nº
42ste jaargang / 10 juli 2009
14/15 /
2009
TIJDSCHRIFT VOOR WATERVOORZIENING EN WATERBEHEER
INTERVIEW MET JAN JAAP DE GRAEFF AANPASSING WATER- EN GEZONDHEIDSPROGRAMMA IN BHUTAN BRAK GRONDWATER ALS ALTERNATIEVE DRINKWATERBRON BIJDRAGE WATERBEDRIJVEN AAN RUIMTELIJKE KWALITEIT
Wij hebben vacatures om van te watertanden Adviseur waterkwaliteit 16 - 24 uur per week Waterschap Velt en Vecht • Opleiding: Academisch • Salarisindicatie: brutomaandsalaris maximaal € 4452,bij een 37-urige werkweek • Referentie: B&S-04 • Sluitingsdatum: 26 juli 2009 • Website: www.veltenvecht.nl
Projectmanager programmabureau Vecht 37 uur per week Waterschap Velt en Vecht • • • •
Opleiding: HBO+/academisch Salarisindicatie: afhankelijk van de geboden ervaring Referentie: B&S-03 Sluitingsdatum: 26 juli 2009
• Website: www.veltenvecht.nl
Water heeft een grote aantrekkingskracht op mensen. Misschien ook op jou. Want water is veelzijdig: grillig en onvoorspelbaar, maar ook onmisbaar voor bijvoorbeeld landbouw, natuur, scheepvaart en recreatie. De waterschappen* zijn op zoek naar nieuwe manieren om water te bedwingen, te verdelen en te zuiveren. 24 uur per dag, 7 dagen per week. Dat vraagt om de gedrevenheid van starters en professionals die excelleren op hun vakgebied. Kijk op www.waterschappen.nl *Waterschappen behoren tot de drie beste overheidswerkgevers van Nederland. Bron: Intermediair imago onderzoek 2008.
Rood voor groen
N
et voor de zomervakantie was er bij mij in het dorp (ergens in het oosten van het land) een informatiebijeenkomst van de gemeente over de bouw van een supermarkt, een derde! Want twee is nog niet genoeg, blijkbaar. Dat daardoor de bakker, slager en groentenboer het moeilijker zullen krijgen en mettertijd wellicht zullen sluiten, komt niet op in het hoofd van de bedenkers. Maar dit terzijde. De derde supermarkt komt midden in een woonwijk op een binnenterrein dat helemaal vol staat met bomen en struiken. Het geeft dat deel van het dorp evenals een groot deel van de rest van de gemeente een aangenaam groen uiterlijk. Maar al dat groen gaat nu dus verdwijnen. Er komt om precies te zijn één boom voor terug. De rest wordt verhard (parkeerterrein). Het gevolg van deze verharding
H2O tijdschrift voor watervoorziening en waterbeheer verschijnt ééns per 14 dagen Officieel orgaan van Stichting tot uitgave van het tijdschrift H2O en haar participanten: - Koninklijk Nederlands Waternetwerk - Vewin - Kiwa Water Holding BV Uitgever Rinus Vissers Redactie Peter Bielars (hoofdredacteur) Michiel van Zaane Jacques Geluk Redactiesecretariaat Dora Pompe Redactieadres en uitgeverij Postbus 122, 3100 AC Schiedam telefoon (010) 427 41 65 fax (010) 473 26 40 e-mail
[email protected] Bezoekadres: ’s-Gravelandseweg 565 3119 XT Schiedam Redactiecommissie Harry Tolkamp (voorzitter/Waternetwerk) André Struker (Waternetwerk) Frits Vos (Vewin) Gerda Sulmann (KWR Watercycle Research Institute) Advertentieverkoop Roelien Voshol (010) 427 41 54 Brigitte Laban (010) 427 41 52 Mediaorder Carola Sjoukes (010) 427 41 41 Sonja Voois (010) 427 41 40 fax (010) 473 20 00
van openbaar terrein mag duidelijk zijn: bij zware buien zal het water vaker en langer op straat blijven staan. Maar daar ligt geen burger over wakker. Hij of zij is blij dat ze met de auto tot bij de voordeur van de supermarkt kunnen komen om hun wagen vol te laden. Wat wil de burger? Hoe belangrijk vindt de gemiddelde Nederlander water in zijn of haar gemeente? Of interesseert het hen totaal niet? Hoe veel vierkante meters moeten er in Nederland de komende jaren nog verhard worden voordat iemand wakker wordt? Verweert u zich in uw eigen gemeente tegen dit soort plannen die groen opslokken en er stenen voor terugleveren? Denkt u daar maar eens over na tijdens de vakantie. Tot 4 september! Peter Bielars
inhoud nº 14/15 / 2009 4
/ Nederland in 2012 wereldwijd kenniscentrum op watergebied
5
/ Waterschappen en gemeenten besparen 265 miljoen in de waterketen
6
/ Starterscentrum op Leeuwarder Watercampus stroomt snel vol
10 / Jan Jaap de Graeff: “Belangen natuur en landbouw zeer moeilijk verenigbaar”
6
Maarten Gast
12 / Water- en gezondheidsprogramma in Bhutan Roel Burgler
14 / Doorbraak voor gebruik van brak grondwater als alternatieve bron voor drinkwatervoorziening
10
Ate Oosterhof, Nico Wolthek, Wakter van der Meer,Martijn Groenendijk, Stephan van de Wetering, Harry Boukes, Klaasjan Raat en Jan Eerhart
18 / Vitens Overijssel standaardiseerde procesautomatisering Hermans Hertsenberg en Renee Nijhuis
Abonnementenservice Pauline Roos (010) 427 41 08 Tini van Schijndel (010) 427 41 08 e-mail
[email protected] fax (010) 426 27 95 Abonnementsprijs € 103,- per jaar excl. 6% BTW € 136,- per jaar voor buitenland € 8,50 losse exemplaren excl. 6% BTW Abonnementen gelden voor één jaar en worden – zonder tegenbericht – automatisch verlengd. Opzeggingen dienen schriftelijk uiterlijk 6 weken voor het aflopen van de abonnementsperiode te geschieden aan bovenstaand postadres.
22 / De bijdrage van waterbedrijven aan de ruimtelijke kwaliteit
22
Pieternel de Haas en Jos Peters
25 / Recensie: Terugwinning van nutriënten uit afvalwater Jelle Roorda
35 / Geowetenschappelijke kennis van randvoorwaarden essentieel bij natuurinrichting Ilperveld
Druk en lay-out Den Haag media groep b.v., Rijswijk
Janneke Klein, Jasper Griffioen, Steven Westerman en Michel Hensens
Copyright Nijgh Periodieken B.V., 2009 Het auteursrecht op de inhoud van dit tijdschrift wordt uitdrukkelijk voorbehouden. Overname van artikelen alleen na schriftelijke toestemming van de uitgever.
38 / Grote potentie voor overstromingsgevolg-
www.vakbladh2o.nl
41 / Effecten van exotische rivierkreeften op de
beperking in dijkring 44 Marlies Zantvoort, Wouter Egas, Jan Leijen en Claudia van Ackooij
KRW-maatlatscores Myra van der Meulen, José Vos, Wilko Verweij en Michiel Kraak
Bij de omslagfoto: Schoolkinderen in Bhutan bij één van de weinige drinkwaterkranen (zie pagina 12 en 13) (foto: Roel Burgler).
Nederland in 2012 wereldwijd kenniscentrum op watergebied In 2012 moet Nederland hét mondiale kenniscentrum op het gebied van water zijn. Dat is het doel van het project Dutch Delta Design 2012, dat op 1 juli jl. van start ging. In totaal 30 partijen, waaronder ministeries, waterschappen, waterleidingbedrijven, kennis- en onderzoeksinstituten, gemeenten en provincies, gaan zich inzetten om dat te bereiken. Het is de bedoeling dat in Rotterdam een nieuw Nationaal Centrum voor Water verrijst, waar bezoekers de Nederlandse waterexpertise kunnen ‘beleven’. Verder laten acht regionale waterexpertisecentra hun eigen specialiteit op watergebied zien. Hierdoor ontstaat een route tussen de verschillende centra en andere watergerelateerde waterprojecten door heel Nederland, waarmee belangstellenden alles kunnen zien wat op watergebied speelt.
H
et project wordt getrokken door het ministerie van Verkeer en Waterstaat, Netherlands Water Partnership, Rabobank Den Haag eo, DHV en IBM. Op dit moment werken dus 30 partijen mee, maar het is de bedoeling dat dit aantal nog groeit. Ook van buiten de watersector bestaat belangstelling: NOC*NSF legt een verbinding tussen water, sport en de Dutch Delta Design-projecten. Marketingbureaus tonen belangstelling om mee te doen, evenals organisaties uit de architectuur, kunst en het bankwezen.
Proof, waaruit blijkt dat de stad al druk bezig is met innovatieve waterprojecten. Volgend jaar opent een tien jaar durende expositie over grote bouwprojecten rond klimaat en water. Dan begint ook een internationale marketingcampagne om Nederland op de kaart te zetten als hét internationale platform voor waterexpertise. Ten slotte mondt DDD2012 uit in een serie evenementen in 2012 die water dichtbij het publiek brengen en komt er aandacht voor dit initiatief op het Wereld Water Forum, dat in dat jaar in Marseille plaatsvindt.
De doelen waarop de partijen inzetten, zijn ambitieus. Zo wil DDD2012 de innovatiekracht van Nederland versterken door kennisontwikkeling, innovatieversnelling en uitvoeringskracht. Ook moeten meer dan tienduizend jongeren, uit binnen- en buitenland, kiezen voor een water- en deltagerelateerde studie in Nederland. De initiatiefnemers hopen op honderdduizend vertegenwoordigers van ondernemingen, overheden, ngo’s en kennisinstellingen die Nederland gaan bezoeken vanwege DDD2012 en duizenden toeristen voor de evenementen van DDD2012: van cultuur tot natuur, van wetenschap tot beleving en van kunst tot design. Minimaal tien multinationale topondernemingen bundelen in de toekomst hun waterexpertise in ‘Excellence Centers’ en vestigen die in Nederland. En Nederland moet stijgen op de ranglijst van watertechnologiepatenten.
Ondanks de grote ambities en het grote aantal partners, is het idee voor DDD2012
Om dat te bereiken worden concrete projecten neergezet. Het Nationaal Centrum voor Water in Rotterdam dient als etalage voor de Nederlandse waterexpertise. Het centrum is bedoeld voor het grote publiek, (internationale) deskundigen en potentiële opdrachtgevers uit binnen- en buitenland. Jongeren en studenten vormen een belangrijke doelgroep: in 2012 verwacht de watersector namelijk een tekort van 16.000 specialisten. Met het Centrum hopen de partijen jongeren te betrekken bij de watersector. Voor Rotterdam is gekozen als vestigingsplaats vanwege intiatieven als Waterplan2, Climate Campus en Climate
4
H2O / 14/15 - 2009
Elk regionaal watercentrum heeft zijn eigen specialiteit. De centra zijn als volgt over Nederland verdeeld: • Zuidoost-Nederland: water en levensstijl • Oost-Nederland: water, voedsel en duurzaamheid • Noord-Nederland: Europees centrum voor nieuwe watertechnologie en demonstratiesites (water zuiveren, energie uit water, e.d.) • Den Haag: water en recht • Rotterdam: water en klimaat • Midden-Nederland: waterkringloop en watertechnologie • Delft: blue technology
pas in november vorig jaar geboren. De grote belangstelling en het hoge tempo bleken ook tijdens de officiële opening: ondanks het mooie weer verschenen 360 gasten, waar de organisatie op 300 aanwezigen had gerekend. Voor meer informatie: www.ddd2012.nl.
Nederlandse aanpak vismigratieproblemen voorbeeld voor Turkije De toetreding van Turkije tot de EU was bij de afgelopen verkiezingen voor het Europese parlement een belangrijk onderwerp. Het Nederlandse electoraat bleek sterk verdeeld. Hoewel een Europees lidmaatschap niet binnen enkele jaren is te verwachten, gaat Turkije door op de ingeslagen weg van implementatie van EU-richtlijnen, waaronder de KRW. Nederland geldt hierbij als lichtend voorbeeld.
T
urkije telt 70 miljoen mensen en wil graag toetreden tot de EU om de economie een impuls te geven. De regering brengt alles in stelling om de komende jaren de economie te vormen conform de Europese richtlijnen. Ook op het vlak van water loopt een implementatietraject. Het land grenst aan drie zeeën en is rijk aan rivieren. Met een lengte van meer dan 2.000 kilometer vormen de Tigris en Eufraat de grootste rivieren. Net als in alle andere landen spelen veiligheid, schoon en voldoende drinken irrigatiewater een belangrijke rol in het Turkse waterbeheer. Het thema oppervlaktewaterkwaliteit is mede door de KRW-regelgeving sterker onder de aandacht gekomen, maar op dit moment is de ecologische kwaliteit van het water nauwelijks in kaart gebracht en staat hierop gericht onderzoek nog in de kinder-
schoenen. Turkije is voor de energiebehoefte mede afhankelijk van waterkrachtcentrales. Het land telt er ruim 140. De Atatürkdam, vernoemd naar de stichter van Turkije, is de grootste dam en behoort zelfs tot de vijf grootste in de wereld. Tegen deze achtergrond wordt op het departement van hydraulische werken (DSI) in Ankara nu nagedacht over de leefomstandigheden van vissen in rivieren. Het DSI is verantwoordelijk voor het waterbeheer in Turkije en telt 25 regionale stroomgebieddirecties. Van oudsher is het een technisch ingestelde organisatie die verantwoordelijk is voor de bouw van waterregulerende dammen, stuwen en waterreservoirs. Het besef is doorgedrongen dat door de vele oude en nieuwe dammen vissoorten als steur, zeeforel, zeeprik en paling voorgoed
actualiteit Waterschappen en gemeenten besparen 265 miljoen in de waterketen Door optimalisatie in de afvalwaterketen tussen waterschappen en gemeenten is tot en met 2007 265 miljoen euro bespaard. Verder willen de waterschappen vanaf nu jaarlijks 1,3 miljard euro investeren in het veiliger maken van Nederland. Dat leidt tot een gemiddelde belastingstijging van twee procent. Dat blijkt uit de eerste editie van Waterschapspeil 2009: de eerste landelijke brancherapportage van de waterschappen. Hierin is inzichtelijk gemaakt welke doelen, prestaties, kosten, investeringen en belastingdruk de waterschappen in met name 2007 realiseerden. Leidraad in het rapport zijn de taken van de waterschappen. Daarnaast wordt inzicht gegeven in de financiële aspecten van de taakuitoefening, de kwaliteit van dienstverlening en diverse aspecten die een relatie hebben met ‘maatschappelijk verantwoord ondernemen’.
H
et rapport is opgesteld door de waterschappen zelf aan de hand van eigen cijfers, maar ook gegevens van het instituten zoals het CBS, COELO en RIONED. ‘Waterschapspeil’ is vooral gebaseerd op cijfers uit 2007 (peiljaar), maar waar mogelijk worden op basis van de vastgestelde begrotingen van 2009 prognoses gegeven. Volgens de in de rapportage gepresenteerde cijfers zijn de waterschappen goed bezig met hun primaire taken: veiligheid, waterkwantiteits- en -kwaliteitsbeheer en de zuivering van afvalwater. In 2007 voldeed een krappe driekwart van de primaire keringen aan de veiligheidseisen. De waterschappen hebben nog tot en met 2011 de tijd om deze keringen op orde te krijgen. De primaire keringen die in 2007 nog niet van normen waren voorzien door het Rijk (ongeveer 650 kilometer), verwachten de waterschappen in 2017 op orde te hebben. Over acht jaar zouden dus alle primaire keringen aan de normen moeten voldoen.
In Turkije worden de volgende decennia circa 600 waterkrachtcentrales gebouwd, waaronder mogelijk één bij de omstreden Tigris-dam, in het zuidoosten van het land.
zullen verdwijnen. Het DSI zoekt naar een aanpak en strategie om dit te voorkomen. Er blijkt behoefte aan inhoudelijke kennis, zoals richtlijnen voor beleid en criteria voor
In 2005 voldeden vrijwel alle (gemiddeld 98%) beheergebieden van de waterschappen aan de normen voor het voorkomen van onaanvaardbare wateroverlast. In 2007 hadden de waterschappen 20 procent van de maatregelen getroffen om deze wateroverlast in de toekomst te voorkomen, terwijl hun gebieden volgens het Nationaal Bestuursakkoord Water pas eind 2015 op orde behoeven te zijn. Van de 600 Nederlandse waterlichamen voldeden in 2007 er reeds 21 aan de normen voor de ecologische waterkwaliteit van de Europese Kaderrichtlijn Water, terwijl hiervoor de deadline 2027 is. Bij 19 waterschappen voldeden alle zwemwaterlocaties aan de normen van de Europese Zwemwaterrichtlijn, terwijl pas in 2015 aan deze norm behoeft te worden voldaan. Gemiddeld gold dit voor 94 procent van de locaties. Voor gemiddeld 96 procent van het afvalwater voldeden de waterschappen aan
werkende vispassages. Vispassages worden momenteel aangelegd zonder duidelijke criteria en uitgangspunten. Sinds 2008 kent Nederland een landelijk overzicht van vismigratie-obstakels en -voorzieningen. In het kader van het project ‘Nederland leeft met vismigratie’ zijn de uitkomsten van de inventarisaties en de voorgestelde prioriteiten om de vismigratie planmatig te bevorderen, de basis geweest voor de KRW-stroomgebiedsplannen die dit jaar worden vastgesteld. Dit geldt ook voor het Nederlandse aalplan dat nu ter goedkeuring bij de EU ligt. Turkije ziet de Nederlandse methode als voorbeeld. De komende jaren gaat het DSI stappen nemen om vergelijkbare overzichten te genereren. Het hoofddoel is het ontwikkelen van een Turkse vismigratiestrategie en hierop toegespitst beleid. Het proces wordt dit jaar verder in gang gezet. Het vergroten van de aquatisch-ecologische kennis onder het personeel van het DSI wordt beschouwd als belangrijke voorwaarde voor een geslaagd proces. Het DSI ervaart het inbrengen van Nederlandse kennis als zeer waardevol. Er wordt zelfs gedacht aan het opzetten van een langjarig samenwerkingsverband.
de met gemeenten gemaakte afspraken over het verder transporteren en zuiveren van het afvalwater dat via de riolering wordt aangeboden. In 2007 hadden de waterschappen voor 70 procent van het gezuiverde afvalwater studies met de gemeenten uitgevoerd of afspraken gemaakt om samen tot de meest optimale inrichting van de afvalwaterketen te komen. Deze studies leverden tot en met 2007 een maatschappelijke besparing van 265 miljoen euro op. De waterschappen hebben in 2007 ruim 900 euro miljoen geïnvesteerd. Ze willen vanaf dit jaar 1,3 miljard euro per jaar investeren om Nederland beter te beschermen tegen overstromingen en wateroverlast en te voorzien van voldoende en kwalitatief goed oppervlakte- en grondwater. Deze investeringen leiden gemiddeld genomen tot verhogingen van de belastingen met circa twee procent.
Tempo van verbetering Ook constateren de auteurs van het rapport een aantal zaken die beter kunnen. Dit betreft bijvoorbeeld het verlenen van vergunningen (kan sneller). De nieuwe Waterwet zal naar verwachting voor verbetering zorgen. Het opstellen van de gewenste grond- en oppervlaktewaterregimes verloopt langzaam, mede omdat de provincies in 2007 de gewenste kaders nog niet hadden opgesteld. De verbetering van de chemische waterkwaliteit in de regionale wateren stagneert de laatste jaren door vervuilende bronnen waarop de waterschappen weinig invloed kunnen uitoefenen. Voorbeelden zijn de uitspoeling van meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen uit de landbouw, de afspoeling van zware metalen van verharde oppervlakken en andere diffuse bronnen, zoals uitloging uit scheepvaart, buitenlandse aanvoer via rivieren en neerslag van gassen en andere stoffen vanuit onder meer het (lucht)verkeer. Naast maatregelen die de waterschappen zelf kunnen nemen, is op korte termijn ook landelijk beleid nodig om de komende jaren een verbetering te kunnen bereiken. De waterschappen willen doorgaan met vergelijkbare vervolgrapportages. Voor de volgende edities poogt de Unie van Waterschappen deze sneller na het peiljaar te laten verschijnen. Ook past ze de meetmethode aan, zodat de vragen op de invullijsten niet voor meerdere interpretaties vatbaar zijn. Het kan zijn dat verschillen in de uitkomsten in het huidige rapport ontstaan door interpretatieverschillen. Het complete rapport is te vinden op internet: www.uvw.nl. zie ook pagina 29
Herman Wanningen (Wanningen Water Consult)
H2O / 14/15 - 2009
5
Starterscentrum op Leeuwarder Watercampus stroomt snel vol In totaal 15 jonge watertechnologie- en zogeheten life science-bedrijven zijn sinds 22 juni officieel gehuisvest in de voormalige Johannes de Doperkerk op de Watercampus, vlak naast het Technologisch Top Instituut Watertechnologie Wetsus, in Leeuwarden. De belangstelling is zo groot dat de kerk naar verwachting al binnen afzienbare tijd volzit. De stichting Water Energie Life sciences Leeuwarden (WELL), die de bedrijven faciliteert, heeft het oog al laten vallen op een terrein waar uitbreiding kan plaatshebben.
H
et idee voor de Watercampus komt uit de koker van Wetsus. “We zijn actief in Leeuwarden sinds 2003, maar in 2004 officieel gestart. Juist de kleine bedrijven zijn groot in het introduceren van nieuwe technologieën in de maatschappij en nieuwe markten. Ze vermarkten en investeren in de uitvindingen van Wetsus, en dat is voor ons een groot voordeel”, zegt Johannes Boonstra, die samen met Cees Buisman de directie vormt van Wetsus. “Vanaf het begin vinden we het belangrijk als initiator en facilitator op te treden voor deze, onder meer op het gebied van technologieintroductie uitstekende entrepreneurs. Vaak zijn ze gewoon in een garage begonnen. Via ons netwerk en uiteraard dat van henzelf zijn ze gegroeid en is behoefte ontstaan aan huisvesting. Net als bedrijven die niet direct in de watertechnologie zitten, maar er tegenaan hangen, willen ze graag in de nabijheid zijn van een grote kennisdichtheid, zoals die in Leeuwarden is gecreëerd. Ze kunnen daardoor sneller antwoorden op hun vragen krijgen. Doordat ze bij elkaar in een gebouw zitten, kunnen de technostarters gemakkelijk bij elkaar buurten en markt- en
technische ideeën uitwisselen. Omdat ze zich vaak op verschillende markten richten, lopen ze elkaar daarbij niet echt voor de voeten.” Een ander groot voordeel is, aldus Boonstra, dat de jonge watertechnologiebedrijven in veel gevallen innovatieve clubjes zijn, die heel goed kunnen samenwerken met grotere, gevestigde partijen. “Dat is grote winst.”
bedrijven in het gebouw en op een eventuele toekomstige locatie. “We vervullen de rol van incubator, door de startende ondernemers niet alleen huisvesting te bieden, maar ook op een andere manier terzijde te staan met faciliteiten en advies. Daarnaast proberen we het personeel van de bedrijven te behouden voor NoordNederland”, aldus een woordvoerster.
Uit die behoefte is de Johannes de Doperkerk als starterscentrum voortgekomen. “Het hele campusidee - ook de Hogeschool Van Hall Larenstein is hier gevestigd - is bedoeld om kennisbedrijven, onderwijs en onderzoek te concentreren in Leeuwarden. “Als nationaal TTI zijn we niet in staat daar een te groot deel van onze tijd in te steken; we kunnen in feite alleen initiëren en faciliteren”, aldus Boonstra. “De gemeente, die het idee omarmt en onderschrijft, zorgt voor de uitvoering.”
Durfkapitaal
Stichting WELL
Wetsus is volgens Boonstra bezig met het opzetten van een soort loket voor durfkapitaal, waar ondernemers - de mensen met de ideeën - en (potentiële) investeerders met elkaar in contact worden gebracht. “Wij worden vaak geconfronteerd met het feit dat zij elkaar niet kunnen vinden. Omdat wij ook niet echt verstand hebben van durfkapitaal, is het idee ontstaan een loket op te zetten om partijen aan elkaar te koppelen. Uiteindelijk hopen we dat daaruit nieuwe bedrijvigheid ontstaat.”
WELL staat los van Wetsus, maar onderhoudt wel nauwe banden met het centre of excellence for sustainable water technology. De stichting faciliteert de
“De belangrijkste reden om alles te concentreren, is het feit dat alles in de hoofden van mensen zit. Wat op papier staat, is maar een
De tot starterscentrum omgebouwde Johannes de Doperkerk te Leeuwarden (foto: Dikken en Hulsinga Leeuwarden).
6
H2O / 14/15 - 2009
actualiteit/verslag heel klein deel van de kennis die beschikbaar is. Daarom is het nodig dat mensen elkaar geregeld tegenkomen en elkaar informeren. Dat zie je ook in kenniscentra in Eindhoven en Wageningen. De grote meerwaarde is dat je op een geografisch gebiedje een hoge concentratie hebt van bedrijvigheid, onderzoek, onderwijs en durfkapitaal.”
Toekomst Leeuwarden zal zich steeds verder profileren als hoogwaardig kennis- en innovatiecentrum op onder andere het gebied van watertechnologie. Het Centre for Marine Policy (visserij, havens, natuur, energiewinning en scheepvaart), een initiatief van de Wageningen Universiteit, vestigt zich binnenkort op de Watercampus. Legyon, opgericht door Vitens en TNO, heeft eveneens voor de Friese hoofdstad gekozen. Het bedrijf verkoopt een chip die wordt beschouwd als een innovatieve doorbraak op het gebied van het detecteren van Legionella. Wetsus hoopt in 2012, aan het einde van de huidige TTI-periode, te zijn uitgegroeid tot een Europees Centre of Excellence. “We zijn al goed op weg. We sluiten al contracten met universiteiten en Europese bedrijven. We groeien steeds meer tot een internationaal samenwerkingsverband.”
In de Johannes de Doperkerk zitten de volgende bedrijven: • AquaExplorer - totaaloplossingen op het gebied van waterbeheer • Westt - duurzame technologieën op het gebied van (drink)waterbehandeling, waterbeheer, energieopwekking en -besparing. Westt concentreert zich op het (verder) ontwikkelen, opschalen, vermarkten en realiseren van producten en projecten. • MicroExplorer Diagnostics - humane en veterinaire diagnostiek • Forensicon - forensisch onderzoek voor iedereen • Capilix - toepassing van analysetechnologie op basis van microchip capillaire electrophorese • Life Sciences Research and Development - een verzameling technieken waarbij levende organismen of delen daarvan worden gebruikt voor het maken van betere producten of nieuwe processen • WaterProMaSys - organisatie die op krachtige internettoepassingen gebaseerde systemen gebruikt voor het verzamelen van gegevens voor het op afstand monitoren van procesinstallaties • Pure Green • Swilion - zakelijke dienstverlening, ontwikkeling en innovatie; duurzaam ondernemen met vooral aandacht voor de water- en voedselketen en energie • Dutch Rainmaker - ontwikkeling van nieuwe revolutionaire concepten voor de productie van schoon water • Drive 4 Electric • Innexus - organisatie die MKB-’foodbedrijven’ bindt aan de Noord-Nederlandse voedingsmiddelenindustrie • Berghof Membrane Technology - producent en leverancier van buisvormige membraanfiltratieproducten (membraanfilters voor de zuivering van industrieel afvalwater) • Peter Siksma - ‘kreatief’ laboratorium • BISON - stichting die de economie in Noord-Nederland wil stimuleren door zoveel mogelijk kennis en ideeën van de hogescholen, bedrijven en andere instellingen naar de markt te laten brengen door startende ondernemers • WELL, de stichting die alle zaken faciliteert
Industrieel Water 2009: veel innovatief onderzoek, weinig toepassingen Algen, bacteriën, elektriciteit, membranen: er wordt veel onderzoek verricht naar diverse nieuwe zuiveringstechnieken voor industriewater. Ook het (verder) sluiten van de waterkringloop en het kopen of verkopen van afvalwater voor hergebruik wordt onderzocht en her en der toegepast. Tegelijkertijd blijft het merendeel van de bedrijven gebruik maken van drink- of grondwater, zoals vanouds. De oorzaak daarvoor is enerzijds de kredietcrisis, die investeren in nieuwe, dure installaties ontmoedigt. Anderzijds is de kans op waterschaarste in Nederland, ondanks de klimaatverandering, klein, zo lijken veel bedrijven te denken. Geen reden om te veranderen dus. Tijdens de zevende editie van Euroforum’s Industrieel Water op 25 juni in Utrecht kwamen veel innovaties aan de orde, maar of ze allemaal toegepast gaan worden is de vraag.
D
e industrie, zo betoogde Maarten Bruijs van KEMA, heeft te maken met twee crises: de krediet- en de klimaatcrisis. De eerste zorgt ervoor dat investeringen teruglopen, evenals de vraag van consumenten. De tweede kan in de toekomst leiden tot waterschaarste voor de industrie. Niet omdat er per definitie te weinig water is, maar wel omdat het water te warm wordt om te kunnen gebruiken en/of te lozen. Hij riep de sector op meer energie in het water te steken én er uit te halen. Danny Traksel van KWR Watercycle Research Institute voorspelde dat in 2037 nauwelijks nog grondwater zou worden gebruikt, dat sterk wordt ingezet op het terugwinnen van water én grondstoffen en dat water en energie volledig geïntegreerd zullen zijn. Een aantal deelnemers zag dat anders en voorspelde een blijvend grote rol voor grondwater. Een manier waarop de industrie in de toekomst water kan besparen, is via de
nieuwe Waterwet. Bedrijven hoeven dan nog maar naar één loket om vergunningen aan te vragen. In theorie is dit kostenbesparend. Peter de Putter, die namens het DG Water bezig is met de implementatie van de Waterwet, was benieuwd hoe het achter het loket verloopt, als overheden moeten samenwerken. Ook de zaal leek er niet gerust op.
een zuivelbedrijf, algen als mogelijke zuiveringstechnologie, de watervoorziening voor de tuinbouw, biofouling bij membranen, grondwatergebruik en -beheer door Philips, duurzaam watergebruik en -hergebruik in de suikerindustrie, de zuiveringsinstallatie voor zout afvalwater van North Water in Groningen en afvalwaterhergebruik binnen de voedingsmiddelenindustrie.
Gert-Jan Reuverink gaf een overzicht van een aantal innovaties waarmee Technologisch Top Instituut Watertechnologie Wetsus bezig is. Het gaat bijvoorbeeld om ontzilting via elektrostatische ladingen, het tegengaan van membraanvervuiling, slibreductie met wormen en technieken om pathogenen en micro- en nano-vervuiling te detecteren. Ontwikkelingen die nog op laboratoriumschaal spelen.
De industrie kan bijdragen aan het tegengaan van de schaarste aan zoet water in bepaalde regio’s. Door slim samen te werken en de juiste technologie kan de industrie een bijdrage leveren om meer veilig drinkwater en rioolstelsels voor gemeenschappen te beschikbaar te stellen, terwijl de bedrijven tegelijkertijd voorzien in hun eigen waterbehoefte. Dat stelde Lambèr Paping van de TU Delft, die het voorbeeld gebruikte van Dow Chemicals in Terneuzen, dat het effluent van de rwzi gebruikt voor eigen gebruik.
In deelsessies werd aandacht geschonken aan fosfaatreductie in afvalwater door samenwerking tussen een waterschap en
H2O / 14/15 - 2009
7
“Geld wordt onnodig uitgegeven” In de watersector wordt geld onnodig uitgegeven. Zo zijn bergbezinkbassins aangelegd terwijl het niet nodig was. De uitgaven hangen samen met het focussen op de normen (chemische parameters) en maatregelen (bijvoorbeeld lamellenfilters bij regenwateruitlaat), terwijl een integrale benadering meer effect sorteert en goedkoper uitvalt. Directeur Hugo Gastkemper van Stichting RIONED presenteerde op 25 juni in Ede tijdens een studiedag over de stadswaterkwaliteit een visie op de waterkwaliteit in de gemeente. Hij maakt zich zorgen over de kansen die gemist worden bij gebrek aan kennis bij zowel gemeenten als waterschappen.
G
astkemper nuanceerde daarbij het belang van water. “Water maakt zich soms erg belangrijk.” De samenhang tussen de watersector en de samenleving is volgens hem zwak. De burger heeft liever meer blauw (politie) op straat dan langs de straat. De directeur van RIONED vindt het van belang - nu de meeste gemeenten aan de basisinspanning voldoen - aan te sluiten bij hetgeen de samenleving wil met water. Daaraan stelt hij drie voorwaarden: er mogen geen overstromingen voorkomen, het open water mag niet giftig zijn en er moet voldoende veilig drinkwater voorhanden zijn. Waterbeheerders in de stad moeten de gewenste toegevoegde waarde van water aan de omgeving bepalen en maatregelen nemen die het gewenste stadswater opleveren. Daarbij rekening houdend met alle emissiebronnen (ook de vervuiling door eenden, honden en bladafval). Gastkemper is er dan voorstander van om óf alle benodigde maatregelen te nemen óf geen. “Half werk is ondoelmatig.” Verwijzend naar het gelijknamige Unierapport stelde hij voor om niet langer water centraal te stellen, maar de stad. Zelfs dagvoorzitter én dijkgraaf van het Hoogheemraadschap Schieland en de Krimpenerwaard, Hans Oosters, was het met dit laatste eens. De studiedag die door een enkele tientallen gemeente-ambtenaren en evenzovele waterschapsmedewerkers werd bezocht, begon (foto Grontmij).
8
H2O / 14/15 - 2009
met een bijdrage van Jeroen Langeveld (Royal Haskoning) over de relevante bronnen die de waterkwaliteit in gemeenten bepalen. Riolering, voornamelijk in de vorm van riooloverstorten, spelen hierin een belangrijke negatieve rol. Maar ook het voeren van eenden in stadsvijvers, het uitlaten van honden bij openbaar water en bladval bepalen deels de vaak slechte waterkwaliteit van stilstaand water in dorpen en steden. Bij gescheiden rioolstelsels komen minder problemen met ‘groene soep’ in vijvers voor, omdat meer doorspoeling plaatsvindt dan bij een gemengd rioolstelsel. Maar de waterkwaliteitsproblemen in de vijvers hangen ook samen met de diepte ervan en de eventuele doorstroming naar andere watergangen. Hans Aalderink (Arcadis) ging daarop door. Verdieping van stadsvijvers en meer doorspoeling levert het meeste effect op. De emissies naar het oppervlaktewater zullen door afkoppelen van hemelwater weliswaar wat verminderen, maar berging van het water en andere emissiebronnen leveren meer resultaat op. Het nut van natuurvriendelijke oevers op de waterkwaliteit werd door Aalderink betwijfeld. “De nutriëntengehalten in kleine vijvers met stilstaand water zullen altijd hoog blijven.” Hij kwam tot de conclusie dat het verbeteren van de waterkwaliteit nauwelijks mogelijk is door rioleringsmaatregelen. Aalderink verwees naar de Groote Wielen in ‘s-Hertogenbosch, waar een moeraszone en helofytenfilter is aangelegd naast grote waterpartijen (zie H2O nr. 6 van 20 maart jl.). Daar is de waterkwaliteit goed.
Hij concludeerde dat niet aleen vanuit de belasting van waterpartijen geredeneerd moet worden, maar vooral vanuit de effecten van maatregelen. Langeveld betoogde dat veel generiek beleid voorbijgaat aan het schaalniveau en specifieke lokale problemen met de waterkwaliteit. Of de destijds afgesproken basisinspanning wel de meest effectieve maatregel was om de waterkwaliteit te verbeteren, is nog steeds de vraag. Dat de ene gemeente wel maatregelen nam en de andere gemeente niet en daarvoor tot op heden niet gestraft wordt, blijft een hard gelag voor diegenen die wel actie ondernamen en daaraan (veel) geld besteedden, zo werd door menigeen in Ede verwoord.
Stichting RIONED is geen voorstander van het verplichten tot afkoppelen. Uit het openingsartikel ‘Gemeenten moeten afkoppelen verplicht stellen’ van de vorige uitgave van H2O kon dit eventueel gelezen worden. Volgens RIONED kan afkoppelen onmiskenbaar voordelen hebben voor vermindering van overstortingen, het beperken van wateroverlast en verlaging van de afvoer naar de zuivering. Afkoppelen vindt Stichting RIONED wenselijk als de juiste omstandigheden aanwezig zijn, zoals voldoende berging in grond en oppervlaktewater, voldoende capaciteit om zeer zware buien te verwerken, goed beheer waaronder controle op foutaansluitingen en beperkte extra kosten ten opzichte van gemengde riolering. Maar tot afkoppelen moet op doordachte wijze worden besloten en het moet goed worden uitgevoerd. Een verplichting aan gemeenten draagt daaraan niet bij, aldus RIONED. De VNG komt binnenkort met een modelverordening waarbij een gemeente - als die kiest om af te koppelen - perceelseigenaren kan verplichten om (delen van) het particulier terrein eveneens af te koppelen. De plicht moet doelmatig zijn en dus niet tot onevenredige kosten leiden. In de praktijk zal de verordening waarschijnlijk vooral worden ingezet als stok achter de deur. Medewerking van eigenaren moet, aldus Hugo Gastkemper van RIONED, met name worden verkregen door het geven van informatie, huisbezoek of technische, financiële of uitvoeringsondersteuning.
verslag Nu praten over zoetwatervoorziening voorkomt straks problemen De waterinfrastructuur en -spelregels zijn in de jaren ’80 voor het laatst onderzocht en voldoende bevonden. De hoofdkranen - zoals de regelstuw Driel en de spuisluizen in de Afsluitdijk en het Haringvliet - en de trapjeslijn in de Nieuwe Maas die de zouttong moet tegenhouden, werken nog naar behoren. Zelfs bij extreme droogte blijven zoetwaterinlaatpunten nog net vrij van verzilting. Door klimaatveranderingen komt een aantal waterfuncties echter in de toekomst in gevaar, tenzij Nederland zijn waterhuishouding opnieuw tegen het licht houdt. In IJsselstein hebben het Directoraat-Generaal Water (DGW) en de Waterdienst, tijdens de Startdag Zoetwatervoorziening, geïnventariseerd welke problemen de komende decennia zijn te verwachten.
W
anneer vanwege extreme droogte langdurig te weinig zoet water voorhanden is, zoals in 2003 al het geval was, hebben elektriciteitscentrales, de industrie, waterschappen (peilbeheer) en de landbouw te weinig koelwater, met alle (maatschappelijke) gevolgen van dien. Mede dankzij de inbreng van 80 experts (waterbeheerders en -gebruikers) tijdens de bijeenkomst in IJsselstein kunnen in 2015 de juiste maatregelen, strategieën en scenario’s worden opgenomen in het tweede Nationaal Waterplan. Zodat de overheid ook straks de juiste hoeveelheid zoet water voor de watergebruiker op het juiste moment en de juiste plaats tegen aanvaardbare kosten kan garanderen. Een aantal deskundigen op het gebied van water denkt dat ook de burger moet worden betrokken bij het signaleren van problemen en verwacht dat juist zij met creatieve oplossingen kunnen komen: “Wij zijn tenslotte allemaal burgers en watergebruikers.” Problemen verkennen en begrip kweken, daar gaat het in eerste instantie om. Met het realiseren van de ambitie een gemeenschappelijk beeld te creëren, kennis te ontwikkelen en partijen steeds dichter bij elkaar te brengen is, volgens projectleider Wim van Urk (DGW), op 25 juni een begin gemaakt. “Ik ben tevreden hoe de mensen erin staan. Solidariteit volgt vanzelf. Er zijn veel kwesties boven water gekomen. De standpunten over een aantal ontwikkelingen en te verwachten problemen worden behoorlijk gedeeld. Komend jaar werken we verder aan een plan van aanpak. We willen zoveel mogelijk problemen benoemen en de bandbreedte vaststellen waarbinnen we willen komen tot een startdocument en uiteindelijk het tweede Nationaal Waterplan, waarin het beleid staat geformuleerd. Anders loopt alles vast.”
Deltaprogramma De zoetwatervoorziening vormt een belangrijk onderdeel van het Deltaprogramma, dat concrete projecten moet gaan bevatten om Nederland in de toekomst veilig en leefbaar te houden. Dit najaar wil het kabinet de Deltawet, de juridische basis van het programma, aanbieden aan de Tweede Kamer. Van Urk: “We willen iets op gang brengen dat generaties meegaat. Daarom moeten waterbeheerders en -gebruikers met elkaar verschillende denkprocessen doormaken, zoetwaterverkenningen doen,
rekening houden met elkaar en bereid zijn over elkaars schaduw heen te stappen. We proberen ze in dezelfde denkstand te krijgen en zodanig effectief aan elkaar te knopen dat ook bestuurders er in meegaan. Deze generatie moet het doen.” “De Waterdienst trekt het kennisspoor op landelijk niveau. In de regio’s en gebruikerssectoren lopen ook verschillende projecten. Het is de bedoeling op een slimme manier mensen te koppelen, die elkaar over en weer gaan voeden zodat we nationaal een verdiepingsslag kunnen maken”, verduidelijkt Neeltje Kielen, projectleider namens de dienst. “DGW kan dan straks op basis van de juiste kennis en informatie beleidsbeslissingen nemen. Deze Startdag is bedoeld om de dialoog in gang te zetten. In een film van tien minuten laten we zien wat we nu weten, waar we staan en waar het op grond van de nu bekende kennis naartoe gaat met het aanbod en gebruik van water.” Volgens Waterdienstcollega Hans van Twuiver gaat het er vooral om dat vertegenwoordigers van de verschillende sectoren (het ministerie, waterschappen, de landbouw en de scheepvaart) begrip voor elkaars standpunten krijgen. Na de inleiding werden de deelnemers aan de bijeenkomst dan ook verdeeld in vier groepen. Eerst moesten ze op kaartjes hun eigen toekomstverwachtingen opschrijven. Daarna kregen ze de opdracht zich letterlijk in de ander te verplaatsen en vanuit het perspectief van de andere partij te verwoorden wat de problemen zijn die er op het gebied van de zoetwatervoorziening (gaan) spelen. Het ging (nog) niet om de oplossingen. De discussie daarna spitste zich vooral toe op vragen als: hoe beïnvloedt de klimaatverandering de zoetwatervoorziening in 2050 of 2100, is er straks genoeg zoet water om alle gebruiksfuncties van water te voorzien, moeten we de verdringingsreeks - die de volgorde aangeeft aan welke gebruikers het schaarse water bij droogte wordt toebedeeld - opnieuw aanpassen, wat zijn de eventuele maatschappelijke consequenties en wie gaat dat betalen én hoe gaan we het doen?’
Onderzoek naar heropening Brouwersdam Het Rijk en regionale overheden gaan samen onderzoeken of de acht kilometer lange Brouwersdam tussen Goeree-Overflakkee en Schouwen-Duiveland gedeeltelijk kan worden geopend om de waterkwaliteit van het Grevelingenmeer te verbeteren. De eventuele opening in de dam kan worden gebruikt voor het opwekken van duurzame energie. De verkenning moet eind 2011 klaar zijn. De Brouwersdam is in 1971 voltooid, waarbij de Grevelingen van zee werd afgesloten. De doorstroming verdween, waardoor de natuurlijke processen ernstig verstoord raakten. Om daaraan een eind te maken, overwegen de betrokkenen een doorlaatopening van ongeveer 200 meter. Tegelijk kan in de dam een energiecentrale worden gebouwd die gebruik maakt van het in- en uitstromende Noordzeewater. Het verschil tussen de hoogste en de laagste waterstand wordt waarschijnlijk zo’n 50 cm. Bij zwaar weer gaat de doorlaatopening dicht. Het plan maakt deel uit van een breder pakket maatregelen voor een duurzame regionale economie. Door het herstel van de eb- en vloedbeweging ontstaat 1.400 hectare nieuwe natte natuur in het Grevelingenmeer. De waterkwaliteit zal aanzienlijk verbeteren, omdat dankzij de doorstroming het water weer meer zuurstof gaat bevatten. In het zuidelijke deel van de Brouwersdam kan een sluis worden gebouwd, waardoor de recreatievaart rechtstreeks vanaf de Noordzee op het meer kan komen. De energiecentrale zal duurzame elektriciteit leveren aan 50.000 huishoudens en zorgt voor meer technische kennis van Nederland op dit gebied, omdat het om een nieuw ontwerp gaat dat energie kan opwekken op plaatsen met slechts gering verval van water. Bij extreem hoog water op de Rijn en de Maas kan dat water met behulp van de turbines van de getijdecentrale naar de Noordzee worden afgevoerd. Staatssecretaris Huizinga van Verkeer en Waterstaat en het bestuur van het Natuur- en recreatieschap de Grevelingen zijn het eens geworden over een verkenning naar de beste wijze waarop de eb- en vloedwerking in het Grevelingenmeer kan terugkeren. De reconstructie van de Brouwersdam zal investeringen vragen van zo’n 500 miljoen euro. Deze moeten door verschillende overheden en ondernemingen worden opgebracht. Een eerste verkenning van Rijkswaterstaat toonde afgelopen januari al aan dat de aanpassingen mogelijk zijn. In de nieuwe verkenning komen alle belangen op nationale, regionale en lokale schaal aan de orde. Een dergelijke verkenning wordt ook gebruikt voor de renovatie van de Afsluitdijk. De kosten van dit onderzoek worden gedeeld door het Grevelingenschap (0,9 miljoen euro) en het Rijk (0,6 miljoen euro).
H2O / 14/15 - 2009
9
JAN JAAP DE GRAEFF, ALGEMEEN DIRECTEUR NATUURMONUMENTEN:
“Belangen natuur en landbouw zeer moeilijk verenigbaar” Drinkwatervoorziening en natuurbeheer vormen reeds vele jaren een vertrouwde combinatie, zowel in de duingebieden als in de rest van ons land. In het waterbeheer wordt veel rekening gehouden met natuurbelangen: natuurvriendelijke oevers, vistrappen en peilaanpassingen zijn geaccepteerde voorzieningen. Sinds de laatste verkiezingen zijn natuurpartijen ruim in de waterschapsbesturen vertegenwoordigd. Hoe kijkt Jan Jaap de Graeff, na een gevarieerde loopbaan in de waterwereld, sinds enkele jaren algemeen directeur van Natuurmonumenten, vanuit deze functie tegen de ontwikkelingen in het waterbeheer aan? Het verslag van een gesprek met hem in zijn kantoor op het landgoed Schaep en Burgh in ‘s Graveland, waar de rododendrons bloeien en de vogels zingen.
Is water belangrijk voor Natuurmonumenten? “Water is voor ons van vitaal belang. Natuurgebieden zijn uitermate afhankelijk van water, zowel qua kwantiteit (de verdrogingsproblemen) als qua kwaliteit. Verdroging staat al 25 jaar hoog op de agenda, maar toch is er nog een behoorlijke weg te gaan. De problemen zijn in de waterwereld zeker meer bespreekbaar geworden; het landbouwbelang is bij de waterschappen minder dominant aanwezig en een variabel peil geaccepteerd, maar toch zitten wij nog steeds met een groot areaal dat verdroogt. Er is nu een nieuwe prioriteitsstelling, er zijn zogeheten TOP-gebieden aangewezen, onder leiding van de provincies worden deze aangepakt en geld is opzij gezet, maar toch blijft het een hele strijd om het terugdringen van de verdroging voor elkaar te krijgen.”
Wat is het strijdpunt? “Dat is de relatie met het boerenbelang. Op het punt van de waterkwaliteit hebben wij het dan over vermesting, over bestrijdingsmiddelengebruik en dergelijke, punten die belangrijk zijn en belangrijk blijven, maar niet zo weerbarstig zijn als het peilbeheer. In wezen is de agenda daar nog dezelfde als 25 jaar geleden toen de Tweede Kamer besloot dat de verdroging met kracht teruggedrongen moest worden. Wij zijn wel wat opgeschoven, maar als ik met onze boswachters praat, hoor ik hoe taai de materie in de praktijk is. Als voorbeeld noem ik het Dwingelerveld in Drenthe, waar wij samen met Staatsbosbeheer grote eigendommen bezitten. De boeren op de aangrenzende landerijen bepaalden echter het peil en pas toen de allerlaatste boer was uitgekocht, bereikten we de verwachte effecten.” “Nu is natuurbeheer ook een soort postzegelbeheer. Je moet alle stukjes verzamelen om een geheel te krijgen. Dat zie je ook bij
10
H2O / 14/15 - 2009
de ecologische hoofdstructuur en de Natura 2000-gebieden. Wij hebben recent adviesbureaus een rapport laten samenstellen over de watercondities voor beschermde natuurgebieden in de ontwerpwaterplannen 2010-2015. Voor 51 beschermde gebieden is een analyse gemaakt. Belangrijkste conclusie is dat voor de periode 2010-2015 vrijwel nooit Natura 2000-doelen opgenomen zijn. Lokale mogelijkheden voor het treffen van maatregelen worden gemist, doordat men met regionale of nationale ‘formats’ werkt en te weinig volgens een ecosysteembenadering. Qua visie is de natuur zeker een gelijkwaardig belang, maar op het punt van de verdroging blijft de belangenstrijd bestaan.”
Zijn deze belangen wel verenigbaar? “In Nederland is in ieder geval altijd veel te optimistisch over verenigbaarheid gedacht. Die blijkt in de praktijk heel moeilijk te zijn. Zelf zie ik de oplossing in het onderscheiden van drie soorten gebieden: de agrarische gebieden waar grootschalige bedrijven produceren voor de wereldmarkt, de natuurgebieden en daartussen overgangsgebieden met biologische bedrijven, zorgboerderijen, recreatiebedrijven, maneges en allerlei vormen van gemengde functies. Je moet je overigens niet al teveel voorstellen van het aantal hectares van deze derde categorie. Maar via deze tussenzones zou de belangentegenstelling overbrugbaar moeten kunnen zijn.”
Hoe kan dat als er elke dag boeren stoppen? “Er stoppen wel veel boeren, maar door schaalvergroting neemt de totale oppervlakte nauwelijks af. Tegelijkertijd kreeg de agrarische bedrijfsuitoefening een hoger aanzien. In samenhang daarmee is een sentiment tegen de natuur ontstaan. Ik zie dat vooral als een sociaal-cultureel verschijnsel, een nostalgie naar vroeger, naar de tijd van de eerlijke, hardwerkende mensen, het beeld dat men heeft van boeren en van vissers, waarbij de nadelen van het grootschalig boeren en vissen onderbelicht blijven. Daar komen de zorgen bij die mensen hebben over onze afhankelijkheid van het buitenland voor de voedselvoorziening. Maar het komt ook door de verharding van het standpunt van de standsorganisaties over het natuurbeheer, de standpunten van de Kamerfracties van bijvoorbeeld CDA en VVD. Terwijl wij juist veel meer samen met de agrarische sector zouden moet optrekken tegen het oprukken van het steen, de rails en het asfalt in het Nederlandse landschap. Want dat is overal aan het verdwijnen.”
Wat is de oorzaak van deze verharding? “Vroeger kon je centraal zaken doen, met het Landbouwschap toen dat nog bestond, later met LTO-Nederland. Nu ligt binnen LTO de macht bij de vakgroepen en de regio’s. LTO-Nederland wordt meer als een soort vereniging gezien dan als de centrale macht. Dat heeft het maken van afspraken over de verhouding tussen landbouw, natuur en water veel moeilijker gemaakt. Het is ook ingewikkelder geworden om de discussie zakelijk te houden. Elk probleem wordt direct gepolitiseerd en leidt tot vragen in gemeenteraden, Provinciale Staten en de Tweede Kamer. Er stopt inderdaad iedere dag een boer, maar de landbouw blijft, de bedrijven worden steeds groter en de biodiversiteit verdwijnt.”
Dit voorjaar heb ik pas één grutto gezien. “Die tendens zie je overal. Als we dat niet willen, moeten we keuzes maken. Aangeven wat wij waar willen en daar ook het landschap bij betrekken. Want dat is nog een probleem apart. Wie is de eigenaar van het Nederlandse landschap, wie beschermt het, wiens taak is het de kwaliteit ervan te handhaven? De provincies moeten nu structuurvisies maken, maar de vraag is of zij dit aankunnen. Als we onze doelen met betrekking tot het Nederlandse landschap niet scherper definiëren, zie ik er niets van terechtkomen.”
Hoe groot is jullie eigendom?
Wat is jouw hoofdtaak?
“Natuurmonumenten bezit in totaal 100.000 hectare, waarvan 20 procent water en 80 procent land. Wij groeiden de laatste jaren met 1.500 à 2.000 hectare per jaar, maar wij merken wel dat het nu moeilijker wordt, ook dat er meer weerstand tegen het natuurbeheer komt.”
“Ik ben algemeen directeur in een directie van drie man. De andere twee zijn de directeuren Natuurbeheer en Middelen. Zelf ben ik belast met de overall coördinatie en het extern beleid, de communicatie en marketing, verenigingszaken en het overleg met de ondernemingsraad. Ik zit op het
interview scharnierpunt tussen de organisatie en de vereniging. Omdat het bestuur van de vereniging, onder leiding van Cees Veerman, toch op enige afstand staat, ben ik materieel ook gedelegeerd bestuurder. Het overleg met de minister van LNV bijvoorbeeld voer ik. Het is een enigszins hybride systeem, wat mijn functie gecompliceerd maakt, in een wereld die ook gecompliceerd is en waar veel meer emotie speelt dan bij het waterbeheer. Toen Cees Veerman benoemd werd tot opvolger van Herman Wijffels stond de telefoon hier roodgloeiend: Veerman, de man van de reguliere landbouw, van het castreren van biggen, van de kogels van de jacht.” “In de waterwereld was een besluit de afronding, hier vaak het begin van een discussie, zowel rationeel als emotioneel. Emotie, maar ook fantasie en creativiteit spelen hier een veel grotere rol. Een eeuw lang tegenwind leidt tot een enorme creativiteit bij de medewerkers. De mensen gaan voor de natuur, daar is geen twijfel over mogelijk. Als directeur hoef ik geen gas te geven, maar moet ik er voor zorgen dat ze op tijd afremmen en zo de bocht beter nemen.”
Heb jij zelf iets met natuur? “Ik geniet ontzettend van het landschap als geheel, van het groen en de bergen, waar ik ‘s zomers vaak doorbreng. Ik ben niet een man van soortenkennis; ik kan je niet zeggen welke vogels wij nu horen, net zo min als ik vroeger wist wat de capaciteit van een gemaal was. Ik voel mij sterk verbonden met het geheel, met onze gebieden, met de mensen die daarin werken, al die bijzondere mensen. Toen ik hier kwam, had Natuurmonumenten een turbulente fase achter de rug. Mijn opdracht was evenwicht en relaties te herstellen. Om met Job Cohen te spreken: de boel bij elkaar te houden, in plaats van te polariseren en te splijten. In een organisatie met een centraal kantoor, regionale directies en lokale boswachters heb je dat laatste zo.” Jan Jaap de Graeff.
“Jac. P. Thijsse is 100 jaar geleden begonnen hier een soort nest te bouwen. Als ik wegga, moeten daar weer een paar takjes bij liggen.”
Wat was jouw loopbaan? “Ik ben in 1949 geboren in Haarlem en studeerde van 1967 tot 1975 in Wageningen Afvalwaterzuivering, met een sterk accent op milieu en de juridische kant. Mijn eerste baan was bij de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. In 1977 ben ik bij de Hoofddirectie van Rijkswaterstaat gekomen, waar ik mij met het nationaal en internationaal waterkwaliteitsbeleid heb bezig gehouden: het Rijnoverleg, de Indicatieve Meerjaren Programma’s en de subsidieverlening voor rwzi’s die op rijkswater loosden. In 1984 werd ik hoofd van het bureau Waterhuishouding en Waterkeringen van de Unie van Waterschappen. Daar heb ik ervaren dat Nederland groter is dan Den Haag, heb ik het regionaal waterbeheer leren kennen en ook geleerd hoe ons land bestuurlijk in elkaar zit. Voor mij moet werk steeds een uitdaging blijven. Dat leidde ertoe dat ik in 1989 de overstap maakte naar VNO-NCW, waar ik hoofd van het bureau Milieu en Ruimtelijke Ordening werd. Daar heb ik aan de andere kant van het hek gekeken en gemerkt dat het bedrijfsleven niet het werkveld was waar ik mij thuis voel. In 1994 ben ik Joan Leemhuis opgevolgd als dijkgraaf van Schieland. Daar had ik twee grote opgaven: het op orde krijgen van de waterhuishouding in Rotterdam en de reorganisatie van de waterschappen in de regio. Tot 2003 ben ik daar dijkgraaf geweest, de laatste drie jaar gecombineerd met het voorzitterschap van de Unie. Sinds 2003 bekleed ik nu deze functie. Zelf stond ik open voor een nieuwe uitdaging, hier zocht men een nieuwe algemeen directeur. Die twee stromen ontmoetten elkaar.”
Welk beeld heb jij van de ontwikkeling van de waterhuishouding in Nederland? “Die ontwikkeling is enorm geweest. Eind jaren ‘70 kende het waterbeheer drie onderdelen: kwaliteit, kwantiteit en keringen. Henk Saeys introduceerde in de jaren ‘80 het integraal waterbeheer via de nota ‘Omgaan met Water’. Begin jaren ‘90 werd die visie ook bestuurlijk geïmplementeerd. Eind jaren ‘90 kwam het accent op veiligheid en overlast te liggen als gevolg van de grote rivierafvoeren in ‘93 en ‘95 en de wateroverlast in NoordHolland, het Westland, Groningen etc. In het perspectief van de klimaatverandering en de bodemdaling en in het voetspoor van de Commissie Veerman zijn wij nu volop bezig met de veiligheid in Nederland op lange termijn. De kwaliteit is hierbij nogal ondergeschikt. De KRW is bij het publiek volkomen onbekend. Zelf heb ik het debat hierover de laatste jaren op afstand gevolgd. Mijn beeld is dat er een grote bureaucratie ontstaan is rond deze richtlijn, die op zichzelf overigens best positieve effecten heeft.”
Er zijn nogal wat natuurmensen in de waterschapsbesturen gekomen. “Dat vind ik een goede zaak. Ik ben nog steeds een voorstander van het functioneel bestuur voor zoiets vitaals als het waterbeheer. Wat ik zei over de verdrogingsproblematiek geeft aan hoe belangrijk inbreng van de natuur in de besturen is. Of het waterschap op den duur stand houdt, daar ben ik lang niet zeker van. Kleinschaligheid, binding met de streek, een niet-politiek bestuur en duidelijke functionele grenzen waren voor mij de essentiële kenmerken van het waterschap. Maar alles schaalt op, de politiek heeft zijn
“Of het waterschap op den duur stand houdt, daar ben ik lang niet zeker van” entree gedaan in het waterschapsbestuur en grenzen vervagen. Dijkgraven hebben steeds meer een politiek-bestuurlijk verleden.” “Op dit moment is er veel werk aan de winkel en zal men structuren niet zo snel veranderen. Je schaft de brandweer niet af als je een brand aan het blussen bent. Maar als de provinciestructuur de komende tijd een keer ter discussie komt, wat ik verwacht, weet ik niet wat er gebeurt. Mijn advies zou zijn: ga door met de verkiezingen, uiteraard zonder de praktische fouten die nu gemaakt zijn, en houd vooral de begrenzing van je werkterrein in de gaten. Beperk je tot de waterhuishouding, uiteraard vanuit een maatschappelijk bewustzijn en met aandacht voor de interactie met de ruimtelijke ordening, maar houdt de grenzen van het functioneel bestuur in de gaten. Anders graaf je je eigen graf.” Maarten Gast
H2O / 14/15 - 2009
11
Aanpassing water- en gezondheidsprogramma Bhutan Gebrek aan veilig drinkwater leidt in Bhutan, zoals elders in de wereld, tot veel ziektes. Sinds 1989 verleent de Nederlandse ontwikkelingsorganisatie SNV technische assistentie aan het programma van de Bhutanese overheid het platteland van veilig drinkwater te voorzien. Dit programma leidde ertoe dat halverwege 2005 85 procent van de rurale bevolking toegang tot veilig drinkwater had, in vergelijking met 45 procent in 1990. Onlangs werd echter geconstateerd dat dit percentage naar 50 procent is gezakt, vanwege gebrek aan onderhoud. Ook was er geen noemenswaardige verbetering in de gezondheidssituatie. Bhutan had nog steeds de hoogste kindersterfte van heel Zuid-Azië. Kindersterfte is grotendeels een gevolg van slechte sanitatie. Vandaar dat in 2008 het programma is aangepast en er nu ook voorlichting over sanitiatie en hygiëne wordt gegeven.
H
et proefproject is in vier districten gestart. In Chising Goemba wordt de laatste hand gelegd aan een nieuw waterreservoir. “De capaciteit is ongeveer 2000 liter”, aldus Thinley Dorji, consultant voor SNV. Hij wijst op vier slangen die bij het reservoir uit de grond komen. “Elke slang wordt ondergronds doorgetrokken naar een dorpje. Middels hulpstukken komen er afsplitsingen bij iedere woning. Zo krijgt ieder huishouden een eigen kraan. Al met al worden hiermee 90 huishoudens bereikt. Eigenlijk moeten de slangen 60 tot 70 cm onder de grond lopen, maar omdat hier nauwelijks mensen komen, graven ze niet verder dan zo’n 40 cm. Op landbouwgrond moeten ze de slangen of pijpen wel iets meer dan een meter ingraven. Het water komt van een stroom tien kilometer verderop. Alles gaat met zwaartekracht. Om de 60 meter verval staat er een Voorlichting aan dorpelingen over sanitatie en hygiëne. De aanleg van een waterreservoir. .
12
H2O / 14/15 - 2009
achtergrond
break pressure tank; anders zou de druk te groot worden en zouden de pijpen barsten.” De dorpelingen leveren arbeid en lokale materialen, de overheid cement, pijpen en geschoolde arbeid. Van de bron naar het reservoir bedroegen de kosten een kleine 18.000 euro, van het reservoir naar Bama, het grootste van de vier dorpen, nog eens 7.000 euro. “Het is tegenwoordig een stuk duurder dan vroeger. Materiaalkosten en lonen zijn flink gestegen de afgelopen jaren”, vertelt Thinley. Dorpelingen zorgen ook zelf voor onderhoud. Dat gaat tamelijk informeel, meestal wordt een handig iemand gekozen, met ervaring buiten het dorp. Die wordt daar niet voor betaald, maar krijgt wel een training en gereedschap van de overheid. Van zijn dorpsgenoten krijgt hij een paar centen, of wat rijst of een kip, dat verschilt van dorp tot dorp. Uiteindelijk is het dorpshoofd verantwoordelijk voor het hele
Dezelfde waterbron die voor het drinkwater zorgt, levert ook water voor irrigatie, het irrigatiekanaal loopt parallel aan de drinkwatertoevoer. Het dorpshoofd houdt toezicht.
waterproject, en ook, zoals in Bama, voor de samenwerking met de andere dorpen in het project. Nu het waterproject hier bijna gereed is, beginnen de bijeenkomsten over de gezondheidsontwikkeling van de gemeenschap. Het idee is dat de gezondheidsassistenten de dorpelingen zelf hun prioriteiten op gebied van hygiëne en sanitatie laten ontdekken. Vervolgens zijn de dorpelingen ook zelf
verantwoordelijk voor de uitvoer van hun plan. SNV heeft al 175 gezondheidsassistenten getraind. De beste acht daarvan geven inmiddels zelf al trainingen. De verwachting is dat binnen vijf jaar 88.000 huishoudens volledige toegang tot behoorlijke toiletten zullen hebben en de kindersterfte met 20 procent zal zijn verminderd. Tekst en foto’s: Roel Burgler
Vrouwen bij een drinkwaterkraan die net is aangelegd bij Bama-dorp.
H2O / 14/15 - 2009
13
Doorbraak voor gebruik van brak grondwater als alternatieve bron voor drinkwatervoorziening De winning en zuivering van brak grondwater is een aanlokkelijk alternatief voor de drinkwatersector. Brak grondwater is op veel locaties te winnen, het bevindt zich dieper in de bodem en is daardoor minder antropogeen beïnvloed. Het kan ingezet worden om de verzilting van bestaande winvelden te stabiliseren en brak grondwater is vrijgesteld van de grondwaterbelasting. De zuivering is technisch mogelijk door middel van omgekeerde osmose, waarbij het brakke water wordt gesplitst in een zoet permeaat en een concentraat met een hogere zoutconcentratie. De afvoer van dit concentraat vormt een grote belemmering voor de doorbraak van deze ‘nieuwe’ grondstof. Het infiltreren van het concentraat in de diepe ondergrond is een mogelijkheid waar wel aan werd gedacht, maar die omwille van vergunningen nooit serieus is onderzocht. Vitens en Brabant Water hebben nu besloten om in de praktijk de ontzilting en infiltratie te beproeven1). De benodigde vergunningen zijn verleend, waarmee een belangrijke barrière is gepasseerd. In de loop van dit jaar zullen de installaties in bedrijf worden genomen.
U
it onderzoek blijkt dat de potentie en de haalbaarheid van toepassing van brak grondwater (300 tot 10.000 milligram chloride per liter) als grondstof voor drinkwater groot zijn2). Enkele voordelen zijn dat brak grondwater in grote gedeelten van Nederland beschikbaar is (zie afbeelding 1) en de bron zich op grotere diepte bevindt en daardoor meestal niet wordt bedreigd door antropogene invloeden. Met een eenvoudige zuiveringsopzet kan drinkwater worden geproduceerd. Ten opzichte van zeewater is de hoeveelheid benodigde energie aanzienlijk lager bij het ontzouten, omdat zeewater een veel hogere zoutconcentratie heeft. Ook is zeewater
antropogeen beïnvloed en is aanvullende desinfectie noodzakelijk. Anaeroob gewonnen brak water heeft deze nadelen niet of in mindere mate. De winning ervan tast de voorraad zoet grondwater in principe niet aan en winning van diep (brak) water heeft minder verdrogingseffecten dan winning van ondiep water. Brak grondwater is tegenwoordig tegen acceptabele kosten goed te zuiveren door het toepassen van membraanfiltratie gebaseerd op omgekeerde osmose (RO). Deze zuiveringstechniek maakt gebruik van membranen om een groot deel van de zouten te verwijderen. Door het ontzilte
Afb. 1: De diepte van het zoet/brak grensvlak in Nederland (met 300 mg/l chloride)6).
14
H2O / 14/15 - 2009
water (permeaat) te mengen met traditioneel bereid drinkwater ontstaat drinkwater van hoge kwaliteit. Door het zuurstofloze ruwe grondwater te behandelen met membraanfiltratie is geen voorzuivering nodig. Bij het zuiveren van brak grondwater met RO-membraanfiltratie wordt naast permeaat ook concentraat geproduceerd. Dit concentraat bevat alleen stoffen in geconcentreerde vorm die van nature in opgeloste vorm in het grondwater aanwezig zijn. Vanwege het hoge chloridegehalte mag het concentraat niet op het oppervlaktewater geloosd worden. Ook afvoer naar open water of lozing (opmenging) in het riool
Afb. 2: Schematische weergave van het brakwaterconcept.
actualiteit is niet toegestaan. Bij infiltratie van het concentraat worden geen hulpchemicaliën, zoals zuren en antiscalants, gebruikt, omdat deze anders in de bodem terecht zouden komen. Zonder dosering van chemicaliën is een zuiveringsopbrengst van ongeveer 50 procent te behalen. Dat wil zeggen dat van twee delen onttrokken brak grondwater er één deel water geproduceerd wordt met een dusdanig laag zoutgehalte dat het geschikt is voor de drinkwaterproductie. De opzet van het brakwaterconcept wordt weergegeven in afbeelding 2. Het is mogelijk om een brakwaterwinning te gebruiken als zogeheten zoethouder voor bestaande verziltende grondwaterwinningen3). Dit houdt in dat een
brakke deelstroom onttrokken wordt uit filters die dieper geplaatst zijn dan de bestaande putten van een verziltende winning. Hierdoor zal de zoet-brakgrens niet opschuiven maar stabiliseren. Het diep gewonnen brakke water wordt eerst behandeld met membraanfiltratie, voordat het net als het overige ruwe water gezuiverd wordt. Bijkomend voordeel is dat voor het onttrekken van brak grondwater geen grondwaterbelasting betaald hoeft te worden, waardoor extra exploitatielasten voor de zuivering gecompenseerd worden door een lagere belastingafdracht. De drinkwatersector heeft sinds 2002 onderzoek laten uitvoeren naar brak
grondwater. In 2003 verzorgde Kiwa Water Research een bijeenkomst over het onderwerp, waaruit bleek dat groot draagvlak bestond voor verder onderzoek naar brak grondwater als bron voor drinkwater4). Deze belangstelling leidde echter niet tot een praktijktoepassing vanwege onduidelijkheden over de haalbaarheid, in het bijzonder ten aanzien van vergunningen en de hiervoor geldende voorwaarden. Om die impasse te doorbreken, hebben Vitens en Brabant Water onlangs besloten om de komende jaren pilots uit te voeren in Noardburgum (gemeente Tytsjerksteradiel) en Zevenbergen (gemeente Moerdijk). In deze pilots moet worden aangetoond welke effecten te
Brabant Water De brede beschikbaarheid van winbaar brak grondwater in Noord-Brabant, met name langs de rivieren en in het westen van de provincie6), biedt mogelijkheden voor het vinden van alternatieve winlocaties voor Brabant Water. Daarnaast kan de winning van brak grondwater worden ingezet op winlocaties waar verzilting een rol speelt. In Brabant bestaat deze dreiging voor meerdere wingebieden. Door toepassing van het ‘zoethouderconcept’ kunnen deze winningen duurzaam worden behouden. De principes van winnen, zuiveren en lozen zijn voor een brakke grondwaterwinning hetzelfde als bij de ‘zoethouder’. De belangstelling voor de winning van brak water ontstond bij Brabant Water vanuit het perspectief van de ‘zoethouder’, waarbij de verzilting van bestaande winvelden wordt gestabiliseerd of teruggedrongen7). Bij twee van de ruim 30 winningen worden (soms) verhoogde chlorideconcentraties
waargenomen. Brabant Water zal geen experimenten met brakwater toestaan in grondwaterbeschermingsgebieden. Ook wordt het belang onderkend om bestaande winningen niet te storen. Dit betekent dat een duurproef met brak water uitsluitend mogelijk is in een nieuw gebied. Vandaar dat de locatie Zevenbergen is gekozen. Deze locatie, waar uitsluitend industriewater wordt geproduceerd, ligt niet in een grondwaterbeschermingsgebied. Vanuit het oogpunt van chloridevoorkomens leek de locatie op het eerste gezicht gunstig. Dicht bij de vanouds zoute zeearmen van Zeeland zou het brakke water nooit erg diep kunnen zitten. Omdat Brabant Water op deze locatie zelf geen grondwater oppompt, waren weinig bodem- en grondwatergegevens beschikbaar. Gegevens uit REGIS en de Grondwaterkaart van Nederland (afbeelding 3) gaven aan dat in principe brak water aanwezig moest zijn, al was de diepte niet geheel duidelijk. Wel werd er op gewezen dat in de omgeving
Afb. 3: Overzicht van de diepte waar het brakke grondwater zich in Brabant bevindt6).
inversies voorkwamen: zoetwaterhoeveelheden die ook onder de brakwatervoorkomens aanwezig kunnen zijn. Het zag er naar uit dat de bodempakketten qua doorlatendheid geschikt zouden zijn voor winning van brak water en de infiltratie van het concentraat. Om meer zekerheid te krijgen, is in december 2007 een proefboring uitgevoerd tot een diepte van 306 meter beneden maaiveld. Deze is afgewerkt tot een waarnemingsbuis met op twaalf dieptes een waarnemingsfilter. Het te bepompen pakket (53-116 m-mv) gaf bovenin een chlorideconcentratie van 35 mg/l; naar de onderkant van dit pakket liep dit op tot 1.500 mg/l. Rekening houdend met geschatte verschillen in doorlatendheid werd de concentratie van het te winnen water geschat op 250 tot 500 mg/l. Dat is lager dan in eerste instantie voor ogen stond, maar voldoende om de problemen van het opwekken tot drinkwaterkwaliteit te verkennen. Het diepere pakket, waar het concentraat zal worden teruggebracht, viel vooral tegen qua dikte en doorlatendheid. Infiltratie van het beoogde debiet voor de proef is mogelijk, maar kent beperkingen. In Zevenbergen wordt van ongeveer de helft van het opgepompte water drinkwater gemaakt, terwijl de andere helft, het membraanconcentraat, wordt geïnfiltreerd in de onderliggende aquifer. De provincie Noord-Brabant vindt het brakwaterproject uitstekend passen binnen haar beleidsdoelstelling om een duurzame watervoorziening te realiseren. Ze subsidieerde het project met 0,6 miljoen euro. In haar besluit tot ondersteuning wees het provinciaal bestuur op de mogelijkheden om het concept voor de winning van brak grondwater wereldwijd toe te passen. Voor Brabant Water is brak grondwater een interessante bron waarmee nu voor het eerst ervaring wordt opgedaan. Voor het concentraat van het brakke grondwater is een duurzame oplossing gevonden waarvoor vergunningen zijn verleend. Voor de provincie levert de praktijkproef informatie op om regelgeving voor brak grondwater te ontwikkelen.
H2O / 14/15 - 2009
15
verwachten zijn van het gebruik van brak grondwater en het infiltreren van membraanconcentraat in de diepere ondergrond. Het praktijkonderzoek zal zowel technisch als bestuurlijk aangeven in hoeverre brakwaterwinning werkelijk haalbaar is. Hierbij zal ook gekeken worden naar de kosten van opschaling op basis van de praktijkresultaten en de benodigde hoeveelheid energie.
Problemen met membraanconcentraat De afvoer van concentraat kan op verschillende manieren: lozen op oppervlaktewater, het riool of infiltreren in de diepe ondergrond. Het concentraat bevat dezelfde componenten als het gewonnen water, maar de concentratie is ongeveer tweemaal zo hoog. Infiltratie van het membraanconcentraat in de bodem is daarmee - mits onder gecontroleerde omstandigheden uitgevoerd - een duurzame oplossing. Uitgangspunt hierbij is dat de zoutconcentraties van het te infiltreren water vergelijkbaar zijn met die in het grondwater van de formatie waarin wordt geïnfiltreerd. De pilots worden gebruikt om de duurzaamheid van deze oplossing aan te tonen met behulp van een uitgebreide monitoring.
De huidige wet- en regelgeving maakt het toepassen van het brakwaterconcept mogelijk5). Ontheffing op het verbod van lozing in de bodem kan worden verkregen en is mogelijk onder voorwaarde dat lozing op de riolering of op oppervlaktewater niet mogelijk is en de lozing in de bodem milieuhygiënisch verantwoord plaatsvindt. Er mogen geen stoffen in het membraanconcentraat voorkomen die op langere termijn tot verontreiniging van de bodem kunnen leiden. De concentraties en effecten van mogelijk vervuilende stoffen moeten worden bepaald.
Vergunningen Toestemming voor infiltratie van het concentraat is cruciaal voor het slagen van de proeven met brak water. Vitens en Brabant Water hebben een vergelijkbaar traject doorlopen, waarbij Vitens het voortouw heeft genomen. Beide bedrijven hebben overleg gevoerd met de provincie, gemeenten en het ministerie van Economische Zaken om te bepalen wie het bevoegd gezag vormt voor de noodzakelijke vergunningen voor de pilot. De uitkomst was dat Economische Zaken optreedt als bevoegd gezag en dat op grond van de Mijnbouwwet een opslagvergunning benodigd is voor het opslaan van
membraanconcentraat in de ondergrond. Nadat voor de twee pilots de aanvragen zijn ingediend, is door de vergunningverlener (Economische Zaken) advies gevraagd bij TNO Bouw en Ondergrond en bij het Staatstoezicht op de Mijnen. Beiden reageerden positief en concludeerden dat de aanvragen geen nadelige gevolgen voor het milieu met zich meebrengen en geen conflicten opleveren met de winning van aardgas en olie. Vervolgens bracht de Mijnraad een positief advies uit, waarna de minister van Economische Zaken de opslagvergunningen heeft verleend voor de locatie Noardburgum voor één jaar en voor de locatie Zevenbergen voor een periode van vier jaar. Vervolgens is een opslagplan ingediend alsmede een aanvraag om vergunning op grond van de Wet milieubeheer en verzoek tot ontheffing in het kader van het Lozingenbesluit bodembescherming. Het ministerie van Economische Zaken vormt voor al deze procedures het bevoegd gezag. Nu de waterproductiebedrijven Noardburgum en Zevenbergen worden uitgebreid met een ‘mijnbouwwerk’, zijn de gemeenten namelijk niet langer de bevoegde instantie voor de milieuvergunning.
Vitens Vitens heeft op enkele winlocaties te kampen met verzilting van de bronnen. Bij productielocatie Noardburgum in de Provincie Fryslân is om die reden de onttrekkingshoeveelheid geleidelijk teruggebracht van 25 naar circa zeven miljoen kubieke meter water per jaar8). Ook is in verband met de verzilting in 1993 de winning op het noordelijk gelegen puttenveld gestaakt. De drinkwatervoorziening in Friesland kent in de toekomst een aantal knelpunten met betrekking tot de duurzaam te produceren hoeveelheid drinkwater in relatie tot de drinkwatervraag. Recente ontwikkelingen op zuiveringsgebied en de vraag naar vervangende duurzame bronnen hebben ertoe bijgedragen dat Vitens de winning en zuivering van brak grondwater als alternatief voor traditioneel zoet grondwater serieus in overweging neemt. Een deel van de toekomstige drinkwaterbehoefte van Friesland is mogelijk te halen door winning en zuivering van brak grondwater uit het in 1993 verlaten noordelijke winveld nabij productiebedrijf Noardburgum. Waarschijnlijk is bij deze winning door toepassing van het ‘zoethouderconcept’ ook de traditionele zoetwaterwinning weer gedeeltelijk op te starten. De uitvoering van de pilot in Friesland zal daarom gecombineerd worden met de toepassing van het zoethouderconcept. Afbeelding 4 geeft een schematisch overzicht van het brakwaterconcept gecombineerd met het zoethouderconcept. Vitens wil evenals Brabant Water laten zien dat het winnen en zuiveren van brak grondwater en het injecteren
16
H2O / 14/15 - 2009
van het vrijkomende membraanconcentraat technisch goed haalbaar is. Welke effecten treden op door het infiltreren van membraanconcentraat in het diepere watervoerende pakket? Dat is een cruciale vraag, evenals de haalbaarheid van het zoethouderconcept op het winveld Noardburgum én de verzameling van informatie voor de vergunningsprocedures en het bestuurlijk draagvlak voor een project op grotere schaal.
pakketten (zie afbeelding 5). De geologische basis wordt gevormd door de Formatie van Maassluis op een diepte van 250 meter. Het tweede watervoerende pakket wordt van het eerste gescheiden door de kleilaag van de Formatie van Tegelen. Deze laag begint op een diepte van 150 meter beneden maaiveld en heeft een dikte van ongeveer tien meter. Het eerste watervoerende pakket wordt afgedekt door de minder doorlatende Formaties van Urk en Drente (keileem).
Het gebied rond de beide winvelden kenmerkt zich door een indeling in twee watervoerende
Om meer detailinformatie te verkrijgen voor de opzet van het demonstratieproject is in
Afb. 4: Schematische weergave van het brakwaterconcept, gecombineerd met het zoethouderconcept op de productielocatie Noardburgum.
actualiteit Doelstelling onderzoek Naast het verlenen van toestemming voor infiltratie zullen de twee pilots informatie genereren voor het bepalen van de technische en financiële haalbaarheid van het gebruik van brak water als grondstof. Daarnaast kunnen de provincies de resultaten als basis gebruiken voor beleidsontwikkeling voor de winning van brak grondwater. De duurproef wordt verder benut om de beïnvloeding van de waterkwaliteit in de ondergrond op langere termijn te volgen. Op dat vlak worden geen problemen verwacht, maar de duurproef zal dit moeten bevestigen. Aan een aantal technische vraagstukken wordt in de pilot gewerkt. Zo is verstopping van de membranen en de infiltratieput een punt van zorg en onderzoek. Anders dan gebruikelijk wordt niet met anti-scalants gewerkt, die de vorming van chemische neerslagen in het concentraat tegengaan. Het onder controle houden van neerslagvorming in de RO-installatie en in de bodem nabij de infiltratieput is zodoende een belangrijke uitdaging in de pilots. Verder is er ruime aandacht voor onderzoek naar bodemchemische reacties die optreden tussen
december 2007 een diepe boring gemaakt, die is ingericht als waarnemingsput. Tijdens de realisatie van deze boring (diepte 240 meter) zijn in het traject beneden de Tegelenklei zeven ongestoorde bodemmonsters gestoken. Deze zijn anaeroob geconserveerd en geochemisch onderzocht om de samenstelling van het bodemmateriaal in de doelaquifer te bepalen9). In het voorjaar van 2008 zijn watermonsters genomen uit de geplaatste filters. Van de monsters zijn onder meer de chloridegehalten bepaald. Opvallend zijn de hoge waarden van 1.800 mg/l in het filter net boven de Tegelenklei. Onder de Tegelenklei loopt het
geïnfiltreerd water en de bodemmatrix. Dit onderzoek moet helpen bij het begrijpen van mogelijke verandering van de waterkwaliteit in de ondergrond. Uiteindelijk zullen de beide duurproeven inzage geven in de haalbaarheid van het brak water op praktijkschaal, waarbij de installaties ook opgeschaald kunnen worden.
Ate Oosterhof, Nico Wolthek en Walter van der Meer (Vitens) Martijn Groenendijk, Stephan van de Wetering en Harry Boukes (Brabant Water) Klaasjan Raat (KWR Watercycle Research Institute) Jan Eerhart (Provincie Noord-Brabant)
NOTEN 1) Raat K. en A. Abrahamse (2008). Plan brak grondwater bij Brabant Water en Vitens 2008-2009. 2) Stuyfzand P., J. Kappelhof en K. Maas (2003). Brak grondwater: als grondstof voor drinkwater en als zoethouder. Scan van potentie en haalbaarheid. BTO 2003.006. 3) Kappelhof J. en G. Grakist (2001). Het brakwaterconcept als zoethouder. H2O nr. 11, pag. 10. 4) Kappelhof J. (2003). Grote mogelijkheden voor brak grondwater als alternatieve bron. Workshop brak grondwater. 5) Bernhardi L. (2005). Lozingsmogelijkheden voor brijn. Juridisch kader. BTO 2004.074. 6) Stuurman R., B. de Goes en P. Stuyfzand (2006). Kartering en meetnetontwerp zoet-brak-zout overgang in het grondwater in Noord-Brabant. TNO. Rapport 2006-U-R0074/A. 7) Iwaco (1979). Geohydrologisch onderzoek inzake de verzilting van het pompstation JHR. E. C. Storm van ‘s Gravesande en mogelijke maatregelen ter bijsturing van het verziltingsproces. 8) De Graaf C., A. Niemeijer en W. Zaadnoordijk (2007). Verziltingsprognose pompstation Noardburgum. 9) Raat K. (2008). Geochemische analyses grondmonsters Noardburgum.
chloridegehalte op tot boven de 6.000 mg/l op een diepte van 234 meter beneden maaiveld.
geplaatst (gescheiden) onttrekkingsfilter en dit direct te leveren aan het productiebedrijf.
Vitens begint het demonstratieproject in het derde kwartaal van dit jaar. Hierbij zal continu 50 kubieke meter brak grondwater per uur worden gewonnen en gezuiverd, waarvan de helft als membraanconcentraat wordt geïnfiltreerd in de bodem. Het permeaat van de membraaninstallatie wordt als productwater geleverd aan het bestaande zuiveringsproces van het productiebedrijf. Het zoethouderconcept wordt toegepast door 50 kubieke meter zoet grondwater per uur te onttrekken uit hetzelfde boorgat uit een ondieper
Voor de uitvoering van het demonstratieproject is een uitgebreid monitoringsplan opgesteld. Dit plan is met name gericht op de (geo)chemische effecten in de ondergrond. Daarnaast is het van belang de werking van het zoethouderconcept te controleren en de bedrijfsvoering van de proefinstallatie te bewaken. Door toepassing van zoutwachters, CTD Divers, waarnemingsfilters en herhaalbare boorgatmetingen is het zoet-brakgrensvlak en daarmee de werking van het zoethouderconcept te monitoren. Monsters uit verschillende waarnemingsfilters zullen gebruikt worden om de verandering van waterkwaliteit in de ontvangende aquifer te volgen. De analyseresultaten zullen samen met de analyseresultaten van de gestoken monsters uit 2007 gebruikt worden om de effecten in de ondergrond te modeleren. Hierbij wordt gewerkt met computerprogramma’s, zoals PHREEQC. Vervolgens zijn de effecten te vertalen naar fullscale toepassingen.
Slotoverweging Brak grondwater is een nieuwe grondstof voor de drinkwatersector. Dit biedt nieuwe mogelijkheden die in twee pilots nu in de praktijk zullen worden onderzocht. Vitens en Brabant Water zullen begin 2010 samen met KWR Watercycle Research Institute een BTO-bijeenkomst organiseren om de opgedane kennis binnen de watersector te delen.
Afb. 5: Geohydrologische doorsnede van het projectgebied Noardburgum.
Voor de uitvoering van het project is door SenterNovem (ministerie van Economische Zaken) een InnoWator subsidie verstrekt. Vitens werkt in het project samen met KWR Watercycle Research Institute, HatenboerWater en Universiteit Twente.
H2O / 14/15 - 2009
17
Vitens Overijssel standaardiseerde procesautomatisering Met het doorvoeren van softwarestandaardisatie moderniseerde Vitens in twee jaar tijd de procesautomatisering op 38 productiebedrijven en opslagreservoirs in Overijssel. Behalve de noodzaak om het datanetwerk te moderniseren vormde de toegenomen informatiebehoefte over het functioneren van de productiebedrijven een belangrijke aanleiding hiertoe.
D
e standaardisatie van de software in de productiebedrijven is volgens Herman Hertsenberg, projectleider bij Vitens Overijssel, erg snel verlopen. “De standaardisatie was nodig om een betrouwbaar datanetwerk met een eenduidige structuur en blijvend lage onderhoudskosten op te bouwen.” Met de invoering van de nieuwe communicatie- en besturingssystemen is het mogelijk om op afstand de productiegegevens aan te passen en storingen te lokaliseren. “De gebruiker kan op iedere locatie andere locaties zichtbaar maken en bereiken. Storingen kunnen niet alleen op afstand worden geanalyseerd, maar ook sneller worden opgelost dan nu het geval is. En bovendien kun je nu op afstand storingmonteurs aansturen. “
Besparing Het project liep twee maanden uit op de planning. “Door de standaardisering kende het project een hoog repetitief karakter. Daardoor zijn kosten bespaard. De voornaamste oorzaak van de twee maanden uitloop is het doorlopen van de eerste Factory Acceptance Test (FAT)-procedures. De nieuwe informatie hieruit hebben we verwerkt in de daaropvolgende FAT-procedures, waardoor deze volgens de oorspronkelijke planning doorlopen werden.” Vitens kan dit soort complexe projecten alleen uitvoeren samen met andere organi-
saties in de bedrijfstak. Dat geldt volgens Hertsenberg zeker voor bedrijven die alleen regievoerend willen zijn, zoals Vitens. “Je moet partijen hebben waarin je veel kennis hebt geïnvesteerd. Daar moet je overigens ook niet
helemaal in doorschieten door alle kennis buiten de deur te zetten, want je moet altijd in staat zijn de geleverde diensten te toetsen.” Doordat de ontwerpende installateur (Imtech uit Coevorden) goed op de hoogte is van
Vanaf begin jaren ‘70 begon Vitens in Overijssel met het verzamelen van data van productiebedrijven en opslagreservoirs op één centrale locatie. De informatie werd naar het bedrijfsvoeringcentrum (BVC) gestuurd, waar de gegevens gepresenteerd werden met lampjes en meters. In dat centrum kon men de belangrijke aggregaten en afsluiters bedienen. Het BVC gaf een overzicht van alle productielocaties en opslagreservoirs met de gegevens van de actuele volumestromen, drukken, niveaus van de kelders, bedrijfs-/storingsmeldingen van aggregaten en tellerstanden van verbruikshoeveelheden water. Door de zich snel ontwikkelende techniek werd het noodzakelijk het op onderdelen gedateerde datanet en de beeldschermbedieningssystemen (BBS) aan te passen. Productiebedrijven en enkele belangrijke reservoirs die cruciaal zijn voor de leveringszekerheid, zijn voorzien van een BBS. Kleinere reservoirs zijn voorzien van een operatorpanel. Dat is echter niet geschikt voor verwerking van grote hoeveelheden data of het presenteren van complexe processen. Via het BBS kan de gebruiker het totale proces volgen, bedienen, bewaken en desnoods ingrijpen in de procesvoering. Het datanetwerk is de schakel tussen een locatie en het bedrijfsvoeringcentrum (BVC). Het zorgt voor de communicatie tussen de onbemande productiebedrijven, opslagreservoirs en het BVC. Via het datanetwerk bewaakt en registreert het BVC de productiebedrijven en opslagreservoirs. Het datanetwerk wordt ook gebruikt om tussen locaties onderling gegevens uit te wisselen, zoals meetwaarden en commando’s voor procesonderdelen. Voorheen was het datanetwerk opgebouwd uit het gedateerde TIM-netwerk, het H1-netwerk (ethernetcommunicatie, maar niet flexibel en transparant door een vaste adressering) en het ISO-on-TCP/IP-netwerk. Dit laatste is een ethernetcommunicatienetwerk op basis van internetcommunicatie.
Met deze camera kan een operator thuis (‘s nachts) na een alarmering op een paneel inzoomen voor verdere detailinformatie van een station.
18
H2O / 14/15 - 2009
achtergrond de standaarden van Vitens Overijssel en de netwerkinfrastructuur, was het mogelijk om het meeste werk van dit bestek uit te besteden. “Het vertalen van een ontwerp van een netwerkinfrastructuur naar een bestek rekenen we niet meer tot onze kernactiviteit. Vanwege het hoge afbreukrisico is ervoor gekozen om in de voorbereiding een uitgebreid bestek op te stellen. Dit omvatte behalve een beschrijving van de toetsingen controlemomenten een nauwkeurige ombouwplanning met terugvalscenario’s.” Tijdens de voorbereiding werd het projectteam met een aantal uitdagingen geconfronteerd. “Leverancier Siemens zou over enkele jaren de tot dan toegepaste communicatie-plc’s niet meer kunnen leveren. Dat betekende dat de productie van die besturingssystemen gestopt zou moeten worden. Daarom is besloten om voor de leveringszekerheid op een aantal locaties alle plc’s te vervangen door een ander type. Dit hield voor die locaties in: een nieuw besturingsplan, het opnieuw programmeren, testen en in bedrijf stellen.”
Uitvoering Het project is gegund aan Stork Industry Services te Emmen. De volgorde waarin de 38 locaties van november 2006 tot mei 2008 onder handen werden genomen, werd voornamelijk bepaald door de structuur van het oude netwerk. De werkzaamheden begonnen op de verst afgelegen locaties van het bedrijfsvoeringcentrum. “Tijdens de ombouw was belangrijk dat voor de continuïteit van de productie de daar tussenin liggende locaties ongestoord bleven functioneren”, aldus Hertsenberg. “Op de om te bouwen locaties werden hardware-onderdelen vervangen en software herschreven. Lokaal en op het centrale bedrijfsvoeringcentrum zijn beeld-
Het totale netwerkoverzicht in Overijssel.
schermbedieningssystemen vervangen en besturing-plc’s voor lokale procesbesturing voorzien van nieuwe software. De werkzaamheden waren per locatie verschillend. Soms vervingen we alleen het communicatiegedeelte. Op andere locaties werd het gehele besturingssysteem vervangen.” Veel aandacht is besteed aan het testen. Vitens voerde de controle zelf uit, evenals het in bedrijf stellen van het nieuwe systeem. Daardoor vielen de eigen kosten hoger uit dan bij andere investeringsprojecten. De beeldschermbedieningssystemen werden lokaal op het productiebedrijf en centraal in het bedrijfsvoeringcentrum getest. In- en uitgangen werden volledig gesimuleerd en
de communicatiekanalen via het netwerk werden compleet nagebouwd. Het nieuwe netwerk werd zoveel mogelijk onafhankelijk van het oude aangelegd. Hertsenberg concludeert na voltooiing van dit procesautomatiseringsproject dat het relatief veel inzet kostte van het eigen personeel. “Het leverde het bedrijf echter een datanetwerk op waarmee door de afgenomen storingsgevoeligheid de leveringszekerheid van rein water is toegenomen.” Herman Hertsenberg (Vitens Overijssel) Renee Nijhuis (Stork Industrie Services)
Het nieuwe bedrijfsvoeringcentrum met grote schermen en twee bedienende operators. Alle relevante informatie van de drinkwaterproductie van Vitens Overijssel is hier zichtbaar. Hier kan rechtstreeks worden ingegrepen op de primaire bedrijfsvoering op de productielocaties.
H2O / 14/15 - 2009
19
GIS-toepassingen bij drinkwaterbedrijf Oasen Geografische informatiesystemen (GIS) zijn een onmisbaar instrument voor waterbedrijven geworden. Drinkwaterbedrijf Oasen gebruikt GIS voornamelijk als communicatiemiddel en als ondersteunend instrument bij het nemen van beslissingen. Door het zichtbaar maken en koppelen van gegevens maakt Oasen beter gebruik van de informatie die beschikbaar is.
B
innen een drinkwaterbedrijf zijn veel gegevens beschikbaar, van het leidingnet, pompstations, meetnetten én van klanten. Recente ontwikkelingen maken het steeds belangrijker om optimaal van deze gegevens gebruik te maken. Voorbeelden hiervan zijn dat klanten veeleisender worden en dat werknemers binnen een drinkwaterbedrijf steeds meer digitale informatie opslaan. In dit artikel worden enkele toepassingen van een GIS bij drinkwaterbedrijf Oasen beschreven om de meerwaarde van deze informatiesystemen duidelijk te maken. De toepassingen variëren van het maken van vrij eenvoudige kaarten tot uitgebreide ruimtelijke analyses.
Risicoanalyse van dijkleidingen Wanneer een drinkwaterleiding in een dijklichaam lekt, kan dat leiden tot het bezwijken van het dijklichaam. Oasen heeft daarom een plan opgesteld om in beeld te brengen waar deze dijkleidingen liggen en in welke staat deze verkeren. Leidingen die bij lekkage veel schade kunnen veroorzaken, hebben een hoge risicoklasse en worden daarom als eerste vervangen. Oasen heeft hiervoor een verdeling in vijf risicoklassen gemaakt aan de hand van leidingeigenschappen (diameter, materiaal en ouderdom) en de grootte van het dijklichaam waarin de leiding zich bevindt. Voor het gehele leidingnet is een risicoanalyse uitgevoerd. Deze geeft aan op welke locaties risicovolle leidingen liggen en hoeveel kilometers Brandkraancontroles.
20
H2O / 14/15 - 2009
leiding binnen elk van de vijf risicoklassen vallen. Waar voorheen nog onduidelijkheid bestond over de staat van de dijkleidingen, is er nu een compleet beeld ontstaan. Dat maakt het mogelijk om een planning en kostenraming te maken voor het vervangen van risicovolle leidingen.
Deze gegevens komen van verschillende bronnen. Door het regelmatig bijwerken van de kaart met de meest recente gegevens, blijven ontwikkelingen goed in beeld. Zo wil Oasen samen met gemeenten en provincies ervoor zorgen dat verontreinigingen worden aangepakt.
Monitoring bodemverontreiniging
Controle brandkranen
Rond de grondwaterwinningen van Oasen liggen enkele locaties waar verontreinigingen in de bodem terecht zijn gekomen. In beeld is gebracht bij welke locaties mogelijk verontreinigingen door kunnen dringen tot in het watervoerende pakket waarin de winningen zich bevinden. Of een verontreiniging ook in het watervoerende pakket terecht komt en daardoor richting grondwaterwinning stroomt, wordt gemonitord in waarnemingsputten die tussen de verontreinigde locatie en de winning in liggen. Om een goed beeld te hebben van de actuele status van een verontreiniging is in een GIS een overzicht samengesteld met daarop alle relevante gegevens die beschikbaar zijn: de verontreinigde locaties, pompputten, stroombanen en de grondwaterkwaliteit. Wanneer op een verontreiniging wordt geklikt, opent een scherm met daarin alle relevante informatie van de verontreiniging, zoals het type, reistijd naar de winning en bevoegd gezag. Wanneer een waarnemingsput wordt aangeklikt, opent een scherm met daarop zowel de eigenschappen van de waarnemingsput als grafieken van de waterkwaliteit.
Bij controle van brandkranen wordt een visuele beoordeling gemaakt van de troebelheid van drinkwater dat uit de brandkraan komt. Als er voor langere tijd bruin water uit de brandkraan komt, is het leidingnet ter plaatse vervuild. De resultaten van de controles worden in een GIS gekoppeld aan de brandkraanlocaties. Het eindproduct is een kaart met daarop de resultaten van duizenden brandkraancontroles. Leidingnetvervuiling wordt op deze manier gedetailleerd in beeld gebracht, waardoor schoonmaakacties beter gepland kunnen worden.
Kadastrale gegevens Kadastrale informatie wordt in een GIS voor twee doeleinden gebruikt: leidingnetbeheer en grondverwerving. Voor een aantal leidingtrajecten wordt een eigenarenkaart van het kadaster gebruikt om bijvoorbeeld gegevens van grondeigenaren en zakelijk rechten op te vragen. Bij werkzaamheden, calamiteiten en ruimtelijke ontwikkelingen kan het nodig zijn om deze gegevens snel bij de hand te hebben. Met behulp van grondeigendomkaarten is eenvoudig op te zoeken welke percelen in eigendom zijn. De kaarten
Risocoanalyse dijkleidingen.
achtergrond Duurzame waterpiramides uit Nederland leveren Indonesië drinkwater worden met name gebruikt voor zaken die spelen rondom het beheer van de percelen en om te bepalen welke stukken grond Oasen zou willen verwerven.
Gegevensuitwisseling met grondwatermodel In een grondwatermodel moeten verschillende gegevens ingevoerd worden, zoals doorlatendheid, laagdiktes en de ligging van rivieren. Vaak biedt een geografisch informatiesysteem meer mogelijkheden om deze gegevens aan te passen dan een grondwatermodel zelf. Bij Oasen zijn de geometrie en parameters van verschillende grondwatermodellen al verfijnd door ze aan te passen in een GIS. Omdat het daarnaast betere visualisatiemogelijkheden biedt dan een grondwatermodel, kan het ook gebruikt worden om modelgegevens overzichtelijk te presenteren. Vooral voor externe partijen of leken kan dat de opbouw van een grondwatermodel sterk verduidelijken.
Twee enorme Nederlandse waterpiramides voorzien de bevolking van het Indonesische eiland Pomana deze zomer van schoon water. De duurzame uitvinding, een grote witte tent van acht meter hoog met een diameter van 30 meter, is per boot vervoerd van Rotterdam naar Indonesië en zal daar worden opgebouwd door advies- en ingenieursbureau MWH en Aqua-Aero WaterSystems.
D
e waterpiramide is in 2006 onderscheiden met de innovatieprijs van de Wereldbank. De tent kan 1000 liter schoon water per dag produceren. Voor de zuivering heeft de piramide weinig energie nodig. De ventilator die de tent staande houdt en de waterpomp aandrijft, werkt op zonne-energie. Het zoute grondwater dat in de piramide wordt gepompt, verdampt als overdag de zon op het doek schijnt en de temperatuur in de tent oploopt tot 75 graden. Vuil en zout blijven op de grond achter en het schone, zoete water druppelt langs de binnenkant van het doek om in een gootje te worden opgevangen. Ook de buitenkant van de tent wordt benut. Als het regent, stroomt het water via een gootje naar een reservoir
waar het wordt opgeslagen voor drogere tijden. Het project wordt grotendeels gefinancierd door ‘Partners voor Water’, een rijksprogramma dat is gericht op het bundelen van krachten om de internationale positie van de Nederlandse watersector te versterken. De waterpiramide is daarnaast vooral ook een voorbeeld van ontwikkelingssamenwerking. “De mensen op Pomana hebben geen schoon drinkwater. Dat moeten ze van het nabijgelegen eiland Flores halen. Als onze piramides er staan, kan de lokale bevolking uiteindelijk beschikken over 2000 liter water per dag dat gewoon uit hun eigen grond komt”, zegt senior ingenieur Jan Spit van het Delftse bureau.
Conclusie Uit bovenstaande voorbeelden blijkt dat een GIS van groot nut kan zijn voor de verschillende disciplines binnen een drinkwaterbedrijf. De belangrijkste voordelen voor Oasen zijn dat gegevens overzichtelijker gepresenteerd kunnen worden en ruimtelijke gegevens en verbanden sneller inzichtelijk zijn, dat een GIS als communicatiemiddel op alle niveaus binnen de organisatie toepasbaar is, besluiten beter onderbouwd kunnen worden, op het eerste oog ingewikkelde en tijdrovende vragen vaak al met eenvoudige analysetechnieken kunnen worden beantwoord én gegevens uit verschillende bronnen aan elkaar te relateren zijn, waardoor de informatie beter gebruikt wordt. Daarnaast past een GIS binnen de ontwikkelingen die ook bij andere software zichtbaar zijn: informatie wordt mooier gebracht, is gebruiksvriendelijker, beter uitwisselbaar en aan elkaar gekoppeld.
De waterpiramide. Op deze tekening is te zien hoe de waterpiramide werkt.
zie ook H2O nr. 17 uit 2008. Falco van Driel (Oasen)
H2O / 14/15 - 2009
21
De bijdrage van waterbedrijven aan de ruimtelijke kwaliteit Veranderingen in de ruimtelijke ordening zijn niet alleen een bedreiging, maar bieden de Nederlandse waterbedrijven ook een goede mogelijkheid om de bronnen voor het drinkwater langdurig te beschermen of zelfs te ontwikkelen en daarmee de drinkwatervoorziening veilig te stellen. De afgelopen decennia is door toenemende druk op de ruimte ook de bescherming van de bronnen onderwerp van discussie geworden. Op basis van onderzoek naar wetgeving en praktijk blijkt dat het bijdraagt aan bedrijfsdoelstellingen als waterbedrijven dicht bij hun bron staan en op verschillende niveaus actief zijn. neerslagoverschot. Bij stedelijke winningen vormen ook bodemverontreinigingen en de riolering een gevaar. Het rioleringsstelsel stamt merendeels uit de jaren ’60 en is veelal verouderd. Dit geeft een verhoogde kans op verontreiniging door afvalwater dat in de bodem lekt, daar waar de riolering niet dicht is. Het gebrek aan bescherming van de bron wordt volgens dit onderzoek door drie factoren veroorzaakt: onvoldoende handhaving van wetgeving, de praktijk en het beleid van waterbedrijven zelf en de onvoldoende aandacht voor de problemen in de politiek en het maatschappelijke debat.
Wet- en regelgeving
A
an de drinkwatervoorziening is de status van ‘dwingende reden van groot openbaar belang’ toegekend. Waterbedrijven hebben de afgelopen decennia echter te maken met een toenemende druk op de ruimte en een groeiende dreiging van risicovolle gebruiksfuncties. Hierbij ervaren zij weinig steun van de politiek. Om deze problemen in kaart te brengen en mogelijke oplossingen te formuleren, gaf DHV in het kader van een afstudeerproject aan de Universiteit van Amsterdam opdracht onderzoek hiernaar te verrichten1). Doel van dit onderzoek was tot een visie te komen op de gewenste positie van waterbedrijven bij de ruimtelijke inrichting van Nederland, met speciale aandacht voor hun bijdrage aan de ruimtelijke kwaliteit. De conclusie luidt dat waterbedrijven er verstandig aan doen letterlijk en figuurlijk ‘dicht bij de bronnen te staan’. Hiervoor is nodig dat ze hun expertise in de ruimtelijke ordening inzetten, nieuwe kennis ontwikkelen en specifiek onderzoek verrichten alsook hun werkwijze aanpassen en actief participeren in het debat rond ‘ruimtelijke kwaliteit’, met name door strategische allianties met andere maatschappelijke spelers en via belangenbehartiging.
Wat is het probleem? Vooral sinds de jaren ’70 vraagt de drinkwatervoorziening de aandacht als gevolg
22
H2O / 14/15 - 2009
van én de toegenomen behoefte aan water van hoge kwaliteit én de voortschrijdende verontreiniging van het milieu. Nederlandse waterbedrijven winnen water op meer dan 250 locaties. De drinkwatervoorziening heeft een voetafdruk, die vier procent van het oppervlak van Nederland beslaat. Dit betreft voornamelijk het gebied dat nodig is voor de bescherming van de grondstof. Uit interviews die in het kader van dit onderzoek zijn gehouden, komt naar voren dat waterbedrijven ervaren dat - bijvoorbeeld bij bouwplannen of aanleg van nieuwe wegen - weinig rekening wordt gehouden met de belangen van de drinkwatervoorziening. Bescherming van grond- en oppervlaktewater dat bestemd is voor de drinkwatervoorziening is nodig tegen verschillende vormen van vervuiling. Een scenariostudie van Alterra2) noemt de verontreiniging in het landelijke gebied vanuit diffuse bronnen, zoals atmosferische depositie, belasting vanuit landbouw, natuurgebieden, kwel, de bodemvoorraad en mineralisatie van veen. Daarnaast stelde het toenmalige Kiwa3) in de bundel ‘Grondstof in de schijnwerpers’ dat in alle gebieden waar het bodempakket weinig bescherming biedt, feces van grootvee voor vervuiling van het grondwater zorgt. Bovendien, zo blijkt uit een studie van DHV4), is sprake van infiltratie in grondwater van stedelijke ‘run-off ’, veroorzaakt door wateroverlast in steden ten gevolge van het toenemende
Waterbedrijven constateren een kloof tussen de bescherming die in de wet geregeld is en de dagelijkse praktijk. Uit onderzoek naar de wetgeving die relevant is voor de ruimtelijke bescherming van de grondstof, met name water- en RO-wetten, zien we inderdaad dat de regeling van de noodzakelijke bescherming van de bronnen en de productielocaties verbrokkeld en onvolledig is. Het belangrijkste instrument van de ruimtelijke ordening, het gemeentelijke bestemmingsplan met de Watertoets, werkt nauwelijks voor de drinkwatervoorziening. Waterbedrijven is in de wet- en regelgeving slechts een uitvoerende rol toebedeeld. Ook de Nota Ruimte biedt weinig bescherming. In deze nota staat weliswaar dat er voor de sector voldoende ruimte beschikbaar moet zijn, maar met het voorbehoud dat de noodzaak voor een ruimteclaim ten behoeve van de drinkwatervoorziening aantoonbaar moet zijn. Dit biedt veel ruimte voor discussie en drukt waterbedrijven in een reactieve houding. In andere Nederlandse wetten met betrekking tot de ruimtelijke ordening wordt drinkwater zelfs niet genoemd. Ook monitoring is onvoldoende veiliggesteld. Zelfs wetten over de drinkwatervoorziening bieden geen instrumenten om de bescherming goed te bewaken. Hoewel er Europese richtlijnen zijn die de kwaliteit van de bron moeten beschermen, zijn deze nog onvoldoende geïmplementeerd en/of bieden onvoldoende bescherming. Waterbedrijven hebben in de wet- en regelgeving bovendien weinig slagkracht om de noodzakelijke bescherming af te dwingen.
opinie
Rol waterbedrijven Naast een gebrek aan wettelijke bescherming worden de problemen versterkt door de houding van de waterbedrijven zelf. Uit interviews blijkt dat vaak ten onrechte wordt verondersteld dat het belang van bronbescherming voor andere partijen (zoals de gemeenten en de landbouw) evident is, terwijl de prioriteiten van deze partijen in de praktijk juist conflicteren met bronbescherming (stedelijke uitbreiding, andere bestemmingsfuncties, schadelijke activiteiten van landbouw en recreatie). Daarnaast zien we dat waterbedrijven in hun beleid en praktijk veel nadruk leggen op de technische kant van drinkwatervoorziening. Ze zijn sterk gericht op de productie van het drinkwater (zuiveringstechnieken, transport), de voorzieningsgebieden en de klanten aan wie ze drinkwater leveren. Een blik in de jaarverslagen laat zien dat waterbedrijven weinig bezig zijn met ruimtelijke ordening. Naar onze mening een gemiste kans voor het beschermen van de bron. Verder hebben waterbedrijven op dit moment veelal een reactieve houding. Ze zijn weliswaar actief om de bron te beschermen, maar uit interviews blijkt dat ze vooral succesvol zijn met betrekking tot het voorkómen van diverse ruimteclaims (aanleg van villawijken in duingebied, stedelijke uitbreidingen, toegangswegen voor dorpskernen). Actie volgt vaak als reactie op beleid en bestemmingsplannen en niet op basis van de toenemende bedreiging van de bescherming van de bron. Een innovatieve, creatieve en vooruitdenkende aanpak, die wetgeving anticiperend in plaats van reactief beïnvloedt, biedt veel meer kansen om
bronbescherming een structureel onderdeel van beleid en praktijk te maken.
Het politieke en maatschappelijke debat Tot slot bestaat weinig aandacht voor duurzame drinkwatervoorziening in het politieke en maatschappelijke debat in Nederland. Bronbescherming staat niet op het netvlies van beleidsbepalers. Bij beslissingen over het inrichten van de ruimte weegt het belang van de waterbedrijven nauwelijks mee. Vooral kortetermijnbelangen wegen zwaar. Zoals gezegd, waterbedrijven zijn weinig actief in het politieke of maatschappelijke debat. Het is interessant om te zien dat waterbedrijven op dit moment wel bronbescherming aan de kaak stellen in het kader van de beleidsveranderingen (Nationaal Waterplan en dergelijke) die op handen zijn. Het valt echter te bezien of dit verder reikt dan een reactie op beleid. Waterbedrijven missen een kans als ze niet samen met andere maatschappelijke belangenorganisaties actief zijn en niet continu de publiciteit zoeken.
waterbedrijven van belang. Wij stellen dat waterbedrijven op twee gebieden positieve invloed kunnen uitoefenen: de toenemende behoefte aan natuur, recreatie en stiltegebieden én de functieveranderingen binnen de Nederlandse ruimtelijke ordening, die we als ‘ruimtelijke dynamiek’ definiëren.
Debat bepalen Aan de toenemende behoefte aan natuur, recreatie en stiltegebieden is tegemoet te komen door de beschermingsgebieden bij de bronnen van drinkwaterbedrijven multifunctioneel in te zetten. Waterbedrijven zetten zo decennialange ervaring met het beheren van natuurgebieden productief in om gemeenschappelijke belangen te dienen. Ofschoon ze weinig bekend zijn met het begrip ‘ruimtelijke kwaliteit’, beheren waterbedrijven de gebieden, al Positie van de waterbedrijven ten opzichte van de ruimtelijke kwaliteit van Nederland.
Mogelijkheden Op korte termijn is geen zicht op verbetering van wet- en regelgeving met betrekking tot bronbescherming. Het ligt evenmin in de lijn der verwachting dat beleidsbepalers binnen afzienbare tijd met deze problemen rekening zullen houden, tenzij sprake is van een milieuramp of bronnen zo vervuild raken dat het probleem structureel is geworden en daardoor moeilijker op te lossen. De enige manier waarop de situatie kan veranderen, is door actie van de waterbedrijven zelf. Hiervoor is vooral de grondhouding van de
H2O / 14/15 - 2009
23
dan niet in eigendom, op voorbeeldige wijze. Ruimtelijke kwaliteit die het resultaat is van langjarige bescherming tegen verontreiniging, kan positief bijdragen aan de maatschappelijke positie van de waterbedrijven. Langs deze weg zijn bedrijven in staat de veiligstelling van de bronnen te continueren. Wij adviseren waterbedrijven om meer aanwezig te zijn in het debat over de ruimtelijke ordening van Nederland en het begrip ‘ruimtelijke kwaliteit’ te gebruiken in gebiedsvisies. Een voorbeeld voor een analysemodel voor ruimtelijke kwaliteit is de matrix van Hooimeijer5), die relevante aspecten benoemt waarop waterbedrijven bijdragen aan ruimtelijke kwaliteit. Deze aspecten zijn belangrijk in het proces waarbij verschillende gebiedspartners een ruimtelijk plan ontwikkelen.
Expertise erkennen, inzetten en verbreden Naast het erkennen en inzetten van bestaande expertise is voor dit proces ook het verbreden van kennis van belang. Planologen en geografen brengen noodzakelijke expertise in het medewerkersbestand. Ook is naar onze mening meer onderzoek nodig om lokale, specifieke mogelijkheden te verkennen. Partijen
hierbij kunnen universiteiten zijn, maar ook kennisinstituten en adviesbureaus. Ga nieuwe allianties aan: benut de ‘ruimtelijke dynamiek’. Het accommoderen van de flink groeiende ruimtebehoefte in Nederland brengt met zich mee dat tot 2030 meer dan een kwart van het oppervlak van Nederland in meer of mindere mate van functie verandert. Deze ‘ruimtelijke dynamiek’ betekent een toename van de diversiteit en het aantal partijen aan de onderhandelingstafel. Uit ons onderzoek blijkt dat, hoewel waterbedrijven nog steeds een belangrijke rol spelen bij het voorkómen van diverse ruimteclaims, zij zich organisatorisch en strategisch weinig aangepast hebben aan veranderingen die zich in de ruimtelijke ordening afspelen. Er is zeer veel druk op de ruimte ontstaan, zodat een actieve rol gevraagd is om drinkwatervoorziening ook op politiek niveau op de kaart te zetten en te verdedigen. Hiervoor zijn brede allianties met andere maatschappelijke organisaties nodig. De beschermde gebieden rond de bronnen kunnen dan multifunctioneel benut worden, waarbij te denken valt aan bijvoorbeeld ecotoerisme, milieuvriendelijke recreatieprojecten of biologische landbouw. Partijen in deze projecten kunnen zijn: natuur- en milieuorganisaties, terreinbeheerders, provinciale landschappen, bedrijven gespecialiseerd in
Een fraai voorbeeld van hoe waterbedrijven kunnen samenwerken met andere regionale partijen (landbouwbedrijfsleven, milieufederatie, provinciaal landschap, natuurorganisatie) is het projectidee Wateroogsten van Karst Hoogsteen (Waterleidingmaatschappij Drenthe). Het uitgangspunt van dit idee is dat het waterbedrijf in een regionaal bondgenootschap werkt aan een innovatief plan voor het gebied Hondsrug-Hunzedal met water als economische drager voor gebiedsontwikkeling. Hierbij wordt grondgebruik afgestemd op een duurzaam waterbeheer: minder intensief agrarisch gebruik en open vegetaties in plaats van naaldbos dat zoveel neerslag verdampt. In samenwerking met het landbouwbedrijfsleven probeert WMD proactief een bestaande bron voor drinkwater te ontwikkelen, veel meer dan dat het deze bron reactief beschermt. Het resultaat is een duurzame bron die ook op lange termijn en permanent beschikbaar is, met een goede waterkwaliteit, weinig negatieve interactie met de omgeving en een gering reststoffenprobleem. Momenteel geeft de provincie het idee verder vorm in een innovatieve grondwatervisie voor Drenthe.
milieuvriendelijke recreatie en biologische boeren (zie ook kader). De ontwikkeling dat steeds meer partijen aanspraak maken op ruimte is dus niet alleen een bedreiging, maar vooral ook een kans om strategische allianties te vormen en uit te breiden, om bronbescherming op de agenda te zetten.
Gebiedsdossiers De ruimtelijke invalshoek vormt een belangrijk punt voor de grondwaterbescherming. Een belangrijk spoor voor de verdere invulling daarvan vormt het gebiedsdossier. In de tekst van de huidige ontwerp-waterplannen (de stroomgebiedbeheersplannen en het Nationaal Waterplan) wordt het gebiedsdossier nadrukkelijk genoemd. Door het RIVM is een opzet gemaakt voor de inhoud van dit instrument. De status en verankering, in het bijzonder de regierol, is momenteel punt van discussie. Het ministerie van VROM is een besluitvormingstraject aan het voorbereiden.
Conclusies Wij concluderen dat bronbescherming in de praktijk op veel plaatsen tekort is geschoten, wat een bedreiging is voor de beschikbaarheid van goede bronnen voor drinkwater. Waterbedrijven anticiperen nog weinig op deze bedreiging. Daarbij zorgt de toenemende druk op de ruimte voor veel ruimtelijke dynamiek, die de bescherming van de bron verder in gevaar brengt. Wij stellen dat waterbedrijven zeer veel expertise hebben die in de context van toenemende ruimtelijke dynamiek innovatief waardevol is, om bronbescherming op de agenda te zetten en daardoor de bronnen voor drinkwater veilig te stellen. Dit vereist echter een actieve rol op het gebied van lobby, media, onderzoek, capaciteitsopbouw en het zoeken naar nieuwe partijen in strategische allianties. Wij denken voorts dat de gebiedsdossiers een belangrijke impuls kunnen geven aan de tekortkomingen die zijn gesignaleerd. Pieternel de Haas en Jos Peters (DHV) NOTEN 1) De Haas P. (2007). Waterbedrijven en ruimtelijke kwaliteit - Positionering van waterbedrijven in het debat over de ruimtelijke ordening van Nederland. Afstudeerscriptie. DHV. 2) Van der Bolt F. e.a. (2005). Scenariostudie KRWgrondwater. Alterra. Rapport 1210. 3) Kiwa (2005). Grondstof in de schijnwerpers. Bronnen in het bedrijfstakonderzoek. BTO. Rapport 2005.055. 4) Benoist F. (2006). KRW en drinkwater uit rijkswateren, gevolgen van de Kaderrichtlijn Water voor bescherming drinkwatervoorziening uit rijkswateren. DHV. In opdracht van Rijkswaterstaat/ RIZA. 5) Hooimeijer P., H. Kroon en J. Luttik (2002). Kwaliteit in meervoud - conceptualisering en operationalisering van ruimtelijke kwaliteit voor meervoudig ruimtegebruik. Koninklijke de Swart.
24
H2O / 14/15 - 2009
opinie / recensie Terugwinning van nutriënten uit afvalwater Begin mei kwamen in Canada internationale experts bijeen om ervaringen uit te wisselen rond hergebruik van nutriënten. Hoewel dit onderwerp in de afgelopen jaren geregeld op de agenda stond, markeerde dit IWA-congres ook een verandering in denken. Stonden in de afgelopen decennia inzameling, transport en zuivering van afvalwater centraal, nu is ook het denken in kringlopen steeds meer gemeengoed aan het worden.
B
egin vorige eeuw begon men afvalwater uit de stad te transporteren, waardoor de hygiëne en daarmee de gezondheid van mensen enorm bevorderd is. Vanaf midden vorige eeuw kwam er meer aandacht voor de kwaliteit van het oppervlaktewater, door het steeds beter zuiveren van afvalwater. Hierdoor verbeterde de oppervlaktewaterkwaliteit aanzienlijk. Deze beweging in de afgelopen decennia, waarin het transport van afvalwater en de behandeling van het afvalwater centraal stonden, is door de verse emeritus hoogleraar Jaap van der Graaf in zijn afscheidsinterview (Riolering, mei 2009) goed samengevat. Hij zegt daarin: “Ik vind dat het enige waardevolle in afvalwater het water is”. Door (vermeende) schaarste van grondstoffen als fosfaat (meststof ) en olie (energie), met daarbij het besef dat de wereld die we achterlaten voor onze kinderen zeker zoveel kansen moet bieden, heeft ook de discussie rond hergebruik van grondstoffen uit afvalwater een impuls gekregen. Ik noem een aantal Nederlandse voorbeelden. In het project ‘De energiefabriek’ van de waterschappen wordt de aandacht gericht op het omzetten van organisch materiaal (uit afvalwater) in energie. STOWA heeft in het kader van nieuwe sanitatie en de waterketen recent een ronde-tafel-discussie georganiseerd tussen waterschappen en landbouw over de mogelijkheden om fosfaat terug te winnen. Hieruit zijn initiatieven genomen, waarvan de uitkomsten in een jaarlijks symposium zullen worden teruggekoppeld. Recent werd op een IHE-symposium (afscheid professor Gary Amy en inauguratie professor Piet Lens) gesproken over het idee om geneesmiddelen terug te winnen uit afvalwater. Maar ook initiatieven om algen te kweken op afvalwater om daarmee hoogwaardige grondstoffen (voor farmaceutische, voedingsmiddelen en chemische industrie) te produceren, hebben met deze discussie te maken. Tenslotte is de door VROM opgestelde langetermijnvisie op de waterketen ook uitgegaan van een cradleto-cradle gedachtengoed door te pleiten voor scheiden aan de bron en opwerking van afvalstromen tot nieuwe producten. Terug naar de congresbundel die door de omvang al indruk maakt: ruim 800 pagina’s en 70 bijdragen van internationale experts. De focus ligt hierbij op de terugwinning van nutriënten, waarbij het eerlijk gezegd vooral over fosfaat blijkt te gaan. Slechts één auteur waagt zich aan een nieuw concept voor stikstofterugwinning. Gezien de beschikbaarheid van fosfaat, namelijk een erts dat gewonnen moet worden en eindig is, lijkt deze keus wel logisch. Ingeschat
wordt dat dit erts nog tot 2030 in goede kwaliteit beschikbaar is, maar na 100 jaar toch echt op zou zijn. De fosfaatbehoefte vanuit met name de landbouw neemt alleen maar toe. Doordat de vraag toeneemt en de gemakkelijk beschikbare fosfaaterts afneemt, neemt de prijs ook nu al aanzienlijk toe. In de laatste tien jaar is de prijs meer dan vijf keer hoger geworden en ligt nu boven de drie euro per kilo. Gezien deze ontwikkeling is het logisch dat in dit nieuwe tijdperk gekeken wordt naar alternatieven voor de fosfaaterts. Omdat fosfaat vooral in voedsel zit, wordt deze dus ook in de urine en ontlasting van mens en dier aangetroffen. De enige manier om aan alternatieve bronnen voor de erts te komen, is daarmee het afvalwater van mensen en de meststromen van dieren. De routes voor terugwinning worden vooral gevonden door fosfaat uit waterige stromen vast te leggen in kristalvorm (de struvietroute) of via slibstromen en -behandeling vanuit een vaste stroom (as na verbranding) terug te winnen (de SNB/Thermphos-route). Deze laatste route wordt ook door de enige Nederlandse bijdrage aan deze bundel beschreven (Schipper van Thermphos en Korving van SNB).
Een groep watertechnologen geeft in dit vaktijdschrift iedere maand een kritisch oordeel over recente internationale vakliteratuur. De recensenten zijn: Jelle Roorda, Arjen van Nieuwenhuijzen, Adriaan Mels, Herman Evenblij, Jeroen Langeveld, Jasper Verberk en Merle de Kreuk.
Ook de circa tien bijdragen over fosfaatterugwinning uit zuiveringsslib geven voldoende informatie om hiermee praktisch verder te gaan. Eén interessante bijdrage heeft ook oog voor de andere nutriënt, namelijk stikstof. Het blijkt dat ammonium vastgelegd kan worden met behulp van vermiculite, een natuurlijk mineraal. Na vastleggen is dit materiaal een uitstekende meststof. Wie weet ook grootschaliger toe te passen. Deze bundel is in mijn ogen een uitstekende basis voor een Nederlandse fosfaatketenstudie die door de waterbeheerders en alle andere relevante sectoren opgepakt (zoals de landbouw en voedsel- en zuivelsector). De tijd is rijp om daar werk van te gaan maken. Jelle Roorda (MWH Noord-Europa)
Staat er nu nog iets nieuws in deze bundel? De bundel bestaat voor meer dan de helft uit praktijkverhalen van struvietterugwinning. Het nut hiervan is dat hierdoor gemakkelijk een vertaling gemaakt kan worden naar de Nederlandse praktijk bij de watersector en de landbouwsector. Ook struvietopwerking uit urine wordt diverse malen beschreven.
International Conference on Nutrient Recovery from Wastewater Streams 10-13 mei 2009, Vancouver, Canada Auteurs: Ken Ashley, Don Mavinic en Fred Koch ISBN 978-1-84339-232-3 Prijs 223,50 euro www.iwapublishing.com
Zomervakantie De eerstvolgende uitgave van H2O is een dubbelnummer (16/17) en komt uit op vrijdag 4 september. Als u een bijdrage wilt leveren aan dit nummer, dan kunt u uw artikel naar de redactie sturen tot 21 augustus. Betreft het een (semi-) wetenschappelijk artikel voor de rubriek Platform, dan geldt als uiterste inleverdatum 7 augustus. Tijdens de komende weken is de redactie bereikbaar onder nummer: (010) 427 41 65.
H2O / 14/15 - 2009
25
Cursussen in het komende najaar Komend najaar beginnen weer diverse cursussen die voor waterbeheerders interessant kunnen zijn. Hieronder vindt u informatie over deze cursussen.
Pompen en kleppen Op 16 en 17 september geeft Deltares voor de elfde keer de cursus pompen. Deze maakt deel uit van de serie ‘Hydrodynamica van leidingsystemen’, waarin het dynamisch gedrag van vloeistoffen in leidingen wordt behandeld. De cursus behandelt onder meer pomp- en systeemkarakteristieken en het ontwerp van een pompkelder. Daarnaast wordt aandacht besteed aan invloeden van het leidingsysteem op de pomp, zoals het gedrag van terugslagkleppen en waterslag. Kennis van de hydraulische eigenschappen van pompen, kleppen, terugslagkleppen en leidingen is onontbeerlijk voor de cursist. De deelnamekosten bedragen 1.295 euro. De cursus vindt plaats in Delft. Eveneens in Delft verzorgt Deltares op 14 en 15 oktober een cursus over kleppen. Ook deze maakt deel uit van de bovengenoemde serie. In deze cursus wordt aandacht geschonken aan de hydrodynamische eigenschappen van afsluiters, regel- en terugslagkleppen en drukbegrenzers in samenhang met het leidingsysteem. Verder komt het maken van een hydraulisch verantwoorde klepkeuze aan de orde. Ook voor deze cursus moet de cursist beschikken over enige kennis van de hydraulische eigenschappen van de diverse kleppen en begrenzers. Deelname kost 1.295 euro. Voor meer informatie: www.evenementen.deltares.nl.
Afvalwaterzuivering KWA Bedrijfsadviseurs biedt op 23 en 24 september een cursus afvalwaterzuivering aan die vooral ingaat op een goede en verantwoorde bedrijfsvoering. De cursus is bestemd voor iedereen die betrokken is bij het dagelijkse beheer van afvalwaterzuiveringen en biedt vakinhoudelijke kennis over het beheer en onderhoud van (industriële) zuiveringsinstallaties. De cursus bestaat afwisselend uit theorie en praktische voorbeelden. Ook een casestudie en een excursie maken onderdeel uit van het programma. De cursuslocatie is Amersfoort. De kosten bedragen 975 euro per persoon. Voor meer informatie: (033) 422 13 10.
Ecohydrologie Eind september geeft Royal Haskoning in Nijmegen de cursus Ecohydrologie. Deze bestaat uit twee basiscursussen: Ecologie en Hydrologie, en een integratieonderdeel Ecohydrologie. Beide duren drie dagen. In de basiscursussen komen basisbegrippen en methoden aan de orde. Bij de inleiding in de geohydrologie gaat het om kartering van hydrologische systemen, principes en toepassingen van grond- en oppervlaktewatersystemen, natuurlijke variatie in de
26
H2O / 14/15 - 2009
(grond- en oppervlakte)waterkwaliteit en verontreinigingen en (geo)hydrologische modellen (kwantiteit en kwaliteit). In de basiscursus Ecologie worden inleidingen op ecologie en de vegetatiekunde en plantenecologie gegeven, evenals visies op natuurbescherming, -beheer en -ontwikkeling, de doelen, effecten en organisatie van natuurbeheer en standplaatsfactoren en indicatorsoorten. In de integratiecursus ligt de nadruk op ecohydrologische methoden en de toepassing daarvan. Daarbij werkt de deelnemer met medecursisten uit andere vakgebieden aan opdrachten en voorbeeldstudies.
(oppervlaktewater, afvalwater, rwzi-effluent)? Welke verontreinigingen moeten worden verwijderd en hoe kan ik deze meten? Welke natuurlijke zuiveringssystemen zijn er, hoe werken ze en welk beheer is er voor nodig? Wat zijn de voor- en nadelen van natuurlijke zuiveringssystemen? Hoe kan ik de opgedane kennis zelf toepassen? Wat zijn de kosten? De cursus is geschikt voor technologen, ecologen, waterkwaliteitsbeheerders, planologen van gemeenten, waterschappen en provincies en adviesbureaus. De deelnamekosten bedragen 975 euro. De cursus vindt plaats in Wageningen. Voor meer informatie: (0317) 48 40 93.
Voor meer informatie: www.royalhaskoning.com.
Rioolbeheer Watermanagement Euroforum verzorgt een schriftelijke leergang in tien delen over watermanagement. De onderwerpen die aan bod komen, zijn: de Nederlandse waterhuishouding, waterstromen, wetgeving, beleid, de spelers in de waterwereld, veiligheid, ruimtelijke ordening, natuur en technologie. De cursus bestaat uit elf schriftelijke lessen, een cd met begrippen en definities en een afsluitende plenaire bijeenkomst. De cursist bepaalt zelf waar en wanneer hij of zij de lesdelen bestudeert. Bij een regulier studietempo ontvangt de deelnemer één lesdeel per week. De schriftelijke leergang is gericht op werknemers bij gemeenten, waterschappen, provincies, adviesbureaus en stedenbouwkundige bureaus die zich willen verdiepen in de achtergronden en ontwikkelingen in het waterbeheer. De leergang begint op 9 oktober. Deelname kost 1.995 euro. Voor meer informatie: (040) 292 59 50.
Stichting RIONED biedt eind dit jaar en volgend jaar een aantal tweedaagse cursussen aan die gericht zijn op de praktische kant van het rioolbeheer. Het gaat om de cursussen Renovantie van riolen, Visuele inspectie riolering, Visuele inspectie rioolstelsel voor rioleringbeheerders en tenslotte NEN 3398: onderzoek en beoordelen van rioleringsobjecten. In ‘Renovatie van riolen’ leert de cursist hoe riolen worden gerenoveerd en welke mogelijkheden de opdrachtgever heeft om grip te krijgen op de kwaliteit, vergelijkbaarheid en de kosten bij het renoveren van riolen, putten en inlaten. Daarbij staan onderwerpen centraal als rioolrenovatiemethoden, renovatiekosten, levensduur van riolering, relevante normbladen, sterkteberekeningen, milieueisen, mogelijkheden voor kwaliteitscontrole en het leren denken vanuit resultaatgerichte rioolrenovatiebestekken. De cursusdagen zijn: 11 en 18 november, 10 en 17 februari 2010 en 9 en 17 juni 2010. De bijeenkomsten vinden plaats in Ede. De deelnamekosten bedragen voor begunstigers van RIONED 900 euro, voor nietbegunstigers 1.800 euro.
Natuurlijke waterzuivering Tot nu toe wordt ons afvalwater via de riolering gezuiverd in een rioolwaterzuiveringsinstallatie. Dit is een effectieve methode. Hierbij ontstaat echter wel zuiveringsslib en bovendien wordt het effluent geloosd in oppervlaktewater, waar het ecologische problemen kan opleveren. Om die nadelen te ondervangen, wordt gekeken naar natuurlijke manieren van waterzuivering. In de cursus Natuurlijke waterzuivering kijkt de Wageningen Business School op 3 en 4 november naar de verschillende methodes. Het doel van de cursus is om inzicht te geven in de verschillende systemen, welke procesparameters van belang zijn voor natuurlijke waterzuivering en welke methode wanneer gebruikt kan worden. Vragen die aan de orde komen, zijn onder meer: Welke soorten water kunnen worden behandeld
De cursus ‘Inspecteur - visuele inspectie riolering’ wordt afgesloten met een examen, waarna de cursist geacht wordt vakbekwaam visuele inspecties conform EN 13508-2 en NEN 3399 (2004) uit te kunnen voeren. In deze cursus komen de betekenis van visuele inspectie in het rioleringsbeheer, het classificeren van toestandsaspecten conform NEN EN 13508-2 en NEN 3399 (2004), het waarborgen van de kwaliteit van inspecties, het samenspel tussen opdrachtgever en opdrachtnemer en de veiligheidseisen bij het werken aan en in het rioolstelsel aan de orde. Om deel te kunnen nemen, moet de cursist de bedrijfsinterne opleiding gevolgd hebben en geslaagd zijn voor het toelatingsexamen van Stichting RIONED. Deze cursus wordt ook in Ede gegeven. De cursusdata zijn 3 en 10 december, 27 januari en 3 februari 2010 en 20 en
informatie IJssel meer of minder 27 oktober 2010. De kosten voor het toelatingsexmane bedragen 180 euro voor begunstigers en 360 euro voor niet-begunstigers. De cursus zelf kost 1.050 euro voor begunstigers en 2.100 euro voor niet-begunstigers.
De toekomst belooft veel water. Ook voor de IJssel, afwateringsrivier van de Rijn, is een stevig groeiscenario voorzien. De tentoonstelling ‘IJssel meer of minder’, die tot en met 24 januari 2010 loopt, laat verschillende toekomstvisies over deze rivier zien. Wat te doen met de extra toevoer van water? Wordt Deventer het Venetië der Lage Landen?
Ook de cursus ‘Visuele inspectie rioolstelsel voor rioleringsbeheerders’ wordt afgesloten met een examen. Deze cursus is gericht op de opdrachtgevers voor (visuele) rioolinspecties. Aan de orde komen de betekenis van visuele inspectie en methoden voor het rioleringsbeheer, de normen NEN EN 13508-2 en NEN 3399 (2004), het opstellen van een programma van eisen en het interpreteren en benutten van de inspectiegegevens. Deze cursus wordt ook in Ede gegeven op 3 en 10 maart 2010 én 22 en 29 september 2010. De kosten bedragen 1.050 euro voor begunstigers en 2.100 euro voor niet-begunstigers.
e exposie toont uiteenlopende ideeën voor kanalisatie van het water, met aandacht voor de gevolgen voor de omgeving. Foto’s, impressies van kunstenaars en een maquette maken de toekomstplannen visueel. Een honderd meter brede geul kan er bijvoorbeeld straks voor zorgen dat de Deventenaren hun voeten droog houden. Flora en fauna krijgen de ruimte en het recreatief gebruik
De laatste cursus ‘NEN 3398 Onderzoek en beoordelen van rioleringsobjecten’ is gericht op de beheerder van buitenrioleringen. Om efficiënte en effectieve maatregelen te kunnen treffen, moet hij of zij een beredeneerde beoordeling van de werkelijke en gewenste toestand van rioleringsobjecten kunnen opstellen. Dit betekent dat hij of zij over relevante gegevens moet kunnen beschikken en deze gegevens moet kunnen interpreteren. Daartoe worden in deze cursus de inhoud, functie en betekenis van NPR 3220, NEN 3398 (2004), NEN 3399 (2004) en NEN-EN 13508-2 behandeld. Ook komen mogelijke verschillen tussen het werkelijke en het gewenste functioneren van objecten en oorzaken daarvan en de gewenste informatie en benodigde gegevens aan de orde. Deelname aan deze cursus kost 1.050 euro voor begunstigers en 2.100 euro voor nietbegunstigers. De cursusdata zijn 2 en 9 juni 2010 én 3 en 10 november 2010. De locatie is wederom Ede. Voor meer informatie: Chris de Boer (0318) 63 11 11.
D
van de IJssel krijgt een stimulans. Behalve vooruit- wordt ook teruggekeken. ‘IJssel in beeld’, tot en met 24 januari 2010 in het Historisch Museum Deventer aan de Brink 56 in Deventer. Dinsdag t/m zaterdag 10.00-17.00 uur; zon- en feestdagen 13.00-17.00 uur. Eerste Kerstdag gesloten. Informatie (ook over activiteiten in negen andere musea langs de IJssel): www.deventermusea.nl
‘Blauw betalen voor welvaart’ Waterschappen staan niet bekend als organisaties die zich actief bezighouden met de regionaal-economische ontwikkeling. Waterbeheer wordt vaak gezien als een kostenpost, ook al levert het schoon water en veiligheid op. Dat dit niet terecht is proberen Tom Bade, Reinier Enzerink en Olivier van der Schroeff duidelijk te maken in het boek ‘Blauw betalen voor welvaart’ van het Waterschap Veluwe.
D
e auteurs doen letterlijk een boekje open over waterkwaliteitsbeheer in het algemeen, zoals dat de komende jaren wordt vormgegeven op basis van de Europese Kaderrichtlijn Water. Ze beschrijven de baten voor toerisme en recreatie, landbouw en mensen die aan het water wonen, en stellen dat de maatregelen uit de Kaderrichtlijn aansluiten bij de wensen van de samenleving: schoon water en een fraai landschap. Angst voor Brusselse bemoeien regelzucht is volgens hen niet nodig. ‘Door het waterschap uitgegeven belastinggeld geeft een positieve impuls aan zowel de leefomgeving als de regionale economie’, concluderen de schrijvers. Ze
becijferen de bijdragen die Waterschap Veluwe levert aan de regionale economie en rekenen voor dat de huidige en toekomstige baten vele malen hoger liggen dan de belastingen die het jaarlijks kost. Herijking van de boekhouding van het waterschap Veluwe, die ook interessant is voor lezers in andere regio’s. Al was het maar vanwege de prachtige foto’s van Ruud Lardinois en de duidelijke grafieken. ‘Blauw betalen voor welvaart. Over de economische betekenis van Waterschap Veluwe’. Door Tom Bade, Reinier Enzerink en Olivier van der Schroeff. 108 pagina’s. Meer informatie: www.veluwe.nl.
H2O / 14/15 - 2009
27
verenigingsnieuws WATERCOLUMN
De regionale secties van Waternetwerk
E
en groot voordeel van het feit dat de secties van Waternetwerk in het hoofdbestuur vertegenwoordigd zijn, is dat de stem van de werkvloer gehoord wordt. Misschien dat u zich nu afvraagt: wat zijn de secties van Waternetwerk? Sectieleden zijn veelal werkzaam in de praktische uitvoering van het waterbeheer, afvalwaterzuivering en drinkwaterbedrijven. Binnen de afvalwatersector en gedeeltelijk ook binnen het waterbeheer was het sectielidmaatschap al een begrip, maar aan de drinkwaterkant bestond nog geen platform voor met name operationele kennisuitwisseling. Naast de landelijke vertegenwoordiging is Nederland verdeeld in acht regionale secties. Die kennen meestal een eigen bestuur en organiseren jaarlijks bijeenkomsten, studiereizen en lezingen waarin de kennisuitwisseling op operationeel niveau centraal staat.
Winnaars H2O- en Neerslagprijzen! Tijdens de Voorjaarsbijeenkomst zijn de winnaars bekendgemaakt van de H2O-jaarprijs en de Neerslagprijs. De H2O-prijs ging - zoals inmiddels bekend - naar het artikel ‘2D-modelleren, waardevol voor regionaal waterbeheer’, gepubliceerd in H2O nr. 13. De prijs werd gewonnen door Marlies Zantvoort, Menno Heggeler en Maarten Spijker (die de prijs in ontvangst nam). Co-auteur was de heer Kruiningen. De jury oordeelde: “Het artikel is helder geschreven, vernieuwend door de slimme combinatie van verschillende rekenschalen en inpassing van veldinformatie in het model. Het is praktisch bruikbaar en actueel bij de bestrijding van overstromingsrisico’s.” De Neerslagprijs werd gewonnen met het artikel ‘HyProform op rwzi Wervershoof simpele desinfectie’. Het werd geschreven door Waternetwerkleden Simon Glaastra en Piet de Roo én C. Kaper en J. Kieftenburg. Het verscheen in april 2007. De jury oordeelde over dit artikel: “Het is een enthousiaste beschrijving van een praktijkonderzoek, met vaart geschreven. Het artikel biedt inzicht in een interessant alternatief voor chloordosering bij desinfectie van effluent. Hoewel de kosten niet helemaal inzichtelijk worden gemaakt en het einde wat abrupt is, oordeelt de jury positief over de praktische bruikbaarheid.”
Netwerken vergroot kennis. De toegepaste technieken in zowel drink- als afvalwatersector vertonen steeds meer overeenkomsten. Zo doet de vierde zuiveringstrap (zandfiltratie/membraantechnologie), die in de drinkwatersector gemeengoed is, tegenwoordig steeds meer zijn intrede in de afvalwaterwereld. Op operationeel niveau kunnen opgedane ervaringen worden uitgewisseld, als je de mensen weet te vinden! Onderhoudsbeleid is ook een onderwerp met veel overeenkomsten. Elk waterschap en drinkwaterbedrijf heeft hiermee te maken. Het zogeheten brandweeronderhoud heeft plaatsgemaakt voor preventief periodiek onderhoud, goed voor de bedrijfszekerheid. Door de volledige automatisering van de processen zijn er ook steeds meer overeenkomsten. Bediening op locatie heeft plaatsgemaakt voor besturing op afstand. Er zijn dus nogal wat raakvlakken tussen de verschillende waterprocessen. Daarom een oproep aan vooral de doelgroepen binnen de drinkwatersector en het waterbeheer: neem contact op met de bestuursleden van de regionale secties en laat u informeren over de toegevoegde waarde van het sectielidmaatschap.
Maarten Spijker neemt de H2O-prijs in ontvangst.
Gert Jan Geerdink (Waternetwerk)
De Neerslagprijs ging naar Simon Glaastra (midden) en Piet de Roo (rechts). Links juryvoorzitter Peter de Jong.
28
H2O / 14/15 - 2009
verenigingsnieuws Presentatie rapport Waterschapspeil: ‘We liggen op koers’ De afgelopen twee jaar hebben de waterschappen hard gewerkt aan de nieuwe rapportage Waterschapspeil 2009. Op 30 juni zijn de resultaten gepresenteerd aan de vaste Kamercommissie voor Verkeer en Waterstaat, onder meer door Waternetwerklid Erik Kraaij van de Unie van Waterschappen.
beraden. We willen afspraken maken met de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,
zodat helder is met welke frequentie wij dit soort informatie beschikbaar stellen.”
Waterschapspeil 2009 bestaat uit twee rapporten: een brancherapport en een onderlinge vergelijking. Doel van de vergelijking is bestuurders meer inzicht te geven in de bijdrage van het eigen waterschap in beleid en prestaties aan de totale brancheprestatie. Transparantie en zelfreflectie zijn belangrijke peilers voor het huidige kabinet. Daarom was er volgens Kraaij veel politieke belangstelling voor de conclusie van het rapport met daarin de resultaten over 2007. “Het was een hele klus om alle gegevens van alle waterschappen bij elkaar te krijgen, maar het resultaat mag er zijn. De belangrijkste conclusie is dat we op koers liggen voor wat betreft de kabinetdoelstellingen (klimaat, duinen, wateroverlast door regenbuien) voor 2015,” aldus Kraaij. Hij geeft aan dat het rapport niet alleen verantwoording als doel heeft, maar ook handvatten geeft om de balans op te maken: waar kan het goedkoper, efficiënter of beter bij de waterschappen? Overigens is het niet alleen een kwestie van juichen, blijkt uit het rapport. Kraaij: “We liggen nog niet helemaal op schema om sommige doelstellingen te realiseren, vooral daar waar we afhankelijk zijn van andere overheden. Denk aan de dijken bijvoorbeeld, waarvan in 2007 de normen nog niet helemaal duidelijk waren. Ander aandachtspunt zijn de polders, die nog niet bestand zijn tegen hevige regenbuien. Ook hier zijn we voor een deel afhankelijk van provincies en gemeenten.” Waterschappen moeten zelf ook aan de slag, bijvoorbeeld op het gebied van waterkwaliteit. “Daarbij liggen we niet op schema in vergelijking met de Europese doelen. Er moet nog hard gewerkt worden aan waterzuivering en het terugdringen van bronnen die het water vervuilen.”
Erik Kraaij: ‘De sector kan profijt hebben van dit rapport.’
Voor de leden van Waternetwerk is het rapport een belangrijk hulpmiddel voor verbetering. Het zijn immers juist de mensen uit de sector die met de resultaten aan de slag moeten. “De leden van het netwerk die bij de waterschappen werken, kunnen profijt trekken uit het rapport. Maar we hopen ook dat bijvoorbeeld de aangesloten adviesbureaus er hun voordeel mee doen.” Het onderzoek wordt over enige tijd herhaald en dan wordt gemeten of er daadwerkelijk progressie is geboekt. Kraaij: “De Tweede Kamer heeft niet aangegeven hoe vaak het zo’n rapportage wil ontvangen. Wij zijn ons hierover nog aan het
H2O / 14/15 - 2009
29
verenigingsnieuws Gert Dekker (VNG): ‘Met Waterwet juichend de toekomst in’ Aan het Voorjaarscongres ‘Implicaties van de Waterwet’ van Waternetwerk op 12 juni heeft Gert Dekker van VNG een positief gevoel overgehouden. “Er zijn zeker kanttekeningen te plaatsen. Niet alles loopt nog soepel met de nieuwe Waterwet, maar we moeten blijven kijken naar voordelen in de toekomst.”
congres veel nieuwe gezichten. Vooral in de grotere gemeenten zijn veel watermensen geïnteresseerd in een lidmaatschap, maar een groot deel is geen lid. Waarom? Ik denk: onbekend maakt onbemind. Er zijn mogelijkheden om meer leden te werven, vooral in de grote gemeenten. In de kleine gemeenten zijn mensen minder betrokken, omdat zij een beetje water
De presentaties tijdens het congres, de paneldiscussie: natuurlijk was er aandacht voor de negatieve gevolgen van de nieuwe Waterwet, maar volgens Gert Dekker van de VNG moet vooral het optimisme de boventoon voeren. “Doordat bij de nieuwe wet vergunningen wegvallen, wordt er veel meer samengewerkt door waterschappen en gemeenten. Ik zeg altijd: bij een norm stopt het denken. Nu die deels wegvallen, zijn activiteiten meer op maat. In allerlei gebieden zie je initiatieven ontstaan om samen te werken. Dat is een behoorlijke winst. Sommige critici zeggen: Het gaat nooit werken: al die vrijheid, het wegvallen van de regels. Het is veel te rommelig. Toch denk ik dat we goed door deze fase heenkomen. We moeten focussen op de positieve gevolgen, zoals dat er meer oog is voor elkaars belangen.” Volgens Dekker is het voor gemeenten belangrijk om lid te zijn van Waternetwerk. “Ik spreek veel gemeenten en waterschappen. Toch zag ik tijdens het Voorjaars-
Gert Dekker.
Landelijke pilot voor maatschappelijke stages Johan van Heerde, lid van Waternetwerk, was tot 1997 werkzaam in de energie- en drinkwatersector. Nu opereert hij als zelfstandig adviseur en initieert innovatieve projecten. Hij stimuleert ook het bewerkstelligen van duurzame maatschappelijke stageplaatsen bij, of met ondersteuning van waterorganisaties. Van Heerde is als projectleider betrokken bij een pilotproject in Twente-Achterhoek, waarbij maatschappelijk verantwoord ondernemen centraal staat. Bij deze pilot zijn 17 voortgezet onderwijsinstellingen, 15 gemeenten en de gemeentelijke vrijwilligerscentrales betrokken, die samenwerkingsverbanden ontwikkelen, met als doel om voor 1 januari 2010 5.000 leerlingen een maatschappelijke stageplaats te geven. Dit aantal wordt zeker gehaald. In het daaropvolgende schooljaar zijn alle scholen in het voortgezet onderwijs wettelijk verplicht om maatschappelijke stages van minimaal 72 uur uit te zetten.
Waterschap Regge en Dinkel “Het is nu voor het eerst dat we het bedrijfsleven voor maatschappelijke stages benaderen”, zegt Van Heerde. “We zijn vooral op zoek naar bedrijven die maatschappelijk verantwoord ondernemen. Niet eenvoudig, omdat het bedrijfsleven geen kant-en-klare maatschappelijke projecten kan opzetten voor het voortgezet onderwijs. Maar als wij een maatschappelijk project voorstellen, zijn ze best bereid om het te ondersteunen. Met name de watersector is zeer voor dit initiatief te porren.” Het eerste waterbedrijf waarmee Van Heerde contact heeft gelegd, is het waterschap Regge en Dinkel. “We zijn volop bezig om een maatschappelijk project te ontwikkelen en met Regge en Dinkel concrete stageplaatsen in te vullen.” Johan van Heerde.
30
H2O / 14/15 - 2009
doen én een beetje milieu. Als VNG kunnen we verschillende netwerken verbinden. Wat me trouwens opviel: er waren weinig waterspecialisten van de provincies. Dat is opvallend én een uitdaging. Nu we steeds meer moeten samenwerken, zijn netwerken belangrijker dan ooit.”
verenigingsnieuws Twinnen met Zuid-Afrika Keimpe Sinnema, binnen Waterschap Groot Salland bezig met relatiebeheer en buitenlandprojecten, was van 2005 tot 2008 betrokken bij een twinningproject, samen met Wetterskip Fryslân, de Unie van Waterschappen en de Zuid-Afrikaanse waterbranche. De directe kosten hiervan werden gesubsidieerd vanuit het programma Logo South van VNG International. “Zuid-Afrika heeft een nieuwe integrale waterwet en we vonden het interessant dat Zuid-Afrika 19 nieuwe waterschappen wilde oprichten”, legt Sinnema uit. “Gezamenlijk hebben we een programma opgesteld voor kennisuitwisseling en capacity building van de nieuwe waterschapbesturen en hun medewerkers.” In 2007 ging het eerste waterschap, de Inkomati CMA in de provincie Mpumalanga, een twinning aan met Groot Salland. Wetterskip Fryslân twinde met de Breede-Overberg CMA in de Kaapprovincie en de Unie van Waterschappen richtte zich op het ministerie van Water in Zuid-Afrika.
Netwerkuitbreiding “Deze gezamenlijke aanpak werkt voortreffelijk”, zegt Sinnema. “De Stichting Wateropleidingen werd ingeschakeld voor een professionele training van de nieuwe bestuursleden. De medewerkers werden getraind in bestuurlijke gevoeligheid en het schrijven van bestuursvoorstellen.” Sinnema, lid van Waternetwerk, heeft zich sterk gemaakt voor het uitbreiden van het waternetwerk in Zuid-Afrika en is daarom lid geworden van het Water Institute of Southern Africa. “Een netwerk, vergelijkbaar met Waternetwerk, dat hieraan ook als professional member association is gelieerd.”
Een Zuid-Afrikaanse delegatie in Nederland. Middenachter Keimpe Sinnema.
aangestuurd door regionale Catchment Management Agencies (waterschappen). Zuid-Afrika kende voorheen geen waterschappen en keek bij het schrijven van de integrale Waterwet naar Nederland. Er werden 19 stroomgebieden in kaart gebracht, later teruggebracht tot negen, met eigen besturen om het publiek meer bij het waterbeheer te betrekken. “Onze modellen en methodes zijn bedoeld als food for thought en bron van inspiratie. We hebben dus vooral geen dikke rapporten geschreven hoe ze het moesten doen”, zegt Sinnema. “Zij leren van onze eeuwenlange traditie, wij leren hoe zij een nieuw waterschap oprichten.”
is van waterbeheer, wordt dan een aantal gemeenten gekoppeld aan ZuidAfrikaanse gemeenten, opdat gemeenten en waterschappen beter met elkaar gaan samenwerken, zowel hier als daar. “Daarnaast willen we gezamenlijk met de partners bijdragen aan de millenniumdoelen op het gebied van sanitatie”. Sinnema geeft aan dat het hierbij gaat om nieuwe technieken die zijn gebaseerd op hergebruik van nutriënten, energie en water - een project waarbij ook de Hogeschool Windesheim en een lokale middelbare school in Zuid-Afrika betrokken worden. “Een enorme uitdaging die onze samenwerking buitengewoon interessant maakt.”
Hergebruik technieken
Het tijdschrift van de WISA heet: Water and Sanitation Africa. De digitale nieuwsbrief van de WISA staat op de internetpagina van het Waternetwerk.
Watersituatie Waren in Zuid-Afrika de watergerelateerde zaken voorheen ondergebracht bij het ministerie van Water, sinds kort wordt het waterbeheer democratischer en decentraler
De twinning is zo succesvol dat het in 2010 een vervolg krijgt. Omdat afvalwater en sanitatie een belangrijk onderdeel
De Nederlandse organisaties op tegenbezoek in Umbekizi, Zuid-Afrika.
H2O / 14/15 - 2009
31
verenigingsnieuws Actualisering van kennis noodzakelijk
BRL’s bindend verklaard Met ingang van 10 juli, de verschijningsdatum van deze H2O, heeft Kiwa Nederland een aantal beoordelingsrichtlijnen (BRL) bindend verklaard voor verlening van het Kiwa-keur. Het betreft de volgende BRL’s: BRL-K14001/03 ‘Vorstbestendige gevelkranen met muurdoorvoer’. Deze BRL is aangepast omdat er thans meerdere mogelijkheden bestaan om aan de eisen met betrekking tot de ‘bestandheid tegen beschadiging door bevriezing’ te voldoen;
Nieuwe opleiding Aquatische Ecologie pittig Waar andere instituten en opleidingen de aquatische ecologie steeds minder op het programma hebben staan, is het Stichting Wateropleidingen die deze ‘tak van sport’ nieuw leven inblaast. De eerste opleidingsronde is inmiddels met succes afgerond. De volgende gaat na de zomer van start.
•
BRL-K10018/01 ‘Leidingsystemen van dunwandige koperen buis met een uitwendige massieve vaste kunststof bekleding’. Deze BRL is opgesteld om een dunwandige koperen buis met een vaste bekleding op de markt te kunnen brengen waarvan de uitwendige bekleding als primair bedoeld is, zoals bescherming tegen chemische en mechanische beïnvloeding van het buisoppervlak tijdens, transport, installatie en onderhoud. Bovendien kan de uitwendige bekleding worden gebruikt als thermische isolatie voor de buis; •
BRL-K14016/01 ‘Beluchters, familie H, type A,B,C en D’. Deze BRL omschrijft het certificatieschema voor beluchters zoals genoemd in BRL-K14016/01, artikel 2.4. •
Mocht u één van de bovengenoemde beoordelingsrichtlijnen willen bestellen, dan kunt u contact opnemen met mevrouw J. Bakker: (070) 414 44 75, per fax (070) 414 44 20 of via e-mail:
[email protected].
Ze hebben er behoorlijk voor moeten buffelen, intensief moeten samenwerken en hun eindpresentaties met verve moeten verantwoorden en verdedigen. Maar de resultaten waren er ook naar. Ondanks dat hen bij die eindpresentaties nog behoorlijk het vuur aan de schenen werd gelegd, spreken de docenten Mario Maessen en Ronald Buskens na afloop over ‘casestudies van analytisch hoog niveau en met goed opgebouwde verhalen’.
KRW en Natura 2000 En dat was nodig ook, want het was juist de wens van de deelnemende organisaties en cursisten aan de nieuwe opleiding Aquatische Ecologie om tot veel meer diepgang te komen. Diepgang die onontbeerlijk is om als waterbeheerders goed over watersystemen te kunnen oordelen. Een noodzakelijke voorwaarde ook om adequate maatregelen te kunnen treffen die de Europese Kaderrichtlijn Water vereist en die ook door Natura 2000 worden verlangd.
Elektronische leeromgeving Programmamanager Ingrid Schröders van Wateropleidingen is tevreden over de resultaten van deze eerste opleidingsronde Aquatische Ecologie. “Ik heb de indruk dat we met de opzet en inhoud van deze opleiding zo goed als helemaal aan de verwachtingen hebben kunnen voldoen. Niet in de laatste plaats door de bijzonder enthousiaste inzet en deskundigheid van alle docenten, in het bijzonder Mario Maessen en Ronald Buskens. Dat heb ik zowel tijdens als na de opleiding ook bevestigd gekregen door de cursisten zelf. Daarnaast ben ik ook tevreden over de nieuwe wijze van lesgeven waar Wateropleidingen vanuit haar nieuwe strategie op inzet.”
Ingrid Schröders vertelt dat de wens om tot een opleiding Aquatische Ecologie te komen, enkele jaren geleden al werd voorgesteld door Bas van der Wal van de STOWA. Juist ten aanzien van dit onderdeel was een noodzakelijk actualisering van de kennis noodzakelijk. De ontwikkelingen gingen snel. Bovendien verdween aquatische ecologie in sterke mate uit de studieprogramma’s van steeds meer universiteiten. Schröders: “Aanvankelijk leek de markt er nog niet zo’n grote behoefte aan te hebben. Maar door de komst van de Kaderrichtlijn Water en Natura 2000, die wel heel veel specifieke kennis van aquatische ecologie vereisen, groeide die behoefte plotseling sterk. Ook steeds meer cursisten die deelnamen aan onze opleiding Integraal Waterbeheer, spraken de wens uit om veel dieper op de materie in te kunnen gaan. Dat was voor ons aanleiding om een nieuw opleidingsprogramma op te stellen.” De opleiding Aquatische Ecologie speelt volledig in op de behoorlijk zware eisen die voortvloeien uit de Kaderrichtlijn Water en Natura 2000. Deze Europese regelgeving vereist van de waterbeheerder maatregelen die leiden tot een goede ecologische en chemische kwaliteit van verschillende watertypen. Bovendien wordt van hem of haar verwacht dat bepaalde watergebieden zodanig worden ingericht dat zij een optimaal leefgebied voor belangrijke soorten vormen. Goede kennis van aquatische ecologie is daarbij onontbeerlijk.
Inzicht in processen Er is inzicht nodig in de structuur en het ecologisch functioneren van de verschillende watersystemen, de populatiedynamiek van soorten en de relatie tussen maatregel en effect. De opleiding behandelt de fysische, chemische en biologische kenmerken van de belangrijkste watertypes in Nederland en de relatie tussen groepen van soorten en hun fysisch-chemische milieu. Tal van processen die daar van invloed op zijn, komen tijdens de opleiding uitvoerig aan de orde. De cursist leert in de praktijk hoe een systeem aan de hand van analyseresultaten ecologisch wordt beoordeeld en wat onder een goede en slechte ecologische toestand wordt verstaan. Tenslotte worden ook oplossingen voor ecologische problemen in aquatische systemen en beheersscenario’s behandeld.
Mix van theorie en praktijk “De cursisten hebben zelf heel zelfstandig gebruik moeten maken van de elektronische leeromgeving. Niks geen kant en klaar lesmateriaal op papier meer, maar met behulp van een eigen, door ons beschikbaar gestelde laptop op eigen initiatief het internet afstruinen om aan de benodigde gegevens te komen. Niet voor iedere cursist altijd even makkelijk, maar wel een bewuste keuze van Wateropleidingen om helemaal met zijn tijd mee te gaan. Over het algemeen bood deze werkwijze heel veel nieuwe en verrassende resultaten en mogelijkheden die ook tijdens de eindpresentatie door de cursisten duidelijk tot uitdrukking werden gebracht.”
32
H2O / 14/15 - 2009
De opleiding is een mix van theorie en praktijk, waarbij de nadruk ligt op in de praktijk voorkomende vraagstukken en het daarbij behorend theoretische kader. Drie modules typeren daarbij de opleiding: ecologische principes van watersystemen, watertypen: kenmerken en beoordeling én ecologische problemen: inrichting en beheer. Mario Maessen, senior-adviseur waterkwaliteit bij Grontmij, al jaren docent bij Wateropleidingen en betrokken geweest bij de opzet van de opleiding Aquatische Ecologie, zegt dat aankomende cursisten niet te lichtzinnig aan de opleiding moeten
verenigingsnieuws beginnen. “De opleiding vergt veel zelfstudie en eigen initiatief. Aanvankelijk hadden wij ingezet op universitair niveau, maar dat bleek voor een aantal cursisten te hoog gegrepen. We hebben de doelstelling nu iets bijgesteld naar HBO+-niveau. Maar het blijft pittig en de opleiding heeft een hoog inhoudelijk gehalte. Als ik terugkijk op de eerste ronde, constateer ik met tevredenheid dat wij binnen 16 cursusdagen enorm veel kennis hebben kunnen overbrengen.” Is Maessen naast het doen van veldwerk en het geven van praktische ecologische adviezen vooral ook theoreticus en met name verantwoordelijk voor de eerste module van de opleiding, zijn collega Ronald Buskens is als docent vooral betrokken bij de tweede en derde module, waar hij de cursisten begeleidt bij opdrachten waarmee de opgedane kennis wordt toegepast in casussen. Buskens is helemaal in zijn element wanneer hij de werkgroepjes aan zo’n casus ziet werken en hij zijn eigen kennis en vaardigheden kan overbrengen. Geen wonder, omdat hij oorspronkelijk een lerarenopleiding heeft volbracht maar inmiddels al heel wat jaren bij Royal Haskoning werkt. “De opleiding Aquatische Ecologie sluit helemaal aan op waar ik zelf binnen Haskoning mee bezig ben. Dat, gecombineerd met mijn achtergrond, maakt dat ik mij als een vis in het water voel tussen de cursisten.” Buskens spreekt over zeer gemotiveerde mensen, ondanks de zwaarte van de opleiding. “We hebben tijdens de eerste ronde ook steeds geëvalueerd om zo goed mogelijk aan te sluiten bij de behoefte. Volgens mij is dat goed gelukt. Maar bij een volgende ronde lijkt het mij goed om voor een beter inzicht bij de cursisten toch wat vaker het veld in te gaan. Al was het alleen maar om een nog beter beeld te krijgen van hoe watersystemen als een beek, een ven of een veenplas er in de praktijk daadwerkelijk uitzien, hoe de verbanden liggen.”
De eindpresentaties waren op 13 mei in Utrecht. Drie groepen cursisten hadden elk een bestaand watersysteem nauwkeurig bestudeerd en geanalyseerd en deden aan de hand van computerpresentaties allerlei voorstellen om de waterkwaliteit en ecologie daar te verbeteren. Daaruit kwam naar voren met hoeveel aspecten rekening gehouden moet worden; hoe enkelvoudige ingrepen enorme consequenties voor weer andere onderdelen kunnen hebben en hoe nauw het allemaal luistert en tegen welke barrières vaak wordt aangelopen.
Oordeel cursisten En het oordeel van de cursisten? Ciska Blom (29), sinds vier jaar beleidsmedewerker bij Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden en als biologe gespecialiseerd
in landschapsecologie: “Bij het waterschap ben ik vooral beleids- en procesmatig bezig. Hoewel ik aanvankelijk merkte dat ik al veel dingen wist, is deze opleiding toch een enorme inhoudelijke verdiepingsslag. Vooral de systeembenadering, waaruit blijkt welke invloed de bodem, het omliggende landgebruik en de herkomst van het water hebben op de aquatische ecologie. De toepassing van de theorie in de casussen maakte mij veel duidelijk en dus ook wijzer.” Jeroen Meeuse (35), hydrobiologisch analist bij Waterschap Hunze en Aa’s en met het goed afsluiten van de opleiding gepromoveerd tot waterkwaliteitsadviseur: “Ik ben de opleiding gaan volgen omdat ik naast mijn specialisatie nog te weinig kennis had van de systeemanalyse, kennis met betrekking tot het functioneren van watersystemen als totaal en vooral de combinatie van ecologie en chemische samenstelling van het water. Met de opleiding komen alle aspecten van onderzoek, beleid en systeemanalyse samen en ben ik veel breder inzetbaar geworden. Ook de groepsopdrachten hebben daarbij een grote toegevoegde waarde gehad.” De volgende opleiding Aquatische Ecologie begint op 24 september. Voor informatie en aanmelding kunt u contact opnemen met programmamanager Ingrid Schröders (030) 606 94 17 of opleidingsassistent Jantine de Waal (030) 606 94 09.
H2O / 14/15 - 2009
33
platform
Janneke Klein, Deltares Jasper Griffioen, Deltares Steven Westerman, Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Michel Hensens, Provincie Noord-Holland
Geowetenschappelijke kennis van randvoorwaarden essentieel bij natuurinrichting Ilperveld Gelegen onder de rook van Amsterdam, aan de rand van Landsmeer, ligt het Ilperveld. Het is een bijzonder gebied vanwege het typische veenweidekarakter en de zeldzame flora en fauna. De natuurwaarden staan echter sterk onder druk. Oorzaken hiervan zijn de aanwezigheid van voormalige vuilstorten, de slechte waterkwaliteit en de grote hoeveelheid (vervuilde) bagger in de watergangen. Deze problemen worden integraal aangepakt in het project ‘Ilperveld Integraal’. Een onderdeel van deze aanpak is het herleiden van de geowetenschappelijke randvoorwaarden om de voormalige vuilstorten in het Ilperveld een verhoogde natuurwaarde te geven. Hiertoe is veld- en laboratoriumwerk uitgevoerd en zijn een literatuur- en modelstudie verricht. Hiermee ontstond inzicht in de geomechanica, -hydrologie en -chemie van het Ilperveld en de stoffluxen uit de vuilstorten en de bagger. Dit inzicht is essentieel voor een succesvolle herinrichting van de voormalige vuilstorten in het Ilperveld.
H
et Ilperveld behoort tot de grootste waterrijke veenweidegebieden ten noorden van Amsterdam. Tot ver in de jaren 70 werd vuilstort toegestaan. Destijds was dit praktisch en functioneel, want het vuil compenseerde de voortdurende verzakking van de drassige grond. De eisen ten aanzien van een gezonde leefomgeving zijn echter veranderd. Het Ilperveld is aangemeld als beschermingszone in het kader van de Vogel- en Habitatrichtlijn en de oude vuilstorten moeten vanuit de Wet Bodembescherming verantwoord worden beheerd. Een grote schoonmaak van het Ilperveld werd noodzakelijk en in 2002 besloten de Provincie Noord-Holland, Landschap NoordHolland, het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier en de gemeente Landsmeer tot een integrale aanpak van het Ilperveld. De doelstelling voor het Ilperveld is om de vuilstorten zo goed mogelijk te integreren in het aanwezige landschap, waarbij rekening gehouden wordt met de natuurdoelstelling van het Ilperveld.
vervuilde bagger, het water in de sloten is van slechte kwaliteit en de voormalige vuilstorten hebben een lage natuurwaarde. Om aan de gebiedsdoelstellingen te voldoen, worden de voormalige vuilstorten gesaneerd via een nieuwe methode (zie afbeelding 1).
De vervuilde grond van de voormalige vuilstort wordt eerst afgedekt met een laag vervuilde bagger, daarbovenop komt een kunststof scheidingsdoek en vervolgens komt hier een laag schone bagger op. Op deze manier worden twee vliegen in één klap
Afb. 1: Schematische weergave van de inrichting van de voormalige vuilstorten in het Ilperveld.
Naast de aanwezigheid van voormalige vuilstorten spelen in het Ilperveld nog enkele problemen die tegelijkertijd kunnen worden aangepakt: de watergangen slibben dicht door een overschot aan zowel schone als
H2O / 14/15 - 2009
35
Zicht op één van de baggerdepots in de zomer van 2008.
geslagen: de humane en ecotoxicologische risico’s van de vuilstort worden gereduceerd door de afdekking en de bagger uit de watergangen (vervuild en schoon) wordt op een verantwoorde manier verwerkt. De schone laag met bagger wordt de leeflaag genoemd. Het resultaat is een aantal baggerdepots bovenop de voormalige vuilstorten. In deze studie zijn de geowetenschappelijke condities herleid waarbij het Ilperveld zich verder kan ontwikkelen tot een natuurgebied dat voldoet aan de wensen van alle betrokkenen. Hierbij spelen twee belangrijke vragen: zijn de randvoorwaarden voor natuurontwikkeling wel te combineren met randvoorwaarden voor emissiebeheer vanuit de vuilstorten en op welke manier moeten de baggerdepots dan ingericht worden? Om deze vragen te kunnen beantwoorden, is een aantal factoren onderzocht: •
•
•
•
•
36
de geohydrologie van het Ilperveld en de waterflux naar de sloten en/of naar het eerste watervoerend pakket; het vrijkomen van verontreinigingen uit de opgebrachte bagger; de afbraaksnelheid van de bagger die als leeflaag dient; de fluxen van verontreinigingen vanuit de vuilstorten naar de sloot en het eerste watervoerend pakket en de stofconcentraties die mogelijk in deze compartimenten komen; de eisen aan de inrichting van de baggerdepots en de voor- en nadelen van verschillende inrichtingsvarianten.
H2O / 14/15 - 2009
Geohydrologie Vanaf de 15e eeuw hebben in het Ilperveld op grote schaal ‘wilde’ verveningen plaatsgevonden. Hierdoor is een sterk verbrokkeld landschap ontstaan, bestaande uit veel open water, trekgaten in verschillende stadia van verlanding en niet of gedeeltelijk afgegraven veengedeelten. Dit leidt tot verschillen in doorlatendheid en horizontale stroming. De bodemopbouw bestaat over het algemeen uit een veenlaag van ongeveer vijf meter dik. Hieronder is een kleilaag aanwezig in dikte variërend van minder dan één meter tot meer dan vier meter. Onder de kleilaag bevindt zich een zandlaag. Het Ilperveld is een infiltratiegebied. De grondwaterstand ligt in de zomer beneden het polderpeil en is in de winter ongeveer gelijk aan het polderpeil.
sloten. Doordat de vuilstorten een hogere doorlatendheid hebben ten opzichte van het omliggende veen, treedt enige preferente stroming door de vuilstorten op. De belangrijkste conclusie uit de geohydrologische modellering is dat belasting van het oppervlaktewatersysteem door verontreinigde stoffen vanuit de bodem via het grondwatersysteem niet of nauwelijks optreedt. Het effect van een baggerlaag boven op de vuilstorten is gering zolang het neerslagoverschot vrij kan infiltreren. Als de infiltratiecapaciteit onvoldoende is, kan wel oppervlakkige afstroming over de bagger optreden. Dit is een aandachtspunt bij de inrichting van de voormalige vuilstorten.
Waterfluxen vanuit vuilstorten
Milieugeochemische processen in opgebrachte bagger
Om de grondwaterstromingen door de vuilstort, en met name de fluxen vanuit de vuilstorten naar de sloten, te kwantificeren is een geohydrologische modellering uitgevoerd. Hiertoe is een tweedimensionaal model opgesteld. Hierin is de seizoensafhankelijkheid van neerslag en evapotranspiratie meegenomen. Met het model is een uitgebreide gevoeligheidsanalyse gedaan op verschillende doorlatendheden. Uit de modellering blijkt dat voor de representatief geachte situatie voornamelijk sprake is van stroming vanaf maaiveld en vanuit de sloten naar het eerste watervoerende pakket: de infiltratieflux naar dit pakket is circa 1,2 millimeter per dag. In de winter is er enige stroming vanuit de percelen, deels door de vuilstorten, naar de
De belangrijkste vragen die middels milieugeochemisch onderzoek beantwoord dienen te worden zijn: zal uit de opgebrachte bagger mobilisatie van potentiële probleemstoffen, zoals zware metalen, optreden én hoe snel mineraliseert de opgebrachte bagger? Om deze vragen te beantwoorden, zijn monsters van de in depot geplaatste bagger en van de (ondiepe) deklaag onderzocht. Bagger van verschillende ouderdom bleek chemisch grotendeels hetzelfde te zijn. Dit betekent dat het makkelijk afbreekbare organisch materiaal reeds verdwenen is als de bagger nog als waterbodem in het watersysteem ligt en niet plaatsvindt na het baggeren. In de baggermonsters zijn, ten opzichte van de gemiddelde samenstelling van veen in Nederland1), verhoogde
platform
Afb. 2: Berekend en gemeten zettingsverloop bij één van de baggerdepots met een extrapolatie over ruim twaalf jaar met een aanvulling van de baggerlaag na zes jaar. De resultaten van het model met parameterset 1 en 2 omsluiten de veldwaarnemingen.
gehalten aan koper, lood, arseen, selenium, zink, cadmium, magnesium, mangaan en zwavel waargenomen. Uit experimenten2) met de baggermonsters blijkt pyrietoxidatie de dominante redoxreactie te zijn. Hierbij kunnen zware metalen vrijkomen uit de sulfides. De zware metalen worden bij een nabij-neutrale pH weer gereadsorbeerd aan het sorptiecomplex van klei, oxides en humus- en fulvozuren. Als de pH echter te laag wordt, neemt de sorptiecapaciteit af. Om mobilisatie van zware metalen te voorkomen, is aanbevolen de baggerdepots te bekalken om te zorgen dat de pH niet te sterk daalt.
chemische oxidatie gebeurt maar langzaam. Dit komt doordat de bagger veel veen bevat (50 tot 60 procent drooggewicht organische stof ), dat veel water kan vasthouden en dat relatief moeilijk afbreekbaar is. Voor de inrichting van het Ilperveld is de wens van de provincie en Landschap Noord-Holland om zo min mogelijk, bijvoorbeeld één keer in de zes jaar, opnieuw bagger te moeten storten. Hierbij moet wel rekening worden gehouden met het feit dat een leeflaag van minimaal 50 cm gehandhaafd dient te worden. Uit het geomechanisch onderzoek blijkt dat dit mogelijk is (zie afbeelding 2).
Uit het experiment blijkt ook dat het eerste stadium van baggeroxidatie niet wordt gevormd door mineralisatie van organisch materiaal. Dit is dusdanig resistent dat snelle oxidatie niet optreedt, ook al is zuurstof aanwezig. Uit de resultaten volgt de conclusie dat het ontwateren van de bagger het belangrijkste proces van rijping in de eerste maanden is. Dit wordt veroorzaakt door de hoge vochtgehaltes in de bagger (75 tot 90 procent), samen met het inerte karakter van het organisch materiaal. Mineralisatie kan wel optreden, maar is een proces dat zich op de termijn van jaren uitstrekt en niet wezenlijk binnen enkele maanden optreedt.
Stoffluxen en belasting watersysteem
Bodemdaling door geomechanische processen In en onder het baggerdepot vindt, nadat de bagger gestort is, rijping plaats. Inzicht in de snelheid van de rijping is nodig om te bepalen hoeveel bagger moet worden opgebracht om de leeflaag voldoende dik te laten zijn. Om inzicht te verkrijgen in de bodemdaling door rijping, zijn zowel in het veld als in het laboratorium metingen gedaan. Deze metingen laten zien dat de bodemdaling een functie is van het grondwaterniveau. Berekend is dat bij een stortlaag van één meter dikte 90 procent van de consolidatie binnen een jaar plaatsvindt. De totale consolidatie van de bagger in het Ilperveld gaat relatief langzaam: de klink en krimp heeft plaats in een jaar en de
Diffuse stoffluxen zijn afgeleid door gegevens over de algemene verontreinigingssituatie in de vuilstorten te combineren met gegevens uit de geohydrologische modellering. Hieruit blijkt dat nauwelijks belasting vanuit de vuilstorten naar de sloten plaatsvindt. Wel worden verontreinigingen vanuit de vuilstorten naar het eerste watervoerend pakket getransporteerd. Voor een aantal stoffen is een maximale concentratie berekend die vanuit de vuilstorten in het eerste watervoerend pakket zou kunnen komen. Zware metalen, monoaromaten, naftaleen en minerale olie zouden in concentraties ruim boven de streefwaarden in het eerste watervoerend pakket kunnen komen. Waarschijnlijk zullen de zware metalen dit pakket echter niet bereiken, omdat de geochemische condities voor vastlegging van zware metalen, door bijvoorbeeld ijzersulfiden, gunstig zijn in de deklaag. Voor de aromaten, naftaleen en minerale olie zal op termijn waarschijnlijk wel sprake zijn van een diffuse belasting van het eerste watervoerend pakket vanuit de vuilstorten in het Ilperveld. De condities voor natuurlijke afbraak in de deklaag zijn namelijk niet gunstig. Retardatie door adsorptie aan organisch materiaal vertraagt de transportsnelheid van aromaten, naftaleen en minerale olie.
Conclusie Bij de keuze voor een inrichtingsvariant van de vuilstorten in het Ilperveld is een brede
afweging gemaakt. Het verkregen inzicht in de geohydrologie, de milieugeochemie, het gedrag van bagger en de verontreiniging hieruit is hierbij een belangrijke steunpilaar. Op basis hiervan zijn concrete adviezen voor de inrichting geformuleerd: • De beworteling en actieve bodemfauna mogen de schone en vuile bagger niet mengen; • Verzuring moet voorkomen worden, omdat een zuur milieu de beschikbaarheid van verschillende zware metalen vergroot; • Een hoge grondwaterstand moet aangehouden worden om de bodem zuurstofarm te houden en hiermee bodemdaling te beperken; • De leeflaag mag niet aangetast worden door scheurvorming, diepe bewerking of groei van bomen die met hun kluit en al kunnen omwaaien; én • Wanneer de dikte van de leeflaag door consolidatie te klein is geworden, dient nieuwe bagger opgebracht te worden. Zeven mogelijke inrichtingsvarianten zijn beschouwd: • permanent open water • periodiek droogvallend water • een helofytenmoeras • nat struweel • (moeras)bos • veenmosrijk nat schraalland • weidevogelgrasland Een afweging is gemaakt aan de hand van de waarde van het natuurdoeltype binnen het Ilperveld, de waterbehoefte en haalbaarheid van het waterregime, de zuurgraad, de ‘integriteit’ van de leeflaag én natuurbeheer en medegebruik. Als alle eisen voor de sanering, de natuurdoelstellingen van het Ilperveld en de praktische en economische aspecten in acht worden genomen, komt een inrichting van de voormalige vuilstorten als weidevogelgrasland duidelijk als voorkeursvariant naar voren. De combinatie van natuurwaarde voor weidevogels met mogelijk kostendekkend beheer en draagvlak bij de lokale bevolking maken dit de voorkeursvariant.
Vervolg Weidevogelgrasland zal nu als inrichtingsvariant verder uitgewerkt worden. Momenteel is de Provincie Noord-Holland bezig met een proefproject met een inrichting als weidevogelgrasland. Hieruit zullen aanvullende voor- en nadelen en aandachtspunten naar voren komen, waarmee uiteindelijk voor een definitieve inrichting gekozen kan worden waarbij de voormalige vuilstorten als ‘nieuwe natuur’ in de rest van het Ilperveld geïntegreerd zijn zonder ecologische risico’s. LITERATUUR 1) Van der Veer G. (2006). Geochemical soil survey of the Netherlands. Atlas of major and trace elements in topsoil and parental material: assessment of natural and anthropogenic enrichment factors. Proefschrift Universiteit Utrecht. 2) Hartog N., J. Griffioen en C. van der Weijden (2002). Distribution and reactivity of O2-reducing components in sediments from a layered aquifer. Environmental Science & Technology 36, pag. 2338-2344.
H2O / 14/15 - 2009
37
Marlies Zantvoort, HydroLogic Wouter Egas, Provincie Utrecht Jan Leijen, Waternet Claudia van Ackooij, Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden
Grote potentie voor overstromingsgevolgbeperking in dijkring 44 Dijken beschermen Nederland goed tegen overstromingen. Waar de kans op een overstroming te groot is, wordt de veiligheid verbeterd, vooral door het versterken van de waterkeringen. Hierbij wordt echter weinig aandacht geschonken aan fysieke maatregelen die de negatieve gevolgen van een onverhoopte dijkdoorbraak kunnen beperken. Recent onderzoek naar de potentie van deze maatregelen laat zien dat in dijkring 44 een schadereductie van 70 procent mogelijk is. Afb. 1: Dijkring 44.
D
e kans dat dijkring 44 (zie kaart) overstroomt doordat een kering van de Nederrijn/Lek doorbreekt, is klein. Als het gebeurt, zijn de gevolgen echter enorm. Naast mogelijke slachtoffers treedt een schade op die geraamd wordt tussen de tien en 20 miljard euro1). Onder andere grote delen van de stad Utrecht en veel vitale infrastructuur komen na een doorbraak onder water te staan. Vanwege deze catastrofale gevolgen heeft de Provincie Utrecht opdracht gegeven aan HydroLogic een quick scan uit te voeren van kansrijke maatregelen die de gevolgen van een overstroming in dijkring 44 kunnen beperken. Naast de Provincie Utrecht maakten de hoogheemraadschappen De Stichtse Rijnlanden en Amstel, Gooi en Vecht deel uit van de projectgroep. Ook organisaties als Rijkswaterstaat en de Veiligheidsregio Utrecht waren erbij betrokken. Een belangrijk aspect van dijkring 44 vormt het Amsterdam-Rijnkanaal, dat als een soort slagader van zuid naar noord loopt langs de westgrens van de dijkring. Bij een doorbraak vanuit de Nederrijn/Lek stroomt het water deels dit kanaal in, waarna het naar de Noordzee afvloeit via het Noordzeekanaal. Als gevolg van de hoge waterstanden die hierdoor in het Amsterdam-Rijnkanaal ontstaan, treden ook inundaties op ten westen van dit kanaal in dijkring 14 en 15. Dijkring 44 omvat een grote verscheidenheid aan functies en kenmerken. Om kansrijke fysieke maatregelen te onderzoeken, is
38
H2O / 14/15 - 2009
platform doorbraaklocatie: hoogwatersituatie: instroomvolume: maximaal instroomdebiet: gemiddelde afvoer naar Noordzee: overstroomd oppervlak: schade:
Afb. 2: De afvoer naar het buitenwater neemt door het vergroten van de afvoer sterk toe in vergelijking met de huidige situatie.
gebruik gemaakt van de gebiedsgerichte veiligheidsaanpak2). Deze houdt rekening met de ruimtelijke kenmerken van een gebied om de maatregelen voor waterveiligheid op een zo effectief mogelijke manier in te passen.
Van brainstorm naar maatregelpakketten Bij aanvang van de quick scan is tijdens een brainstormsessie een groot aantal maatregelen geformuleerde. Vervolgens zijn deze maatregelen kwalitatief geanalyseerd op basis van systeem- en gebiedskenmerken en het huidige overstromingspatroon. Een groot deel kon als weinig kansrijk worden beschouwd. Een aantal heeft niet het gewenste effect; een ander deel is technisch of financieel (vooralsnog) niet haalbaar. De kansrijke maatregelen zijn met het Randstadmodel3) gesimuleerd om de effecten op de overstromingsschade inzichtelijk te maken. Het Randstadmodel is een bestaand 1D/2D-model van dijkring 14, 15 en 44. Alle primaire wateren en boezemsystemen zijn hierin ééndimensionaal gemodelleerd. Het hoogtemodel is een gecorrigeerd grid van 100 bij 100 meter, gebaseerd op het Actueel
Hoogtebestand Nederland. Het belang van de kwaliteit van het 2D-model bleek bij de modellering van de maatregelen4). Om meer nauwkeurige overstromingspatronen te krijgen, was het nodig om de waterkering langs het Amsterdam-Rijnkanaal verbeterd in het model op te nemen. Om de effectiviteit van de maatregelen te kunnen vergelijken, is in alle simulaties uitgegaan van een doorbraak bij Wijk bij Duurstede (zie kader). De gevolgen van een doorbraak zijn afhankelijk van de locatie. Bij Wijk bij Duurstede kan de potentie van maatregelen goed worden bepaald. Het resultaat van de modelberekeningen is in het hoogwaterinformatiesysteem SSM1) ingevoerd om de schade te kunnen bepalen. Slachtoffers zijn grotendeels buiten beschouwing gelaten, omdat wordt uitgegaan van preventieve evacuatie bij een overstroming. Bij het kiezen van de maatregelen is in eerste instantie de nadruk gelegd op haalbare maatregelen die op korte termijn kunnen worden ingezet. Dit zijn maatregelen die bij voorkeur geen grote investeringen vragen
Wijk bij Duurstede Rijnafvoer van 1/2000 jaar 1 miljard m3 1.500 m3/s 400 m3/s 600 miljoen m2 11 miljard euro
door gebruik te maken van het bestaande systeem. De kansrijke maatregelen uit deze categorie vormen samen een maatregelpakket voor de huidige situatie. Naast deze maatregelen voor de korte termijn is ook gekeken naar een toekomstig maatregelpakket: een aantal meer ingrijpende maatregelen waarmee de ruimtelijk kenmerken van de dijkring in de toekomst goed kunnen worden benut om de overstromingsgevolgen te beperken.
Gebruikmaken van de huidige mogelijkheden Een zeer effectieve maatregel om de gevolgen van een overstroming te beperken is het snel afvoeren van zoveel mogelijk water. Dijkring 44 biedt hiervoor grote mogelijkheden door de aanwezigheid van het AmsterdamRijnkanaal en het Noordzeekanaal dat verbonden is met de Noordzee en het Markermeer. In de huidige situatie stroomt een deel van het ingestroomde debiet al via het Amsterdam-Rijnkanaal en Noordzeekanaal naar de Noordzee. Door het sluizencomplex bij IJmuiden optimaal te gebruiken en de sluizen langs het Markermeer in te zetten, kan deze afvoer aanzienlijk worden vergroot. In afbeelding 2 is de totale afvoer getoond voor de huidige situatie en de situatie waarin de afvoer is vergroot. De afvoer is minder afhankelijk van het getij, waardoor de gemiddelde afvoer met bijna 50 procent toeneemt van 10.000 naar 15.000 kubieke meter per dag. Bij grotere debieten dan 15.000 kubieke meter per dag wordt de hydraulische capaciteit van het Amsterdam-Rijnkanaal een beperkende factor.
Afb. 3: Het overstromingspatroon in de huidige situatie (links), met het maatregelenpakket voor de korte termijn (midden) en de toekomst (rechts). In iedere figuur is de schadereductie als gevolg van de maatregelen gegeven.
H2O / 14/15 - 2009
39
Een tweede maatregel die op de korte termijn kan worden toegepast, is het afsluiten van de met het AmsterdamRijnkanaal verbonden watergangen ten westen van dijkring 44. Deze watergangen stromen vol als gevolg van de grote hoeveelheid water die door het AmsterdamRijnkanaal stroomt, maar kunnen deze hoeveelheid water vervolgens niet verwerken vanwege beperkende dimensies. Dit resulteert in inundaties langs de boezemwateren die eenvoudig kunnen worden voorkomen door de watergangen af te sluiten. Deze twee maatregelen samen, vergroten van de afvoer van het AmsterdamRijnkanaal en het afsluiten van de regionale watergangen ten westen van dit kanaal, kunnen op korte termijn worden uitgevoerd. Het overstroomde oppervlak vermindert hierdoor sterk (zie afbeelding 3) en de schade daalt met 20 procent tot negen miljard euro.
Gebruikmaken van ontwikkelingen in de toekomst Op de langere termijn zijn er veel mogelijkheden om de gevolgen van een overstroming te beperken. Een voorbeeld hiervan is het sturen van water door middel van de ruimtelijke ordening, zoals het beschermen van stedelijk gebied door een verhoogde weg. Een ander voorbeeld is het aanleggen van een bergingsgebied. In regionale systemen zijn dit vaak kansrijke schadereducerende maatregelen. Bij een doorbraak van de primaire kering is de hoeveelheid water die moet worden gestuurd of geborgen, vele malen groter. Dit maakt deze maatregelen minder eenvoudig uitvoerbaar en inpasbaar. Een mogelijkheid die in de quick scan is onderzocht, is berging in minder kwetsbaar gebied. In dijkring 44 is hiervoor geen ruimte; in de naastgelegen dijkringen wel. Het gebied in dijkring 14 direct langs het Amsterdam-Rijnkanaal (locatie A in afbeelding 1) is economisch minder waardevol en minder dicht bevolkt dan de stad Utrecht, die door het tijdelijk bergen van water in dijkring 14 wellicht (langer) droog zou blijven. Direct ten westen van het Amsterdam-Rijnkanaal lopen echter parallel aan het kanaal een autosnelweg, een spoorbaan en een regionale kering die het water tegenhouden als het dijkring 14 in probeert te stromen. Het gevolg is dat het debiet dat naar dijkring 14 stroomt, zeer beperkt blijft en de inundatie van dijkring 44 nauwelijks afneemt. Dat maatwerk van groot belang is, blijkt uit deze in eerste instantie kansrijk ogende maatregel die door de ruimtelijke kenmerken van het gebied niet bleek te werken. Er zijn altijd mogelijkheden voor fysieke maatregelen, maar dit vereist creativiteit, Standaardoplossingen volstaan veelal niet. Voor dijkring 44 zijn drie maatregelen gedefinieerd die, gebruikmakend van de ruimtelijke kenmerken, de gevolgen van een overstroming in de toekomst sterk kunnen verminderen. De meest effectieve maatregel is het vergroten van de capaciteit van het
40
H2O / 14/15 - 2009
Amsterdam-Rijnkanaal door een combinatie van het verdiepen van het kanaal, het verhogen van de keringen en het verwijderen van het sluiseiland in het kanaal bij Zeeburg/Nieuwe Diep. De afvoer door het Amsterdam Rijnkanaal bij een doorbraak van de Nederrijn/Lek wordt hiermee vergroot naar 18.000 kubieke meter per dag, waardoor het overstroomde oppervlak nog verder afneemt. De tweede maatregel is het compartimenteren van het gebied met de A12 en A27 rond de doorbraak (zie afbeelding 1). Hierdoor wordt de overstroming zo lang mogelijk vastgehouden in het gebied dat hoe dan ook overstroomt. Ook hierdoor neemt het overstroomde oppervlak af. Daarnaast duurt het meer dan een dag langer voor het water de stad Utrecht bereikt, waardoor meer tijd beschikbaar is om mensen te evacueren. De laatste maatregel is de berging van water in het economisch minder waardevolle gebied ten westen van Nieuwegein via een corridor tussen de A12 en Nieuwegein. Ze zorgt voor een aftopping van de afvoergolf in het Amsterdam-Rijnkanaal. Deze drie maatregelen samen vormen een toekomstige variant waarbij het fysieke systeem zo is ingericht dat expliciet rekening wordt gehouden met overstromingen. Dit scenario reduceert de schade tot 3,4 miljard euro: een vermindering van 70 procent in vergelijking met de huidige situatie (zie afbeelding 3). Niet alleen de economische gevolgen worden beperkt; de maatregelen dragen ook bij aan het creëren van meer tijd om mensen te kunnen evacueren. Daarnaast kan het aantal getroffen huishoudens en de geïnundeerde vitale infrastructuur sterk worden gereduceerd, wat zorgt voor een geringere maatschappelijke impact. En mochten niet alle mensen zijn geëvacueerd, dan leidt dit scenario toch tot (aanzienlijk) minder slachtoffers. De maatregelen in het toekomstige pakket zijn over het algemeen niet eenvoudig te implementeren. Voor het verdiepen van het Amsterdam-Rijnkanaal is het bijvoorbeeld de vraag of dit technisch kan in verband met de stabiliteit van de damwanden. Deze maatregelen zijn daarom ook voor de lange termijn uitgedacht en geven een denkrichting aan. Een grote kans voor de waterveiligheid op de lange termijn is namelijk het meeliften met toekomstige (RO-)ontwikkelingen. Er zijn bijvoorbeeld plannen om de damwanden van het Amsterdam-Rijnkanaal te vervangen en de keringen deels te verbeteren. Voor het vergroten van de hydraulische capaciteit van het Amsterdam-Rijnkanaal kan hierbij worden aangesloten. Hierdoor kunnen de kosten dalen en de overlast verminderen. Het is van belang om bij ontwikkelingen in de ruimtelijke ordening te toetsen of het overstromingsrisico niet substantieel toeneemt door de ingreep en anders deze toename te compenseren. Vanuit waterveiligheidsoogpunt zou het wenselijk zijn als bij iedere (ruimtelijke) ontwikkeling wordt stilgestaan bij de vraag: hoe kan de ontwik-
keling bijdragen aan de vermindering van het overstromingsrisico? Met een kleine aanpassing van een ruimtelijk plan kan een grote slag worden geslagen voor de beperking van de overstromingsgevolgen.
Conclusie De belangrijkste conclusie is dat fysieke gevolgbeperkende maatregelen een bovenverwachting grote schadereductie kunnen realiseren. Vanwege de grote hoeveelheid water die een dijkring binnenstroomt, is het niet eenvoudig om fysieke maatregelen te ontwerpen die een voldoende grote impact hebben én haalbaar zijn. Toch zijn verschillende typen maatregelen globaal uitgewerkt die de overstromingschade met 20 tot 70 procent kunnen reduceren. Daarnaast was de quick scan nuttig om maatregelen te toetsen die in eerste instantie kansrijk lijken, maar in dijkring 44 geen (realistische) bijdrage kunnen leveren aan het beperken van de overstromingsgevolgen. Van essentieel belang bij het ontwerpen van gevolgbeperkende maatregelen zijn de ruimtelijke kenmerken van een gebied. In dijkring 44 is het Amsterdam-Rijnkanaal een gebiedspecifiek element met grote mogelijkheden voor gevolgbeperking. De aanwezige spoor-, auto- en waterwegen parallel aan het Amsterdam-Rijnkanaal maken het bergen van water in dijkring 14 juist een minder interessante maatregel. Door in de toekomst mee te koppelen met geplande ruimtelijke ontwikkelingen vanuit het oogpunt van waterveiligheid, kan de ruimtelijke ordening op termijn zo worden ingevuld dat het een bijdrage levert aan het beperken van overstromingsgevolgen. Met de quick scan zijn de kansen van gevolgbeperking in een kort tijdsbestek inzichtelijk gemaakt voor dijkring 44. De maatregelen die kansrijk zijn, zijn net als de ruimtelijke kenmerken voor iedere dijkring anders. Deze creatieve, gebiedsgerichte aanpak resulteert in voor de handliggende én verrassende fysieke maatregelen die de gevolgen van een overstroming sterk kunnen reduceren. LITERATUUR 1) Groot Zwaaftink M. en M. Dijkman (2007). HIS-Schade en Slachtoffers Module versie 2.4, gebruikershandleiding. Geodan. 2) Spijker M., J. Zeeberg, J. de Graaf en J. Stoop (2009). Gebiedsgerichte aanpak noodzakelijk voor waterveiligheid. H2O nr. 4, pag. 33-36. 3) HKV Lijn in water (2007). Overstromingsberekeningen voor rampenbestrijdingsplannen dijkringgebieden 14, 15 en 44. Provincies Utrecht, Noord-Holland en Zuid-Holland. 4) Zantvoort M., F. van Kruiningen, N. ten Heggeler en M. Spijker (2008). 2D-modelleren waardevol voor regionaal waterbeheer. H2O nr. 13, pag. 41-44.
platform
Myra van der Meulen, Universiteit van Amsterdam José Vos, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu Wilko Verweij, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu Michiel Kraak, Universiteit van Amsterdam
Effecten van exotische rivierkreeften op de KRW-maatlatscores Exoten of niet-inheemse soorten komen in toenemende mate in Nederland voor. Een klein aantal van deze organismen kan invasief worden en economische of ecologische schade aanrichten. Het RIVM onderzocht door middel van literatuuronderzoek, expertconsultatie en het doen van berekeningen de invloed van exotische rivierkreeften op de scores van de KRW-maatlatten. De aanwezigheid van rivierkreeften blijkt in vrijwel alle doorgerekende fictieve scenario’s te leiden tot een substantiële afname van de maatlatscores. Exoten kunnen de KRW-score dus op een indirecte manier sterk beïnvloeden, terwijl ze niet in de maatlatten zijn opgenomen. De indirecte effecten van exoten zouden ook daadwerkelijk in het veld aan de orde kunnen zijn. Een gerichte diagnose voor deze groep organismen ontbreekt echter vooralsnog. er momenteel nog over, op het landgoed Warnsborn bij Arnhem. Er is wel onderzoek verricht naar de mogelijkheid tot herintroductie van A. astacus1), maar over het algemeen wordt de succeskans daarvan laag geschat2). De zeven soorten rivierkreeften die in de rest van Nederland worden waargenomen, zijn exoten. Deze zijn allemaal afkomstig uit de Verenigde Staten, behalve Astacus leptodactylus, die uit Oost-Europa komt. Enkele van deze soorten zijn bewust geïntroduceerd in Europa. Andere zijn aquariumsoorten die waarschijnlijk door particulieren zijn uitgezet. De meest voorkomende soort is de gevlekte rivierkreeft (Orconectus limosus). Een andere soort die in toenemende mate voorkomt, is de rode Amerikaanse rivierkreeft (Procambarus clarkii).
De rode Amerikaanse rivierkreeft (Procambarus clarkii ) (foto: Bram Koese, EIS Nederland).
U
itheemse soorten komen door de toenemende globalisering steeds vaker in Nederland terecht. Een aantal van deze exoten is in staat om zich in het Nederlandse milieu te handhaven. Enkele van deze soorten, de zogeheten invasieve exoten, kunnen economische of ecologische schade veroorzaken.
Rivierkreeften Exotische rivierkreeften worden in Nederland steeds vaker waargenomen. Oorspronkelijk kwam hier alleen de Europese rivierkreeft (Astacus astacus) voor. Deze soort is echter vrijwel verdwenen, onder andere door habitatverstoring en een schimmelinfectie. Eén populatie inheemse rivierkreeften is
In de Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn ecologische doelen gesteld voor de kwaliteit van oppervlaktewater. Alle wateren in Nederland moeten in 2015 aan deze ecologische doelen voldoen. Omdat exoten in toenemende mate een rol spelen in Nederlandse ecosystemen, is het mogelijk dat hun aanwezigheid het behalen van deze doelen in het geding brengt. Daarom is in dit project door middel van een literatuurstudie, de raadpleging van deskundigen en het doen van berekeningen aan de hand van de
H2O / 14/15 - 2009
41
KRW-maatlatten, onderzocht of exotische rivierkreeften daadwerkelijk een risico zijn voor het halen van de KRW-doelen.
Ecologische kwaliteitsratio De KRW-maatlatten worden in Nederland gebruikt om de ecologische waterkwaliteit te toetsen. Deze waterkwaliteit wordt per watertype bepaald aan de hand van maximaal vier kwaliteitselementen: macrofauna, macrofyten, fytoplankton en vissen3). De score op de maatlatten is gebaseerd op de aanwezigheid en abundantie van de waargenomen plant- en diersoorten. Exoten zijn niet of nauwelijks in deze maatlatten opgenomen. Met behulp van de maatlatten wordt voor elk kwaliteitselement de ecologische status berekend, uitgedrukt in een waarde tussen 0 en 1: de ecologische kwaliteitsratio (EKR). De eindscore van het gehele waterlichaam krijgt uiteindelijk de waarde van het kwaliteitselement met de laagste score. Deze waarde moet minimaal 0,6 zijn om aan de richtlijn te voldoen. Voor dit onderzoek zijn de riviertypes R5 (langzaam stromende middenloop/benedenloop op zand) en R7 (langzaam stromende rivier/nevengeul op zand/klei) onderzocht. Fytoplankton is niet in het onderzoek betrokken, omdat de KRW dat niet vraagt. Dit kwaliteitselement komt namelijk niet of nauwelijks voor in de geselecteerde watertypes.
Om de effecten van rivierkreeften op andere organismen door te rekenen, zijn - op grond van literatuuronderzoek - de volgende aannames gedaan: • Rivierkreeften zijn generalistische eters en zullen dus de abundantie van alle aanwezige soorten beinvloeden. Ook verdwijnt in enkele scenario’s een deel van de aanwezige soorten; • Rivierkreeften lijken vooral submerse vegetatie te consumeren. Het aantal submerse waterplanten neemt dan af. Voor watertype R5 blijft hier bijvoorbeeld één submerse soort over waarbij de abundantie van submerse vegetatie afneemt van 45 naar 4 procent; • Rivierkreeften consumeren macrofauna. Drie scenario’s zijn onderzocht, omdat in de macrofauna-maatlat drie groepen worden onderscheiden: kenmerkende, dominant-positieve en dominant-negatieve soorten. In deze scenario’s wordt het aantal soorten en de abundantie van een specifieke groep beinvloed; • Rivierkreeften consumeren larven en eitjes. Alle groepen vissen worden beïnvloed in abundantie. Het aandeel rheofiele soorten neemt bijvoorbeeld in watertype R5 af van 65 naar 30 procent. Ook wordt aangenomen dat in watertype R7 het aantal limnofiele (plantminnende) soorten afneemt van 6 naar 1. Hoe deze aannames zijn omgezet in getallen, is weergegeven in het afstudeerverslag van Myra van der Meulen5).
De KRW-maatlatten gelden in principe voor natuurlijke wateren. In Nederland is 90 tot 95 procent van het oppervlaktewater echter aangewezen als niet-natuurlijk water. Toch is er binnen dit onderzoek voor gekozen om te werken met de maatlatten voor natuurlijke wateren, omdat de maatlatten voor nietnatuurlijke wateren per waterkwaliteitsbeheerder zijn aangepast.
Bovendien maken rivierkreeften holen in de oevers. Door deze graafactiviteit kunnen ze het doorzicht van het water beïnvloeden, waardoor de aanwezige waterplanten zouden kunnen afsterven of in aantal afnemen. De effecten van rivierkreeften op waterplanten kunnen de macrofaunapopulatie beïnvloeden, omdat sommige macrofaunasoorten gebruik maken van waterplanten, onder andere voor het afzetten van ei-pakketten. Deze afname in waterplanten en macrofauna kan daardoor indirect ook effect hebben op de vispopulatie.
Aanpak
Berekeningen
Om de effecten van de exotische rivierkreeften op de doelen van de KRW in het veld te kunnen bepalen, zou er idealiter een vergelijking moeten worden gemaakt tussen de ecologische kwalititeitsratio’s, gebaseerd op soortensamenstelling van water zonder en met rivierkreeften. Rivierkreeften worden echter vaak niet gevangen bij de gestandaardiseerde monitoring ten behoeve van de KRW-beoordeling, omdat de monstermethoden daarvoor niet ontworpen zijn. Dientengevolge ontbreken exotische rivierkreeften in de datasets. Als alternatief zijn daarom theoretische effecten op de ecologische kwaliteitsratio onderzocht door fictieve data door te rekenen met de KRW-maatlatten. De bestudeerde scenario’s zijn gebaseerd op resultaten van een literatuurstudie4) en de expertise van verschillende geconsulteerde partijen. Deze informatie is samengebracht in het afstudeerverslag van Van der Meulen5).
De resultaten van de berekeningen met de deelmaatlatten en de aannames zijn weergegeven in de tabellen 1 en 2. Over het algemeen dalen de ecologische kwaliteitsratio’s van de verschillende deelmaatlatten door de aanwezigheid van rivierkreeften op basis van deze fictieve berekeningen (zie tabel 1). Het enige hypothetisch positieve effect van rivierkreeften wordt berekend als aangenomen wordt dat vooral dominant negatieve soorten door rivierkreeften worden geconsumeerd (scenario 3 voor effecten op macrofauna). Dominant negatieve soorten zijn onder andere slakken,
Uit de literatuurstudie en gesprekken met deskundigen blijkt dat rivierkreeften aanzienlijke invloed kunnen hebben op hun omgeving. Het zijn generalisten die algen, waterplanten, macrofauna, vissenlarven en visseneitjes eten. Hierdoor hebben ze invloed op meerdere kwaliteitselementen.
42
Twee watertypen zijn onderzocht: R5 en R7 met behulp van de natuurlijke maatlatten voor rivieren. Daarbij zijn twee situaties beschreven voor elke deelmaatlat en de verschillende watertypen: zonder rivierkreeften (waarbij de EKR tussen de 0.6 en 0.8 ligt ofwel het GET) en met rivierkreeften. Hierbij is aangenomen dat in Nederland geen sprake is van directe interactie tussen de inheemse en exotische soorten, omdat de inheemse rivierkreeft nog slechts op één locatie voorkomt.
H2O / 14/15 - 2009
Fuiken (foto: A. Blokland).
die inderdaad door rivierkreeften geconsumeerd worden. De eindscore van het waterlichaam wordt bepaald door de waarde van de laagst scorende deelmaatlat. De effecten van rivierkreeften op de deelmaatlat van macrofyten bepalen door dit principe in de meeste gevallen de eindscore (zie tabel 2).
Monitoring De berekeningen die in dit onderzoek gedaan zijn, geven een overzicht van wat er in min of meer extreme gevallen in theorie zou kunnen gebeuren. Of dergelijke effecten in het veld ook verwacht kunnen worden, blijkt moeilijk in te schatten. Dit komt met name door een gebrek aan datasets waarin rivierkreeften worden gerapporteerd. Er zijn vooral waarnemingen vastgelegd die niet verder tot dichtheden gespecificeerd zijn. De conclusie luidt dat exotische rivierkreeften algemener voorkomen dan de standaardmonitoring doet vermoeden, dat ze effect hebben op de ecologische kwaliteitsratio’s, maar dat deze invloed veelal buiten de monitoring van de waterbeheerder valt.
Maatregelen tegen exotische rivierkreeften Het is nog te vroeg om te kunnen vaststellen
platform of exotische rivierkreeften in het veld dusdanige effecten hebben dat de doelen van de KRW niet gehaald kunnen worden. Mochten er maatregelen genomen moeten worden tegen de aanwezigheid van exotische rivierkreeften, dan zou praktisch gezien een combinatie van het wegvangen van de adulte kreeften met fuiken en het uitzetten van roofvissen die prederen op de juveniele individuen, een mogelijkheid zijn6). Wat wettelijk is toegestaan op dit vlak, is momenteel nog niet duidelijk, maar heeft de aandacht van verschillende partijen.
richtlijn Water7). In dit project worden de effecten van rivierkreeften in het oppervlaktewater van Nederland bestudeerd en worden maatregelen getest om exotische rivierkreeften te verwijderen. Het onderzoek naar rivierkreeften, en naar invasieve exoten in het algemeen, heeft nog niet geleid tot een beleids- of beheersplan voor de Nederlandse waterschappen. De consultatieronde binnen het onderliggende afstudeeronderzoek leerde dat onder waterschappen behoefte bestaat aan een nationaal beleidskader voor de aanpak van exoten.
KRW-innovatieproject
Exotenbeleid
Enkele waterschappen, in samenwerking met een aantal andere organisaties, zijn een onderzoek begonnen naar rivierkreeften binnen het Innovatieprogramma Kader-
Rivierkreeften zijn slechts één groep exoten die in ons land aanwezig is en die problemen kunnen veroorzaken. Exoten zijn echter niet altijd invasief en hun aanwezigheid
Tabel 1: Overzicht van de EKR-scores gebaseerd op fictieve berekeningen voor de verschillende kwaliteitselementen, watertypes en scenario’s. De kleurencodes komen overeen met de kleurcodering van Van der Molen & Pot3), waarbij de EKR 0-0.2 = rood, 0.2-0.4 = oranje, 0.4-0.6 =geel, 0.6-0.8=groen (GET) en 0.8-1.0=blauw (ZGET).
kwaliteitselement
watertype
EKR in afwezigheid van rivierkreeften
scenario
macrofyten
R5 R7
-
vissen
R5 R7
-
macrofauna
R5
1: afname in kenmerkende soorten 2: afname in dominant positieve soorten 3: afname in dominant negatieve soorten 1: afname in kenmerkende soorten 2: afname in dominant positieve soorten 3: afname in dominant negatieve soorten
R7
EKR in aanwezigheid van rivierkreeften
Tabel 2: Overzicht van de eindscore van het gehele waterlichaam voor de watertypes R5 en R7 gebaseerd op fictieve berekeningen. De waarde van de eindscore wordt bepaald door de slechtst scorende deelmaatlat. De kleurencodes komen overeen met de kleurcodering van Van der Molen & Pot3) (zie tabel 1).
watertype
eindscore van het waterlichaam
veroorzaakt daarom niet per definitie een verlaging van de ecologische waterkwaliteit, zeker niet als het ecosysteem evengoed functioneert. Omdat de exoot in een dergelijk geval de inheemse soort heeft weggeconcurreerd, is hun aanwezigheid wel indirect zichtbaar in de scores op de KRW-maatlatten. Momenteel wordt op Europees niveau besproken hoe exoten in de beoordeling van de ecologische waterkwaliteit passen. De diverse lidstaten hebben hier een verschillende zienswijze op, waardoor de uitkomst van deze discussie nog onduidelijk is.
Conclusie Rivierkreeften kunnen potentieel de eindscore van een waterlichaam op de KRW-maatlatten sterk beïnvloeden, ook al zijn ze zelf niet in de maatlatten opgenomen. Eventuele effecten in het veld zijn hierdoor, en door het ontbreken van kwantitatieve gegevens over de aanwezigheid van rivierkreeften in het waterlichaam, moeilijk aan rivierkreeften toe te wijzen. Dit maakt het voor waterbeheerders lastig om gerichte maatregelen te nemen om alsnog de zogeheten GET-status te bereiken. In het geval van de exotische rivierkreeften lijkt er dus vooral behoefte te bestaan aan het aantonen van hun aanwezigheid in het waterlichaam en het kwantificeren van de effecten op de ecologische kwaliteitsratio onder veldomstandigheden. LITERATUUR 1) Niewold F. (2003). Kansen voor de Europese rivierkreeft Astacus astacus in Nederland. Alterra. Rapport 851. 2) Koese B. (2008). Kreeften; de Europese rivierkreeft Astacus astacus. In: De soorten van het leefgebiedenbeleid van Stichting EIS-Nederland., pag. 152-154. 3) Van der Molen D. en R. Pot (2007). Referenties en maatlatten voor natuurlijke watertypen voor de kaderrichtlijn water. STOWA. 4) Holdich D. (2002). Biology of freshwater crayfish. Blackwell Science. 5) Van der Meulen M. (2009). Alien freshwater species and their influence on the goals set by the Water Framework Directive. Master-thesis aan de Universiteit van Amsterdam. 6) Soes M. en J. Spier (2006). Onderzoek geknobbelde Amerikaanse rivierkreeft in de Kamerikse Wetering e.o.. Bureau Waardenburg. 7) STOWA (2009). Exotische rivierkreeften bedreigen behalen KRW-doelstellingen. Nieuwsbrief april, pag. 10.
slechts scorende deelmaatlat
rivierkreeften
scenario
R5
afwezig aanwezig
1 2 3
macrofyten macrofyten macrofyten macrofyten
R7
afwezig aanwezig
1 2 3
macrofyten macrofauna macrofyten macrofyten
H2O / 14/15 - 2009
43
voorop door mentaliteit voorop door mentaliteit
Krachtige rapportage Verticale integratie
Eindelijk een helder verhaal over zuiveringsinformatie
Service gebaseerd LIMS onafhankelijk Gebaseerd op standaarden Snel en eenvoudig in te richten Dashboard support Uitgebreide data-validatie
U weet het als geen ander: het zuiveren van afvalwater vraagt om betrouwbare kwantitatieve en kwalitatieve informatie. Alleen AquaVision biedt u de beste input voor het operationaliseren en optimaliseren van processen - de beste input om aan uw rapportageverplichting te voldoen. Kortom: op de meest makkelijke manier beschikken over de duidelijkste informatie. Altijd. Overal. Met specifieke gegevens voor de procestechnoloog, het management én de operator. Toegankelijk en razendsnel. Dit is het verhaal van AquaVision - een helder verhaal over zuiveringsinformatie. Meer weten? Bel 040 292 95 55 of kijk op www.hvl.nl
_ _____ ! W _ U E I _ _ N __ _
Op een andere manier onder de aandacht komen? Plaats uw bedrijf in de schijnwerpers via het Watervenster van H2O!
Uw logo
Uw boodschap Uw contactgegevens
De voordelen voor u: tAl uw bedrijfsinformatie overzichtelijk bij elkaar tRuimte om een duidelijke boodschap naar de H2O-lezer te brengen tSnel en makkelijk: u levert tekst en logo, wij verzorgen de opmaak Neem voor meer informatie contact op met: Roelien Voshol, 010 – 42 74 154 of Brigitte Laban, 010 – 42 74 152 Bereik ruim 4.500 kaderleden binnen de Nederlandse waterbranche met uw plaatsing in de nieuwe rubriek Watervenster!
agenda 1 september, Driebergen Nutriënten bijeenkomst over nutriënten en hun rol binnen het aquatisch ecosysteem en het waterkwaliteitsbeheer. Organisatie: STOWA en het Nederlands Platform voor Waterschapsecologen. Informatie: www.stowa.nl.
8 september, Ede IBA en de ongerioleerde percelen studiemiddag over wat er moet gebeuren met de laatste duizenden percelen in Nederland die niet op het riool aangesloten zullen worden. Organisatie: Debets BV. Informatie: (050) 524 84 25.
8 september, Utrecht Dag van het waterbeheer bijeenkomst over de haalbaarheid van waterplannen. Bestaat de kans dat rond de wateropgave de doelen niet op tijd gehaald worden? Rode draad vormen de ambities in het kader van de KRW. Organisatie: KIvI NIRIA afdeling voor waterbeheer en het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Informatie: Bert Pijpers,
[email protected] of Karen Willemsen,
[email protected].
9 september, Rotterdam Gebiedsontwikkeling jaarlijkse bijeenkomst waarop nu gebiedsontwikkeling centraal staat, met de presentatie van de uitkomsten van het zesjarige programma Vernieuwend Ruimtegebruik en het Praktijkboek Gebiedsontwikkeling NederLandBovenWater II. Organisatie: Habiforum. Informatie: (070) 364 87 03.
15 september, Amsterdam Natuurvriendelijke oevers studiemiddag over de handreiking voor natuurvriendelijke oevers die STOWA heeft opgesteld en het nog op te richten Platform Natuurvriendelijke Oevers. Organisatie: STOWA en CUR Bouw & Infra. Informatie: www.stowa.nl.
15 september, Arnhem Sediment toepassen voor klimaat: lessen in duurzaamheid symposium over de resultaten van WINN en WnT, met ‘s morgens aandacht voor relevante ontwikkelingen rond het thema ‘Toepassing van baggerspecie’. ‘s Middags is er ruimte voor interactie. Organisatie: Baggernet en de innovatieprogramma’s Waterinnovatie en Wegen naar de Toekomst, m.m.v. Deltares en de CUR. Informatie: (088) 866 21 86.
15 september, Delft Recent advances in water resources colloquiem-serie met bijdragen van prof. dr. Paul Meerts (‘Importance of boundaries and package dealing in international negotiations’) en drs. Ebel H. Smidt (‘Groundwater management and mediation’). Organisatie:Water resources-afdeling van de Faculteit voor Civiele Techniek en Geowetenschappen (TU Delft).
18 september, Driebergen De afvalwaterzuivering als energiefabriek II vervolg op het gelijknamige ‘uitverkochte’ symposium van afgelopen februari, met nieuwe presentaties over de energiebenutting bij de afvalwaterzuivering. Organisatie: themagroep afvalwaterzuivering Waternetwerk. Informatie: Berend Reitsma (06) 5122 6005 of Cora Uijterlinde (030) 232 11 99.
22 september, Den Haag Van plan tot uitvoering met de Miljoenennota vers in het geheugen kijkt het Waternetwerk naar de toekomst van de watersector aan de hand van het thema Van plan tot uitvoering. Organisatie: Waternetwerk. Informatie: www.waternwetwerk.nl.
24 september, Gorinchem Sluizen studiedag over het cultuurhistorische belang van sluizen en stuwen. Organisatie: Historische Sluizen en Stuwen Nederland, STOWA en de gemeente Gorinchem. Informatie: 06 39 25 09 10 of
[email protected].
29 september, Ede Afkoppeldag
9 oktober, Utrecht Waterwet voor overheden extra bijeenkomst voor de verschillende overheden over de Waterwet, met vooral aandacht voor kennisoverdracht en het uitwisselen van ervaringen. Herhaling van 2 juli. Organisatie: ministerie van Verkeer en Waterstaat. Informatie: Léonie den Heijer van Grontmij (0165) 56 71 55.
13 oktober, Utrecht Waterbodem uitgediept bijeenkomst voor iedereen die te maken heeft met waterbodembeleid en uitvoering, waarin de nieuwe regelgeving rond het waterbodemonderzoek wordt uitgediept, met specifiek aandacht voor de vele veranderingen die de Kwalibo regelgeving, de NEN’s 5717 en 5720 en de accreditatieschema’s AS2000 en AS3000 met zich meebrengen. Organisatie: Integraal Laboratorium Overleg Waterkwaliteitsbeheerders. Informatie: Irene Laan,
[email protected].
14 oktober, Rotterdam WaterWonen duurzaam, innovatief en praktijkgericht congres rond het thema ‘Water en stedelijke ontwikkeling’. Organisatie: vakblad WaterWonen. Informatie: www.nationaalwaterwonencongres.nl.
5-6 november, Rotterdam Dredging tools for the future congres en beurs over alles wat te maken heeft met (grootschalige) baggerprojecten. Organisatie: Central Dredging Association. Informatie: Anna Csiti, (015) 268 25 75 of
[email protected].
12-14 november, Assen Grond, groen en water
bijeenkomst over de nieuwe modelverordening van de VNG, waarmee gemeenten bewoners niet alleen kunnen stimuleren, maar ook dwingen op eigen terrein af te koppelen, met ook aandacht voor technische en praktische zaken op afkoppelgebied. Organisatie: Stichting RIONED. Informatie: www.riool.net.
nieuwe vakbeurs die zich richt op alle facetten van de GWW-markt, met onder meer aandacht voor watermanagement en het zuiveren van waterstromen op grote én op kleine schaal. Organisatie: Expo Management. Informatie: Johan Wolters,
[email protected].
6-9 oktober, ‘s-Hertogenbosch Riolering en stedelijk watermanagement
23-24 november, Soestduinen Nationale Waterconferentie
vakbeurs over riolering en stedelijk watermanagement. Organisatie: Holapress. Informatie: (040) 208 60 43.
tweedaags jaarlijks terugkerend congres over de actuele stand van zaken met betrekking tot het waterbeheer in Nederland. Organisatie: Studiecentrum voor Bedrijf en Overheid. Informatie: (040) 297 49 80.
8 oktober, Utrecht De Kier; vrij baan voor Europese vis Deskundigen belichten het effect van de opening van ‘De Kier’in de Haringvlietsluizen op vis. Duitse experts gaan in op de betekenis van ‘De Kier’ op de geplande herintroductie van zalm en elft. . Organisatie; DG Rijkswaterstaat Waterdienst. Informatie:
[email protected]
H2O / 14/15 - 2009
45
handel & industrie Een visveilige vijzel De conventionele vijzels van Spaans Babcock zijn met een kleine aanpassing aan het instroomgedeelte van het gemaal visveiliger dan speciaal aangepaste gemalen (buisvijzel met aangepaste instroom). In het eerste geval passeert 95 procent van de vissen de vijzel schadevrij, in het tweede is dat slechts 65 procent. Dat blijkt uit onderzoek dat het bedrijf in opdracht en samen met het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard uitvoerde. Het hoogheemraadschap staat op het punt een gemaal te vervangen en wil dat het voldoet aan de eisen en richtlijnen voor vrije vismigratie.
Volgens de Kaderrichtlijn Water moeten de waterbeheerders in 2015 de ecologische kwaliteit van het water op orde hebben. Zij moeten dit onder meer aflezen aan de visstand en moeten daarom zorgen voor de veilige passeerbaarheid van vissen door gemalen. Voor meer informatie: Cor Jansen (0514) 60 82 82.
Een gemaal met aangepaste instroom. Hier komt tweederde van de vissen ongeschonden doorheen.
Innovatief kunststof insteeksysteem voor leidingen
Slim 3Dontwerpmodel voor waterinstallaties Witteveen+Bos maakt sinds 2008 gebruik van een multidisciplinair informatiemodel bij het ontwerpen van drinkwater- en afvalwaterinstallaties. Dit levert een integraal 3D-ontwerpmodel op van de gehele installatie, waarbinnen alle disciplines (civiele techniek, bouwkunde, werktuigbouwkunde en elektrotechniek) zijn verwerkt. Witteveen+Bos stapt op basis van de ervaringen volledig over op deze 3D-ontwerpmethode, die kan communiceren met conventionele 2D-tekenpakketen als AutoCAD. De betrokken disciplines werken elk met hun eigen specifieke ontwerpsoftware aan hetzelfde project, in één centrale databank. Het samen ontwerpen van alle disciplines in één model geeft grote voordelen in de afstemming van het ontwerpproces en het tekenwerk. Ruimtelijke knelpunten, zoals kruisende leidingen, niet passende aansluitingen en foutieve doorsneden zijn direct te signaleren en door de ontwerper aan te passen. De levensechte driedimensionale weergave van het ontwerp en de mogelijkheid virtueel door de nieuwe installaties te ‘lopen’, geven een groot ruimtelijk inzicht. Dit versterkt het beeld van de nieuw ontworpen situatie en maakt de gevolgen voor de bedrijfsvoering en onderhoudbaarheid van de installatie inzichtelijk.
Geberit, tijdens het Sustainability Congress in Bonn uitgeroepen tot de duurzaamste onderneming van dit jaar, lanceert een innovatie op het gebied van leidinginstallaties: PushFit. Het is een robuust en flexibel kunststof insteeksysteem voor onder meer drinkwatertoepassingen dat, dankzij een nieuwe fitting met een groot inspectievenster, betrouwbare verbindingen zichtbaar garandeert. Het assortiment bestaat uit een groot aantal fittingen, adapters en systeemleidingen met de diameters 16, 20 en 25 mm. Door de snelheid en flexibiliteit van het systeem is PushFit geschikt voor de leidingaftakkingen per verdieping vanaf de standleiding. Het systeem maakt het mogelijk moeiteloos een absoluut dichte en zichtbaar betrouwbare insteekverbinding te maken. De installateur hoeft slechts voor een correct gekalibreerde meerlagenbuis te zorgen om in de fitting te steken. Zodra de twee afdichtringen in de fitting veilig contact maken met de buis en deze tot de aanslag in de fitting wordt geschoven, verschijnt de groene insteekindicator in het inspectievenster. De verbinding is dan absoluut dicht. Voor meer informatie: (030) 605 77 32.
46
H2O / 14/15 - 2009
Het nieuwe kunststof insteeksysteem voor drinkwaterleidingen.
Witteveen+Bos bouwde de afgelopen jaren een complete bibliotheek met 3D-BIMcomponenten voor de drinkwater- en afvalwatersector. Door alle ontwerpgegevens in een centrale databank vast te leggen, vormt het BIM-model een goede basis voor het opstellen van beheer- en onderhoudsplannen. Witteveen+Bos heeft besloten de BIM-systematiek verder te ontwikkelen en uit te breiden binnen andere disciplines. Voor meer informatie: Marc Scheres (0570) 61 79 70.
Watervenster Keller Meettechniek BV Keller Meettechniek BV is de Nederlandse vestiging en 100% dochter van KELLER AG für Druckmesstechnik uit Zwitserland. Met de productie van meer dan 900.000 industriële druksensoren per jaar behoort Keller tot de aller grootste spelers van de wereld. In Nederland behoort Keller tot de grootste spelers in de markt van grondwater-, en riooloverstortmetingen . Met name de DCX22 datalogger serie en de nieuwe GSM2 modemlogger scoren zeer hoge ogen binnen
de Nederlandse en Belgische watersector. De combinatie van betrouwbare Zwitserse precisie en Nederlandse prijzen hebben Keller één van de meest vooraanstaande marktpartijen gemaakt. KELLER Meettechniek BV T +31-182-399840 F +31-182-399841 E
[email protected] I www.keller-holland.nl
MWH en hechte relaties. Onze medewerkers vormen daarbij onze grootste kracht. Hierbij koppelen we onze lokale kracht aan een wereldwijd netwerk van 170 vestigingen. MWH heeft in Noord-Europa vestigingen in Amsterdam, Arnhem, Delft en Mechelen (België).
MWH biedt wereldwijd succesvolle en duurzame oplossingen voor hedendaagse vraagstukken op het gebied van water, milieu en ruimte, afval en energie. We leveren oplossingen waar overheden, havens en industrie daadwerkelijk behoefte aan hebben. Immers voor MWH moet innovatie een doel dienen. MWH adviseert en ondersteunt haar opdrachtgevers vanuit een persoonlijke aanpak en een stevige deskundigheid en streeft daarbij naar lange
Contact MWH vestigingen: Delft T + 31 (0)15 751 23 00 Arnhem T + 31(0)26 751 33 00 Amsterdam T +31 (0)20 751 43 00 Mechelen T +32 (0)15 44 39 00 I www.mwhglobal.nl en www.mwhglobal.com
Schlumberger Water Services Van Essen Instruments maakt sinds 2001 deel uit van Schlumberger Water Services (SWS). Dankzij de overname van diverse bedrijven in de afgelopen jaren heeft SWS zich gespecialiseerd in het aanbieden van producten en advisering op het gebied van grondwaterbeheer. Zo voeren wij in het MiddenOosten projecten uit op het gebied van Aquifer Storage Recovery. In Zuid-Amerika werkt SWS aan projecten in de mijnbouw en het beheer van grondwatervoorraden.
De werkzaamheden van SWS in Nederland richten zich voornamelijk op de monitoring van grondwater. De monitoringsdiensten bestaan niet alleen uit het leveren van Diver dataloggers, maar ook het ontwerp, beheer en analyse van data zijn onderdeel van deze werkzaamheden.
Schlumberger Water Services Delftechpark 20, 2628 XH Delft Postbus 553, 2600 AN Delft T 015 275 5000; F 015 275 5055 E
[email protected] I www.water.slb.com en www.swstechnology.com
Nelis Infra Relining is het van binnenuit renoveren van bestaande leidingen, zonder deze op te graven. Het toepassen van relining (=sleufloze leidingrenovatietechniek) is economisch aantrekkelijk, veroorzaakt minder overlast, is duurzaam en beperkt de CO2 uitstoot. Nelis Infra, actief op het gebied van leidinginstallatietechnieken, droge waterbouw en heiwerken heeft zich ontwikkeld als
specialist op het gebied van relining. Nelis Infra biedt het meest complete pakket van reliningstechnieken in Nederland, voor gas-, water-, riool- en procesleidingen. Onze dienstverlening omvat; advies, ontwerp, planfase, uitvoering en onderhoud. Nelis Infra is onderdeel van de werkmaatschappij BAM Infratechniek van de Koninklijke BAM Groep NV.
Nelis Infra bv T 020 - 407 22 22 F 020 - 407 22 23 E
[email protected] I www.nelisinfra.nl
Wij houden het graag luchtig
Atlas Copco is een begrip op het gebied van perslucht en loopt voorop als het gaat om kwaliteit, betrouwbaarheid en innovatie. We ontwerpen en fabriceren iedere machine volgens de laatste techniek, met de beste materialen en onder de hoogste kwaliteitsnormen. Ook besteden we veel aandacht aan het bedenken van milieuvriendelijke oplossingen. Het ontwerp van onze serie lagedruk compressoren is daar slechts één voorbeeld van. Deze machines hebben een absoluut olievrije werking, een aangenaam geluidsniveau van 67 dB(A), een extreem laag energieverbruik en een plug en play concept dat een aparte fundering en extra leidingwerk overbodig maakt. Wilt u weten wat de beste persluchtoplossing voor u is? Neem dan vrijblijvend contact met ons op. Ons telefoonnummer is 078-6230 230. U kunt ook mailen naar
[email protected]. Onze persluchtspecialisten geven u een advies op maat.
Atlas Copco Compressors Nederland Merwedeweg 7, 3336 LG Zwijndrecht Postbus 200, 3330 AE Zwijndrecht Tel (078) 6230 230 Fax (078) 6100 670
Het brede leveringsprogramma van Atlas Copco omvat ook hogedruk lucht- en gascompressoren in verschillende capaciteiten, met of zonder frequentieregeling, persluchtdrogers, persluchtfilters, oliewaterscheiders, persluchtleidingsystemen, gereedschappen, generatoren, rots- en mijnbouwapparatuur. Committed to your superior productivity.
60 jaar in Nederland in de lucht
www.atlascopco.nl