukken zal steeds belangrijker worden en steeds noodzakelijker. Nederland - en dan met name de Randstad - is te dichtbevolkt om veel meer ruimte te geven aan water(berging). Toch blijft dat de beste optie. Geen koppeling aan
recreatie of andere functies, omdat die meestal de waterkwaliteit niet ten goede komen. Met integraal benaderen van watervraagstukken bedoel ik vooral het nadenken over de ruimtelijke ordening van het land. Vooral planologen zullen - met steun van de verschillende overheden moeten nadenken over bijvoorbeeld de gevolgen van nog meer verharding van de grond voor de waterhuishouding, de rol van water in een wijk, etc. Op dat vlak valt nog zo veel (water) te winnen. Peter Bielars
H2O tijdschrift voor watervoorziening en waterbeheer verschijnt ééns per 14 dagen Officieel orgaan van Stichting tot uitgave van het tijdschrift H2O en haar participanten: - Vereniging van Waterbedrijven in Nederland - Koninklijke Vereniging voor Waterleidingbelangen in Nederland - Nederlandse Vereniging voor Waterbeheer - Kiwa Water Holding BV Uitgever Rinus Vissers Redactie Peter Bielars (hoofdredacteur) Michiel van Zaane Gerda Pieters Redactiesecretariaat Dora Pompe Redactieadres en uitgeverij Postbus 122, 3100 AC Schiedam telefoon (010) 427 41 65 fax (010) 473 26 40 e-mail
[email protected] Bezoekadres: ’s-Gravelandseweg 565 3119 XT Schiedam Redactiecommissie Harry Tolkamp (voorzitter/NVA) André Struker (KVWN) Frits Vos (VEWIN) Gerda Sulmann (Kiwa Water Research) Advertentieverkoop Roelien Voshol (010) 427 41 54 Brigitte Laban (010) 427 41 52 Mediaorder Carola Sjoukes (010) 427 41 41 Sonja Voois (010) 427 41 40 fax (010) 473 20 00 Abonnementenservice Pauline Roos (010) 427 41 08 Tini van Schijndel (010) 427 41 08 e-mail
[email protected] fax (010) 426 27 95 Abonnementsprijs € 103,- per jaar excl. 6% BTW € 136,- per jaar voor buitenland € 8,50 losse exemplaren excl. 6% BTW Abonnementen gelden voor één jaar en worden – zonder tegenbericht – automatisch verlengd. Opzeggingen dienen schriftelijk uiterlijk 6 weken voor het aflopen van de abonnementsperiode te geschieden aan bovenstaand postadres. Druk en lay-out Den Haag media groep b.v., Rijswijk
inhoud nº 1 / 2009 4
/ Grote delen advies Deltacommissie opgenomen in Nationaal Waterplan
6
/ Interviews met Jaap Besemer en Peter Vonk over de waterschapsverkiezingen Maarten Gast
10 / Veiligheid x 10 kan! Govert Geldof en André Oldenkamp
12 / Innovatie met MBTF-biotechnologie
6
voor afvalwater Hans Wouters
14 / Eindelijk aanpassing grondwaterstand in het Bargerveen Thomas de Meij, Arnold Lassche en Marga Oosterveld
20 / Vooruitblik InfraTech 2009 24 / Recensie: Urban water cycle processes
14
and interactions Merle de Kreuk
25 / Verenigingsnieuws 27 / Kiezelalgen documenteren historische waterkwaliteit van diepe meren Holger Cremer, Frans Bunnik, Timme Donders en Heleen Koolmees
34
31 / Zijn sloten en meren vergelijkbaar? Jeroen van Zuidam, Bastiaan van Zuidam en Edwin Peeters
34 / Drinken van de wind Bas Heijman, Evgenia Rabinovitch, Ben Statia en Jasper Verberk
38 / Agenda
Copyright Nijgh Periodieken B.V., 2009 Het auteursrecht op de inhoud van dit tijdschrift wordt uitdrukkelijk voorbehouden. Overname van artikelen alleen na schriftelijke toestemming van de uitgever. www.vakbladh2o.nl
Bij de omslagfoto: De eerste vorstperiode van deze winter zit er bijna op. Het leverde veel prachtige beelden en schaatsplezier op (foto: Herman Wanningen).
Grote delen advies Deltacommissie opgenomen in Nationaal Waterplan Het ontwerp van het Nationaal Waterplan, dat op 18 december openbaar is gemaakt, is voor een groot gedeelte gebaseerd op het advies van de Deltacommissie. Zo wordt de aanbeveling van de commissie om het waterpeil van het IJsselmeer te verhogen, aangenomen, evenals de aanbeveling het peil van het het Markermeer onafhankelijk daarvan te regelen. Ook het voorstel voor een Deltawet, een Deltaregisseur en een solide financiële basis worden overgenomen. Hoewel in het kader van de waterveiligheid wel een kosten-batenanalyse is opgesteld, wordt in het Nationaal Waterplan zelf geen financiële uitwerking gegeven. Dat gebeurt in de nog op te stellen Deltawet en het Deltaprogramma.
V
oorheen regelde de Nota Ruimte de ruimtelijke doorwerking van het huidige waterbeleid. Dat gaat veranderen. Het Waterplan vervangt op onderdelen het beleid uit de Nota Ruimte voor het IJsselmeer, de Noordzee en de rivieren. De kust, de grote rivieren en het IJsselmeergebied vallen dan onder de AMvB Ruimte. Op basis van een overstromingszonering krijgen kwetsbare gebieden een aparte AMvB. Het gaat dan om de bescherming van telecom, ICT, energienetwerken en evacuatieroutes in het geval van een overstroming. De watertoets wordt versterkt en verbreed. Het effect daarvan wordt in 2011 geëvalueerd. Het Rijk vraagt provincies en gemeenten om bij het opstellen van structuurvisies de waterbeheerders al in een vroegtijdig stadium te betrekken door een wateradvies te vragen en een waterparagraaf op te (laten) stellen. Ook zoekt de overheid naar effectieve mogelijkheden en middelen om ruimte voor water op de lange termijn beschikbaar te houden. Het kabinet gaat voor een duurzaam waterveiligheidsbeleid door middel van de ‘meerlaagsveiligheid’. Dit beleid bestaat uit drie lagen: preventie (voorkomen van overstromingen), een duurzame ruimtelijke inrichting van het land én een betere organisatorische voorbereiding op een mogelijke overstroming. In het kader van de preventie worden nieuwe normen opgesteld op basis van overstromingskansen. De hoogte van deze normen wordt in 2011 bepaald, gebaseerd op een analyse van het mogelijk aantal slachtoffers en een kosten-batenanalyse. Hierbij worden ook de consequenties van de door de Deltacommissie voorgestelde verhoging van de veiligheidsnormen met een factor tien bekeken (zie ook pagina 10). De nieuwe normen worden elke zes jaar getoetst aan de waterstanden en golfhoogtes die twaalf jaar later worden verwacht. Een opvallende opmerking is dat het Rijk het toepassen van de zogeheten Deltadijken (robuuste en brede dijken die kunnen overlopen, maar niet doorbreken) onderzoekt.
4
H2O / 1 - 2009
Ondertussen lopen de huidige plannen en projecten ter bescherming tegen hoogwater en overstromingen gewoon door. Het Hoogwaterbeschermingsprogramma en de programma’s voor rivierverruiming en ‘Ruimte voor de Rivier’ en de Maaswerken gaan op volle kracht verder. Het vorig jaar geactualiseerde Nationaal Bestuursakkoord Water moet ervoor zorgen dat de watersystemen in 2015 op orde is. De stroomgebiedsbeheerplannen voor de Eems, Schelde, Rijn en de Maas worden uitgevoerd om de noodzakelijke verbetering van de waterkwaliteit te bereiken. Volgens het Rijk zijn genoeg financiële middelen uitgetrokken om deze programma’s uit te voeren. Voor een duurzame inrichting van de ruimte ontwikkelen de provincies, waterschappen en het Rijk gezamenlijk een zonering voor overstromingsrisico’s, die 2012 uitgewerkt moet worden op kaarten. Verder stimuleert het Rijk waterbeheerders en veiligheidsregio’s om - boven hun wettelijke verplichting - in samenwerkingsovereenkomsten vast te leggen welke rol waterbeheerders vervullen bij rampenbeheersing tijdens (dreigende) overstromingen. De
resultaten van de Taskforce Management Overstromingen en de oefening Waterproef worden verankerd. Het is de bedoeling elke vier jaar een grootschalige overstromingsoefening te laten plaatsvinden. In deze planperiode wordt ook de Europese Richtlijn Overstromingsrisico’s geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving. Samen met buurlanden worden dan risicokaarten en overstromingsrisicobeheerplannen ontwikkeld. Het Rijk neemt dit jaar het initiatief om eventuele knelpunten in het buitendijkse gebied te inventariseren en te beoordelen. Samen met de bestuurlijke partners wordt gekeken of, in het kader van de nieuwe normen, een beleidswijziging nodig is.
Zoetwatervoorziening Omdat tot 2015 nog geen grote problemen met de zoetwatervoorziening worden verwacht, blijft het huidige beleid gehandhaafd. In droge periodes wordt het water verdeeld volgens de verdringingsreeks en de te beperken schade. In de periode tot 2015 neemt het Rijk een besluit over de zoetwatervoorziening en verziltings-
De Houtribdijk, de scheiding tussen het IJssel- en het Markermeer, moet in de optiek van het kabinet voorzien worden van een gemaal.
actualiteit
Het kabinet wil dat Nederland actief samenwerkt met landen in laaggelegen delta’s bij de bescherming tegen overstromingen.
bestrijding voor de lange termijn, inclusief eventueel benodigde infrastructurele maatregelen. De nieuwe strategie wordt gebaseerd op grotere regionale zelfvoorziening en optimalisatie van de zoetwaterverdeling in het hoofdwatersysteem en de regionale watersystemen. Een belangrijke keuze is het opzetten van het peil van het IJsselmeer. In lijn met het advies van de Deltacommissie wordt het peil van het IJsselmeer, het Markermeer en de Veluwerandmeren losgekoppeld. Op korte termijn wordt het peil van het IJsselmeer aangepast binnen de bestaande mogelijkheden, op langere termijn moet het peil van het IJsselmeer dusdanig zijn, dat spuien onder vrij verval op de Waddenzee mogelijk blijft. Hoe West-Nederland zoetwater uit het IJsselmeer krijgt, moet nog worden onderzocht. Ook moet de Afsluitdijk versterkt worden. Het kabinet wil meerdere functies combineren, waarbij de zoetwatervoorziening het belangrijkst is. Om het Markermeer los te koppelen van het IJsselmeer wordt de Houtribdijk verstevigd en voorzien van een gemaal. Dit heeft als voordeel dat het Markermeer en de Veluwerandmeren het peil kunnen krijgen dat nodig is voor een duurzame ecologische ontwikkeling. Omdat het kabinet op beperkte schaal buitendijkse activiteiten wil toestaan, wordt het mogelijk woningen te bouwen in het Markermeer-IJmeer. Zowel Almere als Amsterdam willen graag gaan bouwen op de naar schatting 1.100 hectare grond langs de dijken die ‘vrij’ komt. Het verlies aan waterberging vanwege de buitendijkse activiteiten hoeft niet gecompenseerd te worden, zo staat in het waterplan.
wat de waterkwaliteit moet verbeteren. Dat betekent wel dat de stroomgebiedsbeheerplannen die zijn opgesteld in het kader van de Europese Kaderrichtlijn Water moeten worden aangepast. Ook op andere plekken in de zuidwestelijke delta wordt de getijdendynamiek hersteld om de nadelige ecologische invloed van de Deltawerken op te heffen. Door het herstel van de getijden wordt het zelfreinigend vermogen van het water vergroot en kan vis weer van de zeeën naar rivieren zwemmen en omgekeerd. Om de zandhonger in de Oosterschelde aan te pakken, wordt onder andere onderzoek gedaan naar zandsuppletie. Zandsuppletie wordt ook gebruikt om de het kustfundament te laten meegroeien met de zeespiegelstijging.
Procedure Om de Noordzeekust veilig te maken én te houden, wordt ingezet op zandsuppletie. Ook wil het kabinet stevig inzetten op andere functies van de Noordzee: duurzame windenergie (6.000 mW in 2020, met de mogelijkheid voor verdere groei na die tijd), olie- en gaswinning, scheepvaart en defensiegebieden op zee.
Waterwonen Het Rijk moedigt het waterwonen aan. Dit is een vorm van klimaatbestendig bouwen waarbij de ruimte voor water blijft bestaan of zelfs toeneemt. Ook in stedelijk gebied wordt gestreefd naar een toename van het oppervlakte aan water en groen. Omdat de mogelijkheden per gemeente verschillend zijn, moet worden aangehaakt bij ontwikkelingen in de betreffende gemeente. In de planperiode worden de ‘best practices’ uit de rest van de wereld, samen met de gemeenten, geïnventariseerd.
Deltatechnologie Delta en Noordzee Een andere duidelijke keuze is het toelaten van zout water in het Volkerak-Zoommeer,
mingen en zorgen voor voldoende en schoon water. Voor dit jaar wordt gekozen voor een samenwerking met de delta’s van Jakarta, de Mekong, de Ganges/ Brahmaputra, de Incomati en de Nijl. Nederland gaat hiermee langjarige overeenkomsten tot samenwerking aan. De samenwerking wordt vormgegeven binnen het bestaande programma Partners voor Water, dat wordt verlengd met zes jaar tot 2015. Ook kiest het kabinet voor een aanpak om het Nederlandse bedrijfsleven op het gebied van water- en deltatechnologie wereldwijd te positioneren. In 2012 wordt een internationaal ‘Marketing Programma Watersector’ ontwikkeld.
Het kabinet wil dat Nederland actief samenwerkt met landen in laaggelegen delta’s bij het beschermen tegen overstro-
Het ontwerp Nationaal Waterplan omvat de periode van 2009 tot en met 2015. Het plan is nu aan de Tweede Kamer gepresenteerd. Het Waterplan ligt van 11 mei tot 22 juni ter inzage voor inspraak. De stroomgebiedbeheerplannen, die zes maanden voor inspraak ter inzage liggen, vormen een onderdeel van het Nationaal Waterplan. Daarom is ervoor gekozen om ook het Nationaal Waterplan zes maanden ter informatie beschikbaar te stellen (gerekend vanaf de presentatie). Bij het ontwerp Nationaal Waterplan zijn beleidsnota’s toegevoegd over waterveiligheid, het IJsselmeergebied en de Noordzee. Deze beleidsnota’s vormen een nadere uitwerking en onderbouwing van de keuzes die in de hoofdtekst staan. Tevens is een separate samenvatting opgesteld van de vier stroomgebiedbeheerplannen. Deze maken alle onderdeel uit van het Nationaal Waterplan. Het ontwerp Nationaal Waterplan, inclusief de bijlagen, is te vinden op de website van het ministerie van Verkeer en Waterstaat: www.verkeerenwaterstaat.nl.
H2O / 1 - 2009
5
De waterschapsverkiezingen in november vormden de aanleiding voor gesprekken met de voorzitters van de twee grootste, niet politiek gebonden partijen: prof. mr. Jaap Besemer, van Water Natuurlijk (zie hieronder) en drs. Peter Vonk, van de Algemene WaterschapsPartij (zie pagina 8 en 9).
JAAP BESEMER, VOORZITTER WATER NATUURLIJK:
“Idealisme versus directe belangenbehartiging” Hoe is Water Natuurlijk ontstaan? “Ook bij de vorige verkiezingen waren er al vrij veel mensen met een groen/blauwe achtergrond in de waterschapsbesturen terechtgekomen, op persoonlijke titel. Toen de Wet Modernisering Waterschapsbestel werd ingevoerd, en het personenstelsel ingeruild werd voor het lijstenstelsel, is dat in kringen van natuurbeschermingsorganisaties, recreatie en sportvisserij beoordeeld als een boeiende ontwikkeling. Men is bij elkaar gaan zitten en heeft gezegd: dan gaan wij de verkiezingen van 2008 gebruiken om zoveel mogelijk mensen uit onze hoek in de besturen van de waterschappen te krijgen. Er is toen een bestuur gevormd om dit initiatief verder van de grond te trekken en men heeft mij in de zomer van 2007 gebeld met de vraag of ik voorzitter wilde worden. Ik was toen net negen jaar bestuurslid van Vereniging Natuurmonumenten geweest. Ik heb ‘ja’ gezegd. Ik ben dus niet de initiatiefnemer; ik ben als voorzitter op een rijdende trein gesprongen. Vanaf het begin heeft Water Natuurlijk zich geconcentreerd op deelname aan de verkiezingen bij alle waterschappen.”
Wie zijn de deelnemende organisaties? “Je kunt een onderscheid maken tussen de initiatiefnemers en de organisaties die het initiatief later zijn gaan steunen. De initiatiefnemers zijn Vereniging Natuurmonumenten, de provinciale milieufederaties en de Federatie van Hengelsportverenigingen. Daaromheen staan organisaties als de Provinciale Landschappen, de Waddenvereniging, maar ook een op cultuurbehoud gerichte organisatie als de Bond Heemschut. In totaal gaat het om 15 organisaties. Het doel is altijd geweest om mensen vanuit hun achtergrond in de besturen te krijgen, niet om structureel bemoeienis met het gebeuren in de waterschappen te hebben. Water Natuurlijk nam vervolgens het initiatief over en heeft mensen en geld ter beschikking gekregen. Het doel was deelname aan de verkiezingen, maar Water Natuurlijk wilde niet de spreekbuis zijn van de initiatiefnemers. De mensen die nu gekozen zijn, moeten in principe op eigen kracht verder.”
6
H2O / 1 - 2009
“Water Natuurlijk nam in 25 waterschappen aan de verkiezingen deel. In Flevoland was er al een initiatief. Dat zien wij als een bevriende lijst, die zich in de praktijk bij ons aansluit.”
Hoe bent u aan de kandidaten gekomen? “Water Natuurlijk heeft een organisatie gevormd met een landelijk bestuur en acht regionale besturen, verdeeld over het land. Daar zijn kandidatencommissies gevormd die vanuit hun interne netwerken mensen hebben gepolst, gekeken hebben naar achtergrond, leeftijd, man/vrouw, interesse in het waterschapsgebeuren, etc. Wij hebben niet gewerkt met oproepen of advertenties waarop men kon reageren.” “Ik heb ontzettend veel bewondering voor de mensen die eraan getrokken hebben. Wij hebben ons doel bereikt met een mooie uitslag. In alle waterschappen is nu inbreng van idealisme tegen de invloed van landbouw en bedrijfsleven. Politieke partijen hebben een professionele verkiezingsorganisatie. Wij zijn uit het niets ontstaan, dankzij de inzet van heel veel vrijwilligers. Propaganda maken is een heel dure bezigheid. Water Natuurlijk gebruikte daarvoor de achterban, via de bladen van Natuurmonumenten, de visverenigingen en de provinciale landschappen. Dat heeft veel mensen aangesproken.”
Werden de blauw-groene belangen tot dusverre onvoldoende behartigd? “Dat wil ik niet zeggen. Onze drive was de invoering van de nieuwe Waterwet. De blauw-groene inbreng moest nu georganiseerd worden. Voor een deel is Water Natuurlijk bij het zoeken van de kandidaten ook teruggevallen op ervaren waterschapsbestuurders. Daarnaast zijn bewust nieuwe mensen gezocht.”
Wat zijn de idealen van Water Natuurlijk? “Simpel gezegd is het ideaal ervoor te zorgen dat de belangen van natuur en recreatie ordentelijk behandeld worden. De uitslag van deze verkiezingen is typisch Nederlands. Niemand heeft de meerderheid,
De uitslag van de waterschapsverkiezingen Afgelopen november vonden voor het eerst gelijktijdig in het gehele land verkiezingen plaats voor de besturen van de waterschappen met kandidatenlijsten. Bij vorige verkiezingsronden moesten de ingezetenen kiezen uit personen. Als gevolg van de uitvoering van de Wet Modernisering Waterschapsbestel was het lijstenstelsel ingevoerd, zoals dat bekend is van de verkiezingen voor de Tweede Kamer, de Provinciale Staten en de gemeenteraden. Bundeling van de verkiezingsuitslagen op landelijk niveau leverde de volgende uitkomst: Water Natuurlijk CDA PvdA VVD Algemene WaterschapsPartij Christen Unie SGP Werk aan Water PvdD regionale partijen totaal
101 zetels 89 60 59 32 22 16 13 8 102 502
Naast deze vrije zetels heeft elk waterschap een aantal kwaliteitszetels, gereserveerd voor bepaalde belangen.
dus er moet gepolderd worden. Als bestuurslid zullen onze mensen ook mee moeten beslissen over de belangen van de agrarische sector en het bedrijfsleven. Maar die hebben hun eigen vertegenwoordigers, deels via aparte lijsten en kwaliteitszetels, deels vanuit hun verankering in de politieke partijen. Onze mensen houden in het bijzonder de natuur-, milieu- en recreatieaspecten in de gaten, bijvoorbeeld bij de vaststelling van het waterpeil. Dat zullen zij eerder hoger willen dan lager. Ook bij de vraag hoe schoon het water moet zijn. Natuurlijk is er de KRW, maar Europese richtlijnen zijn nooit eenduidig. Er zal altijd behoefte bestaan aan een eigen regionale interpretatie. Zeker zolang er waterschappen zijn.”
Hoe lang is dat? “Water Natuurlijk vertrekt vanuit de taken van het waterschap. Daarvoor is een bestuurlijke organisatie nodig. Die ligt nu bij de waterschappen en die doen dat goed, al eeuwenlang. Als je dingen wilt veranderen, zul je wel moeten aangeven wat er beter wordt. Ik ken de discussie over de bestuurlijke drukte in het middenveld. Ik zie de verantwoordelijkheid voor het waterbeheer niet bij de gemeenten (te klein) of het Rijk (te groot). Waterbeheer zul je moeten uitvoeren
interview
op basis van stroomgebieden. Daarop zijn de provincies niet ingedeeld. Ik zie de waterschappen dus niet opgeheven worden.” “Wij gaan nu aan de slag met onze fracties in de besturen. Wij gaan van de initiatieffase naar de gestructureerde fase. Op landelijk niveau vormt Water Natuurlijk een klein bureau om de fracties te ondersteunen op het gebied van de informatievoorziening over (inter)nationale ontwikkelingen, een platform te bieden voor onderlinge discussies en werkgroepen te vormen voor inhoudelijke standpuntbepaling. Er moeten fondsen gevormd worden om ook aan de volgende verkiezingen te kunnen deelnemen.” “Het huidige bestuur heeft afgesproken dit avontuur tot de zomer in te gaan. Daarna heeft ieder de vrijheid eruit te stappen. Zelf weet ik nog niet wat ik zal doen.”
Wat is uw achtergrond? “Ik ben geboren in Rotterdam in 1946. In Leiden studeerde ik van 1965 tot 1970 staatsrecht. Ik had altijd belangstelling voor het openbaar bestuur. Mijn afstudeerscriptie ging toen al over de gewestvorming. Na mijn militaire dienst ben ik in 1972 bij het
toenmalige ministerie voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO) gaan werken. Eerst met Udink als minister, vanaf 1973 met Gruijters. Na drie jaar ben ik overgestapt naar het ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk (CRM). Van Doorn was daar minister, later Til Gardeniers. In 1980 ben ik teruggekeerd naar VRO als directeur Juridische Zaken. Daar waren achtereenvolgens Belaerts van Blokland, Marcel van Dam, Pieter Winsemius en Ed Nijpels minister. In 1988 ben ik overgestapt naar het Kadaster, eerst als plaatvervangend hoofddirecteur, vanaf 1991 als hoofddirecteur. Na de verzelfstandiging in 1994 werd ik bestuursvoorzitter. “Mijn eerste taak was het kadaster te saneren, de efficiency en de effectiviteit te verbeteren. Er moesten 600 man uit. Aansluitend is besloten tot verzelfstandiging om de bereikte voordelen blijvend te realiseren. Dat proces heb ik uitgevoerd onder publieke verantwoordelijkheid van Enneüs Heerma als staatssecretaris, een echte bestuurder, recht toe, recht aan. Per 1 mei 1994 is die verzelfstandiging geëffectueerd. Zelf ben ik tot 2004 gebleven en vanaf die tijd ben ik deeltijdhoogleraar
geo-informatie en -infrastructuur aan de TU Delft. Daar houd ik mij vooral bezig met de bestuurlijke informatievoorziening rond de GIS-ontwikkelingen, de organisatie, het juridische kader, privacyvraagstukken e.d.”
Denkt Water Natuurlijk nog aan samengaan met andere partijen? “Het oorspronkelijk idee was de vorming van functionele lijsten. Deelname van andere groeperingen werd opengelaten. Wij zien nu dat een aantal politieke partijen landsbreed heeft meegedaan, andere groeperingen alleen regionaal. Als je globaal naar de uitslag kijkt, wordt 50 procent van de zetels door de klassieke politieke partijen bezet, 20 procent door Water Natuurlijk, 8 procent door de Algemene WaterschapsPartij en Werk aan Water en de rest door lokale lijsten. Ons uitgangspunt om zelfstandig de verkiezingen in te gaan, geen verbond te sluiten met wie dan ook, is goed geweest. Wie onze achterban is, weten wij niet exact. Daar is geen onderzoek naar gedaan. Maar het zijn zeker allemaal mensen met hart voor natuur, milieu en recreatie.” Foto: Michelle Muus
H2O / 1 - 2009
7
PETER VONK, VOORZITTER ALGEMENE WATERSCHAPSPARTIJ:
“24 procent is een mooie opkomst” Wat voor partij is de Algemene WaterschapsPartij? “Samen met Henk Wesselius, oud-medewerker van PWN, heb ik in november 2007 de Algemene WaterschapsPartij (AWP) opgericht. Wij zaten beide in het algemeen bestuur van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Toen het duidelijk werd dat politieke partijen zouden gaan meedoen aan de waterschapsverkiezingen, zagen wij aankomen dat, op termijn, de positie van het waterschapbestuur ten opzichte van de provincie wankel zou worden, niet meer uit te leggen aan de burger. Wij hebben eerst besloten om voor Hollands Noorderkwartier een eigen groepering op te richten en vervolgens dit initiatief uitgebreid tot het gehele land. Toen is ook Erik Oosterom bij het bestuur gekomen. Wij zijn een niet politieke organisatie die gaat voor het zuivere waterbelang. De Algemene Waterschapspartij heeft alle zittende waterschapsbestuurders aangeschreven en gevraagd om mee te doen, op basis van hun deskundigheid. “Al het werk hebben wij vanuit drie woonkamers gedaan. Het is gelukt om in 22 van de 26 waterschappen mee te doen. Niet in Zeeuws-Vlaanderen, Peel en Maasvallei, Friesland en Noorderzijlvest.”
Hoe is jullie dat gelukt? “Wat ik al zei, wij hebben alle zittende bestuursleden benaderd. Wij hebben publiciteit gekregen via vakbladen als H2O en Waterforum Online. Daarop hebben wij veel reacties gekregen van geïnteresseerden uit de waterwereld, van universiteiten, instituten, etc. KIvI-NIRIA overwoog oorspronkelijk een eigen lijst op te richten, maar heeft haar leden op de AWP gewezen. In De Ingenieur is kennisgegeven van de mogelijkheid zich als kandidaat te melden. De Nationale Vrouwenraad heeft met haar actie ‘Water zoekt vrouw’, die als doel heeft meer vrouwen in de waterschapsbesturen te krijgen, meegeholpen om de AWP meer bekendheid te geven. Het resultaat was ook niet overal hetzelfde. Bij Hollands Noorder-
8
H2O / 1 - 2009
kwartier hadden wij 17 mensen op onze lijst, elders soms maar één of twee.” “Het bleek een ingewikkeld proces: een eigen partij oprichten, lijsten maken, campagne voeren. De administratieve organisatie was bij elk waterschap verschillend; er was geen landelijke aanpak via de Unie van Waterschappen. Dat alleen al heeft veel energie en geld gekost.”
Hoe hebben jullie dit initiatief gefinancierd? “Het is ons niet gelukt om een sponsor te vinden. Wij kregen ook geen financiële ondersteuning van de waterschappen. Er was een richtlijn van de Unie dat niet te doen. Ik heb wel begrip voor dat standpunt, maar je bereikt zo geen uniformiteit. De partijen die in de Tweede Kamer zitten, ontvangen een subsidie van het Rijk, waardoor ze qua geld al een voorsprong hebben. Daarnaast kunnen zij veel leden mobiliseren en hebben zij een partijbureau. Andere partijen zijn gefinancierd door hun achterban en hebben soms subsidie van overheden gehad. Uiteindelijk is het wel allemaal gelukt. Wij zijn een vereniging geworden, de leden betalen 12 euro per jaar. Kandidaten op lijsten hebben 55 euro per persoon extra bijgedragen.” “In de pers werd veel gesproken over de lage opkomst, maar diezelfde pers nodigde ons niet uit voor veel bekeken televisieprogramma’s als Pauw en Witteman of NOVA. Ik ben één keer op het NOS-Journaal geweest als tegenpool van minister Cramer en één keer op de radio in Spijkers met Koppen. Ik ben wel geïnterviewd door het AD, Het Parool, De Boerderij, H2O, Waterforum Online, etc.”
Wat was jullie uitslag? “Wij hebben in 20 waterschappen één of meer zetels gekregen, in totaal 32. Bij Hunze en Aa’s hadden wij slechts twee mensen op de lijst, maar toch één zetel gekregen. Bij Hollands Noorderkwartier wonnen we twee zetels. Ik ben er trots op dat wij op onze manier toch de vijfde waterschapspartij geworden zijn en de tweede van de niet politieke lijsten. Wij plaatsten geen vertegen-
woordigers van een achterban op de lijst. Bij ons viel ieder onder dezelfde noemer: vóór zuiver water en tégen een politieke opzet van het waterschapsbestuur.”
Welke doelen of idealen streven jullie na? “Wij willen een middenweg. Zuiver gericht op de belangen van het waterbeheer, op de kerntaken van het waterschap. Niet op randgebieden als het belang voor de natuur of de landbouw, het ondersteunen van arme mensen of het simpelweg bezuinigen. Als bij het creëren van waterberging ook natuurbelangen extra meegenomen worden, moet het waterschap die niet betalen, maar Staatsbosbeheer of de provincie. Wij willen dat het waterschap optimaal wordt ingericht, zowel ambtelijk als bestuurlijk. Wij zijn voorstander van benchmarking, van goede kosten-batenanalyses bij bijvoorbeeld dijkversterking, membraantechnieken op rwzi’s en de uitvoering van de Kaderrichtlijn Water. Niet alles wat kan, is financieel verantwoord.”
Wat gaan jullie nu doen? “In de waterschappen vindt het overleg plaats over deelname in de dagelijkse besturen. We gaan onze campagne evalueren. We zien ook uit naar de landelijke evaluatie van deze verkiezingen door de staatssecretaris en de Unie van Waterschappen. Ik betreur dat Sybe Schaap als voorzitter van de Unie meteen al gezegd heeft dat hij deze verkiezingen als mislukt beschouwt, nu de opkomst 24 procent bedroeg. Deze 24 procent is misschien wel een goede opkomst. Tenslotte heeft één op de vier Nederlanders gestemd! De rest is wellicht gewoon niet geïnteresseerd, en dat kan natuurlijk. Waterschappen zijn nu eenmaal bekend op het platteland, maar niet in de steden. Zijn suggestie om in de toekomst over te gaan tot een vorm van getrapte verkiezing, vind ik voorbarig.” “In ieder geval is het idee van de Tweede Kamer dat er een hogere opkomst zou zijn bij deelname van politieke partijen, niet bewaarheid. Het was wel een voordeel van de veel langere lijsten dat je nu eerder iemand kon vinden die je zelf kende en die je geschikt vond voor het waterschapswerk. Maar dan functioneert de opzet eigenlijk toch als een personenstelsel.”
Wat is uw achtergrond? “Ik ben in 1956 geboren in Hoogezand. Van 1974 tot 1982 studeerde ik in Groningen Geneeskunde. In Amsterdam ben ik als huisarts gaan werken in een grote praktijk aan de Universiteit van Amsterdam. Deze groepspraktijk, zowel voor studenten als niet-studenten, telt nu 20 medewerkers.
interview
Ik werk daar 3,5 dag per week, doe ook het management van deze praktijk, maar draai ook avond- en weekenddiensten. Ik heb meegewerkt aan het boek ‘Water als Medicijn’, dat in 2007 verscheen en de rol van het water in de geneeskunde beschrijft.
Hoe bent u in het waterschap terechtgekomen? “Tien jaar geleden had ik de behoefte om meer politiek, maatschappelijk relevant
bezig te zijn. Dat kon de gemeenteraad, de deelraad, maar ook het waterschap zijn. Ik woon hier op de grens van de beheergebieden van Hollands Noorderkwartier en Amstel, Gooi en Vecht. Mijn huis staat op de oude zeedijk, die Hollands Noorderkwartier beheert, maar de woonboot hiertegenover valt onder Amstel, Gooi en Vecht. Ik heb mij toen kandidaat gesteld voor de besturen van Waterschap De Waterlanden en het Hoogheemraadschap van de Uitwaterende
Sluizen, voor de categorie ingezetenen. Ik heb hier in Amsterdam-Noord 30.000 folders verspreid: steun Peter Vonk, sterk (dijken) en sociaal, schoon (water) en sober. Ik ben in beide gekozen. Bij de verkiezingen in 2003 heb ik me kandidaat gesteld voor Hollands Noorderkwartier. Omdat ik op voorhand echter niet zeker was van dit resultaat, had ik mij ook aangemeld voor het bestuur van Amstel, Gooi en Vecht. Dat kon als je tenminste tien (geldige) handtekeningen wist te verzamelen. Ook daar ben ik gekozen. Veel mensen in Amsterdam kennen mij door mijn werk en ik heb voor Amstel, Gooi en Vecht heel veel stemmen gekregen.” “Bij Uitwaterende Sluizen ben ik voorzitter van de categorie ingezetenen geworden. Ik hield de algemene beschouwingen, voerde overleg met andere fractievoorzitters en de dijkgraaf. Bij de fusie heb ik in het overgangsbestuur gezeten, in de selectiecommissie voor de dijkgraaf en na de fusie ben ik weer in het bestuur van Hollands Noorderkwartier gekozen. Ik werd daar ook weer voorzitter van de categorie ingezetenen. “ “Bij Amstel, Gooi en Vecht gaat alles veel losser. Daar is iedereen individueel lid van het algemeen bestuur. Dat wordt na deze verkiezingen niet veel anders, want 23 zetels worden bezet door maar liefst 13 partijen. Daar functioneert echt het personenstelsel. Maar Amstel, Gooi en Vecht laat ik nu los. Het was heel interessant om het verschil in stijl en in organisatie te ervaren.”
Wat is het doel van de Algemene WaterschapPartij voor de komende tijd? “Wij behartigen niet een specifiek belang. Vanuit onze waterdeskundigheid willen wij een brug vormen, niet polariseren. Een brug tussen landbouw en natuur, tussen stad en platteland, tussen politiek en niet-politiek. Dit met alle nuances die per regio gewenst zijn. Daarin kunnen wij een wezenlijke functie vervullen.” Maarten Gast
H2O / 1 - 2009
9
Veiligheid x 10 kan! Het rapport van de Commissie Veerman presenteert heldere keuzes. Een zeespiegelstijging van 1,30 meter spreekt tot de verbeelding, net als een Rijnafvoer van 18.000 kubieke meter per seconde en het opzetten van het IJsselmeerpeil met 1,50 meter. In dit artikel gaan ondergetekenden vooral in op de in het rapport genoemde vergroting van de veiligheid met een factor 10. Veiligheid x 10 is mogelijk, maar anders dan de Deltacommissie zelf aangeeft. Gek genoeg bepleiten de leden van commissie een brede aanpak, maar als het op veiligheid aankomt, vernauwen ze de focus tot de reductie van overstromingskansen. Wij gebruiken de driepuntsbenadering - ooit ontwikkeld voor de aanpak van stedelijke wateroverlast - om houvast te bieden aan een bredere uitwerking.
H
et rapport ‘Samen werken met water’ heeft veel lof gekregen. En terecht, want er worden keuzes gemaakt. Waar verschillende overheden als een kat om de hete brei van de vier IPCCscenario’s bleven lopen, heeft de commissie een duidelijke richting aangegeven. Uiteraard zitten er nog wel wat merkwaardigheden in. Zo viel ons op dat er een stevige koers wordt ingezet voor de lage delen van onze delta, maar voor bijvoorbeeld het IJsseldal een behoudende koers wordt aangehouden. De Randstad vraagt om meeste investeringen. Het beeld herleeft dat Auke van de Woud schetst in zijn boek ‘Een nieuwe wereld’ over de 19e eeuw, waarin het noorden en oosten van Nederland dienstbaar moesten zijn aan het westen. Hoe dan ook, het is een goed rapport en er wordt stevige taal gesproken. Ingenieurs die vooraf bang waren dat het een soft advies zou worden met veel poldergekonkel, zijn achteraf stomverbaasd over de harde civieltechnische uitspraken die worden gedaan. In een bedje van wonen en werken, landbouw, natuur, recreatie, landschap, infrastructuur en energie, treffen we concrete uitdagingen aan voor het nationale technische vernuft. Vooral daar waar het gaat om de waterveiligheid. Die moet worden vergroot met een factor 10.
Overstromingskans x 10? De Deltacommissie vertaalt het begrip waterveiligheid naar overstromingskansen. Dat is merkwaardig, omdat overstromingskans en veiligheid verschillende begrippen zijn. Het begrip veiligheid is veel breder en omvat elementen van risico (dreiging en kwetsbaarheid) en risicoperceptie. Kansen kun je berekenen; veiligheid is een breed en moeilijk vast te stellen maatschappelijk begrip. In het verkeer spreekt men over een hoge verkeersveiligheid wanneer het gedrag van verkeersdeelnemers in overeenstemming is met het risico dat ze lopen. Als een fietser (kwetsbaar) zwalkend (een lage risicoperceptie) tussen de auto’s (dreiging) door rijdt, is sprake van een onveilige situatie. Wij denken dat als je het begrip veiligheid beperkt tot overstromingskansen, de vergroting met een factor tien onrealistisch is. Als je een bredere interpretatie hanteert, in de geest van het rapport van de Deltacommissie, kan het echter wel. De driepuntsbenadering helpt daarbij.
De driepuntsbenadering Afbeelding 1 geeft de principes weer van de driepuntsbenadering. De theoretische
10
H2O / 1 - 2009
herhalingstijd van een gebeurtenis staat op de horizontale as en de omvang ervan op de verticale as. Deze omvang varieert van enige overlast (geel) tot schade (oranje) en levensgevaar (rood). Beide assen zijn logaritmisch. De relatie is weergegeven als een rechte lijn. We gaan hier niet in op de wetenschappelijke achtergrond van de relatie. Wie meer hierover wil weten, raden we aan om het boek ‘How Nature Works’ te lezen van Per Bak uit 19961). Essentieel is dat de relatie representatief is voor complexe hardnekkige processen en dat de lijn niet eenvoudig kan worden bijgebogen. Een maatschappij is continu in ontwikkeling en zal zich steeds aanpassen aan aanwezige risiconiveaus. Stel: er is een gebied dat regelmatig onder water komt te staan. Als een waterkering rond dat gebied wordt aangelegd, neemt de inundatiefrequentie af. Mensen gaan vervolgens meer investeren in dat gebied. Gevolg is dat weliswaar de frequentie van inundatie afneemt, maar de consequenties ervan toenemen. Zo hebben water en maatschappij een continue wisselwerking met elkaar. Je kunt dus niet eenvoudig ergens simpelweg de veiligheid vergroten. De onbuigzame rechte lijn representeert deze maatschappelijke hardnekkigheid en het feit dat risico’s een volwaardig onderdeel vormen van een gezonde maatschappij in ontwikkeling. De Europese ‘Flood Directive’ maakt ook gewag van de hardnekkigheid van overstromingsrisico’s. In afbeelding 1 staan drie punten getekend. Het eerste (middelste) punt representeert de situatie waarop de waterkeringen worden berekend, oftewel de norm. Bij deze gebeurtenis bezwijken de kerende constructies niet en treedt ook geen overstroming op. Voor de bovenstroomse delen van onze grote rivieren spreken we hierbij over een theoretische herhalingstijd van 1.250 jaar. Het tweede punt (rechtsboven) staat voor echte grote extremen, voorbij de norm. Het gaat dan mis. De vraag is echter: hoe gaat het mis? Dijken breken door, polders komen onder water te staan, gebouwen raken beschadigd, vee verdrinkt en mensen zoeken naar veiligheid en geborgenheid. Als het misgaat en waterstanden in een gebied stijgen snel waardoor vluchten moeilijk wordt, dan is sprake van ontregeling en chaos. Afhankelijk van de veerkracht van het sociaal-economische systeem treedt al dan niet binnen redelijke tijd herstel op. Het derde punt (linksonder) staat voor de situatie die regelmatig optreedt. Overlast
beperkt zich tot in een plas stappen, waardoor schoenen vies worden, of even om moeten rijden omdat er water in een tunneltje staat. Kenmerkend voor het waterbeheer in Nederland is dat de lijn in afbeelding 1 gedurende vele eeuwen tegen de richting van de klok in is geroteerd. Punt 2 is omhoog gegaan en punt 3 naar beneden. Door de invloed van de klimaatverandering en de groeiende maatschappelijke activiteiten schuift de lijn in z’n geheel omhoog.
Drie domeinen In afbeelding 2 zijn aan de drie punten drie domeinen gekoppeld. Punt 1 is gekoppeld aan het domein van de technische oplossingen. Hierin werken vooral ingenieurs aan vernuftige oplossingen om de waterkeringen aan de normen te laten voldoen. Daarbij wordt onderscheid gemaakt naar overstromen en bezwijken. Echte schade en levensgevaar ontstaan pas als waterkeringen bezwijken. In het domein van robuustheid en ruimtelijke ordening wordt nagedacht over mogelijkheden om waardevolle objecten zo aan te passen dat in extreme gevallen, waarbij het water over de waterkeringen stroomt, nauwelijks schade optreedt. Ook wordt nagedacht over de ruimtelijke ordening, over waar je het best kwetsbare objecten kunt neerzetten in het landschap. Het rapport van de Deltacommissie besteedt hier volop aandacht aan. Het derde punt is gekoppeld aan het domein van waarden voor iedere dag. Dit punt is essentieel voor de maatschappelijke aanhechting. Het is namelijk vrijwel onmogelijk mensen betrokken te laten zijn bij iets dat een kans van optreden heeft kleiner dan 1/1000 per jaar. Mensen hebben vooral oog voor iets dat iedere dag waarde heeft. In dit punt worden de relaties gelegd met onderwerpen als wonen en werken, landbouw, natuur, recreatie, landschap, infrastructuur en energie. Het aantal actoren in dit domein is enorm groot, erg actief en bewerkstelligt continu veranderingen. Kortom, de drie punten representeren drie verschillende domeinen met verschillende probleemstellingen en manieren om verbeteringen aan te brengen in de praktijk. De essentie van de driepuntsbenadering is dat je de drie domeinen naast elkaar actief laat zijn en met elkaar verbindt. Dit is niet eenvoudig, want klimaatverandering is een ongetemd vraagstuk, zoals helder verwoord door de VROM-Raad in 20072). Lokaal moeten het
opinie Domein van robuustheid en RO 2.
Domein van technische oplossingen
Omvang
2. Omvang 1.
1.
Domein van waarden voor iedere dag.
Oude situatie Nieuwe situatie
De norm
De norm 3.
3. 0,1
1
10
100
1.000
10.000
0,1
1
10
100
Afb. 1: Drie domeinen in het veld van kansen en gevolgen.
haalbare en aanvaardbare tot elkaar worden gebracht.
Veiligheid x 10 Onze stelling is dat de waterveiligheid toeneemt als lijn roteert, met de richting van klok mee. Dit is weergegeven in afbeelding 2. Omdat het begrip veiligheid mensgerelateerd is, is voor de beoordeling ervan vooral punt 2 van belang. Als hier een verbetering optreedt met een factor 10, is het doel voorlopig bereikt. We spreken hier over ‘voorlopig’, want de maatschappij blijft in ontwikkeling. De verticale as is logaritmisch, dus een kleine visuele verschuiving in afbeelding 2 is al gauw een factor 10. Om de waterveiligheid te vergroten, is het niet noodzakelijk om in het domein van punt 1 de overstromingskansen sterk te reduceren. Dat wil zeggen, waterkeringen hoeven niet veel hoger te zijn. Ze moeten vooral sterker zijn. Dit is een belangrijk inzicht, verkregen in het Interregproject ComCoast. Dat vraagt de komende jaren nog om veel onderzoek, want wat betreft bezwijkmechanismen doen zich nog steeds regelmatig verrassingen voor3). Het streven is om zogeheten doorbraakvrije waterkeringen te maken. Het water mag er in zeer extreme gevallen overheen stromen, maar de constructie zelf moet blijven staan. In het domein van punt 2 wordt gekeken naar de vormgeving van gebouwen (drijvend, op palen, etc.) en de inrichting van de ruimte. Hoe robuuster een gebied, des te geringer de schade. Ook kan worden gekeken naar vluchtmogelijkheden, want bekend is dat mensen zich goed kunnen redden zolang wegen nog zichtbaar zijn. Voor de veiligheid in laaggelegen polders is de vulsnelheid van belang. Kleine polders achter de dijk vullen zich in korte tijd en zijn daardoor onveilig. Het streven is om het ontwerp in extreme watersituaties volledig te integreren in het werk van met name architecten, stedenbouwkundigen en projectontwikkelaars. In het domein van punt 3 staan de begrippen multifunctionaliteit en ruimtelijke kwaliteit centraal. Wat bedacht wordt in de punten 1 en 2 moet voor mensen die in het gebied wonen, werken en recreëren iedere dag waarde hebben. In afbeelding 2 gaat
1.000
10.000
Herhalingstijd in jaren
Herhalingstijd in jaren
Afb. 2: Veranderingen bij de vergroting van de veiligheid.
punt 3 omhoog. Dat wil zeggen: water wordt vastgehouden en geborgen en is dus vaker zichtbaar in de directe leefomgeving (in tuinen, op straat, op waterpleinen, op vegetatiedaken, etc.). Wordt dit bewust ontworpen, zoals het Bloemhofplein in Rotterdam, dan levert het een positieve waarde op. Wat erg belangrijk is in het domein van punt 3 is de economische doorwerking. Als de maatregelen in de domeinen 1 en 2 zich vertalen in prachtige symboliek die trots uitstraalt, en in positieve zin bijdragen aan de kwaliteit van leven in de delta (punt 3), dan zijn bedrijven bereid te investeren in dat gebied en willen mensen zich daar graag vestigen. Rotterdam Waterstad en het Urban Flood Management in Dordrecht zijn daarvan prachtige voorbeelden.
Samenhang De drie punten verschillen sterk van aard, maar hangen ook sterk met elkaar samen. Ze zetten elkaar op spanning. De inzet van de driepuntsbenadering is om in een continu iteratief proces de punten 1, 2 en 3 te doorlopen, waarbij afbeelding 1 wordt gebruikt om te reflecteren op het geheel. Gaat de lijn naar beneden? Treedt een rotatie op? De grafiek biedt een basis voor toetsing. Het moet continu, omdat onderzoek nieuwe resultaten oplevert en de delta niet stilstaat. Het doorlopen van dit proces vraagt wel om speciale mensen die het proces regisseren. We karakteriseren deze hier als ‘de empathische ingenieur.’ Deze heeft enerzijds de benodigde kennis van techniek - want met wat proceskennis kom je er niet - en anderzijds het gevoel en de inleving om te weten wat er speelt in een gebied en wat de waardesystemen van de mensen zijn die daar wonen, werken en recreëren. Hij of zij moet vooral in staat zijn maatregelen in de punten 1 en 2 te laten leven in het domein van punt 3. Punt 3 staat voor de maatschappelijke aanhechting. Voor het continue proces is het essentieel dat naast de overheid en projectorganisaties een breed maatschappelijk middenveld wordt geactiveerd, bestaande uit scholen, belangengroeperingen, betrokken bewoners, verenigingen, etc. Keath en Brown4) tonen
aan dat dit middenveld cruciaal is bij dit soort complexe - ongetemde - processen. Voor Nederland is dit de achilleshiel, want de betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld is hier zwak.
Veiligheid Zoals wij het rapport van de Deltacommissie interpreteren, zitten alle elementen van de drie domeinen erin, maar wordt de waterveiligheid nog vooral gedacht in punt 1: de norm. Wij denken dat met de driepuntsbenadering voor de delta een werkwijze kan worden ontwikkeld die de geest van ‘Samen werken met water’ reflecteert en goede handvatten biedt om de veiligheid te vergroten. In een omgeving waar het klimaat verandert en de samenleving zich continu ontwikkelt, is het al mooi dat de lijn niet stijgt maar op z’n plek blijft. Dan is al sprake van adaptatie. De veiligheid vergroten met een factor 10 kan alleen door ervoor te zorgen dat de lijn roteert, met de klok mee. Wij denken dat het kan. Govert D. Geldof (Geldof c.s.) André Oldenkamp (Tauw) NOTEN 1) Bak P. (1996). How nature works. The science of selforganized criticality. Copernicus Springer-Verlag. 2) VROM-Raad (2007). De hype voorbij. Advies 060. 3) Barends F. (2008). Het kan toch misgaan. De Ingenieur nr. 17. 4) Keath N. en R. Brown (2008). Are extreme events a crisis of catalyst for sustainable urban water management? The case of two Australian cities. Proceedings 11th ICUD, Edinburg.
NieuWater In de laatste uitgave van het afgelopen jaar stond bij een bericht over de start van de bouw van de Puurwaterfabriek dat de provincie Drenthe en WMD samenwerken in NieuWater. Dit moet zijn: Waterschap Velt en Vecht en WMD.
H2O / 1 - 2009
11
Innovatie met MBTF-biotechnologie voor afvalwater Het Netherlands Water Partnership (NWP) heeft als onderdeel van het Innovatieprogramma Watertechnologie het Watertechnologie Innovatie Team (WIT) in het leven geroepen. Deze ‘Mannen van de WIT’ geven invulling aan de leemte die bestaat tussen de opbouw en ontwikkeling van kennis van watertechnologie bij diverse kennisinstituten en technologiebedrijven in Nederland en de daadwerkelijke verzilvering van die kennis in omzet en toegevoegde waarde. De teamleden vormen de aanspreekpunten voor die bedrijven die innovatieve watertechnologie willen ontwikkelen en moeite hebben de ontwikkeling adequaat om te zetten naar commercieel succes. In deze bijdrage wordt ingegaan op het profiel van het type bedrijf dat zich in dit speelveld bevindt en de wijze waarop innovatie kan plaatsvinden en bevorderd kan worden.
W
at voor soort organisatie heeft de potentie om innovatief te zijn? In de praktijk is één van de randvoorwaarden voor een innovatief milieu binnen een bedrijf de omvang ervan. Een bedrijf van vijf tot 50 personen leent zich voor persoonlijk contact tussen alle medewerkers met verschillende achtergronden en een grote betrokkenheid bij de bedrijfsactiviteiten. Een platte organisatiestructuur en een werkwijze in kleine projectteams creërt omstandigheden die vernieuwing bevorderen. Minstens zo belangrijk als het interne bedrijfsmilieu is de wijze waarop het bedrijf naar buiten toe overkomt. Een succesvol bedrijf trekt talenten aan en houdt daarmee het beoogde milieu in stand. Voor kleine bedrijfjes, die vaak als spin-off vanuit de wetenschappelijke wereld ontstaan zijn, is het derhalve zaak om binnen afzienbare tijd een zekere kritische massa te bereiken, om het innovatieve milieu te kunnen vasthouden. De valkuil voor deze starters is juist het initiële succes in termen van werkvoorraad. Deze specialisten besteden hun schaarse tijd meer en meer aan niet-specialistische taken, waardoor hun specialiteit naar de achtergrond wordt verdrongen en onderzoek en verdere ontwikkeling wordt vertraagd. Kleine technologiegedreven bedrijfjes zijn bovendien niet in staat bedrijfsrisico’s te spreiden, waardoor vaker voor zekerheid moet worden gekozen.
Kennisbescherming Nieuwe ideeën komen tot stand door out-ofthe-box thinking. Consumenten en gebruikers hebben hier meestal geen behoefte aan. De verantwoordelijkheid voor innovatie ligt dus primair bij de technologieleverancier. Hij moet in staat zijn de behoefte, die er nog niet is, te creëren. Als onderdeel van dit proces kan het helpen het enthousiasme van de eigen creatie-in-ontwikkeling over te brengen op andere belanghebbenden, waaronder niet in de laatste plaats de toekomstige gebruiker. Binnen iedere groep van vergelijkbare gebruikers (in de wereld van de waterzuivering: waterleidingbedrijven, waterschappen, maar vooral ook industriële waterzuiveraars) bevinden zich pioniers en volgers. De pioniers zijn de trendsetters, die de volgers moeten overtuigen en zijn de onmisbare schakel in de transitie van prototype naar full scale-referenties en dus marktvolume.
12
H2O / 1 - 2009
Nieuwe ideeën, producten en systemen komen vaak voort uit het combineren van bestaande technieken en technologieën uit andere gebruikersgroepen. Om die combinaties te leggen is een open communicatieve mulitdisciplinaire omgeving bevorderlijk. Het delen van kennis leidt op de langere termijn tot een grotere creativiteit en ontwikkeling. Universiteiten in de Verenigde Staten hebben dat aspect jaren geleden al gesignaleerd en stellen steeds meer kennis vrij beschikbaar. Ook de universiteiten in Nederland (bijvoorbeeld de TU Delft) zetten stappen in deze richting. Kennisbescherming (in de vorm van patenten) blijft een belangrijk instrument in de (internationale) vermarkting van nieuwe technologie. Tenminste, als het patent voldoende ‘hardheid’ biedt om concurrenten die het aanvechten (als de ontwikkelingskosten grotendeels al uitgegeven zijn), te kunnen weren. Die onzekerheid over de werkelijke kracht en waarde van een patent blijft bestaan, omdat inbreukprocedures op ieder moment van de vermarkting van de technologie aan de orde kunnen komen. Open communicatie en kennisbescherming lijken haaks op elkaar te staan, maar leveren beide belangrijke ingrediënten voor succes in innovatie.
MBTF: wél innovatief, (nog) geen succesvolle innovatie De theorie kan helder zijn, toch is de dagelijkse praktijk vol van onvoldoende benutte kansen. Eén zo’n voorbeeld uit de wereld van de afvalwaterzuiveringstechnologie, waar de mannen van de WIT bij betrokken zijn, betreft een zuiveringstechnologie waarbij afvalwater en aflucht in één biologische reactor effectief kan worden behandeld (zie kader). De Nederlandse uitvinder en patenthouder van de bioreactor, Jan van de Herberg, is in staat geweest om de combinatie van biologische water- en luchtbehandeling (geurbestrijding) te laten plaatsvinden in één reactor, die niet verstoppingsgevoelig is en waarbij de slibproductie beperkt is. Daartoe is de reactor uitgerust met specifieke kunststof ‘balletjes’ - als dragermateriaal voor de biomassa - die op een effectieve wijze tijdens bedrijf gereinigd kunnen worden. Het dragermateriaal slijt vrijwel niet, heeft door de structuur van de balletjes een groot specifiek oppervlak en kan op een heel efficiënte wijze gereinigd worden, waardoor
Referentie-installatie in Oosterwolde.
de biomassa op een constant en biologisch actief niveau kan worden gehouden. Deze zuiveringsmethode blijkt een kosteneffectieve oplossing te zijn - zowel qua investeringen als in jaarlijkse operationele kosten - voor het afvalwater- en afluchtprobleem van diverse industrieën. De technologie is geoptimaliseerd en wordt al jaren met succes toegepast in bijvoorbeeld de voedingsmiddelenindustrie in Nederland. Ondanks een technologische succesvolle vernieuwing in de jaren 90 en de realisatie van een aantal goed functionerende full scale-installaties blijft implementatie in grotere aantallen vooralsnog achter. Er is dus geen sprake van een succesvolle innovatie conform de eerder gehanteerde criteria van een geslaagde marktintroductie én een rendabele marktpositie. De vernieuwer is in staat geweest de aandacht voor de innovatie te trekken en een, zij het beperkte, distributie te organiseren. Het ontbrak echter aan het uitoefenen van voldoende druk in de markt om daarmee economisch rendement te genereren. Hier wreekt zich het ontbreken van één van de drie pijlers onder het model van een
achtergrond
succesvolle innovatie. Naast de technologieleverancier en de klant die openstaat voor nieuwe ideeën, is dit de ondernemer. De ondernemer, die de technologie onder de aandacht brengt van een breed internationaal publiek en er voor zorgt dat de technologie de weg naar de markt vindt. De ondernemer ook, die samen met de technologieleverancier zoekt naar nieuwe afzetmogelijkheden in andere marktsegmenten en nieuwe procestoepassingen en daarvoor potentiële opdrachtgevers probeert te interesseren. Om de technologisch succesvolle vernieuwing alsnog om te zetten in een succesvolle innovatie, is een eerste analyse gemaakt van de mogelijkheden om onder de huidige marktomstandigheden het marktaandeel en het productievolume in korte tijd sterk te vergroten en tegelijkertijd goede marges mogelijk te maken. Deze analyse zal verder worden onderbouwd in een marktplan en een marktstrategie, maar is op hoofdlijnen terug te brengen tot de volgende vier kernelementen of kritische succesfactoren: Organisatie
Opzet van een gericht verkoopapparaat, dat zich duidelijke doelen stelt in termen van verkoop en daarvoor gerichte marketingcampagnes voert, ondersteund wordt door proces engineers en gebruik maakt van verkoopondersteunende middelen, zoals proefinstallaties, ontwerp- en simulatiemodellen. Het bereiken van een dusdanig marktaandeel dat een efficiënte productie wordt mogelijk gemaakt. Aandacht voor nazorg en projectevaluatie, dat op zichzelf weer prikkels oplevert voor nieuwe innovaties. Kostprijs
Door vergroting van het marktaandeel ontstaan meer mogelijkheden voor kostprijsoptimalisatie. Het één hoeft echter niet op het ander te wachten: een analyse van de componenten, waaruit de bioreactor is opgebouwd, bevat voldoende aanknopingspunten om op de markt verkrijgbare productvernieuwingen hierop te projecteren om daarmee een kostprijsverlaging en margeverhoging te realiseren.
onvoldoende wordt benut. De eerste invalshoek is de geografische verspreiding, die nu beperkt is tot het thuisland. Een eerste analyse van vergelijkbare bedrijven, die nu op de thuismarkt worden bediend, leert echter dat de technologie veel potentie in zich heeft voor buurlanden (Verenigd Koninkrijk, Ierland, Duitsland, Frankrijk), maar ook voor Oost-Europa, Zuid- en NoordAmerika. De tweede invalshoek is gericht op het onderzoek naar andere product-marktcombinaties, waarbij niet alleen andere industrieën/branches worden bedoeld, maar nadrukkelijk ook gekeken wordt naar potentiëel interessante andere procestechnische toepassingen. Daarbij kan onder andere gedacht worden aan bijvoorbeeld specifieke stikstofverwijdering en afbraak van organische microverontreinigingen.
netwerk en een interne organisatie, die deze partners op een effectieve manier, zowel technisch inhoudelijk als commerciëel kan ondersteunen. Met een dergelijke analyse van kritische succesfactoren voor het totstandkomen van een succesvolle innovatie van de MBTF-technologie moet het mogelijk zijn de vermarkting van deze succesvolle technologie een nieuwe impuls te geven en een bijdrage te leveren aan de verdere omzetgroei en export van Nederlandse watertechnologie. Hans Wouters (Brightwork)
Export
Daar waar de huidige afzet volledig is gericht op de Nederlandse markt, zal het zwaartepunt van de afzet in het toekomstige groeiscenario verplaatsen naar het buitenland. Dit vraagt om een systematische aanpak voor het opzetten van een goed en succesvol agenten- en licentienemers-
De Moving Bed Trickling Filter (MBTF)-biofiltertechnologie is ontwikkeld voor gecombineerde zuivering van aflucht en afvalwater, verontreinigd met organische, afbreekbare componenten. De technologie is gepatenteerd. Gelijktijdig worden afvalwater en lucht behandeld: een separate investering voor luchtbehandeling is zo overbodig, terwijl de kosten voor het filter worden terugverdiend op de gereduceerde afvalwaterheffing. Maar ook voor de behandeling van ‘alleen’ afvalwater of ‘alleen’ lucht biedt dit filter voordelen. In vergelijking met andere systemen voor de behandeling van lucht/gas of afvalwater kenmerkt de MBTF-technologie zich door vergaande rendementen en een hoge capaciteit zonder chemicaliëngebruik of voorgeschakelde zuiveringsystemen. Het resultaat is een compacte installatie met lage investeringskosten en operationele kosten. Het ruimtebeslag is door de uitvoeringsnorm van de reactor gering. Voor de behandeling van hoog geconcentreerde afvalwaterstromen kunnen specifieke belastingen tot 20 kg CZV/(kubieke meter per dag) worden toegepast in combinatie met afluchtbelastingen tot 300.000 kubieke meter per uur.
Marktpotentie
De marktpotentie voor de MBTF-technologie kent twee invalshoeken, die beide
H2O / 1 - 2009
13
Eindelijk aanpassing van de grondwaterstand in het Bargerveen Afgelopen zomer bereikten Waterschap Velt en Vecht, de provincie Drenthe en het ministerie van LNV een bestuurlijk akkoord over het gewogen grond- en oppervlaktewaterregime (GGOR) voor het Bargerveen. Na twee jaar praten en onderhandelen is daarmee duidelijkheid gekomen over de toekomst van het natuurgebied en de omliggende landbouwgronden. De belangrijkste keuze is het inrichten van een randzone van 500 meter ten zuiden van het Bargerveen. Daardoor krijgt de ontwikkeling van levend hoogveen een nieuwe kans. Bovendien kan de waterhuishouding in het resterende landbouwgebied worden verbeterd zonder nadelige effecten voor de natuur. Hoewel ruim 200 hectare landbouwgrond van functie zal veranderen, gaan ook de landbouwers in meerderheid akkoord met deze oplossing. Drie keer eerder probeerde het waterschap een inrichtingsplan te maken voor dit gebied. Steeds weer leidde een langdurig planvormingstraject niet tot overeenstemming tussen partijen. Waarom lukte het deze keer wel?
I
n 2006 spraken de waterschappen in Rijn-Oost met elkaar af om binnen twee jaar het GGOR voor alle Natura 2000-gebieden vast te stellen. Het Bargerveen hoorde daar ook bij. Het gebied staat op de TOP-lijst van verdroogde gebieden en heeft een speciale status als sense of urgencygebied. Waterschap Velt en Vecht heeft dus zware verplichtingen om het gebied een optimale waterhuishouding te geven. Bij het begin van het GGOR-project was het ministerie van LNV nog maar net begonnen met het aanwijzen van de natuurdoelen voor Natura 2000-gebieden. Het was onzeker welke eisen uiteindelijk gesteld zouden worden aan de waterhuishouding. Toch wilde het bestuur van Waterschap Velt en Vecht niet afwachten tot het Rijk het definitieve aanwijzingsbesluit voor het Bargerveen rond had. Men besloot zelf het initiatief te houden
door op tijd het GGOR-proces te starten. Het risico op wijzigingen in de natuurdoelen werd voor lief genomen. Voor deze aanpak kreeg het waterschap steun vanuit de streek; ook de provincie Drenthe en het ministerie van LNV reageerden enthousiast. Iedereen wilde het liefst zo snel mogelijk duidelijkheid over de toekomst van het gebied. Bovendien zag de streek een gebiedsproces onder regie van een lokale overheid als een goede manier om betrokken te blijven bij bestuurlijke keuzes. Het waterschap trok een externe procesbegeleider aan, maar bleef zelf verantwoordelijk voor de besluitvorming. Het GGORproject werd door Deltares ingebracht als casus voor het Europese project Aquastress. Dit leidde ertoe dat procesdeskundigen van het Franse onderzoeksbureau Cemagref aanboden om het waterschap te adviseren
Het Amsterdamse veld (foto: Jans de Vries, Staatsbosbeheer).
tijdens het proces. Zij namen deel aan belangrijke bijeenkomsten en hielpen de waterschapsmedewerkers en de procesmanager om kritisch te kijken naar het eigen functioneren. In het kader van Aquastress nam een promovendus van de Universiteit Enschede enquêtes af om te onderzoeken hoe de externe betrokkenen het GGOR-proces beoordelen tijdens de verschillende fases. Voor het waterschap werd het GGOR-proces daardoor ook een manier om het eigen functioneren in interactieve processen te verbeteren. Het GGOR-proces had twee belangrijke doelen. In de eerste plaats moesten optimale hydrologische omstandigheden voor hoogveengroei in het Bargerveen worden gegarandeerd. Ten tweede moest er duidelijkheid komen over de toekomst van de landbouwbedrijven in de omgeving. Het gebiedsproces was georganiseerd rond een klankbordgroep waarin alle betrokken partijen deelnamen. De klankbordgroep voerde geen onderhandelingen; daarvoor was de groep te groot. Als eerste stap mochten alle partijen aangeven wat voor hen de ideale hydrologische situatie zou zijn (het zogeheten OGOR). Het waterschap heeft daarin niet gestuurd en dat heeft goed gewerkt. Het feit dat partijen niet beperkt werden in het bepalen van hun meest ideale uitkomst, betekende erkenning voor hen. Doordat partijen zelf hun ideaalbeeld formuleerden, waren de verschillende wensen in eerste instantie niet onderling te vergelijken. Voor de landbouw bestond een ideale situatie uit een slootpeil van 120 centimeter beneden maaiveld. Staatsbosbeheer wilde dat het grondwater onder het hoogveen tot minstens 20 centimeter in de veenbasis zou reiken. Het waterschap heeft die twee wensen vergelijkbaar gemaakt door het streefpeil voor de landbouw te vertalen naar een
14
H2O / 1 - 2009
achtergrond
Samenwerking tussen overheden Het Bargerveen is met 2000 hectare één van de grootste nog resterende hoogvenen in Nederland, één van de weinige gebieden waar op termijn herstel van levend hoogveen mogelijk is. Alleen in dit gebied komen de bovenveengraslanden voor, een bijzonder type schraalgrasland. De helft van de Nederlandse populatie grauwe klauwieren broedt in het Bargerveen en het is in Nederland het belangrijkste gebied voor de Taigarietgans. Vanaf begin jaren 80 zijn maatregelen uitgevoerd om de verdroging van het gebied terug te dringen. Tot nu toe zijn vooral interne maatregelen genomen. Zo is ruim 40 kilometer veendijken aangelegd. Een verkeersweg die een belangrijke verbinding vormde tussen de dorpen Weiteveen en Zwartmeer, is geheel verwijderd. Eind jaren 90 zijn aan de noordzijde van het gebied hydrologische randzones aangewezen. In totaal 280 hectare landbouwgrond zal in de komende jaren van functie veranderen. In het kader van het GGOR-proces zal aan de zuidzijde een randzone van ruim 200 hectare worden gerealiseerd. Een belangrijk doel voor de toekomst is het inrichten van hydrologische randzones over de grens in Duitsland. Daar ontwikkelt men plannen voor een bufferzone met een breedte van 300 meter. De Duitse overheden zijn regelmatig op de hoogte gebracht van de ontwikkelingen in het GGOR-proces. Verdere gesprekken vinden plaats rond het grensoverschrijdende natuurpark Moor.
grondwaterbeeld. Over die vertaling is nooit discussie gevoerd. De effecten van mogelijke ingrepen werden steeds afgezet tegen het ideaalbeeld van partijen. Zo kon iedereen zien hoe ver een scenario afzat van de gewenste situatie.
Regierol van het waterschap Het bestuur van het waterschap besloot om effecten van maatregelen in beeld te laten brengen met een reeds bestaand grondwatermodel van het gebied. Dit model was eenvoudig van opzet. Het kon maar een beperkt aantal oplossingen doorrekenen en het dekte ook niet het hele projectgebied. Daardoor was het niet mogelijk om combinaties van maatregelen rondom het natuurgebied in hun samenhang te beoordelen. Maar het model had als groot voordeel dat er al eerder mee was gewerkt. Bovendien bestond draagvlak voor dit model in de streek. En het was onmiddellijk inzetbaar. Het waterschapsbestuur gaf opdracht om binnen twee maanden duidelijkheid te geven over het effect van hydrologische maatregelen. Met name vanuit Staatsbosbeheer werd aangegeven dat men hier weinig vertrouwen in had. Ook medeoverheden zetten hun vraagtekens bij de zorgvuldigheid van deze aanpak. Het waterschap nam hiermee het risico dat partijen de resultaten van de berekeningen later zouden verwerpen. Gezien de scepsis bij een deel van de klankbordgroep besloot het waterschap zelf een aantal hydrologische maatregelen te formuleren. Voorafgaand aan de berekeningen zijn deze besproken met Staatsbosbeheer en de agrariërs. Voorstellen voor
aanpassing werden overgenomen, maar het waterschap bleef verantwoordelijk voor de keuze van door te rekenen scenario’s. Er werden berekeningen uitgevoerd voor een aan te leggen bufferzone, in combinatie met landbouwkundige verbeteringswerken in het resterende landbouwgebied. Uit de eerste rekenresultaten bleek dat een randzone met een breedte van 500 meter een optimale balans bood tussen benodigde ruimte en effect op de natuurdoelen. Een randzone van 250 meter zou te smal zijn om werkelijk effect te hebben. Een breedte van 1.100 meter had het meeste effect, maar niet veel meer dan een bufferzone van 500 meter. Een breedte van 500 meter gaf ook nog speelruimte voor verbetering van de situatie in het resterende landbouwgebied. Het waterschap had hiermee een overtuigend verhaal richting alle betrokken partijen dat een bufferzone van 500 meter de beste oplossing was, gegeven de natuurdoelen voor het Bargerveen. De resultaten zijn afzonderlijk besproken met de meest betrokken partijen. Zowel Staatsbosbeheer als de agrariërs wilden extra scenario’s laten doorrekenen. Dat is ook gebeurd en uiteindelijk zijn alle resultaten gepresenteerd in de klankbordgroep. Tijdens die bijeenkomst is aan de klankbordgroepleden niet gevraagd om een oordeel te geven over de voorgestelde oplossing. Toch spraken partijen zich positief uit over de voorgestelde oplossing. Vooral de landbouw wilde echter weten of de financiering voor de grondaankoop wel rond zou komen.
In het volgende stadium is de rol van de provincie Drenthe heel belangrijk geweest. De oplossing die het waterschap voorstelde, betekende immers dat ruim 200 hectare landbouwgrond van functie zou veranderen. Financiering daarvan valt in eerste instantie onder verantwoordelijkheid van de provincie. Bovendien is de provincie bevoegd gezag voor de Natuurbeschermingswet, die een kritische procedure kent voor toetsing van plannen rondom Natura 2000-gebieden. Ook het ministerie van LNV speelde een belangrijke rol, omdat extra financiering nodig was om de voorgestelde oplossing mogelijk te maken. In de besluitvormingsfase was het nodig om steeds op twee niveaus instemming te krijgen en te houden. Op lokaal niveau moesten Staatsbosbeheer en de grondeigenaren inhoudelijk instemmen met de voorgestelde maatregelen. Op regionaal niveau was afstemming nodig met medeoverheden over de financiering. De klankbordgroep kwam niet meer bij elkaar, omdat geen nieuwe informatie te melden was. Bijeenkomsten zouden hooguit kunnen leiden tot nieuwe onderhandelingen over de inhoud van het akkoord. Informatie-uitwisseling verliep vooral via gesprekken met afzonderlijke partijen. In dit stadium ging het om heel concrete zaken.
Succesfactoren Achteraf gezien zijn enkele duidelijke factoren aan te wijzen die tot een gedragen oplossing hebben geleid: • de dwingende noodzaak vanuit Natura 2000 om maatregelen te nemen die een goede hydrologische situatie voor de natuur in het Bargerveen garanderen; • een duidelijke doelstelling: er moest een GGOR komen die zekerheid gaf over het hydrologisch herstel van het Bargerveen en duidelijkheid bood voor de landbouw; • de bereidheid van grondeigenaren om door overleg en onderhandeling tot wederzijds begrip en uiteindelijk tot overeenstemming te komen; • duidelijke spelregels, die vooraf werden vastgelegd in een procesdocument dat de instemming kreeg van alle partijen in de klankbordgroep; • het feit dat partijen zich gehouden hebben aan vooraf gemaakte afspraken, zoals goed terugkoppelen naar de eigen achterban, waardoor het einde van het proces geen verrassingen kende; • het vertrouwen van betrokken partijen in het waterschap als een integere
H2O / 1 - 2009
15
•
•
organisatie met deskundigheid op het gebied van water; het optreden van de externe procesmanager, die tussen de partijen in staat, zonder inhoudelijk belang; en de bereidheid van de provincie Drenthe en het ministerie van LNV om de eerder vastgestelde beleidsdoelen ook te ondersteunen met extra financiële middelen om een oplossing mogelijk te maken.
Grondverwerving Op dit moment bestaat bestuurlijke overeenstemming over de financiering van het project, dat ongeveer 20 miljoen euro gaat kosten. De grondverwerving zal plaatsvinden in het kader van een herverkaveling die de Dienst Landelijk Gebied uitvoert onder regie van de provincie Drenthe. Het praktische resultaat is een verbetering van de waterhuishouding in het Bargerveen over een oppervlak van 1150 hectare. Het gebied dat geschikt is voor ontwikkeling van levend hoogveen, komt in totaal op 500 hectare. Voor de grondeigenaren in de omgeving is na 20 jaar plannen maken eindelijk duidelijkheid over de toekomst. Een deel van de landbouwbedrijven zal uit het gebied verdwijnen; voor de overblijvende agrariërs zullen de omstandigheden verbeteren. Daarmee is voldaan aan de twee vooraf vastgestelde doelen van het GGOR-proces: het verbeteren van de hydrologische omstandigheden in het Bargerveen en duidelijkheid bieden voor de omgeving.
Het GGOR-proces voor het Bargerveen is onderzocht als casus in het promotieonderzoek van Rianne Bijlsma aan de universiteit Enschede (met als onderwerp ‘Dealing with risk due to uncertainty in policy analysis’). Uit enquêtes onder leden van de klankbordgroep bleek dat zij vinden dat alle betrokken partijen invloed hebben kunnen uitoefenen op het proces en dat het proces goed was georganiseerd. Een enkeling betwijfelt of het kosteneffectief is geweest. Men wijst erop dat de uiteindelijke oplossing, het aanleggen van een bufferzone, bij eerdere processen ook al in beeld is geweest. Sommige klankbordgroepleden vragen zich af of het wel nodig was om een heel proces te organiseren om op een reeds bestaande oplossing uit te komen. Deelnemers hebben uiteenlopende meningen over de vraag of het proces voldoende transparant was en of het proces onafhankelijk is gevoerd. Sommige agrariërs vragen zich af of de procesbegeleider niet teveel richting de natuur is opgeschoven, terwijl een enkeling bij Staatsbosbeheer zich het tegenovergestelde afvraagt, of het waterschap niet teveel is meegegaan met de wensen vanuit de landbouw. Een mogelijke verklaring voor het genoemde gebrek aan transparantie is de tweedeling in het proces, met volledige openheid in het begin en informatie-uitwisseling via afzonderlijke partijen aan het eind. Voor individuele klankbordgroepleden was het moeilijk om in de tweede fase het hele plaatje nog te zien. De agrariërs geven duidelijk aan dat het draagvlak voor de bereikte oplossing staat of valt met de bereidheid van overheden om gronden aan te kopen voor een marktconforme prijs. Veenvorming in open water.
Thomas de Meij, Arnold Lassche en Marga Oosterveld (Waterschap Velt en Vecht)
Noord-Holland en Oostzaan investeren in veenweidegebied De Provincie Noord-Holland en de gemeente Oostzaan investeren gezamenlijk 20.000 euro in het veenweidegebied Oostzanerveld. Het is de bedoeling dit gebied te behouden en verschillende ontwikkelingen die daar spelen, in goede banen te leiden.
I
n het Oostzanerveld moet een balans gevonden worden tussen natuur, recreatie, waterhuishouding en een gezonde economie. Vorig jaar is een toekomstvisie voor het gebied opgesteld, waarin wordt ingezet op duurzame inrichting en beheer. Hoewel de boeren ondertussen uit het gebied zijn verdwenen en er minder vee staat en de bagger zich ophoopt, is de visie nog steeds actueel. In het gebied speelt ook de regelgeving uit de Kaderrichtlijn Water en Natura 2000 een rol. De provincie is, samen met de betrokken
16
H2O / 1 - 2009
partijen, bezig de doelen voor Natura 2000 vast te stellen. De definitieve beheervorm
van het Oostzanerveld moet uiteindelijk aansluiten op deze doelen.
achtergrond / actualiteit Waterverbeteringsplan Veenweidepolders Waterschap Reest en Wieden is begonnen met de uitvoering van het waterverbeteringsplan Veenweidepolders rond het natuurgebied de Weerribben. Doel van het project is voor de komende 30 jaar een duurzaam watersysteem te maken dat de productieomstandigheden voor de landbouw én de waterkwaliteit van het natuurgebied verbetert.
H
et gebied de Veenweidepolders, tussen de Weerribben en de Noordoostpolder, heeft al jarenlang te maken met steeds verdergaande maaivelddalingen door inklinking van het veen. In 1998 werd besloten het peilbesluit te herzien en te zoeken naar verbeteringsmogelijkheden. De voorbereiding hiervan werd gecombineerd met de voorbereiding van een landinrichtingsproject, het Strategisch Groen Project Noordwest-Overijssel. Het voordeel van deze combinatie is dat het waterverbeteringsplan zo een integraal en gebiedsgericht effect krijgt, niet alleen voor de natuur en de landbouw, maar ook voor de recreant.
eeuw, inrichting volgens Waternood en de trits vasthouden, bergen en afvoeren. Ook de doelstellingen van de Europese Kaderrichtlijn Water zijn in het plan verwerkt. De kosten van het waterverbeteringsplan bedragen ruim vijf miljoen euro.
Waterschap Reest en Wieden betaalt daarvan 2,8 miljoen euro en het Rijk betaalt de overige kosten.
Behalve maaivelddaling bestaan de knelpunten in het projectgebied uit problematische wateraanvoer en watertoevoer die belemmerd worden door te krappe profielen van de sloten en te kleine of te hoog liggende duikers. Stagnerende waterafvoer veroorzaakt vaak plaatselijk ongewenste inundaties. In droge periodes vormt de wateraanvoer een probleem omdat de relatief diepe oppervlaktewaterpeilen in de Noordoostpolder een aanzienlijke wegzijging veroorzaken uit de veenweidepolders rond de Weerribben. Ook de kwaliteit van het water dat via de polder wordt afgevoerd op de Weerribben, dient verbeterd te worden. In het gebied wordt straks flexibel peilbeheer toegepast (zonder strak zomeren winterpeil). Dit heeft een positief effect op de maaivelddaling. Op basis van de gemeten maaivelddaling wordt iedere vijf jaar berekend of de peilen aangepast moeten worden. Hierdoor wordt getracht de maaivelddaling zoveel mogelijk te beperken. Om de overige knelpunten aan te pakken, worden de veenweidepolders flink opgeknapt. Van de bestaande watergangen in het gebied wordt 18 kilometer verbreed en verdiept, waarvan ruim twaalf kilometer met het zogenaamde waternoodprofiel. Daarnaast wordt zes kilometer aan nieuwe watergangen gegraven. Naast het bouwen van nieuwe stuwen worden twee nieuwe gemalen gebouwd om het water snel en efficiënt te verwerken. Voor de extra waterberging verbreedt Waterschap Reest en Wieden de sloten aan beide kanten met plas-drasbermen. De huidige dammen en duikers worden vergroot en verlaagd, zodat er meer water doorheen kan. De maatregelen passen binnen de structuur en doelstellingen van een Water-opMaatproject. Binnen zo’n project wordt de waterhuishouding zo optimaal mogelijk ingericht, passende bij de verschillende functies van het gebied. Het waterverbeteringsplan houdt tevens rekening met de doelstellingen van het Waterbeheer 21e
H2O / 1 - 2009
17
actualiteit Ontziltingsinstallatie Evides op stoom De pilot met een ontziltingsinstallatie om zeewater tot drinkwater te verwerken, verloopt voorspoedig. De installatie, die aan de Jacobahaven in Kamperland (Noord Beveland) staat, levert nu 13,5 kubieke meter per uur. De proef met de installatie gaat vijf jaar duren.
H
et water waaruit Evides haar drinkwater produceert, zal in de toekomst verzilten door de stijgende zeespiegel en lagere rivieraanvoeren. Ook menselijk ingrijpen zoals het openzetten van de Haringvlietsluizen en het laten verzilten van het Volkerak-Zoommeer zorgt voor hogere zoutconcentraties. Om op die ontwikkelingen in te spelen is Evides in 2007 begonnen met het opzetten van een ontziltingsinstallatie, gebaseerd op membraantechnologie. De techniek van het ontzilten is bekend, maar doordat Noordzeewater troebel is en sterk in temperatuur fluctueert, kent de installatie specifieke problemen. De proefperiode van vijf jaar is bedoeld om voldoende kennis en ervaring op te doen om het zeewater in één stap te zuiveren. Het gezuiverde water wordt, zodra de kwaliteit goed genoeg en constant is, gemengd met het reguliere drinkwater in Noord-Beveland. De maximale capaciteit van de proefinstallatie bedraagt 15 kubieke meter per uur.
Proefproject gescheiden afvalwater ziekenhuizen Waterschap Groot Salland bezint zich op de mogelijkheden een proefproject te starten met de gescheiden inzameling en verwerking van afvalwater van de Isala klinieken in Zwolle. Het doel is een betere zuiveringswijze voor medicijnresten in het afvalwater te vinden. Het SLIK-project (Sanitaire Lozing Isala Klinieken) bevindt zich nu nog in de onderzoeksfase, maar het algemeen bestuur van het waterschap heeft al ingestemd met een krediet van maximaal 3,1 miljoen euro.
H
et waterschap en de Isala klinieken werken samen om het verwijderen van medicijnresten uit afvalwater te optimaliseren. Uit onderzoek blijkt dat medicijnresten lastig uit het afvalwater te verwijderen zijn. De huidige generatie rwzi’s is onvoldoende uitgerust om deze stoffen af te breken. Met SLIK is het de bedoeling om te onderzoeken of medicijnresten met een verbeterde zuiveringswijze beter kunnen worden verwijderd. De komende jaren zal een nieuw ziekenhuis verrijzen. De Isala klinieken hebben een bouwplan in voorbereiding dat voorziet in de realisatie van circa 100.000 m2 nieuwbouw. Naast ziekenhuisafvalwater komen medicijnresten ook voor in afvalwater van verzorgingstehuizen en huishoudelijk afvalwater. In het voorbereidingstraject zijn diverse partners verenigd. Naast de praktische samenwerking met de Isala klinieken werkt Groot Salland samen met de gemeente Zwolle, Vitens, STOWA en het RIVM. Het
18
H2O / 1 - 2009
project wordt zeer waarschijnlijk finacieel gesteund door de Provincie Overijssel en de ministeries VROM en Verkeer en Waterstaat. Als het project daadwerkelijk van de grond komt, zal SLIK een voorbeeldfunctie krijgen voor vergelijkbare initiatieven in Nederland en Europa. Het project ontvangt ook een grote Europese subsidie vanwege het innovatieve karakter en de bijdrage aan internationale kennisuitwisseling. Voor dit project zijn samenwerkingspartners gevonden uit Duitsland, Luxemburg, Zwitserland en Schotland die gelijksoortige projecten uitvoeren. Dit internationale overkoepelende samenwerkingsverband draagt de naam PILLS (Pharmaceutical Inputs and eLimination from Local Sources). De totale kosten van het project SLIK bedragen circa 3,1 miljoen euro. Hiervan wordt ondermeer een demonstratiezuiveringsinstallatie gebouwd op het terrein van het waterschapshuis in Zwolle, naar verwachting in 2010.
Overname Bronwaterleiding Doorn dichterbij De drinkwaterbedrijven Doorn en Vitens hebben een overeenkomst gesloten met als doel Bronwaterleiding Doorn per 1 januari 2010 in Vitens te laten opgaan.
H
et drinkwaterbedrijf van de (voormalige) gemeenten Doorn en Leersum is het kleinste drinkwaterbedrijf van Nederland. Al sinds de jaren 90 wordt gepraat over de overname van het bedrijf. Tot nu toe is dat niet gelukt, omdat de partijen het niet eens raakten over de voorwaarden van de overname. De gemeente Utrechtse Heuvelrug, waarin Doorn is opgegaan, heeft bij deze overname twee petten op: ze is aandeelhouder van Vitens, maar ook van Bronwaterleiding Doorn. Utrechtse Heuvelrug wil daarom dat beide partijen er gezamenlijk uitkomen. Daartoe is een team van deskundigen samengesteld dat een ‘boekenonderzoek’ zal uitvoeren naar de waarde van de activa en passiva. Dit team zal in de loop van dit jaar met een advies komen. Als beide partijen zich in dit advies kunnen vinden, zullen zij verdere concrete stappen voor de overname nemen. Wat voor gevolgen een overname heeft voor Bronwaterleiding Doorn en het personeel is nog niet duidelijk.
Innovatieve waterbouwers op InfraTech 2009 Van 13 tot en met 16 janauri vindt de achtste editie van InfraTech plaats in de Rotterdamse Ahoy. InfraTech 2009 biedt een actueel en compleet overzicht van de infrastructuursector en is dé ontmoetingsplaats voor iedereen die zich bezighoudt met grond-, water- en wegenbouw. Het thema van dit jaar is ‘Klimaat voor vernieuwing’. De ruim 465 exposanten zullen veel innovaties presenteren, met name op het gebied van water.
D
e vorige editie van InfraTech in 2007 trok 15.328 bezoekers. Een goede opkomst, zeker gezien de hevige storm die Nederland op 18 januari teisterde. Tijdens die editie van InfraTech is een nieuw, succesvol concept geïntroduceerd dat dit jaar in verbeterde vorm wordt ingezet. Opdrachtgevers krijgen opnieuw een centrale positie op de beurs waarbij zij hun projecten en aanbestedingen direct aan opdrachtnemers kunnen presenteren. De opdrachtgevers zorgen hiermee ook voor extra bezoek van hun achterban naar de beurs. Zij presenteren zich niet alleen in stands op de beursvloer, maar ook in het InfraTheater waar diverse thema’s persoonlijk belicht en toegelicht worden. Naast de Provincies Zuid-Holland, Utrecht, Gelderland, Flevoland en Noord Brabant, geven ook Gemeentewerken Rotterdam, gemeente Utrecht, Stadsgewest Haaglanden, Drechtsteden en het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard acte de présence. Bezoekers komen zo in contact met de grootste opdrachtgevers uit de sector.
De beursvloer van InfraTech 2009 is ingedeeld in verschillende thema’s, waardoor vraag en aanbod per marktsegment gebundeld zijn. Het thema water concentreert zich op alles wat te maken heeft met het realiseren en onderhouden van watergerelateerde infrastructuur, zoals waterbouw en -management, riolering, afvalwaterbehandeling, kust- en oeverwerk, fijnstofafscheiding, afkoppelen, infiltreren en duiken. De overige thema’s van InfraTech zijn infrastructuur, energie, openbare ruimte, verkeerstechnologie en materieel. De ruim 465 exposanten nemen tijdens InfraTech 2009 zo’n 30.000 vierkante meter beursvloer in beslag. De beurs biedt verschillende aanvullende programmaonderdelen, zoals het InfraTheater, het InfraCarrièreplatform, de InfraExcursie, het InfraOpleidingenplein, de InfraOnderwijsdag, de uitreiking van de InfraTech Innovatieprijs 2009 en de finale van het Creatief Atelier. Parallel aan InfraTech vinden diverse congressen
Nominaties Innovatieprijs Een belangrijk moment tijden InfraTech 2009 is de uitreiking van de InfraTech Innovatieprijs. De winnaars van deze prijs wordt 14 januari bekendgemaakt. De nominaties zijn al bekend (zie hieronder).
I
n totaal zijn zes categorieën opgesteld: energie, infrastructuur, openbare ruimte, verkeerstechnologie, NSTT No-Dig en uiteraard de categorie water. In die laatste categorie zijn GMB, BAM Infraconsult en het Hoogheemraadschap van Delfland genomineerd. GMB is genomineerd voor de TCR-techniek: het Tankloos Reinigen Concept. Hierbij wordt het riool gereinigd met een mobiele installatie om zand- en slibfracties te verwijderen. De voordelen van deze reinigingstechniek zijn dat geen piekbelastingen bij de rwzi tijdens de reiniging optreden, geen (traditioneel) heen en weer rijdende tankwagens, maar direct hergebruik van water en daardoor minder overlast voor de burgers. BAM Infraconsult heeft het concept voor de IJsdijk ontwikkeld. Hierbij wordt in een gewone (zee)dijk een pijpleiding over de hele lengte van de dijk gelegd, met aan de landzijde een aansluiting voor een
20
H2O / 1 - 2009
De TCR-techniek van GMB
plaats in het congrescentrum van Ahoy. Zo bundelt CROW zeven congressen in de CROW Infraweek, verzorgt Bouwend Nederland het symposium ‘Stemming in de bouw’ en houden het ministerie van VROM en SenterNovem een bijeenkomst omtrent duurzaam inkopen en aanbestedingseisen in de GWW-sector. De marktpartijen CURNET, CROW en Bouwend Nederland hebben zich voor meerdere edities als strategisch partner aan InfraTech verbonden. Ze leveren een actieve bijdrage aan het beursprogramma en vanuit hun expertise denken ze mee over de verdere ontwikkeling van de beurs. Het InfraTheater heeft een centrale plek in het Kennis en Innovatieplaza en is gratis te bezoeken voor alle beursbezoekers. Iedere beursdag staat een specifiek thema centraal: •
dinsdag 13 januari: ‘young professional’. Aandacht voor Rijkswaterstaat en de jonge
InfraTech
Climate Initiative en aandacht voor onkruid op verhardingen. Op woensdag 14 en donderdag 15 januari zullen verschillende marktpartijen uit de GWW-sector zich op het InfraCarrièreplatform presenteren als werkgever. Via de website www.infracarriereplatform.nl kunnen bezoekers zich aanmelden voor een ‘speeddate’ met één van de marktpartijen. Op het InfraOpleidingenplein bundelen diverse opleiders in de sector hun krachten om een zo breed en compleet mogelijk overzicht van de verschillende opleidingen neer te zetten. Voor een aantal middelbare scholen in de regio heeft InfraTech op dinsdag 13 januari een speciaal programma samengesteld waarbij ze onder begeleiding van docenten en jonge professionals een rondleiding over de beurs krijgen. Voor meer informatie: www.infratech2009.nl.
•
ambtenaar, de toekomst van kennismanagement (sociale netwerken) en de ‘innovation battle’ waarbij aanwezigen worden uitgenodigd om gezamenlijk met een aantal ‘young professionals’ de strijd aan te gaan; woensdag 14 januari: ‘innovaties’. Aandacht voor het gebiedsontwikkelings-
•
•
programma NederlandBovenWater en vernieuwend aanbesteden; donderdag 15 januari: ‘contracten en samenwerken’. Aandacht voor asset management als nieuw adagium en de toekomstvisie van de bouwsector; vrijdag 16 januari: ‘duurzaamheid’. Op deze dag een aantal lezingen over Rotterdam
tankwagen met vloeibare stikstof met een temperatuur van -196°C. Als het zeewater scheuren of breuken in de dijk veroorzaakt, raakt de leiding ook lek. Het vloeibare stikstof komt vrij, waardoor het zeewater bevriest. Niet alleen stroomt het zeewater daardoor niet verder, het versterkt de dijk ook tijdelijk. Daarna kan de dijk definitief hersteld worden. Het voordeel van dit systeem is dat bestaande dijken verstevigd kunnen worden tegen piekbelastingen zonder enorme investeringen. De laatste nominatie in de categorie Water is het Krooswiel, dat door het Hoogheemraadschap van Delfland en Bom Aqua BV is ontwikkeld. Het Krooswiel is gebaseerd op het Waterwiel van Bom Aqua, dat bedoeld is om blauwalg tegen te gaan. Het Waterwiel pompt het water uit de plas door de rietkraag waardoor de blauwalg uit het water wordt gefilterd. Deze vinding is in feite een drijvend gemaaltje met een schoepenrad dat draait op zonne-energie. Het Krooswiel is een verdere ontwikkeling hiervan. In april 2008 is een prototype ‘losgelaten’ bij één van de poldergemalen van het Hoogheemraadschap van Delfland. Door deze proef kreeg het Krooswiel de nodige publiciteit, waardoor het project
Het zelfstandig werkende Krooswiel van het Hoogheemraadschap van Delfland en Bom Aqua BV.
de aandacht trok van de Animal Sciences Groep van de universiteit van Wageningen. Hier loopt een project om eendenkroos te verwerken tot veevoer. De mogelijkheden tot samenwerking worden nu verkend. De winnaars van de InfraTech Innovatieprijs gaan naar huis met 1.000 euro (per categorie)
en een prominente vermelding op de beursvloer. Daarnaast wordt ook de NSTT No-Dig Award uitgereikt tijdens InfraTech 2009. Dit jaar wordt voor de eerste maal tevens de Cobouw Publieksprijs uitgereikt aan de overall winnaar. Voor meer informatie: www.infratech2009.nl.
H2O / 1 - 2009
21
Noviteiten op InfraTech InfraTech 2009 staat in het teken van ‘Klimaat voor vernieuwing’. De klimaatverandering is een heikel thema dat zeker doorwerkt in de grond-, weg- en waterbouw. Enerzijds wordt gezocht naar innovatieve oplossingen voor de problemen die verwacht worden door de klimaatverandering. Anderzijds zoekt de klant niet alleen innovatieve producten, maar moeten deze bij voorkeur ook duurzaam zijn. Ook in de dienstverlening staan duurzaamheid en het klimaat centraal. Opdrachtgevers kijken bij infrastructurele projecten steeds meer naar de ecologische en milieukant. Dat stelt andere eisen aan de ingenieursen adviesbureaus. Die vernieuwing is duidelijk te zien op InfraTech 2009. Onderstaand vindt u in vogelvlucht een aantal nieuwe diensten en producten die gepresenteerd worden op de beursvloer.
3-D laserscan benadert de werkelijkheid De nieuwe 3-D laserscanner van Advin levert driedimensionale gegevens van objecten en terreinen tot op de millimeter nauwkeurig. Hierdoor zijn de computerbeelden die door deze scan gegenereerd worden bruikbaar voor CAD-toepassingen en uiteenlopende ingenieursberekeningen. Scans kunnen tot grote afstand worden gedaan en er hoeven ter plaatse geen maatregelen worden genomen. Ze leveren een driedimensionaal beeld op, een ‘puntenwolk’ met X-Y-Z coördinaten. Advin beschikt over twee laserscanners die tot 500.000 punten per seconde kunnen scannen. Het ontwerp kan daarmee in de ‘werkelijke’ omgeving geplaatst worden en geeft direct inzicht in hoe het ontwerp met de omgeving interfereert. Voor meer informatie: standnummer 591.
Digitale marktplaats voor GWW-bedrijven Www.entreeding.com is een digitale marktplaats voor bedrijven op het terrein van grondverzet en weg- en waterbouw. Met een paar muisklikken kan gezocht worden naar bedrijven, materialen of personeel met de juiste expertise in de juiste regio. De leden kunnen hun gegevens, machines, materialen en personeel invoeren op de website, om vervolgens een professionele bedrijfspresentatie, voorzien van eigenschappen en fotomateriaal, te maken. Alle ingevoerde gegevens en artikelen in de databank worden opgenomen in de
22
H2O / 1 - 2009
vraag- en aanbodmodule; zoeken en vinden op plaats, regio, materieel/materialen/ personeel of specifieke eigenschappen hiervan. Planners vullen de gewenste criteria in en ontvangen een overzicht van het beschikbare, passende aanbod. Als er geen passend aanbod is, kan de planner een vraag plaatsen. Een actueel overzicht van deze vraag en aanbod wordt dagelijks om 14.00 uur per e-mail verstuurd. Is de vraag nog niet ingevuld of is er grote spoed, dan kan men die vraag direct versturen via SMS naar alle leden in de databank. De website heeft nu 800 leden die in totaal 740 verschillende soorten machines, transportmiddelen, etc. aanbieden met in totaal ruim 20.000 artikelen. Voor meer informatie: standnummer 1207.
Rioolrenovatie voor niet-ronde buizen HOBAS Benelux uit Ede levert met de NC-Line een serie met glasvezel versterkte buizen die bedoeld zijn voor de renovatie van niet-ronde rioolbuizen en voor duikers en onderdoorgangen.
De HOBAS NC-Line buizen.
Deze buizen worden gemaakt op specificatie van de opdrachtgever, met die afmetingen en eigenschappen die horen bij de in het werk liggende afvoerleiding. NC-Liner buizen worden gemaakt op een computergestuurde wikkelmachine die buizen met speciale vormen, zowel ronde als afwijkende doorsneden tot afmetingen van circa 3.500 millimeter, kan maken. De buizen worden opgebouwd uit onverzadigde polyesterhars
volgens DIN 16946 deel 2, tenminste type 1130, kwartszand als vulmateriaal met korrelgrootte kleiner dan één millimeter en glasvezel volgens DIN 61855 deel 1 en 2. Tijdens het wikkelproces worden alle buizen voorzien van een glijkoppeling aan één zijde met een elastomeer afdichtingsring volgens DIN 4060. Nadat dit proces is beëindigd, wordt de spie gekalibreerd. Voor bijzondere toepassingen is het ook mogelijk een lijmverbinding te gebruiken. De buizen zijn slijtvast en bestendig tegen hoge druk. Verschillende buisvormen en wanddiktes zijn leverbaar. Voor meer informatie: standnummer 531.
Greenliner voor geurvrije no-dig renovatie Bij no-dig rioolrenovatie wordt een kous in het riool gebracht, waarna deze met warmte of licht wordt uitgehard. Een dergelijke kous wordt geïmpregneerd met een polyesterhars of vinylesterhars. Deze harssoorten bevatten echter styreen. Tijdens het uitharden van de kous door warmte of licht treedt dit styreen uit. Dit kan leiden tot geurhinder. De Insituform Greenliner heeft hier geen last van. De nieuw ontwikkelde Insituform Greenliner heeft de technische eigenschappen van een industriële kous, maar bevat geen styreen. Daardoor ontstaat gedurende de renovatiewerkzaamheden geen geurhinder. Hierdoor is Greenliner zeer geschikt voor toepassingen in bewoonde gebieden. In de Greenliner wordt gebruik gemaakt van een label-free harssoort, wat betekent dat toegepaste componenten niet irriterend of schadelijk zijn. Deze hars is dan ook veel milieuvriendelijker is dan de hedendaagse harssoorten. Voor meer informatie: standnummer 210.
InfraTech Nieuw lijnafwateringssysteem Kenadrain
element zijn de rubberafdichtingen die ervoor zorgen dat de putafdekkingen niet meer rammelen. De ronde betonnen rioleringsputten zijn voorzien van het KOMO productcertificaat voor rioleringsputten. De basisputten worden geproduceerd in zelfverdichtend beton en beschikken over een betonkwaliteit van tenminste C45/55. Dit beton heeft een strakke, gladde afwerking en is minder gevoelig voor vervuiling. Ook voldoet het aan de zwaarste milieuklasse XA3.
De nieuwe afvoergoten van Kenadrain zorgen voor een snelle afvoer van regenwater op straten, parkeergarages, fabrieksterreinen of langs snelwegen. De sterke punten zijn dat het makkelijk te installeren en duurzaam is én in verschillende uitvoeringen leverbaar.
Voor meer informatie: standnummer 660.
Eenvoudig op afstand meten met het meetstation SRX.
De Kenadrain afvoergoten zijn licht en daardoor makkelijk te hanteren.
De Kenadrain afvoergoten zijn relatief licht van gewicht (50 procent polyesterbeton) en daardoor makkelijk te hanteren. De goten worden bovendien compleet geleverd met voorgemonteerde roosterafdekkingen naar keuze. Daardoor wordt bij de montage veel tijd bespaard. Door het gebruik van polypropyleen als grondstof zijn de goten ongevoelig voor weersinvloeden, zoals breukvorming na vorst. Het blijvend gladde oppervlak versterkt de zelfreinigende werking van de afvoergoten. Ten slotte zijn de goten leverbaar in verschillende breedtes, dieptes en verkeerklasses. Voor parkeergarages is het extra ondiepe model ‘Park’ ontwikkeld. Ook is een schroefloze ‘eclipse’ bevestiging mogelijk voor het uitgebreide assortiment design roosters. De Kenadrain afvoergoten worden geleverd door Arnomij Leidingsystemen. Voor meer informatie: standnummer 452.
SRX biedt totale bewegingsvrijheid Het op afstand bedienbare SRX robotic total station van Sokkia uit Almere biedt grote bewegingsvrijheid en nauwkeurige en betrouwbare meetresultaten.
Het meetsysteem maakt gebruik van Sokkia’s RED-Tech EX EDM, een zelf ontwikkeld concept op het gebied van reflectorloos meten. Hiermee zijn uiterst nauwkeurige metingen mogelijk op een afstand van 30 centimeter tot 500 meter. Ook hoeft de gebruiker niet te wachten tot het meetstation het prisma vindt en automatisch blijft volgen. Daarnaast is niet langer sprake van gemiste doelen en onnauwkeurig richten of onopzettelijke waarneming van andere reflecterende voorwerpen. Het SRX-programma start met een betaalbaar instapmodel. Alle hard- en softwarecomponenten kunnen aangepast worden aan de wensen van de gebruiker. Voor meer informatie: standnummer 358.
Ronde rioleringsputten en rammelvrije putafdekkingen Struyk Verwo Aqua brengt drie nieuwe putafdekkingen op de markt: de Basic, Solid en Dynamic. Ook presenteert het bedrijf een lijn betonnen rioleringsputten die, in tegenstelling tot de gebruikelijke vierkante putten, rond zijn. Met de Allione, een (bus)perronplaat in de vorm van een totaalconcept met geïntegreerde afwatering, is Struyk Verwo Aqua genomineerd voor de InfraTech Innovatieprijs in de categorie Verkeerstechnologie.
Mobiele vispassage Jansen Venneboer uit Wijhe levert de zogenaamde Meyberg mobiele vispassage in kunststof, die eenvoudig te gebruiken is in bestaande situaties. Tijdens een pilotproject passeerden in 19 dagen 1.564 vissen een koppelstuw van Waterschap Rivierenland. De kunststof uitvoering van de Meyberg vispassage is onderhoudsvriendelijk en geschikt voor zowel zoet als zout water. Andere voordelen zijn dat de passage snel en eenvoudig gemonteerd kan worden, geschikt is voor zowel stedelijk als landelijk gebied en dat de stuw automatisch regelbaar blijft. Voor meer informatie: standnummer 509. De Meyberg vispassage.
De nieuwe putafdekkingen komen op de markt onder de merknaam AQUAGATE. De drie putranden zijn voorzien van diverse noviteiten. Belangrijkste vernieuwende
H2O / 1 - 2009
23
recensie ‘Urban water cycle processes and interactions’ ‘Urban water cycle processes and interactions’ is deel 2 uit de Urban Water Series van het UNESCO International Hydrological Program. Het boek vormt een overzicht van de problemen en uitdagingen op het gebied van watermanagement in verstedelijkte gebieden. Het boek is de uitkomst van een studie waarbij de focus lag op de antropogene invloeden op de stedelijke waterketen en het milieu in metropolen. Hierbij wordt gekeken naar de processen en interacties in de stedelijke watercyclus.
H
et boek begint met het schetsen van het kader waarin verstedelijking gezien dient te worden: meer dan de helft van de bevolking woont in steden, terwijl dat in sommige landen zelfs meer dan 90 procent van de bevolking is. Daarbij zal wereldwijd het aantal steden met meer dan tien miljoen inwoners in de nabije toekomst nog hard groeien. Deze verstedelijking wordt herkend door UNESCO’s IHP, waarbij in dit programma gekeken wordt naar de rol van water in stedelijke gebieden, effect van verstedelijking op de watercyclus en waterkwaliteit, aspecten van integraal watermanagement en het ontwikkelen van de aanpak om acute problemen van verstedelijking het hoofd te bieden. In hoofdstuk 1 wordt met name uitgelegd waar de UWC van de normale watercyclus afwijkt. In hoofdstuk 2 wordt de UWC beschreven aan de hand van hydrologische aspecten. Hierbij wordt bijvoorbeeld ingegaan op de vijf tot tien procent extra regenval in steden, extra vrijkomende warmte en extra verhard oppervlak, wat mede leidt tot meer risico op overstromingen, erosie en vervuiling van het ontvangende water. Ook een aantal aspecten van het vasthouden, verdampen
en opslaan van regen in stedelijke gebieden wordt vergeleken met landelijke gebieden. Dit hoofdstuk geeft een uitgebreide, nauwkeurige en gedetailleerde opsomming van de stedelijke watercyclus, waardoor de elementen op overzichtelijke wijze worden opgefrist. Hoofdstuk 3 begint met een pleidooi om alle onderdelen van de Nederlandse stedelijke watercyclus gekoppeld te zien, wat zal leiden tot duurzame stedelijke watersystemen met de volgende basisdoelen: veilig drinkwater voor iedereen; verzamelen en behandelen van afvalwater om gezondheidsrisico’s te verminderen; verzamelen, transporteren en kwaliteitsverbetering van regenwater; hergebruik van afvalwater en hergebruik van nutriënten uit het water. Hierbij komen vanzelfsprekend ook de millenniumdoelen water aan bod. Vervolgens worden alle onderdelen van het watermanagement uitvoerig beschreven, te weten de drinkwaterdistributie en -productie, drainage, overstromingsmanagement en afvalwaterzuivering. Uiteindelijk worden in hoofdstuk 4 de invloeden van de verstedelijking op het milieu beschreven, waarbij gekeken wordt naar de verandering van de waterhuishouding
Een groep watertechnologen geeft in dit vaktijdschrift iedere maand een kritisch oordeel over recente internationale vakliteratuur. De recensenten zijn: Jelle Roorda, Arjen van Nieuwenhuijzen, Adriaan Mels, Herman Evenblij, Jeroen Langeveld, Jasper Verberk en Merle de Kreuk.
wanneer steden oprukken. Hierbij worden de verschillende invloeden opgedeeld in fysische aspecten (bijvoorbeeld meer regenval leidt tot meer watertransport, erosie, warmer oppervlaktewater, etc.), chemische invloeden (nutrientenbalansen en toxiciteit), microbiologische aspecten (pathogenen) en gecombineerde invloeden. Deze verschillende invloeden worden uitgewerkt voor rivieren, oppervlaktewater, moerassen, bodem, atmosfeer, grondwater en biodiversiteit. Waar hoofdstuk 4 wat plots eindigt, wordt het boek afgesloten met een concluderende samenvatting.
Eindoordeel Dit boek, of rapport, vormt een zeer uitgebreid en gedetailleerd overzicht van alle effecten die verstedelijking op de lokcale watercyclus kan hebben. In zekere zin is het boek té uitgebreid: doordat de auteurs op ieder gebied compleet hebben geprobeerd te zijn, wordt het minder leesbaar en wat saai. De voorbeelden van praktijkproblemen en -oplossingen in specifieke steden zijn verhelderend en doorbreken de eentonigheid van het tekstboek, maar de hoeveelheid van deze voorbeelden is helaas minimaal. Het is echter een compleet naslagwerk, vooral wanneer de lezer getallen zoekt over waterverbruik, kosten ontzouting, waterverlies tijdens transport, aantal mensen in stedelijke gebieden, waterdruk op drinkwaterleiding, etc. Er worden geen rekenmodellen gegeven waar de lezer mee aan de slag zou kunnen en het blijft dus bij een zeer beschrijvende tekst. De getallen functioneren wel als eyeopener, bijvoorbeeld wanneer er geschreven staat dat tien tot 60 procent waterverlies bij drinkwatertransport plaatsvindt, en er tegelijkertijd grote en kleine spoelingen op toiletten gezet worden voor waterbesparing. In het laatste hoofdstuk komt er wat meer samenhang in wat eerder alleen een opsomming lijkt. Concluderend is het een goed naslagwerk over alle aspecten van de stedelijke watercyclus, geholpen door een goede index en definitielijst. Merle de Kreuk (TU Delft) ‘Urban water cycle processes and interactions’ van Jiri Marsalek, Blanca Jiménez-Cisneros, Mohammed Karamouz, Per-Arne Malmquist, Joel Goldenfum en Bernard Chocat wordt gezamlijk uitgegeven door UNESCO Publishing te Parijs (2008) en Taylor & Francis in Leiden. (ISBN-13: 978-92-3-104060-3) De prijs bedraagt 20 euro. Voor meer informatie: http://www.unesco.org/publishing.
24
H2O / 1 - 2009
verenigingsnieuws WATERCOLUMN
Drie Aquatiers: musketiers te water
I
eder jaar vraagt de VN aandacht voor een speciaal wateraspect. Na ‘water en sanitatie’ in 2008 komen dit jaar grensoverschrijdende aspecten aan bod: cross boundary rivieren/meren die door meerdere regio’s stromen en worden gedeeld. Een belangrijk thema in alle landen en werelddelen, óók economisch gezien. Duidelijkheid over de verdeling van waterhoeveelheden staat voorop. Prima lijkt mij, maar laten wij er kwaliteitsafspraken aan toevoegen. Water moet schoon zijn, te zuiveren zijn, er moeten niet teveel gevaarlijke stoffen in voorkomen. Wereldwijd en ook in Europa kan dat best wel beter. Wat daarvoor nodig is? Ten eerste online monitoring op rivieren: drijvende waarnemingsstations die melden hoe de zaak ervoor staat. Meten is weten: bij te hoge waarden van gevaarlijke stoffen kan men alarm slaan en innames voor drinkwater stoppen. Dan verbeterde zuivering van stedelijke en industrielozingen. Niet alle Europese riviersteden werken conform de Richtlijn Stedelijk Afvalwater. Brussel zou hierin strakker moeten opereren, bijvoorbeeld in Oost-Europa waar de kwaliteit van rivieren op veel plaatsen bedenkelijk is. Ook daar moet het besef groeien dat schoon drink- en rivierwater samenhangt met gezondheid én leidt tot een robuustere economie. Tenslotte innovaties om afval zoveel mogelijk om te vormen van reststoffen naar nieuwe materialen. De drinkwatersector heeft op dit punt recht van spreken, waar zijzelf via de Reststoffenunie op een recycleniveau (cradle to cradle) van 90 procent zit. Eigenlijk zouden wij per rivier een drietal politici verantwoordelijk moeten maken. Drie musketiers te water, bijvoorbeeld de ministers van Milieu of Water van Frankrijk, België en Nederland voor de Maas. Het kunnen ook Europarlementariers zijn, als ze maar regelmatig in het EU-parlement verantwoording afleggen over de kwantiteit en kwaliteit aspecten van hun rivier. Drie nieuwe Aquatiers dus, met toestemming van D’Artagnan. Theo Schmitz (Vewin)
Publicatie ter kritiek Het College van deskundigen waterketen (voorheen CKW) heeft onderstaande ontwerp-beoordelingsrichtlijn ter kritiek gepubliceerd: BRL 17504/02 ‘Vulcanised rubber pipe joint seals for cold and hot drinking water pipes’. De belangrijkste wijzigingen in BRL 17504 zijn: – De certificatie van grondstof wordt mogelijk gemaakt (annexen A en F). – Er zijn eisen en testmethoden toegevoegd voor ringen volgens klasse 2 in EN-ISO 10508. – De ozonklassen II en III zijn in lijn gebracht met EN 681 (2.5.6). – Het testen op ringen wordt nader omschreven(2.7.2.1 en annex F). – Er zijn eisen opgenomen voor de kwaliteitscontrole (3.6). Belangstellenden worden uitgenodigd hun kritiek op deze ontwerp - beoordelingsrichtlijn binnen een termijn van zes weken na deze publicatie te sturen aan de secretaris van de C.W.K.., Kiwa N.V., postbus 70, 2280 AB Rijswijk, waar ook een exemplaar van deze ontwerp-beoordelingsrichtlijn kan worden aangevraagd: (070) 414 44 75.
Ruim één miljoen euro subsidie voor opleidingen Het O&O Fonds Waterbedrijven is erin geslaagd ruim één miljoen euro ESF-subsidie binnen te halen voor een pakket wateropleidingen tot maximaal MBO-4 niveau. ESF-projectmanager voor het fonds, Isabel Couwenberg, is blij met dit resultaat. “De deelnemende waterbedrijven moesten even geduld hebben, maar in december 2008 kregen zij elk een leuk bedrag uit de subsidiepot uitgekeerd, oplopend tot bijna drie ton.” Het Europees Sociaal Fonds (ESF) verstrekt subsidies om de arbeidsmarktpositie van werkenden te verbeteren. Subsidieaanvragen kunnen alleen via erkende O&O fondsen worden ingediend. Om die reden is destijds door het bestuur besloten het ‘slapende’ O&O fonds, dat eigenlijk geen functie meer vervulde, weer wakker te schudden. In het voorjaar van 2004 vroeg het O&O Fonds voor het eerst subsidie aan voor een pakket opleidingen. De stichting Wateropleidingen verwierf de opdracht voor dit drie jaar durende, branchebrede opleidingsproject. In totaal namen in de periode 2004-2007 zo’n 850 medewerkers van drinkwater-
bedrijven aan het project deel. Doordat een medewerker meerdere cursussen kan volgen, betrof het in totaal meer dan 1.100 gesubsidieerde opleidingen. “We hebben er nadrukkelijk naar gestreefd de administratieve last voor de bedrijven te minimaliseren”, vervolgt Couwenberg. “Zij hoefden alleen gegevens over hun werknemers aan te leveren bij Wateropleidingen, die behalve de opleidingen ook de veeleisende ESF-administratie verzorgde. Bij de controle van de eerste einddeclaratie in september 2008 kwam het Agentschap SZW geen enkele fout tegen, een groot compliment voor Wateropleidingen. In december hebben we samen met hen de einddeclaratie voor het tweede branchebrede project 2007-2008 ingediend.”
Subsidieaanvraag per bedrijf kan lonen Ook voor individuele waterbedrijven kan het lonend zijn zich de administratieve inspanning te getroosten, zo bewijst het Limburgse waterbedrijf WML. Behalve de 56.000 euro subsidie die WML uit het eerste branchebrede project ontvangt, hebben zij ook eigen projectaanvragen ingediend. Voor het eerste WML-project Versterking Personeelsbeleid 2005-2007 hebben zij in hun einddeclaratie maar liefst acht ton subsidie aangevraagd.
Aanvraagkans steeds opnieuw bekijken Hoewel het ESF geen verletkosten meer subsidieert, kan het nog steeds aantrekkelijk zijn om in te schrijven. Couwenberg: “De eisen (zoals doelgroepen) veranderen per projectperiode steeds een beetje, zodat je elke keer opnieuw moet bekijken of een aanvraag zinvol is. Na twee eerdere afwijzingen in 2007 is op een projectaanvraag van WML in december 2008 toch weer positief beschikt. Het gaat hier om een subsidiebedrag van vier ton. Voor het branchebrede project achten we een aanvraag dit jaar weinig zinvol. Voor de volgende aanvraagperiode (februari 2009) zal het O&O Fonds opnieuw bekijken of een branchebrede aanvraag lonend is.”
Samenwerking O&O-Fondsen van start De WWb werkt op veel dossiers als ziektekostenverzekeringen al samen met de grotere werkgeversvereniging van de energie- en nutsbedrijven WENb. In december jl. heeft het bestuur van het O&O-Fonds Waterbedrijven daarom besloten ook voor nieuwe ESF-aanvragen op het uitvoeringsvlak te gaan samenwerken met het O&O fonds ENb. Omdat sinds kort per O&O fonds een maximumbedrag aan subsidie beschikbaar is, blijven het vooralsnog wel aparte fondsen.
H2O / 1 - 2009
25
Afsluiterbediening is nu een “fluitje van een cent” Afsluiters regenereren 90% van alle probleem afsluiters 100% bedienbaar maken! Bel voor een vrijblijvende demonstratie +31 (0)187 - 60 52 00
Ons overig leveringsprogramma omvat o.a.: Afdichtingen, afsluiterbediening, aanboorarmaturen, beveiligingen, ballonafsluiters, brandslangen, buisstoppen, flenspakkingen, flow- en drukmeters, gereedschappen en hulpmiddelen, lekdetectieapparatuur, lekdetectieapparatuur, muurkragen, muurdoorvoeren, standstukken, storzkoppelingen, watermeterbeugels, watermeterputten, watertappunten etc. Schmidt Watertechniek B.V. • Stoofweg 18-20 NL-3253 MA Ouddorp T +31 (0)187 – 60 52 00 • F +31 (0)187 – 60 51 71 E
[email protected] • I www.schmidt.nl Aquatech stand nr. 01.800
GIET UW WERVING VOOR OPLEIDING & PERSONEEL IN HET JUISTE VAT Reserveer ook uw personeelsadvertentie in H2O, hét tijdschrift voor watervoorziening en waterbeheer.
010 - 4274180
Altijd precies weten wat er in ’t water zit! BEST Instruments; On-line analyse apparatuur voor: alkaliniteit • ammonia • arseen • benzeen • BOD • boron • cadmium • chloor • chloordioxide • chlorofyl A • chroom COD • ethylbenzeen • fenol • fluoride • fosfaat • geleidbaarheid • H2S • hardheid • hydrazine • indigo • kleur koper • kwik • koolwaterstoffen • lood • molybdeen • natrium • natriumchloride • natronloog • nikkel • nitraat nitriet • olie in water • ozon • peroxide • pH • redox • rhodamine • salpeterzuur • silica • sulfide • sulfiet styreen • TDS • titraties • TOC • totaal N • totaal P • toxicity • troebelheid • tolueen • vrij en totaal zuur xyleen • ijzer • zink • zoutzuur • zuur-base • zuurstof • zware metalen • zwavelzuur • en meer... Bezoek onze website www.bestinstruments.nl E:
[email protected] • T: 0594-513373 Industriepark 5 e, 9351 PA Leek BEST Instruments is exclusief leverancier van Swan, MTI, NEXTChem, AppliTek, Tethys en Arjay instrumentatie
!)' # )*%,% *!$%$%(%)"+% *&*# /&(,&&(&$-*(,&&(/ % %%-*(- % %)*##* ,%+&'&%)%&+%/,&&(+ %% (&%&&(( ! *!$ ))' # )( % 0 '&( %% 0 -*(- %'+**% 0 &%(&+
0 %( &')# 0 &$&%(/&" 0 (&%$# %
))# %&)*+) $),(**# . $ # %& *!$%# %*(%* --- *!$%#
platform
Holger Cremer, TNO Bouw en Ondergrond Frans Bunnik, TNO Bouw en Ondergrond Timme Donders, TNO Bouw en Ondergrond Heleen Koolmees, TNO Bouw en Ondergrond
Kiezelalgen documenteren historische waterkwaliteit van diepe meren Voor het opstellen van maatlatten in het licht van de Kaderrichtlijn Water is het noodzakelijk om natuurlijke referentietoestanden van meren te bepalen. Voor dit doel kan een analoog worden gezocht in een natuurlijk systeem in het buitenland of een historisch referentiekader. Uitermate geschikt hiervoor is paleo-ecologisch onderzoek aan de hand van sedimentkernen uit diepe meren. In Nederland wordt dit grotendeels nog niet benut. In dit artikel wordt een voorbeeld gegeven van onderzoek aan een diepe boring uit het Haarsteegse Wiel in Noord-Brabant, waarmee de milieugeschiedenis van dit meer sinds 1740 is gereconstrueerd. Diatomeeënonderzoek en de toepassing van een op kiezelalgen gebaseerd model voor het totale fosforgehalte toont aan dat het wiel vóór 1920 grotendeels in een mesotrofe toestand verkeerde en pas na deze tijd geleidelijk eutrofiëerde. Een vegetatiereconstructie vanaf 1740 tot heden laat bovendien duidelijk de ontwikkeling van het landschap in de omgeving van het meer zien. Deze blijkt intrinsiek verbonden met de veranderingen in waterkwaliteit.
D
e Kaderrichtlijn Water (KRW) vereist onder andere het beschrijven van ecologische referentiesituaties (= onverstoorde toestand) die de basis vormen voor de ecologische doelstellingen van alle typen wateren in Nederland1). Oppervlaktewateren met een onverstoorde toestand worden echter in Nederland niet meer aangetroffen. De kwantificering van de referentietoestand voor Nederlandse watertypen moet daardoor worden afgeleid uit een combinatie van historische gegevens, modellen, onverstoorde situaties in het buitenland en kennis van deskundigen1). Deze indirecte methoden leveren echter vaak geen eenduidig beeld en zijn slecht te verifiëren.
Kiezelalgen in het hedendaagse fytoplankton van het Haarsteegse Wiel: 1) Asterionella formosa, 2) Stephanodiscus medius, 3) S. parvus, 4) Fragilaria crotonensis, 5) Puncticulata radiosa, 6) Cyclotella ocellata, 7) Aulacoseira granulata.
Paleo-ecologische methoden worden tot nu toe onderbenut in Nederland hoewel deze voor een aantal watertypen, vooral de diepere en oudere meren, een unieke en directe aanpak bieden voor de kwantificering van referentiesituaties. Vooral fossiele associaties van kiezelalgen of diatomeeën worden dikwijls toegepast in paleoecologische reconstructies2). Kiezelalgen zijn eencellige algen met minuscule en goed fossiliseerbare skeletjes (zie foto’s) en komen wereldwijd in bijna alle aquatische
H2O / 1 - 2009
27
milieus voor. Ze reageren veelal gevoelig op veranderingen van hun leefomgeving en zijn goed te identificeren. Dit maakt kiezelalgen buitengewoon waardevol als indicatoren van zowel de huidige als de vroegere ecologische toestand van oppervlaktewateren3). Als voorbeeld wordt in dit artikel de milieu- en landschapsontwikkeling van het Haarsteegse Wiel in Noord-Brabant tijdens de afgelopen 270 jaar in beeld gebracht. Het wiel bestaat uit twee - tegenwoordig verbonden- bekkens waarvan het zuidelijke bekken na een dijkdoorbraak in 1610 is ontstaan en het noordelijke gedeelte 130 jaar later in 1740 (zie luchtfoto).
Diepe, oude boring Om de milieugeschiedenis te ontrafelen werd een lange sedimentkern geboord in het noordelijke bekken van het Haarsteegse Wiel op 17 meter waterdiepte. Aan de sedimenten werden laag voor laag geofysische, geochemische en paleo-biologische indicatoren (diatomeeën, pollen) bestudeerd. De ouderdom van de vier meter lange boorkern werd bepaald met behulp van overstromingslagen en, voor het bovenste kerngedeelte, radiocesiumactiviteiten die de atoombommentests rond 1960 en het reactorongeluk in Tsjernobyl van 1986 documenteren (zie afbeeldingen 1 en 2)4). De magnetische susceptibiliteit, een maat voor de magnetiseerbaarheid van het sediment, weerspiegelt bovendien een aantal historisch goed gedocumenteerde overstromingen van het wiel zoals die van 1740 (ontstaan wiel), 1799, 1809 en 1880 (ramp van Nieuwkuijk) (zie afbeelding 2). Het ouderdomsmodel is bijzonder nauwkeurig en toont aan dat de milieugeschiedenis van het Haarsteegse Wiel en omgeving volledig is opgeslagen in een sedimentpakket van 3,5 meter dikte uit het noordelijke bekken.
De diatomeeënflora Het Haarsteegse Wiel verkeert tegenwoordig in een eutrofe toestand wat onder andere blijkt uit de diatomeeënflora in het fytoplankton. Er worden vooral soorten gevonden die kenmerkend zijn voor een voedselrijk milieu4), wat ook wordt bevestigd door onderzoek van de epifytische diatomeeën in het wiel5). In de sedimentkern worden vooral planktische diatomeeën aangetroffen. Naast de op de foto’s afgebeelde soorten zijn dit Cyclostephanos dubius, Puncticulata praetermissa en Stephanodiscus hantzschii. Epifytische en benthische soorten komen in duidelijk geringere hoeveelheden voor. Zij zijn van de ondiepe zijkant van het meer naar de boorlokatie gespoeld. Op basis van de soortsamenstelling van de fossiele diatomeeëngemeenschappen kan de boring in zeven zones worden onderverdeeld die telkens verschillende milieuomstandigheden weerspiegelen. De absolute concentratie van diatomeeënschaaltjes (schalen per gram droog sediment) is vóór 1900 relatief laag en neemt vervolgens duidelijk toe (zie afbeelding 2). Het feit dat vanaf 1900 ook de diatomeeënaccumulatie (schalen per cm2 per jaar) duidelijk stijgt, wijst erop dat de primaire productie in het wiel was
28
H2O / 1 - 2009
Afb. 1: Ouderdomsmodel van de boring uit het Haarsteegse Wiel. Afb. 2: Uitgelezen geofysikalische, geochemische en biologische karakteristieken van de boorkern uit het Haarsteegse Wiel. De laatste kolom toont het gereconstrueerde, op diatomeeën gebaseerde fosforgehalte van het oppervlaktewater.
platform hoeveelheid fosfor rond 1800 kenmerkt zich door grote hoeveelheden van Aulacoseira granulata, een kettingvormende diatomee die veelal in nutriëntenrijke meren en rivieren aangetroffen wordt. De hoge aantallen van deze soort zijn met zekerheid te koppelen aan de overstromingen van 1795 en vooral aan die van 1799, waarbij veel eutrofe diatomeeënsoorten werden aangevoerd. Hiermee is dus de voedselrijke toestand van het ingespoelde rivierwater gedocumenteerd.
Menselijke activiteiten De opgenomen geochemische en paleobiologische indicatoren vertellen bovendien nog meer over de milieugeschiedenis van het Haarsteegse Wiel. De pollenspectra van den en populier, akkergewassen en grassen tonen een duidelijke verandering in hun concentraties vanaf 1880 (zie afbeelding 3). In de periode vóór 1880 geeft het pollenspectrum aan dat op de akkers rond het wiel voornamelijk granen werden verbouwd. Als gevolg van de landbouwcrisis in Nederland vanaf 1875, toen de grootschalige verbouw van granen afnam als gevolg van de invoer van veel landbouwproducten uit overzeese landen en de boeren omschakelden naar veeteelt, werden veel akkers omgezet in grasland wat in het pollenspectrum aan de toename van graspollen goed te zien is. De toenemende vergrassing had ook als gevolg dat er minder geploegd werd en zo enerzijds minder klei en zand, anderzijds meer organische koolstof in het wiel terecht kwam. Dit is zeer goed te zien aan de gestegen concentraties van organische koolstof vanaf 1885. Een ander gevolg van de omschakeling in landbouw en industrie is dat steeds meer leerlooierijen en melkfabrieken werden opgericht waarvan het afvalwater merendeels in de omgevende oppervlaktewateren geloosd werd. De historisch gedocumenteerde vestiging van leerlooierijenen een melkfabriek in de omgeving van het Haarsteegse Wiel komt tot uiting in de duidelijk gestegen zwavelconcentraties vanaf 1885.
Afb. 3: Uitgelezen pollenspectra uit het Haarsteegse Wiel.
toegenomen en het niet om een verdunningseffect gaat. De hogere algenproductie vanaf circa 1900 vindt zijn neerslag ook in het gehalte sedimentaire organische koolstof dat bijna verdubbelt.
Referentietoestand Met behulp van een zogeheten training set en modern analog technique-model uit het databestand EEDI (European Diatom Database Initiative) werden de fossiele diatomeeëngemeenschappen uit het Haarsteegse Wiel naar totale fosforgehaltes vertaald. Deze methode houdt in dat in het moderne diatomeeëndatabestand naar analoge monsters gezocht wordt die qua soortsamenstelling overeenkomen met de fossiele monsters6). De toegepaste training set bestaat uit 345 Europese meren met een totaalfosforbereik van 2 tot 1189 μg/l (gemiddeld 95 μg/l). De statistische berekeningen werden uitgevoerd met het softwarepakket C27). De resulterende reconstructie van de totale hoeveelheid fosfor uit het Haarsteegse Wiel zijn in afbeelding 2 weergegeven. Het totale fosforgehalte lag volgens dit model tussen
1770 en 1920 stabiel beneden 30 μg/l in het mesotrofe bereik. Deze waarde moet worden beschouwd als de referentietoestand van het wiel. Na 1920 steeg het totale fosforgehalte tot waarden van rond de 40 μg/l en documenteert dus zwak eutrofe omstandigheden in het wiel. Na 1970 is een tweede stijging van de hoeveelheid fosfor te zien tot waarden van 60 à 80 μg/l. Vanaf 1920 is dus een duidelijke eutrofiëringstendens van het wiel te constateren die toegeschreven kan worden aan de toegenomen bewoning, industrialisatie en recreatie. Dit verschijnsel is in bijna alle meren in Nederland waargenomen. Onder andere is dit proces ook aan de vanaf 1950 gestegen afzetting van organische koolstof op de meerbodem af te lezen. Opmerkelijk in de reconstructie zijn wel de hoge waarden van totaalfosfor rond 1760 en 1800. De gehalten rond 1760 zijn zeer waarschijnlijk te hoog en niet betrouwbaar, omdat voor deze monsters geen goede analogen in de moderne trainingset te vinden zijn. De sterke stijging van de
Kort na de landbouwcrisis werd in Nederland ook begonnen met het gebruik van kunstmest. Dit was nodig omdat in de laatste decennia van de 19de eeuw de bevolking zodanig groeide dat de vraag naar voedsel enorm steeg. Het gestegen gebruik van kunstmest veroorzaakte een verandering van de ecologische toestand naar zwak eutrofe condities, die af te lezen zijn aan de gestegen concentraties van organische koolstof in het sediment vanaf 1890 (zie afbeelding 2). Tijdens deze landbouwrevolutie ging ook de beweiding met schapen op de heidevelden op de nabijgelegen Brabantse zandgronden sterk achteruit. De oprichting van het Staatsbosbeheer in 1899 om te voldoen aan de toenemende vraag naar hout en om door aanplant van dennen zandverstuivingen op de overbegraasde heidevelden tegen te gaan, is te zien als een direct gevolg van de grootschalige omschakelingen in de landbouw. Op de nattere standplaatsen, tot dan toe in gebruik als hooiland, werden populieren aangeplant. Beide ontwikkelingen, de toenemende aanplant van dennen
H2O / 1 - 2009
29
en van populieren komen duidelijk tot uiting in het pollendiagram.
Conclusies De ecologische toestand van het Haarsteegse Wiel heeft zich in drie fases afgespeeld die telkens gepaard gingen met specifieke demografische en culturele ontwikkelingen. Tijdens de eerste fase in de tweede helft van het 18e en in het 19e eeuw had het Haarsteegse Wiel en relatief lage totale fosforgehalte van minder dan 30 μg/l. Deze voor bijna 150 jaar stabiele mesotrofe toestand kan als vrijwel natuurlijke referentiesituatie van het Haarsteegse Wiel beschouwd worden. Deze mesotrofe condities hangen zeer waarschijnlijk samen met de aanvoer van voedselarm kwelwater afkomstig uit de hogere zandgronden ten zuiden van het wiel, zoals de Loonse en Drunense duinen. De toenemende bevolkingsdruk, het veranderde landgebruik, veranderde voedingsgewoontes en de ontwikkeling van industrie hadden en hebben een grote invloed op de ecologische toestand van het wiel. Zo is de stijging van het nutriëntengehalte in het Haarsteegse Wiel vanaf 1920 (tweede fase) een laat gevolg van de landbouwrevolutie in Nederland, die door de afzetting van grotere hoeveelheden organische koolstof en algenskeletjes in het sediment uitstekend gedocumenteerd is. Vanaf 1970 (derde fase) is er een tweede stijging van het totale fosforgehalte te registreren die een gevolg is van de zeer hoge culturele, recreatieve en industriële gebruiksdruk van het wiel en zijn omgeving in de tweede helft van het 20ste eeuw. Met name de omschakeling naar grootschalige verbouw van snijmaïs in de jaren zeventig met de daarbij toegepaste overmatige bemesting (drijfmest uit de bioindustrie) is verantwoordelijk voor een versterkte eutrofiëring. Wanneer binnen het kader van de KRW genomen maatregelen voor de verbetering van de ecologische toestand van het Haarsteegse Wiel8) effecten opleveren, zal dit in relatief korte tijd ook aan de voor deze studie onderzochte sedimentaire indicatoren terug te zien zijn. Dit artikel toont op overtuigende manier het potentieel van paleo-ecologisch onderzoek aan de reconstructie van de milieugeschiedenis van meren en het omringende landschap. Uiteraard geeft deze toepassing waterbeheerders een waardevol instrument in handen om de voor de KRW zo belangrijke natuurlijke referentiesituaties van oppervlaktewateren te beschrijven. LITERATUUR 1) Van der Molen D. en R. Pot (2007). Referenties en maatlatten voor natuurlijke watertypen voor de Kaderrichtlijn Water. STOWA. Rapport 2007/32. 2) Hall R. en J. Smol (1999). Diatoms as indicators of lake eutrophication. In ‘The diatoms: applications for the environmental and earth sciences’ van E. Stoermer en J. Smol (eds.). Cambridge University Press, pag. 128-168. 3) Van Dam H., A. Mertens en J. Sinkeldam (1994). A coded checklist and ecological indicator values
30
H2O / 1 - 2009
Het Haarsteegse Wiel. De pijlen tonen de overstromingsrichtingen van de dijkdoorbraken van 1610 en 1740.
4)
5)
6)
7)
8)
of freshwater diatoms from the Netherlands. Netherlands Journal of Aquatic Ecology nr. 28, pag. 117-131. Cremer H. en H. Koolmees (2008). Paleowaterkwaliteit van Nederlandse wateren: milieuveranderingen in het Haarsteegse Wiel sinds 1740 op basis van paleo-ecologisch onderzoek. TNO. Rapport 2008-U-R1101/A. Bijkerk R., C. Bulstra en G. Verwij (2002). Soortensamenstelling van epifytische kiezelalgen in wateren van het Waterschap De Maaskant, met een ecologische typering van de waterkwaliteit. Koeman en Bijkerk. Rapport 2002-34. Cremer H. (2007) Paleo-waterkwaliteit van Nederlandse wateren: reconstructie van de ontwikkeling van het fosforgehalte van het IJsselmeer op basis van fossiele diatomeeënassociaties. TNO. Rapport 2007-U-R0935/A. Juggins S. (2007). C2 version 1.5 User Guide. Software for ecological and paleo-ecological data analysis and visualisation. Newcastle University. Civiele en Cultuurtechniek (2005). Beheer- en beleidsplan Haarsteegse Wiel. Gemeente Heusden.
platform
Jeroen van Zuidam, Wageningen Universiteit Bastiaan van Zuidam, Wageningen Universiteit Edwin Peeters, Wageningen Universiteit
Zijn sloten en meren vergelijkbaar? De opgedane kennis over het ecologisch functioneren van meren kan relevante aanknopingspunten bieden voor het begrip van het functioneren van sloten. Daarom zijn de twee ecosystemen met elkaar vergeleken. Na een karakterisering van verschillen en parallellen worden belangrijke mechanismen in sloten benoemd en in een schema met feedbacks weergegeven. De vergelijking geeft een beeld van het nut van de kennis over meren voor onderzoek in sloten en hoe de mechanismen die in sloten een rol spelen inzichtelijk gemaakt kunnen worden.
D
e afgelopen jaren heeft het onderzoek aan meren veel kennis opgeleverd over het ecologisch functioneren ervan en over de effecten van verschillende ingrepen1). Sloten beslaan een oppervlak in dezelfde orde grootte als meren, maar over het ecologisch functioneren van sloten is nog vrij weinig bekend. Deze kennis is, gezien het grote oppervlak aan sloten in Nederland, van groot belang in het kader van de aangescherpte waterkwaliteitsdoelen die in Nederland gelden. Daarom is in 2007 het project PLONS van start gegaan2). Dit vierjarig project, dat gefinancierd wordt door giften van 14 waterschappen en STOWA, richt zich op het verkrijgen van inzicht in de fundamentele processen en mechanismen achter het ecologisch functioneren van sloten. Het project moet nieuwe inzichten opleveren en kan hiervoor mogelijk gebruik maken van bestaande kennis over meren. Daartoe is het nuttig om eerst de meest in het oog springende parallellen en verschillen tussen de twee typen ecosystemen te analyseren.
zuurstof- en lichtcondities minder gunstig zijn voor organismen om in te overleven. Hysterese en stabiele evenwichten
Onder andere Scheffer laat zien dat in meren hysterese op kan treden en er alternatieve evenwichten bestaan. Door hysterese vindt de omslag van een door algen gedomineerd naar een helder systeem bij een veel lagere nutriëntenbelasting plaats dan de omslag van een helder naar een door algen
gedomineerd systeem. Zowel modelstudies als resultaten van experimenten en veldgegevens wijzen erop dat sloten ook alternatieve stabiele toestanden kennen en dat hysterese in sloten kan optreden3),4),5). Lichtbeschikbaarheid
De lichtbeschikbaarheid vormt in zowel sloten als meren een belangrijke factor. Door eutrofiëring neemt de algenpopulatie of kroosbedekking sterk toe, wat in beide
De goede en slechte toestand in meren (boven) en sloten (onder). In meren zijn dit helder water met waterplanten (links) versus troebel, door algen gedomineerd water (rechts). In sloten de heldere toestand met diverse vegetatie van waterplanten (links) versus de door kroos gedomineerde toestand zonder submerse waterplanten (rechts).
Parallellen tussen sloten en meren Goede en slechte toestand
Zowel in sloten als in meren bestaat een duidelijke goede en slechte toestand (zie foto’s). In meren kennen we de goede, heldere, waterplanten gedomineerde toestand en de slechte, troebele, door algen gedomineerde toestand. Analoog daaraan is in sloten de goede toestand met een diverse vegetatie gevonden en de slechte toestand met dominantie van één of enkele drijvende, niet wortelende soorten (hierna respectievelijk de diverse en door kroos gedomineerde sloten genoemd). De goede toestand omvat in beide ecosystemen condities met een grote diversiteit aan planten en dieren en waar in de slechte toestand met name de
H2O / 1 - 2009
31
gevallen leidt tot verlies van submerse vegetatie als gevolg van toegenomen turbiditeit of toegenomen bedekking van het wateroppervlak.
Verschillen tussen sloten en meren Afname lichtdoorval
Lichtbeschikbaarheid is in beide ecosystemen dus een belangrijke factor. De achterliggende processen werken echter verschillend in op de submerse vegetatie. In sloten kan de groei van submerse planten beperkt worden door kroosgroei. Doordat de kroosbiomassa niet over de gehele waterkolom verdeeld is - zoals bij algen het geval is - maar zich aan het oppervlak van het water bevindt, kan een relatief kleine kroosbiomassa de lichtbeschikbaarheid voor ondergedoken planten sterk verminderen. In meren neemt de lichtbeschikbaarheid geleidelijker af als gevolg van algengroei in de gehele waterkolom. Systeemdynamiek als gevolg van dimensionering
Ten opzichte van meren zijn sloten smalle, ondiepe systemen met relatief veel contactoppervlak met het sediment en omliggende bodem. Vanwege deze kleine dimensies vertoont de zuurstofconcentratie grotere dagelijkse fluctuaties6),7). Overdag komt regelmatig oververzadiging voor als gevolg van primaire productie, terwijl ‘s nachts of onder een kroosdek snel zuurstofloosheid kan optreden. Het relatief grote oppervlak waterbodem met een hoge zuurstofvraag ten opzichte van het relatief kleine watervolume in sloten leidt snel tot een zuurstoftekort. Een schoningsbeurt of een toename van de kroosbedekking kunnen daardoor al snel zorgen voor een daling van de zuurstofconcentraties. Vanwege het zuurstofgebrek vertonen sloten ook sneller fosfaatmobilisatie vanuit het sediment. Door de kleine dimensies zijn sloten minder gevoelig voor windwerking en dus minder gevoelig voor golfslag en de daardoor veroorzaakte resuspensie van het sediment. In meren leidt resuspensie tot een beperking van de groeimogelijkheden van submerse vegetatie, maar in sloten speelt dit geen grote rol van betekenis. Hydrologie
Sloten draineren het omliggende land, waardoor sloten vaak gekenmerkt worden door een dynamische, grillige input van stoffen zoals nutriënten. Deze nutriëntentoevoer heeft aanzienlijke invloed op de vegetatieontwikkeling gedurende het groeiseizoen. De uitwisseling van water en nutriënten tussen meren en het omliggende land is minder intensief; meren hebben een beperkte drainerende functie. Daarnaast is de verblijftijd van het water hoger dan in sloten. Hierdoor zijn de dynamiek in concentraties en bijbehorende effecten op de vegetatieontwikkeling kleiner. Vis
Sloten zijn ondiepe systemen waar snel veel vegetatie tot ontwikkeling kan komen, meestal over de gehele breedte van de watergang. Voor vis zijn er dan weinig mogelijkheden om bijvoorbeeld sediment op
32
H2O / 1 - 2009
Afb. 1: Vereenvoudigde weergave van belangrijke mechanismen in meren die de ecologische kwaliteit bepalen1).
te wervelen. Na opwerveling van sediment zal de lichtdoorval in sloten snel weer voldoende zijn om de submerse vegetatie niet in de ontwikkeling te hinderen, gezien de geringe diepte van sloten. Naar verwachting is de invloed van vis op dit proces in sloten kleiner dan in meren. Onderhoud
In sloten komt schonen over het algemeen bijna jaarlijks terug. In meren is hier geen sprake van. De effecten van een jaarlijks terugkomend verlies van een groot deel van de biomassa zijn dan ook alleen van toepassing op sloten. Het menselijk ingrijpen in sloten leidt meestal tot resuspensie van sediment, wat op korte termijn invloed kan hebben op de hergroei kansen voor submerse vegetatie. In meren is het menselijk ingrijpen daarentegen vaak juist gericht op het voorkomen van resuspensie, bijvoorbeeld actief biologisch beheer. Er zijn dus verschillen maar zeker ook overeenkomsten tussen sloten en meren. Maar welke processen hangen in beide systemen nu samen met het ontstaan en handhaven van een goede en slechte toestand?
beperken. Tevens vermindert de submerse vegetatie de invloed van golfslag en daarmee de resuspensie. Door deze positieve terugkoppelingen blijft het systeem in de heldere toestand. Door een toename van de nutriëntenconcentraties kan de submerse vegetatie onvoldoende in staat zijn om via opname van nutriënten een sterke groei van algen te beperken. Hierdoor neemt de turbiditeit sterk toe wat de groei van submerse vegetatie remt. Dezelfde turbiditeit zal de groei van submerse vegetatie in diepere meren sterker beïnvloeden dan in ondiepere meren, aangezien de lengte van de bovenstaande waterkolom de interceptie van het licht bepaalt. Tevens kan verhoogde nutriëntenbeschikbaarheid via verhoogde voedselbeschikbaarheid leiden tot een grotere visstand. Als vis hierdoor meer zoöplankton wegvangt, wordt de algengroei nog minder onderdrukt. Daarnaast kan een toename van de hoeveelheid bodemwoelende vis leiden tot een hogere turbiditeit. De toename van de turbiditeit beperkt vervolgens de groei van submerse planten verder, waardoor de beschikbare hoeveelheid nutriënten voor algengroei blijft toenemen. Uiteindelijk kan het meer hierdoor permanent in de troebele toestand vervallen.
Belangrijke mechanismen in meren Afbeelding 1 geeft een vereenvoudigd beeld van de belangrijke mechanismen die in meren de ecologische kwaliteit bepalen. Uitgaande van de heldere toestand in een meer met veel submerse vegetatie wordt een groot deel van de in het water aanwezige nutriënten door de vegetatie opgenomen. De lage nutriëntenconcentraties in het water beperken de groeimogelijkheden voor algen. De beperkte algengroei zorgt voor een groot doorzicht, wat de groei van submerse planten weer ten goede komt. De submerse vegetatie zorgt voor schuilmogelijkheden voor zoöplankton, waardoor de predatie door vis op zoöplankton laag blijft en het zoöplankton de algengroei verder kan blijven
Belangrijke mechanismen in sloten Naar analogie van meren is voor sloten een schema met de veronderstelde belangrijkste mechanismen opgesteld (afbeelding 2). De diverse vegetatie zal ook in dit systeem nutriënten uit het water opnemen en daarmee de groei van kroos beperken. Analoog aan meren, waar algen ongewenste soorten zijn, is dat in sloten kroos. De beperkte kroosgroei zorgt ervoor dat voldoende licht beschikbaar blijft voor de submerse vegetatie (grote euphotische diepte). Zonder kroosdek kan uitwisseling van zuurstof naar het water plaatsvinden en kan de submerse biomassa voldoende zuurstof produceren. De hoge zuurstof-
platform Conclusies De schematische benadering van de potentieel belangrijke mechanismen in sloten geeft goede houvast voor het verkrijgen van inzicht in de werking van het systeem en de vergelijkbaarheid met mechanismen in meren. De gepresenteerde analyse laat zien dat naast verschillen ook duidelijke parallellen aan te wijzen zijn tussen sloten en meren.
Afb. 2: De mechanismen die in sloten belangrijk verondersteld worden voor de vegetatiesamenstelling, met in blauw de mechanismen die verband houden met schonen.
concentratie zorgt voor een beperkte fosfaatmobilisatie vanuit het sediment wat de kans op een sterke groei van kroos verkleind. Submerse, wortelende vegetatie kan echter wel fosfaat uit het sediment opnemen en blijft daardoor in deze situatie in het voordeel, wat zorgt voor de instandhouding van de goede toestand met veel ondergedoken planten. Ook in sloten is een verhoogde input van nutriënten naar het water één van de paden waarlangs het systeem kan omslaan naar de slechte toestand. Door de toegenomen nutriëntenconcentraties in het water kan de submerse vegetatie onvoldoende in staat zijn om via opname van nutriënten een sterke groei van kroos te voorkomen. Een kroosdek beperkt de doorval van licht, wat vervolgens de groei van submerse planten remt. Hierdoor kan de hoeveelheid beschikbare nutriënten voor kroos verder toenemen. Naast de beperking van de lichtbeschikbaarheid beperkt een kroosdek ook het transport van zuurstof naar het water. Indien sprake is van stapeling van kroos kan afbraak van organisch materiaal aan de onderkant van het kroosdek optreden, wat voor een extra verlaging van de zuurstofconcentraties zorgt. De submerse planten kunnen in deze situatie onvoldoende zuurstof produceren om het zuurstofarm raken van het water te voorkomen. Naast het feit dat verlaagde zuurstofconcentraties slecht zijn voor veel in het water levende organismen kan het ook tot een mobilisatie van fosfaat uit het sediment leiden. De direct beschikbare hoeveelheid nutriënten in het water voor kroos neemt dan extra toe. De kleine dimensionering van sloten kan het ontstaan van kroosdominantie verder in de hand werken. Geringe breedte zorgt ervoor dat de wind weinig vat kan krijgen op het kroosdek, waardoor kroos makkelijk een hoge dichtheid kan bereiken. Daarnaast zijn ondiepe sloten gevoeliger voor snelle daling van de zuurstofconcentraties als de hoeveelheid kroos sterk toeneemt en stapeling optreedt.
Kortweg kan eutrofiëring volgens de hier beschreven mechanismen dus leiden tot processen die de nutriëntenbeschikbaarheid voor kroos verder doen toenemen, wat de slechte toestand met kroosdominantie verder in de hand werkt en in stand houdt. Schonen in sloten
Wat hiervoor nog ontbreekt, is de invloed van onderhoud. Dit onderdeel van de dynamiek in sloten is in meren vrijwel afwezig. Verondersteld wordt echter dat onderhoud in sloten van grote invloed is op het ontstaan en in stand houden van een diverse of een kroosgedomineerde vegetatie. Onderhoud in sloten bestaat uit schonen en baggeren. Hier wordt ingegaan op de rol van schonen. In afbeelding 2 zijn de mechanismen die een rol spelen bij de invloed van schonen, weergegeven in blauw. Schonen heeft tot gevolg dat zowel submerse als drijvende vegetatie verwijderd worden. Een verschil in effect op de twee vegetaties is dat van de submerse vegetatie de meeste individuen die in het water achterblijven beschadigd worden (verknippen en ontwortelen). Van kroos blijft echter altijd een groot aantal intacte individuen achter. Dit kan tot gevolg hebben dat kroos in de periode na schonen een voordeel heeft, doordat het naast een hoge potentiële groeisnelheid ook met veel intacte individuen aanwezig is, waardoor het snel nieuwe biomassa opbouwt. Naast de fysieke verstoring van de vegetatie treedt bij het schonen ook vaak resuspensie van het sediment op. De opwerveling van organisch materiaal zorgt voor tijdelijke beperking van de lichtdoorval en voor een verhoogde zuurstofconsumptie in de waterkolom als gevolg van afbraakprocessen, waardoor de zuurstofconcentraties omlaag gaan. Dit heeft mobilisatie van fosfaat uit het sediment tot gevolg, wat leidt tot een toename van de hoeveelheid direct beschikbare nutriënten voor kroos. Rigoureus schonen zou dus op meerdere manieren een omslag naar kroosdominantie kunnen veroorzaken of handhaven.
In zowel meren als sloten zijn hetzelfde type relaties aan te wijzen tussen submerse vegetatie, nutriënten in het water, de aanwezigheid van een ‘plaagsoort’ en de lichtbeschikbaarheid. Daarnaast speelt in beide systemen de dimensionering een belangrijke rol en kan beroering van het sediment in beide systemen in het voordeel werken van de ongewenste soorten. Daartegenover staat dat de beperkte dimensies van sloten er waarschijnlijk voor zorgen dat de nutriënten in het sediment, samen met de dynamiek in de zuurstofcondities, meer invloed hebben op de ecologische toestand dan in meren. De nutriënten- en zuurstofdynamiek worden in sloten nog eens extra beïnvloed door het gevoerde onderhoud. De belangrijkste mechanismen in sloten zijn op dit moment nog onvoldoende opgehelderd. Als in sloten inderdaad sprake is van hysterese en stabiele evenwichten, dan is het mogelijk dat - parallel aan meren - het reduceren van nutriënten in sloten een weinig efficiënte maatregel is. Zeker gezien de lange periode waarin nalevering van nutriënten uit het omliggende land naar de sloten plaatsvindt. Daarom lijkt het nuttig om ook voor sloten op zoek te gaan naar een beheermaatregel die het equivalent is van bijvoorbeeld actief biologisch beheer in meren. LITERATUUR 1) Scheffer M. (1998). Ecology of Shallow Lakes. Chapman & Hall. 2) Peeters E., J. de Klein en M. Scheffer (2007). Onderzoek naar het functioneren van Nederlandse sloten. H2O nr. 6, pag. 30-31. 3) Scheffer M., S. Szabo et al. (2003). Floating plant dominance as a stable state. Proceedings of the National Academy of Sciences of the United States of America 100(7), pag. 4040-4045. 4) Van Liere L., J. Janse et al. (2007). Setting critical nutrient values for ditches using the eutrophication model PCDitch. Aquatic Ecology 41(3), pag. 443449. 5) Arts G. en T. Leenders (2006). Biotische indicatoren voor veranderingen in nutriëntenbelasting in sloten en beken. Literatuurstudie. Alterra. Rapport 1324. 6) Veeningen R. (1982). Temporal and spatial variations of dissolved oxygen concentrations in some Dutch polder ditches. Hydrobiologia 95(1), pag. 369-383. 7) Nijboer R. (2004). Een expertsysteem voor de keuze van hydrologische maatregelen. Literatuurstudie naar hydrologische maatregelen en de effecten op sloot- en beekecosystemen. Alterra. Rapport 1066.
H2O / 1 - 2009
33
Bas Heijman, Technische Universiteit Delft en KWR Watercycle Research Institute Evgenia Rabinovitch, Technische Universiteit Delft Ben Statia, Aqualectra Jasper Verberk, Technische Universiteit Delft
Drinken van de wind Een prototype van een omgekeerde osmose installatie in combinatie met een windmolen is opgebouwd en uitgetest op Curaçao. De windmolen produceert, volgens ontwerp, vijf m3 per dag bij een gemiddelde windsnelheid van zeven m/s. Nieuw aan het prototype is de directe aandrijving van de hogedrukpomp met windenergie. Hierdoor worden energieverliezen door de omzetting van mechanische energie naar electrische energie en terug naar mechanische energie vermeden. Er wordt ook geen gebruik gemaakt van dure energieopslag. De permeaatproductie is afhankelijk van de windsnelheid en er is dus een permeaatbuffer noodzakelijk om periodes van lage windsnelheid of zelfs windstilte te overbruggen. Een volgende energiebesparing wordt bereikt door de energie uit het concentraat terug te winnen (energierecovery). De energierecovery unit wordt tevens gebruikt om de (water)recovery van het systeem laag te houden en vervuiling door scaling te voorkomen.
O
p 15 november 2007 is er een samenwerkingsovereenkomst getekend tussen de Universiteit van de Nederlandse Antillen (UNA), het Caribbean Water Technology Research Institute (CWRTI), Vewin, NV Surinaamse Waterleidingmaatschappij en de TU Delft. Het doel van deze samenwerking is het ontwikkelen van een hoogwaardige kennisinfrastructuur op het gebied van drinkwater voor de Nederlandse Antillen, Aruba en Suriname. In het kader van deze samenwerking is onderandere onderzoek gestart naar het ontzouten van zeewater door middel van windenergie. In gebieden met een tekort aan zoet (drink) water en voldoende wind is een combinatie van omgekeerde osmose en een windmolen een logische optie. Vooral op eilanden en in kuststreken en in afgelegen gebieden zonder elektriciteitsnet zal deze combinatie ook economisch renderen. Zeewater of brakwater kan dienen als voedingswater voor omgekeerde osmose terwijl het hoge Tabel 1: Energieverbruik van verschillende ontzoutingstechnieken.
Desalination
Multi Stage Flash (MSF) Multiple Effect Distillation (MED) Vapour Compression (VC) Reverse Osmosis (RO) Freeze-thaw
34
H2O / 1 - 2009
kWh/m3
18 15 11 3 16
energieverbruik van de ontzoutingstechniek gedekt wordt door windenergie. Er zijn alternatieve ontzoutingstechnieken beschikbaar die gebruik maken van duurzame energie voor het maken van drinkwater via verdamping/condensatie1),3). Omgekeerde osmose (RO) is echter een dusdanig efficiënte ontzoutingstechniek (zie tabel 1) dat het energieverbruik tenminste een factor vier lager ligt ten opzichte van de alternatieven (multi stage flash, multiple effect distillation, vapour compression).
Deze vergelijking gaat niet helemaal op omdat het energieverbruik bij RO uitsluitend elektrische energie betreft en bij de andere technieken ook voor een deel warmte als energiebron nodig is. Bij duurzame systemen zijn wind- en zonne-energie weliswaar gratis maar het hogere energieverbruik van deze ontzoutingsalternatieven vertaalt zich dan in hogere investeringskosten van windmolens, warmtecollectoren en/of fotovoltaische zonnecellen.
Overbrenging van de windenergie rechtstreeks op de hogedrukpomp.
platform
De combinatie van een windmolen en een omgekeerde osmose is al eerder onderzocht2). In eerdere concepten produceert de windmolen elektriciteit en wordt de duurzame elektriciteit gebruikt om de hogedrukpomp van de RO-installatie aan te drijven. Vaak wordt ook gebruik gemaakt van accu’s om te zorgen voor een constante voedingsdruk in de RO-installatie. Omzetting van mechanische-energie naar elektriciteit, chemische energie en weer terug naar mechanische-energie geeft echter energieverliezen. In het nieuwe concept ontwikkeld door de TU Delft wordt de mechanische energie van de windmolen rechtstreeks gebruikt voor het aandrijven van de hogedrukpomp van de RO. Energie wordt in dit concept niet opgeslagen. De voedingsdruk van de RO installatie varieert met de windsnelheid en daardoor de permeaatproduktie ook. Tijdens windstilte of zeer lage windsnelheden is er geen permeaatproductie. De variabele productie wordt opgevangen door een buffer van zoetwater aan te leggen. Wateropslag is veel eenvoudiger en veel goedkoper dan energieopslag. De verwachting is dat juist met een variabele productie de laagste waterprijs gerealiseerd kan worden. Om de installatie zo eenvoudig mogelijk te houden is gekozen voor een volledig mechanische opzet: er is dus geen gebruik gemaakt van een elektronische en/of PLC-regeling.
Ontwerp windmolen/RO In het prototype is gebruik gemaakt van een robuuste en goedkope windmolen die overal in de wereld wordt toegepast voor irrigatiedoeleinden. De rotatiesnelheid van de wiekenas wordt door tandwielen en een poelie 40 maal versneld overgebracht op de as van de hogedrukpomp. Op de dezelfde as is ook de energie recovery unit bevestigd die een groot deel van de energie uit de concentraatstroom terugwint en weer overdraagt via de as aan de hogedrukpomp. De energierecovery unit en de hogedrukpomp zijn pistonpompen. Deze pompen hebben de eigenschap een vast volume te verplaatsen min of meer onafhankelijk van de voor- en nadruk. Doordat de APM kleiner is dan de APP wordt er altijd een vaste verhouding concentraat weggevoerd ten opzichte van de aangevoerde voeding. De overblijvende stroom (voeding-concentraat = circa 20 procent) kan alleen nog maar door de
Eerste prototype op de testlocatie in Curaçao.
membranen heen en wordt dus permeaaat. In dit systeem wordt de voedingsdruk dus niet ingesteld maar volgt de permeaatproductie en de permeaatproductie is lineair afhankelijk van het toerental van de pomp. Het grote voordeel is dus een vaste lage (water)recovery en de afwezigheid van een
Afb. 1: Schematische weergave van de omzetting van windenergie naar mechanische energie (zowel de voedingspomp als de energy recovery unit).
concentraatklep die normaal gesproken hand- of electronisch geregeld moet worden. De hogedrukpomp heeft een maximaal toerental van 3.000 rpm. Dit toerental wordt nooit overschreden doordat de windmolen uit de wind draait bij te hoge windsnelheden. Deze beveiliging is standaard op dit type windmolen aanwezig. De hogedrukpomp heeft echter ook een minimaal toerental van 700 rpm. De pomp is namelijk watergesmeerd en bij een te laag toerental kan slijtage optreden. Lage toerentallen worden in deze opzet voorkomen doordat de windmolen pas start bij een bepaalde windsnelheid (zie afbeelding 2), De overbrenging (m.n. de poelie) wordt zodanig gekozen dat het toerental van de hogedrukpomp direct bij het starten al boven de 700 rpm draait. In Curaçao is een overbrenging van 1:20 en 1:40 uitgetest. Bij 1:20 lag de startsnelheid van de hogedrukpomp lager dan 700 rpm. Bij 1:40 was de snelheid altijd boven de 700 rpm maar start de molen pas op bij een grotere windsnelheid. Een ideale verhouding zou bij deze combinatie 1:33 zijn. Overigens is bij het opstarten de energierecovery nog niet
H2O / 1 - 2009
35
functioneel omdat de druk in het systeem nog niet is opgebouwd. Na een aantal minuten als het concentraat wel op druk is zal de energie-recovery energie terugleveren aan de as en wordt de energievraag van de RO minder. De molen stopt daardoor bij de veel lagere windsnelheid van vier m/s. Een belangrijk aspect in het ontwerp is het voorkomen van scaling. Scaling treedt op als zouten uit het zeewater opgeconcentreerd worden in de membranen. Een lage (water) recovery wordt gewaarborgd door het energy-recovery systeem (zie afbeelding 3). De concentratie van zouten aan de membraanwand wordt tevens bepaald door de concentratiepolarisatie. De concentratiepolarisatie wordt hoger bij lagere cross-flow snelheden maar ook door de flux. Bij lage windsnelheden is de crossflow snelheid laag, maar dat gaat samen met een lage flux, zodat de concentratiepolarisatie vrijwel constant blijft (zie afbeelding 4). De hogedrukpomp gecombineerd met energie recovery geeft dus een ideale combinatie die bij verschillende windsnelheden: recovery en concentratiepolarisatie blijven constant. Druk en permeaat-productie variëren juist wel met de windsnelheid (zie afbeelding 5).
Windmolen
Afb. 2: De windmolen start bij verschillende windsnelheden bij diverse overbrengverhoudingen, hier 1:20.
Procesbewaking en permeaatflush De hogedrukpomp mag niet drooglopen. De gekozen plunjerpomp is watergesmeerd en droogloop zou onherstelbare schade aan de pomp veroorzaken. In het ontwerp moet daarom een beveiliging worden opgenomen die de pomp stilzet op het moment dat er, om welke reden dan ook, geen ruwwater meer aanwezig is. In het prototype is een droogloopbeveiliging gerealiseerd door een kleine voedingtank te gebruiken. Het gewicht van deze tank, gevuld met zeewater, trekt via een kabel een rem los. Indien de tank niet gevuld is dan treed de rem in werking en stopt de molen en dus ook de hogedrukpomp. Een andere belangerijke voorziening is de permeaatflush. Bij stilstand van de molen is het beter om de voedingskant van de membranen te flushen met permeaat. De osmotische druk is dan aan beide kanten van het membraan gelijk. Bovendien kan biofouling voorkomen worden door de overgang van hoge naar lage zoutconcentratie (osmotische schok). Het permeaat is kalkagressief; dus als er kalk is neergeslagen op de membraanwand, lost dat weer op als de membranen bij stilstand van de molen met permeaat zijn gevuld. Voor dit doel is een tweede kleine tank gevuld met het permeaat op circa tien meter hoogte in de molen bevestigd. Al het permeaat dat gevormd wordt in de RO gaat eerst naar deze kleine tank voordat het naar de grote buffertank stroomt. De inhoud van de kleine tank wordt bij stilstand van de molen en dus bij het wegvallen van de voedingsdruk, automatisch door de voedingsspacers van de membranen gespoeld.
Resultaten prototype Curacao In afbeelding 5 is te zien dat, zoals verwacht, de waterproductie varieert met de windsnelheid. Bij een windsnelheid van
36
H2O / 1 - 2009
Afb. 3: De (water) recovery(=peremaatproductie/feedflow) is bij een toerental boven 1200 rpm constant op ongeveer 19 procent. Afb. 4: Concentratiepolarisatie is vrijwel onafhankelijk van de windsnelheid.
platform Conclusie Een prototype van een windgedreven omgekeerde osmose installatie is opgebouwd en getest in Curaçao. Nieuw is de directe aandrijving van de hogedrukpomp met windenergie en de variabele permeaatproductie in de RO. Dit prototype produceert circa 5.000 liter zoetwater uit zeewater bij een gemiddelde windsnelheid van zeven m/s. Verdere optimalisatie is zeker mogelijk zodat de productie hoger kan zijn bij dezelfde investeringskosten.
Afb. 5: Druk en permeaatproductie van de omgekeerde osmose variëren met de windsnelheid.
LITERATUUR 1) Garcia-Rodriguez, L., Renewable energy applications in desalination: state of the art. Solar Energy, 2003: p. 381-393. 2) Romero-Ternero, V., García-Rodríguez, L., GómezCamacho, C., Thermoeconomic analysis of wind powered seawater reverse osmosis desalination in the Canary Islands. Desalination, 2005(186): p. 291-298. 3) Witte, T., Siegfiiedsena, S., El-Allawy, M., WindDeSalter Technology, direct use of wind energy for seawater desalination by vapor compression or reverse osmosis. Desalination, 2003(156): p. 275-279.
Exemplaren van het afstudeerwerk van Evgenia Robinovitch zijn opvraagbaar bij Mieke Hubert (015) 278 33 47 of
[email protected].
Afb. 6: Permeaatproductie bij de heersende windsnelheden ten tijde van de experimenten. De permeaatproductie is ongeveer vijf m3 per dag bij een gemiddelde windsnelheid van zeven m/s.
4,5 tot acht m/s varieert de voedingsdruk tussen 30 bar en 50 bar. De osmotische druk van zeewater is 30 bar. Bij een windsnelheid van 4,5 m/s nadert de voedingsdruk deze osmotische druk en is de permeaatproductie nihil. De permeaatproductie is 0,2 m3 per uur bij windsnelheid van zeven m/s (zie afbeelding 6). De gemiddelde windsnelheid op Curaçao is ongeveer zeven m/s zodat de permeaatproductie vijf m3 per dag zal zijn. Deze gemeten productie is de ontwerp doelstelling van dit prototype. Het specifieke energieverbruik was 5,2 kWh/m3, weliswaar meer dan de tabel 1 vermelde drie kWh/ m3 maar voor een kleinschalig systeem erg efficient. Het geproduceerde water bevat te weinig mineralen om als drinkwater te gebruiken. Het water dient daarom geconditioneerd te
worden door middel van een marmerfiltratie. Op een eiland kan ook gedacht worden aan schelpen of koraal als filtermateriaal. Om periodes van lage windsnelheden en/ of windstilten op te vangen is een permeaatbuffer noodzakelijk. Afhankelijk van het aantal dagen dat er geen of te weinig wind is dient de buffer bijvoorbeeld 20 m3 te zijn. Vier dagen windstilte komt op Curaçao zelden voor zodat dit ruim voldoende zou moeten zijn. Eventueel kan bij uitzonderlijke windarme perioden de buffer worden gevuld met een tankauto. In een volgende fase zal de afstemming tussen windmolen en hogedrukpompen nog verder geoptimaliseerd worden. Bovendien dient een volgend prototype volledig stand-alone te worden uitgevoerd, zodat toezicht tijdens productie niet meer nodig is.
H2O / 1 - 2009
37
agenda 13-16 januari, Rotterdam InfraTech 2009 beurs op het gebied van de infrastructuur, met onder andere deelname van Rijkswaterstaat, Waternet, Waterschap Groot Salland en het Hoogheemraadschap van Delfland. Organisatie: Ahoy. Informatie: (010) 293 31 33.
16 januari, Delft 61e Vakantiecursus in Drinkwatervoorziening en de 28e vakantiecursus in Riolering & Afvalwaterbehandeling traditionele bijeenkomst van de Nederlandse drink- en afvalwaterwereld met lezingen en een nieuwjaarsborrel. Het thema luidt ‘Nieuwe uitdagingen’. Organisatie: TU Delft. Informatie: www.citg.tudelft.nl.
22 januari, Utrecht Wat willen we morgen weten? symposium over de toekomstige informatiebehoefte van de watersector, belicht vanuit diverse invalshoeken. Organisatie: Nelen & Schuurmans. Informatie: (030) 233 02 00.
22 januari, Wageningen Nationaal Hydrologisch Instrumentarium discussiebijeenkomst over het instrumentarium waarmee de hydrologie van Nederland in beeld wordt gebracht en de rol die waterbeheerders en drinkwaterbedrijven daarbij spelen. Organisatie: Nederlandse Hydrologische Vereniging. Informatie: www.nhv.nu.
23 januari, Ridderkerk Samenwerking in het watersysteem themadag over de voordelen van samenwerking in de waterketen tussen de betrokken overheden en private bedrijven voor de implementatie en uitvoering van nieuwe wet- en regelgeving in de watersector. Organisatie: Platform Waterpraktijk en Waterschap Hollandse Delta. Informatie:
[email protected].
27 januari, Nieuwegein Ondergrondse ruimtelijke ordening congres over een duurzaam beheer van de ondergrond door een betere afstemming tussen initiatieven als het leggen van kabels en leidingen, waterberging en energieopslag, maar ook bijvoorbeeld de aanleg van steeds meer parkeergarages. Organisatie: Studiecentrum Bedrijf en Overheid. Informatie: (040) 297 49 80.
38
H2O / 1 - 2009
27-28 januari, Spijkenisse Oplossingen voor watermanagement in de industrie tweedaagse bijeenkomst over waterbeheer in de industrie, met als onderwerpen efficiënt hergebruik van water en waterbesparing, de mogelijkheid tot energiewinning uit water, uitbesteding van het waterbeheer en samenwerking met andere bedrijven. Organisatie: IIR Industry. Informatie: (020) 580 54 00.
29 januari, Rotterdam Water, aarde en samenleven eerste deel van een tweedelige debatcyclus over het klimaatbestendig maken van Nederland. Dit eerste debat is met name bedoeld voor bestuurders, maar ook anderen zijn welkom. Organisatie: BlomBerg Instituut. Informatie: www.wateraardesamenleven.nl.
29 januari, Scheveningen Nationaal Waterplan congres over een veilig Nederland, met aandacht voor de uitwerking van het rapport van de Deltacommissie, de financiering van waterprojecten en het Nationaal Waterplan. Organisatie: Studiecentrum voor Bedrijf en Overheid. Informatie: Loes Snijders of Ingrid Geubel (040) 297 49 80.
29 januari, Utrecht RIONED-dag jaarlijks congres van Stichting RIONED. Informatie: (0318) 63 11 11.
5 februari, Delft Recent Advances in Water Resources lezing over de rol die het landoppervlakte heeft in computermodellen voor klimaat- en weerspvoorspellingen, door Bart van den Hurk van het KNMI. Organisatie: TU Delft. Informatie: Ed Veling (015) 278 50 80 of
[email protected].
5 februari, Rotterdam Water, aarde en samenleven slotconferentie van de debatcyclus, die als doel heeft Nederland klimaatbestendig te maken. Innovaties en publiek-private samenwerking zijn daarin belangrijke pijlers. Organisatie: BlomBerg Instituut. Informatie: www.wateraardesamenleven.nl.
10 februari, Rotterdam Kabels & Leidingen het zevende jaarcongres over de steeds voller rakende ondergrond, met aandacht voor de veiligheid, de financiële risico’s en de nieuwe Wet Informatie-Uitwisseling Ondergrondse Netten (beter bekend als de Grondroerdersregeling). Organisatie: Studiecentrum voor Bedrijf en Overheid. Informatie: (040) 297 49 80 of www.sbo.nl/kabels-leidingen.
10-12 februari, Amsterdam Aquaterra tweede editie van een internationaal forum voor delta- en kustontwikkeling. Organisatie: Amsterdam RAI. Informatie: Hans Verschuur (020) 549 31 03.
12-13 maart, Amsterdam Benchmarking water services tweedaagse conferentie over een bedrijfsvergelijking in de watersector met als doel de prestaties verder te verbeteren en voor de burger het één en ander inzichtelijker te maken. Organisatie: IWA, Vewin en het Koninklijk Waternetwerk. Informatie: www.moorga.com.
17-19 maart, Gorinchem Aqua Nederland derde editie van deze op de Nederlandse markt gerichte beurs voor bedrijven die zich bezighouden met waterbehandeling, watermanagement en watertechnologie. Organisatie: Evenementenhal Gorinchem. Informatie: (0183) 68 06 80 of www.evenementenhalgorinchem.nl.
25 maart, Nieuwegein Waterbouw conferentie voor de waterbouwsector, waar vragen aan de orde komen als: wat gebeurt er met de adviezen van de Deltacommissie, welke projecten worden sneller uitgevoerd en wat voor projecten komen er nog aan? Organisatie: Nederlands Instituut voor de Bouw. Informatie: Roland Classen (040) 297 48 83.
25-26 maart, Rotterdam Bodem tweedaagse conferentie over de bodem en alles wat daarbij hoort: Nederlands en Europees beleid, grondwaterbeheer, bodemkwaliteit, verontreiniging, etc. De eerste dag staat in het teken van actuele ontwikkelingen, de tweede dag is meer op de praktijk gericht. Organisatie: Studiecentrum voor Bedrijf en Overheid. Informatie: (040) 297 49 80 of www.bodemconferentie.nl. Buitenland
16-22 maart, Istanbul Wereld Water Forum vijfde editie van dit driejaarlijkse, internationale forum waarop alle watergerelateerde zaken van dit moment aan bod komen. Bedoeld voor wetenschappers, politici en bestuurders, ngo’s en bedrijven om water hoger op de politieke agenda te zetten. Informatie: www.worldwaterforum5.org.
30 maart-3 april, Berlijn Wasser Berlin 13e editie van deze internationale waterbeurs, die de vorige keer 550 bedrijven en ongeveer 26.000 bezoekers trok. Het congresprogramma omvat een 23-tal symposia en workshops over onderwerpen die de gehele waterketen dekken. Informatie: www.wasser-berlin.de.
AMSTERDAM Second World Forum on Delta & Coastal Development Speakers include: Jean Vennables - Society of Civil Engineering Stephen Bradford - Port of Melbourne Shang Hongqi -Yellow River Conservancy Commission Sharon L. Nunes - IBM corporation Phillip L. Isenberg - Chairman Delta Vision
www.aquaterraforum.com Organised by:
Sponsor:
Partners:
www.deltares.nl
Krachtenbundeling in de Delta Meer dan 50% van de wereldbevolking leeft, woont en werkt in een delta. Deltagebieden zijn aantrekkelijk vanwege de strategische ligging aan zee en waterwegen. De bodem is er vruchtbaar en rijk aan delfen grondstoffen. Maar deltagebieden zijn ook kwetsbaar. De slappe bodem daalt, de zeespiegel stijgt, rivierpeilen zijn onberekenbaar en de druk op de ruimte en het milieu groeit.
Integrale aanpak Deltares ontwikkelt via een integrale aanpak kennis voor innovatieve oplossingen, die het leven in deltagebieden veilig, schoon en duurzaam maken. Vier gerenommeerde kennisinstituten hebben hun krachten gebundeld in Deltares: WL | Delft Hydraulics, GeoDelft, de Bodem en Grondwater unit van TNO en delen van specialistische diensten van Rijkswaterstaat. Deltares is een unieke combinatie van ruim 800 deskundigen, visie, kennis en ervaring. Een internationale autoriteit op het gebied van water en ondergrond. Met als werkterrein delta’s, kusten, rivieren en andere laaggelegen gebieden overal in de wereld. Ons streven is een veilige, schone en duurzame delta.